ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 288

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

60e jaargang
7 november 2017


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Kennisgeving betreffende de voorlopige toepassing van de bilaterale overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika inzake prudentiële maatregelen betreffende verzekering en herverzekering

1

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1992 van de Commissie van 6 november 2017 tot inschrijving van een naam in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen Slavonski kulen/Slavonski kulin (BGA)

2

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1993 van de Commissie van 6 november 2017 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde open weefsels van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China zoals uitgebreid tot bepaalde open weefsels van glasvezels verzonden vanuit India, Indonesië, Maleisië, Taiwan en Thailand, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit deze landen, naar aanleiding van een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad

4

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1994 van de Commissie van 6 november 2017 tot opening van een nieuw onderzoek in verband met de Uitvoeringsverordeningen (EU) 2016/184 en (EU) 2016/185 tot uitbreiding van het definitieve compenserende recht respectievelijk het definitieve antidumpingrecht op fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan (cellen), van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China, tot fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan (cellen), verzonden uit Maleisië en Taiwan, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië en Taiwan, met het oog op de vaststelling of één Maleisische producent-exporteur van die maatregelen kan worden vrijgesteld, tot intrekking van het antidumpingrecht ten aanzien van de invoer afkomstig van die producent-exporteur en tot registratie van die invoer

30

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2017/1995 van de Commissie van 6 november 2017 tot handhaving in het Publicatieblad van de Europese Unie van de referentie van geharmoniseerde norm EN 13341:2005 + A1:2011 betreffende niet-verplaatsbare thermoplastische tanks voor bovengrondse opslag van huisbrandstookolie, kerosine en dieselbrandstof overeenkomstig Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

36

 

*

Besluit (EU) 2017/1996 van de Commissie van 6 november 2017 tot handhaving in het Publicatieblad van de Europese Unie van de referentie van geharmoniseerde norm EN 12285-2:2005 betreffende fabrieksmatig vervaardigde stalen tanks overeenkomstig Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

39

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

7.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 288/1


Kennisgeving betreffende de voorlopige toepassing van de bilaterale overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika inzake prudentiële maatregelen betreffende verzekering en herverzekering

De Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika hebben elkaar kennis gegeven van de voltooiing van de noodzakelijke procedures voor de voorlopige toepassing van de bilaterale overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika inzake prudentiële maatregelen betreffende verzekering en herverzekering (1). Bijgevolg wordt de overeenkomst, op grond van artikel 10, lid 2, onder a), ervan, voorlopig toegepast met ingang van 7 november 2017.

Krachtens artikel 3 van Besluit (EU) 2017/1792 van de Raad (2) betreffende de ondertekening en voorlopige toepassing van de overeenkomst, wordt de overeenkomst, onder de daarin vervatte voorwaarden, voorlopig toegepast overeenkomstig de artikelen 9 en 10 van de overeenkomst, in afwachting van de voltooiing van de noodzakelijke procedures voor de sluiting van de overeenkomst.


(1)  PB L 258 van 6.10.2017, blz. 4.

(2)  PB L 258 van 6.10.2017, blz. 1.


VERORDENINGEN

7.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 288/2


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/1992 VAN DE COMMISSIE

van 6 november 2017

tot inschrijving van een naam in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen „Slavonski kulen”/„Slavonski kulin” (BGA)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 15, lid 1, en artikel 52, lid 3, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de door Kroatië ingediende aanvraag tot registratie van de naam „Slavonski kulen”/„Slavonski kulin” als beschermde geografische aanduiding (BGA) bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2).

(2)

Op 11 februari 2016 heeft de Commissie een aankondiging van bezwaar ontvangen van Slovenië. Het desbetreffende met redenen omklede bezwaarschrift is door de Commissie ontvangen op 7 april 2016.

(3)

Aangezien de Commissie het bezwaar ontvankelijk achtte, heeft zij Kroatië en Slovenië bij brief van 13 mei 2016 verzocht om overeenkomstig hun interne procedures gedurende een periode van drie maanden op gepaste wijze overleg te plegen om tot een akkoord te komen.

(4)

De partijen hebben geen overeenstemming bereikt. De informatie over het gepaste overleg tussen Kroatië en Slovenië is aan de Commissie verstrekt. Derhalve dient de Commissie een besluit te nemen overeenkomstig de in artikel 52, lid 3, onder b), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 bedoelde procedure en daarbij rekening te houden met de resultaten van dat overleg.

(5)

De Commissie heeft de argumenten van het met redenen omklede bezwaarschrift en de haar verstrekte informatie over het overleg tussen de betrokken partijen beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de naam „Slavonski kulen”/„Slavonski kulin” mag worden ingeschreven als BGA.

(6)

Overeenkomstig artikel 10, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft de indiener van het bezwaar aangevoerd dat de registratie van „Slavonski kulen”/„Slavonski kulin” als beschermde geografische aanduiding schade zou toebrengen aan een bestaande identieke naam van een product dat vóór de datum van de bekendmaking als bedoeld in artikel 50, lid 2, onder a), meer dan vijf jaar legaal op de markt was.

(7)

Volgens de indiener van het bezwaar wordt Slavonski kulen reeds meer dan 25 jaar legaal geproduceerd en in de handel gebracht door de Sloveense producent Celjske mesnine d.d., die jaarlijks gemiddeld ongeveer 70 ton produceert. De omzet uit de verkoop van de Sloveense Slavonski kulen bedraagt ongeveer 450 000 EUR per jaar en blijft groeien dankzij de hoge kwaliteit van het product. Er is bewijs geleverd dat in Slovenië geproduceerde Slavonski kulen de jongste tien jaar in de handel is gebracht in Slovenië, in andere EU-landen (Oostenrijk, Duitsland, Denemarken, Zweden en Kroatië) en in derde landen (Servië, Bosnië en Herzegovina).

(8)

De indiener van het bezwaar heeft aangevoerd, en er is geen bewijs van het tegendeel geleverd, dat het gebruik van de naam Slavonski kulen in Slovenië nooit bedoeld was om munt te slaan uit de faam van de naam van het Kroatische product en dat consumenten nooit werden misleid over de oorsprong van het product.

(9)

In het licht van het bovenstaande zou de registratie van de naam „Slavonski kulen”/„Slavonski kulin” als BGA, en het daaruit voortvloeiende verbod op het gebruik van die naam, schade toebrengen aan een bestaande identieke productnaam die door Celjske mesnine wordt gebruikt. De eisen voor de registratie van de naam „Slavonski kulen”/„Slavonski kulin” (BGA) werden niet betwist. Deze naam komt derhalve in aanmerking voor registratie als BGA.

(10)

In het licht van de in het Sloveense bezwaarschrift opgenomen informatie, waaruit blijkt dat in Slovenië geproduceerde Slavonski kulen onder die naam gedurende meer dan 5 jaar maar niet meer dan 25 jaar legaal in de handel was, is het passend te voorzien in een overgangsperiode van 5 jaar voor de Sloveense onderneming Celjske mesnine d.d., waardoor zij de naam die door de registratie in het gedrang komt, nog kan gebruiken terwijl zij de marketing van haar producten aanpast.

(11)

Hoewel de bescherming wordt verleend voor de term „Slavonski kulen”/„Slavonski kulin” als geheel, mag het niet-geografische element van die term, „kulen”/„kulin”, waarmee een soort worst wordt bedoeld, in de hele Unie verder worden gebruikt, ook in vertalingen, mits de in de rechtsorde van de Unie geldende beginselen en voorschriften in acht worden genomen.

(12)

In het licht van het voorafgaande dient de naam „Slavonski kulen”/„Slavonski kulin” te worden opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

(13)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité kwaliteitsbeleid inzake landbouwproducten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De naam „Slavonski kulen”/„Slavonski kulin” (BGA) wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Met de naam in de eerste alinea wordt een product aangeduid van categorie 1.2. (Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt enz.)) als opgenomen in bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 (3) van de Commissie.

Artikel 2

Het gebruik van de term „kulen”/„kulin” blijft, ook in vertalingen, in de hele Europese Unie toegestaan, mits de beginselen en regels die in de rechtsorde van de Europese Unie gelden, in acht worden genomen.

Artikel 3

De Sloveense onderneming Celjske mesnine d.d. mag de term „Slavonski kulen” nog gedurende een periode van vijf jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening gebruiken om producten aan te duiden die niet aan het productdossier voor „Slavonski kulen”/„Slavonski kulin” (BGA) voldoen.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 november 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB C 375 van 12.11.2015, blz. 9.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 179 van 19.6.2014, blz. 36).


7.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 288/4


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/1993 VAN DE COMMISSIE

van 6 november 2017

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde open weefsels van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China zoals uitgebreid tot bepaalde open weefsels van glasvezels verzonden vanuit India, Indonesië, Maleisië, Taiwan en Thailand, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit deze landen, naar aanleiding van een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) („de basisverordening”), en met name artikel 11, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDUREREGELS

1.1.   Geldende maatregelen

(1)

Naar aanleiding van een antidumpingonderzoek („het oorspronkelijke onderzoek”) heeft de Raad bij Verordening (EU) nr. 791/2011 (2) een definitief antidumpingrecht variërend van 48,4 % tot 62,9 % ingesteld op de invoer van bepaalde open weefsels van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de VRC” of „het betrokken land”). Deze maatregelen worden hierna „de geldende maatregelen” genoemd.

(2)

In juli 2012, na een onderzoek naar ontwijking op grond van artikel 13 van de basisverordening, heeft de Raad bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 672/2012 (3) van de geldende maatregelen de heffing die van toepassing was op alle andere bedrijven uitgebreid naar invoer van het betrokken product, verzonden vanuit Maleisië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië.

(3)

In januari 2013, na een onderzoek naar ontwijking, op grond van artikel 13 van de basisverordening, heeft de Raad bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 21/2013 (4) van de geldende maatregelen de heffing die van toepassing was op alle andere bedrijven uitgebreid naar invoer van het betrokken product, verzonden vanuit Taiwan en Thailand, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Taiwan en Thailand.

(4)

In december 2013, na een onderzoek naar ontwijking op grond van artikel 13 van de basisverordening, heeft de Raad bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1371/2013 (5) van de geldende maatregelen de heffing die van toepassing was op alle andere bedrijven uitgebreid naar invoer van het betrokken product, verzonden vanuit India en Indonesië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit India en Indonesië.

(5)

In september 2014, na een onderzoek naar ontwijking op grond van artikel 13 van de basisverordening, heeft de Commissie bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 976/2014 (6) van de geldende maatregelen het recht tevens uitgebreid tot bepaalde enigszins gewijzigde open weefsels van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

(6)

In september 2015, na een onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, en artikel 13, lid 4, van de basisverordening, heeft de Commissie bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1507 (7) uiteindelijk bepaalde Indiase producenten uitgesloten van het recht dat van toepassing is op invoer van het betrokken product, verzonden vanuit India, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit India.

1.2.   Verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen

(7)

Na de bekendmaking van een bericht dat de geldende antidumpingmaatregelen inzake de invoer van bepaalde open weefsels van glasvezels van oorsprong uit de VRC op korte termijn zouden vervallen (8), heeft de Commissie een op artikel 11, lid 2, van de basisverordening gebaseerd verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen ontvangen.

(8)

Het verzoek is ingediend door de Alliance for the Defence of Open Mesh Fabrics („ADOMF” of „de indiener van het verzoek”) namens producenten die goed zijn voor meer dan 25 % van de totale productie in de Unie van bepaalde open weefsels van glasvezels.

(9)

De reden voor dit verzoek was dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot een voortzetting van dumping en herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie.

1.3.   Opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen

(10)

Na te hebben vastgesteld dat er voldoende bewijsmateriaal was om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te openen, kondigde de Commissie op 9 augustus 2016 door bekendmaking van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (9) („het bericht van opening”) de opening aan van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening.

1.4.   Onderzoek

Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode

(11)

Het onderzoek naar de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping had betrekking op de periode van woensdag 1 juli 2015 tot en met donderdag 30 juni 2016 („het tijdvak van het nieuwe onderzoek” of „TNO”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade had betrekking op de periode van dinsdag 1 januari 2013 tot het eind van het TNO („de beoordelingsperiode”).

Betrokken partijen

(12)

In het bericht van opening heeft de Commissie de belanghebbenden uitgenodigd contact met haar op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Bovendien heeft de Commissie de indiener van het verzoek, andere haar bekende producenten in de Unie, producenten-exporteurs, importeurs en gebruikers in de Unie waarvan bekend is dat zij hierbij betrokken zijn, alsmede de Chinese autoriteiten specifiek op de hoogte gesteld van de opening van het nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen en hen uitgenodigd eraan mee te werken.

(13)

De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening genoemde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord. Alle belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld te verzoeken om een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures. In dit verband zijn vier hoorzittingen, waaronder twee met de raadadviseur-auditeur, gehouden op verzoek van sommige producenten in de Unie, de Europese vereniging van producenten van technische weefsels, en Chinese producenten.

Steekproeven

a)   Steekproef van producenten-exporteurs in de VRC

(14)

In het bericht van opening heeft de Commissie verklaard dat zij mogelijk een steekproef van producenten-exporteurs zou samenstellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening.

(15)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te kunnen stellen, heeft de Commissie alle 13 bekende producenten-exporteurs in de VRC verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken. Bovendien heeft de Commissie de vertegenwoordiging van de Volksrepubliek China bij de Europese Unie verzocht mogelijke andere producenten-exporteurs die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek, op te sporen en/of met hen contact op te nemen.

(16)

Geen van de Chinese producenten-exporteurs heeft de gevraagde informatie verstrekt. De Chinese autoriteiten zijn op de hoogte gebracht van de niet-medewerking.

(17)

Niettemin hebben de niet-medewerkende Chinese producenten-exporteurs opmerkingen gestuurd waarin zij de juistheid van het verzoek in twijfel trokken en argumenten aandroegen tegen de voortzetting van de maatregelen.

b)   Steekproef van producenten in de Unie

(18)

In het bericht van opening heeft de Commissie verklaard dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening heeft de Commissie de steekproef samengesteld op basis van het grootste representatieve productie- en verkoopvolume, waarbij ook rekening werd gehouden met de geografische spreiding. De voorlopige steekproef bestond uit drie producenten in de Unie. De Commissie heeft de belanghebbenden om opmerkingen ten aanzien van de voorlopige steekproef verzocht. De in de steekproef opgenomen producent in de Unie Asglatex Ohorn GmbH, die niet tot de grootste producenten behoorde, maar als kmo werd aangemerkt, leverde een zeer onvolledig ingevulde vragenlijst aan, waarin bovendien werd benadrukt dat bepaalde informatie over hoeveelheden die voorafgaand aan de openingsfase was verstrekt en op basis waarvan hij voor de steekproef was geselecteerd, moest worden gecorrigeerd. Bovendien gaf hij aan dat een verificatie van de informatie bemoeilijkt zou kunnen worden vanwege het vertrek van het personeel dat het antwoord had voorbereid. Derhalve besloot de Commissie de steekproef te wijzigen door deze producent in de Unie te vervangen door de op twee na grootste producent in de Unie, Tolnatext Fonalfeldolgozo es Müszakiszovetgyarto Bt. Nadat zij binnen de gestelde termijn geen opmerkingen over de herziene steekproef had ontvangen, bevestigde de Commissie de steekproef als herzien. De uiteindelijke steekproef kwam in het tijdvak van het nieuwe onderzoek overeen met meer dan 70 % van de totale productie en verkoop in de Unie en werd derhalve als representatief voor de bedrijfstak van de Unie beschouwd.

c)   Steekproef van niet-verbonden importeurs

(19)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie alle haar bekende niet-verbonden importeurs verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken.

(20)

De Commissie heeft contact opgenomen met 28 haar bekende importeurs/gebruikers. Slechts één van hen heeft het steekproefformulier ingevuld, waardoor een steekproefonderzoek niet als gerechtvaardigd werd beschouwd.

Vragenlijsten

(21)

De Commissie heeft vragenlijsten toegezonden aan drie medewerkende producenten in het referentieland, de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, drie niet-verbonden importeurs en vijf potentiële gebruikers in de Unie.

(22)

De Commissie heeft van de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en van drie producenten in de potentiële referentielanden (Canada en India) antwoorden op de vragenlijst ontvangen.

Controlebezoeken

(23)

De Commissie verzamelde en controleerde alle gegevens die zij nodig achtte om de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping, de waarschijnlijkheid van herhaling van schade en het belang van de Unie te bepalen. Op grond van artikel 16 van de basisverordening zijn controlebezoeken gebracht aan de bedrijfsruimten van de volgende bedrijven:

a)

producenten in de Unie

Saint Gobain Adfors cz S.r.o, Litomysl, Tsjechië,

Tolnatext Fonalfeldolgozo es Müszakiszovetgyarto Bt., Tolna, Hongarije,

JSC Valmieras Stikla Skiedra, Valmiera, Letland;

b)

producent in het referentieland

Saint-Gobain ADFORS Canada Ltd, Midland, Ontario, Canada.

Vervolg van de procedure

(24)

Op 26 juni 2017 heeft de Commissie de belangrijkste feiten en overwegingen meegedeeld op basis waarvan zij voornemens is het antidumpingrecht in te trekken („mededeling van feiten en overwegingen”). Alle partijen konden binnen een bepaalde termijn opmerkingen indienen ten aanzien van de mededeling van feiten en overwegingen. De indiener van het verzoek heeft schriftelijke opmerkingen ingediend waarin hij zijn standpunt ten aanzien van de bevindingen van de Commissie kenbaar heeft gemaakt. Het komt erop neer dat de indiener van het verzoek bezwaar maakte tegen de voorlopige conclusie van de Commissie dat de schade waarschijnlijk niet herhaald zal worden als de maatregelen zouden komen te vervallen. In plaats daarvan beweerde hij dat de verwachte stijging van de invoer zou leiden tot een herhaling van aanmerkelijke schade. Deze partij heeft ook verzocht de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures (de „raadadviseur-auditeur”) in te schakelen en heeft na die hoorzitting aanvullende informatie ingediend.

(25)

Na een grondige analyse van de informatie waarover de Commissie beschikte en de informatie die na de mededeling van feiten en overwegingen was ingediend, paste de Commissie haar bevindingen aan. In het stadium van de mededeling van feiten en overwegingen was de Commissie van mening dat herhaling van de schade onwaarschijnlijk was indien de maatregelen zouden komen te vervallen. Echter, rekening houdend met de informatie die na de mededeling van feiten en overwegingen werd ingediend, aanvaardde de Commissie het argument van de indiener van het verzoek dat de kwaliteit van het product uit China zich had ontwikkeld tot een niveau dat gelijkwaardig is aan die van de bedrijfstak van de Unie. Dat belangrijke besluit resulteerde in de bevinding van prijsonderbieding en wierp een geheel ander licht op de analyse van de waarschijnlijkheid van herhaling van schade.

(26)

Dientengevolge heeft de Commissie alle betrokken partijen op 6 september 2017 in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op basis waarvan zij voornemens was een definitief antidumpingrecht op bepaalde open weefsels van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China in te stellen („de aanvullende mededeling”). Na de aanvullende mededeling heeft de Commissie opmerkingen van verschillende partijen ontvangen.

(27)

De Chinese producenten maakten schriftelijk hun standpunt over de bevindingen van de Commissie en de algehele beoordeling kenbaar. De Chinese producenten voerden allereerst aan dat de Commissie de in het oorspronkelijke onderzoek gebruikte methode zou hebben gewijzigd door de kwaliteitscorrectie niet toe te passen op haar berekeningen van de prijsonderbieding in het onderhavige geval (zie overweging 97). Aangezien deze vermeende wijziging zou resulteren in een andere conclusie inzake de waarschijnlijkheid van herhaling van schade indien de maatregelen tegen China zouden komen te vervallen, maakten de Chinese producenten bezwaar tegen deze conclusie. Daarnaast merkten zij voorts op dat de aanvullende mededeling een aantal elementen niet bevatte die wel in de eerste mededeling van feiten en overwegingen stonden. Ten slotte beweerden zij dat het de Commissie niet langer was toegestaan om de referentielandmethode te gebruiken, aangezien zij de methode voor het vaststellen van de normale waarde toch al zou hebben gewijzigd ten opzichte van het oorspronkelijke onderzoek.

(28)

De indiener van het verzoek maakte zijn standpunt kenbaar door te zeggen dat de opening van een tussentijds nieuw onderzoek, zoals door de Commissie werd voorgesteld in de aanvullende mededeling, alleen moest worden overwogen als de Chinese producenten-exporteurs een naar behoren met redenen omkleed verzoek voor een dergelijk nieuw onderzoek zouden indienen. In dit verband wijst de Commissie erop dat zij zou kunnen overwegen of het wenselijk zou zijn om ambtshalve een tussentijds nieuw onderzoek te starten, om uiteindelijk te bepalen wat het effect is van het kwaliteitsaspect op de uitvoerprijzen van het betrokken product, en bijgevolg op de dumping- en schademarges, alsook de situatie van de twee groepen producenten (de verticaal geïntegreerde en de andere producenten, ook wel „weverijen” genoemd, zie overweging 117) in detail beschreven, teneinde ervoor te zorgen dat de prestatie-indicatoren voor deze producenten niet worden verstoord door de dominantie in de steekproef van een groep over de andere.

(29)

Tijdens een hoorzitting met de diensten van de Commissie na de aanvullende mededeling, hebben de Chinese autoriteiten ook een verklaring afgelegd waarin zij aanvoerden dat de correctie als bedoeld in overweging 97 gehandhaafd zou moeten worden.

(30)

De opmerkingen van de belanghebbenden zijn onderzocht en indien passend in aanmerking genomen.

2.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

2.1.   Betrokken product

(31)

Het betrokken product is bepaalde open weefsels van glasvezels, met een celgrootte van meer dan 1,8 mm in zowel lengte als breedte en met een gewicht van meer dan 35 g/m2, met uitzondering van glasvezelschijven, en van oorsprong uit de VRC („het onderzochte product”), die momenteel zijn ingedeeld onder de GN-codes ex 7019 51 00 en ex 7019 59 00 (Taric-codes 7019510019 en 7019590019).

(32)

Open weefsels van glasvezels kunnen worden aangetroffen in verschillende celgroottes en gewicht per vierkante meter en worden meestal gebruikt als versterkend materiaal in de bouwsector (externe thermische isolatie, versterking van vloeren, en muurreparatie).

2.2.   Soortgelijk product

(33)

Uit het onderzoek is gebleken dat de volgende producten dezelfde fysische en technische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde basisdoeleinden worden gebruikt:

het betrokken product,

het product dat door de geselecteerde producent in Canada, dat als referentieland fungeerde, wordt geproduceerd en verkocht,

het in de Unie door de bedrijfstak van de Unie vervaardigde en verkochte product.

(34)

De Commissie heeft geconcludeerd dat deze producten soortgelijke producten waren in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

3.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING

3.1.   Inleidende opmerkingen

(35)

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie eerst onderzocht of voortzetting of herhaling van dumping bij uitvoer uit de VRC waarschijnlijk is indien de bestaande maatregelen komen te vervallen.

(36)

Geen enkele Chinese producent-exporteur verleende medewerking aan het onderzoek. Bij gebrek aan medewerking van de producenten-exporteurs in de VRC werd de algemene analyse, met inbegrip van de dumpingberekening, overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens gebaseerd. De waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping is dus beoordeeld aan de hand van het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, in combinatie met andere informatiebronnen, zoals handelsstatistieken over in- en uitvoer (Eurostat en uitvoergegevens van de VRC), het antwoord van de producent in het referentieland en de opmerkingen van de Chinese producenten-exporteurs, alsook door de indiener van het verzoek aangeleverd bewijs.

3.2.   Invoer met dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek

a)   Referentieland

(37)

In het bericht van opening heeft de Commissie de belanghebbenden meegedeeld dat zij de intentie had Canada als mogelijk referentieland te gebruiken en nodigde zij de partijen uit opmerkingen in te dienen. In het oorspronkelijke onderzoek was Canada als geschikt referentieland gebruikt. Andere potentiële referentielanden die in het bericht van opening werden genoemd waren: Bangladesh, India, Indonesië, Moldavië, de Filipijnen, Taiwan, Thailand, en Turkije.

(38)

Er zijn ook brieven toegezonden aan alle bekende daadwerkelijke producenten van bepaalde open weefsels van glasvezels in Bangladesh, India, de Filipijnen en Turkije, waarin hen werd gevraagd om mee te werken aan het onderzoek en waarbij een vragenlijst voor het referentieland was bijgesloten. In landen waar voor zover bekend geen producenten zijn gevestigd, zijn de nationale autoriteiten verzocht om informatie over producenten. Er zijn antwoorden ontvangen van twee echte producenten in India.

(39)

Medewerking werd alleen ontvangen van één Canadese producent en twee echte producenten uit India.

Keuze van het referentieland

(40)

Voor wat betreft de keuze tussen India en Canada heeft de Commissie om de volgende redenen voor Canada gekozen: i) zoals hierboven vermeld was Canada het referentieland in het oorspronkelijke onderzoek; ii) de productiehoeveelheden van de medewerkende Canadese producent (tussen 20 miljoen en 30 miljoen vierkante meter) waren vergelijkbaar met de productiehoeveelheden van de in de steekproef opgenomen (grootste) Chinese producenten in het oorspronkelijke onderzoek (productiehoeveelheden tussen 23 miljoen en 59 miljoen vierkante meter). De kostenstructuur en schaalvoordelen in Canada vertoonden daarom waarschijnlijk meer overeenkomsten met de Chinese producenten. Ondanks het gebrek aan medewerking door Chinese exporteurs in dit geval, is er geen reden om aan te nemen dat deze situatie niet langer van toepassing is. De twee Indiase producenten waren daarentegen kleiner (productie tussen de 1 en 5 miljoen vierkante meter) en waren daarom niet vergelijkbaar met de Chinese producenten in termen van kostenstructuur en schaalvoordelen; iii) de binnenlandse verkoop van de Canadese producent was hoger dan de binnenlandse verkoop van de twee medewerkende Indiase producenten bij elkaar, en vormde daardoor een meer representatieve basis voor het vaststellen van de normale waarde.

Opmerkingen van belanghebbenden over de keuze van het referentieland

(41)

De Chinese producenten merkten bij wijze van eerste betoog op dat de Commissie naar hun mening geen gebruik meer mag maken van de referentielandmethode. Indien deze wijze toch werd gebruikt, waren zij bij wijze van tweede betoog tegen de keuze van Canada en verzochten zij om de volgende redenen om een ander referentieland: i) bevindingen op basis van slechts één producent zouden onjuist zijn; ii) die ene Canadese producent was verbonden met een van de klagende producenten in de Unie, en daardoor heeft de Canadese entiteit mogelijk speciale tarieven of een speciaal tariefbeleid aangenomen met het oog op het naderende nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen dat door zijn moederbedrijf is ingesteld; iii) er was sprake van informatieasymmetrie, doordat de indiener van het verzoek toegang had tot de vertrouwelijke gegevens die moesten worden ingediend door de aan hem verbonden producent in het referentieland, terwijl de Chinese producenten dat niet hadden.

(42)

Met betrekking tot de eerste reeks argumenten over het gebruik van de referentielandmethode, wijst de Commissie erop dat alle Chinese producenten-exporteurs de gelegenheid hebben gehad om BMO-formulieren (behandeling als marktgerichte onderneming) in te dienen om individuele berekeningen van dumpingmarges mogelijk te maken. Geen van deze exporteurs heeft van die mogelijkheid gebruikgemaakt. Derhalve werd de normale waarde, overeenkomstig artikel 2, lid 7, van de basisverordening bepaald aan de hand van de gegevens van een referentieland. Dit argument werd dan ook afgewezen.

(43)

Met betrekking tot de tweede reeks argumenten over de keuze voor Canada, wijst de Commissie erop dat Canada, en dezelfde Canadese producent, al in het oorspronkelijke onderzoek gebruikt werd als het referentieland en de producent in het referentieland. Gezien het feit dat de producenten-exporteurs hun argumenten in verband met de keuze voor Canada niet hadden onderbouwd, was de Commissie van mening dat de keuze voor Canada nog steeds passend was. Zoals vermeld in overweging 40, was Canada in elk geval een betere keuze in termen van productiehoeveelheden en binnenlandse verkoop, twee factoren die bepalend waren voor de vaststelling van de normale waarde. Ten slotte is er geen juridisch bezwaar tegen de keuze van een referentieland met slechts één medewerkende producent, zelfs als die producent verbonden is met een producent in de Unie. De Commissie heeft in elk geval verzekerd dat de door de Canadese producent verstrekte gegevens betrouwbaar waren. Om die reden verwierp de Commissie het argument van de producenten-exporteurs.

(44)

Na de aanvullende mededeling herhaalden de Chinese producenten-exporteurs hun argument dat de Commissie niet langer gebruik zou mogen maken van de referentielandmethode. Zij voerden aan dat de Commissie haar analysemethode in andere opzichten had veranderd, met name voor wat betreft de kwaliteitscorrectie, en dat de Commissie derhalve ook haar analysemethode ten aanzien van de referentielandmethode had moeten veranderen.

(45)

De Commissie verwierp het argument nogmaals. De referentielandmethode was toegestaan om de redenen als bedoeld in overweging 42. Voorts houdt de beoordeling door de Commissie van de kwaliteitscorrectie geen verband met de keuze voor het referentieland.

(46)

Dientengevolge kwam de Commissie tot de conclusie dat Canada net als in het oorspronkelijke onderzoek een geschikt referentieland is overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening.

b)   Normale waarde

(47)

De van de medewerkende producent in het referentieland ontvangen informatie werd als basis voor de vaststelling van de normale waarde gebruikt.

(48)

Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie eerst onderzocht of de totale omvang van de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers door de medewerkende producent in Canada representatief was in vergelijking met de totale omvang van de uitvoer uit de VRC naar de Unie, d.w.z. of de totale op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheid ten minste 5 % van de totale naar de Unie uitgevoerde hoeveelheid van het betrokken product bedroeg. Op basis daarvan werd vastgesteld dat de binnenlandse verkoop in het referentieland representatief was.

(49)

De Commissie heeft daarna met betrekking tot de producent in het referentieland onderzocht of de verkoop van elke soort van het soortgelijke product op de binnenlandse markt kon worden beschouwd als verkoop in het kader van normale handelstransacties in de zin van artikel 2, lid 4, van de basisverordening. Hiertoe werd voor elke productsoort het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het onderzoektijdvak vastgesteld. De verkooptransacties werden als winstgevend beschouwd als de eenheidsprijs gelijk was aan of hoger was dan de productiekosten. Derhalve werden de productiekosten van elke door de producent in Canada tijdens het onderzoektijdvak geproduceerde productsoort bepaald.

(50)

Wanneer meer dan 80 % van de totale verkoop van een productsoort was verkocht tegen een nettoprijs die gelijk was aan of hoger was dan de berekende productiekosten, en de gewogen gemiddelde verkoopprijs van die soort gelijk was aan of hoger was dan de productiekosten, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs. Deze prijs werd berekend als een gewogen gemiddelde van de prijzen van de hele binnenlandse verkoop van die soort in het onderzoektijdvak. In alle andere gevallen werd de normale waarde samengesteld op grond van artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening door de gemiddelde kosten van de vervaardiging van het betrokken type product te vermeerderen met de VAA-kosten en de winst die gemaakt werd op de Canadese markt in het onderzoektijdvak.

(51)

Uit het oorspronkelijke onderzoek is gebleken dat, met het oog op prijsvergelijking, er productverschillen waren die van invloed waren op de genoemde prijzen, met inbegrip van de kwaliteit van inputs voor de productie van het betrokken product uit China. Dit heeft geleid tot grote schommelingen van de prijzen die gehanteerd werden door de Chinese producenten-exporteurs bij de uitvoer van het betrokken product naar de Unie. Zoals uiteengezet in de overwegingen 97 tot en met 103, leverden de indieners van het verzoek echter bewijs aan dat dit belangrijkste onderscheid in de tussentijd was verdwenen en dat de Chinese producenten bij uitvoer naar de Unie waren overgegaan op productsoorten van een hogere kwaliteit.

(52)

Dienovereenkomstig gebruikte de Commissie bij het bepalen van de normale waarde twee berekeningsscenario's: scenario 1, rekening houdend met alle vergelijkbare producten die vervaardigd en verkocht werden door de producent in het referentieland, en scenario 2, uitsluitend rekening houdend met de goedkoopste productsoort, die waarschijnlijk ook overeenkwam met productsoorten van mindere kwaliteit. In het laatste scenario werd de normale waarde enkel gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs, die werd berekend als een gemiddelde prijs van de binnenlandse verkoop in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. In het eerste scenario werd meer dan de helft van de normale waarden gebaseerd op feitelijke binnenlandse prijzen en werd de rest samengesteld, omdat hetzij niet aan de drempel van 80 % en/of de vereiste van winstgevendheid als vermeld in overweging 50 was voldaan, hetzij er geen binnenlandse verkoop van een bepaalde productsoort was.

(53)

De producent in het referentieland produceerde tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek de volledige waaier van productkwaliteiten en zelfs enkele nicheproducten met een hoge toegevoegde waarde die niet in aanmerking zijn genomen voor de berekening van dumping.

(54)

Zoals vermeld in de overwegingen 59 tot en met 60, hebben deze twee berekeningsscenario's verschillende resultaten voor de dumpingmarge opgeleverd.

c)   Uitvoerprijs

(55)

Zoals vermeld in overweging 16 hebben de Chinese producenten-exporteurs niet aan het onderzoek meegewerkt. De uitvoerprijs werd derhalve overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebaseerd op de beste beschikbare gegevens.

(56)

De cif-prijs, grens Unie, werd vastgesteld op basis van de beschikbare statistieken van Eurostat.

d)   Vergelijking en correcties

(57)

De Commissie heeft de normale waarde (op basis van berekeningsscenario 1 of 2, zoals uiteengezet in overweging 52) en de uitvoerprijs vergeleken in het stadium af fabriek. Waar dat met het oog op een billijke vergelijking gerechtvaardigd was, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening op de normale waarde en de uitvoerprijs een correctie toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen.

(58)

Voor de binnenlandse prijzen van de producenten in het referentieland zijn correcties toegepast voor kosten van binnenlands vervoer en verpakkingskosten en, indien van toepassing, rabatten en kortingen. Het totale effect van de correcties bedroeg [5-10 %] van de totale factuurwaarde. De overeenkomstige aanpassingen werden aangebracht in de productiekosten. Voor wat betreft uitvoerprijzen, werd de fabriekswaarde in het stadium af fabriek vastgesteld door de cif-prijs grens Unie te verminderen met de kosten voor transport, verzekering, verlading en andere correcties, zoals berekend in het oorspronkelijke onderzoek ([5-10 %] van de factuurwaarde).

e)   Dumpingmarge

(59)

Wanneer rekening wordt gehouden met alle vergelijkbare producten die vervaardigd en verkocht worden door de producent in het referentieland in scenario 1 (zie overweging 52), bedroeg de berekende dumpingmarge, uitgedrukt als percentage van de prijs franco grens Unie, vóór inklaring op basis van het bovenstaande 205,5 %. Zoals hierboven is opgemerkt, zijn in deze berekening echter alle vergelijkbare producten opgenomen die vervaardigd en verkocht worden door de producent in het referentieland. Het was met name in het licht van de niet-medewerking door de producenten-exporteurs niet duidelijk of de productsoorten van de producent in het referentieland overeenkwamen met de producten die door de Chinese producenten-exporteurs naar de Unie werden uitgevoerd.

(60)

Zelfs wanneer alleen rekening wordt gehouden met de goedkoopste productsoort die vervaardigd en verkocht wordt door de producent in het referentieland, was de gevonden dumpingmarge in scenario 2 (zie overweging 52) met 35,1 % nog steeds aanzienlijk.

(61)

De Commissie heeft ook getracht een dumpingmarge per productsoort te berekenen. Gezien het gebrek aan medewerking van Chinese producenten-exporteurs en daardoor ook het ontbreken van werkelijke Chinese gegevens over productsoorten, werd dit echter onmogelijk geacht voor het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Aangezien de Commissie nog steeds in het bezit was van gegevens over productsoorten uit het oorspronkelijke onderzoek, heeft de Commissie deze gegevens echter gebruikt voor het uitvoeren van een pro forma derde berekening van de dumpingmarge ter bevestiging van de berekening van de dumpingmarge van hetzij scenario 1, hetzij scenario 2.

(62)

Die derde berekening leverde dumpingmarges op tussen 35,7 % en 46,4 %. Hoewel uit deze derde berekening bleek dat er nog steeds sprake is van dumping voor de uitvoer van het betrokken product naar de Unie, heeft de Commissie besloten dat, na die constatering van dumping, niet kan worden vertrouwd op de feitelijke getallen die uit deze berekening bleken. Dat kwam doordat uit het onderzoek geen bewijzen naar voren kwamen dat de mix van productsoorten voor uitvoer naar de Unie onveranderd is gebleven sinds het oorspronkelijke onderzoek. Sterker nog, en zoals uiteengezet in de overwegingen 97 tot en met 103, leverden de indieners van het verzoek bewijs aan dat Chinese producenten-exporteurs in de tussentijd waren overgegaan naar productsoorten met een hogere toegevoegde waarde, in overeenstemming met hun technologische vooruitgang. Als gevolg daarvan komt deze simulatie overeen met de laagst mogelijke schatting van dumpingmarges, doordat relatief meer is uitgegaan van de goedkopere productsoorten uit het verleden. Bovendien werd, zoals vermeld in overweging 5, van bepaalde productsoorten vastgesteld dat ze enigszins gewijzigd zijn om de maatregelen te ontwijken. Geen van de bevindingen werd in twijfel getrokken door tegenbewijs van Chinese producenten-exporteurs.

(63)

Als gevolg van het bovenstaande besloot de Commissie dat de berekening van de dumpingmarge zoals uitgevoerd in scenario 2 (die resulteerde in een dumpingmarge van 35,1 %) overeenkwam met de laagst mogelijke schatting van de werkelijke dumpingmarges bij het ontbreken van werkelijke gegevens van Chinese producenten-exporteurs over het betrokken product.

(64)

De Commissie kwam derhalve tot de conclusie dat de Chinese producenten-exporteurs het betrokken product na het tijdvak van het nieuwe onderzoek in elk geval voor dumpingprijzen naar de Unie zijn blijven exporteren.

3.3.   Aanwijzingen waaruit blijkt dat herhaling van dumping waarschijnlijk is

(65)

De Commissie heeft voorts onderzocht of het waarschijnlijk is dat de dumping zou worden voortgezet indien de maatregelen zouden komen te vervallen. De Commissie heeft hiervoor naar het gedrag van Chinese exporteurs op andere markten, de Chinese productiecapaciteit en reservecapaciteit, en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie gekeken.

3.3.1.   Uitvoer naar derde landen

(66)

Bij gebrek aan medewerking van Chinese producenten-exporteurs was er geen nauwkeurige informatie over uitvoerprijzen van de VRC naar de andere landen beschikbaar. De prijsgegevens die beschikbaar waren van de Chinese uitvoerstatistieken waren van toepassing op een bredere productomschrijving, maar werden desondanks door zowel de indiener van het verzoek als de Chinese producenten-exporteurs in hun opmerkingen aangehaald, zonder tegenstrijdige conclusies. Bovendien was de productmix van de uitvoer naar de derde landen niet bekend, waardoor de Commissie onmogelijk het vergelijkbare prijsniveau van de Chinese uitvoer naar andere markten kon vaststellen.

(67)

Dientengevolge was de Commissie van mening dat zij op basis van het door de indiener van het verzoek verstrekte bewijs in de vorm van statistische gegevens die naar een bredere productomschrijving verwezen, niet kon vaststellen of er al dan niet sprake was van dumping naar andere markten.

3.3.2.   Productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC

(68)

Bij gebrek aan medewerking van Chinese producenten-exporteurs, werd de vaststelling van reservecapaciteit in de VRC gebaseerd op een onderzoek in opdracht van de indiener van het verzoek en opgenomen in het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen. Vervolgens werd een geactualiseerde versie van het onderzoek ingediend door de indiener van het verzoek.

(69)

Volgens het oorspronkelijke onderzoek bedroeg de totale capaciteit in de VRC 1 840 miljoen vierkante meter, terwijl de productie 1 390 miljoen vierkante meter was, waardoor een aanzienlijke reservecapaciteit van 450 miljoen vierkante meter overblijft. Volgens de geactualiseerde versie bedroeg de totale capaciteit in de VRC 2 295 miljoen vierkante meter en was de productie 1 544 miljoen vierkante meter, waardoor een zelfs nog grotere reservecapaciteit van 751 miljoen vierkante meter overblijft. Rekening houdend met het feit dat de bezettingsgraad van 100 % realistisch gezien niet zou kunnen worden verwezenlijkt, was de indiener van het verzoek zelf van mening dat een maximale bezettingsgraad variërend van 85 % tot 90 % adequater zou zijn. Op basis van de conservatievere raming van een bezettingsgraad van 85 %, zou de feitelijk beschikbare reservecapaciteit 406 miljoen vierkante meter zijn. Ter vergelijking: het totale verbruik in de Unie bedroeg 714 miljoen vierkante meter in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, wat duidt op een aanzienlijke reservecapaciteit die bij het vervallen van de maatregelen beschikbaar zou zijn om naar de markt van de Unie te worden gestuurd.

(70)

De Chinese producenten-exporteurs trokken de betrouwbaarheid van het onderzoek in twijfel en verzochten de Commissie het te negeren. Zij beweerden allereerst dat zij vanwege het gebrek aan een zinvolle openbare versie van het onderzoek geen opmerkingen konden indienen. Ten tweede wezen zij erop dat de deskundige die het onderzoeksrapport had geschreven niet onpartijdig was vanwege zijn verbondenheid met de bedrijfstak van de Unie. Ten derde beweerden zij dat eventuele reservecapaciteit zou worden opgeslokt door de stijgende binnenlandse vraag in de Volksrepubliek China, zoals werd voorgesteld in een citaat uit een artikel in een gespecialiseerd tijdschrift dat verwees naar de sterke groei van de bouwsector in de Volksrepubliek China (10).

(71)

Voor wat betreft de eerste bewering van de Chinese producenten-exporteurs, wees de Commissie erop dat er een openbare versie van het geactualiseerde onderzoek was bijgesloten in het openbare bestand. De Commissie heeft deze versie zinvol bevonden en stelde de Chinese producenten-exporteurs in de gelegenheid meer gedetailleerde opmerkingen te maken en onderbouwd bewijs aan te dragen om de verklaringen en conclusies van het onderzoek te weerleggen. De Chinese producenten-exporteurs hebben in elk geval niet gespecificeerd welk deel van de openbare versie van het onderzoek zij niet zinvol genoeg vonden om daar commentaar op te leveren. Dit argument werd derhalve afgewezen.

(72)

Voor wat betreft de tweede bewering, wees de Commissie erop dat zij door het gebrek aan medewerking van de VRC en de afwezigheid van alternatieve gedetailleerde informatie over de door de Chinese producenten-exporteurs verschafte capaciteit, van mening was dat het onderzoek de best beschikbare informatie vormde. Ook was de Commissie niet in staat om informatie te vergaren die het onderzoek ter discussie zou stellen.

(73)

Voor wat betreft de derde bewering was de Commissie het ermee eens dat een deel van de productiecapaciteit gebruikt zou kunnen worden om in de toenemende binnenlandse vraag te voorzien. De producenten-exporteurs hebben echter geen cijfers voor het binnenlandse verbruik in de VRC gegeven die als ondersteuning konden dienen voor hun bewering dat de geplande groei in de binnenlandse vraag de gehele reservecapaciteit zou opslorpen. Het onderzoek van de Commissie heeft evenmin een dergelijk cijfer opgeleverd. Het is tevens waarschijnlijk dat een deel van de reservecapaciteit naar derde landen zou worden uitgevoerd, en niet alleen naar de Unie.

(74)

De Commissie concludeerde derhalve dat, zelfs wanneer rekening wordt gehouden met de huidige binnenlandse vraag in de VRC, de maximale reservecapaciteit die naar verwachting naar de markt van de Unie zou gaan op zijn hoogst 406 miljoen vierkante meter was, mochten de maatregelen komen te vervallen. Het is echter waarschijnlijk dat in de toekomst een deel van die reservecapaciteit zou worden opgeslokt door een toename van het binnenlandse Chinese verbruik en een deel daarvan ook verkocht zou worden aan andere uitvoermarkten dan de Unie, maar, zoals vermeld in de overwegingen 66 en 67, werd in dit verband geen informatie ontvangen van belanghebbenden of door de Commissie zelf ontdekt.

(75)

Na de mededeling van aanvullende overwegingen zijn de Chinese producenten-exporteurs de bevindingen met betrekking tot de reservecapaciteit in twijfel blijven trekken. Zij voerden aan dat de beoordeling van de reservecapaciteit gebaseerd was op loutere veronderstellingen en niet ondersteund werd door positief bewijsmateriaal. Zij beweerden dat in het door de indiener van het verzoek ingediende onderzoek de verkeerde websites van twee Chinese producenten-exporteurs zijn vermeld, en dat de capaciteit van een derde Chinese producent op 129 miljoen vierkante meter werd vastgesteld, terwijl de capaciteit in werkelijkheid 60 miljoen vierkante meter bedroeg.

(76)

De Commissie merkte op dat bij gebrek aan medewerking van de Volksrepubliek China, de beoordeling van de reservecapaciteit gebaseerd was op de best beschikbare gegevens, zoals uiteengezet in overweging 72. De Commissie heeft erop gewezen dat de reservecapaciteit werd geschat op ten hoogste 406 miljoen vierkante meter en dat een bepaald deel van de reservecapaciteit zou worden opgeslokt door het binnenlandse Chinese verbruik en door andere uitvoermarkten dan de Unie, zoals uiteengezet in overweging 74. De Chinese producenten-exporteurs hebben de schattingen van de capaciteit van de twee Chinese producenten met de vermeende verkeerde webadressen niet in twijfel getrokken. De Commissie was van mening dat, zelfs als de argumenten van de Chinese producenten juist waren, een verandering in de schatting van de capaciteit de algemene bevinding dat er sprake was van aanzienlijke reservecapaciteit in China niet in twijfel zou hebben getrokken. Zelfs als de werkelijke capaciteit van de derde Chinese producent 60 miljoen vierkante meter was, zoals wordt beweerd, en zelfs als de schattingen van de capaciteit voor de twee andere Chinese producenten gebaseerd waren op onjuiste websites, zou de totale geschatte reservecapaciteit in China nog steeds goed zijn voor bijna 50 % van het verbruik in de Unie.

3.3.3.   Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

(77)

Bij gebrek aan medewerking van de VRC en aan Chinese facturen aan andere markten was er geen nauwkeurige informatie over uitvoerprijzen en de productmix van de VRC naar andere landen beschikbaar. Het was daarom voor de Commissie onmogelijk om de aantrekkelijkheid van het prijsniveau in de Unie in vergelijking met andere uitvoermarkten vast te stellen.

(78)

Zoals vastgesteld na de aanvullende mededeling, bleek uit de berekeningen van de prijsonderbieding echter dat de door de producenten in de Unie op de markt van de Unie gerealiseerde prijzen in het tijdvak van het nieuwe onderzoek ruim boven de Chinese invoerprijzen lagen. Op basis daarvan kan worden vastgesteld dat het prijsniveau op de markt van de Unie aantrekkelijk is voor de Chinese producenten-exporteurs.

(79)

De Commissie was voorts van mening dat de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie werd aangetoond door: i) het niveau van de Chinese marktpenetratie voordat de maatregelen werden ingesteld (een marktaandeel van 51 % in het onderzoektijdvak van het oorspronkelijke onderzoek (11)), en ii) het bestaan van talrijke ontwijkingspraktijken, zoals uiteengezet in de overwegingen 2 tot en met 5.

(80)

Derhalve kwam de Commissie tot de conclusie dat de markt van de Unie aantrekkelijk blijft voor de Chinese producenten-exporteurs.

3.3.4.   Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping

(81)

Op basis van het bovenstaande concludeerde de Commissie dat, met het oog op een aanzienlijke reservecapaciteit in China en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, er met het vervallen van de huidige maatregelen waarschijnlijk opnieuw dumping zal optreden.

4.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN DE SCHADE

4.1.   Definitie van de bedrijfstak van de Unie en de productie in de Unie

(82)

In het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd het soortgelijke product vervaardigd door 22 bekende producenten. Zij vormen de „bedrijfstak van de Unie” in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

(83)

De totale productie in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd vastgesteld op 694 633 582 vierkante meter. De ondernemingen die het verzoek om een nieuw onderzoek steunden, waren goed voor meer dan 80 % van de totale productie in de Unie tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Zoals aangegeven in overweging 18 vertegenwoordigden de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie meer dan 70 % van de totale productie van het soortgelijke product in de Unie.

4.2.   Verbruik in de Unie

(84)

De Commissie heeft het verbruik in de Unie vastgesteld door de verkoophoeveelheden van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie op te tellen bij de invoer uit alle landen op basis van de databank (12) van artikel 14, lid 6.

(85)

De Commissie merkt op dat belanghebbenden, en in het bijzonder de indiener van het verzoek, invoergegevens van Eurostat hebben gebruikt voor volledige achtcijferige codes om een raming te maken van de omvang van de invoer vanuit de VRC en andere landen. Deze codes omvatten echter ook producten waarop het onderzoek niet van toepassing is. Zoals hierboven vermeld heeft de Commissie invoergegevens uit de in overeenstemming met artikel 14, lid 6, opgerichte databank gebruikt die uitsluitend van toepassing zijn op invoer van het onderzochte product en daarom is de omvang van de invoer en derhalve het geraamde verbruik in de Unie nauwkeuriger dan wanneer er volledige achtcijferige codes van Eurostat zouden zijn gebruikt.

(86)

Het verbruik in de Unie heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 1

Verbruik in de Unie

 

2013

2014

2015

TNO

Totaal verbruik in de Unie (vierkante meter)

590 716 421

602 113 728

687 901 767

714 430 620

Index (2013 = 100)

100

102

116

121

Bron: Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst en gegevens van de indiener van het verzoek, uit de databank die in overeenstemming met artikel 14, lid 6, is opgericht.

(87)

In de beoordelingsperiode is het verbruik in de Unie jaarlijks toegenomen, in totaal met 21 %. De sterke groei in het verbruik weerspiegelt het algemene herstel in de bouwsector en de grote vraag naar materialen voor externe thermische isolatie, een downstreamproduct waarvoor gebruik wordt gemaakt van open weefsels van glasvezels. Het verbruik in de Unie van open weefsels van glasvezels zal naar verwachting de komende jaren blijven toenemen.

4.3.   Invoer uit het betrokken land

4.3.1.   Omvang en marktaandeel van de invoer uit het betrokken land

(88)

De invoer in de Unie uit de VRC heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 2

Invoervolume en marktaandeel

 

2013

2014

2015

TNO

Omvang van de invoer uit het betrokken land (vierkante meter)

19 684 666

21 047 165

11 547 563

8 422 681

Index (2013 = 100)

100

107

59

43

Marktaandeel

3,33 %

3,50 %

1,68 %

1,18 %

Index (2013 = 100)

100

105

50

35

Omvang van de invoer uit de landen waarop anti-ontwijkingsmaatregelen (13) van toepassing zijn (vierkante meter)

20 442 728

1 976 003

2 145 297

1 118 317

Index (2013 = 100)

100

10

10

5

Marktaandeel

3,46 %

0,33 %

0,31 %

0,16 %

Index (2013 = 100)

100

9

9

5

Bron: In overeenstemming met artikel 14, lid 6, opgerichte databank.

(89)

In de beoordelingsperiode nam de omvang van de invoer uit de VRC in de Unie af met 57 %. De invoer nam tussen 2013 en 2014 eerst toe met 7 %, maar nam vervolgens tussen 2014 en 2015 sterk af met 45 % en bleef laag tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Het Chinese marktaandeel volgde deze ontwikkeling en nam van 2013 tot 2014 aanvankelijk toe om vervolgens eerst scherp te dalen tot 1,68 % in 2014, en daarna tot 1,18 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, van de piek van 3,50 % in 2014. Het marktaandeel nam door het toenemend verbruik in de Unie in grotere mate af dan de omvang van de invoer.

(90)

Met het oog op de geldende anti-ontwijkingsmaatregelen en de bewering van de indiener van het verzoek dat deze moeten worden toegevoegd aan het Chinese marktaandeel, heeft de Commissie ook gekeken naar de ontwikkeling van de invoer uit India, Indonesië, Maleisië, Taiwan en Thailand. De totale omvang van de invoer uit deze vijf landen is in de beoordelingsperiode aanzienlijk afgenomen, waarbij de grootste daling plaatsvond tussen 2013 en 2014. In het tijdvak van het nieuwe onderzoek bedroeg de totale omvang van de invoer uit deze vijf landen slechts 1 118 317 vierkante meter, wat neerkomt op een marktaandeel van slechts 0,16 %.

(91)

De indiener van het verzoek, verschillende producenten in de Unie en de Europese vereniging van producenten van technische weefsels (TECH-FAB Europe) hebben in het verzoek om een nieuw onderzoek, in ad hoc-opmerkingen en tijdens hoorzittingen beweerd dat de werkelijke omvang van de invoer van het onderzochte product uit de VRC aanzienlijk groter was dan vermeld was in Eurostat of in andere officiële statistieken vanwege zeer grote ingevoerde hoeveelheden uit China die de Unie binnenkomen via Oekraïne, Turkije, Moldavië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Servië, Bosnië en Herzegovina en mogelijk andere landen.

(92)

De Commissie merkte allereerst op dat de invoerstatistieken van Eurostat op Taric-niveau niet beschikbaar zijn voor de indiener van het verzoek en dat de achtcijferige CN-codes waarop de indiener van het verzoek zich heeft gebaseerd een te brede productcategorie vormen, zoals al eerder vermeld in overweging 85. Om die reden geven zij een te sterke voorstelling van de omvang van de invoer van de producten waarop dit onderzoek van toepassing is. Ten tweede heeft de Commissie geen verzoek op grond van artikel 13, lid 3, van de basisverordening ontvangen om een onderzoek in te stellen naar de mogelijke ontwijking van de geldende maatregelen via een van de hierboven genoemde landen. Bovendien blijkt uit de beschikbare invoerstatistieken dat de invoer uit Bosnië en Herzegovina, Oekraïne en Turkije in het tijdvak van het nieuwe onderzoek verwaarloosbaar was. Voor wat betreft de invoer uit aan de Unie grenzende landen, moet tevens worden opgemerkt dat in het verzoek om een nieuw onderzoek de indiener ervan zelf erkend heeft dat de geldende maatregelen een positief effect hadden, aangezien zij de diversiteit van het aanbod deden toenemen, ook in aan de Unie grenzende landen, die waren begonnen met de ontwikkeling van productie. Deze bewering wordt ondersteund door een opmerking die is ontvangen van een producent die verbonden is met een producent in de Unie, gevestigd in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. Dienovereenkomstig werden de vermoedens van ontwijking niet ondersteund door bewijs of feiten en derhalve niet in aanmerking genomen.

4.3.2.   Prijzen van de invoer uit het betrokken land en prijsonderbieding

(93)

De Commissie heeft ook de prijsontwikkeling van de Chinese invoer vastgesteld op basis van de in overeenstemming met artikel 14, lid 6, opgerichte databank.

(94)

De gemiddelde prijzen van de invoer uit het betrokken land ontwikkelden zich als volgt:

Tabel 3

Invoerprijzen

 

2013

2014

2015

TNO

Chinese invoerprijzen (EUR/vierkante meter)

0,15

0,16

0,25

0,23

Index (2013 = 100)

100

106

167

153

Bron: In overeenstemming met artikel 14, lid 6, opgerichte databank.

(95)

In totaal namen de gemiddelde invoerprijzen in de beoordelingsperiode met 53 % toe en kwamen zij in het tijdvak van het nieuwe onderzoek uit op 0,23 EUR per vierkante meter.

(96)

Omdat geen enkele Chinese producent-exporteur waarop dit nieuwe onderzoek betrekking heeft zijn medewerking heeft verleend, heeft de Commissie de prijsonderbieding in het tijdvak van het nieuwe onderzoek vastgesteld door de gewogen gemiddelde verkoopprijs die de in de steekproef opgenomen producent in de Unie aanrekent aan onafhankelijke afnemers op de markt van de Unie, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek, te vergelijken met de gemiddelde prijs van de uitvoer uit de VRC op basis van de in overeenstemming met artikel 14, lid 6, opgerichte databank op cif-niveau na de nodige correcties voor douanerechten en kosten na de invoer. Uit de vergelijking bleek dat in het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen sprake was van prijsonderbieding. Als echter geen rekening wordt gehouden met het antidumpingrecht, onderbiedt de Chinese invoer de prijzen van de bedrijfstak van de Unie met gemiddeld 22,5 %.

(97)

In het oorspronkelijke onderzoek werd een kwaliteitscorrectie toegepast op de Chinese invoerprijzen. De Commissie paste in het stadium van de mededeling van feiten en overwegingen en bij gebrek aan argumenten in eerste instantie in het nieuwe onderzoek dezelfde correctie toe als in het oorspronkelijke onderzoek. Echter, na de mededeling van feiten en overwegingen diende de indiener van het verzoek twee reeksen opmerkingen in met betrekking tot respectievelijk kwaliteitscorrecties en de relevante invoerprijzen. Met betrekking tot de eerste reeks opmerkingen voerde de indiener van het verzoek aan dat de Chinese producenten de kwaliteit van hun producten sinds het oorspronkelijke onderzoek hebben verbeterd en hebben aangetoond dat de grootste Chinese producenten zich momenteel houden aan de kwaliteitsvoorschriften voor alle belangrijke toepassingsgebieden. Zoals uiteengezet in de onderstaande overwegingen 101 tot en met 103, besloot de Commissie op basis van het door de indiener van het verzoek aangedragen bewijs en bij gebrek aan enig bewijsmateriaal dat op het tegendeel wijst om de kwaliteitscorrectie in dit nieuwe onderzoek niet toe te passen.

(98)

Voor wat betreft de tweede reeks argumenten beweerde de indiener van het verzoek na de mededeling van feiten en overwegingen voorts dat de Chinese invoerprijzen die voor deze prijsvergelijking zijn gebruikt niet representatief zouden zijn met het oog op de relatief kleine hoeveelheden. De indiener van het verzoek suggereerde met het oog op deze geringe hoeveelheden en het hoge antidumpingrecht dat de invoer uit China die in het tijdvak van het nieuwe onderzoek plaatsvond betrekking had op aanbod van een zeer hoge kwaliteit die bedoeld was voor kleine nichemarkten. Daarom zou de gemiddelde waarde te hoog zijn in vergelijking met de gemiddelde waarde van de Chinese invoer bij gebreke van maatregelen, aangezien deze invoer de „normale” lager geprijsde productmix zou vertegenwoordigen.

(99)

Na de aanvullende mededeling voerden de Chinese producenten aan dat de Commissie het door de indiener van het verzoek verstrekte bewijsmateriaal met betrekking tot de kwaliteitscorrectie niet had moeten aanvaarden omdat het ongegrond zou zijn. Voorts beweerden zij dat de Commissie in het kader van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen gebonden is aan het gebruik van dezelfde methode die in het oorspronkelijke onderzoek werd toegepast en derhalve de kwaliteitscorrectie had moeten blijven toepassen die in het oorspronkelijke onderzoek werd toegepast.

(100)

De Commissie heeft rekening gehouden met alle opmerkingen die zijn ingediend na de mededeling van feiten en overwegingen en de aanvullende mededeling en nam ze in overweging, naargelang van het geval.

(101)

Voor wat betreft de opmerkingen die zijn ingediend door de indiener van het verzoek, heeft de Commissie ingestemd met de eerste reeks opmerkingen in verband met de kwaliteitscorrectie. De Commissie was namelijk van mening dat de indiener van het verzoek zijn bewering dat er bewijs was dat Chinese producenten de kwaliteit van hun producten hadden verbeterd naar behoren had gemotiveerd, en dat het in het kader van dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen derhalve niet langer gerechtvaardigd was om dezelfde kwaliteitscorrectie toe te passen als in het oorspronkelijke onderzoek. In dit verband heeft de indiener van het verzoek in zijn opmerkingen na de mededeling van feiten en overwegingen relevante details verstrekt over Chinese aanbiedingen en kwaliteitsaanduidingen zoals die voorkomen op de websites van de producenten van het betrokken product, en tevens informatie ingediend over belangrijke fusies tussen Chinese producenten ter verbetering van hun prestaties, omvangrijke staatssteun voor de bedrijfstak van open weefsels voor verbetering van de kwaliteit, verbetering van de productiemachines bij verschillende grote producenten, verbetering van dekwaliteit van de voornaamste grondstoffen die worden gebruikt, en een grotere nadruk op het kwaliteitsbeheer van producten in de betrokken Chinese bedrijfstak. Al deze ontwikkelingen zouden bijgevolg leiden tot een aanzienlijke verbetering van de kwaliteit van de Chinese open weefsels, als gevolg waarvan Chinese producenten het betrokken product momenteel vervaardigen op een niveau dat voldoet aan dezelfde kwaliteitseisen als producenten in de Unie met betrekking tot dergelijke parameters zoals treksterkte na blootstelling aan alkaline (getest volgens ETAG004), machinerichting en dwarsrichting en rek. Bij gebrek aan medewerking van Chinese producenten-exporteurs en van door hen aangeleverd bewijs dat op het tegendeel wijst, en aangezien de Commissie zelf geen bewijs heeft kunnen verkrijgen dat op het tegendeel wijst, werd vastgesteld dat de kwaliteit van de Chinese producten over het algemeen sterk verbeterd is en dat deze verbeteringen waarschijnlijk ook van toepassing zullen zijn op toekomstige uitvoer naar de Unie.

(102)

In het oorspronkelijke onderzoek was de correctie gedeeltelijk gebaseerd op de informatie waarover de Commissie beschikte, die afkomstig was van medewerkende producenten-exporteurs. In dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen hebben de Chinese producenten geen enkele vragenlijst beantwoord en derhalve geen relevante controleerbare informatie ingediend aan de hand waarvan de bewering van de indiener van het verzoek in twijfel had kunnen worden getrokken of de bovenstaande bevindingen weerlegd hadden kunnen worden. Dit heeft de Commissie ertoe aangezet om tot een bevinding te komen op basis van de informatie waarover zij beschikte. Bijgevolg, en vanwege dit gebrek aan medewerking en het verstrekken van gegevens die wijzen op het tegendeel, was de Commissie niet in staat om op basis van een vergelijking van de kwaliteit van de invoer uit China met de kwaliteit van het soortgelijke product dat wordt geproduceerd en verkocht door de bedrijfstak van de Unie, zoals onderbouwd tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek, te bepalen of een kwaliteitscorrectie nog steeds moest worden toegepast. Ten slotte wijst de Commissie erop dat de Chinese producenten zelfs in hun opmerkingen bij de aanvullende mededeling geen overtuigend bewijs hebben geleverd dat de bewering van de indiener van het verzoek dat er geen kwaliteitscorrectie meer gerechtvaardigd was, onjuist was.

(103)

De Commissie aanvaardde derhalve de eerste reeks opmerkingen van de indiener van het verzoek en wees de argumenten van de Chinese exporteurs van de hand om tot de conclusie te komen dat er niet langer een basis was voor het toepassen van de kwaliteitscorrectie in de berekeningen van prijsonderbieding.

(104)

Wat betreft de tweede reeks door de indiener van het verzoek ingediende opmerkingen, stemde de Commissie niet in met de argumenten van de indiener van de verzoek, aangezien die niet gestaafd werden met relevant bewijsmateriaal. Ondanks het feit dat deze argumenten werden afgewezen, kwam de Commissie niettemin tot de conclusie dat de prijsonderbiedingsmarge van 22,5 % (berekend als uiteengezet in overweging 96) aanzienlijk bleef.

(105)

Daarnaast heeft de Commissie erop gewezen dat het niet toepassen van een kwaliteitscorrectie in het nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen geen wijziging van de methodologie inhoudt ten opzichte van het oorspronkelijke onderzoek. De noodzaak van de kwaliteitscorrectie werd beoordeeld in het oorspronkelijke onderzoek met het oog op de omstandigheden die op dat moment golden en om een vergelijking van het betrokken product met het product dat in datzelfde handelsstadium in de Unie werd geproduceerd, te waarborgen. In het licht van het ingediende nieuwe bewijsmateriaal moest deze correctie opnieuw worden beoordeeld. Zoals vermeld in de overwegingen 101 tot en met 103, wees het door de indiener van het verzoek verstrekte bewijsmateriaal in de richting van mededinging in hetzelfde handelsstadium waarvoor geen kwaliteitscorrectie hoefde te worden toegepast op het betrokken product. Op basis van de gegevens waarover zij beschikte, kwam de Commissie dienovereenkomstig tot de conclusie dat de omstandigheden van het onderhavige geval een dergelijke correctie niet langer rechtvaardigden.

(106)

Ten slotte, wat betreft het argument van Chinese producenten dat de Commissie de kwaliteitscorrectie die in het oorspronkelijke onderzoek werd toegepast had moeten blijven toepassen, moet erop worden gewezen dat de jurisprudentie (14) waarnaar door de Chinese exporteurs in hun ingediende opmerkingen wordt verwezen, betrekking heeft op een verandering in de methode voor het berekenen van de dumpingmarge bij het vergelijken van de uitvoerprijs met de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening (dat wil zeggen dat de onderzoekende autoriteit in het oorspronkelijke onderzoek de „inputmethode” en in het nieuwe onderzoek de „residuele methode” gebruikte). Daarom verschilt de situatie aanzienlijk van de onderhavige zaak, waarin de Commissie de methode niet heeft gewijzigd ten opzichte van het oorspronkelijke onderzoek. Zij heeft juist naar behoren rekening gehouden met de gewijzigde omstandigheden tussen het oorspronkelijke onderzoek en het nieuwe onderzoek, op basis waarvan de toepassing van een kwaliteitscorrectie niet langer gerechtvaardigd was.

(107)

Bijgevolg verwierp de Commissie de argumenten van de Chinese producenten als genoemd in overweging 99 en bevestigde zij haar besluit om de kwaliteitscorrectie niet toe te passen in dit nieuwe onderzoek.

(108)

Tijdens een hoorzitting met de diensten van de Commissie na de aanvullende mededeling deelden de Chinese autoriteiten mee dat de Chinese producenten al geruime tijd een speciale glasvezelformule, C-Glass, gebruiken, die anders is dan de alkalibestendige glasvezelformule die op grote schaal gebruikt wordt in de Unie, en voerden zij aan dat de kwaliteitscorrectie daarom gehandhaafd moest worden. Ten eerste constateerde de Commissie dat deze opmerking werd ingediend nadat de uiterste termijn voor het indienen van opmerkingen bij de aanvullendemededeling was verstreken. Ten tweede werd dit argument niet gestaafd met bewijsmateriaal over het huidige niveau van de kwaliteit van de Chinese open weefsels of bewijsmateriaal waaruit blijkt wat de verhouding is tussen het gebruik van C-Glass en het gebruik van andere glasvezelsoorten door producenten van open weefsels in de Volksrepubliek China. Ten derde was het bij gebrek aan medewerking van producenten-exporteurs in de Volksrepubliek China niet mogelijk om relevante informatie te verkrijgen en dat argument te verifiëren bij de betrokken producenten-exporteurs, zodat de Commissie gebruik moest maken van de gegevens waarover zij beschikte. Ten vierde doet dit argument betreffende inputs voor de productie van open weefsels van glasvezels niets af aan het bewijsmateriaal ter onderbouwing van het argument van de indiener van het verzoek dat de Chinese producenten de kwaliteit van hun producten sinds het oorspronkelijke onderzoek hadden verbeterd, met inbegrip van de alkalibestendigheid, dat deel uitmaakt van de naleving van de norm ETAG004, op basis waarvan de kwaliteitscorrectie in dit nieuwe onderzoek niet gerechtvaardigd is. De Commissie heeft dit argument derhalve afgewezen.

4.4.   Invoer uit andere derde landen

(109)

In de volgende tabel wordt weergegeven hoe de gemiddelde prijs, het volume en het marktaandeel van de invoer in de Unie uit andere derde landen dan de VRC zich in de beoordelingsperiode hebben ontwikkeld. De tabel is gebaseerd op gegevens uit de databank van artikel 14, lid 6.

Tabel 4

Invoer uit derde landen

Land

 

2013

2014

2015

TNO

Republiek Moldavië

Ingevoerde hoeveelheden (vierkante meter)

8 865 531

9 894 443

18 866 981

20 704 443

 

Index (2013 = 100)

100

112

213

234

 

Marktaandeel

1,5 %

1,6 %

2,7 %

2,9 %

 

Gemiddelde prijs (EUR/vierkante meter)

0,25

0,26

0,28

0,27

 

Index (2013 = 100)

100

102

113

109

Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

Ingevoerde hoeveelheden (vierkante meter)

0

0

2 670 400

11 333 114

 

Index (2013 = 100)

Geen index weergegeven aangezien het volume in 2013 en 2014 nul is

 

Marktaandeel

0 %

0 %

0,4 %

1,6 %

 

Gemiddelde prijs (EUR/vierkante meter)

n.b.

n.b.

0,26

0,27

 

Index (2013 = 100)

Geen index weergegeven aangezien het volume in 2013 en 2014 nul is

Servië

Ingevoerde hoeveelheden (vierkante meter)

0

750

4 809 343

9 915 393

 

Index (2013 = 100)

Geen index weergegeven aangezien het volume in 2013 nul is

 

Marktaandeel

0 %

0 %

0,7 %

1,4 %

 

Gemiddelde prijs (EUR/vierkante meter)

n.b.

0,11

0,27

0,27

 

Index (2013 = 100)

Geen index weergegeven aangezien het volume in 2013 nul is

Totaal van alle andere derde landen

Ingevoerde hoeveelheden (vierkante meter)

50 450 204

15 857 722

16 506 640

10 614 358

 

Index (2013 = 100)

100

31

33

21

 

Marktaandeel

8,5 %

2,6 %

2,4 %

1,5 %

 

Gemiddelde prijs (EUR/vierkante meter)

0,24

0,31

0,32

0,40

 

Index (2013 = 100)

100

128

133

167

Bron: In overeenstemming met artikel 14, lid 6, opgerichte databank.

(110)

De totale invoerhoeveelheden uit landen anders dan de VRC namen in de beoordelingsperiode af met 11 %, met een bijzonder sterke daling tussen 2013 en 2014, die kan worden verklaard door de doeltreffendheid van de anti-ontwijkingsmaatregelen.

(111)

Intussen is de invoer uit drie landen die zich geografisch gezien in de nabijheid van de Unie bevinden, te weten Moldavië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Servië, sterk toegenomen en voor een groot deel in de plaats gekomen van de invoer uit alle andere derde landen. Hun gecombineerde marktaandeel is van slechts 1,5 % in 2013 gestegen tot 5,9 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Hun prijsniveau is sinds 2013 in het algemeen aanzienlijk lager geweest dan het gemiddelde prijsniveau van invoer uit andere derde landen, maar nog altijd hoger dan de prijzen van invoer uit de VRC.

4.5.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

4.5.1.   Algemene opmerkingen

(112)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening heeft de Commissie alle economische indicatoren onderzocht die tijdens de beoordelingsperiode op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed waren. Zoals vermeld in overweging 18 werd voor de bedrijfstak van de Unie gebruikgemaakt van een steekproef.

(113)

Voor de schadevaststelling heeft de Commissie onderscheid gemaakt tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren. De Commissie heeft de macro-economische indicatoren betreffende de gehele bedrijfstak van de Unie beoordeeld op basis van de informatie die in het verzoek om een nieuw onderzoek door de indieners ervan was verstrekt. Deze macro-indicatoren zijn grondig gecontroleerd door de Commissie. De Commissie heeft de micro-economische indicatoren uitsluitend voor de in de steekproef opgenomen ondernemingen beoordeeld, op basis van de gecontroleerde gegevens uit de antwoorden op de vragenlijst. Beide gegevensreeksen bleken representatief te zijn voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(114)

De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de dumpingmarge en herstel van dumping in het verleden.

(115)

De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken.

(116)

In een laat stadium van de procedure voerden verscheidene belanghebbenden aan dat de analyse van de micro-economische indicatoren vertroebeld werd door het feit dat de steekproef gedomineerd werd door één verticaal geïntegreerde producent, terwijl de meest producenten in de Unie niet-geïntegreerde weverijen waren die de glasvezels als grondstoffen zouden kopen op de vrije markt. Weverijen zouden zich in een zeer lastige en aanzienlijk minder rooskleurige situatie bevinden dan de dominante geïntegreerde producent. Dit argument werd na de mededeling van feiten en overwegingen opnieuw naar voren gebracht.

(117)

Zoals genoemd in overweging 18 en in overeenstemming met de bepalingen van artikel 17, lid 1, van de basisverordening vertegenwoordigt de steekproef de grootste representatieve productie- en verkoophoeveelheden die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs konden worden onderzocht. Er wordt nogmaals op gewezen dat de steekproef overeenkomt met ongeveer 70 % van de door de producenten in de Unie gerealiseerde productie- en verkoophoeveelheden. Tegelijkertijd is het echter zo dat de micro-economische indicatoren in dit nieuwe onderzoek grotendeels zijn vastgesteld door één van de in de steekproef opgenomen partijen, waarvan de bedrijfsopzet en de kostenstructuur aanzienlijk verschillen van die van de meeste andere producenten. Deze kwestie wordt nader aan de orde gesteld in overweging 28.

4.5.2.   Macro-economische indicatoren

4.5.2.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(118)

De totale productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 5

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2013

2014

2015

TNO

Productie (in vierkante meter)

551 246 419

591 314 219

670 397 631

694 633 582

Index (2013 = 100)

100

107

122

126

Productiecapaciteit (vierkante meter)

672 600 881

766 417 296

821 009 956

836 697 568

Index (2013 = 100)

100

114

122

124

Bezettingsgraad

82 %

77 %

82 %

83 %

Index (2013 = 100)

100

94

100

101

Bron: Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst en gegevens van de indiener van het verzoek.

(119)

In de beoordelingsperiode steeg het productievolume met 26 %. In vergelijking met 2013 nam de productie jaarlijks toe, met een bijzonder sterke groei tussen 2014 en 2015.

(120)

Om in de groeiende vraag te voorzien en de hierboven genoemde groei van de productie mogelijk te maken, heeft de bedrijfstak van de Unie de productiecapaciteit in de beoordelingsperiode met 24 % verhoogd, met een enorme toename tussen 2013 en 2014.

(121)

De toegenomen productie en de verhoogde productiecapaciteit stemden grofweg overeen met een vergelijkbare groei in het verbruik in de Unie, waardoor de bedrijfstak van de Unie de bezettingsgraad in de beoordelingsperiode relatief stabiel kon houden.

4.5.2.2.   Verkoopvolume en marktaandeel

(122)

Het verkoopvolume en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 6

Verkoopvolume en marktaandeel

 

2013

2014

2015

TNO

Totale verkoophoeveelheden op de markt van de Unie (vierkante meter)

511 716 020

555 313 648

633 500 840

653 440 631

Index (2013 = 100)

100

109

124

128

Marktaandeel

86,6 %

92,2 %

92,1 %

91,5 %

Index (2013 = 100)

100

106

106

106

Bron: Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst en gegevens van de indiener van het verzoek.

(123)

In de beoordelingsperiode namen de verkoophoeveelheden op de markt van de Unie met 28 % toe. Zij namen jaarlijks toe, tussen 2013 en 2014 met 9 %, tussen 2014 en 2015 met 15 indexpunten, en tussen 2015 en het tijdvak van het nieuwe onderzoek met nog eens 4 indexpunten.

(124)

De groei in de verkoophoeveelheden was in de beoordelingsperiode iets hoger dan de groei in het verbruik in de Unie en stelde de bedrijfstak van de Unie in staat om zijn marktaandeel met 4,9 procentpunt te verhogen, van 86,6 % in 2013 tot 91,5 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

4.5.2.3.   Groei

(125)

De bedrijfstak van de Unie maakte in de beoordelingsperiode een sterke groei in de productie- en verkoophoeveelheden door, waardoor de opwaartse trend van het verbruik in de Unie optimaal kon worden benut.

4.5.2.4.   Werkgelegenheid en productiviteit

(126)

De werkgelegenheid en de productiviteit hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 7

Werkgelegenheid en productiviteit

 

2013

2014

2015

TNO

Aantal werknemers

1 279

1 390

1 449

1 545

Index (2013 = 100)

100

109

113

121

Productiviteit (vierkante meter/werknemer)

430 876

425 423

462 745

449 707

Index (2013 = 100)

100

99

107

104

Bron: Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst en gegevens van de indiener van het verzoek.

(127)

Tijdens de beoordelingsperiode nam het aantal werknemers met 21 % toe, waarbij elk achtereenvolgend jaar een toename te zien gaf.

(128)

De herstructureringsinspanningen op lange termijn die tijdens het oorspronkelijke onderzoek werden verricht door de bedrijfstak van de Unie, werden voorgezet en maakten het mogelijk om de productiehoeveelheden meer te doen toenemen dan het aantal werknemers, wat leidde tot een algehele verhoging van de productiviteit, gemeten als productie (vierkante meter) per werknemer per jaar, die in de beoordelingsperiode toenam met 4 %.

4.5.2.5.   Hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

(129)

De dumping hield tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek aan, zoals uitgelegd in punt 3.2.

(130)

In de beoordelingsperiode was de omvang van de invoer met dumping vanuit de VRC alsook uit andere landen waarop anti-ontwijkingsmaatregelen van toepassing zijn gering, zodat geconcludeerd kan worden dat de invloed van de hoogte van de dumpingmarge op de bedrijfstak van de Unie vrij onbeduidend was. Sinds het oorspronkelijke onderzoek is de situatie van de bedrijfstak van de Unie verbeterd in termen van productie, verkoop en marktaandeel, waaruit blijkt dat de bedrijfstak van de Unie volledig was hersteld van eerdere dumping.

4.5.3.   Micro-economische indicatoren

4.5.3.1.   Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden

(131)

De gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie ontwikkelde zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 8

Verkoopprijzen in de Unie en productiekosten per eenheid

 

2013

2014

2015

TNO

Gemiddelde verkoopprijs per eenheid op de markt van de Unie (EUR/vierkante meter)

0,352

0,347

0,334

0,328

Index (2013 = 100)

100

99

95

93

Productiekosten per eenheid (EUR/vierkante meter)

0,299

0,292

0,282

0,285

Index (2013 = 100)

100

98

94

95

Bron: Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(132)

De verkoopprijs per eenheid bij verkoop door de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie nam tijdens de beoordelingsperiode met 7 % af. De ontwikkeling van de prijzen volgde met enige vertraging de ontwikkeling van de productiekosten, met uitzondering van het tijdvak van het nieuwe onderzoek, toen de productiekosten per eenheid met ongeveer 1 % stegen, maar de gemiddelde verkoopprijs per eenheid met ongeveer 1,5 % afnam.

4.5.3.2.   Loonkosten

(133)

De gemiddelde loonkosten ontwikkelden zich in de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 9

Gemiddelde loonkosten per werknemer

 

2013

2014

2015

TNO

Gemiddelde loonkosten per werknemer (EUR/werknemer)

18 095

17 096

17 695

17 624

Index (2013 = 100)

100

94

98

97

Bron: Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(134)

In 2014 namen de gemiddelde loonkosten per werknemer met 6 % af ten opzichte van 2013, waarna zij in 2015 toenamen en in het tijdvak van het nieuwe onderzoek opnieuw afnamen, om een niveau te bereiken dat 3 % lager was dan in 2013.

4.5.3.3.   Voorraden

(135)

De voorraden ontwikkelden zich in de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 10

Voorraden

 

2013

2014

2015

TNO

Eindvoorraden (in vierkante meter)

73 758 800

79 909 963

81 506 790

51 864 072

Index (2013 = 100)

100

108

111

70

Eindvoorraden uitgedrukt als percentage van de productie

17,7 %

18,4 %

16,3 %

10,0 %

Index (2013 = 100)

100

104

92

57

Bron: Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(136)

Eindvoorraden van de bedrijfstak van de Unie namen tussen 2013 en 2014 toe met 8 % en bleven daarna in 2015 relatief stabiel om vervolgens in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met 30 % af te nemen in vergelijking met 2013. De eindvoorraden als een percentage van de productie maakten een vergelijkbare ontwikkeling door en waren in het tijdvak van het nieuwe onderzoek 43 % lager dan in 2013. Uit het onderzoek is gebleken dat eindvoorraden geen belangrijke indicator voor schade aan de bedrijfstak van de Unie zijn. De aanzienlijke daling van het niveau van de eindvoorraad aan het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek in vergelijking met alle andere perioden is te wijten aan het seizoensgebonden karakter van de bouwsector. De bedrijfstak van de Unie bouwt tijdens het laagseizoen in de winter voorraden op, zodat de voorraden op 31 december hoog zijn, maar put ze tijdens het hoogseizoen in de zomer uit, zodat de voorraden aan het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek (30 juni 2016) laag zijn.

4.5.3.4.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(137)

De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van investeringen ontwikkelden zich in de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 11

Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen

 

2013

2014

2015

TNO

Winstgevendheid van de verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers (% van omzet)

14,5 %

17,0 %

15,0 %

14,2 %

Index (2013 = 100)

100

118

104

98

Kasstroom (EUR)

21 046 398

25 541 119

29 034 199

28 362 019

Index (2013 = 100)

100

121

138

135

Investeringen (EUR)

13 878 588

9 063 687

7 939 165

9 718 856

Index (2013 = 100)

100

65

57

70

Rendement van investeringen

48,1 %

56,3 %

64,9 %

49,4 %

Index (2013 = 100)

100

117

135

103

Bron: Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(138)

De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie werd door de Commissie vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als percentage van de omzet. In de beoordelingsperiode varieerde de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie tussen 14,2 % en 17 %. De streefwinst voor de bedrijfstak was in het oorspronkelijke onderzoek vastgesteld op 12 % (15). Dienovereenkomstig moet worden opgemerkt dat de door de bedrijfstak van de Unie gerealiseerde winst elk jaar van de beoordelingsperiode hoger was dan de streefwinst.

(139)

Na de mededeling van feiten en overwegingen wees de indiener van het verzoek op het feit dat de winst in het tijdvak van het nieuwe onderzoek relatief hoog was dankzij de uitzonderlijk gunstige ontwikkeling van de kosten voor grondstoffen en de wisselkoersen in dat tijdvak. Na het tijdvak van het nieuwe onderzoek zou deze trend echter gekeerd zijn, resulterend in een verlaging van de winstgevendheid van de bedrijfstak. De Commissie heeft deze opmerkingen onderzocht en was van mening dat de conclusie dat de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie, op basis van de steekproef, in de beoordelingsperiode hoger was dan de streefwinst, niet wezenlijk door deze elementen werd beïnvloed.

(140)

De nettokasstroom is het vermogen van de bedrijfstak van de Unie om zijn activiteiten zelf te financieren. De kasstroom was in de beoordelingsperiode positief en in overeenstemming met de ontwikkeling van de winstgevendheid.

(141)

De bedrijfstak van de Unie heeft in de beoordelingsperiode grote bedragen in nieuwe capaciteit geïnvesteerd om te kunnen profiteren van de toenemende vraag naar open weefsels van glasvezels, zowel binnen de Unie als daarbuiten. De bedragen van deze investeringen waren in 2013 zeer groot, wat verklaart waarom de ontwikkeling voor de volledige beoordelingsperiode 30 % negatief is.

(142)

Het rendement van investeringen bestaat uit de winst uitgedrukt als percentage van de nettoboekwaarde van de vaste activa. Dit rendement was in elk jaar van de beoordelingsperiode positief en de ontwikkeling ervan was in overeenstemming met de ontwikkeling van de winstgevendheid.

(143)

Gezien de hoge winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie en de constant toenemende verkoop van en vraag naar open weefsels van glasvezels, zijn er geen aanwijzingen dat de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode moeilijkheden ondervond met het aantrekken van kapitaal voor het financieren van zijn grote investeringen.

4.5.4.   Conclusie betreffende de situatie van de bedrijfstak van de Unie

(144)

Tijdens de beoordelingsperiode lieten alle schade-indicatoren, met uitzondering van de verkoopprijzen, zien dat de bedrijfstak van de Unie er goed voor stond, waarbij alle financiële indicatoren positief waren. Voor wat betreft de verkoopprijzen heeft de Commissie geconstateerd dat de daling ervan in grote mate een weerspiegeling was van de daling van de productiekosten.

(145)

Tijdens het onderzoek werd bevestigd dat de in het oorspronkelijke onderzoek ingestelde maatregelen en de daarop volgende anti-ontwijkingsmaatregelen voordelig hebben uitgepakt voor de bedrijfstak van de Unie, die zijn marktaandeel heeft herwonnen en verhoogd, herstructureringsactiviteiten heeft uitgevoerd, grote investeringen heeft gedaan, de productiekosten heeft verlaagd en de winstgevendheid heeft verhoogd.

(146)

Op grond van het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie geen aanmerkelijke schade lijdt in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

4.6.   Waarschijnlijkheid van herhaling van schade

(147)

Om te beoordelen of het waarschijnlijk is dat de schade zal worden herhaald indien de maatregelen ten aanzien van de VRC zouden komen te vervallen, werden de mogelijke gevolgen van de invoer uit de VRC voor de markt van de Unie en de bedrijfstak van de Unie overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening geanalyseerd.

(148)

In overweging 64 stelde de Commissie vast dat dumping bleef plaatsvinden in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, hoewel in kleine hoeveelheden.

(149)

In overweging 74 stelde de Commissie vast dat de reservecapaciteit in de VRC in het tijdvak van het nieuwe onderzoek redelijkerwijs kon worden geraamd op 406 miljoen vierkante meter, wat overeenkomt met 57 % van het verbruik in de Unie in hetzelfde tijdvak. In overweging 80 concludeerde de Commissie dat de markt van de Unie aantrekkelijk was voor de Chinese producenten-exporteurs gezien het prijsniveau in de Unie en hun aanhoudende pogingen om die markt te betreden. Op basis van deze bevindingen concludeerde de Commissie in overweging 81 dat het waarschijnlijk is dat intrekking van de maatregelen tot gevolg zal hebben dat grotere hoeveelheden van het onderzochte product tegen dumpingprijzen van de VRC naar de Unie worden uitgevoerd.

(150)

Tegelijkertijd bleek uit het onderzoek dat de bedrijfstak van de Unie de afgelopen vier jaar, met inbegrip van het tijdvak van het nieuwe onderzoek, zich over het algemeen in een gezonde financiële situatie bevond, waarbij de meeste schade-indicatoren positieve ontwikkelingen lieten zien (zie de overwegingen 144 tot en met 146). Er moet echter worden benadrukt dat de markt van de Unie in dat tijdvak op doeltreffende wijze van de aanwezigheid van grote ingevoerde hoeveelheden met dumping werd afgeschermd door de geldende antidumpingmaatregelen en dat de bedrijfstak van de Unie daar volop van kon profiteren.

(151)

Verscheidene producenten in de Unie en de Europese vereniging van producenten van technische weefsels (TECH-FAB Europe) beweerden tijdens hoorzittingen en in hun opmerkingen dat intrekking van de maatregelen, gezien de grote productiecapaciteit in de VRC en de lagere verkoopprijzen, onmiddellijk zou leiden tot een sterke toename van de invoer van het onderzochte product vanuit de VRC naar de Unie tegen dumpingprijzen die lager zouden zijn dan de productiekosten van de meeste producenten in de Unie. Na de mededeling van feiten en overwegingen werden deze opmerkingen als volgt verder gestaafd.

(152)

Allereerst toonde de indiener van het verzoek aan dat het kwaliteitsverschil, dat ten tijde van het oorspronkelijke onderzoek aanzienlijk was, verdwenen is. Dientengevolge kon inderdaad worden verwacht dat de toegenomen laaggeprijsde ingevoerde hoeveelheden met dumping uit de VRC op de markt van de Unie zouden zorgen voor een algehele neerwaartse druk op de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie. Ten tweede bewees de bedrijfstak van de Unie dat een relatief kleine prijsdaling van 0,04 EUR per vierkante meter, wat in een dergelijke context zeker niet onwaarschijnlijk is met het oog op het verschil dat momenteel bestaat tussen de gemiddelde verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie en de gemiddelde Chinese invoerprijzen (ten minste 0,10 EUR per vierkante meter), de winstgevendheid die de bedrijfstak momenteel bewerkstelligt meteen al zou opheffen.

(153)

Derhalve erkende de Commissie dat, in het licht van de informatie die in het huidige nieuwe onderzoek beschikbaar is, de invoer van het onderzochte product uit de VRC in de Unie bij het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk sterk zou toenemen en dat dit tegen dumpingprijzen zou gebeuren. Bijgevolg zou deze invoer een aanzienlijke prijsdruk uitoefenen op de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie en tegelijkertijd marktaandeel winnen ten koste van de bedrijfstak van de Unie.

(154)

Hoewel het effect van de waarschijnlijke prijsschade relatief eenvoudig kan worden vastgesteld, is de schade voor wat betreft hoeveelheden lastiger vast te stellen. Het is duidelijk dat er momenteel een grote reservecapaciteit in China bestaat die meer dan 50 % van de markt van de Unie in beslag zou kunnen nemen. Daarentegen is het moeilijk te voorspellen of het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie zal terugzakken tot 70 %, 60 % of onder de 50 %, zoals in het oorspronkelijke onderzoek, gezien de groei van het wereldwijde verbruik en de niet-medewerking door de Chinese partijen met als gevolg dat er geen informatie verzameld kon worden over de toekomstige ontwikkeling van de capaciteit in de VRC. Het is echter duidelijk dat bij het vervallen van de maatregelen aanzienlijke hoeveelheden verloren zouden worden aan Chinese partijen en dat naast de verwoestende omzetdaling door de dalende verkoopprijzen, de bedrijfstak van de Unie ook te maken zou krijgen met hogere kosten, wat vervolgens grote gevolgen zou hebben voor de winstgevendheid en levensvatbaarheid van de bedrijfstak van de Unie.

(155)

Na de aanvullende mededeling voerden de Chinese producenten-exporteurs aan dat het document van de aanvullende mededeling een aantal elementen niet bevatte die wel in de eerste mededeling van feiten en overwegingen stonden.

(156)

In dit verband moet de Commissie eerst opmerken dat, in tegenstelling tot dit argument, de bevindingen ten aanzien van de gezonde situatie van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode in termen van verkoop en winstgevendheid niet werden geschrapt (zie overwegingen 119, 124 en 138 in deze verordening).

(157)

Ten tweede vonden als gevolg van de beoordeling van de noodzaak van een kwaliteitscorrectie (zie overweging 97) de volgende vaststellingen plaats. Ten eerste onderboden Chinese importeurs in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, indien de antidumpingrechten werden afgetrokken, de prijzen van de bedrijfstak van de Unie (zie overweging 96). Ten tweede had de bedrijfstak van de Unie geen voordelen in termen van kwaliteit meer die een daling van de verkoopprijs in de Unie zouden voorkomen als de maatregelen zouden komen te vervallen (zie overweging 152). Deze bevindingen wierpen een geheel ander licht op een aantal elementen in de toekomstgerichte analyse van de waarschijnlijkheid van herhaling van schade.

(158)

Ten derde, met betrekking tot de gemiddelde verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie voor markten van derde landen als vermeld in het document van de eerste mededeling van feiten en overwegingen: deze prijzen bleken op hetzelfde niveau te liggen als de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie in de Unie. Na de aanvullende mededeling werden door de bedrijfstak van de Unie opmerkingen ingediend en bewijzen aangeleverd dat hun prijzen voor markten van derde landen waren beïnvloed door het productassortiment van hun verkoop buiten de Unie. Hun uitvoer bestond immers uit zwaardere producten dan de producten die in de Unie werden verkocht. Daarnaast vertegenwoordigde de uitvoer van de bedrijfstak van de Unie een gering aandeel van hun totale verkoop. Bijgevolg concludeerde de Commissie dat de aanvankelijk vastgestelde bevindingen in de eerste mededeling van feiten en overwegingen niet langer relevant waren.

(159)

Ten vierde trokken de Chinese producenten-exporteurs na de aanvullende mededeling de aannemelijkheid in twijfel van het bewijsmateriaal dat werd gebruikt door de indiener van het verzoek om aan te voeren dat een lichte prijsdaling, als bedoeld in overweging 152, inderdaad de volledige winstgevendheid die de bedrijfstak vande Unie momenteel realiseert, teniet zou doen. De Commissie wijst erop dat dit effect geen loutere mogelijkheid inhoudt, maar het resultaat is van simulaties op basis van het huidige niveau van de winstgevendheidsmarge van de bedrijfstak van de Unie per vierkante meter. Daarom werd deze bevinding opnieuw bevestigd en het argument van de Chinese producenten-exporteurs afgewezen.

(160)

Ten slotte voerden de Chinese producenten-exporteurs ook aan dat de jurisprudentie van de EU zou vereisen dat de conclusie inzake de waarschijnlijkheid van herhaling van schade niet is gebaseerd op een loutere mogelijkheid, maar in plaats daarvan is gebaseerd op een waarschijnlijkheid die wordt ondersteund door een toekomstgerichte analyse waarmee wordt getracht het probleem op te lossen dat waarschijnlijk zou ontstaan als de maatregelen zouden worden opgeheven. De Commissie wees erop dat zij een dergelijke toekomstgerichte analyse had uitgevoerd en die heeft beschreven in de overwegingen 147 tot en met 154.

(161)

In het licht van het bovenstaande concludeerde de Commissie dat intrekking van de antidumpingmaatregelen op de invoer van bepaalde open weefsels van glasvezels uit de VRC waarschijnlijk zou leiden tot herhaling van de schade.

5.   BELANG VAN DE UNIE

(162)

Ingevolge artikel 21 van de basisverordening ging de Commissie na of handhaving van de bestaande antidumpingmaatregelen ten aanzien van de VRC tegen het belang van de Unie in haar geheel zou indruisen. Het belang van de Unie werd vastgesteld op basis van een beoordeling van alle betrokken belangen, waaronder die van de bedrijfstak van de Unie, importeurs en gebruikers.

(163)

Er wordt aan herinnerd dat bij het oorspronkelijke onderzoek het vaststellen van maatregelen niet in strijd met het belang van de Unie werd geacht.

(164)

Alle belanghebbenden werden overeenkomstig artikel 21, lid 2, van de basisverordening in de gelegenheid gesteld hun standpunt bekend te maken.

(165)

Op basis hiervan onderzocht de Commissie of er, ondanks haar conclusie dat een voortzetting van dumping en herhaling van schade waarschijnlijk is, dwingende redenen bestonden om te concluderen dat de handhaving van de bestaande maatregelen niet in het belang van de Unie is.

5.1.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(166)

Uit het onderzoek is gebleken dat de bestaande maatregelen de bedrijfstak van de Unie in staat hebben gesteld om van eerdere nadelige dumping te herstellen. De maatregelen hebben de bedrijfstak van de Unie in het bijzonder in staat gesteld om marktaandeel te herwinnen, de nodige investeringen te doen die lange tijd niet waren gedaan om te profiteren van de toenemende vraag, en tegelijkertijd een gezonde winst te boeken. Zonder de druk die invoer met dumping uit de VRC uitoefent op de hoeveelheden en prijzen, zal dit proces worden voortgezet. De Commissie is op basis hiervan tot de conclusie gekomen dat voortzetting van de huidige antidumpingmaatregelen in het belang van de bedrijfstak van de Unie is.

5.2.   Belang van de importeurs/handelaren

(167)

Er hebben geen importeurs meegewerkt door de vragenlijst in te vullen (zie overweging 22). Daarom waren er geen indicaties dat de handhaving van de maatregelen voor de importeurs negatieve gevolgen zou hebben die opwegen tegen de positieve gevolgen van de maatregelen, noch is uit het onderzoek van de Commissie het tegenovergestelde gebleken.

5.3.   Belang van de gebruikers

(168)

De Chinese producenten-exporteurs voerden aan dat verdere toepassing van de rechten zou verhinderen dat gebruikers het betrokken product tegen redelijke prijzen kunnen kopen. Er hebben echter geen gebruikers meegewerkt door de vragenlijst in te vullen (zie overweging 22). Daarom waren er geen indicaties dat de handhaving van de maatregelen voor de gebruikers negatieve gevolgen zou hebben die opwegen tegen de positieve gevolgen van de maatregelen.

5.4.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(169)

Op basis van het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat er, wat het belang van de Unie betreft, geen dwingende redenen zijn om de bestaande antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer uit de VRC niet te verlengen.

6.   DEFINITIEVE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(170)

Gezien de conclusies in verband met de waarschijnlijkheid van voortzetting en herhaling van dumping en herhaling van schade volgt dat, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening, de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde open weefsels van glasvezels, uitgebreid tot de invoer van bepaalde gewijzigde open weefsels van glasvezels, van oorsprong uit of verzonden uit de VRC, ingesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 791/2011 van de Raad, moeten worden gehandhaafd.

(171)

Deze verordening is in overeenstemming met het advies van het comité dat is ingesteld bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1036,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op open weefsels van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China, met een celgrootte van meer dan 1,8 mm in zowel lengte als breedte en met een gewicht van meer dan 35 g/m2, die momenteel zijn ingedeeld onder de GN-codes ex 7019 51 00 en ex 7019 59 00 (Taric-codes 7019510019 en 7019590019). Glasvezelschijven zijn van het antidumpingrecht uitgesloten.

2.   Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op de cif-nettoprijs, grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 genoemde product en van oorsprong uit de Volksrepubliek China bedraagt:

Onderneming

Recht (%)

Aanvullende Taric-code

Yuyao Mingda Fiberglass Co. Ltd

62,9

B006

Grand Composite Co., Ltd en de ermee verbonden onderneming Ningbo Grand Fiberglass Co., Ltd

48,4

B007

Yuyao Feitian Fiberglass Co. Ltd

60,7

B122

In de bijlage vermelde ondernemingen

57,7

B008

Alle andere ondernemingen

62,9

B999

3.   Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op invoer van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zoals uiteengezet in lid 2, wordt hierbij uitgebreid tot invoer van dezelfde open weefsels verzonden vanuit India en Indonesië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit India of Indonesië (Taric-codes 7019510014, 7019510015, 7019590014 en 7019590015), met uitzondering van weefsels die geproduceerd worden door Montex Glass Fibre Industries Pvt. Ltd (aanvullende Taric-code B942) en door Pyrotek India Pvt. Ltd (aanvullende Taric-code C051), tot invoer van dezelfde open weefsels verzonden vanuit Maleisië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië (Taric-codes 7019510011 en 7019590011) en tot invoer van dezelfde open weefsels verzonden vanuit Taiwan en Thailand, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Taiwan en Thailand (Taric-codes 7019510012, 7019510013, 7019590012 en 7019590013).

4.   Tenzij anders vermeld zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

5.   Wanneer een nieuwe producent-exporteur in de Volksrepubliek China de Commissie voldoende bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat:

a)

hij het in lid 1 beschreven product tijdens de periode van 1 april 2009 tot en met 31 maart 2010 (tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek) niet naar de Unie heeft uitgevoerd,

b)

hij niet verbonden is met een exporteur of producent in China waarvoor de antidumpingmaatregelen gelden die bij deze verordening zijn ingesteld,

c)

hij het betrokken product werkelijk naar de Unie heeft uitgevoerd of een onherroepelijke contractuele verplichting is aangegaan om na het einde van het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek een aanzienlijke hoeveelheid naar de Unie uit te voeren,

kan de Commissie de bijlage wijzigen door de nieuwe producent-exporteur toe te voegen aan de medewerkende ondernemingen die niet in de steekproef zijn opgenomen en waarvoor bijgevolg het gewogen gemiddelde recht van maximaal 57,7 % geldt.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 november 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 791/2011 van de Raad van 3 augustus 2011 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaalde open weefsels van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 204 van 9.8.2011, blz. 1).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 672/2012 van de Raad van 16 juli 2012 tot uitbreiding van het bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 791/2011 ingestelde definitieve antidumpingrecht op bepaalde open weefsels van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China tot bepaalde open weefsels van glasvezels verzonden vanuit Maleisië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië (PB L 196 van 24.7.2012, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 21/2013 van de Raad van 10 januari 2013 tot uitbreiding van het bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 791/2011 ingestelde definitieve antidumpingrecht op bepaalde open weefsels van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China tot bepaalde open weefsels van glasvezels verzonden vanuit Taiwan of Thailand, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Taiwan of Thailand (PB L 11 van 16.1.2013, blz. 1).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1371/2013 van de Raad van 16 december 2013 tot uitbreiding van het bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 791/2011 ingestelde definitieve antidumpingrecht op bepaalde open weefsels van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China tot bepaalde open weefsels van glasvezels verzonden uit India of Indonesië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit India of Indonesië (PB L 346 van 20.12.2013, blz. 20).

(6)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 976/2014 van de Commissie van 15 september 2014 tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht dat bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 791/2011 is ingesteld op de invoer van bepaalde open weefsels van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China tot de invoer van bepaalde enigszins gewijzigde open weefsels van glasvezels, eveneens van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 274 van 16.9.2014, blz. 13).

(7)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1507 van de Commissie van 9 september 2015 houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1371/2013 van de Raad van 16 december 2013 tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht op bepaalde open weefsels van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China, onder andere verzonden uit India, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit India (PB L 236, 10.9.2015, blz. 1).

(8)  PB C 384 van 18.11.2015, blz. 5.

(9)  Bericht van opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde open weefsels van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB C 288 van 9.8.2016, blz. 3).

(10)  Global Construction 2025, Global Construction Perspectives and Oxford Economics, geciteerd in het artikel dat op http://www.building.co.uk/global-construction-2025/5057217 is terug te vinden.

(11)  1 april 2009 tot en met 31 maart 2010.

(12)  De in overeenstemming met artikel 14, lid 6, opgerichte databank bevat gegevens op het niveau van de 10-cijferige Taric-codes en de aanvullende Taric-codes over de invoer van producten waarvoor antidumping- of antisubsidiemaatregelen gelden of waarnaar een antidumping- of antisubsidieonderzoek wordt gevoerd, zowel uit landen en van producenten-exporteurs waarop het onderzoek van toepassing is als uit derde landen en van andere producenten-exporteurs. De gegevens uit de in overeenstemming met artikel 14, lid 6, opgerichte databank over de omvang van de invoer (ton) werden in vierkante meter omgezet met behulp van de formule: 1 m2 = 0,14 kg.

(13)  India, Indonesië, Maleisië, Taiwan en Thailand.

(14)  Zaak T-221/05, Huvis/Raad, ECLI:EU:T:2008:258, punt 43.

(15)  Overweging 68 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 791/2011.


BIJLAGE

CHINESE NIET IN DE STEEKPROEF OPGENOMEN MEDEWERKENDE PRODUCENTEN-EXPORTEURS (AANVULLENDE TARIC-CODE B008)

 

Jiangxi Dahua Fiberglass Group Co., Ltd

 

Lanxi Jialu Fiberglass Net Industry Co., Ltd

 

Cixi Oulong Fiberglass Co., Ltd

 

Jiangsu Tianyu Fibre Co., Ltd

 

Jia Xin Jinwei Fiber Glass Products Co., Ltd

 

Jiangsu Jiuding New Material Co., Ltd

 

Changshu Jiangnan Glass Fiber Co., Ltd

 

Shandong Shenghao Fiber Glass Co., Ltd

 

Yuyao Yuanda Fiberglass Mesh Co., Ltd

 

Ningbo Kingsun Imp & Exp Co., Ltd

 

Ningbo Integrated Plasticizing Co., Ltd

 

Nankang Luobian Glass Fibre Co., Ltd

 

Changshu Dongyu Insulated Compound Materials Co., Ltd


7.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 288/30


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/1994 VAN DE COMMISSIE

van 6 november 2017

tot opening van een nieuw onderzoek in verband met de Uitvoeringsverordeningen (EU) 2016/184 en (EU) 2016/185 tot uitbreiding van het definitieve compenserende recht respectievelijk het definitieve antidumpingrecht op fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan (cellen), van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China, tot fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan (cellen), verzonden uit Maleisië en Taiwan, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië en Taiwan, met het oog op de vaststelling of één Maleisische producent-exporteur van die maatregelen kan worden vrijgesteld, tot intrekking van het antidumpingrecht ten aanzien van de invoer afkomstig van die producent-exporteur en tot registratie van die invoer

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) („de antidumpingbasisverordening”), en met name artikel 11, lid 4, artikel 13, lid 4, en artikel 14, lid 5, en Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (2) („de antisubsidiebasisverordening”), en met name artikel 23, lid 6, en artikel 24, lid 5,

Na kennisgeving aan de lidstaten,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   VERZOEK

(1)

De Europese Commissie („de Commissie”) heeft op grond van artikel 11, lid 4, en artikel 13, lid 4, van de antidumpingbasisverordening en artikel 23, lid 6, van de antisubsidiebasisverordening een verzoek ontvangen om vrijstelling van de antidumpingmaatregelen en de compenserende maatregelen die van toepassing zijn op de invoer van fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan (cellen), van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China, die zijn uitgebreid tot de invoer van fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan (cellen), verzonden uit Maleisië en Taiwan, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië en Taiwan, voor zover het de indiener van het verzoek betreft.

(2)

Het verzoek werd op 23 mei 2017 ingediend door Longi (Kuching) SDN.BHD („de indiener van het verzoek”), een in Maleisië („het betrokken land”) gevestigde producent-exporteur van fotovoltaïsche modules of panelen van kristallijn silicium en cellen van de soort die in dergelijke modules of panelen wordt gebruikt.

2.   ONDERZOCHT PRODUCT

(3)

Bij het onderzochte product gaat het om fotovoltaïsche modules of panelen van kristallijn silicium en cellen van de soort die in dergelijke modules of panelen wordt gebruikt (de cellen hebben een dikte van maximaal 400 micrometer), verzonden uit Maleisië en Taiwan, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië en Taiwan, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 8501 31 00, ex 8501 32 00, ex 8501 33 00, ex 8501 34 00, ex 8501 61 20, ex 8501 61 80, ex 8501 62 00, ex 8501 63 00, ex 8501 64 00 en ex 8541 40 90.

(4)

De volgende productsoorten vallen niet onder de productomschrijving van het onderzochte product:

zonneopladers die bestaan uit minder dan zes cellen, draagbaar zijn en apparaten van elektriciteit voorzien of batterijen opladen;

fotovoltaïsche producten vervaardigd met dunnelaagtechnologie;

fotovoltaïsche producten van kristallijn silicium die permanent in elektrische goederen zijn geïntegreerd, wanneer die elektrische goederen een andere functie hebben dan het opwekken van elektriciteit en wanneer die elektrische goederen de elektriciteit verbruiken die door de geïntegreerde fotovoltaïsche cel(len) van kristallijn silicium wordt opgewekt;

modules of panelen met een uitgangsspanning van niet meer dan 50 V gelijkstroom en een uitgangsvermogen van niet meer dan 50 W, uitsluitend voor rechtstreeks gebruik als batterijladers in systemen met dezelfde spannings- en vermogenskenmerken.

3.   BESTAANDE MAATREGELEN

(5)

Bij Verordeningen (EU) nr. 1238/2013 (3) en (EU) nr. 1239/2013 (4) heeft de Raad antidumpingmaatregelen respectievelijk compenserende maatregelen ingesteld ten aanzien van fotovoltaïsche modules of panelen van kristallijn silicium en cellen van de soort die in dergelijke modules wordt gebruikt alsmede de belangrijkste componenten daarvan (cellen), van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China („de VRC”) („de oorspronkelijke maatregelen”). Er werd ook een verbintenis aanvaard. Bij Uitvoeringsverordeningen (EU) 2016/184 (5) en (EU) 2016/185 (6) heeft de Commissie de maatregelen uitgebreid tot de invoer van fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan (cellen), verzonden uit Maleisië en Taiwan („de maatregelen zoals uitgebreid”), al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië en Taiwan, met uitzondering van de invoer geproduceerd door bepaalde, specifiek genoemde ondernemingen.

(6)

Bij Verordeningen (EU) 2017/366 (7) en (EU) 2017/367 (8) heeft de Commissie, na een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen, de compenserende respectievelijk de antidumpingmaatregelen uitgebreid, en het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek dat tegelijkertijd was geopend, beëindigd.

(7)

Op 10 februari 2017 opende de Commissie op verzoek van een nieuwe producent-exporteur een nieuw onderzoek (9) met het oog op een vrijstelling. Dat nieuwe onderzoek loopt nog. Op 3 maart 2017 heeft de Commissie ook een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek (10) geopend, dat beperkt was tot de vorm van de maatregelen. Op 15 september 2017 heeft de Commissie dat onderzoek afgesloten en verving zij de bestaande, aan een verbintenis gekoppelde ad-valoremrechten door een minimuminvoerprijs (MIP) (11).

4.   MOTIVERING VAN HET NIEUWE ONDERZOEK

(8)

De indiener van het verzoek voerde aan dat hij het onderzochte product tijdens het tijdvak van het onderzoek dat tot de maatregelen zoals uitgebreid heeft geleid, namelijk de periode van 1 april 2014 tot en met 31 maart 2015, niet naar de Unie heeft uitgevoerd.

(9)

Bovendien was er volgens hem geen sprake van dat hij de bestaande maatregelen heeft ontweken.

(10)

Voorts voerde hij aan dat hij na het tijdvak van het onderzoek dat tot de maatregelen zoals uitgebreid heeft geleid, een onherroepelijke contractuele verplichting is aangegaan om een aanzienlijke hoeveelheid van dit product naar de Unie uit te voeren.

5.   PROCEDURE

5.1.   Inleiding

(11)

De Commissie heeft het beschikbare bewijsmateriaal onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat dit toereikend was voor de opening van een onderzoek op grond van artikel 11, lid 4, en artikel 13, lid 4, van de antidumpingbasisverordening en artikel 23, lid 6, van de antisubsidiebasisverordening teneinde vast te stellen of de indiener van het verzoek van de maatregelen zoals uitgebreid kan worden vrijgesteld.

(12)

Overeenkomstig artikel 11, lid 4, van de antidumpingbasisverordening is de bekende betrokken bedrijfstak van de Unie in kennis gesteld van het verzoek om een nieuw onderzoek en in de gelegenheid gesteld opmerkingen in te dienen; er zijn echter geen opmerkingen ontvangen.

(13)

De Commissie zal bijzondere aandacht besteden aan de verbondenheid van de indiener van het verzoek met de ondernemingen waarop de bestaande maatregelen van toepassing zijn, om zich ervan te vergewissen dat hij niet is opgericht of gebruikt werd om de maatregelen te ontwijken. Zij zal ook nagaan of bijzondere monitoringvoorwaarden moeten worden opgelegd indien bij het onderzoek wordt geconcludeerd dat het verlenen van de vrijstelling gerechtvaardigd is.

5.2.   Intrekking van de bestaande antidumpingmaatregelen en registratie van de invoer

(14)

Op grond van artikel 11, lid 4, van de antidumpingbasisverordening moet het geldende antidumpingrecht worden ingetrokken ten aanzien van de invoer van het onderzochte product dat door de indiener van het verzoek wordt vervaardigd en naar de Unie wordt uitgevoerd.

(15)

Tevens moet de invoer van dit product overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de antidumpingbasisverordening worden geregistreerd, zodat eventueel antidumpingrechten kunnen worden geheven vanaf de datum van registratie van deze invoer, indien uit het nieuwe onderzoek blijkt dat de indiener van het verzoek de maatregelen heeft ontweken. In dit stadium van het onderzoek kan geen schatting worden gemaakt van het bedrag dat de indiener van het verzoek in de toekomst eventueel verschuldigd zal zijn.

5.3.   Bestaande antisubsidiemaatregelen

(16)

Aangezien de antisubsidiebasisverordening geen rechtsgrondslag bevat voor de intrekking van de geldende antisubsidiemaatregelen, blijven deze maatregelen van kracht. Alleen als uit het nieuwe onderzoek blijkt dat de indiener van het verzoek recht heeft op vrijstelling, zullen de geldende antisubsidiemaatregelen worden ingetrokken bij een verordening tot verlening van een dergelijke vrijstelling.

5.4.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek

(17)

Het nieuwe onderzoek heeft betrekking op de periode van 1 april 2014 tot en met 30 september 2017 („tijdvak van het nieuwe onderzoek”).

5.5.   Onderzoek naar de indiener van het verzoek

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig acht, zal de Commissie de indiener van het verzoek een vragenlijst toezenden. Ingevolge artikel 6, lid 2, van de antidumpingbasisverordening en artikel 11, lid 2, van de antisubsidiebasisverordening moet de indiener van het verzoek, tenzij anders vermeld, de ingevulde vragenlijst uiterlijk 37 dagen na de datum van inwerkingtreding van de onderhavige verordening indienen.

5.6.   Andere schriftelijke opmerkingen

(18)

Alle belanghebbenden wordt verzocht om onder de voorwaarden van deze verordening hun standpunten kenbaar te maken en informatie en bewijsmateriaal in te dienen. Tenzij anders aangegeven, moeten deze informatie en dit bewijsmateriaal uiterlijk 37 dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening in het bezit van de Commissie zijn.

5.7.   Mogelijkheid om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord

(19)

Alle belanghebbenden kunnen een verzoek indienen om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord. Dit verzoek moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. Een verzoek om te worden gehoord over zaken die betrekking hebben op het beginstadium van het onderzoek moet uiterlijk 15 dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening worden ingediend. Daarna moet een verzoek om te worden gehoord, worden ingediend binnen de specifieke termijnen die de Commissie in haar correspondentie met de partijen vermeldt.

5.8.   Instructies voor schriftelijke opmerkingen en de verzending van ingevulde vragenlijsten en correspondentie

(20)

Informatie die aan de Commissie wordt verstrekt in het kader van handelsbeschermingsonderzoeken, moet vrij zijn van auteursrechten. Alvorens aan de Commissie informatie en/of gegevens te verstrekken die onderworpen zijn aan het auteursrecht van derden, moeten belanghebbenden de houder van het auteursrecht specifiek verzoeken de Commissie uitdrukkelijk toestemming te verlenen om a) voor deze handelsbeschermingsprocedure gebruik te maken van de informatie en gegevens, en b) de informatie en/of gegevens te verstrekken aan belanghebbenden in dit onderzoek, in een vorm die hun de mogelijkheid biedt hun recht van verweer uit te oefenen.

(21)

Alle schriftelijke opmerkingen (met inbegrip van de in deze verordening gevraagde informatie), ingevulde vragenlijsten en correspondentie die door belanghebbenden worden verstrekt en waarvoor om een vertrouwelijke behandeling wordt verzocht, moeten zijn voorzien van de vermelding „Limited (12).

(22)

Belanghebbenden die informatie met de vermelding „Limited” verstrekken, moeten hiervan krachtens artikel 19, lid 2, van de antidumpingbasisverordening en artikel 29, lid 2, van de antisubsidiebasisverordening een niet-vertrouwelijke samenvatting indienen, voorzien van de vermelding „For inspection by interested parties”. Deze samenvatting moet gedetailleerd genoeg zijn om een redelijk inzicht te verschaffen in de wezenlijke inhoud van de als vertrouwelijk verstrekte informatie. Als een belanghebbende die vertrouwelijke informatie verstrekt, geen niet-vertrouwelijke samenvatting daarvan indient met de vereiste vorm en inhoud, kan deze informatie buiten beschouwing worden gelaten.

(23)

Belanghebbenden wordt verzocht alle opmerkingen en verzoeken met inbegrip van gescande volmachten en certificaten per e-mail in te dienen, met uitzondering van uitgebreide antwoorden, die persoonlijk of per aangetekend schrijven moeten worden ingediend op een draagbaar digitaal opslagmedium (cd-rom, dvd, USB-stick enz.). Door e-mail te gebruiken, stemmen belanghebbenden in met de geldende voorschriften inzake elektronisch ingediende opmerkingen, die zijn vervat in het document „CORRESPONDENCE WITH THE EUROPEAN COMMISSION IN TRADE DEFENCE CASES” (Correspondentie met de Europese Commissie in handelsbeschermingszaken) op de website van het directoraat-generaal Handel (http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2014/june/tradoc_152578.pdf).

(24)

Belanghebbenden moeten hun naam, adres, telefoonnummer en een geldig e-mailadres vermelden en ervoor zorgen dat het verstrekte e-mailadres een actief, officieel en zakelijk e-mailadres is dat elke dag wordt gecontroleerd. Zodra contactgegevens zijn verstrekt, verloopt de communicatie van de Commissie met belanghebbenden uitsluitend per e-mail, behalve indien zij er uitdrukkelijk om verzoeken alle documenten van de Commissie via een ander communicatiemiddel te ontvangen, of het document wegens de aard ervan per aangetekend schrijven moet worden verzonden. Voor nadere voorschriften en informatie over de correspondentie met de Commissie, met inbegrip van de beginselen die van toepassing zijn op per e-mail verzonden opmerkingen, moeten belanghebbenden de hierboven genoemde instructies voor de communicatie met belanghebbenden raadplegen.

Correspondentieadres van de Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kamer CHAR 04/039

1040 Brussel.

BELGIË

E-mail: TRADE-R677-EXEMPTION-SOLAR@ec.europa.eu

6.   NIET-MEDEWERKING

(25)

Wanneer belanghebbenden geen toegang tot de vereiste gegevens verlenen, deze niet binnen de gestelde termijn verstrekken of het onderzoek aanmerkelijk belemmeren, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de antidumpingbasisverordening en artikel 28 van de antisubsidiebasisverordening conclusies worden getrokken op basis van de beschikbare gegevens, zowel in positieve als in negatieve zin.

(26)

Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, kunnen deze buiten beschouwing worden gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruik worden gemaakt.

(27)

Als een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en de conclusies daarom overeenkomstig artikel 18 van de antidumpingbasisverordening en artikel 28 van de antisubsidiebasisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kunnen de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan wanneer hij wel medewerking had verleend.

(28)

Als de belanghebbende zijn antwoord niet door middel van systemen voor automatische gegevensverwerking verstrekt, wordt dit niet als niet-medewerking beschouwd, mits deze belanghebbende aantoont dat verstrekking van het antwoord in de gevraagde vorm voor hem een onredelijke extra belasting zou betekenen of onredelijke extra kosten zou meebrengen. De belanghebbende moet onmiddellijk contact opnemen met de Commissie.

7.   RAADADVISEUR-AUDITEUR

(29)

Belanghebbenden kunnen erom vragen dat de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures wordt ingeschakeld. De raadadviseur-auditeur fungeert als tussenpersoon tussen de belanghebbenden en de onderzoeksdiensten van de Commissie. Hij behandelt verzoeken om toegang tot het dossier, geschillen over de vertrouwelijkheid van documenten, verzoeken om termijnverlenging en verzoeken van derden om te worden gehoord. De raadadviseur-auditeur kan een hoorzitting met een individuele belanghebbende beleggen en als bemiddelaar optreden om te garanderen dat de belanghebbenden hun recht van verweer ten volle kunnen uitoefenen. De raadadviseur-auditeur kan ook een hoorzitting voor belanghebbenden beleggen waar uiteenlopende standpunten en tegenargumenten naar voren kunnen worden gebracht.

(30)

Een verzoek om door de raadadviseur-auditeur te worden gehoord, moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. Een verzoek om te worden gehoord over zaken die betrekking hebben op het beginstadium van het onderzoek moet uiterlijk 15 dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening worden ingediend. Daarna moet een verzoek om te worden gehoord, worden ingediend binnen de specifieke termijnen die de Commissie in haar correspondentie met de partijen vermeldt.

(31)

Belanghebbenden die contact willen opnemen, vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de pagina's van de raadadviseur-auditeur op de website van DG Handel (http://ec.europa.eu/trade/trade-policy-and-you/contacts/hearing-officer/).

8.   TIJDSCHEMA VOOR HET ONDERZOEK

(32)

Het onderzoek wordt overeenkomstig artikel 11, lid 5, van de antidumpingbasisverordening en artikel 22, lid 1, van de antisubsidiebasisverordening uiterlijk negen maanden na de datum van inwerkingtreding van de onderhavige verordening afgesloten.

9.   VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS

(33)

Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (13),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op grond van artikel 11, lid 4, en artikel 13, lid 4, van Verordening (EU) 2016/1036 en artikel 23, lid 6, van Verordening (EU) 2016/1037 wordt een nieuw onderzoek geopend in verband met de Uitvoeringsverordeningen (EU) 2016/184 en (EU) 2016/185, teneinde vast te stellen of fotovoltaïsche modules of panelen van kristallijn silicium en cellen van de soort die in dergelijke modules of panelen wordt gebruikt (de cellen hebben een dikte van maximaal 400 micrometer), verzonden uit Maleisië en Taiwan, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië en Taiwan, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 8501 31 00, ex 8501 32 00, ex 8501 33 00, ex 8501 34 00, ex 8501 61 20, ex 8501 61 80, ex 8501 62 00, ex 8501 63 00, ex 8501 64 00 en ex 8541 40 90 (Taric-codes 8501310082, 8501310083, 8501320042, 8501320043, 8501330062, 8501330063, 8501340042, 8501340043, 8501612042, 8501612043, 8501618042, 8501618043, 8501620062, 8501620063, 8501630042, 8501630043, 8501640042, 8501640043, 8541409022, 8541409023, 8541409032 en 8541409033), geproduceerd door Longi (Kuching) SDN.BHD (aanvullende Taric-code C309), moeten worden onderworpen aan de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/185 ingestelde antidumpingmaatregelen en de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/184 ingestelde antisubsidiemaatregelen.

Artikel 2

Het bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/185 ingestelde antidumpingrecht wordt ingetrokken ten aanzien van het in artikel 1 van de onderhavige verordening omschreven product.

Artikel 3

De douaneautoriteiten nemen overeenkomstig artikel 14, lid 5, van Verordening (EU) 2016/1036 de nodige maatregelen om de invoer in de Unie van het in artikel 1 van de onderhavige verordening omschreven product te registreren.

De registratie wordt negen maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening beëindigd.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 november 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 55.

(3)  PB L 325 van 5.12.2013, blz. 1.

(4)  PB L 325 van 5.12.2013, blz. 66.

(5)  PB L 37 van 12.2.2016, blz. 56.

(6)  PB L 37 van 12.2.2016, blz. 76.

(7)  PB L 56 van 3.3.2017, blz. 1.

(8)  PB L 56 van 3.3.2017, blz. 131.

(9)  PB L 36 van 11.2.2017, blz. 47.

(10)  PB C 67 van 3.3.2017, blz. 16.

(11)  PB L 238 van 16.9.2017, blz. 22.

(12)  Een „Limited”-document wordt beschouwd als vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51) en artikel 6 van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst). Het is ook een beschermd document krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).

(13)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).


BESLUITEN

7.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 288/36


BESLUIT (EU) 2017/1995 VAN DE COMMISSIE

van 6 november 2017

tot handhaving in het Publicatieblad van de Europese Unie van de referentie van geharmoniseerde norm EN 13341:2005 + A1:2011 betreffende niet-verplaatsbare thermoplastische tanks voor bovengrondse opslag van huisbrandstookolie, kerosine en dieselbrandstof overeenkomstig Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (1), en met name artikel 18, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 305/2011 moeten de in artikel 17 van die verordening bedoelde geharmoniseerde normen voldoen aan de vereisten van het geharmoniseerde systeem die in of op grond van die verordening zijn vastgesteld.

(2)

In januari 2011 heeft het Europees Comité voor Normalisatie (CEN) de geharmoniseerde norm EN 13341:2005 + A1: 2011 „Niet-verplaatsbare thermoplastische tanks voor bovengrondse opslag van huisbrandstookolie, kerosine en dieselbrandstof — Spuit- en rotatiegegoten polyetheen tanks en rotatiegegoten tanks van anionisch gepolymeriseerd polyamide 6 — Eisen en beproevingsmethoden” vastgesteld. De referentie van de norm is vervolgens bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2). De referentie van de norm is meermaals opnieuw gepubliceerd, en het recentst in 2017 (3).

(3)

Op 21 augustus 2015 heeft Duitsland formeel bezwaar gemaakt met betrekking tot geharmoniseerde norm EN 13341:2005 + A1:2011. Het formele bezwaar was gebaseerd op het ontbreken van geharmoniseerde methoden in die norm die de mechanische weerstand, het draagvermogen, de stabiliteit en de breukvastheid van de desbetreffende producten waarborgen wanneer zij worden geïnstalleerd in gebieden waar aardbevingen of overstromingen voorkomen. Bijgevolg verzocht Duitsland om beperking van de in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerde referentie van die norm door gebieden waar aardbevingen of overstromingen voorkomen, uit te sluiten van het toepassingsgebied van de norm, dan wel om schrapping van de referentie van die norm.

(4)

Volgens Duitsland bevat die norm geen bepalingen voor de waarborging van de prestaties van de desbetreffende bouwproducten wanneer zij worden geïnstalleerd in gebieden waar een risico op aardbevingen of overstromingen bestaat. De daarvoor noodzakelijke risicobeoordelingsmethoden wat het ontwerp, de ondersteunende constructie of het verankeren van de tanks betreft, ontbreken volledig. Bovendien kan evenmin worden beoordeeld in hoeverre de tanks bestand zijn tegen de krachten die kunnen optreden als gevolg van aardbevingen of overstromingen.

(5)

Duitsland beschouwde deze tekortkomingen als een schending van artikel 17, lid 3, van Verordening (EU) nr. 305/2011, aangezien de norm in kwestie niet geheel voldoet aan de in het desbetreffende mandaat beschreven eisen, zoals bepaald in artikel 18 van die verordening.

(6)

Bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek moet worden opgemerkt dat de aanvullende eisen die volgens Duitsland noodzakelijk zijn, verband houden met de installatie en het gebruik van de desbetreffende producten in gebieden waar een risico op aardbevingen of overstromingen bestaat.

(7)

Overeenkomstig artikel 17, lid 3, van Verordening (EU) nr. 305/2011 moeten geharmoniseerde normen evenwel voorzien in de methoden en criteria om de prestaties van de betrokken producten te beoordelen. Het geharmoniseerde systeem dat bij of krachtens die verordening is vastgesteld, heeft tot doel om geharmoniseerde voorwaarden vast te leggen voor het in de handel brengen van bouwproducten, en niet om regels vast te stellen voor de installatie en het gebruik van die producten.

(8)

Het recht om formeel bezwaar te maken overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) nr. 305/2011 kan echter niet worden uitgebreid tot verzoeken die betrekking hebben op andere zaken dan de inhoud van de desbetreffende normen. Dergelijke verzoeken moeten derhalve niet-ontvankelijk worden geacht in het kader van formele bezwaren.

(9)

Daarom moet het eerste verzoek van Duitsland, om de referentie van de norm te beperken door gebieden waar aardbevingen of overstromingen voorkomen van het toepassingsgebied van de norm uit te sluiten, niet-ontvankelijk worden geacht, aangezien dat verzoek betrekking heeft op andere zaken dan de inhoud van de desbetreffende norm.

(10)

Het subsidiaire verzoek van Duitsland, om de referentie van de norm in haar geheel te schrappen, is hoofdzakelijk gebaseerd de ontoereikendheid van de norm in de huidige vorm, met name wat betreft de installatie en het gebruik van de desbetreffende producten in gebieden waar aardbevingen of overstromingen voorkomen.

(11)

De lidstaten blijven evenwel volledig gerechtigd om de specifieke installatie- en gebruiksvoorwaarden voor bouwproducten te reguleren, op voorwaarde dat die specifieke voorwaarden geen vereisten behelzen voor de beoordeling van de prestatie van producten die in strijd zijn met het geharmoniseerde systeem. De lidstaten zijn dus in staat om de installatie of het gebruik van de desbetreffende producten te beperken of verbieden in gebieden waar aardbevingen of overstromingen voorkomen, zoals nu het geval is in Duitsland.

(12)

Op basis van de inhoud van EN 13341:2005 + A1:2011 en van de informatie die door Duitsland, het CEN en het bedrijfsleven is verstrekt, en na raadpleging van de comités die zijn opgericht bij artikel 64 van Verordening (EU) nr. 305/2011 en bij artikel 22 van Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad (4), heerst er een brede consensus dat de referentie van die norm in het Publicatieblad van de Europese Unie moet worden gehandhaafd.

(13)

De gestelde onvolledigheid van de norm in kwestie kan dus geen voldoende reden zijn voor de volledige schrapping van de referentie van norm EN 13341:2005 + A1:2011 uit het Publicatieblad van de Europese Unie.

(14)

De referentie van norm EN 13341:2005 + A1:2011 moet daarom in het Publicatieblad van de Europese Unie worden gehandhaafd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De referentie van geharmoniseerde norm EN 13341:2005 + A1: 2011 „Niet-verplaatsbare thermoplastische tanks voor bovengrondse opslag van huisbrandstookolie, kerosine en dieselbrandstof — Spuit- en rotatiegegoten polyetheen tanks en rotatiegegoten tanks van anionisch gepolymeriseerd polyamide 6 — Eisen en beproevingsmethoden” wordt gehandhaafd in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 6 november 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 88 van 4.4.2011, blz. 5.

(2)  Mededeling van de Commissie in het kader van de uitvoering van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake voor de bouw bestemde produkten (PB C 246 van 24.8.2011, blz. 1).

(3)  Mededeling van de Commissie in het kader van de uitvoering van Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (PB C 267 van 11.8.2017, blz. 16).

(4)  Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12).


7.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 288/39


BESLUIT (EU) 2017/1996 VAN DE COMMISSIE

van 6 november 2017

tot handhaving in het Publicatieblad van de Europese Unie van de referentie van geharmoniseerde norm EN 12285-2:2005 betreffende fabrieksmatig vervaardigde stalen tanks overeenkomstig Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (1), en met name artikel 18, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 305/2011 moeten de in artikel 17 van die verordening bedoelde geharmoniseerde normen voldoen aan de vereisten van het geharmoniseerde systeem die in of op grond van die verordening zijn vastgesteld.

(2)

In februari 2005 heeft het Europees Comité voor Normalisatie (CEN) de geharmoniseerde norm 12285-2:2005 „Fabrieksmatig vervaardigde stalen tanks — Deel 2: Horizontale cilindrische enkelwandige en dubbelwandige tanks voor de bovengrondse opslag van brandbare en niet-brandbare watervervuilende vloeistoffen” vastgesteld. De referentie van de norm is vervolgens bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2). De referentie van de norm is meermaals opnieuw gepubliceerd, en het recentst in 2017 (3).

(3)

Op 21 augustus 2015 heeft Duitsland formeel bezwaar gemaakt met betrekking tot geharmoniseerde norm EN 12285-2:2005. Het formele bezwaar was gebaseerd op het ontbreken van geharmoniseerde methoden in die norm die de mechanische weerstand, het draagvermogen, de lekdichtheid, de stabiliteit en de breukvastheid van de desbetreffende producten waarborgen wanneer zij worden geïnstalleerd in gebieden waar aardbevingen of overstromingen voorkomen. Bijgevolg verzocht Duitsland om beperking van de in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerde referentie van die norm door gebieden waar aardbevingen of overstromingen voorkomen, uit te sluiten van het toepassingsgebied van de norm, dan wel om schrapping van de referentie van die norm.

(4)

Volgens Duitsland bevat die norm geen bepalingen voor de waarborging van de prestaties van de desbetreffende bouwproducten wanneer zij worden geïnstalleerd in gebieden waar een risico op aardbevingen of overstromingen bestaat. De daarvoor noodzakelijke risicobeoordelingsmethoden wat het ontwerp, de ondersteunende constructie of het verankeren van de tanks betreft, ontbreken volledig. Bovendien kan evenmin worden beoordeeld in hoeverre de tanks bestand zijn tegen de krachten die kunnen optreden als gevolg van aardbevingen of overstromingen.

(5)

Duitsland beschouwde deze tekortkomingen als een schending van artikel 17, lid 3, van Verordening (EU) nr. 305/2011, aangezien de norm in kwestie niet geheel voldoet aan de in het desbetreffende mandaat beschreven eisen, zoals bepaald in artikel 18 van die verordening.

(6)

Bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek moet worden opgemerkt dat de aanvullende eisen die volgens Duitsland noodzakelijk zijn, verband houden met de installatie en het gebruik van de desbetreffende producten in gebieden waar een risico op aardbevingen of overstromingen bestaat.

(7)

Overeenkomstig artikel 17, lid 3, van Verordening (EU) nr. 305/2011 moeten geharmoniseerde normen evenwel voorzien in de methoden en criteria om de prestaties van de betrokken producten te beoordelen. Het geharmoniseerde systeem dat bij of krachtens die verordening is vastgesteld, heeft tot doel om geharmoniseerde voorwaarden vast te leggen voor het in de handel brengen van bouwproducten, en niet om regels vast te stellen voor de installatie en het gebruik van die producten.

(8)

Het recht om formeel bezwaar te maken overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) nr. 305/2011 kan echter niet worden uitgebreid tot verzoeken die betrekking hebben op andere zaken dan de inhoud van de desbetreffende normen. Dergelijke verzoeken moeten derhalve niet-ontvankelijk worden geacht in het kader van formele bezwaren.

(9)

Daarom moet het eerste verzoek van Duitsland, om de referentie van de norm te beperken door gebieden waar aardbevingen of overstromingen voorkomen van het toepassingsgebied van de norm uit te sluiten, niet-ontvankelijk worden geacht, aangezien dat verzoek betrekking heeft op andere zaken dan de inhoud van de desbetreffende norm.

(10)

Het subsidiaire verzoek van Duitsland, om de referentie van de norm in haar geheel te schrappen, is hoofdzakelijk gebaseerd de ontoereikendheid van de norm in de huidige vorm, met name wat betreft de installatie en het gebruik van de desbetreffende producten in gebieden waar aardbevingen of overstromingen voorkomen.

(11)

De lidstaten blijven evenwel volledig gerechtigd om de specifieke installatie- en gebruiksvoorwaarden voor bouwproducten te reguleren, op voorwaarde dat die specifieke voorwaarden geen vereisten behelzen voor de beoordeling van de prestatie van producten die in strijd zijn met het geharmoniseerde systeem. De lidstaten zijn dus in staat om de installatie of het gebruik van de desbetreffende producten te beperken of verbieden in gebieden waar aardbevingen of overstromingen voorkomen, zoals nu het geval is in Duitsland.

(12)

Op basis van de inhoud van EN 12285-2:2005 en van de informatie die door Duitsland, het CEN en het bedrijfsleven is verstrekt, en na raadpleging van de comités die zijn opgericht bij artikel 64 van Verordening (EU) nr. 305/2011 en bij artikel 22 van Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad (4), heerst er een brede consensus dat de referentie van die norm in het Publicatieblad van de Europese Unie moet worden gehandhaafd.

(13)

De gestelde onvolledigheid van de norm in kwestie kan dus geen voldoende reden zijn voor de volledige schrapping van de referentie van norm EN 12285-2:2005 uit het Publicatieblad van de Europese Unie.

(14)

De referentie van norm EN 12285-2:2005 moet daarom in het Publicatieblad van de Europese Unie worden gehandhaafd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De referentie van geharmoniseerde norm 12285-2:2005 „Fabrieksmatig vervaardigde stalen tanks — Deel 2: Horizontale cilindrische enkelwandige en dubbelwandige tanks voor de bovengrondse opslag van brandbare en niet-brandbare watervervuilende vloeistoffen” wordt gehandhaafd in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 6 november 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 88 van 4.4.2011, blz. 5.

(2)  Mededeling van de Commissie in het kader van de uitvoering van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake voor de bouw bestemde produkten (PB C 319 van 14.12.2005, blz. 1).

(3)  Mededeling van de Commissie in het kader van de uitvoering van Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (PB C 267 van 11.8.2017, blz. 16).

(4)  Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12).