ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 104 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
60e jaargang |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
20.4.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 104/1 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/702 VAN DE COMMISSIE
van 4 april 2017
tot inschrijving van een naam in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Marche (BGA))
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de aanvraag van Italië tot registratie van de naam „Marche” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). |
(2) |
Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de naam „Marche” worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De naam „Marche” (BGA) wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.
Met de in de eerste alinea vermelde naam wordt een product aangeduid van categorie 1.5 (Oliën en vetten (boter, margarine, spijsolie enz.)) als opgenomen in bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie (3).
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 4 april 2017.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Phil HOGAN
Lid van de Commissie
(1) PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.
(2) PB C 474 van 17.12.2016, blz. 6.
(3) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 179 van 19.6.2014, blz. 36).
20.4.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 104/3 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/703 VAN DE COMMISSIE
van 5 april 2017
tot inschrijving van een naam in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Vitelloni Piemontesi della coscia (BGA))
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de aanvraag van Italië tot registratie van de naam „Vitelloni Piemontesi della coscia” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). |
(2) |
Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de naam „Vitelloni Piemontesi della coscia” worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De naam „Vitelloni Piemontesi della coscia” (BGA) wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.
Met de in de eerste alinea vermelde naam wordt een product aangeduid van categorie 1.1. (Vers vlees (en verse slachtafval)) als opgenomen in bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie (3).
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 5 april 2017.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Phil HOGAN
Lid van de Commissie
(1) PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.
(2) PB C 481 van 23.12.2016, blz. 21.
(3) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 179 van 19.6.2014, blz. 36).
20.4.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 104/4 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/704 VAN DE COMMISSIE
van 19 april 2017
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 891/2009 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten in de sector suiker
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 187,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Bosnië en Herzegovina, anderzijds (2) (hierna „de SAO” genoemd), is op 16 juni 2008 ondertekend en op 1 juni 2015 in werking getreden. Artikel 27, lid 3, van de SAO voorziet in een rechtenvrije toegang voor invoer in de Unie van producten van de posten 1701 en 1702 van de gecombineerde nomenclatuur van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina, binnen de grenzen van een jaarlijks tariefcontingent van 12 000 ton. |
(2) |
Het protocol bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds en Bosnië en Herzegovina, anderzijds om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie (3) (hierna „het protocol” genoemd) is op 15 december 2016 ondertekend. Bij Besluit (EU) 2017/75 van de Raad (4) is machtiging verleend voor de ondertekening, namens de Europese Unie en haar lidstaten, en voor de voorlopige toepassing ervan. |
(3) |
Artikel 2, lid 1, van het protocol voorziet in de wijziging van het bestaande tariefcontingent voor suiker van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina met ingang van 1 februari 2017. Het betreffende jaarlijkse tariefcontingent voor suiker wordt opgetrokken van 12 000 tot 13 210 ton. |
(4) |
Verordening (EG) nr. 891/2009 van de Commissie (5) voorziet in de opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten in de sector suiker, met inbegrip van die van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina. Om de in het protocol vastgestelde tariefcontingenten ten uitvoer te leggen, moet die verordening daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(5) |
Aangezien het protocol vanaf 1 februari 2017 van toepassing is, moeten de voorgestelde wijzigingen ook vanaf die datum van toepassing zijn en in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 891/2009 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 1 wordt punt f) vervangen door:
|
2) |
In bijlage I wordt deel II vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 februari 2017.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 19 april 2017.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 164 van 30.6.2015, blz. 2.
(3) PB L 12 van 17.1.2017, blz. 3.
(4) Besluit (EU) 2017/75 van de Raad van 21 november 2016 betreffende de ondertekening, namens de Unie en haar lidstaten, en de voorlopige toepassing van het protocol bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Bosnië en Herzegovina, anderzijds, om rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie (PB L 12 van 17.1.2017, blz. 1).
(5) Verordening (EG) nr. 891/2009 van de Commissie van 25 september 2009 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten in de sector suiker (PB L 254 van 26.9.2009, blz. 82).
BIJLAGE
„Deel II: Balkansuiker
Derde land of douanegebied |
Volgnummer |
GN-code |
Hoeveelheid (ton) |
Contingentrecht (EUR/ton) |
Albanië |
09.4324 |
1701 en 1702 |
1 000 |
0 |
Bosnië en Herzegovina |
09.4325 |
1701 en 1702 |
13 210 |
0 |
Servië |
09.4326 |
1701 en 1702 |
181 000 |
0 |
Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië |
09.4327 |
1701 en 1702 |
7 000 |
0” |
20.4.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 104/6 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/705 VAN DE COMMISSIE
van 19 april 2017
tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (1), en met name artikel 9, lid 1, onder b) en e),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 is een goederennomenclatuur vastgesteld (hierna „gecombineerde nomenclatuur” of „GN” genoemd), die in bijlage I bij die verordening is opgenomen. |
(2) |
De huidige tekst van GN-code 1905 90 60 luidt „gezoet”, wat twijfels oproept over de reikwijdte van de GN-code en een onvoldoende precieze omschrijving is voor indeling op basis van een laboratoriumanalyse. De tekst „gezoet” moet worden geschrapt, omdat het onmogelijk vast te stellen is of het suikergehalte natuurlijk is, op grond waarvan het product moet worden ingedeeld onder GN-code 1905 90 90, of dat de suiker is toegevoegd, op grond waarvan het product moet worden ingedeeld onder GN-code 1905 90 60. De tekst „gezoet” is ook te onbepaald, omdat het alle natuurlijke en kunstmatige stoffen met een zoete smaak bevat zonder een drempel aan te geven voor het gehalte aan zoetstof in het product. Dit kan tot gevolg hebben dat er verschillende minimumdrempels worden toegepast of dat de objectiviteit ontbreekt om de aanwezigheid van zoetstof in een product te bewijzen. |
(3) |
Er is een statistische analyse verricht naar de huidige GN-codes 1905 90 60 en 1905 90 90 om na te gaan wat de bedragen aan geïnde douanerechten zijn voor de onder elk van deze GN-codes ingevoerde producten die minder dan 5 gewichtspercenten aan sacharose, invertsuiker of isoglucose bevatten. Uit de statistische analyse bleek dat op basis van het criterium „gezoet” een aanzienlijk aantal ingevoerde producten dat onder 1905 90 60 GN-code was ingedeeld, onder GN-code 1905 90 90 had moeten vallen, of omgekeerd. De tekst van GN-code 1905 90 60 moet daarom worden gewijzigd teneinde een duidelijk criterium in te voeren om de twee productgroepen te onderscheiden. Het percentage in gewicht aan sacharose, invertsuiker of isoglucose is een objectiever criterium en kan daarom makkelijker worden toegepast voor een laboratoriumanalyse. |
(4) |
Omdat de GN ook een statistieknomenclatuur is, moet het zevende en achtste getal van de GN-codes in kwestie gelijktijdig met de reikwijdte van deze GN-codes worden gewijzigd om na de wijziging voor een correcte gegevensverwerking te zorgen. |
(5) |
Rekening houdend met het feit dat overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EEG) nr. 2658/87 bijlage I bij deze verordening met ingang van 1 januari 2018 moet worden vervangen, dienen deze nieuwe GN-codes pas met ingang van 1 januari 2018 van toepassing te zijn. |
(6) |
Verordening (EEG) nr. 2658/87 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Hoofdstuk 19 van deel twee van de gecombineerde nomenclatuur, die is opgenomen in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87, wordt als volgt gewijzigd:
a) |
de rijen voor de GN-codes 1905 90 60 en 1905 90 90 worden geschrapt; |
b) |
de volgende rijen worden ingevoegd:
|
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2018.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 19 april 2017.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1.
(2) Zie bijlage 1.”.
20.4.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 104/8 |
VERORDENING (EU) 2017/706 VAN DE COMMISSIE
van 19 april 2017
tot wijziging van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) wat betreft huidsensibilisering en tot intrekking van Verordening (EU) 2016/1688 van de Commissie
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (1), en met name artikel 13, lid 2, en artikel 131,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 1907/2006 bevat voorschriften voor de registratie van stoffen die in de Unie zijn vervaardigd of ingevoerd voor gebruik als zodanig of in mengsels of voorwerpen. De registrant moet in voorkomend geval de in Verordening (EG) nr. 1907/2006 voorgeschreven informatie verstrekken om aan de registratievereisten te voldoen. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 moeten de testmethoden die worden gebruikt om de bij die verordening vereiste informatie te verkrijgen over de intrinsieke eigenschappen van stoffen, regelmatig worden herzien en verbeterd om het aantal proeven op gewervelde dieren en het aantal betrokken dieren te verminderen. Voor zover passende en gevalideerde testmethoden beschikbaar worden, moeten Verordening (EG) nr. 440/2008 van de Commissie (2) en de bijlagen bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 in voorkomend geval worden gewijzigd om dierproeven te vervangen, in aantal te verminderen of te verfijnen. Er moet rekening worden gehouden met de in Richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad (3) vastgelegde beginselen van vervanging, vermindering en verfijning. |
(3) |
Krachtens Verordening (EG) nr. 1907/2006, zijn in-vivo-onderzoeken nodig voor het verkrijgen van informatie over huidsensibilisering (bijlage VII, punt 8.3, bij Verordening (EG) nr. 1907/2006). |
(4) |
In de afgelopen jaren is aanzienlijke wetenschappelijke vooruitgang geboekt op het gebied van de ontwikkeling van alternatieve testmethoden voor huidsensibilisering. Verscheidene in-chemico- en in-vitrotestmethoden zijn gevalideerd door het referentielaboratorium van de Europese Unie voor alternatieve methoden ter vervanging van dierproeven (EURL ECVAM) en/of internationaal overeengekomen door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Als deze testmethoden op passende wijze binnen het kader van een geïntegreerde aanpak van toetsing en beoordeling (IATA) worden gecombineerd, kunnen zij het mogelijk maken om informatie te verkrijgen die afdoende is om te beoordelen of een stof huidsensibilisering veroorzaakt, zonder een beroep te hoeven doen op in-vivotests. |
(5) |
Ter vermindering van dierproeven moet bijlage VII, punt 8.3, bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 worden gewijzigd om het gebruik van deze alternatieve methoden toe te staan wanneer op die manier toereikende informatie kan worden verkregen en wanneer de beschikbare testmethoden van toepassing zijn op de te testen stof. |
(6) |
De alternatieve testmethoden die momenteel beschikbaar zijn en door de OESO zijn goedgekeurd, zijn gebaseerd op een route van schadelijke effecten (Adverse Outcome Pathway; AOP) waarin de kennis over het mechanisme van de ontwikkeling van huidsensibilisering wordt beschreven. Deze methoden zijn niet bestemd om afzonderlijk te worden gebruikt, maar moeten in combinatie worden toegepast. Om huidsensibilisering op alomvattende wijze te beoordelen, moeten in de regel de methoden voor de eerste drie sleutelprocessen van de route van schadelijke effecten worden gebruikt. |
(7) |
Het kan echter onder bepaalde voorwaarden mogelijk zijn om voldoende informatie af te leiden zonder alle drie de sleutelprocessen expliciet aan de hand van afzonderlijke testmethoden te testen. Bijgevolg moet aan de registrant de mogelijkheid worden geboden om wetenschappelijk te verantwoorden dat hij afziet van tests voor bepaalde sleutelprocessen. |
(8) |
De testmethode die als eerste keuze wordt vermeld voor in-vivo-onderzoek, de lokale lymfkliertest (LLNA), verstrekt informatie over de sterkte van het sensibiliserend vermogen van een stof. De identificatie van sterke huidallergenen is belangrijk om een geschikte indeling en risicobeoordeling van dergelijke stoffen mogelijk te maken. Daarom moet worden verduidelijkt dat de verplichting om informatie te verstrekken die het mogelijk maakt te beoordelen of een stof als een sterk allergeen moet worden beschouwd, van toepassing is op alle gegevens, ongeacht of deze in vivo of in vitro zijn verkregen. |
(9) |
Om echter te vermijden dat dierproeven worden uitgevoerd en reeds uitgevoerde proeven worden herhaald, moeten bestaande in-vivo-onderzoeken voor huidsensibilisering die overeenkomstig de geldende testrichtsnoeren van de OESO of EU-testmethoden en in overeenstemming met goede laboratoriumpraktijken (4) zijn uitgevoerd, als geldig worden beschouwd om te voldoen aan de verplichte verstrekking van standaardinformatie voor huidsensibilisering, zelfs als de informatie die eruit wordt afgeleid ontoereikend is om te concluderen of een stof als een sterk allergeen kan worden beschouwd. |
(10) |
Bovendien moeten de standaardinformatievereisten en de aanpassingsregels van bijlage VII, punt 8.3, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 worden herzien ter verwijdering van redundantie met regels van de bijlagen VI en XI en in de inleidende delen van bijlage VII bij die verordening wat betreft de herziening van beschikbare gegevens, het afzien van tests voor een toxicologisch eindpunt als de beschikbare informatie aangeeft dat de stof voldoet aan de criteria voor indeling bij dat toxicologische eindpunt, of ter verduidelijking van de beoogde bedoeling van het afzien van studies voor stoffen die onder bepaalde omstandigheden ontvlambaar zijn. Daar waar verwezen wordt naar de indeling van stoffen, moeten de aanpassingsregels zodanig worden bijgewerkt dat de terminologie met die van Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (5) overeenstemt. |
(11) |
Verder moet ECHA in samenwerking met de lidstaten en belanghebbende partijen richtsnoeren ontwikkelen over de toepassing van de testmethoden en de door deze verordening geboden mogelijkheden om af te zien van de standaardinformatievereisten van Verordening (EG) nr. 1907/2006. Daarbij moet ECHA ten volle rekening houden met de werkzaamheden die door de OESO en andere relevante groepen wetenschappers en deskundigen zijn verricht. |
(12) |
Verordening (EG) nr. 1907/2006 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(13) |
De in deze verordening vervatte bepalingen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 133 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingestelde comité. |
(14) |
Verordening (EU) 2016/1688 van de Commissie (6) is aangenomen zonder dat de ontwerpmaatregel ter toetsing aan de Raad was voorgelegd. Om dit verzuim te verhelpen, trekt de Commissie Verordening (EU) 2016/1688 in en vervangt zij die door deze verordening, die in ontwerp ter toetsing aan het Europees Parlement en de Raad is voorgelegd. Handelingen die overeenkomstig Verordening (EU) 2016/1688 zijn vastgesteld, behouden hun geldigheid, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing vanaf 11 oktober 2016.
Verordening (EU) 2016/1688 wordt ingetrokken met ingang van de datum waarop de onderhavige verordening in werking treedt.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 19 april 2017.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.
(2) Verordening (EG) nr. 440/2008 van de Commissie van 30 mei 2008 houdende vaststelling van testmethoden uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) (PB L 142 van 31.5.2008, blz. 1).
(3) Richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt (PB L 276 van 20.10.2010, blz. 33).
(4) Richtlijn 2004/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de toepassing van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken en het toezicht op de toepassing ervan voor tests op chemische stoffen (gecodificeerde versie) (PB L 50 van 20.2.2004, blz. 44).
(5) Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).
(6) Verordening (EU) 2016/1688 van de Commissie van 20 september 2016 tot wijziging van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) wat betreft huidsensibilisering (PB L 255 van 21.9.2016, blz. 14).
BIJLAGE
Bijlage VII, punt 8.3, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt vervangen door:
„8.3. Huidsensibilisering Informatie aan de hand waarvan
|
Het (de) in de punten 8.3.1 en 8.3.2 vermelde onderzoek(en) behoeft (behoeven) niet te worden uitgevoerd indien:
|
||||||||||
8.3.1. Huidsensibilisering, in vitro/in chemico Informatie uit een of meer overeenkomstig artikel 13, lid 3, erkende in-vitro-/in-chemicotestmethode(n) voor elk van de volgende sleutelprocessen van huidsensibilisering:
|
De(ze) test(s) behoeft (behoeven) niet te worden uitgevoerd indien:
Indien het op basis van informatie uit een of meer testmethoden voor een of twee van de in kolom 1 vermelde sleutelprocessen reeds mogelijk is de stof in te delen en een risicobeoordeling uit te voeren overeenkomstig punt 8.3, behoeven onderzoeken voor het (de) andere sleutelproces(sen) niet te worden uitgevoerd. |
||||||||||
8.3.2. Huidsensibilisering, in vivo |
Een in-vivo-onderzoek wordt alleen uitgevoerd indien de in punt 8.3.1 vermelde in-vitro-/in-chemicotestmethoden niet van toepassing zijn, of indien de uit deze onderzoeken verkregen resultaten niet geschikt zijn voor indeling en risicobeoordeling overeenkomstig punt 8.3. De lokale lymfkliertest (LLNA) is de eerste keuze voor in-vivo-onderzoek. Alleen in uitzonderlijke gevallen kan een andere test worden gebruikt. Het gebruik van een andere in-vivotest dient met redenen te worden omkleed. In-vivo-onderzoeken voor huidsensibilisering die vóór 10 mei 2017 zijn uitgevoerd of begonnen en die aan de in artikel 13, lid 3, eerste alinea, en in artikel 13, lid 4, vermelde vereisten voldoen, worden geacht te voldoen aan de verplichting tot verstrekking van standaardinformatie.” |
20.4.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 104/12 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/707 VAN DE COMMISSIE
van 19 april 2017
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 19 april 2017.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal
Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
EG |
260,5 |
MA |
112,1 |
|
TR |
133,1 |
|
ZZ |
168,6 |
|
0707 00 05 |
MA |
79,4 |
TR |
156,1 |
|
ZZ |
117,8 |
|
0709 93 10 |
MA |
86,1 |
TR |
146,0 |
|
ZZ |
116,1 |
|
0805 10 22 , 0805 10 24 , 0805 10 28 |
EG |
52,9 |
IL |
80,6 |
|
MA |
51,4 |
|
TN |
61,8 |
|
TR |
71,1 |
|
ZZ |
63,6 |
|
0805 50 10 |
AR |
68,9 |
TR |
68,5 |
|
ZZ |
68,7 |
|
0808 10 80 |
AR |
95,4 |
BR |
106,9 |
|
CL |
110,3 |
|
CN |
117,8 |
|
NZ |
154,9 |
|
US |
181,7 |
|
ZA |
114,4 |
|
ZZ |
125,9 |
|
0808 30 90 |
AR |
138,2 |
CL |
145,2 |
|
ZA |
114,1 |
|
ZZ |
132,5 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
20.4.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 104/14 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/708 VAN DE COMMISSIE
van 19 april 2017
tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 april 2017 zijn ingediend in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 341/2007 geopende tariefcontingenten voor knoflook
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188, leden 1 en 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 341/2007 van de Commissie (2) zijn jaarlijkse tariefcontingenten geopend voor de invoer van knoflook. |
(2) |
De hoeveelheden waarop de A-invoercertificaataanvragen betrekking hebben die tijdens de eerste zeven kalenderdagen van april 2017 voor de deelperiode van 1 juni 2017 tot en met 31 augustus 2017 zijn ingediend, zijn, voor bepaalde contingenten, groter dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dient te worden bepaald in hoeverre A-invoercertificaten kunnen worden afgegeven, door de overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (3) berekende toewijzingscoëfficiënt vast te stellen, die moet worden toegepast op de gevraagde hoeveelheden. |
(3) |
Met het oog op de efficiëntie van de maatregel dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënt wordt toegepast op de hoeveelheden waarop de A-invoercertificaataanvragen betrekking hebben die op grond van Verordening (EG) nr. 341/2007 voor de deelperiode van 1 juni 2017 tot en met 31 augustus 2017 zijn ingediend.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 19 april 2017.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal
Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) Verordening (EG) nr. 341/2007 van de Commissie van 29 maart 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten en instelling van een stelsel van invoercertificaten en certificaten van oorsprong voor uit derde landen ingevoerde knoflook en bepaalde andere landbouwproducten (PB L 90 van 30.3.2007, blz. 12).
(3) Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).
BIJLAGE
Oorsprong |
Volgnummer |
Toewijzingscoëfficiënt — voor de deelperiode van 1 juni 2017 tot en met 31 augustus 2017 ingediende aanvragen (%) |
||
China |
||||
|
09.4105 |
— |
||
|
09.4100 |
0,511358 |
||
Andere derde landen |
||||
|
09.4106 |
— |
||
|
09.4102 |
— |
20.4.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 104/16 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/709 VAN DE COMMISSIE
van 19 april 2017
tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de hoeveelheden waarop de aanvragen om invoercertificaten en de aanvragen om rechten tot invoer betrekking hebben die van 1 tot en met 7 april 2017 zijn ingediend en tot bepaling van de hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2017 vastgestelde hoeveelheid in het kader van de tariefcontingenten die in de sector pluimveevlees zijn geopend bij Verordening (EG) nr. 616/2007
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 616/2007 van de Commissie (2) zijn jaarlijkse tariefcontingenten geopend voor de invoer van vlees van pluimvee van oorsprong uit Brazilië, Thailand en andere derde landen. |
(2) |
De hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die van 1 tot en met 7 april 2017 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2017 en voor de periode van 1 juli 2017 tot en met 30 juni 2018 zijn ingediend, zijn, voor bepaalde contingenten, groter dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dient te worden bepaald in hoeverre invoercertificaten kunnen worden afgegeven door de op de gevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt vast te stellen, berekend overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie (3). |
(3) |
De hoeveelheden waarop de aanvragen om rechten tot invoer betrekking hebben die van 1 tot en met 7 april 2017 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2017 en voor de periode van 1 juli 2017 tot en met 30 juni 2018 zijn ingediend, zijn, voor bepaalde contingenten, groter dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dient te worden bepaald in hoeverre rechten tot invoer kunnen worden verleend, door de op de gevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt vast te stellen, berekend overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1301/2006, in combinatie met artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1301/2006. |
(4) |
De hoeveelheden waarop de aanvragen om invoercertificaten betrekking hebben die van 1 tot en met 7 april 2017 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2017 zijn ingediend, zijn, voor bepaalde contingenten, kleiner dan de beschikbare hoeveelheden. Bijgevolg dienen de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, te worden vastgesteld en aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid te worden toegevoegd. |
(5) |
Met het oog op de efficiëntie van de maatregel dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Op de hoeveelheden waarop de invoercertificaataanvragen betrekking hebben die op grond van Verordening (EG) nr. 616/2007 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2017 en voor de periode van 1 juli 2017 tot en met 30 juni 2018 zijn ingediend, wordt de in deel A van de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënt toegepast.
2. De hoeveelheden waarvoor geen invoercertificaataanvragen zijn ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 616/2007 en die aan de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2017 moeten worden toegevoegd, zijn vastgesteld in deel A van de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Op de hoeveelheden waarop de aanvragen om rechten tot invoer betrekking hebben die op grond van Verordening (EG) nr. 616/2007 voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2017 en voor de periode van 1 juli 2017 tot en met 30 juni 2018 zijn ingediend, wordt de in deel B van de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënt toegepast.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 19 april 2017.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal
Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) Verordening (EG) nr. 616/2007 van de Commissie van 4 juni 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor vlees van pluimvee van oorsprong uit Brazilië, Thailand en andere derde landen (PB L 142 van 5.6.2007, blz. 3).
(3) Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13).
BIJLAGE
DEEL A
Nummer van de groep |
Volgnummer |
Toewijzingscoëfficiënt — aanvragen die voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2017 zijn ingediend (%) |
Aan de voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2017 beschikbare hoeveelheden toe te voegen hoeveelheden waarvoor geen aanvraag is ingediend (in kg) |
1 |
09.4211 |
0,272108 |
— |
2 |
09.4212 |
0,603066 |
— |
4A |
09.4214 |
0,294724 |
— |
|
09.4251 |
0,328299 |
— |
|
09.4252 |
4,176254 |
— |
6A |
09.4216 |
0,275122 |
— |
|
09.4260 |
0,301841 |
— |
7 |
09.4217 |
— |
12 368 400 |
8 |
09.4218 |
— |
3 478 800 |
Nummer van de groep |
Volgnummer |
Toewijzingscoëfficiënt — aanvragen die voor de periode van 1 juli 2017 tot en met 30 juni 2018 zijn ingediend (%) |
3 |
09.4213 |
0,761614 |
4B |
09.4253 |
— |
6B |
09.4261 |
— |
|
09.4262 |
— |
|
09.4263 |
0,031307 |
|
09.4264 |
— |
|
09.4265 |
— |
DEEL B
Nummer van de groep |
Volgnummer |
Toewijzingscoëfficiënt — aanvragen die voor de deelperiode van 1 juli tot en met 30 september 2017 zijn ingediend (%) |
Aan de voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2017 beschikbare hoeveelheden toe te voegen hoeveelheden waarvoor geen aanvraag is ingediend (in kg) |
5A |
09.4215 |
0,495785 |
— |
|
09.4254 |
0,516528 |
— |
|
09.4255 |
2,409638 |
— |
|
09.4256 |
44,529961 |
— |
Nummer van de groep |
Volgnummer |
Toewijzingscoëfficiënt -aanvragen die voor de periode van 1 juli 2017 tot en met 30 juni 2018 zijn ingediend (%) |
5B |
09.4257 |
— |
|
09.4258 |
— |
|
09.4259 |
— |
BESLUITEN
20.4.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 104/20 |
BESLUIT (EU) 2017/710 VAN DE RAAD
van 3 april 2017
betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over een wijziging van bijlage XX (Milieu) bij de EER-overeenkomst (CO2-emissies)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1, en artikel 218, lid 9,
Gezien Verordening (EG) nr. 2894/94 van de Raad van 28 november 1994 houdende bepaalde wijzen van toepassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1), en met name artikel 1, lid 3,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (2) („de EER-overeenkomst”) is op 1 januari 1994 in werking getreden. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 98 van de EER-overeenkomst kan onder meer bijlage XX (Milieu) bij die overeenkomst bij besluit van het Gemengd Comité van de EER worden gewijzigd. |
(3) |
Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (3) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen. |
(4) |
Verordening (EU) nr. 1014/2010 van de Commissie (4) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen. |
(5) |
Verordening (EU) nr. 63/2011 van de Commissie (5) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen. |
(6) |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 van de Commissie (6) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen. |
(7) |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 429/2012 van de Commissie (7) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen. |
(8) |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 396/2013 van de Commissie (8) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen. |
(9) |
Verordening (EU) nr. 397/2013 van de Commissie (9) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen. |
(10) |
Verordening (EU) nr. 333/2014 van het Europees Parlement en de Raad (10) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen. |
(11) |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/6 van de Commissie (11) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen. |
(12) |
De in de EER-overeenkomst opgenomen Beschikking nr. 1753/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad (12) wordt bij Verordening (EG) nr. 443/2009 ingetrokken en moet derhalve uit de EER-overeenkomst worden geschrapt. |
(13) |
Bijlage XX (Milieu) bij de EER-overeenkomst moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(14) |
Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité van de EER moet derhalve worden gebaseerd op het hieraan gehechte ontwerpbesluit, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het namens de Unie in het Gemengd Comité van de EER in te nemen standpunt over de voorgestelde wijziging van bijlage XX (Milieu) bij de EER-overeenkomst wordt gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité van de EER.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Luxemburg, 3 april 2017.
Voor de Raad
De voorzitter
R. GALDES
(1) PB L 305 van 30.11.1994, blz. 6.
(2) PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.
(3) Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe personenauto's, in het kader van de communautaire geïntegreerde benadering om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 1).
(4) Verordening (EU) nr. 1014/2010 van de Commissie van 10 november 2010 inzake de monitoring en rapportering van registratiegegevens van nieuwe personenauto's overeenkomstig Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 293 van 11.11.2010, blz. 15).
(5) Verordening (EU) nr. 63/2011 van de Commissie van 26 januari 2011 tot vaststelling van gedetailleerde bepalingen voor de aanvraag van een afwijking van de specifieke CO2-emissiedoelstellingen uit hoofde van artikel 11 van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 23 van 27.1.2011, blz. 16).
(6) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 van de Commissie van 25 juli 2011 tot vaststelling van een procedure voor de goedkeuring en certificering van innoverende technologieën ter beperking van de CO2-emissies van personenauto's uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 194 van 26.7.2011, blz. 19).
(7) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 429/2012 van de Commissie van 22 mei 2012 houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1014/2010 met het oog op het verstrekken van een gemeenschappelijk formaat voor de kennisgeving van fouten door fabrikanten van personenauto's (PB L 132 van 23.5.2012, blz. 11).
(8) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 396/2013 van de Commissie van 30 april 2013 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1014/2010 met betrekking tot bepaalde eisen voor de monitoring op de CO2-emissies van nieuwe personenauto's (PB L 120 van 1.5.2013, blz. 1).
(9) Verordening (EU) nr. 397/2013 van de Commissie van 30 april 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de monitoring van CO2-emissies van nieuwe personenauto's (PB L 120 van 1.5.2013, blz. 4).
(10) Verordening (EU) nr. 333/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 443/2009 teneinde de modaliteiten vast te stellen voor het bereiken van de 2020-doelstelling om de CO2-emissies van nieuwe personenauto's te verminderen (PB L 103 van 5.4.2014, blz. 15).
(11) Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/6 van de Commissie van 31 oktober 2014 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad teneinde rekening te houden met de ontwikkeling van de massa van nieuwe personenauto's die in 2011, 2012 en 2013 zijn geregistreerd (PB L 3 van 7.1.2015, blz. 1).
(12) Beschikking nr. 1753/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 2000 tot instelling van een systeem ter bewaking van de gemiddelde specifieke uitstoot van CO2 door nieuwe personenauto's (PB L 202 van 10.8.2000, blz. 1).
ONTWERP
BESLUIT Nr. …/2017 VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER
van …
tot wijziging van bijlage XX (Milieu) bij de EER-overeenkomst
HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,
Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte („de EER-overeenkomst”), en met name artikel 98,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe personenauto's, in het kader van de communautaire geïntegreerde benadering om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken (1) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen. |
(2) |
Verordening (EU) nr. 1014/2010 van de Commissie van 10 november 2010 inzake de monitoring en rapportering van registratiegegevens van nieuwe personenauto's overeenkomstig Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (2) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen. |
(3) |
Verordening (EU) nr. 63/2011 van de Commissie van 26 januari 2011 tot vaststelling van gedetailleerde bepalingen voor de aanvraag van een afwijking van de specifieke CO2-emissiedoelstellingen uit hoofde van artikel 11 van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (3) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen. |
(4) |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 van de Commissie van 25 juli 2011 tot vaststelling van een procedure voor de goedkeuring en certificering van innoverende technologieën ter beperking van de CO2-emissies van personenauto's uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (4) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen. |
(5) |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 429/2012 van de Commissie van 22 mei 2012 houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1014/2010 met het oog op het verstrekken van een gemeenschappelijk formaat voor de kennisgeving van fouten door fabrikanten van personenauto's (5) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen. |
(6) |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 396/2013 van de Commissie van 30 april 2013 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1014/2010 met betrekking tot bepaalde eisen voor de monitoring op de CO2-emissies van nieuwe personenauto's (6) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen. |
(7) |
Verordening (EU) nr. 397/2013 van de Commissie van 30 april 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de monitoring van CO2-emissies van nieuwe personenauto's (7) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen. |
(8) |
Verordening (EU) nr. 333/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 443/2009 teneinde de modaliteiten vast te stellen voor het bereiken van de 2020-doelstelling om de CO2-emissies van nieuwe personenauto's te verminderen (8) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen. |
(9) |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/6 van de Commissie van 31 oktober 2014 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad teneinde rekening te houden met de ontwikkeling van de massa van nieuwe personenauto's die in 2011, 2012 en 2013 zijn geregistreerd (9) moet in de EER-overeenkomst worden opgenomen. |
(10) |
De in de EER-overeenkomst opgenomen Beschikking nr. 1753/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 2000 tot instelling van een systeem ter bewaking van de gemiddelde specifieke uitstoot van CO2 door nieuwe personenauto's (10) wordt bij Verordening (EG) nr. 443/2009 ingetrokken en moet derhalve uit de EER-overeenkomst worden geschrapt. |
(11) |
Bijlage XX bij de EER-overeenkomst moet dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage XX bij de EER-overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:
1. |
de tekst van punt 21ae (Beschikking nr. 1753/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad) wordt vervangen door: „32009 R 0443: Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe personenauto's, in het kader van de communautaire geïntegreerde benadering om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 1), gewijzigd bij:
Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:
|
2. |
na punt 21ae (Beschikking nr. 1753/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad) wordt het volgende ingevoegd:
|
Artikel 2
De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van de Verordeningen (EG) nr. 443/2009, (EU) nr. 1014/2010, (EU) nr. 63/2011, (EU) nr. 397/2013 en (EU) nr. 333/2014 en de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 725/2011, (EU) nr. 429/2012 en (EU) nr. 396/2013 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2015/6 zijn authentiek.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op […], op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de EER-overeenkomst bedoelde kennisgevingen hebben plaatsgevonden (*1).
Artikel 4
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel,
Voor het Gemengd Comité van de EER
De voorzitter
De secretarissen van het Gemengd Comité van de EER
(1) PB L 140 van 5.6.2009, blz. 1.
(2) PB L 293 van 11.11.2010, blz. 15.
(3) PB L 23 van 27.1.2011, blz. 16.
(4) PB L 194 van 26.7.2011, blz. 19.
(5) PB L 132 van 23.5.2012, blz. 11.
(6) PB L 120 van 1.5.2013, blz. 1.
(7) PB L 120 van 1.5.2013, blz. 4.
(8) PB L 103 van 5.4.2014, blz. 15.
(9) PB L 3 van 7.1.2015, blz. 1.
(10) PB L 202 van 10.8.2000, blz. 1.
(*1) [Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.] [Grondwettelijke vereisten aangegeven.]
20.4.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 104/26 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2017/711 VAN DE COMMISSIE
van 18 april 2017
betreffende een verzoek om ontheffing dat door het Koninkrijk Denemarken en de Bondsrepubliek Duitsland is ingediend op grond van artikel 9, lid 4, van Richtlijn 98/41/EG inzake de registratie van de opvarenden van passagiersschepen die vanuit of naar havens in de lidstaten van de Gemeenschap varen
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 2371)
(Slechts de teksten in de Deense en de Duitse taal zijn authentiek)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 98/41/EG van de Raad van 18 juni 1998 inzake de registratie van de opvarenden van passagiersschepen die vanuit of naar havens in de lidstaten van de Gemeenschap varen (1), en met name artikel 9, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 98/41/EG heeft tot doel de veiligheid en de reddingsmogelijkheden voor passagiers en bemanningsleden aan boord van passagiersschepen te verhogen en ervoor te zorgen dat de opsporings- en reddingsoperaties na een ongeval efficiënter verlopen. |
(2) |
Op grond van artikel 5, lid 1, van Richtlijn 98/41/EG moet bepaalde informatie worden geregistreerd voor elk passagiersschip dat vanuit een haven in een lidstaat vertrekt voor een reis van meer dan twintig zeemijl vanaf de plaats van vertrek. |
(3) |
Op grond van artikel 9, lid 4, van Richtlijn 98/41/EG kunnen lidstaten de Commissie een ontheffing van deze verplichting vragen. |
(4) |
Bij brief van 29 september 2015 hebben het Koninkrijk Denemarken en de Bondsrepubliek Duitsland de Commissie een ontheffing gevraagd van de verplichting om de in artikel 5, lid 1, van Richtlijn 98/41/EG gespecificeerde informatie te registreren over opvarenden van alle passagiersschepen die reizen op de route Rostock-Gedser en omgekeerd. |
(5) |
Op 5 november 2015 heeft de Commissie het Koninkrijk Denemarken en de Bondsrepubliek Duitsland om aanvullende informatie gevraagd teneinde de aanvraag te kunnen beoordelen. Op 25 mei 2016 hebben het Koninkrijk Denemarken en de Bondsrepubliek Duitsland hun antwoord ingediend. |
(6) |
De Commissie heeft het verzoek om ontheffing, in samenwerking met het EMSA, beoordeeld op basis van de informatie waarover zij beschikte. |
(7) |
Het Koninkrijk Denemarken en de Bondsrepubliek Duitsland hebben de volgende informatie verstrekt: 1) op de betrokken routes is de jaarlijkse waarschijnlijkheid van significante golfhoogten van meer dan twee meter geringer dan 10 %; 2) de schepen waarvoor de ontheffing zou gelden, worden gebruikt voor geregelde diensten; 3) de afgelegde reizen zijn niet langer dan dertig mijl vanaf de plaats van vertrek; 4) in het zeegebied waarin de betrokken passagiersschepen varen, zijn walsystemen voor navigatieondersteuning, betrouwbare weersvoorspellingsdiensten en adequate en toereikende opsporings- en reddingsfaciliteiten beschikbaar; 5) door het profiel van de reis en het vaarschema kan de registratie van passagiersgegevens niet worden afgestemd op de dienstregeling van het vervoer over land, en 6) het verzoek om ontheffing zou geen nadelige gevolgen hebben voor de concurrentie. |
(8) |
Uit het eindresultaat van de beoordeling blijkt dat alle voorwaarden voor de goedkeuring van de ontheffing zijn vervuld. |
(9) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het door het Koninkrijk Denemarken en de Bondsrepubliek Duitsland op grond van artikel 9, lid 4, van Richtlijn 98/41/EG ingediende verzoek om ontheffing van de verplichting de in artikel 5, lid 1, genoemde informatie te registreren over de opvarenden van alle passagiersschepen waarmee geregelde diensten worden uitgevoerd op de route Rostock-Gedser en omgekeerd, is hierbij goedgekeurd.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk Denemarken en de Bondsrepubliek Duitsland.
Gedaan te Brussel, 18 april 2017.
Voor de Commissie
Violeta BULC
Lid van de Commissie
(1) PB L 188 van 2.7.1998, blz. 35.
Rectificaties
20.4.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 104/28 |
Rectificatie van Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken
( Publicatieblad van de Europese Unie L 351 van 20 december 2012 )
Bladzijde 9, artikel 17, lid 1:
in plaats van:
„1. Voor overeenkomsten gesloten door een persoon, de consument, voor een gebruik dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd, wordt de bevoegdheid geregeld door deze afdeling, onverminderd artikel 6 en artikel 5, punt 7, wanneer:”,
lezen:
„1. Voor overeenkomsten gesloten door een persoon, de consument, voor een gebruik dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd, wordt de bevoegdheid geregeld door deze afdeling, onverminderd artikel 6 en artikel 7, punt 5, wanneer:”.