ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 67 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
60e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN
14.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 67/1 |
BESLUIT (EU) 2017/434 VAN DE RAAD
van 13 februari 2017
betreffende de ondertekening namens de Unie en de voorlopige toepassing van de samenwerkingsovereenkomst inzake partnerschap en ontwikkeling tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Islamitische Republiek Afghanistan, anderzijds
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 37,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 207 en 209, in samenhang met artikel 218, lid 5, en artikel 218, lid 8, tweede alinea,
Gezien het gezamenlijk voorstel van de Europese Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In november 2011 machtigde de Raad de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid om onderhandelingen te openen met de Islamitische Republiek Afghanistan over een samenwerkingsovereenkomst inzake partnerschap en ontwikkeling („de overeenkomst”). |
(2) |
Na succesvolle onderhandelingen werd de overeenkomst op 2 juli 2015 in Kabul geparafeerd. |
(3) |
Artikel 59 voorziet in de voorlopige toepassing van de overeenkomst voorafgaand aan de inwerkingtreding ervan. |
(4) |
De overeenkomst moet derhalve namens de Unie worden ondertekend en sommige bepalingen van de overeenkomst moeten voorlopig worden toegepast, in afwachting van de voltooiing van de procedures voor de sluiting ervan. |
(5) |
De ondertekening van de overeenkomst namens de Unie en de voorlopige toepassing tussen de Unie en de Islamitische Republiek Afghanistan van delen van de overeenkomst doen geen afbreuk aan de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en haar lidstaten conform de Verdragen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De ondertekening namens de Unie van de samenwerkingsovereenkomst inzake partnerschap en ontwikkeling tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Islamitische Republiek Afghanistan, anderzijds, wordt verleend onder voorbehoud van de sluiting van de overeenkomst.
2. De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de overeenkomst namens de Unie te ondertekenen.
Artikel 3
1. In afwachting van de inwerkingtreding van de overeenkomst worden, overeenkomstig artikel 59 van de overeenkomst en met inachtneming van de kennisgevingen waarin de overeenkomst voorziet, de volgende delen van de overeenkomst voorlopig toegepast tussen de Unie en de Islamitische Republiek Afghanistan, voor zover deze aangelegenheden betreffen die onder de bevoegdheid van de Unie vallen, waaronder aangelegenheden die vallen onder de bevoegdheid van de Unie om een gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid te bepalen en uit te voeren:
a) |
artikel 2 (Algemene beginselen); |
b) |
artikel 3 (Politieke dialoog); |
c) |
artikel 4 (Mensenrechten); |
d) |
artikel 5 (Gelijkheid van mannen en vrouwen); |
e) |
titel III (Ontwikkelingssamenwerking); |
f) |
titel IV (Samenwerking inzake handel en investeringen); |
g) |
artikel 28 (Samenwerking inzake migratie); |
h) |
titel VII (Regionale samenwerking); |
i) |
titel VIII (Institutioneel kader) voor zover de bepalingen van die titel enkel tot doel hebben de voorlopige toepassing van de overeenkomst te waarborgen; |
j) |
titel IX (Slotbepalingen) voor zover de bepalingen van die titel enkel tot doel hebben de voorlopige toepassing van de overeenkomst te waarborgen. |
2. Het secretariaat-generaal van de Raad maakt de datum met ingang waarvan de delen van de overeenkomst als bedoeld in lid 1 voorlopig worden toegepast in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend.
Artikel 4
Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de vaststelling ervan.
Gedaan te Brussel, 13 februari 2017.
Voor de Raad
De voorzitter
L. GRECH
14.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 67/3 |
SAMENWERKINGSOVEREENKOMST
inzake partnerschap en ontwikkeling tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Islamitische Republiek Afghanistan, anderzijds
HET KONINKRIJK BELGIË,
DE REPUBLIEK BULGARIJE,
DE TSJECHISCHE REPUBLIEK,
HET KONINKRIJK DENEMARKEN,
DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,
DE REPUBLIEK ESTLAND,
IERLAND,
DE HELLEENSE REPUBLIEK,
HET KONINKRIJK SPANJE
DE FRANSE REPUBLIEK
DE REPUBLIEK KROATIË,
DE ITALIAANSE REPUBLIEK,
DE REPUBLIEK CYPRUS,
DE REPUBLIEK LETLAND,
DE REPUBLIEK LITOUWEN,
HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG,
HONGARIJE,
DE REPUBLIEK MALTA,
HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN,
DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,
DE REPUBLIEK POLEN,
DE PORTUGESE REPUBLIEK,
ROEMENIË,
DE REPUBLIEK SLOVENIË,
DE SLOWAAKSE REPUBLIEK,
DE REPUBLIEK FINLAND,
HET KONINKRIJK ZWEDEN,
HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,
Verdragsluitende partijen bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, hierna „de lidstaten” genoemd, en
DE EUROPESE UNIE, hierna „de Unie” of „de EU”,
enerzijds, en
DE ISLAMITISCHE REPUBLIEK AFGHANISTAN, hierna „Afghanistan” genoemd,
anderzijds,
hierna gezamenlijk „de partijen” genoemd,
OPNIEUW BEVESTIGEND hun engagement voor de soevereiniteit, onafhankelijkheid en territoriale integriteit van Afghanistan;
OPNIEUW BEVESTIGEND hun gehechtheid aan de beginselen van het internationaal recht, de doelstellingen en beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties, de internationale verdragen en de resoluties van de VN-Veiligheidsraad;
ERKENNEND de historische, politieke en economische banden tussen de partijen;
BEVESTIGEND hun verlangen de samenwerking op te drijven op basis van gedeelde waarden en tot wederzijds voordeel;
OVERWEGENDE de gedeelde beleidsdoelstellingen, waarden en verbintenissen van de partijen, met inbegrip van de eerbiediging van de democratische beginselen, de rechtsstaat, de mensenrechten en goed bestuur;
ERKENNEND dat deze beginselen onlosmakelijk verbonden zijn met ontwikkeling op de lange termijn;
ERKENNEND dat de bevolking van Afghanistan, bij wege van haar legitieme, democratische instellingen en in het kader van de grondwet van Afghanistan, de rechtmatige eigenaar en impulsgever is voor het proces van stabilisering, ontwikkeling en democratisering van het land;
OVERWEGENDE dat de Unie zich ertoe verbindt de inspanningen van Afghanistan te ondersteunen om de ontwikkeling te maximaliseren in de loop van het volgende decennium van verandering;
ONDERSTREPEND de wederzijdse verbintenissen die zijn overeengekomen op de internationale Afghanistan-conferenties in Bonn in december 2011, Tokio in juli 2012 en Londen in december 2014;
OPNIEUW BEVESTIGEND de verbintenis van Afghanistan om zijn bestuur te blijven verbeteren, alsook de verbintenis van de Unie om met Afghanistan een duurzame band aan te gaan;
OVERWEGENDE dat de partijen bijzonder belang hechten aan de omvattende aard van de betrekkingen die zij met deze overeenkomst willen bevorderen;
OPNIEUW BEVESTIGEND hun streven om economische en sociale vooruitgang voor hun bevolking te bevorderen, alsook hun voornemen om hun betrekkingen op gebieden van wederzijds belang te consolideren, te verdiepen en te diversifiëren;
ERKENNEND dat overeenkomstig de grondwet van Afghanistan de emancipatie en de volledige deelname van vrouwen op gelijke basis in alle geledingen van de maatschappij, met inbegrip van participatie in de beleidsvorming in het politieke proces op alle niveaus, fundamenteel zijn voor de verwezenlijking van gelijkheid en vrede;
ERKENNEND het belang van ontwikkelingssamenwerking met ontwikkelingslanden, speciaal lage-inkomenslanden, landen die zich in de nasleep van een conflict bevinden, en landen zonder toegang tot de zee, met het oog op hun duurzame economische groei en ontwikkeling, voor een tijdige en volledige verwezenlijking van internationaal overeengekomen ontwikkelingsdoeleinden, met inbegrip van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling van de VN en eventuele daarop volgende ontwikkelingsijkpunten die voor Afghanistan zijn vastgesteld, en voor een betere integratie van Afghanistan in de regio;
ERKENNEND dat doeltreffende maatregelen getroffen moeten worden om de integriteit en verantwoordingsplicht te bevorderen, het correcte gebruik van overheidsmiddelen te garanderen en de corruptie te bestrijden;
ERKENNEND dat meer samenwerking tussen de partijen steun moet bieden aan de capaciteit van Afghanistan om de kwaliteit van zijn administratie en bestuur te verbeteren, alsook de transparantie en doeltreffendheid van het beheer van de overheidsfinanciën;
OPNIEUW BEVESTIGEND het belang van coördinatie in de relevante regionale en multilaterale fora, meer bepaald wat betreft de aanpak door de partijen van mondiale problemen en regionale economische samenwerking;
ERKENNEND dat terrorisme een bedreiging is voor hun bevolkingen en hun gemeenschappelijke veiligheid, en uitdrukking gevend aan hun volledige engagement voor de bestrijding van alle vormen van terrorisme, voor het opzetten van doeltreffende internationale samenwerking en instrumenten voor de uitbanning van terrorisme overeenkomstig het internationaal recht, met inbegrip van de mensenrechten en het humanitaire recht;
OPNIEUW BEVESTIGEND hun gezamenlijk engagement voor de bestrijding van de georganiseerde misdaad, met inbegrip van mensenhandel, migrantensmokkel en drugshandel, ook door middel van regionale en internationale mechanismen;
ERKENNEND de bedreiging voor de gezondheid en de veiligheid die uitgaat van verboden verdovende middelen en de noodzaak van een gecoördineerde regionale en internationale samenwerking om de teelt, productie, facilitering en consumptie van, handel in en vraag naar drugs alsook het oneigenlijke gebruik van drugsprecursoren tegen te gaan, en tevens erkennend het belang van alternatieve middelen van bestaan voor de papavertelers in dit verband;
ERKENNEND de noodzaak om internationale ontwapenings- en non-proliferatieverbintenissen te respecteren;
OVERWEGENDE dat het Internationaal Strafhof een belangrijke ontwikkeling voor vrede en internationale gerechtigheid is, waarmee wordt gestreefd naar effectieve vervolging van de ernstigste misdrijven die de internationale gemeenschap aangaan;
ERKENNEND dat handel en buitenlandse directe investeringen een aanzienlijke rol zullen spelen in de ontwikkeling van Afghanistan en dat de partijen bijzonder belang hechten aan de beginselen en voorschriften van de internationale handel, die onder meer zijn vervat in de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO);
UITDRUKKING GEVEND aan hun volledig engagement om duurzame ontwikkeling over de hele lijn te bevorderen, met inbegrip van milieubescherming en doeltreffende samenwerking voor de aanpak van de klimaatverandering, alsook de doeltreffende bevordering en tenuitvoerlegging van internationaal erkende arbeidsnormen;
ONDERSTREPEND het belang van samenwerking inzake migratie,
ERKENNEND dat bijzondere aandacht nodig is voor de situatie en de grondrechten van vluchtelingen en intern ontheemden, met inbegrip van hun veilige, ordelijke en vrijwillige terugkeer;
WIJZEND op het feit dat, als de partijen in het kader van deze overeenkomst besluiten tot het aangaan van specifieke overeenkomsten op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, die door de Unie zouden worden gesloten krachtens titel V van het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, de bepalingen van dergelijke toekomstige specifieke overeenkomsten niet bindend zullen zijn voor het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland, tenzij de Unie, samen met het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland wat betreft hun respectieve vorige bilaterale betrekkingen, Afghanistan ervan in kennis stelt dat het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland gebonden zijn door dergelijke toekomstige specifieke overeenkomsten als deel van de Unie, overeenkomstig Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht. Evenzo zijn latere interne maatregelen van de Unie die met het oog op de uitvoering van deze overeenkomst krachtens voornoemde titel V zouden worden genomen, niet bindend voor het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland, tenzij deze laatsten hun wens te kennen hebben gegeven deel te nemen aan deze maatregelen of deze te aanvaarden overeenkomstig Protocol nr. 21. Voorts wijzende op het feit dat dergelijke toekomstige overeenkomsten of dergelijke latere interne maatregelen van de Unie zouden komen te vallen onder Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken dat gehecht is aan voornoemde Verdragen,
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
TITEL I
AARD EN TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1
Toepassingsgebied en doelstellingen
1. Er wordt tussen de partijen een partnerschap ingesteld, binnen de grenzen van hun respectieve bevoegdheden, overeenkomstig hun respectieve regelgeving, procedures en middelen, en met volledige eerbiediging van de internationale regels en normen.
2. Dit partnerschap heeft tot doel de dialoog en de samenwerking te versterken, met het oog op:
a) |
steun voor vrede en veiligheid in Afghanistan en de regio; |
b) |
steun voor duurzame ontwikkeling, een stabiel en democratisch politiek klimaat, en de integratie van Afghanistan in de wereldeconomie; |
c) |
de instelling van een regelmatige dialoog over politieke kwesties, met inbegrip van de bevordering van de mensenrechten en gelijkheid van mannen en vrouwen en de betrokkenheid van maatschappelijke organisaties; |
d) |
de bevordering van ontwikkelingssamenwerking in het kader van de gezamenlijke verbintenis van de partijen tot uitbanning van armoede en tot doeltreffendheid van de steun; |
e) |
de ontwikkeling van handel en investeringen tussen de partijen, tot wederzijds voordeel en met het oog op samenwerking op alle economische, handels- en investeringsgerelateerde terreinen van wederzijds belang, ter facilitering van duurzame handel en investeringsstromen en ter voorkoming en wegwerking van belemmeringen voor handel en investeringen, op een consistente en complementaire wijze onder eerbiediging van bestaande en toekomstige regionale initiatieven; |
f) |
betere coördinatie tussen de partijen inzake mondiale problemen, meer bepaald door multilaterale oplossingen te bevorderen; alsmede |
g) |
de bevordering van dialoog en samenwerking voor een reeks specifieke sectoren van wederzijds belang, zoals de modernisering van het openbare bestuur en het beheer van de openbare financiën, justitie en binnenlandse zaken, milieu en klimaatverandering, natuurlijke hulpbronnen en grondstoffen, de hervorming van de veiligheidssector, onderwijs en opleiding, energie, vervoer, landbouw en plattelandsontwikkeling, financiële diensten, belastingen, douane, werkgelegenheid en sociale ontwikkeling, gezondheid en veiligheid, statistiek, regionale samenwerking, cultuur, informatietechnologie en de audiovisuele/mediasector. |
3. In deze context moet bijzondere aandacht gaan naar capaciteitsopbouw ter ondersteuning van de ontwikkeling van de Afghaanse instellingen en om te garanderen dat Afghanistan ten volle kan gebruikmaken van de kansen die in het kader van deze overeenkomst worden geboden door de grotere samenwerking.
4. De partijen moedigen contacten aan tussen parlementsleden, leden van maatschappelijke organisaties en deskundigen om de doelstellingen van deze overeenkomst te bevorderen, meer bepaald ter ondersteuning van parlementaire en andere democratische instellingen.
5. De partijen streven naar beter wederzijds begrip, onder meer door middel van samenwerking tussen entiteiten, zoals denktanks, de academische wereld, bedrijven en de media, in de vorm van seminars, conferenties, contacten tussen jongeren en andere activiteiten.
Artikel 2
Algemene beginselen
1. De partijen bevestigen dat zij de waarden delen die zijn vastgelegd in het Handvest van de Verenigde Naties.
2. De partijen erkennen dat de bevolking van Afghanistan, bij wege van haar legitieme, democratische instellingen en in het kader van de grondwet van Afghanistan, de rechtmatige eigenaar en impulsgever is voor het proces van stabilisering, ontwikkeling en democratisering van het land.
3. De eerbiediging van de democratische beginselen en de rechten van de mens, zoals deze zijn vastgelegd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens en andere desbetreffende internationale mensenrechteninstrumenten, en van het beginsel van de rechtsstaat, ligt ten grondslag aan het binnenlandse en het buitenlandse beleid van de partijen en is een essentieel element van deze overeenkomst.
4. De partijen bevestigen hun engagement om verder samen te werken tot de volledige realisering van internationaal overeengekomen ontwikkelingsdoelstellingen, met inbegrip van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, zoals die door Afghanistan zijn aangenomen, en eventuele latere ontwikkelingsdoelstellingen. Hiermede wordt de verantwoordelijkheid erkend van Afghanistan om zijn plannen voor economische en sociale ontwikkeling en voor relevant ontwikkelingsbeleid voor te bereiden en ten uitvoer te leggen, met inbegrip van de nationale prioriteitenprogramma's. De partijen bevestigen in deze context opnieuw hun gehechtheid aan een hoog niveau van milieubescherming, een inclusieve maatschappij en gelijkheid tussen mannen en vrouwen.
5. De partijen bevestigen opnieuw hun gehechtheid aan de beginselen van goed bestuur, met inbegrip van de onafhankelijkheid van parlementen en het gerecht en de strijd tegen corruptie op alle niveaus.
6. De partijen komen overeen dat de samenwerking in het kader van deze overeenkomst zal geschieden overeenkomstig hun eigen wet- en regelgeving.
TITEL II
POLITIEKE SAMENWERKING
Artikel 3
Politieke dialoog
Er wordt tussen de partijen een regelmatige politieke dialoog ingesteld die indien passend op ministerieel niveau kan plaatsvinden. Deze dialoog versterkt de betrekkingen tussen de partijen, vormt een bijdrage tot de ontwikkeling van een partnerschap en versterkt het wederzijdse begrip en de solidariteit. De partijen versterken hun politieke dialoog ter ondersteuning van hun gezamenlijke belangen, met inbegrip van hun respectieve standpunten binnen regionale en internationale fora.
A. SAMENWERKING TEN BEHOEVE VAN DE MENSENRECHTEN, GELIJKHEID TUSSEN MANNEN EN VROUWEN EN MAATSCHAPPELIJKE ORGANISATIES
Artikel 4
Mensenrechten
1. Overeenkomstig artikel 1, lid 2, onder c), en artikel 2, lid 3, komen de partijen overeen samen te werken aan de bevordering en effectieve bescherming van de mensenrechten, ook, waar passend, met betrekking tot de ratificering en tenuitvoerlegging van internationale mensenrechteninstrumenten. In de loop van hun politieke dialoog evalueren de partijen de uitvoering van dit artikel.
2. De in lid 1 bedoelde samenwerking kan onder meer betrekking hebben op:
a) |
ondersteuning van de ontwikkeling en uitvoering van nationale actieplannen met betrekking tot de mensenrechten; |
b) |
bevordering van en voorlichting over de mensenrechten; |
c) |
versterking van nationale en subnationale mensenrechteninstellingen in Afghanistan; |
d) |
totstandbrenging van een zinvolle, breed gefundeerde mensenrechtendialoog; alsmede |
e) |
versterkte samenwerking met de mensenrechteninstellingen van de Verenigde Naties. |
Artikel 5
Gelijkheid van mannen en vrouwen
1. De partijen werken samen aan versterking van beleidsmaatregelen en programma's inzake gelijkheid van mannen en vrouwen, alsook aan institutionele en bestuurlijke capaciteitsopbouw en steun voor de uitvoering van strategieën inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen, met inbegrip van de rechten en de emancipatie van vrouwen, met het oog op een evenwaardige deelname van mannen en vrouwen in alle sectoren van het economische, culturele, politieke en sociale leven. Meer bepaald richt zich de samenwerking op een betere toegang voor vrouwen tot de middelen die nodig zijn om hun grondrechten ten volle uit te oefenen, meer bepaald onderwijs.
2. De partijen bevorderen de totstandkoming van een passend kader om:
a) |
te garanderen dat gendergerelateerde kwesties terdege worden opgenomen in alle ontwikkelingsstrategieën, beleidsmaatregelen en programma's, meer bepaald inzake politieke participatie, gezondheid en geletterdheid; alsmede |
b) |
ervaringen en optimale werkwijzen voor de bevordering van gelijkheid tussen mannen en vrouwen uit te wisselen en positieve maatregelen voor vrouwen te bevorderen. |
Artikel 6
Maatschappelijk middenveld
1. De partijen erkennen de rol en mogelijke bijdrage van organisaties uit het maatschappelijk middenveld, met name academici, aan de dialoog en het samenwerkingsproces uit hoofde van deze overeenkomst en komen overeen een effectieve dialoog met maatschappelijke organisaties en hun actieve deelname te stimuleren.
2. De partijen werken samen om de rol van maatschappelijke organisaties te bevorderen, zodat deze:
a) |
geraadpleegd kunnen worden in het nationale beleidsmakingsproces, volgens democratische beginselen en de bepalingen van de grondwet; |
b) |
kunnen worden ingelicht over overleg dat plaatsvindt in verband met ontwikkelings- en samenwerkingsstrategieën en sectoraal beleid, en aan dergelijk overleg kunnen deelnemen, met name op terreinen die hen betreffen, met inbegrip van alle fasen van het ontwikkelingsproces; |
c) |
financiële middelen kunnen ontvangen, voor zover de interne regelgeving van elke partij dat toestaat, overeenkomstig de beginselen van transparantie en verantwoordingsplicht, en steun voor capaciteitsopbouw op kritieke terreinen; alsmede |
d) |
kunnen deelnemen aan de uitvoering van samenwerkingsprogramma's op gebieden die hen aangaan. |
B. VREDESOPBOUW
Artikel 7
Vredesopbouw, conflictpreventie en conflictoplossing
1. De partijen onderstrepen hun engagement om te streven naar vrede en verzoening, onder de leiding van Afghanistan. Zij wijzen op het belang van een inclusief vredesproces op basis van een consensus van alle Afghanen, zoals uitgedrukt op de Jirga voor de vrede van juli 2010 en de traditionele Loya Jirga van november 2011. Zij zijn het erover eens dat de eigen betrokkenheid van het Afghaanse volk en de Afghaanse instellingen bij het vredesproces een voorwaarde voor het succes ervan is, met sterke ondersteuning van de internationale gemeenschap.
2. De partijen bevorderen de dialoog tussen de landen in de regio en daarbuiten zodat zij ten volle hun rol kunnen spelen bij het ondersteunen en faciliteren van het vredesproces.
3. De partijen bevestigen opnieuw de belangrijke rol van vrouwen bij de oplossing van conflicten en bij vredesopbouw. Zij wijzen op het belang van de volledige participatie en betrokkenheid van vrouwen in alle inspanningen om vrede en veiligheid te handhaven en te bevorderen, en de noodzaak om hun rol in de besluitvorming te vergroten met betrekking tot de oplossing van conflicten, overeenkomstig Resolutie 1325(2000) van de VN-Veiligheidsraad.
4. Gezamenlijke activiteiten op dit vlak omvatten onder meer de bevordering van vredesopbouw op de lange termijn in Afghanistan en steun voor een actieve rol van de maatschappelijke organisaties, overeenkomstig de beginselen van de New Deal voor de inzet in fragiele staten.
C. STEUN VOOR INTERNATIONALE VEILIGHEID
Artikel 8
Samenwerking met betrekking tot het Statuut van Rome
De partijen zijn van oordeel dat de doeltreffende werking van het Internationaal Strafhof een belangrijke ontwikkeling is voor de internationale vrede en gerechtigheid. Zij bevestigen opnieuw dat de ernstigste misdrijven waarmee de gehele internationale gemeenschap wordt geconfronteerd in de eerste plaats door nationale maatregelen moeten worden aangepakt in samenwerking met het Internationaal Strafhof. De partijen komen overeen samen te werken aan de bevordering van de universele onderschrijving van het Statuut van Rome door:
a) |
stappen te zetten, waar passend, tot ratificering van de instrumenten die betrekking hebben op het Statuut van Rome, zoals meer bepaald de overeenkomst inzake de voorrechten en immuniteiten van het Internationaal Strafhof; |
b) |
ervaringen uit te wisselen over de wettelijke aanpassingen die nodig zijn voor de ratificatie en tenuitvoerlegging van het Statuut van Rome; alsmede |
c) |
maatregelen te treffen om de integriteit van het Statuut van Rome te waarborgen. |
Artikel 9
Bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens en van chemische, biologische, radiologische en nucleaire risico's
1. De partijen zijn van oordeel dat de verspreiding van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor, onder zowel overheids- als niet-overheidsactoren, een van de ernstigste bedreigingen voor de internationale stabiliteit en veiligheid vormt.
2. De partijen komen bijgevolg overeen samen te werken binnen internationale fora om de verspreiding van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor tegen te gaan, door de volledige naleving en nationale tenuitvoerlegging van hun bestaande verplichtingen in het kader van multilaterale verdragen en overeenkomsten op het gebied van ontwapening en non-proliferatie, alsook andere multilaterale overeenkomsten en internationale verplichtingen. De partijen komen overeen dat deze bepaling een essentieel element van deze overeenkomst vormt.
3. De partijen komen daarnaast overeen samen te werken en stappen te zetten voor een versterkte tenuitvoerlegging van voor de partijen geldende internationale instrumenten op het gebied van ontwapening en non-proliferatie van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen daarvoor, onder meer door middel van het uitwisselen van informatie, kennis en ervaringen.
4. De partijen komen ook overeen samen de verspreiding van massavernietigingswapens en hun overbrengingsmiddelen tegen te gaan door te werken aan de ondertekening en ratificatie van of naargelang van het geval de toetreding tot alle andere relevante internationale instrumenten en de volledige tenuitvoerlegging daarvan.
5. De partijen komen voorts overeen samen te werken aan de instelling van een doeltreffend systeem van nationale exportcontrole om proliferatie tegen te gaan, waarbij zowel de uitvoer als de doorvoer van met massavernietigingswapens verband houdende goederen worden gecontroleerd, met inbegrip van controle vanuit het oogpunt van massavernietigingswapens op het eindgebruik van technologieën voor tweeërlei gebruik en met effectieve sancties op inbreuken op de exportcontrole.
6. De partijen erkennen dat chemische, biologische, radiologische en nucleaire risico's een bijzonder disruptief effect kunnen hebben op de samenleving. Zij erkennen eveneens dat de risico's kunnen voortkomen uit criminele activiteiten (proliferatie, handel), ongevallen (industrie, vervoer, laboratoria), of natuurrampen (pandemieën). Bijgevolg nemen de partijen zich voor samen te werken om de institutionele capaciteit tegen chemische, biologische, radiologische en nucleaire risico's te versterken. Dit kan projecten omvatten in verband met wettelijke, regelgevende, handhavings-, wetenschappelijke en paraatheidskwesties, alsook samenwerking op regionaal niveau.
7. De Unie steunt waar passend deze inspanningen, met bijzondere aandacht voor capaciteitsopbouw en technische bijstand.
Artikel 10
Handvuurwapens en lichte wapens en andere conventionele wapens
1. De partijen erkennen dat de illegale productie en overdracht van en de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor, alsmede de buitensporige accumulatie, het slechte beheer, inadequaat beveiligde voorraden en de ongecontroleerde verspreiding ervan een ernstige bedreiging voor de vrede en de internationale veiligheid blijven vormen.
2. De partijen komen overeen hun verplichtingen met betrekking tot de aanpak van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor na te komen en volledig ten uitvoer te leggen, overeenkomstig de bestaande internationale verdragen en de resoluties van de VN-Veiligheidsraad, evenals hun verbintenissen in het kader van andere internationale instrumenten op dit gebied, zoals het VN-actieprogramma ter voorkoming, bestrijding en uitbanning van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten.
3. De partijen onderkennen het belang van binnenlandse controlesystemen voor de overdracht van conventionele wapens in overeenstemming met de geldende internationale normen. De partijen onderkennen dat het van belang is die controles op verantwoordelijke wijze toe te passen en aldus bij te dragen tot de internationale en regionale vrede, veiligheid en stabiliteit, en tot het verminderen van menselijk leed, alsmede tot het voorkomen dat conventionele wapens op de illegale markt belanden.
4. De partijen verplichten zich er daarom toe met elkaar samen te werken en te zorgen voor coördinatie, complementariteit en synergie bij het opstellen of verbeteren van de regelgeving voor de internationale handel in conventionele wapens, en bij het voorkomen, bestrijden en uitroeien van de illegale wapenhandel. Zij komen overeen een reguliere politieke dialoog in te stellen om deze verbintenis te begeleiden en te consolideren.
Artikel 11
Terrorismebestrijding
1. De partijen zijn vastbesloten terrorisme in al zijn vormen te bestrijden, ook in regionale context, met volledige eerbiediging van de rechtsstaat en het internationaal recht, en samen te werken om de verspreiding van extreme ideologieën, en meer bepaald de radicalisering van jongeren, tegen te gaan. De partijen verbinden zich ertoe samen te werken met hun internationale partners voor de omvattende uitvoering van de mondiale strategie voor terrorismebestrijding van de VN.
2. De partijen komen overeen samen te werken inzake aangelegenheden die betrekking hebben op de bestrijding van terroristische activiteiten en informatie uit te wisselen over alle relevante kwesties, als passend en overeenkomstig de nationale en internationale wetgeving. Terrorismebestrijding maakt een belangrijk onderdeel uit van de onderlinge samenwerking. De partijen komen overeen de tenuitvoerlegging van relevante internationale instrumenten en verdragen op dit gebied te bevorderen. In dit verband zal capaciteitsopbouw de relevante gebieden van de strafrechtspleging bestrijken.
TITEL III
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Artikel 12
Ontwikkelingssamenwerking
1. De centrale doelstellingen van de ontwikkelingssamenwerking zijn de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, en eventuele daarop volgende ontwikkelingsijkpunten, de uitbanning van de armoede, duurzame ontwikkeling en de integratie in de wereldeconomie, met bijzondere aandacht voor de meest kwetsbare elementen in de samenleving. De partijen erkennen dat hun samenwerking van essentieel belang is om de ontwikkelingsproblemen van Afghanistan aan te pakken en dat de institutionele opbouw daarvan een fundamenteel onderdeel moet zijn.
2. Bij deze samenwerking wordt rekening gehouden met de sociaal-economische ontwikkelingsstrategieën en -programma's van Afghanistan, meer bepaald de nationale ontwikkelingsstrategie en andere maatregelen die zijn overeengekomen naar aanleiding van internationale conferenties over de ontwikkeling van Afghanistan, zoals de Verklaring van Londen van 2010, het proces van Kabul, de conclusies van de Conferentie van Bonn van december 2011, de Verklaring van Tokio over een partnerschap voor zelfredzaamheid in Afghanistan en het Kader van Tokio voor wederzijdse verantwoording van juli 2012, waarbij ten volle rekening wordt gehouden met de economische en ontwikkelingsstrategie van de regering van Afghanistan, die onder de titel „Realising Self-Reliance: Commitments to Reforms and Renewed Partnership” (Zelfredzaamheid realiseren: verbintenissen voor hervormingen en een vernieuwd partnerschap) op de Conferentie van Londen van 2014 is gepresenteerd.
3. De partijen maken gebruik van ontwikkelingssamenwerking om onder meer de instellingen voor goed bestuur in Afghanistan te versterken en de voorwaarden te creëren voor duurzame ontwikkeling en economische groei op lange termijn, overeenkomstig de nationale prioriteitenprogramma's en de economische en ontwikkelingsstrategie van Afghanistan „Realising Self-Reliance: Commitments to Reforms and Renewed Partnership”. Dit zijn de voornaamste instrumenten voor de uitvoering van deze strategie en de verbintenissen die Afghanistan is aangegaan in Bonn, Tokio en Londen. De Unie houdt in haar samenwerking met Afghanistan ten volle rekening met het Kader van Tokio voor wederzijdse verantwoording (of een eventueel gezamenlijk overeengekomen vervolginstrument daarop), alsook, bij het programmeren van de steun, met de verbintenissen, ook financiële, en de gedetailleerde regelingen die in dat kader zijn uiteengezet.
4. De partijen bevestigen het streven om de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te verwezenlijken, zoals die door Afghanistan zijn aangenomen, en eventuele daarop volgende ontwikkelingsijkpunten, en bevestigen opnieuw hun engagement voor de Verklaring van Parijs over de doeltreffendheid van hulp, de Actieagenda van Accra en het slotdocument van Busan, meer bepaald met betrekking tot de New Deal voor de inzet in fragiele staten.
5. De partijen komen overeen samenwerkingsactiviteiten te bevorderen, overeenkomstig hun respectieve regelgeving, procedures en middelen, en met volledige eerbiediging van de internationale regels en normen. De partijen komen overeen om hun ontwikkelingssamenwerking te laten overeenstemmen met de vereisten van hun gezamenlijke engagement voor de doeltreffendheid van de steun, op een manier die de eigen verantwoordelijkheid van Afghanistan respecteert, aangepast aan de nationale prioriteiten van Afghanistan, en leidend tot tastbare en duurzame ontwikkelingsresultaten voor de bevolking van Afghanistan en tot economische duurzaamheid op de lange termijn in het land, zoals overeengekomen in de context van de internationale conferenties over Afghanistan. Zij komen overeen het potentieel voor vredesopbouw van de ontwikkelingshulp waar mogelijk te maximaliseren in het kader van de New Deal voor de inzet in fragiele staten.
6. De partijen komen bijgevolg overeen om het effect van hun ontwikkelingssamenwerking regelmatig te evalueren, via het Gemengd Comité dat bij artikel 49 is opgericht, alsook de bijdrage ervan aan de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, zoals die door Afghanistan zijn aangenomen, en eventuele latere ontwikkelingsdoelstellingen.
7. De volgende aspecten zullen systematisch aan bod komen in alle relevante domeinen van de ontwikkelingssamenwerking: mensenrechten, gelijkheid van mannen en vrouwen, democratie, goed bestuur, milieuduurzaamheid, klimaatverandering, gezondheidszorg, institutionele ontwikkeling en capaciteitsopbouw, anticorruptiemaatregelen, drugsbestrijding, en doeltreffendheid van de hulpverlening.
8. Wat infrastructuurcomponenten betreft, onderzoeken de partijen het gebruik van mechanismen, waaronder mogelijkheden om subsidies en leningen van internationale financiële instellingen te combineren, en andere manieren voor het delen van risico's, met als doel extra middelen te genereren en de impact van de steun van de Unie op die manier te vergroten.
9. De partijen komen overeen dat hun economische samenwerking zo moet ten uitvoer worden gelegd dat de belangen van de meest kwetsbaren in de maatschappij, waaronder vrouwen en kinderen, worden beschermd, met bijzondere aandacht voor gezondheidszorg, onderwijs, landbouw en plattelandsontwikkeling.
10. De partijen komen overeen dat handel duurzame ontwikkeling in al haar dimensies moet ondersteunen en dat de economische, sociale en milieugevolgen van handel moeten worden onderzocht. De partijen komen overeen hun respectieve bedrijven aan te moedigen de hoogst mogelijke standaard van verantwoordelijke zakelijke praktijken aan te houden, overeenkomstig internationaal overeengekomen beginselen en normen, zoals de richtsnoeren van de OESO voor multinationale ondernemingen of het „Global Compact” van de VN.
11. De partijen streven ernaar de doeltreffende uitvoering van de kernnormen van de internationale arbeidsorganisatie (IAO) te bevorderen en versterken hun samenwerking inzake werkgelegenheid en sociale kwesties, met inbegrip van de beginselen van fatsoenlijk werk.
12. De partijen streven er voorts naar beleidsmaatregelen te bevorderen die de beschikbaarheid en de levering van levensmiddelen voor de bevolking en van veevoeder garanderen op een milieuvriendelijke en duurzame manier.
13. De partijen wensen van gedachten te wisselen en samen te werken in alle relevante regionale en internationale fora en organisaties, met inbegrip van de Verenigde Naties en de agentschappen en organisaties daarvan, met het oog op een betere werkverdeling voor de ontwikkelingssamenwerking en de doeltreffendheid van de steun op het terrein.
14. De partijen komen ook overeen op de in dit artikel genoemde gebieden de samenwerking te bevorderen tussen denktanks, academici, niet-gouvernementele organisaties, bedrijven, culturele operatoren en de media, door het opzetten van seminars, conferenties en verwante activiteiten, indien gepast.
TITEL IV
SAMENWERKING INZAKE HANDEL EN INVESTERINGEN
Artikel 13
Commerciële samenwerking
1. De partijen voeren een dialoog over bilaterale en multilaterale handel en handelsgerelateerde kwesties met het oog op de versterking van de bilaterale handelsbetrekkingen en de bevordering van het multilaterale handelssysteem, met inbegrip van steun voor het lidmaatschap van Afghanistan van de WTO.
2. De partijen streven ernaar de verdere ontwikkeling en diversifiëring van hun handelsbetrekkingen zo veel mogelijk en tot wederzijds voordeel te bevorderen. Zij streven naar betere en voorspelbare voorwaarden voor markttoegang door toe te werken naar de afschaffing van handelsbelemmeringen, met name door middel van de tijdige opheffing van niet-tarifaire belemmeringen en restricties die in strijd zijn met de regels van de WTO, en door het nemen van maatregelen ter verbetering van de transparantie, rekening houdend met de werkzaamheden op dit gebied van internationale organisaties waarvan de partijen lid zijn.
3. In de wetenschap dat handel essentieel is voor de ontwikkeling en dat preferentiële handelsregelingen gunstig zijn gebleken voor ontwikkelingslanden, streven de partijen naar een intensiever overleg en meer samenwerking voor de doeltreffende tenuitvoerlegging ervan.
4. De partijen houden elkaar op de hoogte van de ontwikkeling van het handels- en handelsgerelateerd beleid, bijvoorbeeld op het gebied van landbouw, voedselveiligheid, consumentenbescherming en milieu. Zij zullen nagaan hoe hun handelsbetrekkingen en de wederzijdse investeringen kunnen worden versterkt, onder meer, waar passend, door te onderhandelen over andere overeenkomsten van wederzijds belang.
5. De partijen maken ten volle gebruik van het programma „Aid for Trade” (hulp voor handel) en andere relevante programma's, inclusief technische ondersteuning van capaciteitsopbouw, met het oog op het stimuleren van de bilaterale handel en investeringen.
6. De partijen erkennen het belang van de bevordering van regionale economische ontwikkeling overeenkomstig titel VII.
7. De partijen plegen onverwijld overleg overeenkomstig artikel 54 over mogelijke meningsverschillen inzake de toepassing van deze titel.
Artikel 14
Meestbegunstigingsbehandeling
1. De partijen behandelen elkaar in hun handelsbetrekkingen als meestbegunstigde natie overeenkomstig de bepalingen van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) van 1994.
2. De in lid 1 bedoelde behandeling als meestbegunstigde natie heeft geen betrekking op preferenties die door een van beide partijen zijn toegekend krachtens een regeling uit hoofde van overeenkomsten tot oprichting van een douane-unie, en vrijhandelsgebied of een equivalent gebied met voorkeursbehandeling.
Artikel 15
Sanitaire en fytosanitaire vraagstukken
1. De partijen werken samen op het gebied van voedselveiligheid en sanitaire en fytosanitaire vraagstukken, ter bescherming van het leven en de gezondheid van mensen, dieren en planten op hun respectieve grondgebied.
2. De partijen plegen overleg en wisselen informatie uit over hun respectieve maatregelen, als bedoeld in de WTO-overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen, in het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten, de Wereldorganisatie voor diergezondheid en de Codex Alimentarius.
3. De partijen komen overeen te gaan samenwerken inzake capaciteitsopbouw inzake sanitaire en fytosanitaire vraagstukken. Dergelijke samenwerking moet geschikt zijn voor de behoeften van elke partij en met als doel de betrokken partij te helpen om te voldoen aan de wettelijke eisen van de andere partij.
4. De partijen stellen wanneer een van hen daarom vraagt, een passende dialoog op om sanitaire en fytosanitaire vraagstukken te onderzoeken.
5. De partijen wijzen contactpunten aan voor communicatie over vraagstukken in verband met dit artikel.
Artikel 16
Technische handelsbelemmeringen
De partijen bevorderen het gebruik door Afghanistan van internationale en Europese normen als basis voor technische regelingen en conformiteitsbeoordelingsprocedures. De partijen werken samen en wisselen informatie uit inzake normen, technische regelingen en conformiteitsbeoordelingsprocedures, om aldus te verzekeren dat deze op een transparante en doeltreffende manier worden voorbereid, aangenomen en toegepast en geen onnodige belemmeringen opleveren voor de bilaterale handel.
Artikel 17
Douane
1. De partijen streven naar meer samenwerking tussen de douaneautoriteiten met het oog op een transparante handelsomgeving en om bij te dragen tot meer handel, meer continuïteit van de toeleveringsketen, betere consumentenveiligheid, de afremming van de instroom van goederen die een inbreuk vormen op de intellectuele-eigendomsrechten en de bestrijding van smokkel en fraude.
2. Daartoe wisselen zij met name ervaringen uit en onderzoeken zij de mogelijkheden voor vereenvoudiging van procedures, versterking van transparantie en ontwikkeling van de samenwerking. Ook streven zij naar convergentie van hun standpunten en naar gezamenlijke actie in relevante internationale kaders.
3. Waar passend sluiten de partijen protocollen over douanesamenwerking en wederzijdse administratieve bijstand, binnen het institutionele kader dat in deze overeenkomst is neergelegd, zonder afbreuk te doen aan andere vormen van samenwerking.
4. De partijen werken samen om de douaneadministratie van Afghanistan te moderniseren overeenkomstig de relevante internationale verdragen, met het oog op grotere organisatorische efficiëntie en doeltreffendheid voor de verlening van diensten, en onder garandering van het transparante beheer van overheidsmiddelen en van de verantwoordingsplicht. Capaciteitsopbouw maakt een belangrijk onderdeel uit van deze samenwerking.
Artikel 18
Investeringen
1. De partijen moedigen directe buitenlandse investeringen aan door een aantrekkelijk en stabiel investeringsklimaat te creëren. Tot dit doel kunnen zij, indien nodig, een consistente dialoog opzetten om het begrip en de samenwerking over investeringskwesties te vergroten, bestuurlijke mechanismen te onderzoeken om investeringsstromen te vergemakkelijken en stabiele, transparante en stimulerende regels voor investeerders te bevorderen.
2. Om directe buitenlandse investeringen in Afghanistan uit de Unie te bevorderen wijzen de partijen met klem op de rol van de particuliere sector en erkennen zij in dit verband de noodzaak aan maatregelen en stimulansen van de overheid, zoals toegang tot krediet en investeringsgaranties.
Artikel 19
Diensten
De partijen stellen een constructieve dialoog in die onder meer is gericht op:
a) |
de uitwisseling van informatie over hun respectieve regelgeving; |
b) |
de bevordering van de toegang tot elkaars markten; |
c) |
de bevordering van de toegang tot kapitaal en technologie; alsmede |
d) |
de bevordering van de handel in diensten tussen de partijen en op markten in derde landen. |
Artikel 20
Kapitaalverkeer
De partijen streven naar een versoepeling van het kapitaalverkeer om de doelstellingen van deze overeenkomst te bevorderen.
Artikel 21
Overheidsopdrachten
De partijen werken samen om een doeltreffend en modern systeem voor overheidsopdrachten in Afghanistan in te stellen, overeenkomstig internationaal overeengekomen beginselen met betrekking tot transparantie en aanbestedingsprocedures en met betrekking tot de bevordering van een eerlijke en optimale kostenefficiëntie bij overheidsaankopen.
Artikel 22
Transparantie
De partijen erkennen het belang van transparantie en van een behoorlijke rechtsgang in het beheer van hun handelsgerelateerde wet- en regelgeving. Tot dit doel passen zij artikel X van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) van 1994 en artikel III van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten toe.
Artikel 23
Intellectuele-eigendomsrechten
1. De partijen komen overeen intellectuele-eigendomsrechten te beschermen en te handhaven, inclusief geografische aanduidingen, overeenkomstig de bepalingen van de internationale overeenkomsten waarbij zij partij zijn.
2. De partijen werken samen om elk type misbruik van intellectuele-eigendomsrechten, inclusief geografische aanduidingen, te voorkomen en namaak en piraterij te bestrijden. Zij komen overeen dit mogelijk te maken door douanesamenwerking en andere geschikte vormen van administratieve samenwerking, onder meer door het opzetten en versterken van organisaties voor de controle en de bescherming van deze rechten en door meer samenwerking om de bescherming en registratie van hun respectieve geografische aanduidingen op hun respectieve grondgebied op passende wijze te vergemakkelijken, rekening houdend met internationale voorschriften, praktijken en ontwikkelingen op dit gebied en met hun respectieve capaciteit.
TITEL V
SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN JUSTITIE EN BINNENLANDSE ZAKEN
Artikel 24
Rechtsstaat, juridische samenwerking en politie
1. Bij de samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken schenken de partijen bijzondere aandacht aan de consolidering van de rechtsstaat en versterking van de instellingen op alle niveaus op het vlak van de rechtshandhaving en rechtsbedeling, met inbegrip van het gevangeniswezen.
2. Bij hun samenwerking wisselen de partijen informatie uit over juridische systemen en wetgeving. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar de rechten van vrouwen en andere kwetsbare groepen en naar de bescherming en tenuitvoerlegging van deze rechten.
3. De partijen komen overeen samen te werken om verdere hervormingen van de Afghaanse politie te bevorderen. Afghanistan zal stappen zetten om optimale werkwijzen in zijn civiele ordehandhaving in te voeren. De Unie zal verder steun verlenen aan de ontwikkeling van het rechtswezen en de Afghaanse nationale politie, met inbegrip van de financiering van de politie in het kader van het meerjarige indicatieve programma 2014-2020 en overeenkomstig de definities van de Commissie voor ontwikkelingsbijstand (DAC) van de OESO inzake subsidiabele activiteiten.
4. De partijen komen overeen samen te werken om de veiligheidssector in Afghanistan te moderniseren, door:
a) |
het rechtswezen en justitie te versterken, met inbegrip van het gevangeniswezen, met speciale aandacht voor een grotere onafhankelijkheid van het gerecht; |
b) |
een grotere doeltreffendheid van civiele ordehandhaving in Afghanistan; |
c) |
verbetering van het juridische en institutionele kader op dit vlak; alsmede |
d) |
capaciteitsopbouw voor beleidsvorming en beleidsuitvoering in de sector justitie en veiligheid in Afghanistan. |
Artikel 25
Samenwerking bij de bestrijding van georganiseerde misdaad en corruptie
De partijen komen overeen samen te werken bij de bestrijding van georganiseerde, economische en financiële misdaad, met inbegrip van corruptie. Die samenwerking is meer in het bijzonder gericht op de toepassing en bevordering van de desbetreffende internationale normen en instrumenten, zoals het VN-Verdrag ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad en de aanvullende protocollen en het VN-Verdrag inzake bestrijding van corruptie. De partijen hebben bijzondere aandacht voor het verband tussen de georganiseerde misdaad en de handel in drugs, precursoren, gevaarlijke materialen en wapens, mensenhandel en migrantensmokkel. Zij wisselen informatie uit over alle aspecten die relevant zijn voor de bestrijding van criminele activiteiten.
Artikel 26
Drugsbestrijding
1. De partijen werken samen met het oog op een evenwichtige, omvattende en geïntegreerde aanpak van drugsvraagstukken.
2. Beleid en actie in verband met drugskwesties worden gericht op de versterking van de structuren om drugs te bestrijden, de voorziening van, handel in en vraag naar drugs terug te brengen en de gevolgen voor de gezondheid en voor de maatschappij van drugsgebruik aan te pakken. De partijen werken samen om de ongeoorloofde productie van verdovende middelen en oneigenlijk gebruik van chemische precursoren te voorkomen.
3. Overeenkomstig deze gezamenlijke aanpak garanderen de partijen dat de bestrijding van drugs systematisch aan bod komt in alle relevante domeinen van de samenwerking, met inbegrip van rechtshandhaving, de bevordering van legale middelen van bestaan, de terugdringing van de vraag naar drugs en de reductie van risico's en schade.
4. De samenwerking tussen de partijen omvat technische en administratieve bijstand aan Afghanistan, met name op de in lid 3 bedoelde terreinen:
a) |
opstelling van wetgeving en ontwikkeling van beleid; |
b) |
oprichting van nationale instellingen en informatiecentra; |
c) |
steun voor actie van maatschappelijke organisaties tegen drugs en inspanningen van dergelijke organisaties om de vraag naar drugs en de schade die door drugs wordt berokkend, te verminderen, met inbegrip van de behandeling van drugsverslaafden en hun reïntegratie; |
d) |
opleiding van personeel; |
e) |
onderzoek in verband met drugs; alsmede |
f) |
voorkoming van handel in drugs en van oneigenlijk gebruik van precursoren die worden gebruikt voor illegale productie van verboden verdovende middelen en psychotrope stoffen. |
De partijen kunnen overeenkomen de samenwerking tot andere terreinen uit te breiden.
5. Binnen het kader van hun respectieve wetgeving werken de partijen samen om de grensoverschrijdende criminele netwerken te ontmantelen die betrokken zijn bij de productie van en de handel in drugs, onder meer door de uitwisseling van informatie en inlichtingen, opleiding en de uitwisseling van optimale werkwijzen, waaronder speciale onderzoekstechnieken. De partijen leveren een bijzondere inspanning om de infiltratie van de criminaliteit in de legale economie te bestrijden.
6. Deze aanpak moet worden aangevuld door samenwerking op regionaal niveau om de drugshandel te bestrijden, onder meer door diplomatieke contacten en op regionale fora waaraan de partijen deelnemen, zoals die bedoeld in artikel 48.
7. De partijen bereiken overeenstemming over de wijze van samenwerking om deze doelstellingen te verwezenlijken. De actie wordt gebaseerd op gezamenlijk overeengekomen beginselen overeenkomstig de relevante internationale verdragen, de politieke verklaring en de verklaring inzake richtsnoeren om de vraag naar drugs te verminderen, zoals aangenomen tijdens de twintigste speciale zitting inzake drugs van de Algemene Vergadering van de VN van juni 1998, de politieke verklaring en het actieplan over internationale samenwerking met het oog op een geïntegreerde en evenwichtige strategie om het drugsprobleem in de wereld aan te pakken, zoals aangenomen op de bijeenkomst op hoog niveau van de 52e zitting van de VN-Commissie voor verdovende middelen van maart 2009, en de verklaring van de derde ministeriële conferentie van de partners van het pact van Parijs over het bestrijden van de illegale handel in opiaten uit Afghanistan.
Artikel 27
Bestrijding van witwaspraktijken en de financiering van terrorisme
1. De partijen komen overeen samen te werken om te voorkomen dat hun financiële systemen en aangewezen niet-financiële ondernemingen en beroepen worden gebruikt voor het witwassen van de inkomsten van criminele activiteiten en voor het financieren van terrorisme.
2. De partijen komen overeen technische en administratieve bijstand te bevorderen voor de ontwikkeling en uitvoering van voorschriften en de efficiënte werking van mechanismen ter bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. Door de samenwerking moet het met name mogelijk worden relevante informatie uit te wisselen in het kader van de respectieve wetgeving en passende en internationaal aanvaarde normen vast te stellen voor de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, die vergelijkbaar zijn met die van de Unie en de internationale instanties op dit gebied, zoals de Financial Action Task Force (FATF).
Artikel 28
Samenwerking inzake migratie
1. De partijen komen overeen samen te werken om irreguliere migratiestromen uit hun grondgebied naar het grondgebied van de andere partij te voorkomen.
2. De partijen bevestigen opnieuw het belang van een gezamenlijk beheer van de migratiestromen tussen Afghanistan en de Unie en verbinden zich tot een omvattende dialoog en samenwerking inzake migratiekwesties, overeenkomstig de totaalaanpak van migratie en mobiliteit van de Unie en de relevante internationale verdragen. Deze dialoog en samenwerking bestrijken kwesties als asiel, het verband tussen migratie en ontwikkeling, reguliere en irreguliere immigratie, terugkeer, overname, visa, grensbeheer, documentenveiligheid en de strijd tegen mensenhandel en migrantensmokkel.
3. De samenwerking op de in dit artikel genoemde gebieden kan ook maatregelen voor capaciteitsopbouw omvatten.
4. De partijen komen overeen om op verzoek van de andere partij een overeenkomst te sluiten met specifieke verplichtingen voor overname, met inbegrip van voorzieningen in verband met onderdanen van andere landen en van staatlozen.
Artikel 29
Consulaire bescherming
Afghanistan stemt ermee in dat de consulaire en diplomatieke autoriteiten van alle vertegenwoordigde lidstaten van de Europese Unie bescherming bieden aan alle onderdanen van een lidstaat van de Europese Unie die niet over een permanente vertegenwoordiging in Afghanistan beschikt die effectief in staat is in een concreet geval consulaire bescherming te bieden, op dezelfde voorwaarden als aan de onderdanen van de betrokken lidstaat van de Europese Unie.
Artikel 30
Bescherming van persoonsgegevens
1. De partijen komen overeen samen te werken om het niveau van bescherming van persoonsgegevens te verbeteren overeenkomstig de strengste internationale normen, zoals onder andere vervat in de „Guidelines for the Regulation of Computerised Personal Data Files” van de Verenigde Naties, aangenomen bij Resolutie 45/95 van de Algemene Vergadering van de VN van 14 december 1990.
2. De samenwerking inzake de bescherming van persoonsgegevens kan onder meer technische bijstand in de vorm van uitwisseling van informatie en deskundigheid inhouden.
TITEL VI
SECTORALE SAMENWERKING
Artikel 31
Modernisering van de overheidsdiensten
De partijen komen overeen samen te werken met het oog op het opzetten van een professionele, onafhankelijke en doeltreffende overheidsdienst in Afghanistan op nationaal en subnationaal niveau. De samenwerking op dit gebied richt zich op opleiding en capaciteitsopbouw, met als doel:
a) |
verbetering van de organisatorische doelmatigheid; |
b) |
verbetering van de effectiviteit van de dienstverlening door de instellingen; |
c) |
transparant beheer van de overheidsfinanciën en verantwoording; |
d) |
verbetering van het juridische en institutionele kader; alsmede |
e) |
de verbetering van de opzet en uitvoering van het beleid. |
Artikel 32
Beheer van de overheidsfinanciën
Zoals bepaald in artikel 31 voeren de partijen hun samenwerking op inzake kwesties die verband houden met het beheer van de overheidsfinanciën in Afghanistan. De samenwerking is vooral gericht op:
a) |
het beheer van de begroting op nationaal en subnationaal niveau; |
b) |
transparante financieringsstromen tussen begrotingsautoriteiten en tussen die autoriteiten en begunstigden en ontvangers; |
c) |
toezicht, ook door het parlement en onafhankelijke auditorganen; alsmede |
d) |
mechanismen om mogelijke onregelmatigheden bij het gebruik van overheidsgeld doeltreffend en spoedig aan te pakken. |
De Unie verstrekt op die terreinen naar behoefte steun, met bijzondere aandacht voor capaciteitsontwikkeling en technische bijstand.
Artikel 33
Goed bestuur op belastinggebied
Om de economische activiteit te versterken en te ontwikkelen, met inachtneming van de noodzaak een passend regelgevingskader te ontwikkelen, erkennen de partijen de beginselen van goed bestuur op belastinggebied en verbinden zich ertoe deze toe te passen. De partijen streven naar samenwerking tot dit doel, meer bepaald om de inning van belastinggelden in Afghanistan te faciliteren en Afghanistan bij te staan om maatregelen te treffen voor de doeltreffende toepassing van deze beginselen.
Artikel 34
Financiële diensten
1. De partijen komen overeen nauwer samen te werken ter verbetering van de systemen op het vlak van boekhouding, toezicht en regelgeving voor het bank- en verzekeringswezen en andere onderdelen van de financiële sector.
2. De partijen werken samen om het juridische en regelgevingskader, de infrastructuur en de menselijke hulpbronnen in Afghanistan te ontwikkelen, en op de kapitaalmarkt in Afghanistan goed ondernemingsbestuur en internationale boekhoudnormen in te voeren.
Artikel 35
Statistieken
1. De partijen komen overeen de statistische capaciteit verder op te bouwen en te ontwikkelen door de harmonisering van de statistische methoden en het gebruik van optimale werkwijzen volgens de ervaringen in de Unie te bevorderen, met inbegrip van het vergaren en verspreiden van statistische informatie. Op die manier kunnen statistieken, op wederzijds overeengekomen wijze, door de partijen worden gebruikt op enigerlei gebied dat door deze overeenkomst wordt bestreken en dat zich leent tot het verzamelen, verwerken, analyseren en verspreiden van statistische gegevens.
2. De samenwerking op het gebied van statistiek richt zich met name op de uitwisseling van kennis, de bevordering van optimale werkwijzen, en de eerbiediging van de grondbeginselen van de officiële statistiek van de Verenigde Naties en van de Europese praktijkcode voor statistieken, met het oog op een betere kwaliteit van de statistieken.
Artikel 36
Risicobeheersing in verband met rampen
1. De partijen komen overeen hun samenwerking op te voeren inzake risicobeheersing bij rampen. De nadruk wordt gelegd op preventiemaatregelen en een proactieve aanpak van de gevaren en risico's om deze risico's en de kwetsbaarheid voor natuurrampen te verminderen.
2. De samenwerking op dit gebied kan worden toegespitst op:
a) |
verkleining van het risico op rampen, speciaal weerbaarheid, preventie en schadebeperking; |
b) |
kennisbeheer, innovatie, onderzoek en voorlichting om op alle niveaus een veiligheidscultuur te kweken en weerbaarheid op te bouwen; |
c) |
risico-evaluatie bij rampen, toezicht en respons; alsmede |
d) |
steun voor de ontwikkeling van risicobeheersing in verband met rampen. |
Artikel 37
Natuurlijke hulpbronnen
1. De partijen komen overeen hun samenwerking en capaciteitsopbouw te verbeteren in verband met de winning, ontwikkeling, verwerking en het op de markt brengen van natuurlijke hulpbronnen.
2. Deze samenwerking richt zich op de duurzame ontwikkeling van natuurlijke hulpbronnen door een versterking van het regelgevende kader, de milieubescherming en de veiligheidsvoorschriften. Met het oog op meer samenwerking en een beter wederzijds begrip kan elke partij verzoeken om ad-hocvergaderingen over kwesties die met natuurlijke hulpbronnen verband houden.
3. Overeenkomstig titel IV werken de partijen samen om een transparant klimaat te creëren dat gunstig is voor buitenlandse directe investeringen, meer bepaald in de mijnsector.
4. De partijen komen overeen, rekening houdend met hun respectieve economische beleidsmaatregelen en doelstellingen, en met het oog op de bevordering van handel, de samenwerking te bevorderen om belemmeringen voor de handel in grondstoffen weg te nemen.
5. Op verzoek van een van beide partijen kan elke kwestie in verband met de handel in grondstoffen worden besproken en behandeld in de vergaderingen van het Gemengd Comité, als bedoeld in artikel 49.
Artikel 38
Onderwijs, onderzoek, jeugd en beroepsonderwijs
1. De partijen komen overeen de samenwerking te bevorderen inzake onderwijs, onderzoek, jeugd en beroepsonderwijs. Zij komen overeen de kennis over opleidingsmogelijkheden in de Unie en Afghanistan te stimuleren.
2. Voorts begunstigen de partijen maatregelen met het oog op:
a) |
het creëren van banden tussen hun respectieve instellingen voor hoger onderwijs, gespecialiseerde agentschappen en jeugdorganisaties; |
b) |
de bevordering van de uitwisseling van informatie en expertise, en de mobiliteit van studenten, jongeren en jeugdwerkers, onderzoekers, academici en andere deskundigen; alsmede |
c) |
steun voor capaciteitsopbouw en de ontwikkeling van kwalitatief hoogstaand onderwijs en leren, gebruik makend van andere relevante ervaringen die op dit gebied zijn opgedaan. |
3. De partijen komen overeen de uitvoering te bevorderen van programma's voor hoger onderwijs en jeugd, zoals het Erasmus+-programma van de Unie, en voor de mobiliteit en de opleiding van onderzoekers, zoals de Marie Skłodowska-Curieacties, en hun onderwijsinstellingen aan te moedigen samen te werken in gemeenschappelijke programma's voor de bevordering van academische samenwerking en mobiliteit, en van samenwerking tussen jeugdorganisaties, onder meer door de mobiliteit van jongeren en jeugdwerkers te bevorderen in de context van niet-formeel onderwijs en leren.
4. Onderzoekssamenwerking wordt bevorderd, onder meer door Horizon 2020 — Het kaderprogramma van de Unie voor onderzoek en innovatie (2014-2020).
Artikel 39
Energie
1. De partijen streven naar meer samenwerking in de energiesector met het oog op een verbetering van energieproductie, -voorziening en -gebruik in Afghanistan, onder meer door:
a) |
de bevordering van de energie uit hernieuwbare bronnen en efficiënt energiegebruik; |
b) |
meer samenwerking inzake technologie; alsmede |
c) |
beroepsonderwijs. |
2. De partijen erkennen dat een transparant, niet-discriminatoir, niet-verstorend, op regels gebaseerd kader de beste manier is om een klimaat te creëren dat gunstig is voor buitenlandse directe investeringen in de energiesector.
Artikel 40
Vervoer
De partijen komen overeen actief samen te werken op gebieden van wederzijds belang met betrekking tot alle vervoersmiddelen, meer bepaald de luchtvaart en intermodale verbindingen, met het oog op onder meer:
a) |
de facilitering van het verkeer van goederen en passagiers; |
b) |
meer veiligheid, zekerheid en milieubescherming; |
c) |
de opleiding van personeel; alsmede |
d) |
meer investeringsmogelijkheden, ter bevordering van de economische ontwikkeling door betere transportverbindingen in de regio. |
Artikel 41
Werkgelegenheid en sociale ontwikkeling
1. In de context van artikel 12 komen de partijen overeen samen te werken op het gebied van de werkgelegenheid en sociale ontwikkeling, zoals de arbeidsmarktontwikkeling en de werkgelegenheid voor de jeugd, veiligheid en gezondheid op het werk, gelijkheid van mannen en vrouwen en fatsoenlijk werk.
2. De samenwerking kan onder meer de vorm aannemen van gezamenlijk overeen te komen specifieke programma's en projecten, alsmede dialoog, samenwerking en initiatieven op gebieden van wederzijds belang op bilateraal of multilateraal niveau, zoals de IAO.
Artikel 42
Landbouw, plattelandsontwikkeling, veehouderij en irrigatie
De partijen komen overeen samen te werken aan de ontwikkeling van de capaciteit van Afghanistan op het gebied van de landbouw, veehouderij en rurale middelen van bestaan. Deze samenwerking omvat onder andere:
a) |
landbouwbeleid en -productiviteitsverhoging gericht op voedselzekerheid; |
b) |
overeenkomstig titel IV, mogelijkheden om het landbouwindustrie en de handel in landbouwproducten te faciliteren, met inbegrip van de handel in planten, dieren, vee en producten daarvan, voor een verdere ontwikkeling van het bedrijfsleven met speciale aandacht voor de plattelandssector; |
c) |
dierenwelzijn; |
d) |
plattelandsontwikkeling; |
e) |
uitwisseling van ervaringen en samenwerkingsnetwerken tussen lokale personen of bedrijven op specifieke gebieden zoals onderzoek en technologieoverdracht; |
f) |
ontwikkeling van beleid inzake de gezondheid en de kwaliteit van planten, dieren en vee; |
g) |
samenwerkingsvoorstellen en initiatieven die zijn ingediend bij internationale landbouworganisaties; |
h) |
ontwikkeling van een duurzame en milieuvriendelijke landbouw, met inbegrip van gewasproductie, biobrandstoffen en de overdracht van biotechnologie; |
i) |
bescherming van plantensoorten, zaadtechnologie, landbouwbiotechnologie; |
j) |
ontwikkeling van databanken en informatienetwerken op het gebied van landbouw en veeteelt; alsmede |
k) |
opleiding over de landbouw en in de veterinaire sector. |
Artikel 43
Milieu en klimaatverandering
1. De partijen werken samen om Afghanistan bij te staan met de invoering van een hoogstaande milieubescherming en de bevordering van de conservatie en het beheer van natuurlijke hulpbronnen en biodiversiteit, met inbegrip van bossen, in het belang van duurzame ontwikkeling, aanpassing aan en vermindering van klimaatverandering.
2. De partijen streven naar de bevordering van de ratificatie, tenuitvoerlegging en naleving van de multilaterale overeenkomsten op het gebied van milieu en de klimaatverandering.
3. De partijen streven ernaar hun samenwerking te versterken inzake aanpassing aan en vermindering van klimaatverandering, met speciale aandacht voor watervoorraden.
Artikel 44
Volksgezondheid
De partijen komen overeen dat hun samenwerking zich met name richt op de hervorming van de gezondheidssector en de preventie en controle van belangrijke ziekten, inclusief de bevordering van de tenuitvoerlegging van internationale gezondheidsovereenkomsten. Dit omvat ook inspanningen om de toegang tot fundamentele gezondheidszorg in Afghanistan uit te breiden, de kwaliteit van de gezondheidszorg voor kwetsbare groepen, met name vrouwen en kinderen, te verbeteren, de toegang tot schoon water en sanitaire voorzieningen te verhogen en hygiëne te bevorderen.
Artikel 45
Cultuur
1. De partijen komen overeen om samenwerking te stimuleren inzake culturele aangelegenheden teneinde het wederzijds begrip en de kennis van elkaars cultuur te vergroten. Daartoe wordt steun verleend aan relevante activiteiten van maatschappelijke organisaties, en worden deze bevorderd. Daarbij wordt de culturele verscheidenheid gerespecteerd.
2. De partijen streven ernaar om passende maatregelen te nemen om culturele uitwisselingen te stimuleren en gemeenschappelijke culturele initiatieven uit te voeren, met name ook samenwerking inzake het bewaren van cultureel erfgoed.
3. De partijen komen overeen elkaar te raadplegen en samen te werken binnen relevante internationale fora, zoals de Unesco, om gezamenlijke doelen na te streven, zoals het bevorderen van culturele verscheidenheid en het beschermen van het culturele erfgoed. In verband met culturele verscheidenheid pleiten de partijen ook voor de tenuitvoerlegging van het Unesco-verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen van 2005.
Artikel 46
Informatiemaatschappij
De partijen erkennen dat informatie- en communicatietechnologieën (ICT) een centraal element van het moderne leven en essentieel voor de economische en sociale ontwikkeling zijn, en komen overeen inzichten uit te wisselen over hun beleid op dit gebied teneinde de economische ontwikkeling te bevorderen, met inbegrip van de interconnectiviteit voor onderwijs en onderzoek. De partijen onderzoeken, waar passend, hoe zij het best op dit gebied kunnen samenwerken, meer bepaald inzake de handel in ICT-producten, regelgevende aspecten van elektronische communicatie en andere kwesties die verband houden met de informatiemaatschappij.
Artikel 47
Beleid inzake de audiovisuele sector en de media
De partijen stimuleren, ondersteunen en vergemakkelijken uitwisselingen, samenwerking en dialoog tussen hun relevante instellingen en actoren op het gebied van audiovisuele aangelegenheden en media. Zij komen overeen een regelmatige dialoog over deze onderwerpen tot stand te brengen.
TITEL VII
REGIONALE SAMENWERKING
Artikel 48
Regionale samenwerking
1. De partijen erkennen dat initiatieven voor regionale samenwerking vereist zijn om de status van Afghanistan als landbrug tussen Centraal-Azië, Zuid-Azië en het Midden-Oosten te herstellen en economische groei en politieke stabiliteit in de regio te bevorderen. In dit verband komen zij overeen samen te werken om de regionale samenwerking te bevorderen met maatregelen ter ondersteuning van de inspanningen voor capaciteitsopbouw van de Afghaanse regering, meer bepaald van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Met meer capaciteit kan de regering een grotere rol spelen in de diverse regionale organisaties, processen en fora. Deze samenwerking kan met name capaciteitsopbouw en vertrouwenwekkende maatregelen omvatten zoals de organisatie van opleidingen, workshops en seminars, uitwisseling van deskundigen, onderzoeken en andere activiteiten waarover de partijen overeenstemming bereiken.
2. De partijen bepleiten en bevestigen opnieuw hun steun voor het proces van Istanbul als een belangrijk initiatief voor politieke samenwerking tussen Afghanistan en zijn buurlanden, onder meer door middel van van vertrouwenwekkende maatregelen, zoals overeengekomen op de ministeriële conferentie „Heart of Asia”, die op 14 juni 2012 in Kabul werd gehouden. De Unie ondersteunt de inspanningen van Afghanistan om de doeltreffende tenuitvoerlegging van de vertrouwenwekkende maatregelen en andere regionale verbintenissen te verzekeren.
3. De partijen komen voorts overeen de regionale samenwerking te bevorderen via hun diplomatieke contacten en op regionale fora waaraan zij deelnemen.
TITEL VIII
INSTITUTIONEEL KADER
Artikel 49
Gemengd Comité
1. Er wordt een Gemengd Comité opgericht dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de partijen op het hoogst mogelijke niveau, en dat de volgende taken heeft:
a) |
zorgen voor de goede werking en uitvoering van deze overeenkomst; |
b) |
prioriteiten vaststellen met betrekking tot de doelstellingen van deze overeenkomst; |
c) |
toezicht houden op de ontwikkeling van de alomvattende betrekkingen tussen de partijen en aanbevelingen doen voor het bevorderen van de doelstellingen van deze overeenkomst; |
d) |
waar nodig verzoeken om informatie aan comités en andere lichamen die bij andere overeenkomsten tussen de partijen zijn ingesteld, en door hen ingediende verslagen in overweging nemen; |
e) |
standpunten uitwisselen en voorstellen doen over alle aangelegenheden van gemeenschappelijk belang, waaronder in de toekomst te nemen maatregelen en de daarvoor beschikbare middelen; |
f) |
geschillen oplossen die zich voordoen met betrekking tot de toepassing of de interpretatie van deze overeenkomst; alsmede |
g) |
alle informatie die door een van beide partijen wordt verstrekt, onderzoeken met betrekking tot de nakoming van verplichtingen en overleg plegen om oplossingen voor geschillen te vinden overeenkomstig artikel 54. |
2. Het Gemengd Comité komt normaal gesproken afwisselend in Kabul en in Brussel bijeen op een datum die in onderling overleg wordt vastgesteld. De partijen kunnen tevens besluiten tot buitengewone bijeenkomsten van het Gemengd Comité. Het voorzitterschap van het Gemengd Comité wordt beurtelings door elk van de partijen bekleed. De agenda van de vergaderingen van het Gemengd Comité wordt door de partijen in overleg vastgesteld.
3. Het Gemengd Comité kan besluiten speciale comités of werkgroepenin te stellen om zich bij de uitvoering van zijn taken te laten bijstaan. Het Gemengd Comité bepaalt de samenstelling en de taakverdeling van dergelijke comités of werkgroepen alsook de manier waarop zij te werk gaan.
4. Het Gemengd Comité garandeert het correcte functioneren van de eventuele sectorale overeenkomsten of protocollen die de partijen in de context van deze overeenkomst sluiten.
5. Het Gemengd Comité stelt zijn eigen reglement van orde vast.
TITEL IX
SLOTBEPALINGEN
Artikel 50
Middelen voor samenwerking
Voor zover mogelijk binnen hun respectieve regelgeving, procedures en middelen verstrekt de Unie Afghanistan technische en financiële bijstand om de samenwerking zoals bedoeld in deze overeenkomst ten uitvoer te leggen, en Afghanistan stelt de noodzakelijke middelen ter beschikking, met inbegrip van financiële middelen, om te garanderen dat de overeengekomen doelstellingen worden bereikt.
Artikel 51
Samenwerking ter bestrijding van fraude
1. De partijen voeren de financiële steun uit volgens de beginselen van goed financieel beheer en werken samen om hun financiële belangen te beschermen. Zij treffen doeltreffende maatregelen om fraude, corruptie en andere illegale activiteiten die schade berokkenen aan hun financiële belangen, te voorkomen en te bestrijden.
2. In eventuele aanvullende overeenkomsten of financieringsinstrumenten die de partijen sluiten tijdens de looptijd van deze overeenkomst, worden specifieke bepalingen over financiële samenwerking opgenomen inzake controles ter plaatse, inspecties, controles en fraudebestrijdingsmaatregelen, onder andere uitgevoerd door de Europese Rekenkamer en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).
3. Voor een degelijke uitvoering van dit artikel wisselen de bevoegde autoriteiten van de partijen informatie uit, en wordt, op verzoek van een van beide partijen, overleg gepleegd overeenkomstig de relevante wetgeving.
4. De Afghaanse autoriteiten vergewissen zich er regelmatig van dat de met middelen van de Unie gefinancierde acties correct zijn uitgevoerd. Zij treffen de nodige maatregelen om fraude, corruptie en andere illegale activiteiten met betrekking tot deze middelen te voorkomen. Zij stellen de Europese Commissie van maatregelen in die zin in kennis.
5. De Afghaanse autoriteiten stellen de Europese Commissie onverwijld in kennis van elke informatie waarover zij beschikken in verband met vermoede of feitelijke gevallen van fraude, corruptie of enige andere illegale activiteit in verband met de besteding van middelen van de Unie. Bij vermoeden van fraude of corruptie wordt het Europees Bureau voor fraudebestrijding hiervan ook in kennis gesteld. De Afghaanse autoriteiten stellen de Europese Commissie tevens in kennis van alle maatregelen die worden genomen in verband met feiten die in het kader van dit lid worden medegedeeld.
6. De Afghaanse autoriteiten zorgen ervoor dat vermoede en feitelijke gevallen van fraude, corruptie en andere illegale activiteiten die schade berokkenen aan de financiën van de Unie worden onderzocht en vervolgd. In voorkomend geval kan het Europees Bureau voor fraudebestrijding de bevoegde Afghaanse autoriteiten in deze taak bijstaan.
7. Overeenkomstig de wetgeving van de Unie, en uitsluitend met het oog op de vrijwaring van de financiële belangen van de Unie, wordt het Europees Bureau voor fraudebestrijding gemachtigd om op verzoek in Afghanistan onderzoeken ter plaatse en inspecties uit te voeren. Deze worden in nauwe samenwerking met de bevoegde Afghaanse autoriteiten voorbereid en uitgevoerd. De Afghaanse autoriteiten verstrekken het Europees Bureau voor fraudebestrijding alle nodige bijstand om zijn taken naar behoren te vervullen.
8. Het Europees Bureau voor fraudebestrijding en de bevoegde Afghaanse autoriteiten kunnen verdere samenwerking overeenkomen op het gebied van fraudebestrijding, met inbegrip van operationele afspraken.
Artikel 52
Toekomstige ontwikkeling van de overeenkomst
Elke partij kan voorstellen formuleren met het oog op de uitbreiding van het toepassingsgebied van de samenwerking krachtens deze overeenkomst, rekening houdend met de bij de uitvoering van de overeenkomst opgedane ervaring.
Artikel 53
Andere overeenkomsten
1. Onverminderd de desbetreffende bepalingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, doet deze overeenkomst noch in het kader daarvan ondernomen actie afbreuk aan de bevoegdheden van de lidstaten van de Europese Unie om bilaterale samenwerkingsbanden met Afghanistan aan te knopen of, indien wenselijk, bilaterale en samenwerkingsovereenkomsten met Afghanistan te sluiten. Deze overeenkomst doet geen afbreuk aan de toepassing of de uitvoering van verbintenissen die een van beide partijen zijn aangegaan in betrekkingen met derde partijen.
2. De partijen kunnen deze overeenkomst aanvullen door sluiting van specifieke overeenkomsten op elk samenwerkingsgebied dat binnen het toepassingsgebied van deze overeenkomst valt. Dergelijke specifieke overeenkomsten vormen een integrerend onderdeel van de algemene bilaterale betrekkingen zoals die worden geregeld bij deze overeenkomst en maken deel uit van een gemeenschappelijk institutioneel kader.
Artikel 54
Voldoen aan verplichtingen
1. Elke partij kan een geschil dat verband houdt met de toepassing of de interpretatie van deze overeenkomst, aan het Gemengd Comité voorleggen.
2. Indien een partij van oordeel is dat de andere partij een van haar verplichtingen in het kader van deze overeenkomst niet is nagekomen, kan zij passende maatregelen treffen met betrekking tot deze overeenkomst of een specifieke overeenkomst als bedoeld in artikel 53, lid 2.
3. Behalve in bijzondere dringende gevallen verstrekt zij, alvorens zulks te doen, aan het Gemengd Comité alle ter zake doende informatie die nodig is voor een grondige bestudering van de situatie met het oog op het vinden van een voor beide partijen aanvaardbare oplossing.
4. Bij de keuze van de passende maatregelen moet voorrang worden gegeven aan maatregelen die het functioneren van deze overeenkomst of een specifieke overeenkomst als bedoeld in artikel 53, lid 2, het minst verstoren. De andere partij wordt onmiddellijk op de hoogte gebracht van die maatregelen en op verzoek van de andere partij wordt daaromtrent overleg gepleegd in het Gemengd Comité.
5. Voor de correcte interpretatie en de praktische tenuitvoerlegging van deze overeenkomst komen de partijen overeen dat „bijzonder dringende gevallen”, als bedoeld in lid 3, gevallen zijn van wezenlijke inbreuk op deze overeenkomst door een van de partijen. Een wezenlijke inbreuk op deze overeenkomst houdt in:
a) |
beëindiging van deze overeenkomst die niet in overeenstemming is met de algemene regels van het internationaal recht; of |
b) |
schending van een van de essentiële elementen van deze overeenkomst als bedoeld in artikel 2, lid 3, en artikel 9, lid 2. |
Artikel 55
Faciliteiten
Om de samenwerking in het kader van deze overeenkomst te faciliteren, komen de partijen overeen om ambtenaren en deskundigen die zijn betrokken bij de uitvoering van de samenwerking, te voorzien van de nodige faciliteiten om hun taken te vervullen, overeenkomstig de respectieve interne regelgeving van de partijen.
Artikel 56
Veiligheidsbelangen en openbaarmaking van informatie
1. De bepalingen van deze overeenkomst gelden onverminderd de respectieve wet- en regelgeving van de partijen over de toegang van het publiek tot officiële documenten.
2. Niets in deze overeenkomst mag zodanig worden uitgelegd dat een partij verplicht wordt informatie te verstrekken waarvan zij de openbaarmaking in strijd acht met haar wezenlijke veiligheidsbelangen.
3. De partijen bevestigen opnieuw hun engagement om alle gerubriceerde informatie die zij in de loop van hun samenwerking ontvangen, te beschermen.
Artikel 57
Definitie van de partijen
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt met de term „partijen” bedoeld de Unie of haar lidstaten, of de Unie en haar lidstaten, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, enerzijds, en Afghanistan, anderzijds.
Artikel 58
Territoriale toepassing
Deze overeenkomst is van toepassing op het grondgebied waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn, onder de in die verdragen neergelegde voorwaarden, en op het grondgebied van Afghanistan.
Artikel 59
Inwerkingtreding, voorlopige toepassing, looptijd en beëindiging
1. Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum waarop de partijen elkaar in kennis stellen van de voltooiing van de daartoe vereiste wettelijke procedures.
2. Niettegenstaande lid 1 komen de Unie en Afghanistan overeen deze overeenkomst ten dele voorlopig toe te passen, zoals door de Unie gespecificeerd, zoals bepaald in lid 3 en overeenkomstig hun geldende interne procedures en wetgeving.
3. De voorlopige toepassing is van kracht vanaf de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum waarop het volgende wordt ontvangen:
a) |
de kennisgeving van de Unie dat de voor de voorlopige toepassing vereiste procedures zijn voltooid, waarin wordt vermeld welke delen van de overeenkomst op voorlopige basis worden toegepast; alsmede |
b) |
de indiening door Afghanistan van zijn ratificatie-instrument, overeenkomstig de procedures en wetgeving van Afghanistan. |
4. Deze overeenkomst wordt gesloten voor een aanvankelijke periode van tien jaar. De overeenkomst wordt automatisch verlengd voor opeenvolgende perioden van telkens vijf jaar, tenzij een van de partijen de andere partij zes maanden voor het verstrijken van de looptijd schriftelijk op de hoogte stelt van haar voornemen de overeenkomst niet te verlengen.
5. Alle wijzigingen van deze overeenkomst gebeuren bij akkoord tussen de partijen en zij treden pas in werking nadat de partijen elkaar in kennis hebben gesteld van de voltooiing van de daartoe vereiste juridische procedures.
6. Een partij kan deze overeenkomst beëindigen door de andere partij daarvan zes maanden vooraf in kennis te stellen. De beëindiging gaat in zes maanden na ontvangst van de kennisgeving door de andere partij.
7. De kennisgevingen overeenkomstig dit artikel worden toegezonden aan het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie respectievelijk het ministerie van Buitenlandse Zaken van Afghanistan.
Artikel 60
Authentieke teksten
Deze overeenkomst is opgesteld in tweevoud in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse taal, alsook in het Pasjtoe en Dari-Perzisch, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.
Съставено в Мюнхен на осемнадесети февруари две хиляди и седемнадесета година.
Hecho en Múnich el dieciocho de febrero de dos mil diecisiete.
V Mnichově dne osmnáctého února dva tisíce sedmnáct.
Udfærdiget i München, den attende februar to tusind og sytten.
Geschehen zu München am achtzehnten Februar zweitausendsiebzehn.
Kahe tuhande seitsmeteistkümnenda aasta veebruarikuu kaheksateistkümnendal päeval Münchenis.
Έγινε στο Μόναχο, στις δεκαοκτώ Φεβρουαρίου δύο χιλιάδες δεκαεπτά.
Done at Munich on the eighteenth day of February in the year two thousand and seventeen.
Fait à Munich, le dix-huitième jour du mois de février deux mille dix-sept.
Sastavljeno u Münchenu osamnaestog veljače godine dvije tisuće sedamnaeste.
Fatto a Monaco il diciotto di febbraio dell'anno duemilaediciassette.
Minhenē, divi tūkstoši septiņpadsmitā gada astoņpadsmitajā februārī.
Priimta Miunchene du tūkstančiai septynioliktų metų vasario aštuonioliktą dieną.
Kelt Münchenben, a kétezer-tizenhetedik év február havának tizennyolcadik napján.
Magħmul fi Munich fit-tmintax-il jum ta' Frar fis-sena elfejn u sbatax.
Gedaan te München, achttien februari tweeduizend zeventien.
Sporządzono w Monachium osiemnastego dnia lutego roku dwa tysiące siedemnastego.
Feito em Munique aos dezoito dias do mês de fevereiro de dois mil e dezassete.
Întocmit la München la optsprezece februarie două mii șaptesprezece.
V Mníchove osemnásteho februára dvetisíc sedemnásť.
V Münchnu, osemnajstega februarja dva tisoč sedemnajst.
Tehty Münchenissä kahdeksantenatoista päivänä helmikuuta vuonna kaksituhattaseitsemäntoista.
Utfärdat i München den artonde februari år tjugohundrasjutton.
Voor het Koninkrijk België
Pour le Royaume de Belgique
Für das Königreich Belgien
Deze handtekening verbindt eveneens de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Cette signature engage également la Communauté française, la Communauté flamande, la Communauté germanophone, la Région wallonne, la Région flamande et la Région de Bruxelles-Capitale.
Diese Unterschrift bindet zugleich die Deutschsprachige Gemeinschaft, die Flämische Gemeinschaft, die Französische Gemeinschaft, die Wallonische Region, die Flämische Region und die Region Brüssel-Hauptstadt.
За Република България
Za Českou republiku
For Kongeriget Danmark
Für die Bundesrepublik Deutschland
Eesti Vabariigi nimel
Thar cheann Na hÉireann
For Ireland
Για την Ελληνική Δημοκρατία
Por el Reino de España
Pour la République française
Za Republiku Hrvatsku
Per la Repubblica italiana
Για την Κυπριακή Δημοκρατία
Latvijas Republikas vārdā –
Lietuvos Respublikos vardu
Pour la Grand-Duché de Luxembourg
Magyarország részéről
Għar-Repubblika ta' Malta
Voor het Koninkrijk der Nederlanden
Für die Republik Österreich
W imieniu Rzeczypospolitej Polskiej
Pela República Portuguesa
Pentru România
Za Republiko Slovenijo
Za Slovenskú republiku
Suomen tasavallan puolesta
För Republiken Finland
För Konungariket Sverige
For the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland
За Европейския съюз
Рог la Unión Europea
Za Evropskou unii
For Den Europæiske Union
Für die Europäische Union
Euroopa Liidu nimel
Για την Ευρωπαϊκή Ένωση
For the European Union
Pour l'Union européenne
Za Europsku uniju
Per l'Unione europea
Eiropas Savienības vārdā –
Europos Sąjungos vardu
Az Európai Unió részéről
Għall-Unjoni Ewropea
Voor de Europese Unie
W imieniu Unii Europejskiej
Pela União Europeia
Pentru Uniunea Europeană
Za Európsku úniu
Za Evropsko unijo
Euroopan unionin puolesta
För Europeiska unionen
14.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 67/31 |
BESLUIT (EU) 2017/435 VAN DE RAAD
van 28 februari 2017
betreffende de sluiting van de overeenkomst tot tweede wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 en voor de eerste maal gewijzigd te Luxemburg op 25 juni 2005
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 217, in samenhang met artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a),
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien de instemming van het Europees Parlement (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 23 februari 2009 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om namens de Unie en haar lidstaten te onderhandelen over een overeenkomst tot tweede wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (2) en voor de eerste maal gewijzigd te Luxemburg op 25 juni 2005 (3) (de „Overeenkomst van Cotonou”). |
(2) |
Overeenkomstig Besluit 2010/648/EU van de Raad (4) werd de overeenkomst tot tweede wijziging van de Overeenkomst van Cotonou (de „overeenkomst”) tijdens de ACS-EU-Raad van ministers in Ouagadougou op 22 juni 2010 door beide partijen ondertekend, onder voorbehoud van de sluiting van de overeenkomst op een latere datum. |
(3) |
Overeenkomstig Besluit nr. 2/2010 van de ACS-EU-Raad van ministers (5) werd de overeenkomst vanaf 31 oktober 2010 voorlopig toegepast. |
(4) |
De overeenkomst dient te worden goedgekeurd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De overeenkomst tot tweede wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 en voor de eerste maal gewijzigd te Luxemburg op 25 juni 2005 (6), wordt hierbij namens de Europese Unie goedgekeurd.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad wijst de persoon (personen) aan die bevoegd is (zijn) om namens de Unie de in artikel 93 van de Overeenkomst van Cotonou genoemde akte van goedkeuring neer te leggen, waarmee de instemming van de Europese Unie om door de overeenkomst gebonden te zijn, tot uiting wordt gebracht.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld. Het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 28 februari 2017.
Voor de Raad
De voorzitter
J. HERRERA
(1) PB C 65 van 19.2.2016, blz. 257.
(2) PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.
(3) PB L 209 van 11.8.2005, blz. 27.
(4) Besluit 2010/648/EU van de Raad van 14 mei 2010 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, van de overeenkomst tot tweede wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 en voor de eerste maal gewijzigd te Luxemburg op 25 juni 2005 (PB L 287 van 4.11.2010, blz. 1).
(5) Besluit nr. 2/2010 van de ACS-EU-Raad van ministers van 21 juni 2010 betreffende de overgangsmaatregelen die van toepassing zijn tussen de ondertekening en de inwerkingtreding van de overeenkomst tot tweede wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend in Cotonou op 23 juni 2000 en voor de eerste maal gewijzigd in Luxemburg op 25 juni 2005 (PB L 287 van 4.11.2010, blz. 68).
(6) De overeenkomst is samen met de verklaringen gehecht aan de slotakte bekendgemaakt in PB L 287 van 4.11.2010, blz. 3.
14.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 67/33 |
BESLUIT (EU) 2017/436 VAN DE RAAD
van 6 maart 2017
inzake de ondertekening, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Chili inzake de handel in biologische producten
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 5,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 16 juni 2014 heeft de Raad de Commissie gemachtigd onderhandelingen te openen met derde landen met het oog op het sluiten van overeenkomsten inzake de handel in biologische producten. |
(2) |
De Commissie heeft namens de Unie met de Republiek Chili onderhandeld over een overeenkomst inzake de handel in biologische producten („de overeenkomst”). |
(3) |
In de overeenkomst erkennen de Unie en de Republiek Chili de gelijkwaardigheid van hun respectieve voorschriften inzake biologische productie en controlesystemen voor biologische producten. |
(4) |
Doel van de overeenkomst is het stimuleren van de handel in biologische producten en bijdragen tot de ontwikkeling en uitbreiding van de biologische sector in de Unie en in de Republiek Chili waarbij het beginsel van biologische productie in hoge mate wordt nageleefd en waarbij toepassing van de controlesystemen en de integriteit van biologische producten worden gewaarborgd. Voorts is deze overeenkomst ook gericht op een betere bescherming voor de respectieve biologische logo's van de Unie en de Republiek Chili en op een betere samenwerking op regelgevingsgebied tussen de partijen inzake kwesties die verband houden met biologische productie. |
(5) |
De overeenkomst moet worden ondertekend, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Er wordt machtiging verleend tot de ondertekening namens de Unie van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Chili inzake de handel in biologische producten, onder voorbehoud van de sluiting ervan.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de overeenkomst namens de Unie te ondertekenen.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.
Gedaan te Brussel, 6 maart 2017.
Voor de Raad
De voorzitter
R. GALDES
VERORDENINGEN
14.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 67/34 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/437 VAN DE RAAD
van 13 maart 2017
tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 269/2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 269/2014 van de Raad van 17 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (1), en met name artikel 14, leden 1 en 3,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 17 maart 2014 heeft de Raad Verordening (EU) nr. 269/2014 vastgesteld. |
(2) |
De Raad heeft de afzonderlijke vermeldingen op de lijst in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 269/2014 geëvalueerd. Die bijlage moet worden gewijzigd en de vermeldingen met betrekking tot twee personen moeten worden geschrapt. |
(3) |
Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 269/2014 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 269/2014 wordt gewijzigd zoals aangegeven in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de datum na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 13 maart 2017.
Voor de Raad
De voorzitter
L. GRECH
(1) PB L 78 van 17.3.2014, blz. 6.
BIJLAGE
I. |
De vermeldingen met betrekking tot de volgende personen worden geschrapt van de lijst in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 269/2014: PERSONEN
|
II. |
De vermeldingen met betrekking tot de onderstaande personen en entiteiten, zoals opgenomen in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 269/2014 worden vervangen door de volgende vermeldingen: PERSONEN
ENTITEITEN
|
14.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 67/67 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/438 VAN DE COMMISSIE
van 13 maart 2017
tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de voorwaarden voor de goedkeuring van de werkzame stof abamectine
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 13, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Richtlijn 2008/107/EG van de Commissie (2) is de werkzame stof abamectine in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (3) opgenomen als werkzame stof voor gebruik als acaricide en insecticide. De in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG opgenomen werkzame stoffen worden geacht te zijn goedgekeurd krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009 en zijn opgenomen in deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (4). |
(2) |
Overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 heeft de producent van de werkzame stof, Syngenta Crop Protection AG, op 29 augustus 2013 bij de aangewezen lidstaat-rapporteur Nederland een aanvraag ingediend voor een wijziging van de voorwaarden van de goedkeuring van abamectine om het gebruik ervan als nematicide goed te keuren. Overeenkomstig artikel 9, lid 3, van die verordening heeft Nederland de aanvrager, de andere lidstaten, de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en de Commissie op 18 maart 2014 in kennis gesteld van de ontvankelijkheid van de aanvraag. |
(3) |
De aangewezen lidstaat-rapporteur heeft het nieuwe gebruik van de werkzame stof abamectine overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 beoordeeld met betrekking tot de mogelijke effecten op de gezondheid van mensen, dieren en het milieu en heeft op 14 april 2015 bij de Commissie en de EFSA een ontwerpbeoordelingsverslag ingediend. Overeenkomstig artikel 12, lid 3, van die verordening is de aanvrager om aanvullende informatie verzocht. Nederland heeft de aanvullende informatie beoordeeld en heeft op 15 februari 2016 bij de Commissie en de EFSA een bijgewerkt ontwerpbeoordelingsverslag ingediend. |
(4) |
Op 29 april 2016 heeft de EFSA de Commissie haar conclusie meegedeeld (5) met betrekking tot de vraag of de nieuwe vormen van gebruik van de werkzame stof abamectine naar verwachting zullen voldoen aan de goedkeuringscriteria van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009. De Commissie heeft het ontwerpaddendum bij het evaluatieverslag over abamectine en een ontwerpverordening op 7 december 2016 aan het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders voorgelegd. |
(5) |
De aanvrager werd uitgenodigd om opmerkingen in te dienen over het evaluatieverslag. |
(6) |
Met betrekking tot een of meer representatieve gebruiksdoeleinden van minstens één gewasbeschermingsmiddel dat de werkzame stof bevat, is vastgesteld dat bij gebruik van het gewasbeschermingsmiddel als nematicide aan de goedkeuringscriteria van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 wordt voldaan. Daarom is het passend het gebruik van de werkzame stof abamectine als nematicide toe te staan. |
(7) |
Overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, in samenhang met artikel 6 daarvan, en in het licht van de huidige wetenschappelijke en technische kennis is het noodzakelijk en passend bepaalde voorwaarden te verbinden aan de goedkeuring en te verlangen dat de aanvrager verdere bevestigende informatie indient. |
(8) |
Bij de goedkeuring van abamectine was voorzien dat binnen twee jaar na de inwerkingtreding van Richtlijn 2008/107/EG bepaalde bevestigende informatie moest worden ingediend. De aanvrager op wiens verzoek abamectine werd goedgekeurd, heeft de gevraagde informatie ingediend en deze informatie is door Nederland beoordeeld. Daarbij werd bevestigd dat het gebruik van deze stof, overeenkomstig de oorspronkelijke goedkeuring, veilig is. Daarom wordt deze kwestie afgerond en is het niet meer nodig deze bepaling te behouden. |
(9) |
De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(10) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011
De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 13 maart 2017.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.
(2) Richtlijn 2008/107/EG van de Commissie van 25 november 2008 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad ten einde abamectine, epoxiconazool, fenpropimorf, fenpyroximaat en tralkoxydim op te nemen als werkzame stoffen (PB L 316 van 26.11.2008, blz. 4).
(3) Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1).
(4) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).
(5) EFSA Journal 2014;12(5):3692. Online beschikbaar op: www.efsa.europa.eu
BIJLAGE
De kolom „Specifieke bepalingen” van rij 210, abamectine, in deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt vervangen door:
„DEEL A
Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als insecticide en acaricide en nematicide.
DEEL B
Bij het beoordelen van aanvragen voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen die abamectine bevatten voor andere toepassingen dan bij citrusvruchten, sla en tomaten, moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan de criteria in artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 en ervoor zorgen dat de vereiste informatie en gegevens worden verstrekt voordat de toelating wordt verleend.
Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over abamectine (en met name met de aanhangsels I en II), dat op 11 juli 2008 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met de conclusies van het addendum bij het evaluatieverslag over abamectine (en met name met de aanhangsels I en II), dat op 24 januari 2017 door het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders is goedgekeurd.
Bij de algemene evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:
— |
de veiligheid van de toedieners, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat in de gebruiksvoorwaarden de toepassing van geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen wordt voorgeschreven; |
— |
de residuen in levensmiddelen van plantaardige oorsprong en de blootstelling van de consument via de voeding; |
— |
de bescherming van bijen, niet tot de doelsoorten behorende geleedpotigen, in de bodem levende organismen, vogels, zoogdieren en in het water levende organismen. Ten aanzien van deze risico's moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen, zoals bufferzones en wachttijden, worden toegepast. |
De aanvrager dient bij de Commissie, de lidstaten en de EFSA bevestigende informatie in betreffende het effect van waterbehandelingsprocessen op de aard van de in het drinkwater aanwezige residuen uiterlijk twee jaar na de vaststelling van richtsnoeren voor de evaluatie van het effect van waterbehandelingsprocessen op de aard van de in het oppervlaktewater en het grondwater aanwezige residuen.”.
14.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 67/70 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/439 VAN DE COMMISSIE
van 13 maart 2017
tot verlening van een vergunning voor L-lysinesulfaat geproduceerd door Escherichia coli als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag voor de verlening van een vergunning voor L-lysinesulfaat als toevoegingsmiddel voor diervoeding ingediend. Bij de aanvraag waren de krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste nadere gegevens en documenten gevoegd. |
(3) |
De aanvraag betreft de verlening van een vergunning voor L-lysinesulfaat, geproduceerd door fermentatie met Escherichia coli CGMCC 3705, als toevoegingsmiddel in de categorie „nutritionele toevoegingsmiddelen” voor diervoeding voor alle diersoorten. |
(4) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar adviezen van 16 juni 2015 (2) en 26 januari 2017 (3) geconcludeerd dat L-lysinesulfaat, geproduceerd door fermentatie met Escherichia coli CGMCC 3705, onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden geen ongunstige effecten op de diergezondheid, de gezondheid van de mens of het milieu heeft en dat het een effectieve bron van het aminozuur lysine is voor alle diersoorten. De EFSA concludeerde tevens dat het toegevoegde L-lysinesulfaat tegen afbraak in de pens moet worden beschermd om bij herkauwers volledig efficiënt te zijn. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. Zij heeft ook het verslag over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend. |
(5) |
Uit de beoordeling van de stof blijkt dat aan de voorwaarden voor vergunningverlening van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is voldaan. Het gebruik van de stof, zoals gespecifieerd in de bijlage bij deze verordening, moet daarom worden toegestaan. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de in de bijlage gespecificeerde stof, die behoort tot de categorie „nutritionele toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „aminozuren, de zouten en de analogen daarvan”, wordt onder de in de bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 13 maart 2017.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.
(2) EFSA Journal 2015;13(7):4155.
(3) EFSA Journal 2017;15(2):4714.
BIJLAGE
Identificatienummer van het toevoegingsmiddel |
Naam van de vergunninghouder |
Toevoegingsmiddel |
Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode |
Diersoort of -categorie |
Maximumleeftijd |
Minimumgehalte |
Maximumgehalte |
Overige bepalingen |
Einde van de vergunningsperiode |
||||||||||||||||
mg toevoegingsmiddel/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 % |
|||||||||||||||||||||||||
Categorie nutritionele toevoegingsmiddelen. Functionele groep: aminozuren, de zouten en de analogen daarvan |
|||||||||||||||||||||||||
3c323 |
|
L-lysinesulfaat |
Samenstelling van het toevoegingsmiddel Granulaat met een minimumgehalte aan L-lysine van 55 % en een maximumgehalte van
Karakterisering van de werkzame stof L-lysinesulfaat, geproduceerd door fermentatie met Escherichia coli CGMCC 3705 Chemische formule: C12H28N4O4 · H2SO4/[NH2-(CH2)4-CH(NH2)-COOH]2SO4 CAS-nummer: 60343-69-3 Analysemethoden (1) Voor de kwantificering van L-lysine in het toevoegingsmiddel voor diervoeding:
Voor de identificatie van sulfaat in het toevoegingsmiddel voor diervoeding:
Voor de kwantificering van L-lysine in mengvoeders en voedermiddelen:
|
Alle soorten |
— |
— |
10 000 |
|
2 april 2027 |
(1) Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op de website van het referentielaboratorium: https://ec.europa.eu/jrc/en/eurl/feed-additives/evaluation-reports
(2) Verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie van 27 januari 2009 tot vaststelling van de bemonsterings- en analysemethoden voor de officiële controle van diervoeders (PB L 54 van 26.2.2009, blz. 1).
14.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 67/74 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/440 VAN DE COMMISSIE
van 13 maart 2017
tot verlening van een vergunning voor een preparaat van Bacillus amyloliquefaciens (PTA-6507), Bacillus amyloliquefaciens (NRRL B-50013) en Bacillus amyloliquefaciens (NRRL B-50104) als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen, opfokleghennen en voor minder gangbare pluimveesoorten gehouden voor mest- en legdoeleinden (vergunninghouder Danisco (UK) Ltd onder de handelsnaam Danisco Animal Nutrition)
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag voor een vergunning voor een preparaat van Bacillus amyloliquefaciens (PTA-6507), Bacillus amyloliquefaciens (NRRL B-50013) en Bacillus amyloliquefaciens (NRRL B-50104) ingediend. Bij de aanvraag waren de krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste nadere gegevens en documenten gevoegd. |
(3) |
De aanvraag betreft de verlening van een vergunning voor een preparaat van Bacillus amyloliquefaciens (PTA-6507), Bacillus amyloliquefaciens (NRRL B-50013) en Bacillus amyloliquefaciens (NRRL B-50104) als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen, opfokleghennen en voor minder gangbare pluimveesoorten gehouden voor mest- en legdoeleinden, in te delen in de toevoegingscategorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen”. |
(4) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 24 mei 2016 (2) geconcludeerd dat het preparaat van Bacillus amyloliquefaciens (PTA-6507), Bacillus amyloliquefaciens (NRRL B-50013) en Bacillus amyloliquefaciens (NRRL B-50104) onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden geen ongunstige effecten op de diergezondheid, de menselijke gezondheid of het milieu heeft en dat het gebruik van dat preparaat de prestaties van mestkippen kan verbeteren. Deze conclusie kan worden uitgebreid wanneer het toevoegingsmiddel voor opfokleghennen wordt gebruikt, en kan worden geëxtrapoleerd naar minder gangbare vogelsoorten gehouden voor mest- en legdoeleinden. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. Zij heeft ook het verslag over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend. |
(5) |
Uit de beoordeling van het preparaat van Bacillus amyloliquefaciens (PTA-6507), Bacillus amyloliquefaciens (NRRL B-50013) en Bacillus amyloliquefaciens (NRRL B-50104) blijkt dat aan de voorwaarden voor vergunningverlening van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is voldaan. Het gebruik van het preparaat zoals gespecificeerd in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor het in de bijlage gespecificeerde preparaat, dat behoort tot de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „darmflorastabilisatoren”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 13 maart 2017.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.
(2) EFSA Journal 2016; 14(6):4505.
BIJLAGE
Identificatienummer van het toevoegingsmiddel |
Naam van de vergunninghouder |
Toevoegingsmiddel |
Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode |
Diersoort of -categorie |
Maximumleeftijd |
Minimumgehalte |
Maximumgehalte |
Overige bepalingen |
Einde van de vergunningsperiode |
||||||||||
CFU/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 % |
|||||||||||||||||||
Categorie: zoötechnische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: darmflorastabilisatoren. |
|||||||||||||||||||
4b1827 |
Danisco (UK) Ltd (onder de handelsnaam Danisco Animal Nutrition) |
Bacillus amyloliquefaciens PTA-6507, Bacillus amyloliquefaciens NRRL B-50013 en Bacillus amyloliquefaciens NRRL B-50104 |
Samenstelling van het toevoegingsmiddel Preparaat van Bacillus amyloliquefaciens PTA-6507, Bacillus amyloliquefaciens NRRL B-50013 en Bacillus amyloliquefaciens NRRL B-50104 met minimaal 2,5 × 109 CFU/g (totaal) met een minimumbacterieconcentratie van 8,3 × 108 van elke stam/g toevoegingsmiddel. Vaste vorm Karakterisering van de werkzame stof Levensvatbare sporen van Bacillus amyloliquefaciens PTA-6507, Bacillus amyloliquefaciens NRRL B-50013 en Bacillus amyloliquefaciens NRRL B-50104 Analysemethode (1) Identificatie en telling van Bacillus amyloliquefaciens PTA-6507, Bacillus amyloliquefaciens NRRL B-50013 en Bacillus amyloliquefaciens NRRL B-50104 in het toevoegingsmiddel voor diervoeding, in de voormengsels en in de diervoeding
|
Mestkippen Opfokleghennen Minder gangbare pluimveesoorten voor mest- en legdoeleinden |
— |
7,5 × 107 |
— |
|
3 april 2027 |
(1) Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn beschikbaar op de website van het referentielaboratorium: https://ec.europa.eu/jrc/en/eurl/feed-additives/evaluation-reports
14.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 67/78 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/441 VAN DE COMMISSIE
van 13 maart 2017
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1210/2003 van de Raad betreffende bepaalde specifieke restricties op de economische en financiële betrekkingen met Irak
DE EUROPESE COMMISSIE
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1210/2003 van de Raad van 7 juli 2003 betreffende bepaalde specifieke restricties op de economische en financiële betrekkingen met Irak en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2465/96 (1), en met name artikel 11, onder b),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1210/2003 bevat een lijst van overheidsinstellingen, -ondernemingen en -agentschappen, natuurlijke personen en rechtspersonen, organen en entiteiten van de voormalige regering van Irak waarvan de tegoeden en economische middelen die zich op 22 mei 2003 buiten Irak bevonden, overeenkomstig die verordening dienen te worden bevroren. |
(2) |
Op 8 maart 2017 heeft het Sanctiecomité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties besloten een entiteit te schrappen van de lijst van personen en entiteiten waarvan de tegoeden en economische middelen dienen te worden bevroren. |
(3) |
Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1210/2003 dient daarom dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1210/2003 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 13 maart 2017.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Waarnemend hoofd van de dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid
(1) PB L 169 van 8.7.2003, blz. 6.
BIJLAGE
In bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1210/2003 wordt de volgende vermelding geschrapt:
„91. |
NATIONAL CHEMICAL AND PLASTIC COMPANY. Adres: P.O. Box 2302, Alwiya/Bagdad Za'afaraniya, Bagdad, Irak.”. |
14.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 67/80 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/442 VAN DE COMMISSIE
van 13 maart 2017
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 13 maart 2017.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Jerzy PLEWA
Directeur-generaal
Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
EG |
235,2 |
MA |
86,8 |
|
SN |
126,1 |
|
TN |
194,0 |
|
TR |
103,4 |
|
ZZ |
149,1 |
|
0707 00 05 |
MA |
80,2 |
TR |
183,5 |
|
ZZ |
131,9 |
|
0709 93 10 |
MA |
50,8 |
TR |
146,5 |
|
ZZ |
98,7 |
|
0805 10 22 , 0805 10 24 , 0805 10 28 |
EG |
44,8 |
IL |
76,4 |
|
MA |
46,9 |
|
TN |
49,0 |
|
TR |
71,9 |
|
ZZ |
57,8 |
|
0805 50 10 |
EG |
68,9 |
TR |
70,0 |
|
ZZ |
69,5 |
|
0808 10 80 |
CL |
90,0 |
CN |
154,7 |
|
US |
105,5 |
|
ZA |
86,6 |
|
ZZ |
109,2 |
|
0808 30 90 |
AR |
97,2 |
CL |
157,8 |
|
CN |
79,1 |
|
TR |
139,6 |
|
ZA |
110,3 |
|
ZZ |
116,8 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
BESLUITEN
14.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 67/82 |
BESLUIT (EU) 2017/443 VAN DE RAAD
van 6 maart 2017
tot vaststelling van het namens de Europese Unie in de betrokken comités van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties in te nemen standpunt over de voorstellen tot wijziging van de VN/ECE-Reglementen nrs. 3, 4, 6, 7, 13, 19, 23, 27, 28, 38, 39, 43, 45, 50, 69, 70, 73, 75, 77, 79, 83, 87, 91, 98, 99, 101, 104, 107, 109, 110, 112, 118, 119, 123 en 138, en over een voorstel tot wijziging van de geconsolideerde resolutie betreffende de constructie van voertuigen (R.E.3) met richtsnoeren inzake cyberbeveiliging en gegevensbescherming
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig Besluit 97/836/EG van de Raad (1) is de Unie toegetreden tot de overeenkomst van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen („herziene overeenkomst van 1958”). |
(2) |
Overeenkomstig Besluit 2000/125/EG van de Raad (2) is de Unie toegetreden tot de overeenkomst betreffende de vaststelling van mondiale technische reglementen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen („parallelle overeenkomst”). |
(3) |
Bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) zijn de nationale goedkeuringssystemen van de lidstaten vervangen door een goedkeuringsprocedure van de Unie en is een geharmoniseerd kader vastgesteld met bestuursrechtelijke bepalingen en algemene technische voorschriften voor alle nieuwe voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden. Met die richtlijn zijn de in het kader van de herziene overeenkomst van 1958 vastgestelde VN-reglementen als voorschriften voor typegoedkeuring of als alternatieven voor de wetgeving van de Unie in het EU-typegoedkeuringssysteem opgenomen. Sinds de vaststelling van die richtlijn zijn deze VN-reglementen steeds meer opgenomen in de wetgeving van de Unie in het kader van de EU-typegoedkeuring. |
(4) |
Gezien de opgedane ervaring en de technische ontwikkelingen moeten de voorschriften voor bepaalde elementen of kenmerken die onder de VN-Reglementen nrs. 3, 4, 6, 7, 13, 19, 23, 27, 28, 38, 39, 43, 45, 50, 69, 70, 73, 75, 77, 79, 83, 87, 91, 98, 99, 101, 104, 107, 109, 110, 112, 118, 119, 123 en 138 vallen, worden aangepast aan de technische vooruitgang. |
(5) |
Om eenvormige bepalingen vast te stellen voor de constructie van voertuigen moet de geconsolideerde resolutie betreffende de constructie van voertuigen (R.E.3) worden gewijzigd met richtsnoeren inzake cyberbeveiliging en gegevensbescherming, zonder dat de huidige ontwikkelingen op Unieniveau op het vlak van coöperatief, communicerend en geautomatiseerd rijden worden gehinderd. |
(6) |
Het is passend het standpunt vast te stellen dat namens de Unie in de betrokken comités van de VN/ECE, namelijk het Administratief Comité van de herziene overeenkomst van 1958 en het Uitvoerend Comité van de parallelle overeenkomst, moet worden ingenomen over het aannemen van die VN-handelingen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het namens de Unie in te nemen standpunt tijdens de zittingen van het Administratief Comité van de herziene overeenkomst van 1958 en het Uitvoerend Comité van de parallelle overeenkomst, die van 13 tot en met 17 maart 2017 plaatsvinden, zal zijn dat voor de in de bijlage bij dit besluit opgenomen voorstellen wordt gestemd.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 6 maart 2017.
Voor de Raad
De voorzitter
R. GALDES
(1) Besluit 97/836/EG van de Raad van 27 november 1997 inzake de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de overeenkomst van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen („herziene overeenkomst van 1958”) (PB L 346 van 17.12.1997, blz. 78).
(2) Besluit 2000/125/EG van de Raad van 31 januari 2000 betreffende de sluiting van de overeenkomst betreffende de vaststelling van mondiale technische reglementen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen („parallelle overeenkomst”) (PB L 35 van 10.2.2000, blz. 12).
(3) Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (kaderrichtlijn) (PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1).
BIJLAGE
Titel van het punt van de agenda |
Referentie van het document |
Voorstel voor supplement 17 op wijzigingenreeks 02 van Reglement nr. 3 (retroflecterende voorzieningen) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/19 |
Voorstel voor supplement 18 op Reglement nr. 4 (achterkentekenplaatverlichting) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/20 |
Voorstel voor supplement 27 op wijzigingenreeks 01 van Reglement nr. 6 (richtingaanwijzers) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/21 |
Voorstel voor supplement 26 op wijzigingenreeks 02 van Reglement nr. 7 (breedtelichten, achterlichten, stoplichten en markeringslichten) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/22 |
Voorstel voor corrigendum 2 op herziening 8 van Reglement nr. 13 (remsysteem zware voertuigen) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/45 |
Voorstel voor supplement 9 op wijzigingenreeks 04 van Reglement nr. 19 (mistvoorlichten) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/23 |
Voorstel voor supplement 21 op Reglement nr. 23 (achteruitrijlichten) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/24 |
Voorstel voor supplement 1 op wijzigingenreeks 04 van Reglement nr. 27 (gevarendriehoeken) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/25 |
Voorstel voor supplement 5 op Reglement nr. 28 (geluidssignaalinrichtingen) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/3 |
Voorstel voor supplement 18 op Reglement nr. 38 (mistachterlichten) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/26 |
Voorstel voor supplement 1 op wijzigingenreeks 01 van Reglement nr. 39 (snelheidsmeter en kilometerteller) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/11 |
Voorstel voor supplement 5 op wijzigingenreeks 01 van Reglement nr. 43 (veiligheidsruiten) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/12 |
Voorstel voor supplement 11 op wijzigingenreeks 01 van Reglement nr. 45 (koplampwissers) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/27 |
Voorstel voor supplement 19 op Reglement nr. 50 (breedtelichten, stoplichten en richtingaanwijzers voor bromfietsen en motorfietsen) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/28 |
Voorstel voor supplement 6 op wijzigingenreeks 01 van Reglement nr. 69 (achtermarkeringsplaten voor langzaam rijdende voertuigen) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/30 |
Voorstel voor supplement 10 op wijzigingenreeks 01 van Reglement nr. 70 (achtermarkeringsplaten voor zware en lange voertuigen) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/31 |
Voorstel voor supplement 1 op wijzigingenreeks 01 van Reglement nr. 73 (zijdelingse beschermingen) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/17 |
Voorstel voor supplement 16 op Reglement nr. 75 (luchtbanden voor voertuigen van categorie L) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/8 |
Voorstel voor supplement 17 op Reglement nr. 77 (parkeerlichten) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/32 |
Voorstel voor supplement 6 op wijzigingenreeks 01 van Reglement nr. 79 (stuurinrichting) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/10 en GRRF-83-08-Rev.3 |
Voorstel voor supplement 9 op wijzigingenreeks 06 van Reglement nr. 83 (emissies van voertuigen van de categorieën M1 en N1) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/42 |
Voorstel voor supplement 5 op wijzigingenreeks 07 van Reglement nr. 83 (emissies van voertuigen van de categorieën M1 en N1) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/43 |
Voorstel voor supplement 19 op Reglement nr. 87 (dagrijlichten) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/33 |
Voorstel voor supplement 16 op Reglement nr. 91 (zijmarkeringslichten) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/34 |
Voorstel voor supplement 8 op wijzigingenreeks 01 van Reglement nr. 98 (koplampen met gasontladingslichtbronnen) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/35 |
Voorstel voor supplement 13 op Reglement nr. 99 (gasontladingslichtbronnen) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/36 |
Voorstel voor supplement 7 op wijzigingenreeks 01 van Reglement nr. 101 (CO2-emissies/brandstofverbruik) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/44 |
Voorstel voor supplement 9 op Reglement nr. 104 (retroflecterende markeringen) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/37 |
Voorstel voor corrigendum 2 op wijzigingenreeks 06 van Reglement nr. 107 (voertuigen van categorie M2 en M3) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/13 |
Voorstel voor corrigendum 1 op wijzigingenreeks 07 van Reglement nr. 107 (voertuigen van categorie M2 en M3) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/14 |
Voorstel voor supplement 8 op Reglement nr. 109 (coverbanden voor bedrijfsvoertuigen en aanhangwagens daarvan) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/9 |
Voorstel voor supplement 6 op wijzigingenreeks 01 van Reglement nr. 110 (voertuigen op cng/lng) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/15 |
Voorstel voor supplement 7 op wijzigingenreeks 01 van Reglement nr. 112 (koplampen die asymmetrisch dimlicht uitstralen) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/38 |
Voorstel voor supplement 3 op wijzigingenreeks 02 van Reglement nr. 118 (brandgedrag van materialen) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/16 |
Voorstel voor wijzigingenreeks 03 van Reglement nr. 118 (brandgedrag van materialen) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/18 |
Voorstel voor supplement 5 op wijzigingenreeks 01 van Reglement nr. 119 (hoeklichten) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/40 |
Voorstel voor supplement 8 op wijzigingenreeks 01 van Reglement nr. 123 (adaptieve koplampsystemen (AFS)) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/41 |
Voorstel voor supplement 1 op Reglement nr. 138 (stille wegvoertuigen) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/6 |
Voorstel voor wijzigingenreeks 01 van Reglement nr. 138 (stille wegvoertuigen) |
ECE/TRANS/WP.29/2017/7 |
Voorstel voor ontwerprichtsnoeren inzake cyberbeveiliging en gegevensbescherming |
ECE/TRANS/WP.29/2017/46 |
14.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 67/87 |
BESLUIT (EU, Euratom) 2017/444 VAN DE EUROPESE RAAD
van 9 maart 2017
waarbij de voorzitter van de Europese Raad wordt gekozen
DE EUROPESE RAAD,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 15, lid 5,
Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 30 augustus 2014 is de heer Donald TUSK bij Besluit 2014/638/EU van de Europese Raad (1) gekozen tot voorzitter van de Europese Raad voor de periode van 1 december 2014 tot en met 31 mei 2017. |
(2) |
Overeenkomstig het Verdrag betreffende de Europese Unie is degene die het ambt van voorzitter van de Europese Raad bekleedt, eenmaal herkiesbaar, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De heer Donald TUSK wordt herkozen tot voorzitter van de Europese Raad voor de periode van 1 juni 2017 tot en met 30 november 2019.
Artikel 2
Dit besluit wordt door de secretaris-generaal van de Raad ter kennis van de heer Donald TUSK gebracht.
Artikel 3
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 9 maart 2017.
Voor de Europese Raad
De voorzitter
D. TUSK
(1) Besluit 2014/638/EU van de Europese Raad van 30 augustus 2014 waarbij de voorzitter van de Europese Raad wordt gekozen (PB L 262 van 2.9.2014, blz. 5).
14.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 67/88 |
BESLUIT (GBVB) 2017/445 VAN DE RAAD
van 13 maart 2017
tot wijziging van Besluit 2014/145/GBVB betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 17 maart 2014 Besluit 2014/145/GBVB (1) vastgesteld. |
(2) |
De Raad heeft op 15 september 2016 Besluit (GBVB) 2016/1671 (2) vastgesteld, waarbij de maatregelen met zes maanden zijn verlengd. |
(3) |
Gezien de aanhoudende ondermijning en bedreiging van de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne moet Besluit 2014/145/GBVB met nog eens zes maanden worden verlengd. |
(4) |
De Raad heeft de afzonderlijke vermeldingen op de lijst in de bijlage bij Besluit 2014/145/GBVB geëvalueerd. Die bijlage moet worden gewijzigd en de vermeldingen betreffende twee personen moeten worden geschrapt. |
(5) |
Besluit 2014/145/GBVB dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Besluit 2014/145/GBVB wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 6 wordt de tweede alinea vervangen door: „Dit besluit is van toepassing tot en met 15 september 2017.”. |
2) |
De bijlage wordt gewijzigd zoals aangegeven in de bijlage bij dit besluit. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 13 maart 2017.
Voor de Raad
De voorzitter
L. GRECH
(1) Besluit 2014/145/GBVB van de Raad van 17 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB L 78 van 17.3.2014, blz. 16).
(2) Besluit (GBVB) 2016/1671 van de Raad van 15 september 2016 tot wijziging van Besluit 2014/145/GBVB betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB L 249 van 16.9.2016, blz. 39).
BIJLAGE
I. |
De vermeldingen met betrekking tot de volgende personen worden geschrapt van de lijst in de bijlage bij Besluit 2014/145/GBVB: PERSONEN
|
II. |
De vermeldingen met betrekking tot de onderstaande personen en entiteiten, zoals opgenomen in de bijlage bij Besluit 2014/145/GBVB, worden vervangen door de volgende vermeldingen: PERSONEN
ENTITEITEN
|