ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 27

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

60e jaargang
1 februari 2017


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2017/160 van de Commissie van 20 januari 2017 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer

1

 

*

Verordening (EU) 2017/161 van de Commissie van 31 januari 2017 houdende rectificatie van de Franse versie van Verordening (EU) nr. 139/2014 tot vaststelling van eisen en administratieve procedures met betrekking tot luchtvaartterreinen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

99

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/162 van de Commissie van 31 januari 2017 tot verlaging van de vangstquota voor 2016 voor bepaalde bestanden wegens overbevissing van andere bestanden in de voorgaande jaren en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2226 tot verlaging van de vangstquota voor 2016 voor bepaalde bestanden wegens overbevissing van deze bestanden in de voorgaande jaren

101

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/163 van de Commissie van 31 januari 2017 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

113

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn (EU) 2017/164 van de Commissie van 31 januari 2017 tot vaststelling van een vierde lijst van indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling uit hoofde van Richtlijn 98/24/EG van de Raad en tot wijziging van de Richtlijnen 91/322/EEG, 2000/39/EG en 2009/161/EU van de Commissie ( 1 )

115

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2017/165 van de Raad van 27 januari 2017 tot benoeming van een lid en twaalf plaatsvervangende leden van het Comité van de Regio's, voorgedragen door de Franse Republiek

121

 

*

Besluit (EU) 2017/166 van de Commissie van 27 november 2015 betreffende steunmaatregel SA.38831 (2014/C) (ex 2014/N) die Portugal voornemens is te verlenen aan Volkswagen Autoeuropa, Lda (Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 8232)  ( 1 )

123

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/167 van de Commissie van 30 januari 2017 tot verlening van tijdelijke toestemming aan België, Tsjechië, Frankrijk en Spanje voor de certificering van in het veld onder niet-insectenvrije omstandigheden geproduceerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal van de in bijlage I bij Richtlijn 2008/90/EG van de Raad bedoelde specifieke soorten fruitgewassen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 60)

143

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/168 van de Commissie van 31 januari 2017 betreffende de vaststelling van de technische specificaties van de Internet Engineering Task Force als referenties bij overheidsopdrachten ( 1 )

151

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

*

Besluit nr. 1/2015 van het Gemengd Landbouwcomité van 19 november 2015 tot wijziging van de aanhangsels 1, 2 en 4 van bijlage 4 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten [2017/169]

155

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/799 van de Commissie van 18 maart 2016 tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de eisen voor de constructie, het testen, de installatie, de exploitatie en de reparatie van tachografen en tachograafonderdelen ( PB L 139 van 26.5.2016 )

169

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

1.2.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 27/1


VERORDENING (EU) 2017/160 VAN DE COMMISSIE

van 20 januari 2017

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (1), en met name artikel 19, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 338/97 reguleert de handel in de dier- en plantensoorten die zijn opgenomen in de bijlage bij die verordening. De soorten die in de bijlage zijn opgenomen, omvatten de soorten die zijn opgenomen in de bijlagen bij de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten („de overeenkomst”), alsmede soorten waarvan de staat van instandhouding controle op of monitoring van het handelsverkeer van, naar en binnen de Unie vereist.

(2)

Op de 17e vergadering van de Conferentie van de Partijen bij de overeenkomst te Johannesburg, Zuid-Afrika, van 24 september tot en met 4 oktober 2016 (CoP 17), werden enkele wijzigingen aangebracht in de bijlagen bij de overeenkomst. Deze wijzigingen moeten worden weerspiegeld in de bijlagen bij Verordening (EG) nr. 338/97.

(3)

De volgende geslachten of soorten zijn toegevoegd aan bijlage I bij de overeenkomst en moeten worden toegevoegd aan bijlage A bij Verordening (EG) nr. 338/97: Abronia anzuetoi, Abronia campbelli, Abronia fimbriata, Abronia frosti, Abronia meledona, Cnemaspis psychedelica, Lygodactylus williamsi, Telmatobius culeus, Polymita spp.

(4)

De volgende soorten zijn overgebracht van bijlage II naar bijlage I bij de overeenkomst en moeten worden geschrapt uit bijlage B en worden opgenomen in bijlage A bij Verordening (EG) nr. 338/97: Manis crassicaudata, Manis culionensis, Manis gigantea, Manis javanica, Manis pentadactyla, Manis temminckii, Manis tetradactyla, Manis tricuspis, Macaca sylvanus, Psittacus erithacus, Shinisaurus crocodilurus, Sclerocactus blainei, Sclerocactus cloverae, Sclerocactus sileri.

(5)

De volgende taxa zijn overgebracht van bijlage I naar bijlage II bij de overeenkomst en moeten worden geschrapt uit bijlage A en worden opgenomen in bijlage B bij Verordening (EG) nr. 338/97: Puma concolor coryi, Puma concolor cougar, Equus zebra zebra, Lichenostomus melanops cassidix, Ninox novaeseelandiae undulata, Crocodylus acutus (populatie in de Baai van Cispata in Colombia, met annotatie), Crocodylus porosus (populatie van Maleisië, met annotatie), Dyscophus antongilii.

(6)

De volgende familie, geslachten of soorten zijn toegevoegd aan bijlage II bij de overeenkomst en moeten worden toegevoegd aan bijlage B bij Verordening (EG) nr. 338/97: Capra caucasica, Abronia spp. (met annotatie voor Abronia aurita, Abronia gaiophantasma, Abronia montecristoi, Abronia salvadorensis en Abronia vasconcelosii, en met uitzondering van de soorten opgenomen in bijlage I), Rhampholeon spp., Rieppeleon spp., Paroedura masobe, Atheris desaixi, Bitis worthingtoni, Lanthanotidae spp. (met annotatie), Cyclanorbis elegans, Cyclanorbis senegalensis, Cycloderma aubryi, Cycloderma frenatum, Rafetus euphraticus, Trionyx triunguis, Dyscophus guineti, Dyscophus insularis, Scaphiophryne boribory, Scaphiophryne marmorata, Scaphiophryne spinosa, Paramesotriton hongkongensis, Carcharhinus falciformis (met annotatie), Alopias spp. (met annotatie), Mobula spp. (met annotatie), Holacanthus clarionensis, Nautilidae spp., Beaucarnea spp., Dalbergia spp. (met annotatie), Guibourtia demeusei (met annotatie), Guibourtia pellegriniana (met annotatie), Guibourtia tessmannii (met annotatie), Pterocarpus erinaceus, Adansonia grandidieri (met annotatie), Siphonochilus aethiopicus (met annotatie).

(7)

De volgende soorten zijn geschrapt uit bijlage II bij de overeenkomst en moeten worden verwijderd uit bijlage B bij Verordening (EG) nr. 338/97: Bison bison athabascae, Tillandsia mauryana.

(8)

Soorten die tot dusver waren opgenomen in bijlage III zijn uit die bijlage geschrapt nu zij zijn opgenomen in bijlage II en moeten worden geschrapt uit bijlage C bij Verordening (EG) nr. 338/97.

(9)

Abronia graminea en Salamandra algira die tot dusver waren opgenomen in bijlage D bij Verordening (EG) nr. 338/97 moeten uit die bijlage worden geschrapt nu zij bij CoP 17 zijn opgenomen in bijlage II, respectievelijk bijlage III bij de overeenkomst.

(10)

Bij CoP 17 is een aantal annotaties in verband met soorten of geslachten in de bijlagen bij de overeenkomst goedgekeurd of gewijzigd; dit moet eveneens worden weerspiegeld in de bijlagen bij Verordening (EG) nr. 338/97 (annotaties voor de soorten Vicugna vicugna, Panthera leo, Crocodylus moreletti, Bulnesia sarmientoi, de geslachten Aquilaria spp. en Gyrinops spp., het geslacht Dalbergia spp., de soorten Guibourtia demeusei, Guibourtia pellegriniana en Guibourtia tessmannii en de soort Adansonia grandidieri).

(11)

De Unie heeft geen voorbehoud gemaakt ten aanzien van een van deze wijzigingen.

(12)

Bij CoP 17 zijn nieuwe standaardnomenclatuurwerken voor dieren en planten aangenomen.

(13)

De volgende soorten zijn onlangs in bijlage III bij de overeenkomst opgenomen: Salamandra algira op verzoek van Algerije; Chelydra serpentina, Apalone ferox, Apalone mutica en Apalone spinifera op verzoek van de Verenigde Staten van Amerika; Potamotrygon spp. (met annotatie) en Hypancistrus zebra op verzoek van Brazilië; Potamotrygon constellata, Potamotrygon magdalenae, Potamotrygon motoro, Potamotrygon orbignyi, Potamotrygon schroederi, Potamotrygon scobina, Potamotrygon yepezi en Paratrygon aiereba op verzoek van Colombia. Deze soorten moeten daarom worden opgenomen in bijlage C bij Verordening (EG) nr. 338/97.

(14)

Gezien de hoeveelheid wijzigingen verdient het ter wille van de duidelijkheid aanbeveling de bijlage bij Verordening (EG) nr. 338/97 geheel te vervangen.

(15)

Verordening (EG) nr. 338/97 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(16)

Artikel XV, lid 1, onder c), van de overeenkomst bepaalt als volgt: „De tijdens een vergadering [van de Conferentie der Partijen] aangenomen wijzigingen worden 90 dagen na deze vergadering van kracht voor alle Partijen, […]”. Teneinde deze termijn na te leven en de tijdige inwerkingtreding van de wijzigingen in de bijlage bij deze verordening te waarborgen, dient deze verordening in werking te treden op de derde dag na die van de bekendmaking ervan.

(17)

De bepalingen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het krachtens artikel 18, lid 1, van Verordening (EG) nr. 338/97 ingestelde Comité voor de handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 338/97 wordt vervangen door de tekst in bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 januari 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 61 van 3.3.1997, blz. 1.


BIJLAGE

Opmerkingen over de interpretatie van de bijlagen A, B, C en D

1.

De in de bijlagen A, B, C en D opgenomen soorten worden aangeduid:

a)

met de naam van de soort, of

b)

met de verzamelnaam der soorten die behoren tot een hoger taxon of een aangegeven deel daarvan.

2.

De afkorting „spp.” dient ter aanduiding van alle soorten van een hoger taxon.

3.

Andere verwijzingen naar taxa van een hogere categorie dan de soort worden uitsluitend ter informatie of classificatie gegeven.

4.

Vetgedrukte soorten in bijlage A zijn daarin opgenomen overeenkomstig hun bescherming uit hoofde van Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad (1) of Richtlijn 92/43/EEG van de Raad (2).

5.

De volgende afkortingen worden gebruikt ter aanduiding van subspecifieke plantentaxa:

a)

„ssp.” ter aanduiding van een ondersoort (subspecies);

b)

„var.” ter aanduiding van een variëteit (varietas); en

c)

„fa.” ter aanduiding van een vorm (forma).

6.

De tekens „(I)”, „(II)” en „(III)” achter de naam van een soort of hoger taxon verwijzen naar de bijlagen van de overeenkomst waarin de betrokken soorten zijn opgenomen, zoals aangegeven in de opmerkingen 7, 8 en 9. Indien geen van deze tekens is aangebracht, zijn de betrokken soorten niet in de bijlagen bij de overeenkomst opgenomen.

7.

(I) achter de naam van een soort of hoger taxon betekent dat die soort of dat hogere taxon is opgenomen in bijlage I bij de overeenkomst.

8.

(II) achter de naam van een soort of hoger taxon betekent dat die soort of dat hogere taxon is opgenomen in bijlage II bij de overeenkomst.

9.

(III) achter de naam van een soort of hoger taxon betekent dat die soort of dat hogere taxon is opgenomen in bijlage III bij de overeenkomst. In dat geval wordt tevens het land aangegeven met betrekking waartoe de soort of het hogere taxon in bijlage III is opgenomen.

10.

Onder „cultivar” wordt, overeenkomstig de definitie in de 8e editie van de International Code of Nomenclature for Cultivated Plants, een verzameling planten verstaan die a) geselecteerd is op een bepaald kenmerk of een bepaalde combinatie van kenmerken, b) wat deze kenmerken betreft onderscheidbaar, uniform en stabiel is, en c) bij toepassing van passende vermeerderingsmethoden deze kenmerken behoudt. Geen nieuw cultivar-taxon kan als zodanig worden erkend alvorens de categorische naam en omschrijving ervan officieel zijn gepubliceerd in de meest recente editie van de International Code of Nomenclature for Cultivated Plants.

11.

Hybriden kunnen uitdrukkelijk in de bijlagen worden opgenomen, doch uitsluitend indien zij in de vrije natuur onderscheidbare, stabiele populaties vormen. Op hybride dieren die in de laatste vier vooroudergeneraties van de lijn één of meer specimens van enige in bijlage A of B opgenomen soort tellen, is deze verordening van toepassing alsof zij tot die soort zelf behoorden, zelfs indien de betrokken hybride niet uitdrukkelijk in de bijlage(n) is opgenomen.

12.

Wanneer een soort in bijlage A, B of C is opgenomen, zijn ook alle delen en producten van die soort in dezelfde bijlage opgenomen, tenzij voor die soort door middel van een annotatie is aangegeven dat alleen specifieke delen en producten daarin zijn opgenomen. Overeenkomstig artikel 2, onder t), dient het teken „#”, gevolgd door een cijfer, achter de naam van een in bijlage B of C opgenomen soort of hoger taxon om delen of producten te omschrijven die in dit verband ter fine van deze verordening zijn vermeld, als volgt:

#1

Ter omschrijving van alle delen en producten, met uitzondering van:

a)

zaden, sporen en pollen (met inbegrip van pollinia);

b)

in vitro zaailing- en weefselculturen op een vaste of vloeibare voedingsbodem die in steriele recipiënten worden getransporteerd;

c)

afgesneden bloemen van kunstmatig gekweekte planten; en

d)

vruchten en delen en producten daarvan van kunstmatig gekweekte planten van het genus Vanilla.

#2

Ter omschrijving van alle delen en producten, met uitzondering van:

a)

zaden en pollen; en

b)

verpakte eindproducten die zijn klaargemaakt voor de detailhandel.

#3

Ter omschrijving van complete en versneden wortels en delen van wortels, maar niet van verwerkte delen of producten zoals poeders, pillen, extracten, tonica, theeën en snoepjes.

#4

Ter omschrijving van alle delen en producten, met uitzondering van:

a)

zaden (met inbegrip van zaadhulsels van Orchidaceae), sporen en pollen (met inbegrip van pollinia). De uitzondering is niet van toepassing op uit Mexico uitgevoerde zaden van Cactaceae spp. en op uit Madagaskar uitgevoerde zaden van Beccariophoenix madagascariensis en Neodypsis decaryi;

b)

in vitro zaailing- en weefselculturen op een vaste of vloeibare voedingsbodem die in steriele recipiënten worden getransporteerd;

c)

afgesneden bloemen van kunstmatig gekweekte planten;

d)

vruchten en delen en producten daarvan van verwilderde of kunstmatig gekweekte planten van het genus Vanilla (Orchidaceae) en van de familie Cactaceae;

e)

stengels, bloemen en delen en producten daarvan van verwilderde of kunstmatig gekweekte planten van de geslachten Opuntia subgenus Opuntia en Selenicereus (Cactaceae); en

f)

verpakte eindproducten van Euphorbia antisyphilitica die zijn klaargemaakt voor de detailhandel.

#5

Ter omschrijving van stammen of blokken, planken en vellen fineer.

#6

Ter omschrijving van stammen of blokken, planken, vellen fineer en gelaagd/geplakt hout.

#7

Ter omschrijving van stammen of blokken, houtspanen, poeders en extracten.

#8

Ter omschrijving van ondergrondse delen (d.w.z. wortels, wortelstokken): compleet, in stukken of in poedervorm.

#9

Ter omschrijving van alle delen en producten, met uitzondering van die waarop een etiket is aangebracht met de vermelding „Produced from Hoodia spp. material obtained through controlled harvesting and production under the terms of an agreement with the relevant CITES Management Authority of [Botswana under agreement No. BW/xxxxxx] [Namibia under agreement No. NA/xxxxxx] [South Africa under agreement No. ZA/xxxxxx]”.

#10

Ter omschrijving van stammen of blokken, planken en vellen fineer, met inbegrip van niet-afgewerkte houten artikelen bestemd voor de fabricage van strijkstokken voor muziekinstrumenten.

#11

Ter omschrijving van stammen of blokken, planken, vellen fineer, gelaagd/geplakt hout, poeders en extracten. Verpakte eindproducten die dergelijke extracten als ingrediënt hebben, met inbegrip van parfums, worden niet geacht onder deze annotatie te vallen

#12

Ter omschrijving van stammen of blokken, planken, vellen fineer, gelaagd/geplakt hout en extracten. Verpakte eindproducten die dergelijke extracten als ingrediënt hebben, met inbegrip van parfums, worden niet geacht onder deze annotatie te vallen.

#13

Ter omschrijving van de zaadkern (ook „endosperm”, „kokosvlees” of „kopra” genoemd) en alle daarvan afgeleide producten.

#14

Ter omschrijving van alle delen en producten, met uitzondering van:

a)

zaden en pollen;

b)

in vitro zaailing- en weefselculturen op een vaste of vloeibare voedingsbodem die in steriele recipiënten worden getransporteerd;

c)

vruchten;

d)

bladeren;

e)

afgewerkt agarhoutpoeder, met inbegrip van alle vormen van compactpoeder; en

f)

verpakte eindproducten die zijn klaargemaakt voor de detailhandel, deze vrijstelling geldt niet voor spaanders, kralen, bidsnoerkralen en snijwerk.

#15

Ter omschrijving van alle delen en producten, met uitzondering van:

a)

bladeren, bloemen, pollen, vruchten en zaden;

b)

niet-commerciële handel voor een maximaal totaal gewicht van 10 kg per zending;

c)

delen en producten van Dalbergia cochinchinensis die onder annotatie #4 vallen;

d)

delen en producten van Dalbergia spp. van oorsprong en uitgevoerd uit Mexico die onder annotatie #6 vallen.

#16

Ter omschrijving van zaden, vruchten, olie en levende planten.

13.

De onderstaande termen en uitdrukkingen uit de annotaties in de bijlagen worden als volgt gedefinieerd:

Extract

Alle stoffen die direct via natuurkundige of scheikundige middelen uit plantaardig materiaal zijn verkregen, ongeacht het productieproces. Een extract kan vast zijn (bijv. kristallen, hars, fijne of grove deeltjes), halfvast (bijv. gommen, was) of vloeibaar (bijv. oplossingen, tincturen, olie en essentiële oliën).

Verpakte eindproducten die zijn klaargemaakt voor de detailhandel

Producten die afzonderlijk of in bulk worden vervoerd en geen verdere verwerking vergen, die verpakt en geëtiketteerd zijn voor eindgebruik of voor de detailhandel in een toestand die geschikt is om door het publiek te worden gekocht of gebruikt.

Poeder

Een droge, vaste stof in de vorm van fijne of grove deeltjes.

Houtspaanders

Hout dat tot kleine stukjes is verkleind.

14.

Aangezien voor geen van de in bijlage A opgenomen plantensoorten of hogere plantentaxa door middel van een annotatie is aangegeven dat op hybriden daarvan artikel 4, lid 1, van toepassing is, betekent dit dat kunstmatig gekweekte hybriden van een of meer van deze soorten of taxa verhandeld mogen worden met een certificaat van kunstmatige kweek, en dat zaden en pollen (met inbegrip van pollinia), afgesneden bloemen en in steriele recipiënten vervoerde in vitro zaailing- en weefselculturen op een vaste of vloeibare voedingsbodem van deze hybriden niet onder deze verordening vallen.

15.

Urine, feces en grijze amber die excretieproducten zijn welke werden verkregen zonder dat het dier in kwestie werd gemanipuleerd, vallen niet onder deze verordening.

16.

Wat de in bijlage D opgenomen diersoorten betreft, is deze verordening alleen van toepassing op levende specimens en complete of in essentie complete dode specimens, behalve voor de taxa die als volgt zijn geannoteerd om aan te geven dat die bepalingen ook gelden voor andere delen en producten:

§ 1

Complete of in essentie complete, al dan niet gelooide huiden

§ 2

Veren alsmede nog van veren voorziene huiden of andere delen

17.

Wat de in bijlage D opgenomen plantensoorten betreft, is deze verordening alleen van toepassing op levende specimens, behalve voor de taxa die als volgt zijn geannoteerd om aan te geven dat de desbetreffende bepalingen ook gelden voor andere delen en producten:

§ 3

Gedroogde en verse planten, waar passend met inbegrip van bladeren, wortels/wortelstokken, stengels/stammen, zaden/sporen, schors en vruchten

§ 4

Stammen of blokken, planken en vellen fineer

 

Bijlage A

Bijlage B

Bijlage C

Gewone naam

FAUNA (DIEREN)

CHORDATA (CHORDADIEREN)

MAMMALIA

 

 

 

Zoogdieren

ARTIODACTYLA

 

 

 

Evenhoevigen

Antilocapridae

 

 

 

Gaffelantilopen

 

Antilocapra americana (I) (Alleen de populatie in Mexico; geen enkele andere populatie is in de bijlagen bij deze verordening opgenomen.)

 

 

Gaffelantiloop (populatie in Mexico)

Bovidae

 

 

 

Holhoornigen

 

Addax nasomaculatus (I)

 

 

Addax of Mendes-antiloop

 

 

Ammotragus lervia (II)

 

Manenschaap

 

 

 

Antilope cervicapra (III Nepal / Pakistan)

Indische antiloop

 

Bos gaurus (I) (Omvat niet de gedomesticeerde vorm die Bos frontalis wordt genoemd, waarop deze verordening niet van toepassing is)

 

 

Gaur

 

Bos mutus (I) (Omvat niet de gedomesticeerde vorm die Bos grunniens wordt genoemd, waarop deze verordening niet van toepassing is)

 

 

Wilde jak

 

Bos sauveli (I)

 

 

Kouprey

 

 

 

Boselaphus tragocamelus (III Pakistan)

Nijlgau of nilgai

 

 

 

Bubalus arnee (III Nepal) (Omvat niet de gedomesticeerde vorm die Bubalus bubalis wordt genoemd, waarop deze verordening niet van toepassing is)

Aziatische wilde buffel of waterbuffel

 

Bubalus depressicornis (I)

 

 

Laaglandbuffel

 

Bubalus mindorensis (I)

 

 

Tamarou

 

Bubalus quarlesi (I)

 

 

Berganoa

 

 

Budorcas taxicolor (II)

 

Takin

 

Capra falconeri (I)

 

 

Schroefhoorngeit

 

 

Capra caucasica (II)

 

West-Kaukasische toer of Koebantoer

 

 

 

Capra hircus aegagrus (III Pakistan) (Op specimens van de gedomesticeerde vorm is deze verordening niet van toepassing)

Wilde geit

 

 

 

Capra sibirica (III Pakistan)

Siberische steenbok

 

Capricornis milneedwardsii (I)

 

 

Chinese bosgems

 

Capricornis rubidus (I)

 

 

Rode bosgems

 

Capricornis sumatraensis (I)

 

 

Sumatraanse bosgems

 

Capricornis thar (I)

 

 

Himalaya-bosgems

 

 

Cephalophus brookei (II)

 

Brookes duiker

 

 

Cephalophus dorsalis (II)

 

Zwartrugduiker

 

Cephalophus jentinki (I)

 

 

Jentinks duiker

 

 

Cephalophus ogilbyi (II)

 

Ogilby's duiker

 

 

Cephalophus silvicultor (II)

 

Geelrugduiker

 

 

Cephalophus zebra (II)

 

Zebraduiker

 

 

Damaliscus pygargus pygargus (II)

 

Bontebok

 

 

 

Gazella bennettii (III Pakistan)

Indische gazelle

 

Gazella cuvieri (I)

 

 

Cuviers gazelle

 

 

 

Gazella dorcas (III Algerije/ Tunesië)

Dorcasgazelle

 

Gazella leptoceros (I)

 

 

Duingazelle

 

Hippotragus niger variani (I)

 

 

Reuzenpaardantiloop

 

 

Kobus leche (II)

 

Litschie-waterbok

 

Naemorhedus baileyi (I)

 

 

Rode goral

 

Naemorhedus caudatus (I)

 

 

Langstaartgoral

 

Naemorhedus goral (I)

 

 

Gewone goral

 

Naemorhedus griseus (I)

 

 

Grijze goral

 

Nanger dama (I)

 

 

Damagazelle

 

Oryx dammah (I)

 

 

Algazelle

 

Oryx leucoryx (I)

 

 

Arabische oryx

 

 

Ovis ammon (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen subspecies)

 

Argali

 

Ovis ammon hodgsonii (I)

 

 

Nyan

 

Ovis ammon nigrimontana (I)

 

 

Argalischaap van de Zwarte Bergen

 

 

Ovis canadensis (II) (Alleen de populatie in Mexico; geen enkele andere populatie is in de bijlagen bij deze verordening opgenomen.)

 

Dikhoornschaap (Mexicaanse populatie)

 

 

Ovis aries (Met uitzondering van de gedomesticeerde vorm Ovis aries aries, de subspecies opgenomen in bijlage A en de subspecies O. a. isphahanica, O. a. laristanica, O. a. musimon and O. a. orientalis die niet zijn opgenomen in de bijlagen bij deze verordening)

 

Oerial

 

Ovis aries ophion (I)

 

 

Cypriotische moeflon

 

Ovis aries vignei (I)

 

 

Ladakh-oerial

 

Pantholops hodgsonii (I)

 

 

Tibetaanse antiloop

 

 

Philantomba monticola (II)

 

Blauwe duiker

 

 

 

Pseudois nayaur (III Pakistan)

Blauwschaap, naur of bharal

 

Pseudoryx nghetinhensis (I)

 

 

Saola of Aziatische eenhoorn

 

Rupicapra pyrenaica ornata (II)

 

 

Apennijnengems

 

 

Saiga borealis (II)

 

Mongoolse saiga-antiloop

 

 

Saiga tatarica (II)

 

Saiga-antiloop

 

 

 

Tetracerus quadricornis (III Nepal)

Vierhoornantiloop

Camelidae

 

 

 

Kameelachtigen

 

 

Lama guanicoe (II)

 

Guanaco

 

Vicugna vicugna (I) (Met uitzondering van de populaties in: Argentinië [de populaties in de provincies Jujuy en Catamarca en de halfwilde populaties in de provincies Jujuy, Salta, Catamarca, La Rioja en San Juan]; Bolivia [de hele populatie]; Chili [populatie in de Primera Región]; Ecuador [de hele populatie] en Peru [de hele populatie]; deze populaties zijn opgenomen in bijlage B)

Vicugna vicugna (II) (Uitsluitend de populaties in: Argentinië [de populaties in de provincies Jujuy en Catamarca en de halfwilde populaties in de provincies Jujuy, Salta, Catamarca, La Rioja en San Juan]; Bolivia [de hele populatie]; Chili [populatie in de Primera Región]; Ecuador [de hele populatie] en Peru [de hele populatie]; alle andere populaties zijn opgenomen in bijlage A.) (3)

 

Vicuña

Cervidae

 

 

 

Herten

 

Axis calamianensis (I)

 

 

Filipijns zwijnshert

 

Axis kuhlii (I)

 

 

Bawean-zwijnshert

 

 

 

Axis porcinus (III Pakistan (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen subspecies))

Zwijnshert of varkenshert

 

Axis porcinus annamiticus (I)

 

 

Annam-zwijnshert

 

Blastocerus dichotomus (I)

 

 

Moerashert

 

 

Cervus elaphus bactrianus (II)

 

Afghaans edelhert

 

 

 

Cervus elaphus barbarus (III Algerije/ Tunesië)

Noord-Afrikaans edelhert

 

Cervus elaphus hanglu (I)

 

 

Kasjmir-edelhert

 

Dama dama mesopotamica (I)

 

 

Iraans damhert

 

Hippocamelus spp. (I)

 

 

Andesherten

 

 

 

Mazama temama cerasina (III Guatemala)

Midden-Amerikaans spieshert

 

Muntiacus crinifrons (I)

 

 

Zwarte muntjak

 

Muntiacus vuquangensis (I)

 

 

Indochinese muntjak

 

 

 

Odocoileus virginianus mayensis (III Guatemala)

Guatemalteeks waaierstaarthert

 

Ozotoceros bezoarticus (I)

 

 

Pampahert

 

 

Pudu mephistophiles (II)

 

Ecuadoraanse poedoe

 

Pudu puda (I)

 

 

Chileense poedoe

 

Rucervus duvaucelii (I)

 

 

Barasingha

 

Rucervus eldii (I)

 

 

Lierhert

Hippopotamidae

 

 

 

Nijlpaarden

 

 

Hexaprotodon liberiensis (II)

 

Dwergnijlpaard

 

 

Hippopotamus amphibius (II)

 

Nijlpaard

Moschidae

 

 

 

Muskusherten

 

Moschus spp. (I) (Alleen de populaties in Afghanistan, Bhutan, India, Myanmar, Nepal en Pakistan; alle andere populaties zijn opgenomen in bijlage B.)

Moschus spp. (II) (Met uitzondering van de populaties in Afghanistan, Bhutan, India, Myanmar, Nepal en Pakistan, die in bijlage A zijn opgenomen)

 

Muskusherten

Suidae

 

 

 

Varkens

 

Babyrousa babyrussa (I)

 

 

Gouden babiroessa of hertzwijn

 

Babyrousa bolabatuensis (I)

 

 

Bola Batu-babiroessa

 

Babyrousa celebensis (I)

 

 

Sulawesi-babiroessa

 

Babyrousa togeanensis (I)

 

 

Malenge- of Togian-babiroessa

 

Sus salvanius (I)

 

 

Dwergzwijn

Tayassuidae

 

 

 

Pecari's

 

 

Tayassuidae spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species en met uitzondering van de populaties van Pecari tajacu in Mexico en de Verenigde Staten, die niet in de bijlagen bij deze verordening zijn opgenomen)

 

Pecari's

 

Catagonus wagneri (I)

 

 

Chaco-pecari

CARNIVORA

 

 

 

Roofdieren

Ailuridae

 

 

 

 

 

Ailurus fulgens (I)

 

 

Kleine panda

Canidae

 

 

 

Hondachtigen

 

 

 

Canis aureus (III India)

Goudjakhals

 

Canis lupus (I/II)

(Alle populaties behalve die in Spanje ten noorden van de Duero en die in Griekenland ten noorden van de 39e breedtegraad. De populaties in Bhutan, India, Nepal en Pakistan zijn opgenomen in bijlage I; alle andere populaties zijn opgenomen in bijlage II. Uitgesloten zijn de gedomesticeerde vorm en de dingo die respectievelijk Canis lupus familiaris en Canis lupus dingo worden genoemd.)

Canis lupus (II) (Populaties in Spanje ten noorden van de Duero en populaties in Griekenland ten noorden van de 39e breedtegraad. Uitgesloten zijn de gedomesticeerde vorm en de dingo die respectievelijkCanis lupus familiaris en Canis lupus dingo worden genoemd.)

 

Wolf

 

Canis simensis

 

 

Ethiopische wolf

 

 

Cerdocyon thous (II)

 

Krabbenetende vos

 

 

Chrysocyon brachyurus (II)

 

Manenwolf

 

 

Cuon alpinus (II)

 

Aziatische boshond of dhole

 

 

Lycalopex culpaeus (II)

 

Andes-jakhalsvos

 

 

Lycalopex fulvipes (II)

 

Darwinvos

 

 

Lycalopex griseus (II)

 

Argentijnse jakhalsvos

 

 

Lycalopex gymnocercus (II)

 

Pampajakhalsvos

 

Speothos venaticus (I)

 

 

Zuid-Amerikaanse boshond

 

 

 

Vulpes bengalensis (III India)

Bengaalse vos

 

 

Vulpes cana (II)

 

Grijze vos

 

 

Vulpes zerda (II)

 

Fennek

Eupleridae

 

 

 

Madagaskar-civetkatten

 

 

Cryptoprocta ferox (II)

 

Fretkat of fossa

 

 

Eupleres goudotii (II)

 

Mierencivetkat of kleine falanoek

 

 

Fossa fossana (II)

 

Fanaloka of grote falanoek

Felidae

 

 

 

Katachtigen

 

 

Felidae spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species. Op specimens van de gedomesticeerde vorm is deze verordening niet van toepassing. Voor de Afrikaanse populaties van Panthera leo zijn de volgende voorwaarden van toepassing:Er is een jaarlijks exportquotum van nul exemplaren vastgesteld voor aan de natuur onttrokken specimens die voor commerciële doeleinden in de handel worden gebracht van beenderen, stukken van beenderen, producten van beenderen, klauwen, skeletten, schedels en tanden.

Voor beenderen, stukken van beenderen, producten van beenderen, klauwen, skeletten, schedels en tanden die afkomstig zijn van fokkerijactiviteiten in gevangenschap in Zuid-Afrika zullen jaarlijkse exportquota worden vastgesteled die jaarlijks aan het Cites- secretariaat zullen worden meegedeeld.)

 

Katachtigen

 

Acinonyx jubatus (I) (De volgende jaarlijkse exportquota voor levende specimens en jachttrofeeën zijn vastgesteld: Botswana: 5; Namibië: 150; Zimbabwe: 50. Voor de handel in deze specimens geldt artikel 4, lid 1)

 

 

Jachtluipaard of cheetah

 

Caracal caracal (I) (Alleen de populatie in Azië; alle andere populaties zijn opgenomen in bijlage B.)

 

 

Aziatische caracal

 

Catopuma temminckii (I)

 

 

Aziatische goudkat

 

Felis nigripes (I)

 

 

Zwartvoetkat

 

Felis silvestris (II)

 

 

Wilde kat

 

Leopardus geoffroyi (I)

 

 

Geoffroys kat

 

Leopardus jacobitus (I)

 

 

Bergkat

 

Leopardus pardalis (I)

 

 

Ocelot

 

Leopardus tigrinus (I)

 

 

Oncilla of Amerikaanse tijgerkat

 

Leopardus wiedii (I)

 

 

Margay

 

Lynx lynx (II)

 

 

Euraziatische lynx

 

Lynx pardinus (I)

 

 

Pardellynx

 

Neofelis nebulosa (I)

 

 

Nevelpanter

 

Panthera leo persica (I)

 

 

Aziatische leeuw

 

Panthera onca (I)

 

 

Jaguar

 

Panthera pardus (I)

 

 

Luipaard

 

Panthera tigris (I)

 

 

Tijger

 

Pardofelis marmorata (I)

 

 

Marmerkat

 

Prionailurus bengalensis bengalensis (I) (Alleen de populaties in Bangladesh, India en Thailand; alle andere populaties zijn opgenomen in bijlage B.)

 

 

Bengaalse kat

 

Prionailurus iriomotensis (II)

 

 

Iriomote-kat

 

Prionailurus planiceps (I)

 

 

Platkopkat

 

Prionailurus rubiginosus (I) (Alleen de populatie in India; alle andere populaties zijn opgenomen in bijlage B.)

 

 

Roestkat

 

Puma concolor costaricensis (I)

 

 

Costa Ricaanse poema

 

Puma yagouaroundi (I) (Alleen de populaties in Midden- en Noord-Amerika; alle andere populaties zijn opgenomen in bijlage B.)

 

 

Jaguarundi

 

Uncia uncia (I)

 

 

Sneeuwpanter

Herpestidae

 

 

 

Mangoesten

 

 

 

Herpestes edwardsi (III India / Pakistan)

Indische grijze mangoest

 

 

 

Herpestes fuscus (III India)

Indische bruine mangoest

 

 

 

Herpestes javanicus (III Pakistan)

Indische mangoest

 

 

 

Herpestes javanicus auropunctatus (III India)

Indische mangoest

 

 

 

Herpestes smithii (III India)

Rode mangoest

 

 

 

Herpestes urva (III India)

Krabbenmangoest

 

 

 

Herpestes vitticollis (III India)

Gestreepte mangoest

Hyaenidae

 

 

 

Hyena's

 

 

 

Hyaena hyaena (III Pakistan)

Gestreepte hyena

 

 

 

Proteles cristata (III Botswana)

Aardwolf

Mephitidae

 

 

 

Stinkdieren

 

 

Conepatus humboldtii (II)

 

Soerilho

Mustelidae

 

 

 

Marterachtigen

Lutrinae

 

 

 

Otters

 

 

Lutrinae spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species)

 

Otters

 

Aonyx capensis microdon (I) (Alleen de populaties in Kameroen en Nigeria; alle andere populaties zijn opgenomen in bijlage B.)

 

 

Afrikaanse of Kaapse otter

 

Enhydra lutris nereis (I)

 

 

Zuidelijke zeeotter

 

Lontra felina (I)

 

 

Chungungo-otter

 

Lontra longicaudis (I)

 

 

Langstaartotter

 

Lontra provocax (I)

 

 

Zuidelijke rivierotter

 

Lutra lutra (I)

 

 

Euraziatische otter

 

Lutra nippon (I)

 

 

Japanse otter

 

Pteronura brasiliensis (I)

 

 

Reuzenotter

Mustelinae

 

 

 

Marters en wezels

 

 

 

Eira barbara (III Honduras)

Tayra

 

 

 

Galictis vittata (III Costa Rica)

Grison

 

 

 

Martes flavigula (III India)

Maleise bonte marter

 

 

 

Martes foina intermedia (III India)

Indiase steenmarter

 

 

 

Martes gwatkinsii (III India)

Zuid-Indiase marter

 

 

 

Mellivora capensis (III Botswana)

Honingdas of ratel

 

Mustela nigripes (I)

 

 

Zwartvoetbunzing

Odobenidae

 

 

 

Walrussen

 

 

Odobenus rosmarus (III Canada)

 

Walrus

Otariidae

 

 

 

Pelsrobben

 

 

Arctocephalus spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species.)

 

Pelsrobben

 

Arctocephalus philippii (II)

 

 

Juan Fernandez-pelsrob

 

Arctocephalus townsendi (I)

 

 

Guadeloupe-pelsrob

Phocidae

 

 

 

Zeehonden, robben

 

 

Mirounga leonina (II)

 

Zuidelijke zeeolifant

 

Monachus spp. (I)

 

 

Monniksrobben

Procyonidae

 

 

 

Wasbeerachtigen

 

 

 

Bassaricyon gabbii (III Costa Rica)

Gabbi's slankbeer

 

 

 

Bassariscus sumichrasti (III Costa Rica)

Cacomistle

 

 

 

Nasua narica (III Honduras)

Neusbeer

 

 

 

Nasua nasua solitaria (III Uruguay)

Zuid-Braziliaanse neusbeer

 

 

 

Potos flavus (III Honduras)

Rolstaartbeer

Ursidae

 

 

 

Beren

 

 

Ursidae spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species)

 

Beren

 

Ailuropoda melanoleuca (I)

 

 

Grote panda

 

Helarctos malayanus (I)

 

 

Maleise beer

 

Melursus ursinus (I)

 

 

Lippenbeer

 

Tremarctos ornatus (I)

 

 

Brilbeer

 

Ursus arctos (I/II)

(Alleen de populaties in Bhutan, China, Mexico en Mongolië en de ondersoort Ursus arctos isabellinus zijn opgenomen in bijlage I; alle andere populaties en ondersoorten zijn opgenomen in bijlage II.)

 

 

Bruine beer

 

Ursus thibetanus (I)

 

 

Kraagbeer of Aziatische zwarte beer

Viverridae

 

 

 

Echte civetkatten

 

 

 

Arctictis binturong (III India)

Binturong

 

 

 

Civettictis civetta (III Botswana)

Afrikaanse civetkat

 

 

Cynogale bennettii (II)

 

Ottercivetkat

 

 

Hemigalus derbyanus (II)

 

Bandcivetkat

 

 

 

Paguma larvata (III India)

Gemaskerde larvenroller

 

 

 

Paradoxurus hermaphroditus (III India)

Loeak

 

 

 

Paradoxurus jerdoni (III India)

Jerdons palmcivetkat

 

 

Prionodon linsang (II)

 

Gestreepte linsang

 

Prionodon pardicolor (I)

 

 

Gevlekte linsang

 

 

 

Viverra civettina (III India)

Grote gevlekte civetkat

 

 

 

Viverra zibetha (III India)

Aziatische civetkat

 

 

 

Viverricula indica (III India)

Kleine civetkat

CETACEA

 

 

 

Walvisachtigen

 

CETACEA spp. (I/II)  (4)

 

 

Walvisachtigen

CHIROPTERA

 

 

 

Vleermuizen

Phyllostomidae

 

 

 

Bladneusvleermuizen

 

 

 

Platyrrhinus lineatus (III Uruguay)

Witstreepvampier

Pteropodidae

 

 

 

Vliegende honden

 

 

Acerodon spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species)

 

Schijnkalongs

 

Acerodon jubatus (I)

 

 

Filipijnse vliegende hond

 

 

Pteropus spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species en met uitzondering van Pteropus brunneus )

 

Kalongs

 

Pteropus insularis (I)

 

 

Vliegende hond van Truk

 

Pteropus livingstonii (II)

 

 

Vliegende hond van de Comoren

 

Pteropus loochoensis (I)

 

 

Japanse vliegende hond

 

Pteropus mariannus (I)

 

 

Vliegende hond van de Marianen

 

Pteropus molossinus (I)

 

 

Vliegende hond van Pohnpei

 

Pteropus pelewensis (I)

 

 

Vliegende hond van Palau

 

Pteropus pilosus (I)

 

 

Grote vliegende hond van Palau

 

Pteropus rodricensis (II)

 

 

Vliegende hond van Rodriguez

 

Pteropus samoensis (I)

 

 

Vliegende hond van Samoa

 

Pteropus tonganus (I)

 

 

Pacifische vliegende hond

 

Pteropus ualanus (I)

 

 

Vliegende hond van Kosrae

 

Pteropus voeltzkowi (II)

 

 

Vliegende hond van Pemba

 

Pteropus yapensis (I)

 

 

Vliegende hond van Yap

CINGULATA

 

 

 

Gordeldierachtigen

Dasypodidae

 

 

 

Gordeldieren

 

 

 

Cabassous centralis (III Costa Rica)

Midden-Amerikaans kaalstaartgordeldier

 

 

 

Cabassous tatouay (III Uruguay)

Zuid-Amerikaans kaalstaartgordeldier

 

 

Chaetophractus nationi (II) (Er is een jaarlijks exportquotum van nul exemplaren vastgesteld. Alle specimens worden beschouwd als specimens van een soort van bijlage A en op de handel daarin is de desbetreffende regelgeving van toepassing.)

 

Boliviaans harig gordeldier

 

Priodontes maximus (I)

 

 

Reuzengordeldier

DASYUROMORPHIA

 

 

 

Roofbuideldieren

Dasyuridae

 

 

 

Echte roofbuideldieren

 

Sminthopsis longicaudata (I)

 

 

Langstaartsmalvoetbuidelmuis

 

Sminthopsis psammophila (I)

 

 

Smalvoetbuidelmuis

DIPROTODONTIA

 

 

 

Klimbuideldieren, wombats en kangoeroes

Macropodidae

 

 

 

Kangoeroes en wallaby's

 

 

Dendrolagus inustus (II)

 

Bruine boomkangoeroe

 

 

Dendrolagus ursinus (II)

 

Zwarte boomkangoeroe

 

Lagorchestes hirsutus (I)

 

 

Westelijke haaskangoeroe

 

Lagostrophus fasciatus (I)

 

 

Gestreepte haaskangoeroe

 

Onychogalea fraenata (I)

 

 

Geteugelde spoorstaartkangoeroe

Phalangeridae

 

 

 

Koeskoezen

 

 

Phalanger intercastellanus (II)

 

Oostelijke koeskoes

 

 

Phalanger mimicus (II)

 

Zuidelijke koeskoes

 

 

Phalanger orientalis (II)

 

Grijze koeskoes

 

 

Spilocuscus kraemeri (II)

 

Krämers koeskoes

 

 

Spilocuscus maculatus (II)

 

Gevlekte koeskoes

 

 

Spilocuscus papuensis (II)

 

Papoea-koeskoes

Potoroidae

 

 

 

Ratkangoeroes

 

Bettongia spp. (I)

 

 

Buidelkonijnen

Vombatidae

 

 

 

Wombats

 

Lasiorhinus krefftii (I)

 

 

Breedkopwombat

LAGOMORPHA

 

 

 

Haasachtigen

Leporidae

 

 

 

Hazen en konijnen

 

Caprolagus hispidus (I)

 

 

Borstelige haas of Assam-konijn

 

Romerolagus diazi (I)

 

 

Vulkaankonijn

MONOTREMATA

 

 

 

Eierleggende zoogdieren

Tachyglossidae

 

 

 

Mierenegels

 

 

Zaglossus spp. (II)

 

Vachtegels

PERAMELEMORPHIA

 

 

 

 

Peramelidae

 

 

 

Echte buideldassen

 

Perameles bougainville (I)

 

 

Gestreepte spitsneusbuideldas

Thylacomyidae

 

 

 

Langoorbuideldassen

 

Macrotis lagotis (I)

 

 

Grote langoorbuideldas

PERISSODACTYLA

 

 

 

Onevenhoevigen

Equidae

 

 

 

Paardachtigen

 

Equus africanus (I) (Omvat niet de gedomesticeerde vorm die Equus asinus wordt genoemd, waarop deze verordening niet van toepassing is)

 

 

Wilde ezel

 

Equus grevyi (I)

 

 

Grevyzebra

 

Equus hemionus (I/II) (De soort is opgenomen in bijlage II maar de ondersoorten Equus hemionus hemionus en Equus hemionus khur zijn opgenomen in bijlage I)

 

 

Koelan

 

Equus kiang (II)

 

 

Kiang

 

Equus przewalskii (I)

 

 

Przewalskipaard

 

 

Equus zebra hartmannae (II)

 

Hartmanns bergzebra

 

 

Equus zebra zebra (II)

 

Kaapse bergzebra

Rhinocerotidae

 

 

 

Neushoorns

 

Rhinocerotidae spp. (I) (Met uitzondering van de in bijlage B opgenomen subspecies)

 

 

Neushoorns

 

 

Ceratotherium simum simum (II) (Alleen de populaties in Zuid-Afrika en Swaziland; alle andere populaties zijn opgenomen in bijlage A. Uitsluitend met het oog op het toestaan van internationaal verkeer van levende dieren, voor zover daaraan een passende en aanvaardbare bestemming is gegeven, alsook handel in jachttrofeeën. Alle andere specimens worden als specimens van een soort van bijlage A beschouwd en op de handel daarin is de desbetreffende regelgeving van toepassing.)

 

Zuidelijke breedlipneushoorn

Tapiridae

 

 

 

Tapirs

 

Tapiridae spp. (I) (Met uitzondering van de in bijlage B opgenomen species)

 

 

Tapirs

 

 

Tapirus terrestris (II)

 

Zuid-Amerikaanse tapir

PHOLIDOTA

 

 

 

Schubdierachtigen

Manidae

 

 

 

Schubdieren

 

 

Manis spp. (II)

(met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species)

 

Schubdieren

 

Manis crassicaudata (I)

 

 

Indisch schubdier

 

Manis culionensis (I)

 

 

Palawanschubdier

 

Manis gigantea (I)

 

 

Reuzenschubdier

 

Manis javanica (I)

 

 

Javaans schubdier

 

Manis pentadactyla (I)

 

 

Chinees schubdier

 

Manis temminckii (I)

 

 

Temmincks schubdier

 

Manis tetradactyla (I)

 

 

Langstaartschubdier

 

Manis tricuspis (I)

 

 

Afrikaans boomschubdier

PILOSA

 

 

 

Luiaarden en miereneters

Bradypodidae

 

 

 

Drievingerluiaards

 

 

Bradypus pygmaeus (II)

 

Escudo-eilandluiaard

 

 

Bradypus variegatus (II)

 

Westelijke drievingerluiaard

Megalonychidae

 

 

 

Tweevingerluiaards

 

 

 

Choloepus hoffmanni (III Costa Rica)

Costa Ricaanse tweevingerluiaard

Myrmecophagidae

 

 

 

Miereneters

 

 

Myrmecophaga tridactyla (II)

 

Reuzenmiereneter

 

 

 

Tamandua mexicana (III Guatemala)

Boommiereneter

PRIMATES

 

 

 

Opperdieren of primaten

 

 

PRIMATES spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species)

 

Opperdieren of primaten

Atelidae

 

 

 

Grijpstaartapen

 

Alouatta coibensis (I)

 

 

Coiba-brulaap

 

Alouatta palliata (I)

 

 

Mantelbrulaap

 

Alouatta pigra (I)

 

 

Guatemalteekse brulaap

 

Ateles geoffroyi frontatus (I)

 

 

Zwarthandslingeraap

 

Ateles geoffroyi ornatus (I)

 

 

Roodbuikslingeraap

 

Brachyteles arachnoides (I)

 

 

Spinaap

 

Brachyteles hypoxanthus (I)

 

 

Gele spinaap of gele muriqui

 

Oreonax flavicauda (I)

 

 

Geelstaartwolaap

Cebidae

 

 

 

Klauwaapjes

 

Callimico goeldii (I)

 

 

Springtamarin

 

Callithrix aurita (I)

 

 

Witoorpenseelaapje

 

Callithrix flaviceps (I)

 

 

Geelkoppenseelaapje

 

Leontopithecus spp. (I)

 

 

Leeuwaapjes

 

Saguinus bicolor (I)

 

 

Mantelaapje

 

Saguinus geoffroyi (I)

 

 

Geoffroys tamarin

 

Saguinus leucopus (I)

 

 

Witvoettamarin

 

Saguinus martinsi (I)

 

 

Martins' mantelaapje

 

Saguinus oedipus (I)

 

 

Pinché-aapje

 

Saimiri oerstedii (I)

 

 

Geel doodshoofdaapje

Cercopithecidae

 

 

 

Smalneusapen excl. mensapen

 

Cercocebus galeritus (I)

 

 

Kuifmangabey

 

Cercopithecus diana (I)

 

 

Dianameerkat

 

Cercopithecus roloway (I)

 

 

Roloway-meerkat

 

Cercopithecus solatus (II)

 

 

Zonstaartmeerkat

 

Colobus satanas (II)

 

 

Zwarte franjeaap

 

Macaca silenus (I)

 

 

Baardaap

 

Macaca sylvanus (I)

 

 

Berberaap

 

Mandrillus leucophaeus (I)

 

 

Dril

 

Mandrillus sphinx (I)

 

 

Mandril

 

Nasalis larvatus (I)

 

 

Neusaap

 

Piliocolobus foai (II)

 

 

Centraal-Afrikaanse rode franjeaap

 

Piliocolobus gordonorum (II)

 

 

Uzungwa-franjeaap

 

Piliocolobus kirkii (I)

 

 

Zanzibar-franjeaap

 

Piliocolobus pennantii (II)

 

 

Pennants franjeaap

 

Piliocolobus preussi (II)

 

 

Preuss' franjeaap

 

Piliocolobus rufomitratus (I)

 

 

Tana-franjeaap

 

Piliocolobus tephrosceles (II)

 

 

Oegandese rode franjeaap

 

Piliocolobus tholloni (II)

 

 

Thollons franjeaap

 

Presbytis potenziani (I)

 

 

Mentawai-langoer

 

Pygathrix spp. (I)

 

 

Doeklangoeren

 

Rhinopithecus spp. (I)

 

 

Stompneusapen

 

Semnopithecus ajax (I)

 

 

Kasjmir-hoelman

 

Semnopithecus dussumieri (I)

 

 

Dussumiers hoelman

 

Semnopithecus entellus (I)

 

 

Hoelman

 

Semnopithecus hector (I)

 

 

Tarai-hoelman

 

Semnopithecus hypoleucos (I)

 

 

Zwartvoethoelman

 

Semnopithecus priam (I)

 

 

Ceylon-hoelman

 

Semnopithecus schistaceus (I)

 

 

Berghoelman

 

Simias concolor (I)

 

 

Simakobou

 

Trachypithecus delacouri (II)

 

 

Delacours langoer

 

Trachypithecus francoisi (II)

 

 

Tonkin-langoer

 

Trachypithecus geei (I)

 

 

Goudlangoer

 

Trachypithecus hatinhensis (II)

 

 

Ha tinh-langoer

 

Trachypithecus johnii (II)

 

 

Nilgiri-langoer

 

Trachypithecus laotum (II)

 

 

Laos-langoer of witbrauwlangoer

 

Trachypithecus pileatus (I)

 

 

Kuiflangoer

 

Trachypithecus poliocephalus (II)

 

 

Witkoplangoer

 

Trachypithecus shortridgei (I)

 

 

Shortridges langoer

Cheirogaleidae

 

 

 

Dwerg- en katmaki's

 

Cheirogaleidae spp. (I)

 

 

Dwergmaki's, katmaki's

Daubentoniidae

 

 

 

Vingerdieren

 

Daubentonia madagascariensis (I)

 

 

Vingerdier

Hominidae

 

 

 

Echte mensapen

 

Gorilla beringei (I)

 

 

Oostelijke gorilla

 

Gorilla gorilla (I)

 

 

Westelijke gorilla

 

Pan spp. (I)

 

 

Chimpansee en Bonobo

 

Pongo abelii (I)

 

 

Sumatraanse orang-oetan

 

Pongo pygmaeus (I)

 

 

Borneose orang-oetan

Hylobatidae

 

 

 

Gibbons

 

Hylobatidae spp. (I)

 

 

Gibbons

Indriidae

 

 

 

Indri's, sifaka's en wolmaki's

 

Indriidae spp. (I)

 

 

Indri's, sifaka's en wolmaki's

Lemuridae

 

 

 

Maki's

 

Lemuridae spp. (I)

 

 

Maki's

Lepilemuridae

 

 

 

Wezelmaki's

 

Lepilemuridae spp. (I)

 

 

Wezelmaki's

Lorisidae

 

 

 

Lori's

 

Nycticebus spp. (I)

 

 

Plompe lori's

Pitheciidae

 

 

 

Sakiachtigen

 

Cacajao spp. (I)

 

 

Oeakari's

 

Callicebus barbarabrownae (II)

 

 

Noord-Bahiaanse blonde springaap

 

Callicebus melanochir (II)

 

 

Zwarthandspringaap

 

Callicebus nigrifrons (II)

 

 

 

 

Callicebus personatus (II)

 

 

Zwartkopspringaap

 

Chiropotes albinasus (I)

 

 

Witneussaki

Tarsiidae

 

 

 

Spookdiertjes

 

Tarsius spp. (II)

 

 

Spookdiertjes

PROBOSCIDEA

 

 

 

Slurfdieren

Elephantidae

 

 

 

Olifanten

 

Elephas maximus (I)

 

 

Aziatische olifant

 

Loxodonta africana (I) (Met uitzondering van de populaties in Botswana, Namibië, Zuid-Afrika en Zimbabwe, die zijn opgenomen in bijlage B)

Loxodonta africana (II)

(Alleen de populaties in Botswana, Namibië, Zuid-Afrika en Zimbabwe (5); alle andere populaties zijn opgenomen in bijlage A.)

 

Afrikaanse olifant

RODENTIA

 

 

 

Knaagdieren

Chinchillidae

 

 

 

Chinchilla's

 

Chinchilla spp. (I) (Op specimens van de gedomesticeerde vorm is deze verordening niet van toepassing.)

 

 

Chinchilla's

Cuniculidae

 

 

 

Paca's

 

 

 

Cuniculus paca (III Honduras)

Laaglandpaca

Dasyproctidae

 

 

 

Agoeti's

 

 

 

Dasyprocta punctata (III Honduras)

Midden-Amerikaanse agoeti

Erethizontidae

 

 

 

Boomstekelvarkens

 

 

 

Sphiggurus mexicanus (III Honduras)

Mexicaans boomstekelvarken

 

 

 

Sphiggurus spinosus (III Uruguay)

Paraguayaans boomstekelvarken

Hystricidae

 

 

 

Stekelvarkens

 

Hystrix cristata

 

 

Stekelvarken

Muridae

 

 

 

Muizen en ratten

 

Leporillus conditor (I)

 

 

Langoorhaasrat

 

Pseudomys fieldi praeconis (I)

 

 

Vale schijnmuis

 

Xeromys myoides (I)

 

 

Onechte waterrat

 

Zyzomys pedunculatus (I)

 

 

Macdonnells rotsrat

Sciuridae

 

 

 

Eekhoorns

 

Cynomys mexicanus (I)

 

 

Mexicaanse prairiehond

 

 

 

Marmota caudata (III India)

Langstaartmarmot

 

 

 

Marmota himalayana (III India)

Himalaya-marmot

 

 

Ratufa spp. (II)

 

Reuzeneekhoorns

 

 

 

Sciurus deppei (III Costa Rica)

Deppes eekhoorn

SCANDENTIA

 

 

 

Boomspitsmuizen

 

 

SCANDENTIA spp. (II)

 

Boomspitsmuizen

SIRENIA

 

 

 

Zeekoeien

Dugongidae

 

 

 

Doejongs

 

Dugong dugon (I)

 

 

Doejong

Trichechidae

 

 

 

Lamantijnen

 

Trichechus inunguis (I)

 

 

Amazonelamantijn of -zeekoe

 

Trichechus manatus (I)

 

 

Caraïbische lamantijn of zeekoe

 

Trichechus senegalensis (I)

 

 

West-Afrikaans lamantijn of zeekoe

AVES

 

 

 

Vogels

ANSERIFORMES

 

 

 

Eendachtigen

Anatidae

 

 

 

Eenden, ganzen en zwanen

 

Anas aucklandica (I)

 

 

Auckland-taling

 

 

Anas bernieri (II)

 

Madagaskar-eend

 

Anas chlorotis (I)

 

 

Nieuw-Zeelandse bruine taling

 

 

Anas formosa (II)

 

Baikal-taling

 

Anas laysanensis (I)

 

 

Laysan-taling

 

Anas nesiotis (I)

 

 

Campbell Island-taling

 

Anas querquedula

 

 

Zomertaling

 

Asarcornis scutulata (I)

 

 

Witvleugelboseend

 

Aythya innotata

 

 

Madagaskar-witoogeend

 

Aythya nyroca

 

 

Witoogeend

 

Branta canadensis leucopareia (I)

 

 

Canadese gans (ondersoort van de Aleoeten)

 

Branta ruficollis (II)

 

 

Roodhalsgans

 

Branta sandvicensis (I)

 

 

Hawaii-gans

 

 

Coscoroba coscoroba (II)

 

Coscoroba

 

 

Cygnus melancoryphus (II)

 

Zwarthalszwaan

 

 

Dendrocygna arborea (II)

 

West-Indische fluiteend

 

 

 

Dendrocygna autumnalis (III Honduras)

Zwartbuikfluiteend

 

 

 

Dendrocygna bicolor (III Honduras)

Rosse fluiteend

 

Mergus octosetaceus

 

 

Braziliaanse zaagbek

 

Oxyura leucocephala (II)

 

 

Witkopeend

 

Rhodonessa caryophyllacea (mogelijk uitgestorven) (I)

 

 

Rozekopeend

 

 

Sarkidiornis melanotos (II)

 

Knobbeleend

 

Tadorna cristata

 

 

Kuifcasarca

APODIFORMES

 

 

 

Salanganen, gierzwaluwen en kolobries

Trochilidae

 

 

 

Kolibries

 

 

Trochilidae spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species)

 

Kolibries

 

Glaucis dohrnii (I)

 

 

Bronsstaartheremietkolibrie

CHARADRIIFORMES

 

 

 

Steltlopers, meeuwen, sterns en alken

Burhinidae

 

 

 

Grielen

 

 

 

Burhinus bistriatus (III Guatemala)

Caribische griel

Laridae

 

 

 

Meeuwen en sterns

 

Larus relictus (I)

 

 

Mongoolse zwartkopmeeuw

Scolopacidae

 

 

 

Snippen, wulpen, ruiters en strandlopers

 

Numenius borealis (I)

 

 

Arctische wulp

 

Numenius tenuirostris (I)

 

 

Dunbekwulp

 

Tringa guttifer (I)

 

 

Gevlekte groenpootruiter

CICONIIFORMES

 

 

 

Reigers, ooievaars, ibissen en flamingo's

Ardeidae

 

 

 

Reigers

 

Ardea alba

 

 

Grote zilverreiger

 

Bubulcus ibis

 

 

Koereiger

 

Egretta garzetta

 

 

Kleine zilverreiger

Balaenicipitidae

 

 

 

Schoenbekooievaars

 

 

Balaeniceps rex (II)

 

Schoenbekooievaar

Ciconiidae

 

 

 

Ooievaars

 

Ciconia boyciana (I)

 

 

Zwartsnavelooievaar

 

Ciconia nigra (II)

 

 

Zwarte ooievaar

 

Ciconia stormi

 

 

Storms ooievaar

 

Jabiru mycteria (I)

 

 

Jabiru

 

Leptoptilos dubius

 

 

Argala-maraboe of Indische maraboe

 

Mycteria cinerea (I)

 

 

Maleise nimmerzat

Phoenicopteridae

 

 

 

Flamingo's

 

 

Phoenicopteridae spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species)

 

Flamingo's

 

Phoenicopterus ruber (II)

 

 

Rode flamingo

Threskiornithidae

 

 

 

Ibissen en lepelaars

 

 

Eudocimus ruber (II)

 

Rode ibis

 

Geronticus calvus (II)

 

 

Kaapse ibis

 

Geronticus eremita (I)

 

 

Kaalkopibis of heremietibis

 

Nipponia nippon (I)

 

 

Japanse kuifibis

 

Platalea leucorodia (II)

 

 

Lepelaar

 

Pseudibis gigantea

 

 

Reuzenibis

COLUMBIFORMES

 

 

 

Duifachtigen

Columbidae

 

 

 

Duiven

 

Caloenas nicobarica (I)

 

 

Manenduif

 

Claravis godefrida

 

 

Purperbandgrondduif

 

Columba livia

 

 

Rotsduif

 

Ducula mindorensis (I)

 

 

Mindoro-muskaatduif

 

 

Gallicolumba luzonica (II)

 

Luzon-dolksteekduif

 

 

Goura spp. (II)

 

Kroonduiven

 

Leptotila wellsi

 

 

Grenada-loopduif

 

 

 

Nesoenas mayeri (III Mauritius)

Mauritius-duif

 

Streptopelia turtur

 

 

Tortel

CORACIIFORMES

 

 

 

Scharrelvogels

Bucerotidae

 

 

 

Neushoornvogels

 

 

Aceros spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species)

 

Jaarvogels

 

Aceros nipalensis (I)

 

 

Himalaya-jaarvogel

 

 

Anorrhinus spp. (II)

 

Neushoornvogels

 

 

Anthracoceros spp. (II)

 

Neushoornvogels

 

 

Berenicornis spp. (II)

 

Neushoornvogels

 

 

Buceros spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species)

 

Neushoornvogels

 

Buceros bicornis (I)

 

 

Dubbelhoornige neushoornvogel

 

 

Penelopides spp. (II)

 

Neushoornvogels

 

Rhinoplax vigil (I)

 

 

Gehelmde neushoornvogel

 

 

Rhyticeros spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species.)

 

Neushoornvogels

 

Rhyticeros subruficollis (I)

 

 

Kleine jaarvogel

CUCULIFORMES

 

 

 

Koekoekachtigen

Musophagidae

 

 

 

Toerako's

 

 

Tauraco spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species)

 

Helmtoerako's

 

Tauraco bannermani (II)

 

 

Bannermans toerako

FALCONIFORMES

 

 

 

Dagroofvogels

 

 

FALCONIFORMES spp. (II)

(Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species, met uitzondering van één in bijlage C opgenomen soort van de familie Cathartidae; de overige species van die familie zijn niet in de bijlagen bij deze verordening opgenomen; en met uitzondering van Caracara lutosa)

 

Dagroofvogels

Accipitridae

 

 

 

Haviken, arenden en gieren

 

Accipiter brevipes (II)

 

 

Balkansperwer

 

Accipiter gentilis (II)

 

 

Havik

 

Accipiter nisus (II)

 

 

Sperwer

 

Aegypius monachus (II)

 

 

Monniksgier

 

Aquila adalberti (I)

 

 

Spaanse keizersarend

 

Aquila chrysaetos (II)

 

 

Steenarend

 

Aquila clanga (II)

 

 

Bastaardarend

 

Aquila heliaca (I)

 

 

Keizersarend

 

Aquila pomarina (II)

 

 

Schreeuwarend

 

Buteo buteo (II)

 

 

Buizerd

 

Buteo lagopus (II)

 

 

Ruigpootbuizerd

 

Buteo rufinus (II)

 

 

Arendbuizerd

 

Chondrohierax uncinatus wilsonii (I)

 

 

Cubaanse langsnavelwouw

 

Circaetus gallicus (II)

 

 

Slangenarend

 

Circus aeruginosus (II)

 

 

Bruine kiekendief

 

Circus cyaneus (II)

 

 

Blauwe kiekendief

 

Circus macrourus (II)

 

 

Steppekiekendief

 

Circus pygargus (II)

 

 

Grauwe kiekendief

 

Elanus caeruleus (II)

 

 

Grijze wouw

 

Eutriorchis astur (II)

 

 

Madagaskar-slangenarend

 

Gypaetus barbatus (II)

 

 

Lammergier

 

Gyps fulvus (II)

 

 

Vale gier

 

Haliaeetus spp. (I/II) (Haliaeetus albicilla is opgenomen in bijlage I; de andere soorten zijn opgenomen in bijlage II)

 

 

Zeearenden

 

Harpia harpyja (I)

 

 

Harpij

 

Hieraaetus fasciatus (II)

 

 

Havikarend

 

Hieraaetus pennatus (II)

 

 

Dwergarend

 

Leucopternis occidentalis (II)

 

 

Salvins bonte buizerd

 

Milvus migrans (II) (Met uitzondering van Milvus migrans lineatus die in bijlage B is opgenomen)

 

 

Zwarte wouw

 

Milvus milvus (II)

 

 

Rode wouw

 

Neophron percnopterus (II)

 

 

Aasgier

 

Pernis apivorus (II)

 

 

Wespendief

 

Pithecophaga jefferyi (I)

 

 

Apenarend

Cathartidae

 

 

 

Gieren van de Nieuwe Wereld

 

Gymnogyps californianus (I)

 

 

Californische condor

 

 

 

Sarcoramphus papa (III Honduras)

Koningsgier

 

Vultur gryphus (I)

 

 

Andes-condor

Falconidae

 

 

 

Valken

 

Falco araeus (I)

 

 

Seychellen-torenvalk

 

Falco biarmicus (II)

 

 

Lannervalk

 

Falco cherrug (II)

 

 

Sakervalk

 

Falco columbarius (II)

 

 

Smelleken

 

Falco eleonorae (II)

 

 

Eleonora's valk

 

Falco jugger (I)

 

 

Indische lannervalk

 

Falco naumanni (II)

 

 

Kleine torenvalk

 

Falco newtoni (I) (Alleen de populatie op de Seychellen)

 

 

Madagaskar-torenvalk

 

Falco pelegrinoides (I)

 

 

Barbarijse valk

 

Falco peregrinus (I)

 

 

Slechtvalk

 

Falco punctatus (I)

 

 

Mauritius-torenvalk

 

Falco rusticolus (I)

 

 

Giervalk

 

Falco subbuteo (II)

 

 

Boomvalk

 

Falco tinnunculus (II)

 

 

Torenvalk

 

Falco vespertinus (II)

 

 

Roodpootvalk

Pandionidae

 

 

 

Visarenden

 

Pandion haliaetus (II)

 

 

Visarend

GALLIFORMES

 

 

 

Hoenderachtigen

Cracidae

 

 

 

Hokko's en sjakohoenders

 

Crax alberti (III Colombia)

 

 

Blauwknobbelhokko

 

Crax blumenbachii (I)

 

 

Roodsnavelhokko

 

 

 

Crax daubentoni (III Colombia)

Geelknobbelhokko

 

 

Crax fasciolata

 

Maskerhokko

 

 

 

Crax globulosa (III Colombia)

Knobbelhokko

 

 

 

Crax rubra (III Colombia / Costa Rica / Guatemala / Honduras)

Bruine hokko

 

Mitu mitu (I)

 

 

Mesbekpauwies

 

Oreophasis derbianus (I)

 

 

Gehoornde goean

 

 

 

Ortalis vetula (III Guatemala / Honduras)

Bruine chachalaca

 

 

 

Pauxi pauxi (III Colombia)

Helmhokko

 

Penelope albipennis (I)

 

 

Witvleugelgoean

 

 

 

Penelope purpurascens (III Honduras)

Kuifsjakohoen

 

 

 

Penelopina nigra (III Guatemala)

Berggoean

 

Pipile jacutinga (I)

 

 

Spix' fluitgoean

 

Pipile pipile (I)

 

 

Trinidad-blauwkeelgoean

Megapodiidae

 

 

 

Grootpoothoenders

 

Macrocephalon maleo (I)

 

 

Hamerhoen

Phasianidae

 

 

 

Fazantachtigen

 

 

Argusianus argus (II)

 

Argusfazant

 

Catreus wallichii (I)

 

 

Wallichs fazant

 

Colinus virginianus ridgwayi (I)

 

 

Noordwest-Mexicaanse boomkwartel

 

Crossoptilon crossoptilon (I)

 

 

Witte oorfazant

 

Crossoptilon mantchuricum (I)

 

 

Bruine oorfazant

 

 

Gallus sonneratii (II)

 

Sonnerats hoen

 

 

Ithaginis cruentus (II)

 

Bloedfazant

 

Lophophorus impejanus (I)

 

 

Himalaya-glansfazant

 

Lophophorus lhuysii (I)

 

 

Chinese glansfazant

 

Lophophorus sclateri (I)

 

 

Sclaters glansfazant

 

Lophura edwardsi (I)

 

 

Edwards' fazant

 

 

Lophura hatinhensis

 

Vietnamese vuurrugfazant

 

 

 

Lophura leucomelanos (III Pakistan)

Nepalfazant

 

Lophura swinhoii (I)

 

 

Swinhoe's fazant

 

 

 

Meleagris ocellata (III Guatemala)

Pauwkalkoen

 

Odontophorus strophium

 

 

Witkeeltandkwartel

 

Ophrysia superciliosa

 

 

Himalaya-patrijs

 

 

 

Pavo cristatus (III Pakistan)

Blauwe pauw

 

 

Pavo muticus (II)

 

Groene pauw

 

 

Polyplectron bicalcaratum (II)

 

Spiegelpauw

 

 

Polyplectron germaini (II)

 

Germains spiegelpauw

 

 

Polyplectron malacense (II)

 

Maleise spiegelpauw

 

Polyplectron napoleonis (I)

 

 

Palawan-spiegelpauw

 

 

Polyplectron schleiermacheri (II)

 

Schleiermachers pauwfazant

 

 

 

Pucrasia macrolopha (III Pakistan)

Koklasfazant

 

Rheinardia ocellata (I)

 

 

Gekuifde argusfazant

 

Syrmaticus ellioti (I)

 

 

Elliots fazant

 

Syrmaticus humiae (I)

 

 

Humes fazant

 

Syrmaticus mikado (I)

 

 

Mikadofazant

 

Tetraogallus caspius (I)

 

 

Kaspisch berghoen

 

Tetraogallus tibetanus (I)

 

 

Tibetaans berghoen

 

Tragopan blythii (I)

 

 

Blyths saterhoen

 

Tragopan caboti (I)

 

 

Cabots saterhoen

 

Tragopan melanocephalus (I)

 

 

Westelijk saterhoen

 

 

 

Tragopan satyra (III Nepal)

Rood saterhoen

 

 

Tympanuchus cupido attwateri (II)

 

Attwaters prairiehoen

GRUIFORMES

 

 

 

Kraanvogels en rallen

Gruidae

 

 

 

Kraanvogels

 

 

Gruidae spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species)

 

Kraanvogels

 

Grus americana (I)

 

 

Trompetkraanvogel

 

Grus canadensis (I/II) (De soort is opgenomen in bijlage II, maar de ondersoorten Grus canadensis nesiotes en Grus canadensis pulla zijn opgenomen in bijlage I)

 

 

Canadese kraanvogel

 

Grus grus (II)

 

 

Kraanvogel

 

Grus japonensis (I)

 

 

Chinese kraanvogel

 

Grus leucogeranus (I)

 

 

Siberische witte kraanvogel

 

Grus monacha (I)

 

 

Monnikskraanvogel

 

Grus nigricollis (I)

 

 

Zwarthalskraanvogel

 

Grus vipio (I)

 

 

Withalskraanvogel

Otididae

 

 

 

Trappen

 

 

Otididae spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species)

 

Trappen

 

Ardeotis nigriceps (I)

 

 

Indische trap

 

Chlamydotis macqueenii (I)

 

 

Macqueens kraagtrap

 

Chlamydotis undulata (I)

 

 

Kraagtrap

 

Houbaropsis bengalensis (I)

 

 

Baardtrap

 

Otis tarda (II)

 

 

Grote trap

 

Sypheotides indicus (II)

 

 

Kleine Indische trap

 

Tetrax tetrax (II)

 

 

Kleine trap

Rallidae

 

 

 

Rallen

 

Gallirallus sylvestris (I)

 

 

Lord Howe-ral

Rhynochetidae

 

 

 

Kagoes

 

Rhynochetos jubatus (I)

 

 

Kagoe

PASSERIFORMES

 

 

 

Zangvogels

Atrichornithidae

 

 

 

Doornkruipers

 

Atrichornis clamosus (I)

 

 

West-Australische doornkruiper

Cotingidae

 

 

 

Cotinga's

 

 

 

Cephalopterus ornatus (III Colombia)

Amazone-parasolvogel

 

 

 

Cephalopterus penduliger (III Colombia)

Ecuadoraanse parasolvogel

 

Cotinga maculata (I)

 

 

Halsbandcotinga

 

 

Rupicola spp. (II)

 

Rotshanen

 

Xipholena atropurpurea (I)

 

 

Zwartpurperen cotinga

Emberizidae

 

 

 

Gorzen

 

 

Gubernatrix cristata (II)

 

Groene kardinaal

 

 

Paroaria capitata (II)

 

Geelsnavelkardinaal

 

 

Paroaria coronata (II)

 

Roodkuifkardinaal

 

 

Tangara fastuosa (II)

 

Veelkleurige tangara

Estrildidae

 

 

 

Astrilden

 

 

Amandava formosa (II)

 

Olijfastrilde

 

 

Lonchura fuscata

 

Bruine rijstvogel

 

 

Lonchura oryzivora (II)

 

Rijstvogel

 

 

Poephila cincta cincta (II)

 

Gordelamadine

Fringillidae

 

 

 

Vinken

 

Carduelis cucullata (I)

 

 

Kapoetsensijs

 

 

Carduelis yarrellii (II)

 

Geelwangsijs

Hirundinidae

 

 

 

Zwaluwen

 

Pseudochelidon sirintarae (I)

 

 

Siantara-zwaluw

Icteridae

 

 

 

Troepialen

 

Xanthopsar flavus (I)

 

 

Saffraantroepiaal

Meliphagidae

 

 

 

Honingeters

 

 

Lichenostomus melanops cassidix (II)

 

Helmhoningeter

Muscicapidae

 

 

 

Vliegenvangers

 

Acrocephalus rodericanus (III Mauritius)

 

 

Rodriguez-struikzanger

 

 

Cyornis ruckii (II)

 

Ruecks niltava

 

Dasyornis broadbenti litoralis (mogelijk uitgestorven) (I)

 

 

Borstelvogel

 

Dasyornis longirostris (I)

 

 

Westelijke borstelvogel

 

 

Garrulax canorus (II)

 

Witbrauwlijstergaai

 

 

Garrulax taewanus (II)

 

Taiwanese lijstergaai

 

 

Leiothrix argentauris (II)

 

Zilveroortimalia

 

 

Leiothrix lutea (II)

 

Japanse nachtegaal

 

 

Liocichla omeiensis (II)

 

Omei-timalia

 

Picathartes gymnocephalus (I)

 

 

Witnekkaalkopkraai

 

Picathartes oreas (I)

 

 

Grijsnekkaalkopkraai

 

 

 

Terpsiphone bourbonnensis (III Mauritius)

Mascarenen-paradijsvliegenvanger

Paradisaeidae

 

 

 

Paradijsvogels

 

 

Paradisaeidae spp. (II)

 

Paradijsvogels

Pittidae

 

 

 

Pitta's

 

 

Pitta guajana (II)

 

Blauwstaartpitta

 

Pitta gurneyi (I)

 

 

Gurneys pitta

 

Pitta kochi (I)

 

 

Kochs pitta

 

 

Pitta nympha (II)

 

Chinese pitta

Pycnonotidae

 

 

 

Buulbuuls

 

 

Pycnonotus zeylanicus (II)

 

Geelkruinbuulbuul

Sturnidae

 

 

 

Spreeuwen

 

 

Gracula religiosa (II)

 

Beo

 

Leucopsar rothschildi (I)

 

 

Bali-spreeuw

Zosteropidae

 

 

 

Brilvogels

 

Zosterops albogularis (I)

 

 

Witkeelbrilvogel

PELECANIFORMES

 

 

 

Pelikaanachtigen

Fregatidae

 

 

 

Fregatvogels

 

Fregata andrewsi (I)

 

 

Witbuikfregatvogel

Pelecanidae

 

 

 

Pelikanen

 

Pelecanus crispus (I)

 

 

Kroeskoppelikaan

Sulidae

 

 

 

Jan-van-genten

 

Papasula abbotti (I)

 

 

Abbotts gent

PICIFORMES

 

 

 

Spechtachtigen

Capitonidae

 

 

 

Baardvogels

 

 

 

Semnornis ramphastinus (III Colombia)

Toekanbaardvogel

Picidae

 

 

 

Spechten

 

Dryocopus javensis richardsi (I)

 

 

Witbuikspecht

Ramphastidae

 

 

 

Toekans

 

 

 

Baillonius bailloni (III Argentinië)

Goudtoekan

 

 

Pteroglossus aracari (II)

 

Zwarte toekan

 

 

 

Pteroglossus castanotis (III Argentinië)

Buinoorarassari

 

 

Pteroglossus viridis (II)

 

Groene arassari

 

 

 

Ramphastos dicolorus (III Argentinië)

Roodborsttoekan

 

 

Ramphastos sulfuratus (II)

 

Zwavelborsttoekan

 

 

Ramphastos toco (II)

 

Reuzentoekan

 

 

Ramphastos tucanus (II)

 

Roodsnaveltoekan

 

 

Ramphastos vitellinus (II)

 

Groefsnaveltoekan

 

 

 

Selenidera maculirostris (III Argentinië)

Vleksnavelpepervreter

PODICIPEDIFORMES

 

 

 

Fuutachtigen

Podicipedidae

 

 

 

Futen

 

Podilymbus gigas (I)

 

 

Atitlan-fuut

PROCELLARIIFORMES

 

 

 

Stormvogelachtigen

Diomedeidae

 

 

 

Albatrossen

 

Phoebastria albatrus (I)

 

 

Stellers albatros

PSITTACIFORMES

 

 

 

Papegaaiachtigen

 

 

PSITTACIFORMES spp. (II)

(Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species en met uitzondering van Agapornis roseicollis, Melopsittacus undulatus, Nymphicus hollandicus en Psittacula krameri, die niet in de bijlagen bij deze verordening zijn opgenomen)

 

Papegaaiachtigen

Cacatuidae

 

 

 

Kaketoes

 

Cacatua goffiniana (I)

 

 

Goffins kaketoe

 

Cacatua haematuropygia (I)

 

 

Filipijnse kaketoe

 

Cacatua moluccensis (I)

 

 

Molukken-kaketoe

 

Cacatua sulphurea (I)

 

 

Kleine geelkuifkaketoe

 

Probosciger aterrimus (I)

 

 

Palmkaketoe

Loriidae

 

 

 

Lori's

 

Eos histrio (I)

 

 

Diadeemlori

 

Vini spp. (I/II) (Vini ultramarina is opgenomen in bijlage I, de andere soorten zijn opgenomen in bijlage II)

 

 

Vinilori's

Psittacidae

 

 

 

Papegaaien en parkieten

 

Amazona arausiaca (I)

 

 

Roodkeelamazone

 

Amazona auropalliata (I)

 

 

Geelnekamazone

 

Amazona barbadensis (I)

 

 

Geelvleugelamazone

 

Amazona brasiliensis (I)

 

 

Roodstaartamazone

 

Amazona finschi (I)

 

 

Finchs amazone

 

Amazona guildingii (I)

 

 

Sint Vincent- of koningsamazone

 

Amazona imperialis (I)

 

 

Keizeramazone

 

Amazona leucocephala (I)

 

 

Cubaanse amazone

 

Amazona oratrix (I)

 

 

Geelkopamazone

 

Amazona pretrei (I)

 

 

Roodbrilamazone

 

Amazona rhodocorytha (I)

 

 

Roodkruinamazone

 

Amazona tucumana (I)

 

 

Tucuman-amazone

 

Amazona versicolor (I)

 

 

Sint Lucia-amazone

 

Amazona vinacea (I)

 

 

Wijnkleurige amazone

 

Amazona viridigenalis (I)

 

 

Groenwangamazone

 

Amazona vittata (I)

 

 

Portoricaanse amazone

 

Anodorhynchus spp. (I)

 

 

Hyacinthara's

 

Ara ambiguus (I)

 

 

Buffons ara

 

Ara glaucogularis (I)

 

 

Blauwkeelara

 

Ara macao (I)

 

 

Geelvleugelara

 

Ara militaris (I)

 

 

Soldatenara

 

Ara rubrogenys (I)

 

 

Roodwangara

 

Cyanopsitta spixii (I)

 

 

Spix' ara

 

Cyanoramphus cookii (I)

 

 

 

 

Cyanoramphus forbesi (I)

 

 

Geelvoorhoofdkakariki

 

Cyanoramphus novaezelandiae (I)

 

 

Roodvoorhoofdkakariki

 

Cyanoramphus saisseti (I)

 

 

 

 

Cyclopsitta diophthalma coxeni (I)

 

 

Coxens dubbeloogvijgpapegaai

 

Eunymphicus cornutus (I)

 

 

Hoornparkiet

 

Guarouba guarouba (I)

 

 

Goudparkiet

 

Neophema chrysogaster (I)

 

 

Oranjebuikparkiet

 

Ognorhynchus icterotis (I)

 

 

Geeloorparkiet

 

Pezoporus occidentalis (mogelijk uitgestorven) (I)

 

 

Australische nachtpapegaai

 

Pezoporus wallicus (I)

 

 

Grondpapegaai

 

Pionopsitta pileata (I)

 

 

Roodkappapegaai

 

Primolius couloni (I)

 

 

Blauwkopara

 

Primolius maracana (I)

 

 

Illigers ara

 

Psephotus chrysopterygius (I)

 

 

Goudschouderparkiet

 

Psephotus dissimilis (I)

 

 

Kapparkiet

 

Psephotus pulcherrimus (mogelijk uitgestorven) (I)

 

 

Paradijsparkiet

 

Psittacula echo (I)

 

 

Mauritius-papegaai

 

Psittacus erithacus (I)

 

 

Grijze roodstaartpapegaai

 

Pyrrhura cruentata (I)

 

 

Blauwkeelconure

 

Rhynchopsitta spp. (I)

 

 

Dikbekpapegaaien

 

Strigops habroptilus (I)

 

 

Kakapo of uilpapegaai

RHEIFORMES

 

 

 

Nandoes

Rheidae

 

 

 

Nandoes

 

Pterocnemia pennata (I) (Met uitzondering van Pterocnemia pennata pennata, die in bijlage B is opgenomen.)

 

 

Darwins nandoe

 

 

Pterocnemia pennata pennata (II)

 

Darwins nandoe (Patagonische ondersoort)

 

 

Rhea americana (II)

 

Nandoe

SPHENISCIFORMES

 

 

 

Pinguïns

Spheniscidae

 

 

 

Pinguïns

 

 

Spheniscus demersus (II)

 

Zwartvoetpinguin

 

Spheniscus humboldti (I)

 

 

Humboldtpinguin

STRIGIFORMES

 

 

 

Uilen

 

 

STRIGIFORMES spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species en met uitzondering van Sceloglaux albifacies)

 

Uilen

Strigidae

 

 

 

Echte uilen

 

Aegolius funereus (II)

 

 

Ruigpootuil

 

Asio flammeus (II)

 

 

Velduil

 

Asio otus (II)

 

 

Ransuil

 

Athene noctua (II)

 

 

Steenuil

 

Bubo bubo (II) (Met uitzondering van Bubo bubo bengalensis, die in bijlage B is opgenomen)

 

 

Oehoe

 

Glaucidium passerinum (II)

 

 

Dwerguil

 

Heteroglaux blewitti (I)

 

 

Bossteenuil

 

Mimizuku gurneyi (I)

 

 

Grote dwergooruil

 

Ninox natalis (I)

 

 

Christmas Island-valkuil

 

Nyctea scandiaca (II)

 

 

Sneeuwuil

 

Otus ireneae (II)

 

 

Sokoke-dwergooruil

 

Otus scops (II)

 

 

Dwergooruil

 

Strix aluco (II)

 

 

Bosuil

 

Strix nebulosa (II)

 

 

Laplanduil

 

Strix uralensis (II) (Met uitzondering van Strix uralensis davidi, die in bijlage B is opgenomen)

 

 

Oeraluil

 

Surnia ulula (II)

 

 

Sperweruil

Tytonidae

 

 

 

Kerkuilen

 

Tyto alba (II)

 

 

Kerkuil

 

Tyto soumagnei (I)

 

 

Madagaskar-grasuil

STRUTHIONIFORMES

 

 

 

Struisvogels

Struthionidae

 

 

 

Struisvogels

 

Struthio camelus (I) (Alleen de populaties in Algerije, Burkina Faso, Kameroen, de Centraal-Afrikaanse Republiek, Tsjaad, Mali, Mauritanië, Marokko, Niger, Nigeria, Senegal en Soedan; geen enkele andere populatie is in de bijlagen bij deze verordening opgenomen.)

 

 

Struisvogel

TINAMIFORMES

 

 

 

Tinamoes of stuithoenders

Tinamidae

 

 

 

Tinamoes of stuithoenders

 

Tinamus solitarius (I)

 

 

Kluizenaarstuithoen

TROGONIFORMES

 

 

 

Trogons

Trogonidae

 

 

 

Trogons

 

Pharomachrus mocinno (I)

 

 

Quetzal

REPTILIA

 

 

 

Reptielen

CROCODYLIA

 

 

 

Krokodilachtigen

 

 

CROCODYLIA spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species)

 

Krokodilachtigen

Alligatoridae

 

 

 

Alligators en kaaimannen

 

Alligator sinensis (I)

 

 

Chinese alligator

 

Caiman crocodilus apaporiensis (I)

 

 

Apaporis-brilkaaiman

 

Caiman latirostris (I) (Met uitzondering van de populatie in Argentinië, die is opgenomen in bijlage B)

 

 

Breedsnuitkaaiman

 

Melanosuchus niger (I) (Met uitzondering van de populatie in Brazilië, die is opgenomen in bijlage B, en de populatie in Ecuador, die is opgenomen in bijlage B en waarvoor het jaarlijks exportquotum vastgesteld blijft op nul totdat door het Cites-secretariaat en de Crocodile Specialist Group van IUCN/SSC een jaarlijks exportquotum is goedgekeurd)

 

 

Zwarte kaaiman

Crocodylidae

 

 

 

Krokodillen

 

Crocodylus acutus (I) (Met uitzondering van de populaties in het geïntegreerde beheersgebied van mangroves van de baai van Cispata, Tinajones, La Balsa en de omliggende gebieden, in het departement Córdoba in Colombia, en in Cuba, die zijn opgenomen in bijlage B)

 

 

Spitssnuitkrokodil

 

Crocodylus cataphractus (I)

 

 

Pantserkrokodil

 

Crocodylus intermedius (I)

 

 

Orinoco-krokodil

 

Crocodylus mindorensis (I)

 

 

Filipijnse krokodil

 

Crocodylus moreletii (I) (Met uitzondering van de populatie in Belize die in bijlage B is opgenomen, met een nulquotum voor aan de natuur onttrokken specimens die voor commerciële doeleinden worden verhandeld, en de populatie in Mexico die in bijlage B is opgenomen)

 

 

Bultkrokodil

 

Crocodylus niloticus (I) (Met uitzondering van de populaties in Botswana, Egypte [met een nulquotum voor aan de natuur onttrokken specimens die voor commerciële doeleinden worden verhandeld], Ethiopië, Kenia, Madagaskar, Malawi, Mozambique, Namibië, Zuid-Afrika, Uganda, de Verenigde Republiek Tanzania [waarvoor een jaarlijks exportquotum is vastgesteld van ten hoogste 1600 aan de natuur onttrokken specimens, inclusief jachttrofeeën, naast de van ranching afkomstige specimens], Zambia en Zimbabwe; deze populaties zijn opgenomen in bijlage B.)

 

 

Nijlkrokodil

 

Crocodylus palustris (I)

 

 

Moeraskrokodil

 

Crocodylus porosus (I) (Met uitzondering van de populaties in Australië, Indonesië, Maleisië en Papoea-Nieuw-Guinea, die zijn opgenomen in bijlage B; voor de populatie in Maleisië is de onttrekking aan de natuur beperkt tot de staat Sarawak en geldt voor de overige staten van Maleisië (Sabah en West-Maleisië) een nulquotum voor aan de natuur onttrokken specimens; dit nulquotum kan enkel met de goedkeuring van de Cites-partijen worden gewijzigd)

 

 

Zeekrokodil

 

Crocodylus rhombifer (I)

 

 

Cubaanse of ruitkrokodil

 

Crocodylus siamensis (I)

 

 

Siamese krokodil

 

Osteolaemus tetraspis (I)

 

 

Breedvoorhoofdkrokodil

 

Tomistoma schlegelii (I)

 

 

Onechte gaviaal

Gavialidae

 

 

 

Gavialen

 

Gavialis gangeticus (I)

 

 

Ganges-gaviaal

RHYNCHOCEPHALIA

 

 

 

Brughagedisachtigen

Sphenodontidae

 

 

 

Brughagedissen

 

Sphenodon spp. (I)

 

 

Brughagedissen

SAURIA

 

 

 

Hagedissen

Agamidae

 

 

 

Agamen

 

 

Saara spp.(II)

 

 

 

 

Uromastyx spp. (II)

 

Doornstaartagamen

Anguidae

 

 

 

Hazelwormen

 

 

Abronia spp. (II) (met uitzondering van de in bijlage A opgenomen soorten. Er is een exportquotum van nul vastgesteld voor aan de natuur onttrokken specimens van Abronia aurita, A. gaiophantasma, A. montecristoi, A. salvadorensis en A. vasconcelosii)

 

Boomhazelwormen

 

Abronia anzuetoi (I) (Er is een exportquotum van nul vastgesteld voor aan de natuur onttrokken specimens)

 

 

 

 

Abronia campbelli (I) (Er is een exportquotum van nul vastgesteld voor aan de natuur onttrokken specimens)

 

 

 

 

Abronia fimbriata (I) (Er is een exportquotum van nul vastgesteld voor aan de natuur onttrokken specimens)

 

 

 

 

Abronia frosti (I) (Er is een exportquotum van nul vastgesteld voor aan de natuur onttrokken specimens)

 

 

 

 

Abronia meledona (I) (Er is een exportquotum van nul vastgesteld voor aan de natuur onttrokken specimens)

 

 

 

Chamaeleonidae

 

 

 

Kameleons

 

 

Archaius spp. (II)

 

 

 

 

Bradypodion spp. (II)

 

Dwergkameleons

 

 

Brookesia spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species)

 

Kortstaartdwergkameleons

 

Brookesia perarmata (I)

 

 

Pantserdwergkameleon

 

 

Calumma spp. (II)

 

Madagaskar-kameleons

 

 

Chamaeleo spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species)

 

Echte kameleons

 

Chamaeleo chamaeleon (II)

 

 

Gewone kameleon

 

 

Furcifer spp. (II)

 

Madagaskar-kameleons

 

 

Kinyongia spp. (II)

 

Dwergkameleons

 

 

Nadzikambia spp. (II)

 

Dwergkameleons

 

 

Palleon spp. (II)

 

 

 

 

Rhampholeon spp. (II)

 

Pygmy chamaeleons

 

 

Rieppeleon spp. (II)

 

Pygmy chamaeleons

 

 

Trioceros spp. (II)

 

 

Cordylidae

 

 

 

Gordelstaarthagedissen

 

 

Cordylus spp. (II)

 

Echte gordelstaarthagedissen

 

 

Hemicordylus spp. (II)

 

 

 

 

Karusaurus spp. (II)

 

 

 

 

Namazonurus spp. (II)

 

 

 

 

Ninurta spp. (II)

 

 

 

 

Ouroborus spp. (II)

 

 

 

 

Pseudocordylus spp. (II)

 

 

 

 

Smaug spp. (II)

 

 

Gekkonidae

 

 

 

Gekko's

 

Cnemaspis psychedelica (I)

 

 

Psychedelic rock gecko

 

 

 

Dactylocnemis spp. (III Nieuw-Zeeland)

 

 

 

 

Hoplodactylus spp. (III Nieuw-Zeeland)

Nieuw-Zeelandse gekko's

 

Lygodactylus williamsi (I)

 

 

Azuurblauwe daggekko

 

 

 

Mokopirirakau spp. (III Nieuw-Zeeland)

 

 

 

Nactus serpensinsula (II)

 

Slangeneiland-gekko

 

 

Naultinus spp. (II)

 

Nieuw-Zeelandse boomgekko's

 

 

Paroedura masobe (II)

 

Masobe gecko

 

 

Phelsuma spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species)

 

Daggekko's

 

Phelsuma guentheri (II)

 

 

Round Island-daggekko

 

 

Rhoptropella spp. (II)

 

 

 

 

 

Toropuku spp. (III Nieuw-Zeeland)

 

 

 

 

Tukutuku spp. (III Nieuw-Zeeland)

 

 

 

Uroplatus spp. (II)

 

Platstaartgekko's

 

 

 

Woodworthia spp. (III Nieuw-Zeeland)

 

Helodermatidae

 

 

 

Korsthagedissen

 

 

Heloderma spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen subspecies)

 

Gila-monster en Mexicaanse korsthagedis

 

Heloderma horridum charlesbogerti (I)

 

 

Guatemalteekse korsthagedis

Iguanidae

 

 

 

Leguanen

 

 

Amblyrhynchus cristatus (II)

 

Galapagos-zeeleguaan

 

Brachylophus spp. (I)

 

 

Fiji-leguanen

 

 

Conolophus spp. (II)

 

Galapagos-landleguanen

 

 

Ctenosaura bakeri (II)

 

Utila-stekelstaartleguaan

 

 

Ctenosaura melanosterna (II)

 

Rio Aguan-stekelstaartleguaan

 

 

Ctenosaura oedirhina (II)

 

Roatan zwarte leguaan

 

 

Ctenosaura palearis (II)

 

Guatemalteekse stekelstaartleguaan

 

Cyclura spp. (I)

 

 

Ringstaartleguanen

 

 

Iguana spp. (II)

 

Echte leguanen

 

 

Phrynosoma blainvillii (II)

 

 

 

 

Phrynosoma cerroense (II)

 

 

 

 

Phrynosoma coronatum (II)

 

Californische padhagedis

 

 

Phrynosoma wigginsi (II)

 

 

 

Sauromalus varius (I)

 

 

San Esteban-chuckwalla

Lacertidae

 

 

 

Echte hagedissen

 

Gallotia simonyi (I)

 

 

Simony's hagedis

 

Podarcis lilfordi (II)

 

 

Balearen-hagedis

 

Podarcis pityusensis (II)

 

 

Pityusen-hagedis

Lanthanotidae

 

 

 

Dove varanen

 

 

Lanthanotidae spp. (II) (Er is een exportquotum van nul vastgesteld voor aan de natuur onttrokken specimens die voor commerciële doeleinden in de handel worden gebracht)

 

 

Scincidae

 

 

 

Skinks

 

 

Corucia zebrata (II)

 

Grijpstaartskink

Teiidae

 

 

 

Krokodilstaarthagedissen en teju's

 

 

Crocodilurus amazonicus (II)

 

Krokodilstaarthagedis

 

 

Dracaena spp. (II)

 

Kaaimanteju's

 

 

Salvator spp. (II)

 

 

 

 

Tupinambis spp.(II)

 

Reuzenteju's

Varanidae

 

 

 

Varanen

 

 

Varanus spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species)

 

Varanen

 

Varanus bengalensis (I)

 

 

Bengaalse varaan

 

Varanus flavescens (I)

 

 

Gele varaan

 

Varanus griseus (I)

 

 

Woestijnvaraan

 

Varanus komodoensis (I)

 

 

Komodo-varaan

 

Varanus nebulosus (I)

 

 

Nevelvaraan

 

Varanus olivaceus (II)

 

 

Grays varaan

Xenosauridae

 

 

 

Knobbelhagedissen

 

Shinisaurus crocodilurus (I)

 

 

Chinese krokodilstaarthagedis

SERPENTES

 

 

 

Slangen

Boidae

 

 

 

Boa's

 

 

Boidae spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species)

 

Boa's

 

Acrantophis spp. (I)

 

 

Madagaskar-boa's

 

Boa constrictor occidentalis (I)

 

 

Argentijnse boa constrictor

 

Epicrates inornatus (I)

 

 

Gewone slanke boa

 

Epicrates monensis (I)

 

 

Mona-boa

 

Epicrates subflavus (I)

 

 

Gele slanke boa

 

Eryx jaculus (II)

 

 

Kleine zandboa

 

Sanzinia madagascariensis (I)

 

 

Madagaskar-hondskopboa

Bolyeriidae

 

 

 

Round Island-boa's

 

 

Bolyeriidae spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species)

 

Round Island-boa's

 

Bolyeria multocarinata (I)

 

 

Round Island-boa

 

Casarea dussumieri (I)

 

 

Dussumiers boa

Colubridae

 

 

 

Ringslangen

 

 

 

Atretium schistosum (III India)

Indiase kielrugslang

 

 

 

Cerberus rynchops (III India)

Hondskopwaterslang

 

 

Clelia clelia (II)

 

Mussurana

 

 

Cyclagras gigas (II)

 

Reuzenwaterslang

 

 

Elachistodon westermanni (II)

 

Indische eierslang

 

 

Ptyas mucosus (II)

 

Oosterse rattenslang

 

 

 

Xenochrophis piscator (III India)

Visslang

 

 

 

Xenochrophis schnurrenbergeri (III India)

 

 

 

 

Xenochrophis tytleri (III India)

 

Elapidae

 

 

 

Cobra's en koraalslangen

 

 

Hoplocephalus bungaroides (II)

 

Breedkopslang

 

 

 

Micrurus diastema (III Honduras)

Atlantische koraalslang

 

 

 

Micrurus nigrocinctus (III Honduras)

Midden-Amerikaanse koraalslang

 

 

 

Micrurus ruatanus (III Honduras)

 

 

 

Naja atra (II)

 

Chinese brilslang

 

 

Naja kaouthia (II)

 

Indiase brilslang

 

 

Naja mandalayensis (II)

 

Burmese brilslang

 

 

Naja naja (II)

 

Brilslang of cobra

 

 

Naja oxiana (II)

 

Centraal-Aziatische brilslang

 

 

Naja philippinensis (II)

 

Filipijnse brilslang

 

 

Naja sagittifera (II)

 

Andamanen-brilslang

 

 

Naja samarensis (II)

 

Samar-brilslang

 

 

Naja siamensis (II)

 

Indochinese brilslang

 

 

Naja sputatrix (II)

 

Spuwende brilslang

 

 

Naja sumatrana (II)

 

Sumatraanse brilslang

 

 

Ophiophagus hannah (II)

 

Koningscobra

Loxocemidae

 

 

 

Spitskoppythons

 

 

Loxocemidae spp. (II)

 

Spitskoppythons

Pythonidae

 

 

 

Pythons

 

 

Pythonidae spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species)

 

Pythons

 

Python molurus molurus (I)

 

 

Tijgerpython

Tropidophiidae

 

 

 

Bosslangen

 

 

Tropidophiidae spp. (II)

 

Bosslangen

Viperidae

 

 

 

Adders

 

 

Atheris desaixi (II)

 

Mt. Kenya bush viper

 

 

Bitis worthingtoni (II)

 

Kenya horned viper

 

 

 

Crotalus durissus (III Honduras)

Zuid-Amerikaanse ratelslang

 

 

Crotalus durissus unicolor

 

Aruba-ratelslang

 

 

 

Daboia russelii (III India)

Russells adder

 

 

Trimeresurus mangshanensis (II)

 

Mangshan groefkopadder

 

Vipera latifii

 

 

Latifi's adder

 

Vipera ursinii (I) (Uitsluitend de populatie in Europa, met uitzondering van het grondgebied van de voormalige USSR; laatstgenoemde populaties zijn niet in de bijlagen bij deze verordening opgenomen.)

 

 

Spitssnuitadder

 

 

Vipera wagneri (II)

 

Wagners adder

TESTUDINES

 

 

 

Schildpadden

Carettochelyidae

 

 

 

Nieuw-Guinese tweeklauwschildpadden

 

 

Carettochelys insculpta (II)

 

Nieuw-Guinese tweeklauwschildpad

Chelidae

 

 

 

Slangenhalsschildpadden

 

 

Chelodina mccordi (II) (Er is een jaarlijks exportquotum van nul exemplaren vastgesteld voor aan de natuur onttrokken specimens.)

 

Slangenhalsschildpad

 

Pseudemydura umbrina (I)

 

 

Onechte spitskopschildpad

Cheloniidae

 

 

 

Zeeschildpadden

 

Cheloniidae spp. (I)

 

 

Zeeschildpadden

Chelydridae

 

 

 

Bijtschildpadden

 

 

 

Chelydra serpentina (III Verenigde Staten van Amerika)

 

 

 

 

Macrochelys temminckii (III Verenigde Staten van Amerika)

Alligatorschildpad of gierschildpad

Dermatemydidae

 

 

 

Tabasco-schildpadden

 

 

Dermatemys mawii (II)

 

Tabasco-schildpad

Dermochelyidae

 

 

 

Lederschildpadden

 

Dermochelys coriacea (I)

 

 

Lederschildpad

Emydidae

 

 

 

Doos- en moerasschildpadden

 

 

Chrysemys picta (enkel levende specimens)

 

Westelijke sierschildpad

 

 

Clemmys guttata (II)

 

Druppelschildpad

 

 

Emydoidea blandingii (II)

 

Amerikaanse moerasschildpad

 

 

Glyptemys insculpta (II)

 

Amerikaanse bosschildpad

 

Glyptemys muhlenbergii (I)

 

 

Muhlenbergs schildpad

 

 

 

Graptemys spp. (III Verenigde Staten van Amerika)

Zaagrug- of landkaartschildpadden

 

 

Malaclemys terrapin (II)

 

Diamantrugschildpad

 

 

Terrapene spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species)

 

Doosschildpadden

 

Terrapene coahuila (I)

 

 

Mexicaanse doosschildpad

Geoemydidae

 

 

 

Aardschildpadachtigen

 

Batagur affinis (I)

 

 

Zuidelijke rivierschildpad

 

Batagur baska (I)

 

 

Batagur of tuntong

 

 

Batagur borneoensis (II) (Er is een jaarlijks exportquotum van nul exemplaren vastgesteld voor aan de natuur onttrokken specimens die voor commerciële doeleinden in de handel worden gebracht.)

 

 

 

 

Batagur dhongoka (II)

 

 

 

 

Batagur kachuga (II)

 

 

 

 

Batagur trivittata (II) (Er is een jaarlijks exportquotum van nul exemplaren vastgesteld voor aan de natuur onttrokken specimens die voor commerciële doeleinden in de handel worden gebracht.)

 

 

 

 

Cuora spp. (II) voor Cuora aurocapitata,C. bourreti, C. flavomarginata, C. galbinifrons, C. mccordi, C. mouhotii, C. pani, C. picturata, C. trifasciata, C. yunnanensis en C. zhoui (Er is een jaarlijks exportquotum van nul exemplaren vastgesteld voor aan de natuur onttrokken specimens die voor commerciële doeleinden in de handel worden gebracht.)

 

Aziatische doosschildpadden

 

 

Cyclemys spp. (II)

 

Doornschildpadden

 

Geoclemys hamiltonii (I)

 

 

Driekielstraalschildpad

 

 

Geoemyda japonica (II)

 

Japanse aardschildpad

 

 

Geoemyda spengleri (II)

 

Spenglers aardschildpad

 

 

Hardella thurjii (II)

 

Diadeemschildpad

 

 

Heosemys annandalii (II) (Er is een jaarlijks exportquotum van nul exemplaren vastgesteld voor aan de natuur onttrokken specimens die voor commerciële doeleinden in de handel worden gebracht.)

 

Tempelschildpad

 

 

Heosemys depressa (II) (Er is een jaarlijks exportquotum van nul exemplaren vastgesteld voor aan de natuur onttrokken specimens die voor commerciële doeleinden in de handel worden gebracht.)

 

Arakan-aardschildpad

 

 

Heosemys grandis (II)

 

Reuzenaardschildpad

 

 

Heosemys spinosa (II)

 

Gestekelde aardschildpad

 

 

Leucocephalon yuwonoi (II)

 

Sulawesi-aardschildpad

 

 

Malayemys macrocephala (II)

 

Maleisische slakkeneter

 

 

Malayemys subtrijuga (II)

 

Rijstveldschildpad

 

 

Mauremys annamensis (II) (Er is een jaarlijks exportquotum van nul exemplaren vastgesteld voor aan de natuur onttrokken specimens die voor commerciële doeleinden in de handel worden gebracht.)

 

Annamese schildpad

 

 

 

Mauremys iversoni (III China)

Iversons moerasschildpad

 

 

Mauremys japonica (II)

 

Japanse waterschildpad of Japanse beekschildpad

 

 

 

Mauremys megalocephala (III China)

Grootkopdriekielschildpad

 

 

Mauremys mutica (II)

 

Gele moerasschildpad

 

 

Mauremys nigricans (II)

 

Kwantung-moerasschildpad of Chinese roodkeelschildpad

 

 

 

Mauremys pritchardi (III China)

Pritchards moerasschildpad

 

 

 

Mauremys reevesii (III China)

Chinese driekielschildpad

 

 

 

Mauremys sinensis (III China)

Chinese streepnekschildpad

 

Melanochelys tricarinata (I)

 

 

Driekielaardschildpad

 

 

Melanochelys trijuga (II)

 

Zwartbuikaardschildpad

 

Morenia ocellata (I)

 

 

Achterindische pauwoogmoerasschildpad

 

 

Morenia petersi (II)

 

Voorindische pauwoogschildpad

 

 

Notochelys platynota (II)

 

Maleise platrugschildpad

 

 

 

Ocadia glyphistoma (III China)

Gleufbek-streepnekschildpad

 

 

 

Ocadia philippeni (III China)

Philippens streepnekschildpad

 

 

Orlitia borneensis (II) (Er is een jaarlijks exportquotum van nul exemplaren vastgesteld voor aan de natuur onttrokken specimens die voor commerciële doeleinden in de handel worden gebracht.)

 

Borneo-rivierschildpad

 

 

Pangshura spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species)

 

Dakschildpadden

 

Pangshura tecta (I)

 

 

Indische dakschildpad

 

 

Sacalia bealei (II)

 

Beales pauwoogschildpad

 

 

 

Sacalia pseudocellata (III China)

Chinese schijnoogschildpad

 

 

Sacalia quadriocellata (II)

 

Vieroogschildpad

 

 

Siebenrockiella crassicollis (II)

 

Zwarte dikkopschildpad

 

 

Siebenrockiella leytensis (II)

 

Filipijnse aardschildpad

 

 

Vijayachelys silvatica (II)

 

Geelkopaardschildpad of roodkopaardschildpad

Platysternidae

 

 

 

Grootkopschildpadden

 

Platysternidae spp. (I)

 

 

Grootkopschildpad

Podocnemididae

 

 

 

Scheenplaatschildpadden

 

 

Erymnochelys madagascariensis (II)

 

Madagaskar-scheenplaatschildpad

 

 

Peltocephalus dumerilianus (II)

 

Zuid-Amerikaanse grootkopschildpad

 

 

Podocnemis spp. (II)

 

Zuid-Amerikaanse scheenplaatschildpadden

Testudinidae

 

 

 

Landschildpadden

 

 

Testudinidae spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species; voor Centrochelys sulcata is een jaarlijks exportquotum van nul exemplaren vastgesteld voor aan de natuur onttrokken specimens die voor overwegend commerciële doeleinden in de handel worden gebracht.)

 

Landschildpadden

 

Astrochelys radiata (I)

 

 

Stralenschildpad

 

Astrochelys yniphora (I)

 

 

Madagaskar-schildpad

 

Chelonoidis niger (I)

 

 

Galapagos-landschildpad

 

Geochelone platynota (I)

 

 

Birmese stralenschildpad

 

Gopherus flavomarginatus (I)

 

 

Mexicaanse reuzengofferschildpad

 

Malacochersus tornieri (II)

 

 

Pannenkoekschildpad

 

Psammobates geometricus (I)

 

 

Geometrische landschildpad

 

Pyxis arachnoides (I)

 

 

Madagaskar-spinschildpad

 

Pyxis planicauda (I)

 

 

Madagaskar-platstaartschildpad

 

Testudo graeca (II)

 

 

Moorse landschildpad

 

Testudo hermanni (II)

 

 

Griekse landschildpad

 

Testudo kleinmanni (I)

 

 

Kleinmanns landschildpad

 

Testudo marginata (II)

 

 

Klokschildpad

Trionychidae

 

 

 

Drieklauw- en weekschildpadden

 

 

Amyda cartilaginea (II)

 

Zuidoost-Aziatische weekschildpad

 

 

 

Apalone ferox (III Verenigde Staten van Amerika)

 

 

 

 

Apalone mutica (III Verenigde Staten van Amerika)

 

 

 

 

Apalone spinifera (III Verenigde Staten van Amerika) (met uitzondering van de in bijlage A opgenomen subspecies)

 

 

Apalone spinifera atra (I)

 

 

Zwarte drieklauwschildpad

 

 

Chitra spp. (II) (met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species)

 

Smalkopweekschildpadden

 

Chitra chitra (I)

 

 

Aziatische smalkopweekschildpad

 

Chitra vandijki (I)

 

 

 

 

 

Cyclanorbis elegans (II)

 

Rugvlekweekschildpad

 

 

Cyclanorbis senegalensis (II)

 

Senegalese weekschildpad

 

 

Cycloderma aubryi (II)

 

Roodrugweekschildpad

 

 

Cycloderma frenatum (II)

 

Grijsrugweekschildpad

 

 

Dogania subplana (II)

 

Maleise weekschildpad

 

 

Lissemys ceylonensis (II)

 

 

 

 

Lissemys punctata (II)

 

Indische klepweekschildpad

 

 

Lissemys scutata (II)

 

Birmese klepweekschildpad

 

 

Nilssonia formosa (II)

 

Birmese drieklauw

 

Nilssonia gangetica (I)

 

 

Ganges-drieklauwschildpad

 

Nilssonia hurum (I)

 

 

Indiase pauwoogweekschildpad

 

 

Nilssonia leithii (II)

 

Leiths drieklauwschildpad

 

Nilssonia nigricans (I)

 

 

Zwarte drieklauwschildpad

 

 

Palea steindachneri (II)

 

Halskwabweekschildpad

 

 

Pelochelys spp. (II)

 

Reuzenweekschildpadden

 

 

Pelodiscus axenaria (II)

 

Hunan-weekschildpad

 

 

Pelodiscus maackii (II)

 

Amoer-weekschildpad

 

 

Pelodiscus parviformis (II)

 

Chinese weekschildpad

 

 

Rafetus euphraticus (II)

 

Eufraat-drieklauw

 

 

Rafetus swinhoei (II)

 

Yangtze-weekschildpad

 

 

Trionyx triunguis (II)

 

Afrikaanse drieklauw

AMPHIBIA

 

 

 

Amfibieën

ANURA

 

 

 

Kikkers en padden

Aromobatidae

 

 

 

Aromobatidae

 

 

Allobates femoralis (II)

 

 

 

 

Allobates hodli (II)

 

 

 

 

Allobates myersi (II)

 

 

 

 

Allobates zaparo (II)

 

 

 

 

Anomaloglossus rufulus (II)

 

Chimanta poison frog

Bufonidae

 

 

 

Padden

 

Altiphrynoides spp. (I)

 

 

Malcolms Ethiopische padden

 

Amietophrynus channingi (I)

 

 

 

 

Amietophrynus superciliaris (I)

 

 

Wenkbrauwpad

 

Atelopus zeteki (I)

 

 

Bonte klompvoetkikker

 

Incilius periglenes (I)

 

 

Gouden pad

 

Nectophrynoides spp. (I)

 

 

Levendbarende padden

 

Nimbaphrynoides spp. (I)

 

 

Nimba-padden

Calyptocephalellidae

 

 

 

 

 

 

 

Calyptocephalella gayi (III Chili)

Helmkop

Conrauidae

 

 

 

Kikkers

 

 

Conraua goliath

 

Goliathkikker

Dendrobatidae

 

 

 

Gifkikkers

 

 

Adelphobates spp. (II)

 

 

 

 

Ameerega spp. (II)

 

 

 

 

Andinobates spp. (II)

 

 

 

 

Dendrobates spp. (II)

 

Boomgifkikkers

 

 

Epipedobates spp. (II)

 

Bodemgifkikkers

 

 

Excidobates spp. (II)

 

 

 

 

Hyloxalus azureiventris (II)

 

Blauwbuikgifkikker

 

 

Minyobates spp. (II)

 

 

 

 

Oophaga spp. (II)

 

 

 

 

Phyllobates spp. (II)

 

Pijlgifkikkers

 

 

Ranitomeya spp. (II)

 

 

Dicroglossidae

 

 

 

Kikkers

 

 

Euphlyctis hexadactylus (II)

 

Zesteenkikker

 

 

Hoplobatrachus tigerinus (II)

 

Tijgerkikker

Hylidae

 

 

 

Boomkikkers

 

 

Agalychnis spp. (II)

 

Makikikkers

Mantellidae

 

 

 

Gouden prachtkikkers

 

 

Mantella spp. (II)

 

Gouden prachtkikkers

Microhylidae

 

 

 

Tomaatkikkers

 

 

Dyscophus antongilii (II)

 

Tomaatkikker

 

 

Dyscophus guineti (II)

 

False tomato frog

 

 

Dyscophus insularis (II)

 

Antsouhy tomato frog

 

 

Scaphiophryne boribory (II)

 

Green marbled burrowing frog

 

 

Scaphiophryne gottlebei (II)

 

Gottlebes smalbekkikker

 

 

Scaphiophryne marmorata (II)

 

Green marbled burrowing frog

 

 

Scaphiophryne spinosa (II)

 

Green marbled burrowing frog

Myobatrachidae

 

 

 

Australische fluitkikkers

 

 

Rheobatrachus spp. (II) (Met uitzondering van Rheobatrachus silus en Rheobatrachus vitellinus)

 

Australische fluitkikker

Telmatobiidae

 

 

 

Water frogs

 

Telmatobius culeus (I)

 

 

Titicacakikker

CAUDATA

 

 

 

Salamanders

Ambystomatidae

 

 

 

Axolotls

 

 

Ambystoma dumerilii (II)

 

Achaque

 

 

Ambystoma mexicanum (II)

 

Axolotl

Cryptobranchidae

 

 

 

Reuzensalamanders

 

Andrias spp. (I)

 

 

Reuzensalamanders

 

 

 

Cryptobranchus alleganiensis (III Verenigde Staten van Amerika)

Modderduivel

Hynobiidae

 

 

 

Aziatische salamanders

 

 

 

Hynobius amjiensis (III China)

 

Salamandridae

 

 

 

Echte salamanders

 

Neurergus kaiseri (I)

 

 

Luristan-beeksalamander

 

 

Paramesotriton hongkongensis (II)

 

Hong Kong warty newt

 

 

 

Salamandra algira (III Algerije)

 

ELASMOBRANCHII

 

 

 

Kraakbeenvissen

CARCHARHINIFORMES

 

 

 

Grondhaaien

Carcharhinidae

 

 

 

Requiemhaaien of menshaaien of roofhaaien

 

 

Carcharhinus falciformis (II) (Deze vermelding treedt in werking op 4 oktober 2017)

 

Zijdehaai

 

 

Carcharhinus longimanus (II)

 

Oceanische witpunthaai

Sphyrnidae

 

 

 

Hamerhaaien

 

 

Sphyrna lewini (II)

 

Geschulpte hamerhaai

 

 

Sphyrna mokarran (II)

 

Grote hamerhaai

 

 

Sphyrna zygaena (II)

 

Gladde hamerhaai

LAMNIFORMES

 

 

 

Haringhaaiachtigen

Alopiidae

 

 

 

Voshaaien

 

 

Alopias spp. (II) (Deze vermelding treedt in werking op 4 oktober 2017)

 

Voshaaien

Cetorhinidae

 

 

 

Reuzenhaaien

 

 

Cetorhinus maximus (II)

 

Reuzenhaai

Lamnidae

 

 

 

Haringhaai

 

 

Carcharodon carcharias (II)

 

Mensenhaai

 

 

Lamna nasus (II)

 

Haringhaai of neushaai

MYLIOBATIFORMES

 

 

 

 

Myliobatidae

 

 

 

Adelaarsroggen

 

 

Manta spp. (II)

 

Manta roggen

 

 

Mobula spp. (II) (Deze vermelding treedt in werking op 4 april 2017)

 

Devil rays

Potamotrygonidae

 

 

 

Zoetwaterroggen

 

 

 

Paratrygon aiereba (III Colombia)

 

 

 

 

Potamotrygon spp. (III Brazilië) (populatie in Brazilië)

 

 

 

 

Potamotrygon constellata (III Colombia)

Stekelige zoetwaterrog

 

 

 

Potamotrygon magdalenae (III Colombia)

Magdalenazoetwaterrog

 

 

 

Potamotrygon motoro (III Colombia)

Pauwoogzoetwaterrog

 

 

 

Potamotrygon orbignyi (III Colombia)

Ruwe zoetwaterrog

 

 

 

Potamotrygon schroederi (III Colombia)

Rozetzoetwaterrog

 

 

 

Potamotrygon scobina (III Colombia)

Raspzoetwaterrog

 

 

 

Potamotrygon yepezi (III Colombia)

Maracaibozoetwaterrog

ORECTOLOBIFORMES

 

 

 

Bakerhaaien

Rhincodontidae

 

 

 

Walvishaaien

 

 

Rhincodon typus (II)

 

Walvishaai

PRISTIFORMES

 

 

 

 

Pristidae

 

 

 

Zaagvissen

 

Pristidae spp. (I)

 

 

Zaagvissen

ACTINOPTERI

 

 

 

Vissen

ACIPENSERIFORMES

 

 

 

Steurachtigen

 

 

ACIPENSERIFORMES spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species)

 

Steurachtigen

Acipenseridae

 

 

 

Steuren

 

Acipenser brevirostrum (I)

 

 

Kortsnuitsteur

 

Acipenser sturio (I)

 

 

Gewone steur

ANGUILLIFORMES

 

 

 

Palingachtigen

Anguillidae

 

 

 

Palingen

 

 

Anguilla anguilla (II)

 

Europese paling of aal

CYPRINIFORMES

 

 

 

Karperachtigen

Catostomidae

 

 

 

Zuigkarpers

 

Chasmistes cujus (I)

 

 

Zuigkarper

Cyprinidae

 

 

 

Echte karpers

 

 

Caecobarbus geertsii (II)

 

Afrikaanse blinde barbeel

 

Probarbus jullieni (I)

 

 

Julliens barbeel

OSTEOGLOSSIFORMES

 

 

 

Beentongvissen

Arapaimidae

 

 

 

Beentongvissen

 

 

Arapaima gigas (II)

 

Arapaima

Osteoglossidae

 

 

 

Echte beentongvissen

 

Scleropages formosus (I) (6)

 

 

Aziatische beentongvis

 

Scleropages inscriptus

 

 

 

PERCIFORMES

 

 

 

Baarsachtigen

Labridae

 

 

 

Lipvissen

 

 

Cheilinus undulatus (II)

 

Napoleonvis

Pomacanthidae

 

 

 

Engel- of keizersvissen

 

 

Holacanthus clarionensis (II)

 

Clarion angelfish

Sciaenidae

 

 

 

Ombervissen

 

Totoaba macdonaldi (I)

 

 

Macdonalds trommelvis

SILURIFORMES

 

 

 

Meervalachtigen

Pangasiidae

 

 

 

Reuzenmeervallen

 

Pangasianodon gigas (I)

 

 

Reuzenmeerval

Loricariidae

 

 

 

Harnasmeervallen

 

 

 

Hypancistrus zebra (III Brazilië)

 

SYNGNATHIFORMES

 

 

 

Zeenaaldachtigen

Syngnathidae

 

 

 

Zeenaalden en zeepaardjes

 

 

Hippocampus spp. (II)

 

Zeepaardjes

DIPNEUSTI

 

 

 

Kwastvinnige vissen

CERATODONTIFORMES

 

 

 

Australische longvissen

Ceratodontidae

 

 

 

Australische longvissen

 

 

Neoceratodus forsteri (II)

 

Australische longvis

COELACANTHI

 

 

 

Coelacanten

COELACANTHIFORMES

 

 

 

Coelacantachtigen

Latimeriidae

 

 

 

Coelacanten

 

Latimeria spp. (I)

 

 

Coelacanten

ECHINODERMATA (STEKELHUIDIGEN)

HOLOTHUROIDEA

 

 

 

Zeekomkommers

ASPIDOCHIROTIDA

 

 

 

Zeekomkommers

Stichopodidae

 

 

 

Zeekomkommers

 

 

 

Isostichopus fuscus (III Ecuador)

Bruine zeekomkommer

ARTHROPODA (GELEEDPOTIGEN)

ARACHNIDA

 

 

 

Spinachtigen

ARANEAE

 

 

 

Spinnen

Theraphosidae

 

 

 

Vogelspinnen

 

 

Aphonopelma albiceps (II)

 

Tarantula

 

 

Aphonopelma pallidum (II)

 

Mexicaanse grijze tarantula

 

 

Brachypelma spp. (II)

 

Vogelspinnen

SCORPIONES

 

 

 

Schorpioenen

Scorpionidae

 

 

 

Schorpioenen

 

 

Pandinus dictator (II)

 

Dictatorschorpioen

 

 

Pandinus gambiensis (II)

 

Senegalese reuzenschorpioen

 

 

Pandinus imperator (II)

 

Keizerschorpioen

 

 

Pandinus roeseli (II)

 

 

INSECTA

 

 

 

Insecten

COLEOPTERA

 

 

 

Kevers

Lucanidae

 

 

 

Vliegende herten

 

 

 

Colophon spp. (III Zuid-Afrika)

Kaapse vliegende herten

Scarabaeidae

 

 

 

Bladsprietkevers

 

 

Dynastes satanas (II)

 

Satanaskever

LEPIDOPTERA

 

 

 

Vlinders en motten

Nymphalidae

 

 

 

Schoenlappers

 

 

 

Agrias amydon boliviensis (III Bolivia)

 

 

 

 

Morpho godartii lachaumei (III Bolivia)

 

 

 

 

Prepona praeneste buckleyana (III Bolivia)

 

Papilionidae

 

 

 

Pages en pauwogen

 

 

Atrophaneura jophon (II)

 

Sri Lanka-roospage

 

 

Atrophaneura palu

 

Palu-roospage

 

 

Atrophaneura pandiyana (II)

 

Malabar-roospage

 

 

Bhutanitis spp. (II)

 

Bhutan-koninginnenpages

 

 

Graphium sandawanum

 

Apo-koninginnenpage

 

 

Graphium stresemanni

 

Seram-koninginnenpage

 

 

Ornithoptera spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species)

 

Vogelvleugelvlinders

 

Ornithoptera alexandrae (I)

 

 

Alexandra's vogelvleugelvlinder

 

 

Papilio benguetanus

 

Filipijnse pauwoog

 

Papilio chikae (I)

 

 

Luzon-pauwoog

 

 

Papilio esperanza

 

Oaxaca-pauwoog

 

Papilio homerus (I)

 

 

Homeruspauwoog

 

Papilio hospiton (II)

 

 

Corsicaanse pauwoog

 

 

Papilio morondavana

 

Madagaskar-keizerpauwoog

 

 

Papilio neumoegeni

 

Sumba-pauwoog

 

 

Parides ascanius

 

Rio de Janeiro-pauwoog

 

 

Parides hahneli

 

Hahnels Amazone-pauwoog

 

Parnassius apollo (II)

 

 

Apollovlinder

 

 

Teinopalpus spp. (II)

 

Kaiser-i-hindvlinders

 

 

Trogonoptera spp. (II)

 

Vogelvleugelvlinders

 

 

Troides spp. (II)

 

Gouden vogelvleugelvlinders

ANNELIDA (GELEDE WORMEN)

HIRUDINOIDEA

 

 

 

Bloedzuigers

ARHYNCHOBDELLIDA

 

 

 

 

Hirudinidae

 

 

 

Bloedzuigers

 

 

Hirudo medicinalis (II)

 

Noordelijke medicinale bloedzuiger

 

 

Hirudo verbana (II)

 

Zuidelijke medicinale bloedzuiger

MOLLUSCA (WEEKDIEREN)

BIVALVIA

 

 

 

Tweekleppigen

MYTILOIDA

 

 

 

Zeemossels

Mytilidae

 

 

 

Echte mossels

 

 

Lithophaga lithophaga (II)

 

Steenboorder

UNIONOIDA

 

 

 

Zoetwatermossels

Unionidae

 

 

 

Echte zoetwatermossels

 

Conradilla caelata (I)

 

 

Vogelvleugelparelmossel

 

 

Cyprogenia aberti (II)

 

Westelijke waaierschelp

 

Dromus dromas (I)

 

 

Dromedarisparelmossel

 

Epioblasma curtisii (I)

 

 

Curtis' parelmossel

 

Epioblasma florentina (I)

 

 

Geelbloesemparelmossel

 

Epioblasma sampsonii (I)

 

 

Sampsons parelmossel

 

Epioblasma sulcata perobliqua (I)

 

 

Purperen kattenpootmossel

 

Epioblasma torulosa gubernaculum (I)

 

 

Groenbloesemparelmossel

 

 

Epioblasma torulosa rangiana (II)

 

Taanbloesemparelmossel

 

Epioblasma torulosa torulosa (I)

 

 

Knobbelbloesemparelmossel

 

Epioblasma turgidula (I)

 

 

Zwelbloesemparelmossel

 

Epioblasma walkeri (I)

 

 

Bruinbloesemparelmossel

 

Fusconaia cuneolus (I)

 

 

Fijnstraal-varkensteenparelmossel

 

Fusconaia edgariana (I)

 

 

Glanzende varkensteenparelmossel

 

Lampsilis higginsii (I)

 

 

Higgins' oogparelmossel

 

Lampsilis orbiculata orbiculata (I)

 

 

Roze slijkmossel

 

Lampsilis satur (I)

 

 

Gewone boekparelmossel

 

Lampsilis virescens (I)

 

 

Alabama-lampmossel

 

Plethobasus cicatricosus (I)

 

 

Witte wrattenrugparelmossel

 

Plethobasus cooperianus (I)

 

 

Oranjevoetpuistmossel

 

 

Pleurobema clava (II)

 

Klompschelpparelmossel

 

Pleurobema plenum (I)

 

 

Ruige varkensteenparelmossel

 

Potamilus capax (I)

 

 

Dikboekparelmossel

 

Quadrula intermedia (I)

 

 

Cumberland-apensnoetparelmossel

 

Quadrula sparsa (I)

 

 

Appalachen-apensnoetparelmossel

 

Toxolasma cylindrellus (I)

 

 

Bleke lilliputparelmossel

 

Unio nickliniana (I)

 

 

Nicklins parelmossel

 

Unio tampicoensis tecomatensis (I)

 

 

Tampico-parelmossel

 

Villosa trabalis (I)

 

 

Cumberland-boonparelmossel

VENEROIDA

 

 

 

 

Tridacnidae

 

 

 

Doopvontschelpen

 

 

Tridacnidae spp. (II)

 

Doopvontschelpen

CEPHALOPODA

 

 

 

 

NAUTILIDA

 

 

 

 

Nautilidae

 

 

 

Nautilussen

 

 

Nautilidae spp. (II)

 

Nautilussen

GASTROPODA

 

 

 

Buikpotigen of slakken

MESOGASTROPODA

 

 

 

 

Strombidae

 

 

 

Kroonslakken

 

 

Strombus gigas (II)

 

Karko of roze vleugelhoorn

STYLOMMATOPHORA

 

 

 

 

Achatinellidae

 

 

 

Hawaï-boomslakken

 

Achatinella spp. (I)

 

 

Kleine agaatslakken

Camaenidae

 

 

 

Groenslakken

 

 

Papustyla pulcherrima (II)

 

Groenslak

Cepolidae

 

 

 

 

 

Polymita spp. (I)

 

 

Cuban landsnails

CNIDARIA (HOLTEDIEREN)

ANTHOZOA

 

 

 

Koralen en zeeanemonen

ANTIPATHARIA

 

 

 

Doornkoralen

 

 

ANTIPATHARIA spp. (II)

 

Doornkoralen

GORGONACEAE

 

 

 

Hoornkoralen

Coralliidae

 

 

 

Bloedkoralen

 

 

 

Corallium elatius (III China)

Momo-bloedkoraal

 

 

 

Corallium japonicum (III China)

Japans bloedkoraal

 

 

 

Corallium konjoi (III China)

Konjoi-bloedkoraal

 

 

 

Corallium secundum (III China)

Engelhuidbloedkoraal

HELIOPORACEA

 

 

 

 

Helioporidae

 

 

 

Blauwe koralen

 

 

Helioporidae spp. (II) (Omvat uitsluitend de soort Heliopora coerulea) (7)

 

Blauwe koralen

SCLERACTINIA

 

 

 

Echte koralen

 

 

SCLERACTINIA spp. (II) (7)

 

Echte koralen

STOLONIFERA

 

 

 

Buiskoralen

Tubiporidae

 

 

 

Orgelpijpkoralen

 

 

Tubiporidae spp. (II) (7)

 

Orgelpijpkoralen

HYDROZOA

 

 

 

Poliepen

MILLEPORINA

 

 

 

 

Milleporidae

 

 

 

Brandkoralen of vuurkoralen

 

 

Milleporidae spp. (II) (7)

 

Brandkoralen of vuurkoralen

STYLASTERINA

 

 

 

 

Stylasteridae

 

 

 

Kantkoralen

 

 

Stylasteridae spp. (II) (7)

 

Kantkoralen

FLORA (PLANTEN)

AGAVACEAE

 

 

 

Agavefamilie

 

Agave parviflora (I)

 

 

Santa Cruz-streepagave

 

 

Agave victoriae-reginae (II) #4

 

Koningin Victoria-agave

 

 

Nolina interrata (II)

 

San Diego-berengras

 

 

Yucca queretaroensis (II)

 

 

AMARYLLIDACEAE

 

 

 

Narcisfamilie

 

 

Galanthus spp. (II) #4

 

Sneeuwklokjes

 

 

Sternbergia spp. (II) #4

 

Leliën des velds

ANACARDIACEAE

 

 

 

Pruikenboomfamilie

 

 

Operculicarya decaryi (II)

 

Jabihy

 

 

Operculicarya hyphaenoides (II)

 

Jabihy

 

 

Operculicarya pachypus (II)

 

Tabily

APOCYNACEAE

 

 

 

 

 

 

Hoodia spp. (II) #9

 

Hoodia's

 

 

Pachypodium spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) #4

 

Madagaskar-palmen

 

Pachypodium ambongense (I)

 

 

Olifantromppalm

 

Pachypodium baronii (I)

 

 

Sleutelbloempalm

 

Pachypodium decaryi (I)

 

 

Hanenspoorbloempalm

 

 

Rauvolfia serpentina (II) #2

 

Slangenwortel-duivelspeper

ARALIACEAE

 

 

 

Klimopfamilie

 

 

Panax ginseng (II) (Alleen de populatie in de Russische Federatie; geen enkele andere populatie is in de bijlagen bij deze verordening opgenomen.) #3

 

Ginseng

 

 

Panax quinquefolius (II) #3

 

Amerikaanse ginseng

ARAUCARIACEAE

 

 

 

Araucariafamilie

 

Araucaria araucana (I)

 

 

Apenverdriet

ASPARAGACEAE

 

 

 

 

 

 

Beaucarnea spp. (II)

 

Olifantspoot

BERBERIDACEAE

 

 

 

Berberisfamilie

 

 

Podophyllum hexandrum (II) #2

 

Indische alruinwortel

BROMELIACEAE

 

 

 

Bromeliafamilie

 

 

Tillandsia harrisii (II) #4

 

Harris' tillandsia

 

 

Tillandsia kammii (II) #4

 

Kamms tillandsia

 

 

Tillandsia xerographica (II) (8) #4

 

Xerografie-tillandsia

CACTACEAE

 

 

 

Cactusfamilie

 

 

CACTACEAE spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species en Pereskia spp., Pereskiopsis spp. en Quiabentia spp.) (9) #4

 

Cactussen

 

Ariocarpus spp. (I)

 

 

Levendesteencactussen

 

Astrophytum asterias (I)

 

 

Stercactus

 

Aztekium ritteri (I)

 

 

Aztekencactus

 

Coryphantha werdermannii (I)

 

 

Zwijnspeldenkussen

 

Discocactus spp. (I)

 

 

Schijfcactussen

 

Echinocereus ferreirianus ssp. lindsayi (I)

 

 

Lindsays egelcactus

 

Echinocereus schmollii (I)

 

 

Lamsstaartcactus

 

Escobaria minima (I)

 

 

Nellie Cory's cactus

 

Escobaria sneedii (I)

 

 

Sneeds speldenkussen

 

Mammillaria pectinifera (I) (Omvat ssp. solisioides)

 

 

Biggencactus

 

Melocactus conoideus (I)

 

 

Kegelvormige Turksemutscactus

 

Melocactus deinacanthus (I)

 

 

Prachtborstelige Turksemutscactus

 

Melocactus glaucescens (I)

 

 

Wollige wassteel-Turksemutscactus

 

Melocactus paucispinus (I)

 

 

Geringstekelige Turksemutscactus

 

Obregonia denegrii (I)

 

 

Artisjokcactus

 

Pachycereus militaris (I)

 

 

Teddybeercactus

 

Pediocactus bradyi (I)

 

 

Brady's speldenkussen

 

Pediocactus knowltonii (I)

 

 

Knowltons cactus

 

Pediocactus paradinei (I)

 

 

Paradines cactus

 

Pediocactus peeblesianus (I)

 

 

Peebles' navajocactus

 

Pediocactus sileri (I)

 

 

Silers speldenkussen

 

Pelecyphora spp. (I)

 

 

Bijltjescactussen

 

Sclerocactus blainei (I)

 

 

Blaine's fishhook cactus

 

Sclerocactus brevihamatus ssp. tobuschii (I)

 

 

Tobuschs vishaakcactus

 

Sclerocactus brevispinus (I)

 

 

Pariette cactus

 

Sclerocactus cloverae (I)

 

 

New Mexico fishhook cactus

 

Sclerocactus erectocentrus (I)

 

 

Acuña-cactus

 

Sclerocactus glaucus (I)

 

 

Colorado hookless cactus

 

Sclerocactus mariposensis (I)

 

 

Lloyds vlindercactus

 

Sclerocactus mesae-verdae (I)

 

 

Mesa Verde-cactus

 

Sclerocactus nyensis (I)

 

 

Tonopah-vishaakcactus

 

Sclerocactus papyracanthus (I)

 

 

Papierstekelvishaakcactus

 

Sclerocactus pubispinus (I)

 

 

Great Basin-vishaakcactus

 

Sclerocactus sileri (I)

 

 

Siler's fishhook cactus

 

Sclerocactus wetlandicus (I)

 

 

Unita Basin hookless cactus

 

Sclerocactus wrightiae (I)

 

 

Wrights vishaakcactus

 

Strombocactus spp. (I)

 

 

Tolcactussen

 

Turbinicarpus spp. (I)

 

 

Turbinecactussen

 

Uebelmannia spp. (I)

 

 

Uebelmanns cactussen

CARYOCARACEAE

 

 

 

Caryocarfamilie

 

 

Caryocar costaricense (II) #4

 

Knoflookboom

COMPOSITAE (ASTERACEAE)

 

 

 

Asterfamilie (composieten)

 

Saussurea costus (I) (Ook S. lappa, Aucklandia lappa of A. costus genoemd.)

 

 

Cost, kutki of kuth

CUCURBITACEAE

 

 

 

Komkommerfamilie

 

 

Zygosicyos pubescens (II) (ook bekend onder de naam Xerosicyos pubescens)

 

Tobory

 

 

Zygosicyos tripartitus (II)

 

Betoboky

CUPRESSACEAE

 

 

 

Cipresfamilie

 

Fitzroya cupressoides (I)

 

 

Alerce

 

Pilgerodendron uviferum (I)

 

 

Chileense cipres

CYATHEACEAE

 

 

 

Cyatheafamilie

 

 

Cyathea spp. (II) #4

 

Cyathea's (boomvarens)

CYCADACEAE

 

 

 

Cycaspalmenfamilie

 

 

CYCADACEAE spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) #4

 

Cycaspalmen

 

Cycas beddomei (I)

 

 

Beddomes cycaspalm

DICKSONIACEAE

 

 

 

Dicksoniafamilie

 

 

Cibotium barometz (II) #4

 

Cibota of gou-ji

 

 

Dicksonia spp. (II) (Alleen de Amerikaanse populaties; geen enkele andere populatie is in de bijlagen bij deze verordening opgenomen. Omvat Dicksonia berteriana, D. externa, D. sellowiana en D. stuebelii ) #4

 

Dicksonia's (boomvarens)

DIDIEREACEAE

 

 

 

Didiereafamilie

 

 

DIDIEREACEAE spp. (II) #4

 

Madagaskar-boomvarens, aluaudia's

DIOSCOREACEAE

 

 

 

Yamswortelfamilie

 

 

Dioscorea deltoidea (II) #4

 

 

DROSERACEAE

 

 

 

Zonnedauwfamilie

 

 

Dionaea muscipula (II) #4

 

Venusvliegenval

EBENACEAE

 

 

 

Ebbenhoutfamilie

 

 

Diospyros spp. (II) (Alleen de populaties van Madagascar; geen enkele andere populatie is in de bijlagen bij deze verordening opgenomen) #5

 

 

EUPHORBIACEAE

 

 

 

Wolfsmelkfamilie

 

 

Euphorbia spp. (II) #4

(Uitsluitend succulente species, met uitzondering van:

1)

Euphorbia misera;

2)

kunstmatig gekweekte specimens van cultivars van Euphorbia trigona;

3)

kunstmatig gekweekte specimens van Euphorbia lactea die op een kunstmatig gekweekte onderstam van Euphorbia neriifolia zijn geënt, mits zij:

kamvormig of

waaiervormig of

kleurmutanten zijn;

4)

kunstmatig gekweekte specimens van cultivars van Euphorbia„Milii”, mits zij:

gemakkelijk als kunstmatig gekweekte specimens herkenbaar zijn, en

in partijen van 100 of meer planten in de Unie worden binnengebracht of uit de Unie worden (her)uitgevoerd;

op bovengenoemde categorieën is deze verordening niet van toepassing; en

5)

de in bijlage A opgenomen species.)

 

Euphorbia's of wolfsmelken

 

Euphorbia ambovombensis (I)

 

 

Amovombe-wolfsmelk

 

Euphorbia capsaintemariensis (I)

 

 

Cap Sainte Marie-wolfsmelk

 

Euphorbia cremersii (I) (Met inbegrip van de vorm viridifolia en de varieteit rakotozafyi)

 

 

Cremers' wolfsmelk

 

Euphorbia cylindrifolia (I) (Met inbegrip van de ssp. tuberifera)

 

 

Rondbladige wolfsmelk

 

Euphorbia decaryi (I) (Met inbegrip van de varieteiten ampanihyensis, robinsonii en sprirosticha)

 

 

Decary's wolfsmelk

 

Euphorbia francoisii (I)

 

 

François' wolfsmelk

 

Euphorbia handiensis (II)

 

 

 

 

Euphorbia lambii (II)

 

 

Gomera-wolfsmelk

 

Euphorbia moratii (I) (Met inbegrip van de varieteiten antsingiensis, bemarahensis en multiflora)

 

 

 

 

Euphorbia parvicyathophora (I)

 

 

 

 

Euphorbia quartziticola (I)

 

 

 

 

Euphorbia stygiana (II)

 

 

Daphne-vlaswolfsmelk

 

Euphorbia tulearensis (I)

 

 

 

FAGACEAE

 

 

 

Napjesdragersfamilie (beuken, eiken)

 

 

 

Quercus mongolica (III Russische Federatie) #5

Mongoolse eik

FOUQUIERIACEAE

 

 

 

Fouquieriafamilie

 

 

Fouquieria columnaris (II) #4

 

Flesboom, boojumboom of grote waskaars

 

Fouquieria fasciculata (I)

 

 

Ocotillo

 

Fouquieria purpusii (I)

 

 

 

GNETACEAE

 

 

 

Gnetumfamilie

 

 

 

Gnetum montanum (III Nepal) #1

Melindjo, gam nui of sot nui

JUGLANDACEAE

 

 

 

Okkernootfamilie

 

 

Oreomunnea pterocarpa (II) #4

 

Caribische walnoot

LAURACEAE

 

 

 

Laurierfamilie

 

 

Aniba rosaeodora (II) (ook A. duckei genoemd) #12

 

Braziliaans rozenhout

LEGUMINOSAE (FABACEAE)

 

 

 

Vlinderbloemigen

 

 

Caesalpinia echinata (II) #10

 

Brazielhout of pernambuk

 

 

Dalbergia spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen soorten) #15

 

 

 

Dalbergia nigra (I)

 

 

Palissander

 

 

 

Dipteryx panamensis (III Costa Rica / Nicaragua)

Amandelboom

 

 

Guibourtia demeusei (II) #15

 

Red bubinga

 

 

Guibourtia pellegriniana (II) #15

 

Rose bubinga, kevazingo

 

 

Guibourtia tessmannii (II) #15

 

Rose bubinga, kevazingo

 

 

Pericopsis elata (II) #5

 

Afrormosia of Afrikaans teak

 

 

Platymiscium pleiostachyum (II) #4

 

Christobal of ñambar

 

 

Pterocarpus erinaceus (II)

 

African rosewood, Senegalese rosewood, kosso

 

 

Pterocarpus santalinus (II) #7

 

Rood sandelhout

 

 

Senna meridionalis (II)

 

 

LILIACEAE

 

 

 

Leliefamilie

 

 

Aloe spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species en Aloe vera, ook genoemd Aloe barbadensis, die niet in de bijlagen is opgenomen) #4

 

Aloë's

 

Aloe albida (I)

 

 

Witte aloë

 

Aloe albiflora (I)

 

 

Witbloemaloë

 

Aloe alfredii (I)

 

 

Alfredi's aloë

 

Aloe bakeri (I)

 

 

Kaapse aloë

 

Aloe bellatula (I)

 

 

Prachtaloë

 

Aloe calcairophila (I)

 

 

 

 

Aloe compressa (I) (Met inbegrip van de varieteiten paucituberculata, rugosquamosa en schistophila)

 

 

Korte aloë

 

Aloe delphinensis (I)

 

 

Dolfijnaloë

 

Aloe descoingsii (I)

 

 

Dwergaloë

 

Aloe fragilis (I)

 

 

Fragiele aloë

 

Aloe haworthioides (I) (Met inbegrip van de varieteit aurantiaca)

 

 

Schijnspinaloë of kanten aloë

 

Aloe helenae (I)

 

 

Helena's aloë

 

Aloe laeta (I) (Met inbegrip van de varieteit maniaensis)

 

 

Bonte aloë

 

Aloe parallelifolia (I)

 

 

Evenwijdigbladige aloë

 

Aloe parvula (I)

 

 

Kleinste aloë

 

Aloe pillansii (I)

 

 

Pijlkokerboom of Richtervelds aloë

 

Aloe polyphylla (I)

 

 

Spiraalaloë

 

Aloe rauhii (I)

 

 

Rauhs aloë

 

Aloe suzannae (I)

 

 

Suzannes aloë

 

Aloe versicolor (I)

 

 

Wisselkleurige aloë

 

Aloe vossii (I)

 

 

Voss' aloë

MAGNOLIACEAE

 

 

 

Tulpenboomfamilie

 

 

 

Magnolia liliifera var. obovata (III Nepal) #1

Safan

MALVACEAE

 

 

 

 

 

 

Adansonia grandidieri (II) #16

 

Baobab van Grandidier

MELIACEAE

 

 

 

Mahoniefamilie

 

 

 

Cedrela fissilis (III Bolivia, Brazilië) #5

 

 

 

 

Cedrela lilloi (III Bolivia, Brazilië) #5

 

 

 

 

Cedrela odorata (III Bolivia / Brazilië. Daarnaast hebben de volgende landen hun inheemse populatie opgenomen: Colombia, Guatemala en Peru) #5

Spaanse ceder

 

 

Swietenia humilis (II) #4

 

Mexicaanse mahonieboom

 

 

Swietenia macrophylla (II) (Neotropische populaties, d.w.z. de populaties in Midden- en Zuid-Amerika en het Caribisch gebied) #6

 

Braziliaanse mahonieboom

 

 

Swietenia mahagoni (II) #5

 

Cubaanse mahonieboom

NEPENTHACEAE

 

 

 

Bekerplantenfamilie

 

 

Nepenthes spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) #4

 

Bekerplanten

 

Nepenthes khasiana (I)

 

 

Indiase bekerplant

 

Nepenthes rajah (I)

 

 

Reuzenbekerplant

OLEACEAE

 

 

 

Olijfbomen, essen

 

 

 

Fraxinus mandshurica (III Russische Federatie) #5

Mantsjoerije-es

ORCHIDACEAE

 

 

 

Orchideeënfamilie

 

 

ORCHIDACEAE spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) (10) #4

 

Orchideeën

 

Voor alle hierna genoemde orchideeënsoorten van bijlage A is deze verordening niet van toepassing op zaailing- of weefselculturen indien deze:

in vitro zijn verkregen op een vaste of vloeibare voedingsbodem;

voldoen aan de definitie van „kunstmatig gekweekt” overeenkomstig artikel 56 van Verordening (EG) nr. 865/2006 (11), van de Commissie; en

bij het binnenbrengen in de Unie of bij de (weder)uitvoer uit de Unie in steriele recipiënten worden getransporteerd.

 

 

 

 

Aerangis ellisii (I)

 

 

Madagaskar-orchidee

 

Cephalanthera cucullata (II)

 

 

Kretenzisch nieskruid

 

Cypripedium calceolus (II)

 

 

Vrouwenschoentje

 

Dendrobium cruentum (I)

 

 

Bloedrode orchidee

 

Goodyera macrophylla (II)

 

 

Madeira-netbladorchidee

 

Laelia jongheana (I)

 

 

Jonghes lelie

 

Laelia lobata (I)

 

 

Gaffellelie

 

Liparis loeselii (II)

 

 

Groenknolorchis

 

Ophrys argolica (II)

 

 

Geoogde bijenorchis

 

Ophrys lunulata (II)

 

 

Halvemaanorchidee

 

Orchis scopulorum (II)

 

 

Madeira-orchis

 

Paphiopedilum spp. (I)

 

 

Venusschoentjes

 

Peristeria elata (I)

 

 

Heiligegeestorchidee

 

Phragmipedium spp. (I)

 

 

Zuid-Amerikaanse pantoffelorchideeën

 

Renanthera imschootiana (I)

 

 

Rode Vanda-orchidee

 

Spiranthes aestivalis (II)

 

 

Zomerschroeforchis

OROBANCHACEAE

 

 

 

Bremraapfamilie

 

 

Cistanche deserticola (II) #4

 

Woestijnbremraap

PALMAE (ARECACEAE)

 

 

 

Palmenfamilie

 

 

Beccariophoenix madagascariensis (II) #4

 

Manaranopalm

 

 

Dypsis decaryi (II) #4

 

Triangle palm

 

Dypsis decipiens (I)

 

 

Vlinderpalm

 

 

Lemurophoenix halleuxii (II)

 

Rode makipalm

 

 

 

Lodoicea maldivica (III Seychellen) #13

Coco de mer

 

 

Marojejya darianii (II)

 

Grootbladpalm

 

 

Ravenea louvelii (II)

 

Madagaskar-palm

 

 

Ravenea rivularis (II)

 

Majesteitpalm

 

 

Satranala decussilvae (II)

 

Satranabepalm

 

 

Voanioala gerardii (II)

 

Boskokosnoot

PAPAVERACEAE

 

 

 

Papaverfamilie

 

 

 

Meconopsis regia (III Nepal) #1

Himalaya-klaproos

PASSIFLORACEAE

 

 

 

Passiebloemfamilie

 

 

Adenia firingalavensis (II)

 

 

 

 

Adenia olaboensis (II)

 

Vahisasety

 

 

Adenia subsessilifolia (II)

 

 

PEDALIACEAE

 

 

 

Pedaliacea

 

 

Uncarina grandidieri (II)

 

Uncarina

 

 

Uncarina stellulifera (II)

 

Uncarina

PINACEAE

 

 

 

Dennenfamilie

 

Abies guatemalensis (I)

 

 

Guatemala-spar

 

 

 

Pinus koraiensis (III Russische Federatie) #5

Koreaanse den

PODOCARPACEAE

 

 

 

Podocarpusfamilie

 

 

 

Podocarpus neriifolius (III Nepal) #1

Geelhoutden

 

Podocarpus parlatorei (I)

 

 

Parlatore's podocarpus

PORTULACACEAE

 

 

 

Posteleinfamilie

 

 

Anacampseros spp. (II) #4

 

Postelein

 

 

Avonia spp. (II) #4

 

Marentakcactussen

 

 

Lewisia serrata (II) #4

 

Maguires bitterwortel

PRIMULACEAE

 

 

 

Sleutelbloemfamilie

 

 

Cyclamen spp. (II) (12) #4

 

Cyclamens

RANUNCULACEAE

 

 

 

Ranonkelfamilie

 

 

Adonis vernalis (II) #2

 

Voorjaarsadonis

 

 

Hydrastis canadensis (II) #8

 

Goudzegel of Canadese geelwortel

ROSACEAE

 

 

 

Rozenfamilie

 

 

Prunus africana (II) #4

 

Afrikaanse kers of roodstinkhout

RUBIACEAE

 

 

 

Walstrofamilie

 

Balmea stormiae (I)

 

 

Ayugue

SANTALACEAE

 

 

 

Sandelhoutfamilie

 

 

Osyris lanceolata (II) (Alleen de populaties van Burundi, Ethiopië, Kenia, Rwanda, Uganda en de Verenigde Republiek Tanzania, geen enkele andere populatie is in de bijlagen opgenomen) #2

 

Oost-Afrikaans sandelhout

SARRACENIACEAE

 

 

 

Trompetbekerplantenfamilie

 

 

Sarracenia spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) #4

 

Trompetbekerplanten

 

Sarracenia oreophila (I)

 

 

Groene trompetbekerplant

 

Sarracenia rubra ssp. alabamensis (I)

 

 

Alabama-trompetbekerplant

 

Sarracenia rubra ssp. jonesii (I)

 

 

Zoete bergtrompetbekerplant

SCROPHULARIACEAE

 

 

 

Helmkruidfamilie

 

 

Picrorhiza kurrooa (II) (met uitsluiting van Picrorhiza scrophulariiflora) #2

 

Katki

STANGERIACEAE

 

 

 

Stangeriafamilie

 

 

Bowenia spp. (II) #4

 

Bowenia's

 

Stangeria eriopus (I)

 

 

Hottentottenhoofd

TAXACEAE

 

 

 

Taxusfamilie

 

 

Taxus chinensis en de infraspecifieke taxa van deze soort (II) #2

 

Chinese taxus

 

 

Taxus cuspidata en de infraspecifieke taxa van deze soort (II) (13) #2

 

Japanse taxus

 

 

Taxus fuana en de infraspecifieke taxa van deze soort (II) #2

 

Tibetaanse taxus

 

 

Taxus sumatrana en de infraspecifieke taxa van deze soort (II) #2

 

Sumatraanse taxus

 

 

Taxus wallichiana (II) #2

 

Himalaya-taxus

THYMELAEACEAE (AQUILARIACEAE)

 

 

 

Peperboompjesfamilie

 

 

Aquilaria spp. (II) #14

 

Agarhout

 

 

Gonystylus spp. (II) #4

 

Ramin

 

 

Gyrinops spp. (II) #14

 

Agarhout

TROCHODENDRACEAE (TETRACENTRACEAE)

 

 

 

Tetracentronfamilie

 

 

 

Tetracentron sinense (III Nepal) #1

Spoorblad

VALERIANACEAE

 

 

 

Valeriaanfamilie

 

 

Nardostachys grandiflora (II) #2

 

Indische nard

VITACEAE

 

 

 

Wijnstokfamilie

 

 

Cyphostemma elephantopus (II)

 

Lazampasika

 

 

Cyphostemma laza (II)

 

Laza

 

 

Cyphostemma montagnacii (II)

 

Lazambohitra

WELWITSCHIACEAE

 

 

 

Welwitschiafamilie

 

 

Welwitschia mirabilis (II) #4

 

Welwitschia

ZAMIACEAE

 

 

 

Zamiafamilie

 

 

ZAMIACEAE spp. (II) (Met uitzondering van de in bijlage A opgenomen species) #4

 

Zamiafamilie

 

Ceratozamia spp. (I)

 

 

Hoornkegelpalmen

 

Encephalartos spp. (I)

 

 

Broodbomen

 

Microcycas calocoma (I)

 

 

Kurkpalm

 

Zamia restrepoi (I)

 

 

 

ZINGIBERACEAE

 

 

 

Gemberfamilie

 

 

Hedychium philippinense (II) #4

 

Filipijnse guirlande of gemberlelie

 

 

Siphonochilus aethiopicus (II) (De populaties in Mozambique, Zuid-Afrika, Swaziland en Zimbabwe)

 

Natal ginger

ZYGOPHYLLACEAE

 

 

 

Pokhoutfamilie

 

 

Bulnesia sarmientoi (II) #11

 

Gayak

 

 

Guaiacum spp. (II) #2

 

Pokhout


 

Bijlage D

Gewone naam

FAUNA

CHORDATA (CHORDADIEREN)

MAMMALIA

 

Zoogdieren

CARNIVORA

 

Roofdieren

Canidae

 

Hondachtigen

 

Vulpes vulpes griffithi (III India) §1

Griffiths vos

 

Vulpes vulpes montana (III India) §1

Indische bergvos

 

Vulpes vulpes pusilla (III India) §1

Kleine rode vos

Mustelidae

 

Marterachtigen

 

Mustela altaica (III India) §1

Bergwezel

 

Mustela erminea ferghanae (III India) §1

Indische bergwezel

 

Mustela kathiah (III India) §1

Geelbuikwezel

 

Mustela sibirica (III India) §1

Siberische wezel

DIPROTODONTIA

 

Klimbuideldieren, wombats en kangoeroes

Macropodidae

 

Kangoeroes en wallaby's

 

Dendrolagus dorianus

Doria's boomkangoeroe

 

Dendrolagus goodfellowi

Goodfellows boomkangoeroe

 

Dendrolagus matschiei

Matschies boomkangoeroe

 

Dendrolagus pulcherrimus

Goudmantelboomkangoeroe

 

Dendrolagus stellarum

Seri's boomkangoeroe

AVES

 

Vogels

ANSERIFORMES

 

Eendachtigen

Anatidae

 

Eenden, ganzen en zwanen

 

Anas melleri

Mellers eend

COLUMBIFORMES

 

Duifachtigen

Columbidae

 

Duiven

 

Columba oenops

Salvins duif

 

Didunculus strigirostris

Tandduif

 

Ducula pickeringii

Pickerings muskaatduif

 

Gallicolumba crinigera

Bartletts dolksteenduif

 

Ptilinopus marchei

Marche's jufferduif

 

Turacoena modesta

Timorese zwarte duif

GALLIFORMES

 

Hoenderachtigen

Cracidae

 

Hokko's

 

Crax alector

Gewone of zwarte hokko

 

Pauxi unicornis

Hoornhokko

 

Penelope pileata

Witkuifsjakohoen

Megapodiidae

 

Grootpoothoenders

 

Eulipoa wallacei

Moluks boshoen

Phasianidae

 

Fazantachtigen

 

Arborophila gingica

Rickets bospatrijs

 

Lophura bulweri

Bulwers vuurrugfazant

 

Lophura diardi

Siamese vuurrugfazant

 

Lophura inornata

Salvadori's vuurrugfazant

 

Syrmaticus reevesii §2

Koningsfazant

PASSERIFORMES

 

Zangvogels

Bombycillidae

 

Pestvogels

 

Bombycilla japonica

Japanse pestvogel

Corvidae

 

Kraaiachtigen

 

Cyanocorax caeruleus

Azuurblauwe gaai

 

Cyanocorax dickeyi

Kroongaai

Cotingidae

 

Cotinga's

 

Procnias nudicollis

Naaktkeelklokvogel

Emberizidae

 

Gorzen

 

Dacnis nigripes

Zwartpootpitpit

 

Sporophila falcirostris

Temmincks dikbekje

 

Sporophila frontalis

Reuzendikbekje

 

Sporophila hypochroma

Roodstuitdikbekje

 

Sporophila palustris

Moerasdikbekje

Estrildidae

 

Astrilden

 

Amandava amandava

Tijgervink

 

Cryptospiza reichenovii

Reichenows bergastrilde

 

Erythrura coloria

Mindanao-papegaaiamadine

 

Erythrura viridifacies

Manilla-papegaaiamadine

 

Estrilda quartinia (Vaak verhandeld onder de naam Estrilda melanotis)

Geelsnavelastrilde

 

Hypargos niveoguttatus

Rode druppelastrilde

 

Lonchura griseicapilla

Witkruinnon

 

Lonchura punctulata

Muskaatvink

 

Lonchura stygia

Zwarte rietvink

Fringillidae

 

Vinken

 

Carduelis ambigua

Yunnan-groenling

 

Carduelis atrata

Zwarte sijs

 

Kozlowia roborowskii

Tibetaanse roodmus

 

Pyrrhula erythaca

Grijskopgoudvink

 

Serinus canicollis

Geelkruinkanarie

 

Serinus citrinelloides hypostictus (Vaak verhandeld onder de naam Serinus citrinelloides)

Oost-Afrikaanse dunbekkanarie

Icteridae

 

Troepialen

 

Sturnella militaris

Zwartkopsoldatenspreeuw

Muscicapidae

 

Vliegenvangers en lijsters

 

Cochoa azurea

Javaanse blauwe cochoa

 

Cochoa purpurea

Purpercochoa

 

Garrulax formosus

Roodvleugellijstergaai

 

Garrulax galbanus

Geelbuiklijstergaai

 

Garrulax milnei

Roodstaartlijstergaai

 

Niltava davidi

Père Davids niltava

 

Stachyris whiteheadi

Whiteheads boomtimalia

 

Swynnertonia swynnertoni (Ook Pogonicichla swynnertoni genoemd)

Swynnertons sterrenpaapje

 

Turdus dissimilis

Zwartborstlijster

Pittidae

 

Pitta's

 

Pitta nipalensis

Blauwnekpitta

 

Pitta steerii

Steeres pitta

Sittidae

 

Boomklevers

 

Sitta magna

Reuzenboomklever

 

Sitta yunnanensis

Yunnan-boomklever

Sturnidae

 

Spreeuwen

 

Lamprotornis regius

Koningsglansspreeuw

 

Mino dumontii

Papoea-maina

 

Sturnus erythropygius

Andamanen-spreeuw

REPTILIA

 

Reptielen

SAURIA

 

Hagedissen

Agamidae

 

Agamen

 

Physignathus cocincinus

Chinese wateragaam

Gekkonidae

 

Gekko's

 

Rhacodactylus auriculatus

Ruwe reuzengekko

 

Rhacodactylus ciliatus

Gestekelde reuzengekko

 

Rhacodactylus leachianus

Nieuw-Caledonische reuzengekko

 

Teratoscincus microlepis

Kleinschubbige wondergekko

 

Teratoscincus scincus

Spookgekko

Gerrhosauridae

 

Gordelstaarthagedissen

 

Zonosaurus karsteni

Karstens gordelhagedis

 

Zonosaurus quadrilineatus

Vierstreepgordelhagedis

Iguanidae

 

Leguanen

 

Ctenosaura quinquecarinata

 

Scincidae

 

Skinks

 

Tribolonotus gracilis

Sierlijke helmskink of roodoogkrokodilskink

 

Tribolonotus novaeguineae

Nieuw-Guinese helmskink

SERPENTES

 

Slangen

Colubridae

 

Ringslangen

 

Elaphe carinata §1

Taiwanese stinkslang

 

Elaphe radiata §1

Sterrattenslang

 

Elaphe taeniura §1

Taiwanese rattenslang

 

Enhydris bocourti §1

Bocourts waterslang

 

Homalopsis buccata §1

Mopsneusslang

 

Langaha nasuta

Madagaskar-bladneusslang

 

Leioheterodon madagascariensis

Madagaskar-haakneusslang

 

Ptyas korros §1

Geelbuikrattenslang

 

Rhabdophis subminiatus §1

Giftige waterslang

Hydrophiidae

 

Zeeslangen

 

Lapemis curtus (Omvat ook Lapemis hardwickii) §1

Logge zeeslang

Viperidae

 

Adders

 

Calloselasma rhodostoma §1

Maleise mocassinslang

AMPHIBIA

 

Amfibieën

ANURA

 

Kikkers en padden

Dicroglossidae

 

Kikkers

 

Limnonectes macrodon

Javaanse reuzenkikker of groottandkikker

Hylidae

 

Boomkikkers

 

Phyllomedusa sauvagii

Wasmakikikker

Leptodactylidae

 

Fluitkikkers

 

Leptodactylus laticeps

Santa Fe-fluitkikker

Ranidae

 

Kikkers

 

Pelophylax shqiperica

Albanese poelkikker

CAUDATA

 

Salamanders

Hynobiidae

 

Aziatische salamanders

 

Ranodon sibiricus

Siberische kikkertandsalamander of Semirechensk-salamander

Plethodontidae

 

Longloze salamanders

 

Bolitoglossa dofleini

Reuzenpalmsalamander

Salamandridae

 

Echte salamanders

 

Cynops ensicauda

Zwaardstaartsalamander

 

Echinotriton andersoni

Andersons krokodilsalamander

 

Laotriton laoensis

Lipsalamander

 

Liangshantriton taliangensis

 

 

Paramesotriton spp. (Met uitzondering van de in bijlage B opgenomen species)

Wrattensalamanders

 

Tylototriton spp.

Krokodilsalamanders

ACTINOPTERYGII

 

Straalvinnige vissen

PERCIFORMES

 

Baarsachtigen

Apogonidae

 

 

 

Pterapogon kauderni

Kardinaalbaars

ARTHROPODA (GELEEDPOTIGEN)

INSECTA

 

Insecten

LEPIDOPTERA

 

Vlinders en motten

Papilionidae

 

Pages en pauwogen

 

Baronia brevicornis

Mexicaanse of kortsprietbaronia

 

Papilio grosesmithi

Madagaskar-pauwoog

 

Papilio maraho

Breedstaartpauwoog

MOLLUSCA (WEEKDIEREN)

GASTROPODA

 

Buikpotigen of slakken

Haliotidae

 

Zeeoren

 

Haliotis midae

Midasoor

FLORA

AGAVACEAE

 

Agavefamilie

 

Calibanus hookeri

Mexicaanse rolsteenagave of sacamecate

 

Dasylirion longissimum

Berengras

ARACEAE

 

Aronskelkfamilie

 

Arisaema dracontium

Groenedraakaronskelk

 

Arisaema erubescens

Lichtrode aronskelk

 

Arisaema galeatum

Gehelmde aronskelk

 

Arisaema nepenthoides

 

 

Arisaema sikokianum

Japanse cobralelie

 

Arisaema thunbergii var. Urashima

Urashima-aronskelk

 

Arisaema tortuosum

Zweepkoordcobralelie

 

Biarum davisii ssp. Marmarisense

Davis' marmeraronskelk

 

Biarum ditschianum

Arfakaronskelk

COMPOSITAE (ASTERACEAE)

 

Asterfamilie (composieten)

 

Arnica montana §3

Valkruid of wolverlei

 

Othonna cacalioides

Cacaliamadeliefje

 

Othonna clavifolia

Sleutelbladmadeliefje

 

Othonna hallii

Van Halls madeliefje

 

Othonna herrei

Herres madeliefje

 

Othonna lepidocaulis

Schubsteelmadeliefje

 

Othonna retrorsa

Treurmadeliefje

ERICACEAE

 

Heidefamilie

 

Arctostaphylos uva-ursi §3

Berendruif

GENTIANACEAE

 

Gentiaanfamilie

 

Gentiana lutea §3

Gele gentiaan

LILIACEAE

 

Leliefamilie

 

Trillium pusillum

Dwergdrieblad

 

Trillium rugelii

Stinkend drieblad

 

Trillium sessile

Aronskelkboslelie of paddenschaduw

LYCOPODIACEAE

 

Wolfsklauwfamilie

 

Lycopodium clavatum §3

Grote wolfsklauw

MELIACEAE

 

Mahoniefamilie

 

Cedrela montana §4

Bergceder

 

Cedrela oaxacensis §4

Oaxaca-ceder

 

Cedrela salvadorensis §4

El Salvador-ceder

 

Cedrela tonduzii §4

 

MENYANTHACEAE

 

Watergentiaanfamilie

 

Menyanthes trifoliata §3

Waterdrieblad

PARMELIACEAE

 

Parmeliakorstmossen

 

Cetraria islandica §3

IJslands mos

PASSIFLORACEAE

 

Passiebloemfamilie

 

Adenia glauca

Blauwgele woestijnroos

 

Adenia pechuelli

Olifantsvoet

PEDALIACEAE

 

Sesamfamilie

 

Harpagophytum spp. §3

Duivelsklauw

PORTULACACEAE

 

Posteleinfamilie

 

Ceraria carrissoana

Angolese postelein

 

Ceraria fruticulosa

Heesterpostelein

SELAGINELLACEAE

 

Selaginellafamilie

 

Selaginella lepidophylla

(Valse) Roos van Jericho


(1)  Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7).

(2)  Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).

(3)  Deze annotatie heeft uitsluitend tot doel de internationale handel in vezels van vicuñas (Vicugna vicugna) en daarvan afgeleide producten enkel mogelijk te maken wanneer de vezels afkomstig zijn van het scheren van levende vicuñas. De handel in van de vezel afgeleide producten kan slechts plaatsvinden in overeenstemming met de volgende bepalingen:

1.

Elke persoon of entiteit die vezels van vicuña produceert voor de vervaardiging van weefsels en kleding moet van de bevoegde overheden van het land van oorsprong toelating vragen [Landen van oorsprong: de landen waar de soort voorkomt, te weten Argentinië, Bolivia, Chili, Ecuador en Peru] om het opschrift, het merk of het logo „vicuña” gevolgd door de naam van het land van oorsprong te voeren, die zijn aangenomen door de staten waar de soort voorkomt en die partij zijn bij de Convenio para la Conservación y Manejo de la Vicuña.

2.

Weefsels en kleding die in de handel worden gebracht moeten overeenkomstig de volgende bepalingen worden gemerkt of geïdentificeerd:

2.1

Voor de internationale handel in weefsels uit vezels van levend geschoren vicuñas, ongeacht het feit of het weefsel werd vervaardigd in de staten waar de soort voorkomt of daarbuiten, moet het opschrift, het merk of het logo worden gebruikt zodat het land van oorsprong kan worden bepaald. Het opschrift, het merk of het logo VICUÑA [LAND VAN OORSPRONG] moet als volgt worden vormgegeven:

Image

Het opschrift, het merk of het logo moet op de achterkant van het weefsel zijn aangebracht. Bovendien moeten de zelfkanten van het weefsel zijn voorzien van het opschrift VICUÑA [LAND VAN OORSPRONG].

2.2

Voor de internationale handel in kleding uit vezels van levend geschoren vicuñas, ongeacht het feit of de kleding werd vervaardigd in de staten waar de soort voorkomt of daarbuiten, moet het in punt 2.1 bedoelde opschrift, merk of logo worden gebruikt. Dit opschrift, merk of logo moet op een etiket in de kleding zelf zijn aangebracht. Indien de kleding is vervaardigd buiten het land van oorsprong moet, behalve het in punt 2.1 bedoelde opschrift, merk of logo, tevens de naam worden aangegeven van het land waar de kleding is vervaardigd.

3.

Voor de internationale handel in artefacten uit vezels van levend geschoren vicuñas die zijn vervaardigd in de staten waar de soort voorkomt, moet het hieronder beschreven opschrift, merk of logo VICUÑA [LAND VAN OORSPRONG] — ARTESANÍA worden gebruikt:

Image

4.

Indien voor de vervaardiging van weefsels en kleding vezels van levend geschoren vicuñas uit verschillende landen van oorsprong zijn gebruikt, moet voor elk land van oorsprong van de vezels het in de punten 2.1 en 2.2 beschreven opschrift, merk of logo worden gebruikt.

5.

Alle andere specimens worden als specimens van een soort van bijlage I beschouwd en de handel daarin wordt dienovereenkomstig gereguleerd.

(4)  Alle soorten zijn opgenomen in bijlage II bij de overeenkomst, met uitzondering van Balaena mysticetus, Eubalaena spp., Balaenoptera acutorostrata (met uitzondering van de West-Groenlandse populatie), Balaenoptera bonaerensis, Balaenoptera borealis, Balaenoptera edeni, Balaenoptera musculus, Balaenoptera omurai, Balaenoptera physalus, Megaptera novaeangliae, Orcaella brevirostris, Orcaella heinsohni, Sotalia spp., Sousa spp., Eschrichtius robustus, Lipotes vexillifer, Caperea marginata, Neophocaena asiaeorientalis, Neophocaena phocaenoides, Phocoena sinus, Physeter macrocephalus, Platanista spp., Berardius spp. en Hyperoodon spp., die zijn opgenomen in bijlage I. Specimens van de in bijlage II bij de overeenkomst vermelde soorten die door Groenlanders krachtens een door de betrokken bevoegde autoriteit verleende vergunning werden gevangen, met inbegrip van de producten en derivaten daarvan maar met uitzondering van de voor commerciële doeleinden bestemde vleesproducten, worden behandeld als vallend onder bijlage B. Er wordt een jaarlijks exportquotum van nul vastgesteld voor levende specimens van Tursiops truncatus afkomstig van de populatie van de Zwarte Zee die aan de natuur werden onttrokken en voor overwegend commerciële doeleinden in de handel worden gebracht.

(5)  Populaties in Botswana, Namibië, Zuid-Afrika en Zimbabwe (opgenomen in bijlage B):

Uitsluitend met het oog op het toestaan van: a) niet-commercieel verkeer van jachttrofeeën; b) verkeer van levende dieren met een passende en aanvaardbare bestemming als omschreven in Res. Conf. 11.20 voor Botswana en Zimbabwe en ten behoeve van instandhoudingsprogramma's in situ voor Namibië en Zuid-Afrika; c) handel in huiden; d) handel in haar; e) handel in lederwaren: commercieel en niet-commercieel verkeer in het geval van Botswana, Namibië en Zuid-Afrika en niet-commercieel verkeer in het geval van Zimbabwe; f) niet-commercieel verkeer van individueel gemerkte en gecertificeerde, in afgewerkte sieraden verwerkte ekipa's voor Namibië en niet-commercieel verkeer van ivoorsnijwerk voor Zimbabwe; g) handel in geregistreerd onbewerkt ivoor (voor Botswana, Namibië, Zuid-Afrika en Zimbabwe: complete slagtanden en stukken), voor zover aan de volgende voorwaarden is voldaan: i) uitsluitend geregistreerde voorraden die eigendom zijn van de overheid en afkomstig zijn uit het betrokken land (met uitsluiting van in beslag genomen ivoor en ivoor van onbekende herkomst); ii) uitsluitend naar handelspartners waarvan door het Secretariaat in overleg met het Permanent Comité is vastgesteld dat zij over adequate nationale wetgeving en adequate interne mechanismen voor controle op de handel beschikken om te garanderen dat het ingevoerde ivoor niet wordt wederuitgevoerd en wordt beheerd conform alle eisen van Res. Conf. 10.10 (als herzien door CdP14) inzake de binnenlandse verwerking en handel; iii) niet alvorens het Secretariaat de toekomstige invoerende landen en de geregistreerde voorraden in overheidsbezit heeft gecontroleerd; iv) onbewerkt ivoor in het kader van de voorwaardelijke verkoop van geregistreerde ivoorvoorraden die eigendom zijn van de overheid, zoals overeengekomen op CdP12, ten belope van 20 000 kg (Botswana), 10 000 kg (Namibië) resp. 30 000 kg (Zuid-Afrika); v) bovenop de op CdP12 overeengekomen hoeveelheden mag ivoor in overheidsbezit van Botswana, Namibië, Zuid-Afrika en Zimbabwe, voor zover het vóór 31 januari 2007 werd geregistreerd en door het Secretariaat is gecontroleerd, samen met het hiervoor onder g), iv), bedoeld ivoor worden verhandeld en verzonden in het kader van één enkele transactie per bestemming onder streng toezicht van het Secretariaat; vi) de opbrengst van de verkoop wordt uitsluitend gebruikt voor programma's ter instandhouding van de olifant en voor het behoud en de ontwikkeling van gemeenschappen in of grenzend aan het verspreidingsgebied van de olifant; en vii) de onder g), v), bedoelde extra hoeveelheden worden alleen verhandeld nadat het Permanent Comité heeft bevestigd dat aan bovenvermelde voorwaarden is voldaan; h) er worden aan de Conferentie der Partijen geen verdere voorstellen tot toelating van handel in olifantenivoor afkomstig van reeds in bijlage B opgenomen populaties voorgelegd voor de periode die aanvangt met CdP14 en eindigt negen jaar na het tijdstip van de ene verkoop van ivoor die plaatsvindt overeenkomstig het bepaalde onder g), i), g), ii), g), iii), g), vi) en g), vii). Dergelijke verdere voorstellen worden voorts behandeld overeenkomstig de Besluiten 14.77 en 14.78 (Rev. CdP15). Op voorstel van het Secretariaat kan het Permanent Comité besluiten dit handelsverkeer geheel of gedeeltelijk stop te zetten indien de uitvoerende of invoerende landen de regels niet naleven of indien wordt aangetoond dat dit verkeer schadelijke gevolgen heeft voor andere olifantenpopulaties. Alle andere specimens dienen als specimens van een soort van bijlage A te worden beschouwd en de handel daarin dient in overeenstemming daarmee te worden gereguleerd.

(6)  Onder deze vermelding valt tevens het taxon Scleropages inscriptus.

(7)  De bepalingen van deze verordening zijn niet van toepassing op:

 

fossielen;

 

koraalzand, dat wil zeggen materiaal dat volledig of gedeeltelijk bestaat uit fijngemalen stukken dood koraal met een doorsnede van maximaal 2 mm, dat niet identificeerbaar is op het niveau van het geslacht, en dat onder andere ook de resten van Foraminifera, schelpen van weekdieren, pantsers van schaaldieren en kalkalgen kan bevatten;

 

koraalfragmenten (met inbegrip van grind en puin), dat wil zeggen losse stukken gebroken vingervormig dood koraal en ander materiaal van 2 tot 30 mm in welke richting dan ook gemeten, dat niet identificeerbaar is op het niveau van het geslacht.

(8)  Het verhandelen van specimens met oorsprongscode A is alleen toegestaan als de verhandelde specimens laagtebladeren (catafyllen) hebben.

(9)  Op kunstmatig gekweekte specimens van de volgende hybriden en/of cultivars zijn de bepalingen van de verordening niet van toepassing:

 

Hatiora x graeseri

 

Schlumbergera x buckleyi

 

Schlumbergera russelliana x Schlumbergera truncata

 

Schlumbergera orssichiana x Schlumbergera truncata

 

Schlumbergera opuntioides x Schlumbergera truncata

 

Schlumbergera truncata (cultivars)

 

Cactaceae spp.: de kleurmutanten die zijn geënt op de volgende onderstammen: Harrisia„Jusbertii”, Hylocereus trigonus of Hylocereus undatus

 

Opuntia microdasys (cultivars).

(10)  Op kunstmatig gekweekte specimens van hybriden van de genera Cymbidium, Dendrobium, Phalaenopsis en Vanda zijn de bepalingen van deze verordening niet van toepassing indien zij gemakkelijk als kunstmatig gekweekte specimens kunnen worden herkend en geen tekenen vertonen dat zij aan de wilde natuur zijn onttrokken, zoals mechanische schade of sterke uitdroging als gevolg van het verzamelen, onregelmatige groei en heterogeniteit qua grootte en vorm binnen hetzelfde taxon en dezelfde partij, aan de bladeren klevende algen of andere epifyllen of door insecten of andere organismen veroorzaakte schade; voorts moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

a)

indien zij in niet-bloeiende toestand worden verzonden, dienen de specimens te worden verhandeld in zendingen die bestaan uit individuele recipiënten (bijvoorbeeld pakken, dozen, kratten of afzonderlijke laadborden met CC-containers) met telkens 20 of meer exemplaren van dezelfde hybride vorm; de planten in elke recipiënt dienen een hoge mate van uniformiteit te vertonen en in goede gezondheid te verkeren; en de zendingen dienen vergezeld te gaan van documentatie, zoals een factuur, waarin het aantal planten van elke hybride vorm duidelijk is aangegeven; of

b)

indien zij in bloeiende toestand worden verzonden, met ten minste één volledig geopende bloem per specimen, is geen minimumaantal specimens per zending vereist maar dienen de specimens op professionele wijze te zijn klaargemaakt voor de detailverkoop, bijvoorbeeld door het aanbrengen van gedrukte etiketten of het gebruik van bedrukte verpakkingen waarop de naam van de hybride en die van het land van laatste verwerking zijn vermeld. Deze informatie dient duidelijk zichtbaar te zijn en een vlotte controle mogelijk te maken. Planten die niet duidelijk voor deze vrijstelling in aanmerking komen, moeten vergezeld gaan van de passende Cites-documenten.

(11)  Verordening (EG) nr. 865/2006 van de Commissie van 4 mei 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PB L 166 van 19.6.2006, blz. 1).

(12)  Op kunstmatig gekweekte specimens van cultivars van Cyclamen persicum zijn de bepalingen van deze verordening niet van toepassing. Deze vrijstelling geldt evenwel niet voor als slapende knollen verhandelde specimens.

(13)  Op levende, kunstmatig gekweekte hybriden en cultivars van Taxus cuspidata in potten of andere kleine recipiënten, deel uitmakend van een zending die vergezeld gaat van een etiket of document waarop de naam van het taxon of de taxa en de tekst „artificially propagated/kunstmatig gekweekt” zijn vermeld, zijn de bepalingen van deze verordening niet van toepassing.


1.2.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 27/99


VERORDENING (EU) 2017/161 VAN DE COMMISSIE

van 31 januari 2017

houdende rectificatie van de Franse versie van Verordening (EU) nr. 139/2014 tot vaststelling van eisen en administratieve procedures met betrekking tot luchtvaartterreinen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (1), en met name artikel 8 bis, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Er hebben zich fouten voorgedaan in de Franse versie van Verordening (EU) nr. 139/2014 van de Commissie (2) tot vaststelling van eisen en administratieve procedures met betrekking tot luchtvaartterreinen. Derhalve moet de Franse versie van de bijlagen II en IV bij die verordening worden gerectificeerd. Met de overige taalversies zijn er geen problemen.

(2)

Verordening (EU) nr. 139/2014 moet derhalve dienovereenkomstig worden gerectificeerd.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 65 van Verordening (EG) nr. 216/2008 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

(Betreft alleen de Franse versie.)

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 31 januari 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 139/2014 van de Commissie van 12 februari 2014 tot vaststelling van eisen en administratieve procedures met betrekking tot luchtvaartterreinen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 44 van 14.2.2014, blz. 1).


1.2.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 27/101


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/162 VAN DE COMMISSIE

van 31 januari 2017

tot verlaging van de vangstquota voor 2016 voor bepaalde bestanden wegens overbevissing van andere bestanden in de voorgaande jaren en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2226 tot verlaging van de vangstquota voor 2016 voor bepaalde bestanden wegens overbevissing van deze bestanden in de voorgaande jaren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (1), en met name artikel 105, leden 1, 2, 3 en 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De vangstquota voor 2015 zijn vastgesteld bij:

Verordening (EU) nr. 1221/2014 van de Raad (2),

Verordening (EU) nr. 1367/2014 van de Raad (3),

Verordening (EU) 2015/104 van de Raad (4), en

Verordening (EU) 2015/106 van de Raad (5).

(2)

De vangstquota voor 2016 zijn vastgesteld bij:

Verordening (EU) nr. 1367/2014,

Verordening (EU) 2015/2072 van de Raad (6),

Verordening (EU) 2016/72 van de Raad (7), en

Verordening (EU) 2016/73 van de Raad (8).

(3)

Overeenkomstig artikel 105, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 moet de Commissie, wanneer zij vaststelt dat een lidstaat de hem toegewezen vangstquota heeft overschreden, de toekomstige vangstquota van die lidstaat verlagen.

(4)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2226 van de Commissie (9) zijn voor bepaalde bestanden verlagingen van de vangstquota voor 2016 vastgesteld wegens overbevissing van deze bestanden in de voorgaande jaren.

(5)

Voor sommige lidstaten konden in het kader van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2226 echter geen verlagingen worden toegepast op voor de overbeviste bestanden toegewezen quota, omdat deze lidstaten in 2016 niet over dergelijke quota beschikten.

(6)

Wanneer geen verlagingen kunnen worden toegepast op het overbeviste bestand in het jaar na dat waarin de overbevissing is geconstateerd, omdat de betrokken lidstaat niet over een quotum beschikt, kan de verlaging krachtens artikel 105, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 worden toegepast op andere bestanden in hetzelfde geografische gebied of met dezelfde handelswaarde. Overeenkomstig Mededeling 2012/C 72/07 van de Commissie (10) moeten deze verlagingen bij voorkeur worden toegepast op quota die zijn toegewezen voor bestanden die worden bevist door dezelfde vloot als die welke het quotum heeft overschreden, rekening houdend met de noodzaak om teruggooi in gemengde visserijen te voorkomen.

(7)

In bepaalde gevallen waren door het ruilen van vangstmogelijkheden overeenkomstig artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (11) gedeeltelijke verlagingen van dezelfde bestanden mogelijk in het kader van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2226. De resterende verlagingen moeten op quota voor andere bestanden in mindering worden gebracht overeenkomstig artikel 105, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

(8)

De betrokken lidstaten zijn geraadpleegd over de voorgestelde verlagingen van quota voor andere bestanden dan die welke zijn overbevist.

(9)

In 2015 heeft Spanje zijn quotum voor roggen in de Uniewateren van ICES-deelgebieden VIII en IX (SRX/89-C.) overbevist. Bij brief van 30 september 2016 heeft Spanje verzocht om spreiding van de verlaging over twee jaar. In het licht van de verstrekte informatie en gezien het feit dat een aanzienlijk verlies van quotum zou leiden tot buitensporige teruggooi van de betrokken soort als bedoeld in punt 3, onder b), van Mededeling 2012/C 72/07, kan dit verzoek worden ingewilligd.

(10)

Voor zandspiering in het geografische gebied van ICES-sector IIa, IIIa en deelsector IV zijn verlagingen vereist, omdat Denemarken zijn totale toegestane vangsten in de Uniewateren van het in bijlage IID bij Verordening (EU) 2015/104 omschreven beheersgebied 1 in 2015 heeft overbevist. In 2016 zijn voor zandspiering minimale vangsten in deze wateren toegestaan om de omvang van het zandspieringbestand te monitoren. Met de genoemde verlagingen is het evenwel onmogelijk om het door de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) geadviseerde monitoringsysteem (12) voor het beheer van zandspiering te handhaven. Daarom moeten de verlagingen in verband met de quota die Denemarken in 2015 in dit gebied heeft overbevist, worden toegepast op het voor zandspiering ingestelde beheersgebied 3.

(11)

Bepaalde verlagingen die op grond van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2226 zijn vereist, blijken bovendien meer te bedragen dan het aangepaste quotum voor 2016 en kunnen derhalve niet volledig voor dat jaar worden toegepast. Overeenkomstig Mededeling 2012/C 72/07 moeten de resterende hoeveelheden in mindering worden gebracht op de aangepaste quota die in de daaropvolgende jaren beschikbaar zijn, totdat de volledige overbeviste hoeveelheid is vergoed.

(12)

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2226 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in bijlage I bij de onderhavige verordening vermelde vangstquota die voor 2016 zijn vastgesteld bij de Verordeningen (EU) nr. 1367/2014, (EU) 2015/2072, (EU) 2016/72 en (EU) 2016/73, worden verlaagd door overeenkomstig die bijlage verlagingen toe te passen op alternatieve bestanden.

Artikel 2

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2226 wordt vervangen door bijlage II bij de onderhavige verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 31 januari 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1221/2014 van de Raad van 10 november 2014 tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 43/2014 en (EU) nr. 1180/2013 (PB L 330 van 15.11.2014, blz. 16).

(3)  Verordening (EU) nr. 1367/2014 van de Raad van 15 december 2014 tot vaststelling, voor 2015 en 2016, van de vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (PB L 366 van 20.12.2014, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) 2015/104 van de Raad van 19 januari 2015 tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 43/2014 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 779/2014 (PB L 22 van 28.1.2015, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2015/106 van de Raad van 19 januari 2015 tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden in de Zwarte Zee (PB L 19 van 24.1.2015, blz. 8).

(6)  Verordening (EU) 2015/2072 van de Raad van 17 november 2015 tot vaststelling, voor 2016, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1221/2014 en Verordening (EU) 2015/104 (PB L 302 van 19.11.2015, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) 2016/72 van de Raad van 22 januari 2016 tot vaststelling, voor 2016, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Uniewateren en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/104 (PB L 22 van 28.1.2016, blz. 1).

(8)  Verordening (EU) 2016/73 van de Raad van 18 januari 2016 tot vaststelling, voor 2016, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden in de Zwarte Zee (PB L 16 van 23.1.2016, blz. 1).

(9)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2226 van de Commissie van 9 december 2016 tot verlaging van de vangstquota voor 2016 voor bepaalde bestanden wegens overbevissing van deze bestanden in de voorgaande jaren (PB L 336 van 10.12.2016, blz. 28).

(10)  Mededeling van de Commissie — Richtsnoeren voor de verlaging van quota op grond van artikel 105, leden 1, 2 en 5, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 (PB C 72 van 10.3.2012, blz. 27).

(11)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

(12)  http://www.ices.dk/sites/pub/Publication%20Reports/Expert%20Group%20Report/acom/2016/HAWG/13%20HAWG%20Report%202016%20-%20Sec%2011%20Sandeel%20in%20Division%203.a%20and%20Subarea%204.pdf


BIJLAGE I

Verlagingen van quota voor alternatieve bestanden

Lidstaat

Code soort

Gebiedscode

Soortnaam

Benaming gebied

Toegestane aanlandingen 2015 (totale aangepaste hoeveelheid in kg) (1)

Totale vangsten 2015 (hoeveelheid in kg)

Benutting quotum (%)

Overbevissing in verhouding tot de toegestane aanlandingen (hoeveelheid in kg)

Vermenigvuldigingsfactor (2)

Aanvullende vermenigvuldigingsfactor (3)  (4)

Nog uitstaande verlagingen uit voorgaande jaren (5) (hoeveelheid in kg)

Verlagingen 2016 (hoeveelheid in kg)

Verlagingen die voor 2016 al zijn toegepast op hetzelfde bestand (hoeveelheid in kg) (6)

Resterende hoeveelheid die in mindering moet worden gebracht op het alternatieve bestand (hoeveelheid in kg)

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

(7)

(8)

(9)

(10)

(11)

(12)

(13)

(14)

(15)

 

DK

DGS

03A-C.

Doornhaai/hondshaai

Uniewateren van IIIa

0

3 840

N.v.t.

3 840

1,00

/

/

3 840

0

3 840

Op het volgende bestand toe te passen verlaging

DK

NEP

3A/BCD

Langoustine

IIIa; Uniewateren van de deelsectoren 22-32

/

/

/

/

/

/

/

/

/

3 840

 

DK

DGS

2AC4-C

Doornhaai/hondshaai

Uniewateren van IIa en IV

0

1 540

N/A

1 540

1,00

/

/

1 540

0

1 540

Op het volgende bestand toe te passen verlaging

DK

NEP

2AC4-C

Langoustine

Uniewateren van IIa en IV

/

/

/

/

/

/

/

/

/

1 540

 

DK

NOP

04-N.

Kever

Noorse wateren van IV

0

28 270

N.v.t.

28 270

1,00

/

/

28 270

0

28 270

Op het volgende bestand toe te passen verlaging

DK

NOP

2A3A4.

Kever

IIIa; Uniewateren van IIa en IV

/

/

/

/

/

/

/

/

/

28 270

 

ES

BUM

ATLANT

Blauwe marlijn

Atlantische Oceaan

20 360

134 082

658,56

113 722

2,0

A

172 878

514 044

0

514 044

Op het volgende bestand toe te passen verlaging

ES

SWO

AN05N

Zwaardvis

Atlantische Oceaan, ten noorden van 5° NB

/

/

/

/

/

/

/

/

/

514 044

 

ES

GHL

1N2AB.

Groenlandse heilbot/zwarte heilbot

Noorse wateren van I en II

0

24 239

N.v.t.

24 239

1,00

A

/

36 359

0

36 359

Op het volgende bestand toe te passen verlaging

ES

POK

1N2AB.

Koolvis

Noorse wateren van I en II

/

/

/

/

/

/

/

/

/

36 359

 

FR

GHL

1N2AB.

Groenlandse heilbot/zwarte heilbot

Noorse wateren van I en II

2 000

7 957

397,85

5 957

1,00

/

/

5 957

0

5 957

Op het volgende bestand toe te passen verlaging

FR

OTH

1N2AB.

Andere soorten

Noorse wateren van I en II

/

/

/

/

/

/

/

/

/

5 957

 

NL

ANE

08.

Ansjovis

VIII

0

12 493

N.v.t.

12 493

1,00

/

/

12 493

0

12 493

Op het volgende bestand toe te passen verlaging

NL

WHB

1X14

Blauwe wijting

Unie- en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe, XII en XIV

/

/

/

/

/

/

/

/

/

12 493

 

NL

HKE

3A/BCD

Hake

IIIa; Uniewateren van de deelsectoren 22-32

0

1 575

N.v.t.

1 575

1,00

A+C (7)

/

2 363

0

2 363

Op het volgende bestand toe te passen verlaging

NL

HKE

2AC4-C

Heek

Uniewateren van IIa en IV

/

/

/

/

/

/

/

/

/

2 363

 

NL

WHG

56-14

Wijting

VI; Unie- en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

0

11 475

N.v.t.

11 475

1,00

/

/

11 475

0

11 475

Op het volgende bestand toe te passen verlaging

NL

HKE

8ABDE.

Heek

VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe

/

/

/

/

/

/

/

/

/

11 475

 

PT

GHL

1N2AB.

Groenlandse heilbot

Noorse wateren van I en II

0

6 098

N.v.t.

6 098

1,00

/

/

6 098

0

6 098

Op het volgende bestand toe te passen verlaging

PT

RED

1N2AB.

Roodbaars

Noorse wateren van I en II

/

/

/

/

/

/

/

/

/

6 098

 

PT

POK

1N2AB.

Koolvis

Noorse wateren van I en II

9 700

9 690

99,90

– 10

/

/

145 616

145 606

53

145 553

Op het volgende bestand toe te passen verlaging

PT

RED

1N2AB.

Roodbaars

Noorse wateren van I en II

/

/

/

/

/

/

/

/

/

145 553


(1)  Quota die op grond van de betrokken verordeningen inzake de vangstmogelijkheden beschikbaar zijn voor de lidstaten, rekening houdend met het ruilen van vangstmogelijkheden overeenkomstig artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, het overdragen van quota van 2014 naar 2015 overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad (PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3), overeenkomstig artikel 5 bis van Verordening (EU) nr. 1221/2014, overeenkomstig artikel 18 bis van Verordening (EU) 2015/104 of het opnieuw toewijzen en verlagen van vangstmogelijkheden overeenkomstig de artikelen 37 en 105 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

(2)  Overeenkomstig artikel 105, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1224/2009. Een verlaging gelijk aan de overbevissing van * 1,00 geldt in alle gevallen van overbevissing ter hoogte van maximaal 100 ton.

(3)  Overeenkomstig artikel 105, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en mits de overbevissing meer dan 10 % bedraagt.

(4)  Met de letter „A” wordt aangegeven dat een aanvullende vermenigvuldigingsfactor van 1,5 is toegepast vanwege overbevissing in de opeenvolgende jaren 2013, 2014 en 2015. Met de letter „C” wordt aangegeven dat een aanvullende vermenigvuldigingsfactor van 1,5 is toegepast omdat het betrokken bestand onder een meerjarenplan valt.

(5)  Resterende hoeveelheden die voor 2015 niet overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1801 van de Commissie (PB L 263 van 8.10.2015, blz. 19) als gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2404 van de Commissie (PB L 333 van 19.12.2015, blz. 73), in mindering konden worden gebracht omdat er geen of geen toereikend quotum beschikbaar was.

(6)  Hoeveelheden die op hetzelfde bestand in mindering konden worden gebracht dankzij het ruilen van vangstmogelijkheden overeenkomstig artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

(7)  Aanvullende vermenigvuldigingsfactoren zijn niet cumulatief en worden slechts eenmaal toegepast.


BIJLAGE II

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2226 wordt vervangen door:

„BIJLAGE

Verlagingen van quota voor bestanden die zijn overbevist

Lidstaat

Code soort

Gebiedscode

Soortnaam

Benaming gebied

Oorspronkelijk quotum 2015 (hoeveelheid in kg)

Toegestane aanlandingen 2015 (totale aangepaste hoeveelheid in kg) (1)

Totale vangsten 2015 (hoeveelheid in kg)

Benutting quotum in verhouding tot toegestane aanlandingen (%)

Overbevissing in verhouding tot de toegestane aanlandingen (hoeveelheid in kg)

Vermenigvuldigingsfactor (2)

Aanvullende vermenigvuldigingsfactor (3)  (4)

Nog uitstaande verlagingen uit voorgaande jaren (5) (hoeveelheid in kg)

Voor 2016 toe te passen verlagingen (hoeveelheid in kg) (6)

Reeds voor 2016 toegepaste verlagingen (hoeveelheid in kg) (7)

In 2017 en het volgende jaar/de volgende jaren toe te passen verlaging (hoeveelheid in kg)

(1)

(2)

(3)

(4)

(5)

(6)

(7)

(8)

(9)

(10)

(11)

(12)

(13)

(14)

(15)

(16)

BE

SOL

24-C.

Tong

Uniewateren van IIa en IV

991 000

929 510

939 590

101,08

10 080

/

/

/

10 080

10 080

/

BE

SRX

07D.

Roggen

Uniewateren van VIId

72 000

70 511

69 495

98,56

– 1 016

/

/

1 097

81

81

/

BE

SRX

2AC4-C

Roggen

Uniewateren van IIa en IV

211 000

245 500

256 147

104,34

10 647

/

/

/

10 647

10 647

/

BE

SRX

67AKXD

Roggen

Uniewateren van VIa, VIb, VIIa-c en VIIe-k

725 000

915 262

918 243

100,33

2 981

/

/

/

2 981

2 981

/

DE

T/B

2AC4-C

Tarbot/griet

Uniewateren van IIa en IV

186 000

349 000

350 186

100,34

1 186

/

/

/

1 186  (12)

1 186

/

DK

COD

03AN.

Kabeljauw

Skagerrak

3 336 000

3 223 407

3 349 360

103,91

125 923

/

(C) (8)

/

125 923

125 923

/

DK

DGS

03A-C.

Doornhaai/hondshaai

Uniewateren van IIIa

0

0

3 840

N.v.t.

3 840

1,00

/

/

3 840

3 840

/

DK

DGS

2AC4-C

Doornhaai/hondshaai

Uniewateren van IIa en IV

0

0

1 540

N.v.t.

1 540

1,00

/

/

1 540

1 540

/

DK

HER

03A-BC

Haring

IIIa

5 692 000

5 770 000

6 056 070

104,96

286 070

/

/

/

286 070

286 070

/

DK

NOP

04-N.

Kever

Noorse wateren van IV

0

0

28 270

N.v.t.

28 270

1,00

/

/

28 270

28 270

/

DK

SAN

234_1

Zandspiering

Uniewateren van het voor zandspiering ingestelde beheersgebied 1

125 459 000

115 924 000

130 977 950

112,99

15 053 950

1,2

/

/

18 064 740

18 064 740  (14)

/

DK

SAN

234_6

Zandspiering

Uniewateren van het voor zandspiering ingestelde beheersgebied 6

206 000

219 000

228 860

104,50

9 860

/

/

/

9 860

9 860

/

ES

ALF

3X14-

Beryciden

Unie- en internationale wateren van III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV

67 000

80 045

62 544

78,13

– 9 496  (9)

/

/

16 159

6 663

5 846

817

ES

ANE

08.

Ansjovis

VIII

22 500 000

22 923 784

24 068 471

104,99

1 144 687

/

/

/

1 144 687

1 144 687

/

ES

BSF

8910-

Zwarte haarstaartvis

Unie- en internationale wateren van VIII, IX en X

12 000

30 050

110

0,37

26 936  (10)

/

/

29 639

2 703

0

2 703

ES

BUM

ATLANT

Blauwe marlijn

Atlantische Oceaan

10 360

20 360

134 082

658,56

113 722

2,0

A

172 878

514 044

514 044

/

ES

COD

1/2B

Kabeljauw

I en IIb

13 283 000

12 182 091

12 391 441

101,72

209 350

/

/

/

209 350

209 350

/

ES

GHL

1N2AB.

Groenlandse heilbot/zwarte heilbot

Noorse wateren van I en II

/

0

24 239

N.v.t.

24 239

1,00

A

/

36 359

36 359

/

ES

RED

N3LN.

Roodbaars

NAFO 3LN

/

171 440

173 836

101,40

2 396

/

/

/

2 396

2 396

/

ES

SOL

8AB.

Tong

VIIIa en VIIIb

9 000

6 968

7 397

106,13

(429) (11)

/

(A+C) (8)  (13)

2 759

2 759

2 759

/

ES

SRX

67AKXD

Roggen

Uniewateren van VIa, VIb, VIIa-c en VIIe-k

43 800

412 000

445 713

108,18

33 713

/

/

/

33 713

33 713

/

ES

SRX

89-C.

Roggen

Union waters van VIII en IX

1 057 000

650 485

771 246

118,56

120 761

1,2

/

118 622

263 535

131 768  (15)

131 767  (15)

ES

USK

567EI.

Lom

Unie- en internationale wateren van V, VI en VII

46 000

135 008

62 646

46,40

– 72 362

/

/

58 762

0

/

/

ES

WHM

ATLANT

Witte marlijn

Atlantische Oceaan

24 310

24 310

68 613

282,24

44 303

1,00

A

72 539

138 994

0

138 994

FR

GHL

1N2AB.

Groenlandse heilbot/zwarte heilbot

Noorse wateren van I en II

/

2 000

7 957

397,85

5 957

1,00

/

/

5 957

5 957

/

FR

HAD

7X7A34

Schelvis

VIIb-k, VIII, IX en X; Uniewateren van Cecaf 34.1.1

5 561 000

5 760 984

5 775 607

100,25

14 623

/

/

/

14 623

14 623

/

FR

PLE

7HJK.

Schol

VIIh, VIIj en VIIk

17 000

57 007

59 833

104,95

2 826

/

/

/

2 826

2 826

/

FR

SRX

07D.

Roggen

Uniewateren van VIId

602 000

591 586

689 868

116,61

98 282

1,00

/

/

98 282

98 282

/

FR

SRX

89-C.

Roggen

Uniewateren van VIII en IX

1 298 000

1 507 000

1 578 469

104,74

71 469

/

/

/

71 469

71 469

/

IE

COD

07A.

Kabeljauw

VIIa

120 000

134 776

138 122

102,48

3 346

/

/

/

3 346

3 346

/

IE

SRX

67AKXD

Roggen

Uniewateren van VIa, VIb, VIIa-c en VIIe-k

1 048 000

946 554

1 044 694

110,37

98 140

1,00

/

/

98 140

98 140

/

NL

ANE

08.

Ansjovis

VIII

/

0

12 493

N.v.t.

12 493

1,00

/

/

12 493

12 493

/

NL

COD

2A3AX4

Kabeljauw

IV; Uniewateren van IIa; het gedeelte van IIIa dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort

2 800 000

1 340 520

1 348 815

100,62

8 295

/

(C) (8)

/

8 295

8 295

/

NL

HER

*25B-F

Haring

II, Vb benoorden 62° N (wateren van de Faeröer)

1 104 000

1 841 160

2 230 998

121,17

389 838

1,4

/

/

545 773

522 222

23 551

NL

HKE

3A/BCD

Heek

IIIa; Uniewateren van de deelsectoren 22-32

/

0

1 575

N.v.t.

1 575

1,00

A+C (13)

/

2 363

2 363

/

NL

MAC

*3A4BC

Makreel

IIIa en IVbc

490 000

1 084 500

1 090 087

100,52

5 587

/

/

/

5 587

5 587

/

NL

POK

2A34.

Koolvis

IIIa en IV; Uniewateren van IIa, IIIb, IIIc en de deelsectoren 22-32

68 000

56 600

63 411

112,03

6 811

1,00

/

/

6 811

5 754

1 057

NL

SRX

2AC4-C

Roggen

Uniewateren van IIa en IV

180 000

245 300

252 765

103,04

7 465

/

/

/

7 465

7 465

/

NL

T/B

2AC4-C

Tarbot en griet

Uniewateren van IIa en IV

2 579 000

2 783 000

2 793 239

100,37

10 239

/

/

/

10 239

10 239

/

NL

WHB

1X14

Blauwe wijting

Unie- en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe, XII en XIV

36 711 000

55 297 456

55 584 332

100,52

286 876

/

/

/

286 876

286 876

/

NL

WHG

2AC4.

Wijting

IV; Uniewateren van IIa

699 000

527 900

547 717

103,75

19 817

/

/

/

19 817

19 817

/

NL

WHG

56-14

Wijting

VI; Unie- en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV

/

0

11 475

N.v.t.

11 475

1,00

/

/

11 475

11 475

/

PT

GHL

1N2AB

Groenlandse heilbot

Noorse wateren van I en II

/

0

6 098

N.v.t.

6 098

1,00

/

/

6 098

6 098

/

PT

POK

1N2AB.

Koolvis

Noorse wateren van I en II

/

9 700

9 690

99,90

– 10

/

/

145 616

145 606

53

145 553

UK

COD

2A3AX4

Kabeljauw

IV; Uniewateren van IIa; het gedeelte van IIIa dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort

11 369 000

14 828 600

14 846 189

100,12

17 589

/

(C) (8)

/

17 589

17 589

/

UK

HER

4AB.

Haring

Unie- en Noorse wateren van IV ten noorden van 53° 30′ NB

62 292 000

66 892 860

68 024 970

101,69

1 132 100

/

/

/

1 132 110

1 132 110

/

UK

MAC

2CX14-

Makreel

VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; Unie- en internationale wateren van Vb; internationale wateren van IIa, XII en XIV

245 363 000

237 093 794

242 496 391

102,28

5 402 597

/

(A) (8)

/

5 402 597

5 402 597

/

UK

MAC

*3A4BC

Makreel

IIIa en IVbc

490 000

620 500

626 677

101,00

6 177

/

/

/

6 177

6 177

/

UK

SAN

234_1

Zandspiering

Uniewateren van het voor zandspiering ingestelde beheersgebied 1

2 742 000

1 219 400

2 000 034

164,02

780 634

2,00

/

/

1 561 268

95 100

1 466 168


(1)  Quota die op grond van de betrokken verordeningen inzake de vangstmogelijkheden beschikbaar zijn voor de lidstaten, rekening houdend met het ruilen van vangstmogelijkheden overeenkomstig artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22), het overdragen van quota van 2014 naar 2015 overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad (PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3), overeenkomstig artikel 5 bis van Verordening (EU) nr. 1221/2014 van de Raad (PB L 330 van 15.11.2014, blz. 16), overeenkomstig artikel 18 bis van Verordening (EU) 2015/104 van de Raad (PB L 22 van 28.1.2015, blz. 1) of het opnieuw toewijzen en verlagen van vangstmogelijkheden overeenkomstig de artikelen 37 en 105 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

(2)  Overeenkomstig artikel 105, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1224/2009. Een verlaging gelijk aan de overbevissing van * 1,00 geldt in alle gevallen van overbevissing ter hoogte van maximaal 100 ton.

(3)  Overeenkomstig artikel 105, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en mits de overbevissing meer dan 10 % bedraagt.

(4)  Met de letter „A” wordt aangegeven dat een aanvullende vermenigvuldigingsfactor van 1,5 is toegepast vanwege overbevissing in de opeenvolgende jaren 2013, 2014 en 2015. Met de letter „C” wordt aangegeven dat een aanvullende vermenigvuldigingsfactor van 1,5 is toegepast omdat het betrokken bestand onder een meerjarenplan valt.

(5)  Resterende hoeveelheden die in 2015 niet overeenkomstig Verordening (EU) 2015/1801 als gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/2404, in mindering konden worden gebracht omdat er geen of geen toereikend quotum beschikbaar was.

(6)  Voor 2016 toe te passen verlagingen als vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2226 van de Commissie (PB L 336 van 10.12.2016, blz. 38).

(7)  Voor 2016 toe te passen verlagingen die daadwerkelijk kunnen worden toegepast gezien het quotum dat beschikbaar is op de datum van inwerkingtreding van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2226.

(8)  Aanvullende vermenigvuldigingsfactor niet beschikbaar omdat de overbevissing niet meer dan 10 % van de toegestane aanlandingen bedraagt.

(9)  Resterende onbenutte hoeveelheid na de overdracht van 8 005 kg van 2015 naar 2016 overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1142 van de Commissie (PB L 189 van 14.7.2016, blz. 9).

(10)  Resterende onbenutte hoeveelheid na de overdracht van 3 004 kg van 2015 naar 2016 overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1142.

(11)  Hoeveelheden van minder dan één ton worden niet in aanmerking genomen.

(12)  Op verzoek van Duitsland heeft de Commissie overeenkomstig artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 toestemming verleend voor extra aanlandingen van ten hoogste 10 % van het T/G-quotum.

(13)  Aanvullende vermenigvuldigingsfactoren zijn niet cumulatief en worden slechts eenmaal toegepast.

(14)  In mindering te brengen op SAN/234_3 (voor zandspiering ingesteld beheersgebied 3).

(15)  Op verzoek van Spanje wordt de verlaging van 263 535 kilo voor 2016 gelijkelijk gespreid over twee jaar (2016 en 2017).”


1.2.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 27/113


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/163 VAN DE COMMISSIE

van 31 januari 2017

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 31 januari 2017.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

299,8

MA

135,7

SN

268,2

TR

158,2

ZZ

215,5

0707 00 05

MA

79,2

TR

195,6

ZZ

137,4

0709 91 00

EG

79,4

ZZ

79,4

0709 93 10

MA

273,9

TR

295,3

ZZ

284,6

0805 10 22 , 0805 10 24 , 0805 10 28

EG

47,2

MA

48,5

TN

51,7

TR

71,6

ZZ

54,8

0805 21 10 , 0805 21 90 , 0805 29 00

EG

91,2

IL

140,1

JM

106,9

MA

88,4

TR

83,1

ZZ

101,9

0805 22 00

IL

139,7

MA

83,2

ZZ

111,5

0805 50 10

EG

85,5

TR

70,9

ZZ

78,2

0808 10 80

US

205,0

ZZ

205,0

0808 30 90

CL

81,7

CN

81,5

TR

154,0

ZA

100,3

ZZ

104,4


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


RICHTLIJNEN

1.2.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 27/115


RICHTLIJN (EU) 2017/164 VAN DE COMMISSIE

van 31 januari 2017

tot vaststelling van een vierde lijst van indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling uit hoofde van Richtlijn 98/24/EG van de Raad en tot wijziging van de Richtlijnen 91/322/EEG, 2000/39/EG en 2009/161/EU van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 98/24/EG van de Raad van 7 april 1998 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico's van chemische agentia op het werk (1) („Richtlijn 98/24/EG”), en met name artikel 3, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Commissie moet op grond van Richtlijn 98/24/EG Europese doelstellingen inzake de bescherming van werknemers tegen chemische risico's in de vorm van indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling voorstellen, die op het niveau van de Unie moeten worden vastgesteld.

(2)

Bij artikel 3, lid 2, van Richtlijn 98/24/EG is de Commissie gemachtigd indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling vast te stellen of te herzien, met inachtneming van de beschikbare meettechnieken, volgens de procedure van artikel 17 van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad (2).

(3)

De Commissie wordt in deze taak bijgestaan door het bij Besluit 2014/113/EU van de Commissie (3) ingestelde Wetenschappelijk Comité inzake grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan chemische agentia (Scoel).

(4)

Overeenkomstig Richtlijn 98/24/EG betekent „grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling”, tenzij anders omschreven: de grenswaarde van de tijdgewogen gemiddelde concentratie van een chemisch agens in de lucht in de individuele ademzone van een werknemer in verhouding tot een bepaalde referentieperiode.

(5)

Indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling zijn gezondheidskundige grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling, die door het Scoel zijn afgeleid van de meest recente beschikbare wetenschappelijke gegevens en zijn vastgesteld door de Commissie, met inachtneming van de beschikbare meettechnieken. Het zijn drempelniveaus voor de blootstelling waaronder voor een bepaald chemisch agens over het algemeen geen schadelijke effecten worden verwacht na een kortstondige blootstelling of een dagelijkse blootstelling gedurende een beroepsleven. Zij vormen doelstellingen van de Unie en zijn erop gericht werkgevers te helpen bij het bepalen en beoordelen van risico's en bij het uitvoeren van preventieve en beschermende maatregelen overeenkomstig Richtlijn 98/24/EG.

(6)

Overeenkomstig de aanbevelingen van het Scoel worden indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling vastgesteld in verhouding tot een referentieperiode van acht uur tijdgewogen gemiddelde (grenswaarden voor langdurige blootstelling) en, voor bepaalde chemische agentia, tot kortere referentieperiodes, over het algemeen vijftien minuten tijdgewogen gemiddelde (grenswaarden voor kortstondige blootstelling), om rekening te houden met de gevolgen van blootstelling gedurende korte tijd.

(7)

Voor elk chemisch agens waarvoor op het niveau van de Unie een indicatieve grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling is vastgesteld, moeten de lidstaten een nationale grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling vaststellen. Daarbij moeten zij rekening houden met de grenswaarde van de Unie en de aard van de nationale grenswaarde bepalen in overeenstemming met de nationale wetgeving en praktijk.

(8)

Indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling vormen een belangrijk onderdeel van de algemene maatregelen ter bescherming van werknemers tegen gezondheidsrisico's die voortvloeien uit blootstelling aan gevaarlijke chemische stoffen.

(9)

Overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 98/24/EG heeft het Scoel het verband beoordeeld tussen de gevolgen van de 31, in de bijlage bij deze richtlijn vermelde, chemische agentia voor de gezondheid en het niveau van beroepsmatige blootstelling. Het comité heeft voor al die chemische agentia de vaststelling aanbevolen van indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling via inademing in verhouding tot een referentieperiode van acht uur tijdgewogen gemiddelde. Daarom is het passend grenswaarden voor langdurige blootstelling vast te stellen voor alle agentia van de bijlage bij deze richtlijn.

(10)

Voor een aantal van die chemische agentia heeft het Scoel ook de vaststelling van grenswaarden voor kortstondige blootstelling aanbevolen in verhouding tot kortere referentieperiodes en/of van „huid”-indicaties.

(11)

Vier chemische agentia — stikstofmonoxide, calciumdihydroxide, lithiumhydride en azijnzuur — zijn momenteel opgenomen in de bijlage bij Richtlijn 91/322/EEG van de Commissie (4).

(12)

Eén van de chemische agentia, 1,4-dichloorbenzeen, is momenteel opgenomen in de bijlage bij Richtlijn 2000/39/EG van de Commissie (5).

(13)

Een ander chemisch agens, bisfenol A, is momenteel opgenomen in de bijlage bij Richtlijn 2009/161/EU van de Commissie (6).

(14)

Voor die agentia heeft het Scoel de vaststelling van nieuwe indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aanbevolen. Daarom is het passend de herziene grenswaarden voor die zes agentia op te nemen in de bijlage bij deze richtlijn en de vermeldingen van die chemische agentia in de bijlagen bij de Richtlijnen 91/322/EEG, 2000/39/EG en 2009/161/EU te schrappen.

(15)

Voor één van de 31 chemische agentia in de lijst in de bijlage bij deze richtlijn, acrylzuur, heeft het Scoel een grenswaarde voor kortstondige blootstelling aanbevolen in verhouding tot een referentieperiode van één minuut. Daarom is het passend grenswaarden voor kortstondige blootstelling vast te stellen voor dat chemisch agens in de bijlage bij deze richtlijn.

(16)

Voor bepaalde stoffen is het ter verzekering van het hoogst mogelijke beschermingsniveau noodzakelijk ook met de mogelijkheid van huidpenetratie rekening te houden. Bij de 31 chemische agentia in de lijst in de bijlage bij deze richtlijn heeft het Scoel vastgesteld dat mogelijk aanzienlijke opname via de huid kan plaatsvinden voor glyceroltrinitraat, koolstoftetrachloride, waterstofcyanide, methyleenchloride, nitroëthaan, 1,4-dichloorbenzeen, methylformaat, tetrachloorethyleen, natriumcyanide en kaliumcyanide. Daarom is het passend in de bijlage bij deze richtlijn indicaties vast te stellen waarin de mogelijk aanzienlijke opname via de huid voor die chemische agentia wordt vermeld, naast de indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling.

(17)

Het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats (7), dat overeenkomstig artikel 3, lid 2 van Richtlijn 98/24/EG is geraadpleegd, heeft erkend dat er bezorgdheid was over de technische haalbaarheid van de voorgestelde indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan stikstofmonoxide en stikstofdioxide in de ondergrondse mijnbouw en de tunnelbouw en aan koolstofmonoxide in de ondergrondse mijnbouw. Het comité erkende ook dat er momenteel problemen zijn in verband met de beschikbaarheid van meettechnieken die zouden kunnen worden gebruikt om aan te tonen dat wordt voldaan aan de voorgestelde grenswaarde voor stikstofdioxide in de ondergrondse mijnbouw en de tunnelbouw. Daarom is het passend de lidstaten een overgangsperiode toe te staan voor de toepassing in de ondergrondse mijnbouw en de tunnelbouw van de in de bijlage bij deze richtlijn vastgestelde grenswaarden voor stikstofmonoxide, stikstofdioxide en koolstofmonoxide en de Commissie de mogelijkheid te bieden de bovengenoemde kwesties voor het einde van de overgangsperiode te onderzoeken. Tijdens die overgangsperiode mogen de lidstaten de bestaande grenswaarden blijven toepassen in plaats van de in de bijlage bij deze richtlijn vastgestelde waarden.

(18)

Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken (8) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om, in verantwoorde gevallen, de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van een of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht.

(19)

Wat deze richtlijn betreft, beschouwt de Commissie de omzetting van dergelijke stukken in de vorm van een tabel waarin het verband tussen deze richtlijn en de nationale maatregelen wordt aangetoond, als gerechtvaardigd, aangezien voor sommige agentia reeds nationale grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling bestaan in nationale wetgeving, en gezien de verscheidenheid en de technische aard van de wetgevingsinstrumenten op nationaal niveau voor de vaststelling van grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling.

(20)

Het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats heeft op 27 november 2014 en 21 mei 2015 advies uitgebracht.

(21)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 17 van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad ingestelde Comité voor de technische vooruitgang,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Hierbij wordt een vierde lijst van indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling voor de in de bijlage opgenomen chemische agentia vastgesteld voor de Unie.

Artikel 2

De lidstaten stellen voor de in de bijlage opgenomen chemische agentia nationale grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling vast, waarbij zij rekening houden met de grenswaarden van de Unie.

Artikel 3

In de bijlage bij Richtlijn 91/322/EEG worden de vermeldingen betreffende azijnzuur, calciumdihydroxide, lithiumhydride en stikstofmonoxide geschrapt met ingang van 21 augustus 2018, overeenkomstig artikel 6, lid 2, onder a).

Artikel 4

In de bijlage bij Richtlijn 2000/39/EG wordt de vermelding van 1,4-dichloorbenzeen geschrapt met ingang van 21 augustus 2018.

Artikel 5

In de bijlage bij Richtlijn 2009/161/EU wordt de vermelding van bisfenol A geschrapt met ingang van 21 augustus 2018.

Artikel 6

1.   In de ondergrondse mijnbouw en de tunnelbouw mogen de lidstaten gebruikmaken van een overgangsperiode die uiterlijk op 21 augustus 2023 eindigt voor de grenswaarden voor stikstofmonoxide, stikstofdioxide en koolstofmonoxide.

2.   Tijdens de in lid 1 vermelde overgangsperiode mogen de lidstaten in plaats van de in de bijlage vastgestelde grenswaarden, de volgende grenswaarden toepassen:

a)

voor stikstofmonoxide: de bestaande grenswaarden van de bijlage bij Richtlijn 91/322/EEG;

b)

voor stikstofdioxide en koolstofmonoxide: de op 1 februari 2017 geldende nationale grenswaarden.

Artikel 7

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 21 augustus 2018 aan deze richtlijn te voldoen.

Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede en laten die kennisgeving vergezeld gaan van een of meer toelichtende stukken in de vorm van tabellen waarin het verband tussen de bepalingen en deze richtlijn wordt aangetoond.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 8

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 9

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 31 januari 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 131 van 5.5.1998, blz. 11.

(2)  Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1).

(3)  Besluit 2014/113/EU van de Commissie van 3 maart 2014 tot oprichting van een Wetenschappelijk Comité inzake grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan chemische agentia en tot intrekking van Besluit 95/320/EG (PB L 62 van 4.3.2014, blz. 18).

(4)  Richtlijn 91/322/EEG van de Commissie van 29 mei 1991 tot vaststelling van indicatieve grenswaarden ter uitvoering van Richtlijn 80/1107/EEG van de Raad betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan chemische, fysische en biologische agentia op het werk (PB L 177 van 5.7.1991, blz. 22).

(5)  Richtlijn 2000/39/EG van de Commissie van 8 juni 2000 tot vaststelling van een eerste lijst van indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling ter uitvoering van Richtlijn 98/24/EG van de Raad betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico's van chemische agentia op het werk (PB L 142 van 16.6.2000, blz. 47).

(6)  Richtlijn 2009/161/EU van de Commissie van 17 december 2009 tot vaststelling van een derde lijst van indicatieve grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling ter uitvoering van Richtlijn 98/24/EG van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2000/39/EG van de Commissie (PB L 338 van 19.12.2009, blz. 87).

(7)  Besluit 2003/C 218/01 van de Raad van 22 juli 2003 tot oprichting van een Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats (PB C 218 van 13.9.2003, blz. 1).

(8)  PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.


BIJLAGE

EG-nr. (1)

CAS-nr. (2)

NAAM VAN HET CHEMISCH AGENS

GRENSWAARDEN

Indicatie (3)

8 uur (4)

Kortstondig (5)

mg/m3  (6)

ppm (7)

mg/m3  (6)

ppm (7)

Mangaan- en anorganische mangaanverbindingen

(als mangaan)

0,2 (8)

0,05 (9)

200-240-8

55-63-0

Glyceroltrinitraat

0,095

0,01

0,19

0,02

huid

200-262-8

56-23-5

Koolstoftetrachloride; Tetrachloormethaan

6,4

1

32

5

huid

200-521-5

61-82-5

Amitrol

0,2

200-580-7

64-19-7

Azijnzuur

25

10

50

20

200-821-6

74-90-8

Waterstofcyanide

(als cyanide)

1

0,9

5

4,5

huid

200-838-9

75-09-2

Methyleenchloride; Dichloormethaan

353

100

706

200

huid

200-864-0

75-35-4

Vinylideenchloride; 1,1-Dichlooretheen

8

2

20

5

201-083-8

78-10-4

Tetraethylorthosilicaat

44

5

201-177-9

79-10-7

Acrylzuur; Prop-2-eenzuur

29

10

59 (10)

20 (10)

201-188-9

79-24-3

Nitroëthaan

62

20

312

100

huid

201-245-8

80-05-7

Bisfenol A; 4,4′-Isopropylideendifenol

2 (8)

202-981-2

101-84-8

Difenylether

7

1

14

2

203-234-3

104-76-7

2-Ethylhexaan-1-ol

5,4

1

203-400-5

106-46-7

1,4-Dichloorbenzeen; p-Dichloorbenzeen

12

2

60

10

huid

203-453-4

107-02-8

Acroleïne; Acrylaldehyd; Prop-2-enal

0,05

0,02

0,12

0,05

203-481-7

107-31-3

Methylformiaat

125

50

250

100

huid

203-788-6

110-65-6

But-2-yn-1,4-diol

0,5

204-825-9

127-18-4

Tetrachloorethyleen

138

20

275

40

huid

205-500-4

141-78-6

Ethylacetaat

734

200

1 468

400

205-599-4

143-33-9

Natriumcyanide

(als cyanide)

1

5

huid

205-792-3

151-50-8

Kaliumcyanide

(als cyanide)

1

5

huid

207-069-8

431-03-8

Diacetyl; Butaandion

0,07

0,02

0,36

0,1

211-128-3

630-08-0

Koolstofmonoxide

23

20

117

100

215-137-3

1305-62-0

Calciumdihydroxide

1 (9)

4 (9)

215-138-9

1305-78-8

Calciumoxide

1 (9)

4 (9)

231-195-2

7446-09-5

Zwaveldioxide

1,3

0,5

2,7

1

231-484-3

7580-67-8

Lithiumhydride

0,02 (8)

233-271-0

10102-43-9

Stikstofmonoxide

2,5

2

233-272-6

10102-44-0

Stikstofdioxide

0,96

0,5

1,91

1

262-967-7

61788-32-7

Terfenyl, gehydrogeneerd

19

2

48

5


(1)  

EG-nr.: Het Europese Gemeenschap (EG)-nummer is het identificatienummer voor stoffen in de Europese Unie.

(2)  

CAS-nr.: registratienummer van de Chemical Abstract Service.

(3)  De indicatie „huid” bij bepaalde grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling duidt op een mogelijk aanzienlijke opname via de huid.

(4)  Gemeten of berekend in verhouding tot een referentieperiode van acht uur als tijdgewogen gemiddelde.

(5)  Grenswaarde voor kortstondige blootstelling. Grenswaarde die niet mag worden overschreden en die geldt, behoudens anders vermeld, voor een periode van 15 minuten.

(6)  

mg/m3 : milligram per kubieke meter lucht. Voor chemische stoffen in de gas- of dampfase wordt de grenswaarde uitgedrukt bij 20 °C en 101,3 kPa.

(7)  

ppm: aantal deeltjes per miljoen naar volume in de lucht (ml/m3).

(8)  Inhaleerbare fractie.

(9)  Respirabele fractie.

(10)  Grenswaarde voor kortstondige blootstelling in verhouding tot een referentieperiode van 1 minuut.


BESLUITEN

1.2.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 27/121


BESLUIT (EU) 2017/165 VAN DE RAAD

van 27 januari 2017

tot benoeming van een lid en twaalf plaatsvervangende leden van het Comité van de Regio's, voorgedragen door de Franse Republiek

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,

Gezien de voordracht van de Franse regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 januari 2015, 5 februari 2015 en 23 juni 2015 heeft de Raad de Besluiten (EU) 2015/116 (1), (EU) 2015/190 (2) en (EU) 2015/994 (3) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangende leden van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 vastgesteld.

(2)

In het Comité van de Regio's is een zetel van lid vrijgekomen vanwege het einde van de ambtstermijn van de heer Laurent BEAUVAIS.

(3)

In het Comité van de Regio's zijn elf zetels van plaatsvervangend lid vrijgekomen vanwege het einde van de ambtstermijnen van mevrouw Josette BOREL-LINCERTIN, mevrouw Nathalie COLIN-OESTERLE, mevrouw Marie-Marguerite DUFAY, de heer Daniel DUGLERY, de heer Nicolas FLORIAN, mevrouw Karine GLOANEC-MAURIN, de heer Hervé HOCQUARD, de heer Jean-Louis JOSEPH, de heer Daniel PERCHERON, de heer Christophe ROSSIGNOL en de heer Michel VAUZELLE.

(4)

In het Comité van de Regio's is een zetel van plaatsvervangend lid vrijgekomen vanwege het einde van het mandaat op grond waarvan de heer Guillaume CROS (Conseiller régional de Midi-Pyrénées) was voorgedragen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In het Comité van de Regio's worden de volgende personen benoemd voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2020:

a)

tot lid:

de heer Gérard LAHELLEC, Vice-président du Conseil régional de Bretagne,

b)

tot plaatsvervangend lid:

de heer Patrick AYACHE, Vice-président du Conseil régional de Bourgogne-Franche-Comté,

de heer Frank CECCONI, Conseiller régional du Conseil régional d'Ile de France,

mevrouw Yolaine COSTES, Vice-présidente du Conseil régional de La Réunion,

de heer Guillaume CROS, Vice-président du Conseil régional d'Occitanie (wijziging mandaat),

de heer Harold HUWART, Vice-président du Conseil régional du Centre-Val de Loire,

mevrouw Valérie LETARD, Vice-présidente du Conseil régional des Hauts-de-France,

mevrouw Marie-Luce PENCHARD, Vice-présidente du Conseil régional de Guadeloupe,

de heer Jean-Jack QUEYRANNE, Conseiller régional du Conseil régional d'Auvergne-Rhône-Alpes,

mevrouw Agnès RAMPAL, Conseillère régionale du Conseil régional de Provence-Alpes-Côte d'Azur,

de heer Gilles SIMEONI, Président du Conseil exécutif de la Collectivité territoriale de Corse,

mevrouw Sandra TORRES, Conseillère régionale du Conseil régional de Provence-Alpes-Côte d'Azur,

de heer Patrice VOIR, Conseiller régional du Conseil régional d'Auvergne-Rhône-Alpes.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 27 januari 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

E. SCICLUNA


(1)  Besluit (EU) 2015/116 van de Raad van 26 januari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 20 van 27.1.2015, blz. 42).

(2)  Besluit (EU) 2015/190 van de Raad van 5 februari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 31 van 7.2.2015, blz. 25).

(3)  Besluit (EU) 2015/994 van de Raad van 23 juni 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 159 van 25.6.2015, blz. 70).


1.2.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 27/123


BESLUIT (EU) 2017/166 VAN DE COMMISSIE

van 27 november 2015

betreffende steunmaatregel SA.38831 (2014/C) (ex 2014/N) die Portugal voornemens is te verlenen aan Volkswagen Autoeuropa, Lda

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 8232)

(Slechts de tekst in de Portugese taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 108, lid 2, eerste alinea,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (1),

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

(1)

Bij elektronische aanmelding die bij de Commissie is geregistreerd op 30 juni 2014 heeft Portugal regionale investeringssteun aangemeld die het op 30 april 2014, onder voorbehoud van de goedkeuring door de Commissie, aan Volkswagen Autoeuropa, Lda (hierna „Autoeuropa” genoemd) had verleend.

(2)

Bij brief van donderdag 2 oktober 2014 heeft de Commissie Portugal in kennis gesteld van haar besluit om ten aanzien van deze steun de procedure van artikel 108, lid 2, VWEU in te leiden.

(3)

Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure werd bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2). De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen over de steunmaatregel in te dienen.

(4)

Portugal diende op maandag 15 december 2014 opmerkingen in over het inleidingsbesluit (2014/127950); aanvullende informatie werd verstrekt bij brieven van 27 februari 2015 (2015/019588), 12 juni 2015 (2015/056315) en 27 juli 2015 (2015/073908). Op 19 mei 2015 heeft een ontmoeting tussen de diensten van de Commissie, de Portugese autoriteiten en de begunstigde plaatsgevonden ten kantore van Autoeuropa.

(5)

De Commissie heeft geen opmerkingen van belanghebbenden ontvangen.

2.   GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE STEUNMAATREGEL/STEUN

2.1.   DOELSTELLING VAN DE STEUNMAATREGEL

(6)

Door het verlenen van steun voor de investering in de bestaande Autoeuropa-vestiging in Palmela, in de regio Península de Setúbal, een regio die overeenkomstig artikel 107, lid 3, onder c), VWEU in aanmerking komt voor regionale steun, met een standaard regionaal steunplafond voor grote ondernemingen van 15 % overeenkomstig de voor de periode 2007-juni 2014 van toepassing zijnde Portugese regionale-steunkaart (3), is Portugal voornemens de betrokken regio verder te ontwikkelen.

2.2.   DE BEGUNSTIGDE

(7)

De begunstigde van de steun is Autoeuropa, een 100 %-dochteronderneming van het Volkswagen-concern (hierna „de VW-groep” genoemd). De VW-groep wordt in een groot aantal staatssteunbesluiten beschreven, het meest recent in het besluit van de Commissie van 9 juli 2014 tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure met betrekking tot regionale steun ten gunste van AUDI HUNGARIA MOTOR Ltd (4), waarnaar de Commissie verwijst voor een nadere beschrijving van de VW-groep.

(8)

Autoeuropa is sinds juni 1991 actief in de regio Setúbal, en produceert er verschillende personenautomodellen onder de merknaam VW. Autoeuropa is een grote onderneming. Noch de VW-groep, noch Autoeuropa kan worden beschouwd als onderneming in moeilijkheden in de zin van de ten tijde van de aanmelding toepasselijke communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (5).

2.3.   HET INVESTERINGSPROJECT

(9)

Het investeringsproject betreft de invoering van een nieuwe productietechnologie, de „Modularer Querbaukasten” (hierna „MQB” genoemd), die in de plaats komt van de traditionele platformgebaseerde productie. Deze nieuwe technologie maakt het mogelijk om een grote mate van flexibiliteit bij de productie van personenautomodellen en belangrijke synergie-effecten bij de productie ervan te bereiken. De Commissie verwijst naar haar besluit van 13 juli 2011 tot inleiding van een formele onderzoeksprocedure met betrekking tot regionale steun ten gunste van Volkswagen Sachsen (6) voor een meer gedetailleerde beschrijving van de technologie.

(10)

Dankzij de investering in Pamela kan Autoeuropa personenauto's produceren in drie verschillende segmenten van de markt voor personenauto's zoals gedefinieerd in de indeling van POLK (7), namelijk het A0-segment, het A-segment en het B-segment. Op dit moment is de VW-groep voornemens op de nieuwe productielijn een SUV te produceren die is ingedeeld in het segment A0, en een nog niet volledig gedefinieerde personenauto die is ingedeeld in het segment […] (*1), die de opvolger is van het eigenlijke platformgebaseerde model van Autoeuropa in het segment […]. De VW-groep heeft de mogelijkheid niet uitgesloten dat hij binnen vijf jaar na voltooiing van de investering begint met de productie van een personenauto die is ingedeeld in het segment B. De totale door het investeringsproject gecreëerde productiecapaciteit bedraagt [140 000-160 000] auto's per jaar, waarvan op basis van de huidige plannen een capaciteit van [80 000-100 000] is bestemd voor de productie van de A0-SUV en een capaciteit van [50 000-60 000] is bestemd voor het model dat is ingedeeld in het […]-segment.

(11)

De investering is van start gegaan op 26 juni 2014, en het is de bedoeling dat een groot deel ervan uiterlijk in december 2018 is afgerond. Volledige productiecapaciteit is gepland voor eind 2018.

2.4.   KOSTEN VAN HET INVESTERINGSPROJECT

(12)

Volgens het investerings- en steuncontract tussen Portugal en de VW-groep en de indiening van Portugal van 28 juli 2014 betreft de investering in aanmerking komende uitgaven ten belope van 672,9 miljoen EUR voor uitrusting en infrastructuur(bouw)werkzaamheden die zullen worden gemaakt tussen 2014 en 2019. Ongeveer een kwart van de uitgaven zal bestemd zijn voor werktuigen voor toeleveranciers, dat wil zeggen door Autoeuropa gefinancierde vaste activa die niet worden gebruikt in de Palmela-vestiging van Autoeuropa, maar die ter beschikking zullen worden gesteld door Autoeuropa aan zijn leveranciers voor gebruik in de vestigingen van de leveranciers om onderdelen en componenten voor de VW-groep te produceren. Hoewel deze activa een integraal deel van de productieve voorraad van de leveranciers vormen, zullen ze het eigendom van de VW-groep blijven.

(13)

De uitgaven hebben uitsluitend betrekking op nieuwe materiële activa. In de onderstaande tabel, die is afgeleid uit het investeringscontract, worden de geplande subsidiabele uitgaven opgesplitst naar type en jaar.

Tabel 1

Verdeling van de subsidiabele uitgaven in miljoen EUR — Investeringscontract

 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Totaal

Uitrustingen

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Werktuigen voor toeleveranciers

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

TOTAAL

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

672,9

(14)

Deze kostenverdeling, die is gebaseerd op de informatie in het investeringscontract, wijkt af van de kostenverdeling in het formulier „aanvullende informatie” in de bijlage bij de kennisgeving. In het formulier „aanvullende informatie” hebben de Portugese autoriteiten verklaard dat de VW-groep de totale in het investeringscontract voorziene investeringskosten van 672,95 miljoen EUR hebben verlaagd naar 623,85 miljoen EUR. De verdeling die het gevolg is van het formulier „aanvullende informatie” wordt weergegeven in de onderstaande tabel.

Tabel 2

Verdeling van de subsidiabele uitgaven in miljoen EUR — formulier „aanvullende informatie”

 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Totaal

Uitrustingen

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Werktuigen voor toeleveranciers

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

TOTAAL

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

623,9

2.5.   RECHTSGRONDSLAG

(15)

De nationale rechtsgrondslag voor de toekenning van de steun is Wetsbesluit nr. 287/2007 van 17 augustus, als gewijzigd bij Wetsbesluit nr. 65/2009 van 20 maart, die de nationale kaderregeling voor stimulansen voor bedrijfsinvesteringen en Verordening nr. 1464/2007 van 15 november, als gewijzigd bij Verordening nr. 1103/2010 van 25 oktober, die de steunregeling „Sistema de Incentivos a Inovação” in het leven roept en regelt.

(16)

Portugal heeft de steun, onder voorbehoud van goedkeuring van de Commissie, op grond van de steunregeling „Sistema de Incentivos a Inovação” toegekend. Deze steunregeling genoot groepsvrijstelling in de toepassing van Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie (8) (hierna de „AGVV 2008” genoemd), voor steunaanvragen onder de in artikel 6 vastgelegde meldingsdrempel.

2.6.   DE STEUNMAATREGEL

(17)

De steun werd toegekend, onder voorbehoud van de goedkeuring van de Commissie, door middel van een steun- en investeringscontract dat op 30 april 2014 werd ondertekend. De werkzaamheden voor het investeringsproject gingen van start op 26 juni 2014, dat wil zeggen na de ondertekening van het contract.

(18)

De steun wordt verleend in de vorm van een gedeeltelijk terugbetaalbare subsidie. Het investeringscontract verwijst naar een terugbetaalbare subsidie van 52,49 miljoen EUR (nominale waarde) voor investeringsuitgaven (inclusief werktuigen voor toeleveranciers) van 672,95 miljoen EUR, die gedeeltelijk wordt omgezet in een niet-terugbetaalbare subsidie als Autoeuropa voldoet aan bepaalde contractueel overeengekomen verwezenlijkingsparameters. De aanmelding geeft aan dat door een recentere kostenplanning van de VW-groep de verwachte investeringsuitgaven iets lager liggen (623,9 miljoen EUR). Rekening houdend met dat lagere bedrag, bedragen het aangemelde steunbedrag en de aangemelde steunintensiteit, in prijzen van 2014, respectievelijk 36,15 miljoen EUR en 6,03 %. Portugal verbindt zich ertoe dat, indien de gerealiseerde subsidiabele uitgaven afwijken van de geplande in de aanmelding en de berekening van het maximale steunbedrag in aanmerking genomen subsidiabele uitgaven, het aangemelde steunbedrag, noch de aangemelde steunintensiteit zal worden overschreden.

(19)

Portugal bevestigt dat een eigen bijdrage, zonder enige overheidssteun, van ten minste 25 % van de subsidiabele uitgaven wordt verstrekt uit eigen middelen van Autoeuropa/Volkswagen.

(20)

Autoeuropa/Volkswagen verbindt zich ertoe dat de investering gedurende een minimumperiode van vijf jaar na de voltooiing ervan wordt gehandhaafd.

2.7.   REDENEN VOOR HET INLEIDEN VAN DE PROCEDURE

(21)

In het inleidingsbesluit heeft de Commissie twijfels geuit over de verenigbaarheid van de maatregel met de bepalingen van de Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2007-2013 (9) (hierna „de richtsnoeren 2007-2013” genoemd) met betrekking tot de subsidiabele uitgaven, het maximale steunbedrag en de maximale steunintensiteit, en derhalve over de verenigbaarheid ervan met de interne markt.

(22)

De Commissie heeft vastgesteld dat bij de aangemelde subsidiabele uitgaven werktuigkosten voor de toeleveranciers waren opgenomen, als gevolg waarvan de Commissie twijfels uitte over de subsidiabiliteit ervan en derhalve niet in staat was om te bevestigen dat het aangemelde maximale steunbedrag, dat wordt berekend ten opzichte van de totale aangemelde investeringsuitgaven, niet méér bedraagt dan het maximale toegestane bedrag.

(23)

Bovendien heeft de Commissie opgemerkt dat Autoeuropa investeringssteun voor een ander investeringsproject in dezelfde vestiging heeft ontvangen. De aanvang van de werken voor het andere investeringsproject vond minder dan drie jaar vóór de start van de werken voor het huidige investeringsproject plaats. Het investeringsproject beoogde de productieprocessen te innoveren en te optimaliseren door middel van investeringen op drie werkterreinen: i) op het gebied van de informatietechnologie, door toepassing van programma's en de meest geavanceerde technologische systemen, ii) op het gebied van lakwerk voor het interieur en exterieur van motorvoertuigen, door middel van het automatiseren van de methode voor het aanbrengen van verf, en iii) op het gebied van persmatrijzen voor de uitvoering van matrijzen voor persdelen. Op het ogenblik van het inleidingsbesluit heeft Portugal niet duidelijk gemaakt in welke mate deze verbeteringen relevant zouden zijn en nog zouden worden gebruikt ingeval de platformgebaseerde productie zou wegvallen en worden vervangen door MQB-productietechnologie.

(24)

Op basis van de door Portugal verstrekte informatie kon de Commissie geen definitief standpunt bepalen over de vraag of de twee investeringsprojecten één investeringsproject vormen in de zin van punt 60 van de richtsnoeren 2007-2013 en heeft zij besloten om de vraag of de twee projecten economisch onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden in de zin van voetnoot 55 (10) van de richtsnoeren 2007-2013 tijdens de formele onderzoeksprocedure te beoordelen.

(25)

Bovendien vereist punt 68 van de richtsnoeren 2007-2013 dat de Commissie de formele onderzoeksprocedure inleidt en overgaat tot een diepgaande beoordeling van het stimulerende effect, de proportionaliteit, evenals de positieve en negatieve effecten van de steun, waar het marktaandeel van de begunstigde in de relevante product- en geografische markt vóór of na de investering meer dan 25 % bedraagt (hierna ook „toetsing van punt 68, onder a)” genoemd), of wanneer de door de investering gecreëerde productiecapaciteit meer dan 5 % bedraagt van de markt die zich in relatieve of absolute achteruitgang bevindt (hierna ook „toetsing van punt 68, onder b)” genoemd). Indien een diepgaande beoordeling noodzakelijk is, zal deze worden uitgevoerd op basis van de mededeling van de Commissie betreffende de criteria voor een diepgaande beoordeling van regionale steun voor grote investeringsprojecten (11) (mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling).

(26)

In het inleidingsbesluit heeft de Commissie de precieze afbakening van de relevante productmarkt opengelaten en alle plausibele alternatieve marktomschrijvingen, waaronder met name de kleinste segmentering waarvoor gegevens beschikbaar zijn, in acht genomen (12). Aangezien Autoeuropa auto's zal produceren die volgens POLK zijn ingedeeld in de segmenten A0 en […], en ook auto's kan produceren die volgens POLK zijn ingedeeld in het segment B, was de Commissie van oordeel dat deze afzonderlijke segmenten en, wat betreft SUV's, ook deze die volgens Global Insight vallen onder het segment B (13), alsook het volgens POLK gecombineerde segment (A0 tot B) allemaal moeten worden beschouwd als voor deze zaak mogelijke relevante markten.

(27)

Volgens punt 70 van de richtsnoeren 2007-2013 dienen de markten, voor het uitvoeren van de toetsingen krachtens punt 68, normaal gesproken op het EER-niveau te worden afgebakend. Voor de beoordeling in deze zaak was de Commissie van oordeel dat de relevante geografische markt voor de betrokken producten in ieder geval de EER bestrijkt. De Portugese autoriteiten en Autoeuropa stemden ermee in dat de Commissie voor deze aanmelding deze afbakening van de geografische markt gebruikt.

(28)

Tijdens het vooronderzoek was de conclusie van de analyse krachtens punt 68, onder a), van de richtsnoeren 2007-2013 dat het van toepassing zijnde marktaandeellimiet van 25 % wordt overschreden in de afzonderlijke segmenten A en B en in de gecombineerde segmenten A0, A en B (volgens POLK) in de EER voor alle jaren in kwestie.

(29)

Aangezien het resultaat van de toetsing van punt 68, onder a), reeds vereiste dat werd overgegaan tot een diepgaande beoordeling van de steun, was de Commissie van oordeel dat het niet nodig was om de toetsing van punt 68, onder b), uit te voeren.

3.   OPMERKINGEN VAN BELANGHEBBENDEN

(30)

Er werden geen opmerkingen van belanghebbende derden ontvangen.

4.   OPMERKINGEN VAN PORTUGAL

4.1.   WERKTUIGEN VOOR TOELEVERANCIERS

(31)

Portugal is van oordeel dat investeringen in werktuigen voor toeleveranciers voor een bedrag van 136,3 miljoen EUR subsidiabel zijn, omdat de werktuigen onderdeel zijn van het aangemelde project, behoren tot de vaste activa van Autoeuropa, zich bevinden in de fabriek van een leverancier in een steungebied in Portugal, en er behouden zullen blijven gedurende ten minste vijf jaar na de voltooiing van het project. De Portugese autoriteiten verwijzen naar de overwegingen 36 en 37 van Beschikking C(2002) 1803 Ford España SA (14), waarin de Commissie opmerkt dat uitgaven voor werktuigen voor toeleveranciers voor regionale steun in aanmerking kunnen komen als de uitgaven in steungebieden worden gedaan.

(32)

Vóór de ondertekening van het investeringscontract in april 2014 ontwikkelden de VW-groep en Autoeuropa een investeringsplan met betrekking tot werktuigen voor toeleveranciers dat rekening hield met deze subsidiabiliteitscriteria en ervoor zorgde dat het bedrag van 136,3 miljoen EUR enkel werd uitgegeven aan werktuigen voor toeleveranciers die voldeden aan de bovenstaande voorwaarden. De Portugese autoriteiten hebben een controlemechanisme ingesteld om de naleving van de bovenstaande voorwaarden te controleren.

4.2.   EÉN INVESTERINGSPROJECT

(33)

Portugal ondertekende op 8 oktober 2013 een investeringscontract met Autoeuropa dat drie verschillende projecten betrof, die elk afzonderlijk bedoeld zijn als initiële investering voor de uitbreiding van de bestaande vestiging. Portugal beschouwt deze projecten en het aangemelde investeringsproject niet als één investeringsproject in de zin van punt 60 van de richtsnoeren 2007-2013.

4.2.1.   INITIËLE INVESTERING IN ROBOTS VOOR LAKWERK VOOR INTERIEUR EN EXTERIEUR (LAKSTRAAT)

(34)

Het eerste project betreft de invoering van robots voor de automatisering van het lakprocédé voor interieur en exterieur, wat een verhoging van de kwaliteit (homogeen uiterlijk van de buitenkant, verminderde lakdikte, vermindering van overspuiten, vermindering van vuil binnen het gebouw) en de productiviteit mogelijk maakte, evenals een betere ergonomie en bescherming van werknemers en een daling in het materiaalverbruik en van verfresten. De overeenkomstige subsidiabele uitgaven bedroegen 20 miljoen EUR (15) en het in brutosubsidie-equivalent (BSE) uitgedrukte steunbedrag bedroeg 2,89 miljoen EUR.

(35)

De Portugese autoriteiten benadrukken dat deze investering economisch niet onlosmakelijk is verbonden met het aangemelde investeringsproject. Het aangemelde investeringsproject beoogt een fundamentele wijziging in het totale productieproces door de toepassing van de MQB-productietechnologie. Terwijl hiervoor aanzienlijke investeringen noodzakelijk zijn, met name in de assemblagefaciliteiten, zijn voor de toepassing van de MQB-technologie slechts kleine investeringen in de bestaande lakstraat nodig.

(36)

De bestaande lakstraat was functioneel vóór en zonder de MQB-investeringen. Omgekeerd zijn de nieuwe MQB-assemblagefaciliteiten functioneel zonder de investeringen in de lakstraat, dat wil zeggen dat de MQB-productie mogelijk en functioneel zou zijn zonder de voorafgaande investeringen in robots in de lakstraat. Derhalve zijn beide faciliteiten, hoewel ze een onderdeel vormen van een geïntegreerd fabricageproces voor auto's, door de investeringen economisch niet onlosmakelijk met elkaar verbonden.

(37)

Bovendien zijn de desbetreffende investeringsbesluiten onafhankelijk van elkaar genomen (modernisering lakstraat: augustus 2011; MQB-investering: mei 2014).

4.2.2.   INITIËLE INVESTERING IN PERSMATRIJZEN (GEREEDSCHAPMAKERIJ)

(38)

Het tweede project betrof de gereedschapmakerij van Autoeuropa die matrijzen en persmatrijzen produceert voor metalen carrosserieonderdelen. Zij is gespecialiseerd in de productie van gereedschap voor motorkappen en bumpers. De gereedschapmakerij levert haar producten aan de fabrieken van de VW-groep wereldwijd, dat wil zeggen: zij is niet beperkt tot het leveren aan Autoeuropa. Zij is een onderdeel van Autoeuropa, maar werkt autonoom en onafhankelijk van de hoofdactiviteit van de fabriek, namelijk de productie van voertuigen.

(39)

Het doel van de initiële investering in de gereedschapmakerij was de uitbreiding van de bestaande vestiging. Met het oog op een reeks opmerkelijke technologische verbeteringen in de productiekwaliteit, kocht Autoeuropa nieuwe uitrusting voor persmatrijzen aan om de bouw van gereedschappen van hogere kwaliteit mogelijk te maken en het productievolume van de gereedschapmakerij te verhogen. De in aanmerking komende investering bedroeg 12,7 miljoen EUR (contante waarde van 12,66 miljoen EUR) en het in BSE uitgedrukte steunbedrag was 1,84 miljoen EUR.

(40)

Gezien het feit dat de gereedschapmakerij onafhankelijk functioneert van het MQB-fabricageproces voor auto's, in hetzelfde industriegebied ligt maar niet op hetzelfde perceel als de productielocatie voor auto's, en de besluiten over de investeringen onafhankelijk van elkaar zijn genomen (voor de modernisering van de gereedschapmakerij in 2011 en voor de MQB-investering mei 2014), zijn de Portugese autoriteiten van oordeel dat de investering in de gereedschapmakerij economisch niet onlosmakelijk is verbonden met het aangemelde investeringsproject.

4.2.3.   INITIËLE INVESTERING OP HET GEBIED VAN DE INFORMATIETECHNOLOGIE (IT)

(41)

Het derde project betrof investeringen in IT-hardware die, in combinatie met nieuwe softwaretoepassingen, hebben geleid tot een verbeterde IT-beveiliging en een stabielere autoproductie. De autoproductie hangt in grote mate af van soepele en betrouwbare IT-systemen die de configuratie van elke auto (type motor, versnellingsbak, kleur enz.) via het datanetwerk van de groep invoeren in het productieproces. De in aanmerking komende investering bedroeg 5,5 miljoen EUR (contante waarde van 5,5 miljoen EUR) en het in BSE uitgedrukte steunbedrag was 0,79 miljoen EUR.

(42)

De Portugese autoriteiten achten deze IT-investering van 2011 economisch niet onlosmakelijk verbonden met het aangemelde investeringsproject. De nieuwe MQB-productietechnologie zou zonder de voorafgaande investeringen in IT-beveiliging mogelijk en functioneel zijn, aangezien alle toepassingen die de MQB-productie ondersteunen en aansturen op dezelfde manier zouden draaien zonder deze voorafgaande investering. De IT-investering was functioneel vóór en zonder de MQB-investeringen.

(43)

Bovendien werden de investeringsbesluiten, voor de IT-investering in 2011 en voor de MQB-investering mei 2014, onafhankelijk van elkaar genomen.

4.3.   DIEPGAANDE BEOORDELING VAN DE STEUNMAATREGEL

(44)

Portugal heeft de nodige informatie verstrekt om een diepgaande beoordeling uit te voeren.

4.3.1.   POSITIEVE EFFECTEN VAN DE STEUNMAATREGEL

(45)

Portugal is voornemens de betrokken regio verder te ontwikkelen. De investering creëert 500 nieuwe directe banen en verzekert op de lange termijn het behoud van 3 339 bestaande banen.

(46)

Het aangemelde project zal zorgen voor een aanzienlijke toename in de kwalificaties en vaardigheden van de werknemers van de begunstigde, waardoor hun inzetbaarheid binnen en buiten de VW-groep en Portugal wordt verhoogd en de basis voor vakbekwaamheid in de regio wordt vergroot. Er zijn specifieke opleidingsinitiatieven gepland. Deze beroepsopleiding heeft ook een positief effect op de kennisoverdracht, voornamelijk in de regio Península de Setúbal.

(47)

Het investeringsproject zal meer zakelijke mogelijkheden creëren voor de leveranciers van Autoeuropa. Volgens een studie van het onderzoekscentrum voor de auto-industrie bedraagt het totale aantal gecreëerde banen als gevolg van één gecreëerde baan in de auto-industrie 2,5 nieuwe arbeidsplaatsen bij de leveranciers en 2,2 nieuwe banen bij andere ondernemingen, als gevolg van de uitgaven van werknemers van de leveranciers in Portugal. Portugal verwacht dan ook dat de investering zal leiden tot het scheppen van 2 350 indirecte banen, naast de 500 nieuwe directe banen.

(48)

Bovendien benadrukken de Portugese autoriteiten de kwalitatieve aspecten van de positieve regionale effecten van het investeringsproject. Het investeringsproject zal bijdragen tot de ontwikkeling van de regio Península de Setúbal door het aantrekken van investeringen door industriële leveranciers naar de regio, waardoor de overdracht van technologie (kennis-spillovers) en het ontstaan van ondernemingsclusters in dezelfde sector het mogelijk maken dat individuele fabrieken zich meer specialiseren en de efficiëntie wordt verhoogd.

(49)

Daarnaast werd de begunstigde gevraagd om samen te werken aan verschillende projecten met vooraanstaande universiteiten, zowel voor de ontwikkeling van fabricage-engineering als voor ergonomiegerelateerde aspecten.

4.3.2.   GESCHIKTHEID VAN DE STEUN

(50)

Portugal merkt op dat de Commissie er reeds in de beslissing in de zaak Porsche Leipzig (16) mee instemde dat staatssteun een geschikt middel is ter bevordering van de regionale ontwikkeling van regio's die benadeeld zijn ten opzichte van het gemiddelde van de andere regio's in de lidstaat. Deze argumentatie geldt eveneens voor de aangemelde investeringssteun in de regio Península de Setúbal.

(51)

De regio Península de Setúbal maakt deel uit van de regio Lisboa e Vale do Tejo, waartoe het gebied van Lissabon behoort en dat de meest ontwikkelde Portugese regio is. Als Península de Setúbal apart zou worden beschouwd, kan het worden aangemerkt als een „a”-regio aangezien het bbp per hoofd van de bevolking varieert tussen 45 % en 47 % van het EU-gemiddelde voor de periode 2006-2010 (de periode die werd gebruikt voor het bepalen van de nationale regionale-steunkaarten voor de periode 2014-2020).

(52)

In vergelijking met het Portugese gemiddelde bedroeg het bbp per hoofd van de bevolking in Península de Setúbal in de laatste drie jaar ongeveer 75 %.

Tabel 3

Bbp per hoofd van de bevolking  (17) vergeleken met het Portugese gemiddelde (EUR)

Jaar

Península de Setúbal

Portugees gemiddelde

%

2013

12 302

16 372

75,1

2012

12 105

16 136

75,0

2011

12 656

16 686

75,8

(53)

Daarom is Portugal van oordeel dat de aangemelde steun een geschikt instrument is voor het bevorderen van de regionale ontwikkeling van Península de Setúbal.

4.3.3.   STIMULEREND EFFECT/CONTRAFEITELIJK SCENARIO

(54)

Portugal verstrekt informatie die aantoont dat de steun valt onder scenario 2 van de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling, omdat het de begunstigde stimuleerde om de investering in de fabriek in Setúbal te doen in plaats van in de fabriek in [locatie 1] (gebied dat niet voor steun in aanmerking komt in de EER) waar de investering zou worden gedaan als er geen steun zou zijn. Portugal geeft met name details over het meerfasen-besluitvormingsproces en over de financiële situatie van het contrafeitelijke scenario, die beide in het navolgende worden beschreven.

Besluitvormingsprocedure van de VW-groep

(55)

Bij de VW-groep worden investeringsbesluiten voorbereid in een besluitvormingsproces over meerdere stadia waarin besluitvormers verschillende locaties onderwerpen aan een concurrerend vergelijkend onderzoek. De belangrijkste fasen zijn: 1) afzetplanning op lange termijn (hierna „LAP” genoemd) en planningsrondes; 2) productontwikkeling, productbesluit en preselectie van de locatie, en 3) investerings-en vestigingsbesluit.

(56)

De besluiten inzake het aangemelde investeringsproject verliepen volgens deze algemene procedure. Aangezien zij echter betrekking hadden op een investeringsproject van het merk Volkswagen, werden de relevante besluiten direct door de organen van het merk Volkswagen genomen en waren er geen aanvullende besluiten op groepsniveau, omdat de samenstelling van de groep organen grotendeels dezelfde is als die van het merk Volkswagen.

(57)

De introductie van nieuwe producten binnen de VW-groep wordt aangestuurd door het zogenaamde productontwikkelingsproces (PEP) dat loopt van productplanning tot het opstarten van de productie (SOP). Dit PEP bestaat uit vier fasen zoals blijkt uit het onderstaande schema:

[…]

Image

1)   LAP en planningsronde 61

(58)

Het uitgangspunt is de fase van de afzetplanning op lange termijn (LAP) waarin prognoses over de marktontwikkeling en de potentiële vraag, alsook marktschommelingen worden geanalyseerd. De LAP plant productontwikkelingen voor de komende […] jaren en bepaalt welke bijkomende productiecapaciteiten moeten worden gebouwd of welke aanpassingen aan de bestaande capaciteit nodig zijn. De LAP wordt weerspiegeld in de jaarlijkse planningsronde (PR), die door de raad van toezicht wordt opgesteld en die het financiële kader van de geplande investeringen omvat. Het resultaat van de LAP-fase is een voorstel om (een) nieuw(e) product(en) te lanceren, maar nog geen besluit over productontwikkeling, investering of vestiging.

(59)

Ten aanzien van het aangemelde project stelde planningsronde 61 in 20[…] dat [140 000-160 000] eenheden per jaar een realistisch afzetpotentieel was voor nieuwe producten in de segmenten A0-SUV en […] ([…]). De productieplanning stelde de noodzaak vast om de corresponderende productiecapaciteit te creëren. Tegelijkertijd moet de combinatie van het aantal A0-SUV's en […] aan de randvoorwaarden voor de MQB-strategie voldoen.

(60)

Het resultaat van deze fase was een MQB-investeringspakket van [140 000-160 000] A0-SUV's en […] per jaar voor het merk Volkswagen met augustus 2016 als geplande startdatum voor de productie van de A0-SUV en november 2017 voor de […].

2)   Productontwikkeling, productbesluit en preselectie van de locatie

(61)

Tijdens deze fase werken een aantal centrale diensten van de VW-groep en de betrokken productie-eenheden samen om zowel het productbesluit als de preselectie van de locatie voor te bereiden. In deze fase neemt de afdeling Controlling de centrale en consoliderende rol op zich.

(62)

De eerste stap in deze tweede fase is het productontwikkelingsproces, dat volgens de interne regels van de begunstigde altijd ten minste […] maanden vóór de geplande startdatum van de productie begint, in het geval van het aangemelde project is dat augustus 2012 (eerste SOP […]).

(63)

Voor het productbesluit, dat wil zeggen het besluit om een in de LAP voorgesteld product te produceren, is een tijdens de productontwikkeling van tevoren bepaald streefcijfer inzake haalbaarheid nodig. De door het nieuwe product gegenereerde verwachte inkomsten worden vergeleken met de nodige productiekosten (met inbegrip van investeringen). Om de verwachte productiekosten te bepalen, wordt voor de planningsprognose eerst een hypothetische locatie vastgesteld (referentielocatie). De referentielocatie wordt gebruikt om een eerste kostenstructuur en een kader voor het project te bepalen. Dit leidt niet tot een voorafgaande vaststelling van een specifieke productievestiging, maar formuleert een vereiste referentiewaarde voor de beoordeling van verwachte productiekosten.

(64)

Voor een opvolger van een bestaande productie wordt gewoonlijk de huidige productievestiging van het product als referentielocatie gekozen; voor een geheel nieuw product (zonder voorganger) is de keuze van de referentielocatie gewoonlijk gebaseerd op prestatie-indicatoren, dat wil zeggen de locatie met de beste prestatiecijfers zal worden geselecteerd als eerste hypothese. In de praktijk wordt ook rekening gehouden met bijkomende criteria, zoals beschikbare capaciteiten of geschikte structuren.

(65)

In het geval van het aangemelde project werd een geheel nieuwe investering (greenfield-investering) niet overwogen, omdat een investeringspakket van [140 000-160 000] auto's die behoren tot een marktsegment met […] prijzen te klein is om een greenfield-investering rendabel te maken. Als de beoordeling van de locatie geen betrekking heeft op een greenfield-investering, dan zijn de twee belangrijkste criteria voor het bepalen van geschikte locaties de vraag of er in een bestaande fabriek nog extra capaciteit kan worden gecreëerd en de vraag of de bestaande faciliteiten op die locatie verenigbaar zijn met het geplande project, bijvoorbeeld of de afmetingen van de bestaande lakstraat ook geschikt zijn voor de geplande nieuwe investering enz.

(66)

Uit de toepassing van deze criteria kwamen vier mogelijke locaties naar boven ([locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt], Setúbal, [locatie 2 buiten de EER] en [locatie 3 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt]) waarvoor Portugal bedrijfsinformatie verstrekte, die dateert van juli 2012, betreffende de eerste vergelijkende berekeningen van de productiekosten per auto, uitgevoerd door de afdeling Controlling van het merk Volkswagen ([Groepsbeheer]). Deze berekeningen omvatten de geplande verkoopvolumes in het segment A0-SUV en het […]-segment en betroffen bovendien geplande verkoopvolumes voor de [voorgedefinieerd model], waarvan de productie uitzonderlijk vooraf werd gedefinieerd voor [locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt]. Er werden drie verschillende alternatieven overwogen voor de toewijzing van de beoogde productiehoeveelheid van het segment A0-SUV, het […]-segment en de [voorgedefinieerd model] aan de vier locaties, en voor elk alternatief voerde [Groepsbeheer] voorlopige berekeningen van de productie- en investeringskosten uit.

(67)

In een verder gevorderd stadium van het planningsproces werden [locatie 2 buiten de EER] en [locatie 3 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] uitgesloten als mogelijke locaties, omdat ze werden gekenmerkt door respectievelijk hoge logistieke kosten en hoge personeelskosten. In ieder geval had, als gevolg van eerdere besluiten om de productie van de [voorgedefinieerd model] toe te wijzen aan [locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] en [locatie 2 buiten de EER], en om de […] en de […] te produceren in [locatie 3 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt], in 2014 (toen bijkomende vergelijkende berekeningen werden uitgevoerd door [Groepsbeheer]), noch [locatie 2 buiten de EER] noch [locatie 3 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] reservecapaciteit over. Daarom werd een combinatie van de A0-SUV en een volume van […] alleen voor Setúbal en [locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] beoordeeld.

(68)

Gezien het bovenstaande bereidde [Groepsbeheer] het productbesluit voor met Setúbal als referentielocatie. Portugal verstrekte bewijsmateriaal dat de productcommissie van het merk Volkswagen (Volkswagen Ausschuss Produkte, VAP) op 10 maart 2014 het productbesluit had genomen en Setúbal als referentielocatie had bevestigd. Uit het door Portugal verstrekte bewijsmateriaal blijkt dat reeds in dit stadium rekening werd gehouden met een mogelijk steunbedrag ten belope van 36 miljoen EUR.

3)   Investerings- en vestigingsbesluit

(69)

Zodra het productbesluit wordt genomen, volgt de selectie van de meest geschikte locatie voor het project. De afdeling Controlling begint gewoonlijk met alle productielocaties van Volkswagen en beperkt deze lijst tot die locaties die geschikt lijken voor de investering. Als gevolg van het PEP-proces worden voor elke realistische locatie de investerings- en productiescenario's omschreven en samengevat in een besluitdocument. Op basis van een specifieke locatie en een beleggingsaanbeveling moet de investeringscommissie van het merk Volkswagen (Volkswagen Ausschuss Investitionen, VAI) beslissen of het project wordt uitgevoerd.

(70)

Zoals reeds uiteengezet was de lijst met realistische locaties in dit stadium herleid tot [locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] en Setúbal. Voor deze twee locaties werden de specifieke aan elke locatie toe te wijzen productiekosten bepaald en vergeleken. Deze locatiegebonden kosten omvatten de vereiste investeringskosten en de verwachte productiekosten tijdens een referentieperiode. Portugal heeft authentieke, destijds actuele bedrijfsdocumenten van 9 mei 2014 ingediend, die door [Groepsbeheer] en […] (de eenheid van de groep die belast is met staatssteun) zijn opgesteld, als bewijs dat een contrafeitelijke analyse werd uitgevoerd waarin [locatie 1 in gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] en Setúbal als potentiële locaties werden vergeleken. Portugal legde uit dat terwijl de fabriek in [locatie 1 in gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] iets betere prestatiewaarden kon voorleggen, de fabriek in Setúbal scoorde met de mogelijkheid om regionale investeringssteun te verkrijgen. Op basis van deze contrafeitelijke analyse (18) verstrekte [Groepsbeheer] een aanbeveling over het besluit aan het VAI waarin zij Setúbal voorstelt als locatie voor de investering.

(71)

De investerings- en vestigingsbesluiten, met bevestiging voor Setúbal, werden door het VAI op 28 mei 2014 en 26 juni 2014 genomen (19). Portugal verstrekte de kopie van de notulen van de relevante bijeenkomsten waar deze besluiten werden goedgekeurd. Rekening houdend met de vergelijkende berekeningen en met regionale steun van 37,96 miljoen EUR in nominale waarde (33,4 miljoen EUR contante waarde) (20), wordt in beide besluiten het MQB-investeringsproject met een investeringsvolume van 624 miljoen EUR goedgekeurd. Bovendien wordt in het eerste besluit een eerste budgettaire tranche toegekend voor het ontruimen van de fabrieksruimte ten behoeve van de eerste investeringen, en in het tweede besluit wordt toestemming verleend voor het grootste deel van de investeringsuitgaven.

4.3.4.   EVENREDIGHEID VAN DE STEUN

(72)

Portugal merkt op dat de berekeningen die worden gebruikt om het stimulerende effect aan te tonen ook kunnen worden gebruikt als basis voor de beoordeling van de evenredigheid van de steun.

(73)

De uiteindelijke door Portugal toegepaste berekening om het stimulerende effect te laten zien, toont een netto financiële handicap van Setúbal van 48 miljoen EUR in vergelijking met [locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt]. Zelfs met de steun is Setúbal 14,6 miljoen EUR (contante waarde) duurder dan [locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] (financieel nadeel verminderd met de bij de contrafeitelijke analyse in aanmerking genomen steun; dat wil zeggen 48 miljoen EUR — 33,4 miljoen EUR).

(74)

Portugal voert daarom aan dat er geen overcompensatie is, omdat de steun het nadeel met betrekking tot de locatie van Setúbal niet volledig compenseert. De steun is derhalve proportioneel.

(75)

Portugal wijst erop dat in haar besluit over de locatie VAI niet alleen financiële overwegingen in overweging nam, maar ook niet kwantificeerbare kwaliteitscriteria zoals redenen van maatschappelijke verantwoordelijkheid of de mogelijkheid om te vermijden dat productie op piekenmomenten verplaatst wordt naar andere locaties.

4.3.5.   NEGATIEVE EFFECTEN VAN DE STEUNMAATREGEL OP DE MEDEDINGING EN HET HANDELSVERKEER

(76)

Portugal benadrukt dat de regionale steun uitsluitend dient ter compensatie van het netto nadeel met betrekking tot de locatie van Setúbal. De steun is proportioneel en zal geen invloed hebben op de mededinging, aangezien het investeringsproject en de daaruit voortvloeiende gevolgen voor de mededinging en het handelsverkeer sowieso zouden hebben plaatsgevonden. Het investeringsproject zou niet gelegen zijn in een ander steungebied met een hogere of dezelfde maximale steunintensiteit, aangezien een greenfield-investering niet levensvatbaar zou zijn geweest en het enige plausibele alternatief geen steungebied is. Daarom heeft de steun geen anticohesie-effect dat zou ingaan tegen het beginsel van regionale steun.

5.   BEOORDELING VAN DE STEUNMAATREGEL/STEUN

5.1.   AANWEZIGHEID VAN STEUN

(77)

De financiële steun in de vorm van een terugvorderbare subsidie zal door de Portugese autoriteiten worden verleend en door de algemene rijksbegroting worden gefinancierd. De steun is derhalve een met staatsmiddelen bekostigde steun van de lidstaat in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU.

(78)

Aangezien de steun aan één enkele onderneming, Autoeuropa, wordt verleend, is de maatregel selectief.

(79)

De financiële steun zal worden verleend voor een investering in de autosector, die het voorwerp is van intensief handelsverkeer tussen de lidstaten, en zal gedeeltelijk in de plaats komen van leveringen van halffabricaten uit andere lidstaten. Derhalve beïnvloedt de steun de handel tussen lidstaten.

(80)

De bevoordeling van de Autoeuropa en de productie aldaar door de Portugese autoriteiten betekent dat de mededinging wordt verstoord of dreigt te worden verstoord.

(81)

De Commissie concludeert derhalve dat met de aangemelde maatregel staatssteun voor Autoeuropa in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU is gemoeid.

5.2.   RECHTMATIGHEID VAN DE STEUNMAATREGEL

(82)

Door de steun onder voorbehoud van goedkeuring van de Commissie toe te kennen en de steunmaatregel aan te melden voordat die ten uitvoer wordt gelegd, hebben de Portugese autoriteiten voldaan aan hun verplichtingen op grond van artikel 108, lid 3, VWEU, aangezien individuele steunverlening vanaf een bepaald bedrag dient te worden aangemeld krachtens de AGVV 2008. In feite moet de steun voor het investeringsproject afzonderlijk worden aangemeld in de zin van punt 68 van de richtsnoeren 2007-2013 en de AGVV 2008, omdat het voorgenomen steunbedrag van 36,15 miljoen EUR in contante waarde een overschrijding is van de drempel voor individuele aanmelding van 11,25 miljoen EUR, die in het betrokken gebied van toepassing was overeenkomstig de regels voor regionale steun die vanaf 2007 tot juni 2014 van toepassing waren.

5.3.   RECHTSGRONDSLAG VOOR DE BEOORDELING VAN DE STEUNMAATREGEL

(83)

De steun heeft tot doel de regionale ontwikkeling te bevorderen. Aangezien het steun- en investeringscontract in april 2014 werd ondertekend, onder voorbehoud van goedkeuring door de Commissie, is de Commissie van oordeel dat op grond van punt 188 van de richtsnoeren 2014-2020 de steun werd toegekend vóór juli 2014 en derhalve dient te worden beoordeeld op basis van de richtsnoeren 2007-2013, en met name de in punt 68 genoemde bepalingen ten aanzien van regionale investeringssteun voor grote investeringsprojecten.

5.4.   STRUCTUUR VAN DE BEOORDELING VAN DE VERENIGBAARHEID

(84)

De Commissie moet haar beoordeling in drie stappen uitvoeren:

ten eerste moet zij bevestigen of de steun verenigbaar is met de algemene bepalingen van de richtsnoeren regionale steun;

ten tweede moet zij nagaan of zij zonder enige twijfel al dan niet kan uitsluiten dat voor de „toetsing van het marktaandeel” en de „toetsing van de toename van de productiecapaciteit en toetsing van de marktprestaties” uit hoofde van punt 68, onder a) en b), van de richtsnoeren 2007-2013 een diepgaande beoordeling is vereist;

ten derde kan zij, afhankelijk van het resultaat van de verificatie in de tweede stap, overgaan tot een diepgaande beoordeling.

5.5.   CONFORMITEIT VAN DE MAATREGEL MET DE GEWONE VERENIGBAARHEIDSCRITERIA VAN DE RICHTSNOEREN REGIONALE STEUN

(85)

De Commissie is in het inleidingsbesluit reeds tot de bevinding gekomen dat de steun voldoet aan een deel van de algemene criteria inzake verenigbaarheid van de richtsnoeren 2007-2013. Tijdens de formele onderzoeksprocedure zijn geen elementen gevonden die deze beoordeling in twijfel trekken. De Commissie merkt met name het volgende op:

De steun wordt toegekend voor een project in Palmela, een gebied dat voor steun in aanmerking komt op grond van de voor de periode 2007-juni 2014 van toepassing zijnde Portugese regionale-steunkaart.

Niets wijst erop dat de VW-groep in het algemeen, of Autoeuropa in het bijzonder, kunnen worden beschouwd als onderneming in moeilijkheden in de zin van de ten tijde van de aanmelding toepasselijke communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden. Daarom komt de begunstigde van de steun in aanmerking voor regionale steun overeenkomstig punt 9 van de richtsnoeren 2007-2013.

Het project omvat een initiële investering in de zin van punt 34 van de richtsnoeren 2007-2013. Onder initiële investering wordt in punt 34 van de richtsnoeren 2007-2013 verstaan: een investering in materiële en immateriële activa ten behoeve van i) de oprichting van een nieuwe vestiging; ii) de uitbreiding van een bestaande vestiging; iii) diversificatie van de productie van een bestaande vestiging in nieuwe, bijkomende producten, en iv) een fundamentele wijziging van het volledige productieproces van een bestaande vestiging. De introductie van de nieuwe productietechnologie kan worden beschouwd als een fundamentele wijziging van het productieproces van een bestaande vestiging. Bovendien maakt het de diversificatie van de productie van de vestiging mogelijk.

Overeenkomstig punt 40 van de richtsnoeren 2007-2013 is Autoeuropa verplicht om de investering na afloop van het project minstens vijf jaar lang in de regio te behouden.

De begunstigde levert overeenkomstig punt 39 van de richtsnoeren 2007-2013 een steunvrije eigen bijdrage van minstens 25 % van de voor steun in aanmerking komende kosten.

Er is voldaan aan de in punt 38 van de richtsnoeren 2007-2013 vervatte vereisten inzake het formele stimulerende effect (21).

De in aanmerking komende uitgaven van het project zijn beperkt tot nieuwe materiële activa (alleen uitrusting en gebouwen), overeenkomstig de bepalingen van de punten 50 en 54 van de richtsnoeren 2007-2013.

(86)

De Commissie heeft in het inleidingsbesluit echter twijfels geuit met betrekking tot de subsidiabiliteit van de kosten voor werktuigen voor toeleveranciers. Daarom, en omdat zij niet in staat was om een definitief standpunt te vormen over de vraag of het aangemelde project en een eerder investeringsproject op dezelfde locatie één investeringsproject vormden in de zin van punt 60 van de richtsnoeren 2007-2013, kon de Commissie niet vaststellen of de aangemelde steunintensiteit het toegestane maximumniveau overschreed, en uitte zij derhalve ook twijfels omtrent de naleving van het toepasselijke regionale steunplafond.

5.5.1.   CONCLUSIE BETREFFENDE DE WERKTUIGEN VOOR TOELEVERANCIERS

(87)

De Commissie heeft in steunmaatregel C34/2001 verduidelijkt dat kosten voor werktuigen voor toeleveranciers niet kunnen worden beschouwd als in aanmerking komende kosten, behalve in steungebieden van de betrokken lidstaat (22). De Commissie merkt op (zie de overwegingen 31 en 32 hierboven) dat alle investeringen in werktuigen voor toeleveranciers voor een bedrag van 136,3 miljoen EUR zullen voldoen aan de gewone verenigbaarheidscriteria van de richtsnoeren regionale steun, indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, zoals: de werktuigen maken deel uit van het aangemelde project en behoren tot de vaste activa van Autoeuropa, bevinden zich in de fabriek van een leverancier in een gebied in Portugal dat voor steun in aanmerking komt en zullen in een steungebied in Portugal blijven gedurende ten minste vijf jaar na de voltooiing van het project. Bovendien hebben de steungebieden van Portugal waar de investering in werktuigen voor toeleveranciers zal plaatsvinden dezelfde of een hogere maximale steunintensiteit dan het gebied Palmela. Er zijn toezichtmechanismen ingesteld die ervoor zorgen dat er geen steun zal worden verleend aan werktuigen voor toeleveranciers die niet voldoen aan de bovenstaande voorwaarden.

(88)

In overeenstemming met haar eerdere praktijk in steunmaatregel C34/2001 is de Commissie dan ook van oordeel dat de kosten voor werktuigen voor toeleveranciers in steungebieden van Portugal voor een bedrag van 136,3 miljoen EUR kunnen worden beschouwd als in aanmerking komende kosten in overeenstemming met de punten 4.1 en 4.2 van de richtsnoeren 2007-2013.

5.5.2.   CONCLUSIE BETREFFENDE ÉÉN INVESTERINGSPROJECT

(89)

De Commissie heeft met betrekking tot de drie eerdere investeringen die door Autoeuropa op dezelfde locatie werden gedaan, onderzocht of er sprake is van mogelijk één investeringsproject.

5.5.2.1.   Initiële investering in robots voor lakwerk voor interieur en exterieur (lakstraat)

(90)

Het project bestond uit de verwerving van nieuwe robots voor de lakstraat, wat heeft geleid tot verbeteringen op het gebied van kwaliteit, maar ook op het gebied van ergonomie en bescherming van werknemers, bescherming van het milieu en besparing op middelen, en productiviteit. De Commissie is van oordeel dat deze investeringen in die periode noodzakelijk waren om de arbeidsomstandigheden in de lakstraat te verbeteren en dat zij daarom niet werden gedaan ter voorbereiding van het aangemelde project.

(91)

De Commissie is van oordeel dat de investering in de automatisering van het lakprocédé voor interieur en exterieur in de lakstraat en het aangemelde investeringsproject technische en functionele verschillen vertonen en dat de investeringsbesluiten onafhankelijk van elkaar werden genomen. De Commissie is derhalve van oordeel dat de initiële investering in de lakstraat economisch niet onlosmakelijk verbonden is met het aangemelde investeringsproject, en als gevolg daarvan vormen de twee investeringen niet één investeringsproject in de zin van punt 60 van de richtsnoeren 2007-2013.

5.5.2.2.   Initiële investering in persmatrijzen (gereedschapmakerij)

(92)

De gereedschapmakerij van Autoeuropa produceert matrijzen en persmatrijzen voor metalen carrosserieonderdelen. Zij is gespecialiseerd in de productie van gereedschap voor motorkappen en bumpers. De gereedschapmakerij levert haar producten aan de fabrieken van de VW-groep wereldwijd, dat wil zeggen zij is niet beperkt tot het leveren aan Autoeuropa. Het is een onderdeel van Autoeuropa, maar het werkt autonoom en onafhankelijk van de hoofdactiviteit van de fabriek, namelijk de productie van voertuigen.

(93)

Het project betrof de aanschaf van nieuwe uitrusting voor persmatrijzen om de bouw van gereedschappen van hogere kwaliteit mogelijk te maken en het productievolume van de gereedschapmakerij te verhogen. De gereedschapmakerij produceert matrijzen en persmatrijzen voor de gehele VW-groep, bevindt zich niet op hetzelfde perceel als de aangemelde investering en functioneert onafhankelijk van de autofabriek. Bovendien werden de investeringsbesluiten voor de modernisering van de gereedschapmakerij en voor het aangemelde project onafhankelijk van elkaar genomen. De Commissie is derhalve van oordeel dat de initiële investering in de gereedschapmakerij economisch niet onlosmakelijk verbonden is met het aangemelde investeringsproject, en als gevolg daarvan vormen de twee investeringsprojecten niet één investeringsproject in de zin van punt 60 van de richtsnoeren 2007-2013.

5.5.2.3.   Initiële investering op het gebied van de informatietechnologie (IT)

(94)

Het project betrof de aanschaf van nieuwe IT-apparatuur met nieuwe softwaretoepassingen voor een stabiele IT-beveiliging gericht op het verhogen van de stabiliteit en productiviteit van de autoproductie. Er is tussen de investering op het gebied van IT en het aangemelde project geen strategisch en technisch verband dat hen economisch onlosmakelijk met elkaar zou verbinden. Bovendien werden de investeringsbesluiten voor het IT-project en voor het aangemelde project onafhankelijk van elkaar genomen. De Commissie is derhalve van oordeel dat de twee investeringsprojecten niet één investeringsproject vormen in de zin van punt 60 van de richtsnoeren 2007-2013.

5.5.3.   ALGEMENE CONCLUSIE BETREFFENDE DE GEWONE VERENIGBAARHEIDSCRITERIA

(95)

Gelet op het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat de kosten voor werktuigen voor toeleveranciers voor een bedrag van 136,3 miljoen EUR als subsidiabele uitgaven in het kader van het aangemelde project kunnen worden beschouwd, terwijl de eerdere investeringen buiten beschouwing kunnen worden gelaten. Het bedrag van de subsidiabele kosten waarmee rekening moet worden gehouden voor de berekening van de maximaal toegestane steunintensiteit bedraagt 623,9 miljoen EUR (599,6 miljoen EUR in contante waarde), zoals uit tabel 2 van dit besluit blijkt. Na toepassing van het afbouwmechanisme van punt 67 van de richtsnoeren 2007-2013 op de subsidiabele uitgaven bedraagt de maximaal toegestane steunintensiteit voor het project 6,13 % BSE.

(96)

Aangezien de intensiteit van de voorgenomen steun (36,15 miljoen EUR in contante waarde, steunintensiteit van 6,03 %) de maximaal toegestane steunintensiteit niet overschrijdt, en de aangemelde steun niet wordt gecombineerd met bijkomende regionale investeringssteun, voldoet de voor het project voorgestelde steunintensiteit aan de richtsnoeren 2007-2013.

(97)

In het licht van deze overwegingen, en omdat er geen informatie werd verstrekt die zou kunnen afdoen aan de conclusies van de Commissie in het inleidingsbesluit inzake de naleving van de in overweging 85 bedoelde gewone verenigbaarheidscriteria, is de Commissie van oordeel dat aan de gewone verenigbaarheidscriteria van de richtsnoeren 2007-2013 is voldaan.

5.6.   TOEPASSING VAN DE TOETSINGEN DIE IN DE BEPALINGEN VAN PUNT 68 VAN DE RICHTSNOEREN 2007-2013 ZIJN BEPAALD

(98)

De Commissie dient in het kader van de formele onderzoeksprocedure een diepgaande beoordeling uit te voeren, tenzij binnen die procedure zonder twijfel kan worden geconcludeerd dat de in punt 68, onder a) en b), vastgestelde drempels niet worden overschreden (23). Om de betreffende toetsingen uit te kunnen voeren, dient de Commissie de relevante productmarkt en de relevante geografische markt af te bakenen.

(99)

In overweging 45 van het inleidingsbesluit is de Commissie van oordeel dat, voor de toepassing van punt 68 van de richtsnoeren 2007-2013, de producten waarop het investeringsproject betrekking heeft, personenauto's zijn die behoren tot de marktsegmenten A0, A en B volgens de indeling van POLK.

(100)

De Commissie heeft de precieze afbakening van de relevante productmarkt opengelaten en alle plausibele alternatieve marktomschrijvingen, waaronder met name de kleinste segmentering waarvoor gegevens beschikbaar zijn, in acht genomen.

(101)

De praktijk van het toepassen van de engste marktomschrijving op basis van individuele segmenten in de auto-industrie is goed onderbouwd in vergelijkbare besluiten, met inbegrip van eindbesluiten (24).

(102)

Deze beschikkingspraktijk is gebaseerd op de opvatting dat concurrenten in alle marktsegmenten, met inbegrip van het kleinst mogelijke segment, recht hebben op bescherming tegen dominante spelers op de markt.

(103)

Zij is ook geworteld in voor mededinging relevante economische overwegingen. Deze benadering berust meer in het bijzonder op het idee dat er sprake is van substitueerbaarheid aan de vraagzijde tussen twee producten indien zij elkaar in de ogen van de consumenten kunnen vervangen gezien hun kenmerken, prijs en het beoogde gebruik ervan. Voor haar onderzoek van de marktaandelen, ook van het kleinst mogelijke autosegment waarvoor gegevens beschikbaar zijn, gaat de Commissie precies als volgt te werk, dat wil zeggen: zij is van oordeel dat substitueerbaarheid gezien hun kenmerken, prijs en het beoogde gebruik ervan het sterkst is tussen producten die behoren tot hetzelfde segment. In dit opzicht geeft de toepassing van het kleinst mogelijke marktsegment als één plausibele markt de logica weer van punt 28 van de richtsnoeren horizontale fusies waarin wordt vermeld dat „binnen een relevante markt de producten gedifferentieerd [kunnen] zijn, in die zin dat sommige producten onderling sterker inwisselbaar zijn dan andere. Hoe groter de onderlinge substitueerbaarheid tussen de producten van de fuserende ondernemingen, hoe groter de kans dat de fuserende ondernemingen hun prijzen significant zullen verhogen. […] De prikkel voor fuserende ondernemingen om hun prijzen te verhogen wordt beperkter gehouden wanneer concurrerende ondernemingen sterk inwisselbare producten vervaardigen dan wanneer hun producten minder inwisselbaar zijn.”

(104)

Dit is ook de reden waarom conventionele auto's van oudsher verdeeld zijn in segmenten, en waarom de automobielindustrie modellen toewijst aan de verschillende bekende segmenten. Die overweging ligt aan de basis van de praktijk van de Commissie om in zaken in de automobielsector de relevante markt tevens af te bakenen in termen van de afzonderlijke segmenten en dat is ook de reden waarom de lidstaten in deze en in andere zaken in het verleden de relevante marktgerelateerde argumenten naar voren hebben gebracht in termen van afzonderlijke segmenten.

(105)

Aangezien Autoeuropa auto's zal produceren die volgens POLK zijn ingedeeld in de segmenten A0 en […], en ook auto's kan produceren die volgens POLK zijn ingedeeld in het segment B, was de Commissie van oordeel dat deze afzonderlijke segmenten en wat betreft SUV's ook deze die volgens Global Insight vallen onder het segment B, alsook het volgens POLK gecombineerde segment (A0 tot B), in deze zaak allemaal moeten worden beschouwd als mogelijke relevante markten.

(106)

De Commissie was van oordeel dat de relevante geografische markt voor de betrokken producten ten minste de EER omvat. De Portugese autoriteiten en Autoeuropa stemden ermee in dat de Commissie voor deze aanmelding deze afbakening van de geografische markt gebruikt (25).

(107)

In het licht van het bovenstaande, en omdat de Commissie tijdens de formele onderzoeksprocedure geen aanvullende informatie heeft ontvangen waaruit blijkt dat zij de conclusies in het inleidingsbesluit dient te wijzigen, blijft de Commissie bij haar beoordeling wat betreft de afbakening van de product- en de geografische markt.

5.6.1.   CONCLUSIE BETREFFENDE DE TOETSING VAN HET MARKTAANDEEL (PUNT 68, ONDER A) VAN DE RICHTSNOEREN 2007-2013)

(108)

De Commissie heeft de toetsing in punt 68, onder a), van de richtsnoeren 2007-2013 uitgevoerd in alle mogelijke productmarkten en geografische markten om te verifiëren of het marktaandeel van de begunstigde vóór en na de investering meer dan 25 % bedraagt.

(109)

Gezien het feit dat de afbakening van één relevante product- en geografische markt niet mogelijk was, moest rekening worden gehouden met de resultaten van alle mogelijke markten. Het marktaandeel van de VW-groep in de EER in de afzonderlijke segmenten A en B en in de gecombineerde segmenten A0, A en B (volgens POLK) is in elk jaar tussen 2013 en 2019 goed voor meer dan 25 %. De Commissie concludeert derhalve dat de in lid 68, onder a), vastgestelde drempel wordt overschreden.

5.6.2.   CONCLUSIE BETREFFENDE DE TOETSING VAN DE PRODUCTIECAPACITEIT IN EEN ZWAK PRESTERENDE MARKT (PUNT 68, ONDER B) VAN DE RICHTSNOEREN 2007-2013)

(110)

Omdat het resultaat van de toetsing van punt 68, onder a), reeds vereist dat wordt overgegaan tot de diepgaande beoordeling van de steun, is het niet nodig de toetsing van punt 68, onder b), uit te voeren.

5.6.3.   CONCLUSIE

(111)

In het licht van het bovenstaande besluit de Commissie dat de relevante drempel van de toetsing van punt 68, onder a), wordt overschreden. De Commissie besluit derhalve, na de procedure van artikel 108, lid 2, VWEU te hebben ingeleid, in detail te verifiëren of de steun noodzakelijk is om een stimulerend effect voor de investering te creëren en of de voordelen van de steunmaatregel zwaarder wegen dan de eruit voortvloeiende verstoring van de concurrentie en het effect op de handel tussen de lidstaten.

5.7.   DIEPGAANDE BEOORDELING VAN DE STEUNMAATREGEL

(112)

De grondige evaluatie geschiedt op basis van de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling.

5.7.1.   POSITIEVE EFFECTEN VAN DE STEUNMAATREGEL

5.7.1.1.   Doel van de steunmaatregel

(113)

Punt 12 van de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling vereist dat lidstaten het bewijs leveren dat het investeringsproject bijdraagt tot de ontwikkeling van de betrokken regio. De Commissie neemt nota van de positieve regionale effecten van de investering die door Portugal zijn genoemd (zie overwegingen 45 tot en met 49 hierboven) en is van oordeel dat met name het scheppen van directe en indirecte werkgelegenheid, de vestiging van bijkomende leveranciers in de regio, de kennisoverdracht in de regio en de verbetering van de basis voor vakbekwaamheid in de regio een belangrijke bijdrage leveren tot de ontwikkeling van de regio en tot de verwezenlijking van de cohesiedoelstelling van de EU.

5.7.1.2.   Geschiktheid van het steuninstrument

(114)

De punten 17 en 18 van de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling benadrukken dat staatssteun in de vorm van initiële investeringssteun slechts een van de manieren is om tekortkomingen van de markt te boven te komen en de economische ontwikkeling in achterstandsregio's te bevorderen. Steun vormt een geschikt instrument als deze specifieke voordelen biedt in vergelijking met andere beleidsmaatregelen. Volgens punt 18 van de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling worden uitsluitend „maatregelen waarvoor de lidstaat andere beleidsopties heeft overwogen en waarvan is aangetoond, dat het gebruik van een selectief instrument zoals staatssteun voor een specifieke onderneming voordelen oplevert, […] geacht een passend instrument te zijn”.

(115)

Portugal rechtvaardigde (zie overwegingen 51 en 52 hierboven) de geschiktheid van het steuninstrument door te wijzen op de economische situatie in de regio Península de Setúbal, en te bewijzen dat de regio benadeeld is ten opzichte van het nationale gemiddelde: in de periode 2011-2013 bedroeg het regionale bbp per hoofd van de bevolking ongeveer 75 % van het Portugese gemiddelde.

(116)

Gezien de sociaaleconomische situatie van de regio Península de Setúbal, zoals bevestigd door de status ervan als regio overeenkomstig artikel 107, lid 3, onder c), VWEU in aanmerking komt voor regionale steun, met een maximale steunintensiteit van 15 %, en in overeenstemming met haar eerdere beschikkingspraktijk (bv. het besluit in de zaak Dell Polen (26) en het besluit in de zaak Porsche (27)), stemt de Commissie ermee in dat de toekenning van staatssteun een passend instrument is om de beoogde regionale ontwikkeling in de betrokken regio te realiseren.

5.7.1.3.   Stimulerend effect/contrafeitelijk scenario

(117)

Punt 20 van de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling vereist dat aan de formele voorwaarden van het stimulerend effect, zoals uiteengezet in punt 38 van de richtsnoeren 2007-2013, wordt voldaan. De Commissie heeft in punt 5.5 hierboven vastgesteld dat dit voor het aangemelde project het geval is. Wat het aanzienlijke stimulerende effect betreft, moet volgens de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling uitgebreid worden nagegaan of de steun daadwerkelijk bijdraagt tot een verandering in het gedrag van de begunstigde, zodat deze (aanvullende) investeringen in de betrokken steunregio doet. Punt 22 van de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling stelt dat het stimulerende effect in twee mogelijke scenario's kan worden aangetoond: bij het ontbreken van steun vindt helemaal geen investering plaats, aangezien deze dan op geen enkele locatie rendabel zou zijn voor de onderneming (scenario 1); bij het ontbreken van steun vindt de investering plaats op een andere locatie (scenario 2).

(118)

De mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling stelt dat de lidstaat het bestaan van het stimulerende effect van de steun moet aantonen en met duidelijk bewijsmateriaal moet aantonen dat de steun daadwerkelijk van invloed is geweest op het investeringsbesluit of de locatiekeuze. De bewijslast voor het bestaan van een stimulerend effect ligt derhalve bij de lidstaat. In dit verband moet de lidstaat ook een uitgebreide beschrijving geven van het contrafeitelijke scenario waarin de begunstigde geen enkele steun toegekend krijgt. Het contrafeitelijke scenario moet door de Commissie realistisch worden geacht.

(119)

De Portugese autoriteiten hebben verklaard (zie overweging 54 hierboven) dat de hulp aan Autoeuropa onder scenario 2 valt, en zij hebben een contrafeitelijk scenario voorgelegd waarin de concrete investering en locatieplanning voor het aangemelde project werden weergegeven en waarin een fabriek in [locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] werd beschouwd als alternatieve locatie, […].

(120)

In punt 25 van de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling wordt aangegeven dat de lidstaat het stimulerende effect van de steun in een situatie die onder scenario 2 valt, kan aantonen door bedrijfsdocumenten over te leggen waaruit blijkt dat er een vergelijking is gemaakt tussen de kosten en baten van vestiging in de voor de investering gekozen betrokken steunregio en vestiging in een andere regio. De lidstaat wordt gevraagd zich te baseren op financiële verslagen, interne bedrijfsplannen en documenten waarin verschillende investeringsscenario's zijn uitgewerkt.

(121)

Portugal heeft destijds (zie overwegingen 68, 70 en 71 hierboven) actueel en authentiek bewijsmateriaal verstrekt waarin wordt ingegaan op het meerfasen-besluitvormingsproces van de VW-groep, en voor het aangemelde project van het merk Volkswagen, betreffende ten eerste het productbesluit en vervolgens het investerings- en vestigingsbesluit.

(122)

Deze documentatie toont dat nadat het afzetpotentieel voor nieuwe producten in de segmenten A0-SUV en […] ([…]) in 2012 was vastgesteld in planningsronde 61, afdeling Controlling [Groepsbeheer] in juli 2012 initieel vier opties voor de productielocatie vaststelde: Setúbal, [locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt], [locatie 2 buiten de EER] en [locatie 3 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] door het toepassen van de twee belangrijkste criteria: of er in een bestaande fabriek nog extra capaciteit kan worden gecreëerd en of de bestaande faciliteiten op die locatie verenigbaar zijn met de geplande investering. De door [Groepsbeheer] uitgevoerde berekeningen omvatten ook het verkoopvolume van de [voorgedefinieerd model], met een soortgelijk tijdschema voor de geplande SOP. Er werden drie alternatieve scenario's uitgewerkt met een verdeling van de volumes over de vier locaties. Voor elk alternatief scenario werden de productiekosten per auto berekend en uit het resultaat van deze berekeningen is gebleken dat op dat moment het beste scenario zou zijn om de [voorgedefinieerd model] en de volumes voor de A0-SUV te combineren in [locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] en de nieuwe volumes in Setúbal te beperken tot het segment […].

(123)

In het latere planningsproces besloot de afdeling Controlling om [locatie 3 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] uit te sluiten wegens de nadelen van de personeelskosten en [locatie 2 buiten de EER] uit te sluiten wegens de nadelen van de logistieke kosten, en derhalve alleen [locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] aan te houden als een levensvatbare alternatieve locatie voor Setúbal.

(124)

De Commissie merkt op dat Volkswagen in januari 2014 besloot om de [voorgedefinieerd model] te produceren in [locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] en [locatie 2 buiten de EER], waar het vorige model al was geproduceerd. Portugal verstrekte bewijsmateriaal om aan te tonen dat zelfs nadat het besluit betreffende de [voorgedefinieerd model] was genomen, [locatie 1 in gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] voor de aangemelde investering een realistisch scenario bleef. De verstrekte documenten stellen de Commissie in staat te concluderen dat in maart 2014, toen het productbesluit door de VAP werd genomen, [locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] over voldoende capaciteit beschikte om aan de behoeften van het aangemelde project te voldoen. Dit wordt verder ondersteund door het besluit van de VW-groep van maart 2015 om in [locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] een ander model te produceren met een vergelijkbare jaarlijkse productiecapaciteit als het aangemelde project.

(125)

Bovendien is de Commissie nagegaan of in het contrafeitelijke scenario rekening werd gehouden met alle relevante kosten in verband met bijkomende noodzakelijke verschuivingen in [locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] om de extra capaciteit te kunnen bieden die nodig is voor het aangemelde project. Daarnaast neemt zij nota van het argument van Portugal dat als Setúbal niet als locatie voor het aangemelde project zou zijn gekozen, Autoeuropa ten minste grote delen van de fabriek zou hebben moeten sluiten. De Commissie heeft vastgesteld dat in het contrafeitelijke scenario rekening werd gehouden met de kosten van het ontslag van de werknemers in Setúbal en de kosten voor de terugbetaling van de staatssteun voor de in punt 4.2 vermelde eerdere investeringsprojecten.

(126)

De Commissie is ook tevreden over het feit dat de berekeningen van de investerings- en productiekosten op de twee locaties die in het contrafeitelijke scenario worden gebruikt accuraat zijn en gebaseerd op geloofwaardige door de fabrieken verstrekte gegevens of dat van betrouwbare aannames is uitgegaan.

(127)

Zoals vermeld in overweging 70 en in bijlage I bij dit besluit, resulteerden de ramingen van de aan de locatie toe te schrijven productiekosten, die de productie- en investeringskosten omvatten, in een kostennadeel van 90 miljoen EUR in nominale waarde voor Setúbal in vergelijking met [locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt]. Met het oog op de vermindering van het kostennadeel van Setúbal en met het oog op het aanstaande formele besluit van de VAI betreffende de lokalisatie van het investeringsproject, nadat het productbesluit door de VAP op 10 maart 2014 werd genomen, diende Autoeuropa op 31 maart 2014 een steunaanvraag in.

(128)

Op 28 mei 2014 en 26 juni 2014 besloot de VAI dat Setúbal de locatie voor de aangemelde investering zou worden. Zoals wordt aangetoond in de notulen van de vergaderingen van VAI werd dit besluit expliciet goedgekeurd onder voorbehoud van de beschikbaarheid van staatssteun. De werkzaamheden voor dit project zijn op 26 juni 2014 van start gegaan.

(129)

De Commissie is hierboven reeds tot de bevinding gekomen (zie overweging 85) dat overeenkomstig punt 20 van de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling werd voldaan aan de in punt 38 van de richtsnoeren 2007-2013 vervatte vereisten inzake het formele stimulerende effect. Daarnaast hebben de Portugese autoriteiten duidelijk aangetoond dat de steun daadwerkelijk van invloed is geweest op de locatiekeuze voor de investering, aangezien het besluit van de VW-groep om het aangemelde project in Setúbal te lokaliseren werd genomen na de ondertekening van het investeringscontract (28), waarin werd bevestigd dat het investeringsproject in aanmerking kwam voor overheidssteun. De Commissie is van oordeel, in overeenstemming met de punten 23 en 25 van de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling, dat het door Portugal gepresenteerde contrafeitelijke scenario realistisch is en wordt ondersteund door authentiek en destijds actueel bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de steun daadwerkelijk een (wezenlijk) stimulerend effect heeft: door het verschil in levensvatbaarheid tussen beide locaties te verminderen in het voordeel van Setúbal, heeft de steun bijgedragen aan de wijziging van het vestigingsbesluit van de begunstigde onderneming. Zonder de steun zou de investering niet hebben plaatsgevonden in Setúbal.

5.7.1.4.   Evenredigheid van de steun

(130)

Punt 29 van de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling stelt dat steun evenredig is, indien het bedrag en de intensiteit van de steun beperkt blijven tot het minimum dat vereist is opdat de investering in de steunregio zou worden gedaan.

(131)

In het algemeen wordt regionale steun geacht evenredig te zijn met de ernst van de problemen in de steungebieden indien zij het toepasselijke regionale steunplafond respecteert, met inbegrip van het automatisch en geleidelijk afbouwen van het regionale steunplafond voor grote investeringsprojecten (wat al deel uitmaakt van de toepasselijke regionale-steunkaart). De toegepaste steunintensiteit is in dit geval niet hoger dan de door het afbouwmechanisme gecorrigeerde regionale steunplafonds, zoals reeds werd vastgesteld in overweging 96.

(132)

In aanvulling op het algemene proportionaliteitsbeginsel in de richtsnoeren 2007-2013 zou volgens de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling een grondigere beoordeling moeten plaatsvinden. Volgens scenario 2 van de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling wordt de steun evenredig geacht als hij gelijk is aan het verschil tussen de nettokosten voor de begunstigde van investeren in de steunregio en de nettokosten van investeren op de alternatieve locatie.

(133)

De door Portugal verschafte documenten (zie de overwegingen 68, 70 en 71 hierboven) tonen aan dat de steun beperkt was tot het bedrag dat noodzakelijk is, omdat de steun het verschil in kosten tussen het lokaliseren van de investering in Setúbal en in […] niet overschrijdt. De berekening die ten tijde van de contrafeitelijke analyse (en op basis van documenten die gelijktijdig met het investeringsbesluit werden opgesteld) werd uitgevoerd, laat zien dat Setúbal zelfs met de steun 14,6 miljoen EUR in contante waarde duurder was dan [locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt]. De Commissie merkt op dat het resterende kostennadeel aanvaardbaar werd geacht als gevolg van bepaalde kwalitatieve aspecten, zoals redenen van maatschappelijke verantwoordelijkheid (zonder de investering had Autoeuropa grote delen van de fabriek in Setúbal moeten stilleggen) of de mogelijkheid voor Setúbal om de productie op piekenmomenten aan te kunnen zonder enige steun van andere fabrieken, terwijl [locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] een deel van de productie zou moeten verplaatsen naar [locatie 2 buiten de EER]. Wanneer voor de berekening rekening wordt gehouden met het aangemelde gedisconteerde steunbedrag van 36,15 miljoen EUR (29), dan bedraagt het nadeel met betrekking tot de locatie van Setúbal nog steeds 11,85 miljoen EUR (48 miljoen EUR — 36,15 miljoen EUR).

(134)

Aangezien de steun beperkt is tot het bedrag dat noodzakelijk is ter compensatie van de extra nettokosten om het investeringsproject in Setúbal te doen plaatsvinden, in vergelijking met de alternatieve locatie [locatie 1 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt], is de Commissie van oordeel dat de evenredigheid van de steun op het moment dat het vestigingsbesluit werd genomen, is aangetoond.

5.7.2.   NEGATIEVE EFFECTEN VAN DE STEUNMAATREGEL OP DE MEDEDINGING EN HET HANDELSVERKEER

(135)

Punt 40 van de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling stelt dat „indien evenwel uit de contrafeitelijke analyse blijkt dat de investering zonder de steun toch zou hebben plaatsgevonden, weliswaar eventueel in een andere locatie (scenario 2), en indien de steun evenredig is, […] mogelijke aanwijzingen van mededingingsvervalsingen — zoals een groot marktaandeel of een capaciteitstoename in een achterblijvende markt — ongeacht de steun in beginsel hetzelfde [zouden] zijn”.

(136)

Zonder de aangemelde steun zou de investering op een andere locatie binnen de EER hebben plaatsgevonden, wat geleid zou hebben tot dezelfde mate van verstoring van de mededinging (dat wil zeggen scenario 2). Aangezien de steun wordt beperkt tot het minimum dat noodzakelijk is om de extra kosten te compenseren die voortvloeien uit de regionale handicaps van een steungebied, heeft dit geen ongewenste negatieve gevolgen voor de mededinging, zoals verdringing van particuliere investeringen.

(137)

Volgens punt 50 van de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling worden potentiële negatieve effecten van regionale steun voor de plaats reeds erkend en beperkt door de richtsnoeren en de regionale-steunkaarten, waarin de gebieden die in aanmerking komen voor het verlenen van regionale steun grondig zijn afgebakend, waarbij rekening wordt gehouden met de billijkheidsdoelstelling en de doelstellingen van het cohesiebeleid, en door de in aanmerking komende steunintensiteiten. Krachtens punt 53 van de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling is er als de investering zonder steun gevestigd zou zijn in een armere regio (meer regionale handicaps — hogere maximale regionale steunintensiteit) of een regio die dezelfde regionale handicaps heeft als de doelregio (zelfde maximale regionale steunintensiteit) echter sprake van een negatief effect op het handelsverkeer en een negatief element voor de totale afwegingstoets dat waarschijnlijk niet kan worden gecompenseerd door positieve elementen, omdat het in strijd is met de essentie van regionale steun.

(138)

In het geval van het aangemelde project werd een geheel nieuwe investering (greenfield-investering) niet overwogen, omdat een investeringspakket van [140 000-160 000] auto's die behoren tot een marktsegment met […] prijzen, te klein is om een greenfield-investering rendabel te maken. Door toepassing van twee criteria, bestaande extra capaciteit en faciliteiten die verenigbaar zijn met het geplande project, waren de enige initiële alternatieve locaties beperkt tot [locatie 1] (gebied dat niet voor steun in aanmerking komt in [de EER]), [locatie 2] ([buiten de EER]) en [locatie 3] ([gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt); in een later stadium werden [locatie 2 buiten de EER] en [locatie 3 in een gebied in de EER dat niet voor steun in aanmerking komt] uitgesloten, omdat ze werden gekenmerkt door respectievelijk hoge logistieke kosten en hoge personeelskosten.

(139)

Daarom concludeert de Commissie dat er geen aanwijzingen zijn dat de investering in een ander steungebied met een hogere of dezelfde maximale steunintensiteit gevestigd zou zijn; derhalve is de Commissie van oordeel dat de steun geen anticohesie-effect heeft dat zou ingaan tegen de redenen waarom precies regionale steun wordt verleend en dat de steun geen ongunstige effecten heeft op het handelsverkeer.

5.8.   AFWEGING

(140)

Nu is komen vast te staan dat de steun een prikkel vormt voor de investering in de betreffende regio en proportioneel is, moeten de positieve en negatieve effecten van de steun tegen elkaar worden afgewogen.

(141)

De beoordeling bevestigde dat de steunmaatregel een stimulerend effect heeft om een investering aan te trekken die een belangrijke bijdrage levert aan de regionale ontwikkeling van een achterstandsgebied dat op grond van artikel 107, lid 3, onder c), VWEU in aanmerking komt voor regionale steun, zonder dat elk ander gebied met dezelfde of een hogere maximale steunintensiteit het recht op de investering wordt ontzegd (geen anticohesie-effect). Volgens de Commissie is een investering in een armere regio belangrijker voor de cohesie binnen de Unie dan diezelfde investering in een meer ontwikkelde regio. Zoals vermeld in punt 53 van de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling, is de Commissie van oordeel dat „het positieve effect van regionale steun die ertoe beperkt is het verschil te compenseren van de aan een meer ontwikkelde alternatieve investeringslocatie verbonden nettokosten […] normaal, in het kader van de afwegingstoets, de mogelijke negatieve gevolgen van de nieuwe investering op de alternatieve locatie compenseert”.

(142)

Met het oog op het bovenstaande concludeert de Commissie dat, gezien het feit dat de steun evenredig is aan het verschil in nettokosten voor het uitvoeren van de investering op de geselecteerde locatie in plaats van een meer ontwikkelde alternatieve locatie, de positieve effecten van de steun als het gaat om de doelstelling en geschiktheid, zoals hierboven aangetoond, zwaarder wegen dan de negatieve effecten op de alternatieve locatie.

(143)

In overeenstemming met punt 68 van de richtsnoeren 2007-2013 en in het licht van de diepgaande beoordeling die is uitgevoerd op basis van de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling, concludeert de Commissie dat de steun noodzakelijk is om een stimulerend effect voor investering te creëren en dat de voordelen van de steunmaatregel zwaarder wegen dan de eruit voortvloeiende verstoring van de concurrentie en het effect op de handel tussen de lidstaten.

6.   CONCLUSIE

(144)

De Commissie concludeert dat de voorgestelde regionale investeringssteun ten gunste van Volkswagen Autoeuropa, Lda die onder voorbehoud van goedkeuring door de Commissie is toegekend op 30 april 2014, voldoet aan alle voorwaarden van de richtsnoeren 2007-2013 en in de mededeling betreffende de criteria voor diepgaande beoordeling gestelde voorwaarden en derhalve als verenigbaar met de interne markt kan worden beschouwd op grond van artikel 107, lid 3, onder c), VWEU.

(145)

De Commissie wijst erop dat Portugal, in overeenstemming met overweging 16 van het inleidingsbesluit, zich ertoe heeft verbonden dat, indien de gerealiseerde subsidiabele uitgaven afwijken van de geplande subsidiabele uitgaven, het aangemelde steunbedrag, noch de aangemelde steunintensiteit zal worden overschreden, als bedoeld in de aanmelding en de berekening van het maximale steunbedrag. Portugal heeft ook toegezegd dat het de Commissie elke vijf jaar na goedkeuring van de steun door de Commissie een voortgangsverslag zal overleggen (met gegevens over de betaalde steunbedragen en over andere investeringsplannen voor dezelfde locatie/productiefaciliteit) en een uitvoerig eindverslag binnen zes maanden na betaling van de laatste tranche van de steun, op basis van het aangemelde betalingsschema,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De staatssteun die Portugal voornemens is te verlenen ten gunste van Volkswagen Autoeuropa, Lda, ten bedrage van 36,15 miljoen EUR in actuele waarde, wat overeenkomt met een steunintensiteit van 6,03 % BSE, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

De uitvoering van de steunmaatregel voor een bedrag van ten hoogste 36,15 miljoen EUR in actuele waarde, en voor een steunintensiteit van ten hoogste 6,03 % BSE, wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Het onderhavige besluit is gericht tot de Portugese Republiek.

Gedaan te Brussel, 27 november 2015.

Voor de Commissie

Margrethe VESTAGER

Lid van de Commissie


(1)  PB C 460 van 19.12.2014, blz. 55.

(2)  Zie voetnoot 1.

(3)  Steunmaatregel N 727/2006 — Portugal — Regionalesteunkaart 2007-2013 (PB C 68 van 24.3.2007, blz. 26), verlengd tot eind juni 2014 door SA.37471 (2013/N) — Verlenging van de Portugese regionalesteunkaart 2007-2013 tot en met 30 juni 2014 (PB C 50 van 21.2.2014, blz. 16).

(4)  Steunmaatregel SA.36754 LIP — HU — Steun aan AUDI HUNGARIA MOTOR Ltd (PB C 418 van 21.11.2014, blz. 25).

(5)  PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2.

(6)  Steunmaatregel SA.32169 — Duitsland — LIP — Steun aan Volkswagen Sachsen GmbH (PB C 361 van 10.12.2011, blz. 17).

(7)  R. L. Polk & Co. (ook wel aangeduid als POLK) is een wereldwijd geïntegreerde organisatie en een belangrijke leverancier van marktinformatie en analyses in de auto-industrie. Op 16 juli 2013 heeft IHS Inc., de op wereldschaal toonaangevende leverancier van belangrijke informatie en analyses, de overname van R. L. Polk & Co. voltooid.

(*1)  Bedrijfsgeheim

(8)  Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening) (PB L 214 van 9.8.2008, blz. 3), verlengd tot en met 30 juni 2014.

(9)  Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2007-2013 (PB C 54 van 4.3.2006, blz. 13). Op 28 juni 2013 heeft de Commissie de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2014-2020, waarin zij de geldigheidsduur van de richtsnoeren 2007-2013 verlengt tot en met 30 juni 2014 (punt 186), goedgekeurd (PB C 209 van 23.1.2013, blz. 1).

(10)  Voetnoot 55 van de richtsnoeren 2007-2013 vermeldt het volgende: „[o]m te bepalen of een initiële investering economisch onlosmakelijk is verbonden, neemt de Commissie de technische, functionele en strategische banden en de onmiddellijke geografische nabijheid in aanmerking. Of er sprake is van een economisch onlosmakelijke band, wordt beoordeeld, onafhankelijk van de eigendomsverhoudingen. Dit betekent dat, om te bepalen of een groot investeringsproject één investeringsproject vormt, de beoordeling dezelfde is, ongeacht of het project wordt uitgevoerd door één onderneming, door meerdere ondernemingen die de investeringskosten delen, of door meerdere ondernemingen die de kosten van afzonderlijke investeringen binnen hetzelfde investeringsproject delen (bijvoorbeeld in het geval van een joint venture).”

(11)  PB C 223 van 16.9.2009, blz. 3.

(12)  Deze benadering is in overeenstemming met de staatssteunbesluiten van de Commissie in steunmaatregel SA.34118 (Porsche Leipzig), besluit van 9 juli 2014 (C(2014) 4075) in steunmaatregel SA.34118, nog niet bekendgemaakt in het PB, beschikbaar op http://ec.europa.eu/competition/elojade/isef/index.cfm?clear=1&policy_area_id=3; SA.30340 (Fiat Powertrain Technologies), besluit van 9 februari 2011, (C(2011) 612) in steunmaatregel SA.30340 (PB C 151 van 21.5.2011, blz. 5); SA.32169 (Volkswagen Sachsen) besluit van 13 juli 2011 (C(2011) 4935) in steunmaatregel SA.32169 (PB C 361 van 10.12.2011, blz. 17); N 767/07 (Ford Craiova), besluit van 30 april 2008 (C(2008) 1613) in steunmaatregel N 767/2007 (PB C 238 van 17.9.2008, blz. 4); N 635/2008 (Fiat Sicilië), besluit van 29 april 2009 (C(2009) 3051) in steunmaatregel N 635/2008( PB C 219 van 12.9.2009, blz. 3), en N 473/2008 (Ford Espino), besluit van 17 juni 2009 (C(2009) 4530) in steunmaatregel N 473/2008 (PB C 19 van 26.1.2010, blz. 5).

(13)  De Commissie concludeerde in een aantal besluiten betreffende SUV's, meest recentelijk in haar eindbesluit betreffende de door Duitsland geplande regionale steun voor Porsche (besluit van 9 juli 2014 in steunmaatregel SA.34118 (2012/C, ex 2011/N) ten gunste van Porsche Leipzig GmbH en Dr. Ing. h.c. F. Porsche Aktiengesellschaft, nog niet bekendgemaakt in het PB, beschikbaar op http://ec.europa.eu/competition/elojade/isef/index.cfm?clear=1&policy_area_id=3), dat voor SUV's de indeling van Global Insight geschikter is. SUV's die in de indeling van POLK vallen onder het segment A0, komen overeen met SUV's die in de indeling van Global Insight vallen onder het segment B.

(14)  C34/2001, besluit van 7 mei 2002 inzake de steunmaatregel die Spanje voornemens is ten uitvoer te leggen ten gunste van Ford España, SA (kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 1803), gepubliceerd in PB L 314 van 18.11.2002, blz. 86).

(15)  19,95 miljoen EUR gedisconteerd tot 2011, het jaar waarin het investeringsproject van start ging, disconteringspercentage van 1,56 %.

(16)  SA.34118, besluit van 9 juli 2014, nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad, beschikbaar op http://ec.europa.eu/competition/elojade/isef/index.cfm?clear=1&policy_area_id=3, overweging 107.

(17)  De gegevensbron is INE — Instituto Nacional de Estatística (het officiële Portugese bureau voor de statistiek).

(18)  Deze contrafeitelijke analyse wordt in detail weergegeven in bijlage I, die niet kan worden gepubliceerd, omdat de inhoud ervan bedrijfsgeheim vormt.

(19)  Zie ook voetnoot 20 hieronder.

(20)  Dit cijfer is gebaseerd op een andere verdeling van de subsidiabele uitgaven door de jaren heen in vergelijking met de uiteindelijke configuratie van de aangemelde investering.

(21)  Autoeuropa diende op 31 maart 2014 een steunaanvraag in en de met het beheer van de regeling belaste autoriteit heeft op 4 april 2014 schriftelijk bevestigd dat, na grondige verificatie, het project in beginsel voldeed aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden van de regeling. Het investeringscontract werd op 30 april 2014 ondertekend en bevatte een opschortende clausule waardoor het van de besluiten van de VW-groep afhing of het project al dan niet zou worden uitgevoerd, als dit besluit maar vóór 30 juni 2014 werd genomen.

(22)  Zie beschikking van de Commissie in steunmaatregel C34/2001 betreffende steun aan Ford España (voetnoot 14), overwegingen 36 en 37.

(23)  Uiteraard dient de Commissie in ieder geval, en derhalve ongeacht de drempels van punt 68 van richtsnoeren 2007-2013, de positieve en negatieve effecten van de steun af te wegen alvorens tot een conclusie te komen over de verenigbaarheid ervan met de interne markt. Zie het arrest van het Gerecht in zaak T-304/08, Smurfit Kappa Group/Commissie, EU:T:2012:351, punt 94.

(24)  Zie bijvoorbeeld het eindbesluit van de Commissie in de steunmaatregel voor Porsche, SA.34118 (goedgekeurd in juli 2014), toen de afbakening van de markt werd opengelaten en op een traditionele wijze werd uitgegaan van alle „plausibele alternatieve marktafbakening[en] met afzonderlijke voertuigsegmenten (waaronder de kleinste indeling waarvoor gegevens beschikbaar zijn)”. Zie overweging 86 van dit besluit, waarin wordt verwezen naar een aantal zaken, waaronder overweging 88 van steunmaatregel SA.30340 Fiat Powertrain Technologies („Aangezien het project de in punt 68, onder a), van de richtsnoeren regionale steun voorziene drempels op het niveau van de kleinste indeling van de stroomafwaartse productmarkt waarvoor gegevens beschikbaar zijn niet overschrijdt, volgt hieruit dat het project de in punt 68, onder a), van de richtsnoeren regionale steun voorziene drempels voor alle mogelijke combinaties van deze autosegmenten niet overschrijdt”). Staatssteunbesluiten SA.30340 Fiat Powertrain Technologies, besluit van 9 februari 2011 (C(2011) 612) (PB C 151 van 21.5.2011, blz. 5); SA.32169 Volkswagen Sachsen, besluit van 13 juli 2011 (C(2011) 4935) (PB C 361 van 10.12.2011, blz. 17).

(25)  Zie ook onderdeel 3.3.2.2 in het inleidingsbesluit.

(26)  Beschikking 2010/54/EG van de Commissie van 23 september 2009 betreffende de steun die Polen voornemens is te verlenen aan Dell Products (Poland) Sp. z. o.o. C 46/08 (ex N 775/07) (PB L 29 van 2.2.2010, blz. 8), overweging 171.

(27)  SA.34118 (2012/C, ex 2011/N), nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad, beschikbaar op http://ec.europa.eu/competition/elojade/isef/index.cfm?clear=1&policy_area_id=3, overweging 107.

(28)  Het investeringscontract bevatte een opschortende clausule waardoor het van het besluit van de VW-groep afhing of het project al dan niet zou worden uitgevoerd, als dit besluit maar vóór 30 juni 2014 werd genomen.

(29)  Zie voetnoot 19 voor de verklaring van het verschil in de steunbedragen.


1.2.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 27/143


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2017/167 VAN DE COMMISSIE

van 30 januari 2017

tot verlening van tijdelijke toestemming aan België, Tsjechië, Frankrijk en Spanje voor de certificering van in het veld onder niet-insectenvrije omstandigheden geproduceerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal van de in bijlage I bij Richtlijn 2008/90/EG van de Raad bedoelde specifieke soorten fruitgewassen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 60)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2008/90/EG van de Raad van 29 september 2008 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt (1), en met name artikel 4, artikel 6, lid 4, artikel 9, lid 1, en artikel 13, lid 3,

Gezien Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU van de Commissie van 15 oktober 2014 tot uitvoering van Richtlijn 2008/90/EG van de Raad wat betreft specifieke voorschriften voor de in bijlage I bij die richtlijn bedoelde geslachten en soorten van fruitgewassen, specifieke voorschriften waaraan leveranciers moeten voldoen, en nadere voorschriften betreffende officiële inspecties (2), en met name artikel 8, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU zijn voorschriften voor de productie, certificering en het in de handel brengen van prebasismateriaal, basismateriaal en gecertificeerd materiaal vastgesteld.

(2)

Tijdens de productie gelden strikte voorschriften voor de bescherming van prebasismoederplanten en prebasismateriaal tegen allerlei besmettingen met plaagorganismen, omdat prebasismoederplanten het uitgangspunt zijn van het productie- en certificeringsproces van teeltmateriaal en fruitgewassen. Overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU moeten de leveranciers prebasismoederplanten en prebasismateriaal in stand houden in speciaal daartoe bestemde faciliteiten die vrij zijn van insecten en vrij van besmetting door vectoren die zich via de lucht verplaatsen, en andere mogelijke bronnen. Overeenkomstig artikel 8, lid 2, van die richtlijn moeten prebasismoederplanten en prebasismateriaal individueel geïdentificeerd kunnen worden gedurende het gehele productieproces. Daarnaast is bij artikel 8, lid 3, van die richtlijn vastgesteld dat prebasismoederplanten en prebasismateriaal geïsoleerd van de grond, in potten met grondvrije of gesteriliseerde groeimedia moeten worden opgekweekt.

(3)

Doordat er geen geharmoniseerde certificeringsregeling voorhanden is, mogen de leveranciers momenteel nog steeds prebasismoederplanten en prebasismateriaal produceren in open veld. Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU wordt van toepassing vanaf 1 januari 2017 en overeenkomstig die richtlijn zullen leveranciers vanaf die datum voor het eerst prebasismoederplanten en prebasismateriaal in insectenvrije faciliteiten moeten produceren. In bepaalde lidstaten hebben de leveranciers al in de bouw van insectenvrije faciliteiten geïnvesteerd, waardoor het voor hun mogelijk is om aan de voorschriften van artikel 8, leden 1, 2 en 3, van Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU tot uitvoering van Richtlijn 2008/90/EG te voldoen vanaf de datum waarop die uitvoeringsrichtlijn van toepassing wordt. Aangezien de bouw van dergelijke insectenvrije faciliteiten een aanzienlijke investering van menselijke en financiële middelen vergt, moeten de leveranciers van andere lidstaten voldoende tijd krijgen om hun productiesystemen voor bepaalde soorten aan te passen terwijl zij hun productie voortzetten. De producenten in België en Frankrijk zijn eerder begonnen met de investeringen in de bouw van insectenvrije faciliteiten, terwijl de producenten in Tsjechië en Spanje meer tijd nodig zullen hebben om te voldoen aan het voorschrift met betrekking tot de productie in insectenvrije faciliteiten.

(4)

België, Tsjechië, Frankrijk en Spanje hebben daarom verzoeken ingediend om tijdelijke toestemming voor de certificering van in het veld onder niet-insectenvrije omstandigheden geproduceerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal van bepaalde soorten krachtens artikel 8, lid 4, van Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU. Een dergelijke toestemming moet in de tijd en tot bepaalde soorten worden beperkt.

(5)

Om ervoor te zorgen dat in open veld geproduceerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal dezelfde gezondheidsstatus hebben als in insectenvrije faciliteiten geproduceerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal, moet in passende maatregelen worden voorzien. Dergelijke maatregelen hebben betrekking op de identificatie, visuele inspectie, bemonstering en toetsing, isolatieafstand, behandeling en teeltomstandigheden van de prebasismoederplanten en het prebasismateriaal, en op de analyse van de grond waarin die prebasismoederplanten en dat prebasismateriaal worden geteeld. Daarnaast moet worden voorzien in maatregelen om kruisbesmetting via machines, entgereedschap en alle andere mogelijke bronnen te voorkomen. België, Tsjechië, Frankrijk en Spanje hebben de maatregelen voorgesteld die zij nodig achten om het risico op besmetting te beperken, rekening houdend met de klimaatomstandigheden, de teeltomstandigheden van de prebasismoederplanten en het prebasismateriaal, de afstand tot alle geteelde en wilde soorten die van belang zijn voor de prebasismoederplanten en het prebasismateriaal in kwestie, afgaande op de kennis van deskundigen over de prevalentie en de biologie van relevante plaagorganismen.

(6)

In België vindt in de provincie Luxemburg geen commerciële productie plaats van teeltmateriaal, fruitgewassen of onderstammen van Malus domestica, Prunus avium, Prunus cerasus, Prunus domestica, Prunus persica, en Pyrus communis L. Om te zorgen voor een passende isolatieafstand tot plaatsen waar Malus domestica, Prunus avium, Prunus cerasus, Prunus domestica, Prunus persica, en Pyrus communis L. geteeld worden, mogen prebasismoederplanten en prebasismateriaal van die soorten enkel in het veld worden geproduceerd in de provincie Luxemburg.

(7)

Frankrijk heeft een specifieke procedure waarbij kandidaat-prebasismoederplanten worden geselecteerd in het veld, dicht bij andere planten van dezelfde soort die niet onder een certificeringsregeling vallen. De Belgische kwekerij waar prebasismoederplanten en prebasismateriaal in het veld worden geproduceerd, ligt vlak bij het dorp Mussy-la-Ville. Om die reden kan België noch Frankrijk voorzien in een isolatieafstand. Om de gezondheid van de geselecteerde kandidaat-prebasismoederplanten en de betrokken prebasismoederplanten te vrijwaren, worden deze planten regelmatig geïnspecteerd en vaker geanalyseerd.

(8)

Overeenkomstig artikel 8, lid 4, van Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU moeten in het veld onder niet-insectenvrije omstandigheden geproduceerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal met een etiket worden geïdentificeerd om de traceerbaarheid te waarborgen. Dergelijke etiketten moeten voldoen aan de voorschriften van artikel 2 van Uitvoeringsrichtlijn 2014/96/EU van de Commissie (3). Daarnaast moeten op de etiketten alle relevante gegevens worden vermeld die voor de officiële controle en voor de bewustmaking van de gebruiker van het materiaal nodig zijn. Om deze reden moeten de etiketten de specifieke productieomstandigheden vermelden evenals de datum waarop de toestemming van de betrokken lidstaten voor de certificering van in het veld geproduceerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal vervalt. Gezien de beperkte omvang van het etiket moet worden toegestaan om de informatie op het etiket zelf te beperken en gedetailleerdere informatie over de toestemming te verstrekken in het begeleidende document bij het etiket.

(9)

Om fytosanitaire redenen moet worden voorzien in voorschriften die het mogelijk maken om alle basis- en gecertificeerd teeltmateriaal en alle basis- en gecertificeerde fruitgewassen die uit in het veld geproduceerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal zijn vermeerderd, te traceren. Bijgevolg moet de etikettering van alle basis- en gecertificeerd teeltmateriaal en alle basis- en gecertificeerde fruitgewassen die uit in het veld geproduceerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal zijn vermeerderd ook uitdrukkelijk aangeven dat de prebasismoederplanten en het prebasismateriaal onder de bij dit besluit verleende toestemming vallen.

(10)

Gelet op het bovenstaande en om de leveranciers in België, Tsjechië, Frankrijk en Spanje in staat te stellen de productie van prebasismoederplanten en prebasismateriaal geleidelijk om te schakelen van productie in open veld naar productie in insectenvrije faciliteiten, moet die lidstaten tijdelijk worden toegestaan om overeenkomstig dit besluit in het veld onder niet-insectenvrije omstandigheden geproduceerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal van specifieke soorten fruitgewassen te certificeren. Die toestemming moet gelden tot en met 31 december 2018 voor België en Frankrijk en tot en met 31 december 2022 voor Tsjechië en Spanje.

(11)

Dit besluit moet van toepassing worden vanaf dezelfde datum als Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU.

(12)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD

Artikel 1

Toestemming

1.   Krachtens artikel 8, lid 4, van Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU mogen Tsjechië en Spanje tot en met 31 december 2022 in open veld onder niet-insectenvrije omstandigheden geproduceerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal van de in de bijlage genoemde soorten certificeren, mits aan de voorschriften van de artikelen 2 en 3 en van artikel 4, lid 1, is voldaan.

2.   Krachtens artikel 8, lid 4, van Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU mogen België en Frankrijk tot en met 31 december 2018 in open veld onder niet-insectenvrije omstandigheden geproduceerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal van de in de bijlage genoemde soorten certificeren, mits aan de voorschriften van de artikelen 2 en 3 en van artikel 4, lid 1, is voldaan.

Artikel 2

Voorschriften betreffende de instandhouding

1.   De in het veld geproduceerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal worden in stand gehouden overeenkomstig de voor de betrokken lidstaten en soorten vastgestelde voorschriften in deel A van de bijlage.

2.   Het ent- en snoeigereedschap en de machines worden gecontroleerd, gereinigd en ontsmet vóór en na elk gebruik op de betrokken prebasismoederplanten en het betrokken prebasismateriaal.

3.   Er wordt voorzien in een passende afstand tussen prebasismoederplanten en prebasismateriaal om wortelcontact tussen de betrokken prebasismoederplanten en het betrokken prebasismateriaal zo veel mogelijk te beperken.

Artikel 3

Voorschriften betreffende visuele inspectie, bemonstering en toetsing

Naast de in de artikelen 10 en 11 van Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU vastgestelde voorschriften zorgen België, Tsjechië, Frankrijk en Spanje ervoor dat aan de in deel B van de bijlage voor de betrokken lidstaten en soorten vastgestelde voorschriften wordt voldaan.

Artikel 4

Voorschriften betreffende etikettering

1.   Naast de bij artikel 2, lid 2, van Uitvoeringsrichtlijn 2014/96/EU vereiste informatie, bevat het etiket van door Tsjechië en Spanje gecertificeerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal de volgende vermelding: „In het veld geproduceerd overeenkomstig Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/167 van de Commissie; certificering toegestaan tot en met 31 december 2022.”.

Naast de bij artikel 2, lid 2, van Uitvoeringsrichtlijn 2014/96/EU vereiste informatie, bevat het etiket van door België en Frankrijk gecertificeerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal de volgende vermelding: „In het veld geproduceerd overeenkomstig Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/167 van de Commissie; certificering toegestaan tot en met 31 december 2018.”.

2.   Indien krachtens artikel 3, lid 1, van Uitvoeringsrichtlijn 2014/96/EU wordt voorzien in een begeleidend document, mag de informatie op het in lid 1 bedoelde officiële etiket worden beperkt tot „In het veld geproduceerd”. In dergelijke gevallen bevat het begeleidende document bij de betrokken prebasismoederplanten en het betrokken prebasismateriaal naast de bij artikel 3, lid 2, van Uitvoeringsrichtlijn 2014/96/EU vereiste informatie de in lid 1 vastgestelde vermelding.

3.   Naast de bij artikel 2, lid 2, van Uitvoeringsrichtlijn 2014/96/EU vereiste informatie, bevatten de etiketten van alle basis- en gecertificeerd teeltmateriaal en alle basis- en gecertificeerde fruitgewassen die uit krachtens dit besluit gecertificeerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal zijn vermeerderd de volgende vermelding: „Afgeleid van overeenkomstig Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/167 van de Commissie in het veld geproduceerd materiaal.”.

4.   Indien krachtens artikel 3, lid 1, van Uitvoeringsrichtlijn 2014/96/EU wordt voorzien in een begeleidend document, mag de informatie op het in lid 3 bedoelde officiële etiket worden beperkt tot „Afgeleid van in het veld geproduceerd materiaal.”. In dergelijke gevallen bevat het begeleidende document bij alle basis- en gecertificeerd teeltmateriaal en alle basis- en gecertificeerde fruitgewassen die uit krachtens dit besluit gecertificeerde prebasismoederplanten en prebasismateriaal zijn vermeerderd naast de bij artikel 3, lid 2, van Uitvoeringsrichtlijn 2014/96/EU vereiste informatie de in lid 3 vastgestelde vermelding.

Artikel 5

Kennisgeving

België, Tsjechië, Frankrijk en Spanje stellen de Commissie en de andere lidstaten onmiddellijk in kennis van alle krachtens artikel 1 toegekende certificeringen. In de kennisgeving worden de hoeveelheid gecertificeerde prebasismoederplanten en gecertificeerd prebasismateriaal evenals de soorten waartoe die prebasismoederplanten behoren en waartoe dat prebasismateriaal behoort, vermeld.

Artikel 6

Datum van toepassing

Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 januari 2017.

Artikel 7

Adressaten

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 30 januari 2017.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 267 van 8.10.2008, blz. 8.

(2)  PB L 298 van 16.10.2014, blz. 22.

(3)  Uitvoeringsrichtlijn 2014/96/EU van de Commissie van 15 oktober 2014 betreffende de voorschriften voor het etiketteren, plomberen en verpakken van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt, die onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2008/90/EG van de Raad vallen (PB L 298 van 16.10.2014, blz. 12).


BIJLAGE

DEEL A

Lijst van de in artikel 1 bedoelde soorten en de in artikel 2 bedoelde voorschriften betreffende hun instandhouding

1.   België

1.1.   Lijst van soorten:

Malus domestica Mill., Prunus avium, Prunus cerasus, Prunus domestica, Prunus persica, Pyrus communis L. en onderstammen van die soorten

1.2.   Voorschriften voor alle hierboven genoemde soorten

1.2.1.   Maatregelen

Indien bij visuele inspecties op de aanwezigheid van de vectorinsecten die relevant zijn voor de in deel A van bijlage I en de in bijlage II bij Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU opgenomen plaagorganismen wordt vastgesteld dat die vectoren aanwezig zijn, wordt een behandeling met insecticide uitgevoerd.

1.3.   Specifieke voorschriften voor bepaalde soorten

1.3.1.   Prunus avium, Prunus cerasus, Prunus domestica en Prunus persica

1.3.1.1.   Teeltomstandigheden

De bloei van prebasismoederplanten en prebasismateriaal van Prunus avium, Prunus cerasus, Prunus domestica en Prunus persica wordt voorkomen.

2.   Tsjechië

2.1.   Lijst van soorten:

Castanea sativa Mill. en Juglans regia L.

2.2.   Voorschriften voor beide hierboven genoemde soorten

2.2.1.   Maatregelen

Bij twijfel over de aanwezigheid van de in deel A van bijlage I en in bijlage II bij Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU opgenomen relevante plaagorganismen op prebasismoederplanten en prebasismateriaal moeten die prebasismoederplanten en dat prebasismateriaal onmiddellijk worden verwijderd.

2.2.2.   Teeltomstandigheden

De bloei van prebasismoederplanten wordt voorkomen door middel van jaarlijks snoeien in het begin van elke vegetatieve periode.

2.3.   Specifieke voorschriften voor bepaalde soorten

2.3.1.   Juglans regia L.

2.3.1.1.   Teeltomstandigheden

Prebasismoederplanten worden geplant in gebieden waar middels visuele inspecties is bevestigd dat er geen vectoren van het kersenbladrolvirus (cherry leafroll virus — CLRV) aanwezig zijn.

3.   Frankrijk

3.1.   Lijst van soorten:

Castanea sativa Mill., Corylus avellana L., Cydonia oblonga Mill., Juglans regia L., Malus domestica Mill., Prunus amygdalus, Prunus armeniaca, Prunus avium, Prunus cerasus, Prunus domestica, Prunus persica, Prunus salicina en Pyrus communis L.

3.2.   Voorschriften voor alle hierboven genoemde soorten

3.2.1.   Maatregelen

Indien bij visuele inspecties op de aanwezigheid van de vectorinsecten die relevant zijn voor de in deel A van bijlage I en de in bijlage II bij Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU opgenomen plaagorganismen wordt vastgesteld dat die vectoren aanwezig zijn, wordt een behandeling met insecticide uitgevoerd.

3.2.2.   Teeltomstandigheden

Prebasismoederplanten worden geënt op middels in-vitrocultuur geproduceerde onderstammen, voor zover beschikbaar.

3.3.   Specifieke voorschriften voor bepaalde soorten

3.3.1.   Prunus amygdalus, Prunus armeniaca, Prunus avium, Prunus cerasus, Prunus domestica, Prunus persica en Prunus salicina

De bloei van prebasismoederplanten en prebasismateriaal van Prunus amygdalus, Prunus armeniaca, Prunus avium, Prunus cerasus, Prunus domestica, Prunus persica en Prunus salicina wordt voorkomen.

4.   Spanje

4.1.   Lijst van soorten:

Olea europaea L., Prunus amygdalus x Prunus persica, Prunus armeniaca, Prunus domestica, Prunus domestica x Prunus salicina, Prunus dulcis, Prunus persica en Pyrus communis L.

4.2.   Voorschriften voor alle hierboven genoemde soorten

4.2.1.   Maatregelen

Indien bij visuele inspecties op de aanwezigheid van de vectorinsecten die relevant zijn voor de in deel A van bijlage I en de in bijlage II bij Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU opgenomen plaagorganismen wordt vastgesteld dat die vectoren aanwezig zijn, wordt een behandeling met insecticide uitgevoerd.

4.3.   Specifieke voorschriften voor bepaalde soorten

4.3.1.   Olea europaea L.

4.3.1.1.   Isolatieafstand

Er wordt een isolatieafstand van ten minste 100 m in acht genomen tot alle geteelde of wilde Olea europaea L. waarvoor geen certificeringsregeling geldt.

4.3.2.   Prunus amygdalus x Prunus persica, Prunus armeniaca, Prunus domestica, Prunus domestica x Prunus salicina, Prunus dulcis en Prunus persica

4.3.2.1.   Isolatieafstand

Er wordt een isolatieafstand van ten minste 500 m in acht genomen tot alle geteelde of wilde Prunus amygdalus, Prunus cerasus en Prunus prunophora waarvoor geen certificeringsregeling geldt.

4.3.2.2.   Teeltomstandigheden

De bloei van prebasismoederplanten en prebasismateriaal van Prunus amygdalus x Prunus persica, Prunus armeniaca, Prunus domestica, Prunus domestica x Prunus salicina, Prunus dulcis en Prunus persica wordt voorkomen.

4.3.3.   Pyrus communis L.

4.3.3.1.   Isolatieafstand

Er wordt een isolatieafstand van ten minste 500 m in acht genomen ten aanzien van alle geteelde of wilde Pyrus communis L. waarvoor geen certificeringsregeling geldt.

4.3.3.2.   Teeltomstandigheden

De bloei van prebasismoederplanten en prebasismateriaal van Pyrus communis L. wordt voorkomen.

DEEL B

Voorschriften betreffende visuele inspectie, bemonstering en toetsing zoals bedoeld in artikel 3

1.   België

1.1.   Voorschriften voor alle in punt 1.1 van deel A opgenomen soorten

1.1.1.   Visuele inspectie

Ten minste eenmaal per jaar worden visuele inspecties op de aanwezigheid van de vectorinsecten die relevant zijn voor de in deel A van bijlage I en de in bijlage II bij Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU opgenomen plaagorganismen uitgevoerd.

1.2.   Specifieke voorschriften voor bepaalde soorten

1.2.1.   Malus domestica Mill. en Pyrus communis L.

1.2.1.1.   Bemonstering en toetsing

Elke prebasismoederplant wordt elk jaar op de door insecten en via pollen overgedragen virussen die zijn opgenomen in deel A van bijlage I en in bijlage II bij Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU, bemonsterd en getoetst.

1.2.2.   Prunus avium, Prunus cerasus, Prunus domestica en Prunus persica

1.2.2.1.   Bemonstering en toetsing

Elke prebasismoederplant wordt jaarlijks en bij elke vermeerderingscyclus op de door insecten en via pollen overgedragen virussen die zijn opgenomen in bijlage II bij Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU, bemonsterd en getoetst.

2.   Tsjechië

2.1.   Specifieke voorschriften voor bepaalde soorten

2.1.1.   Castanea sativa Mill.

2.1.1.1.   Visuele inspectie

Van april tot en met mei worden visuele inspecties uitgevoerd.

2.1.2.   Juglans regia L.

2.1.2.1.   Visuele inspectie

In de late zomer of herfst worden visuele inspecties uitgevoerd.

3.   Frankrijk

3.1.   Voorschriften voor alle in punt 3.1 van deel A opgenomen soorten

3.1.1.   Visuele inspectie

Ten minste eenmaal per jaar worden visuele inspecties uitgevoerd.

3.2.   Specifieke voorschriften voor bepaalde soorten

3.2.1.   Corylus avellana L.

3.2.1.1.   Bemonstering en toetsing

Elke prebasismoederplant wordt jaarlijks op het appelmozaïekvirus (Apple mosaic virus — ApMV) bemonsterd en getoetst.

3.2.2.   Cydonia oblonga Mill., Malus domestica Mill., en Pyrus communis L.

3.2.2.1.   Bemonstering en toetsing

Elke prebasismoederplant wordt jaarlijks bemonsterd en getoetst op het chlorotische-bladvlekkenvirus van appel (apple chlorotic leaf spot virus — ACLSV), het appelhoutgroefvirus (apple stem-grooving virus — ASGV), het appelhoutputjesvirus (apple stem-pitting virus — ASPV) en rubberhout.

3.2.3.   Prunus amygdalus, Prunus armeniaca, Prunus avium, Prunus cerasus, Prunus domestica, Prunus persica en Prunus salicina

3.2.3.1.   Bemonstering en toetsing

Elke prebasismoederplant wordt jaarlijks en bij elke vermenigvuldigingscyclus bemonsterd en getoetst op het pruimensmalbladvirus (prune dwarf virus — PDV) en het necrotische-kringvlekkenvirus van Prunus (Prunus necrotic ringspot virus — PNRSV). In het geval van Prunus persica wordt elke prebasismoederplant jaarlijks en bij elke vermenigvuldigingscyclus op de perzikzwakmozaïekviroïde (peach latent mosaic viroid — PLMVd) bemonsterd en getoetst.

4.   Spanje

4.1.   Specifieke voorschriften voor bepaalde soorten

4.1.1.   Olea europaea L. en Pyrus communis L.

4.1.1.1.   Bemonstering en toetsing

Elke prebasismoederplant wordt jaarlijks bemonsterd en getoetst op de in bijlage II bij Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU opgenomen virussen en virusachtige ziekten.

4.1.2.   Prunus amygdalus x Prunus persica, Prunus armeniaca, Prunus domestica, Prunus domestica x Prunus salicina, Prunus dulcis en Prunus persica

4.1.2.1.   Bemonstering en toetsing

Bemonstering en toetsing wordt jaarlijks uitgevoerd op de in bijlage II bij Uitvoeringsrichtlijn 2014/98/EU opgenomen virussen en virusachtige ziekten.


1.2.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 27/151


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2017/168 VAN DE COMMISSIE

van 31 januari 2017

betreffende de vaststelling van de technische specificaties van de „Internet Engineering Task Force” als referenties bij overheidsopdrachten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 13, lid 1,

Na raadpleging van het Europees multistakeholderplatform inzake ICT-normalisatie en van deskundigen uit de bedrijfstak,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Normalisatie speelt een belangrijke rol bij de ondersteuning van de Europa 2020-strategie, zoals beschreven in de mededeling van de Commissie „Europa 2020: een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei” (2). In verschillende vlaggenschipinitiatieven van de Europa 2020-strategie is gewezen op het belang van vrijwillige normalisatie op de markten voor producten en diensten om de compatibiliteit en interoperabiliteit tussen producten en diensten te kunnen waarborgen, technologische ontwikkelingen te kunnen stimuleren en innovatie te kunnen ondersteunen.

(2)

Het belang van normen wordt ook erkend in de mededeling van de Commissie „De eengemaakte markt verbeteren: meer mogelijkheden voor mensen en ondernemingen” (3), waarin normen worden beschouwd als essentieel voor het Europese concurrentievermogen en cruciaal voor innovatie en vooruitgang op de eengemaakte markt, omdat zij zorgen voor meer veiligheid, interoperabiliteit en concurrentie en helpen handelsbelemmeringen weg te nemen.

(3)

De voltooiing van de digitale eengemaakte markt heeft hoge prioriteit voor de Europese Unie, zoals is benadrukt in de mededeling van de Commissie „Jaarlijkse groeianalyse 2015” (4). In haar mededeling over een strategie voor een digitale eengemaakte markt voor Europa (5) heeft de Commissie de nadruk gelegd op de rol van normalisatie en interoperabiliteit bij de totstandkoming van een Europese digitale economie met groeipotentieel op de lange termijn.

(4)

In de digitale samenleving worden normalisatieproducten onmisbaar om de interoperabiliteit tussen apparatuur, toepassingen, dataopslagplaatsen, diensten en netwerken te waarborgen. In de mededeling van de Commissie „Een strategische visie voor Europese normen: de duurzame groei van de Europese economie tussen nu en 2020 bevorderen en versnellen” (6) worden de specifieke omstandigheden van de normalisatie van informatie- en communicatietechnologieën (ICT) erkend, waarbij oplossingen, toepassingen en diensten vaak worden ontwikkeld door wereldwijde ICT-fora en -consortia die zich tot leidende organisaties voor de ontwikkeling van ICT-normen hebben ontpopt.

(5)

Verordening (EU) nr. 1025/2012 heeft tot doel het Europese kader voor normalisatie te moderniseren en te verbeteren. In die verordening wordt een systeem opgezet waarbij de Commissie kan besluiten tot vaststelling van de relevantste en meest algemeen aanvaarde technische ICT-specificaties die zijn afgegeven door organisaties die geen Europese, internationale of nationale normalisatieorganisaties zijn. De mogelijkheid om bij de aankoop van hardware, software en informatietechnologiediensten het volledige scala van technische ICT-specificaties te gebruiken, maakt interoperabiliteit tussen apparatuur, diensten en toepassingen mogelijk, helpt voorkomen dat overheidsdiensten aan een bepaalde technologie gebonden zijn wanneer een openbare aanbesteder na het aflopen van een aanbestedingscontract vanwege het gebruik van merkgebonden ICT-oplossingen niet op een andere aanbieder kan overstappen, en bevordert de concurrentie bij de levering van interoperabele ICT-oplossingen.

(6)

Om als referentie bij overheidsopdrachten in aanmerking te komen, moeten technische ICT-specificaties voldoen aan de voorschriften van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1025/2012. Het voldoen aan deze voorschriften geeft de overheden de zekerheid dat de technische ICT-specificaties zijn vastgesteld in overeenstemming met de beginselen van openheid, eerlijkheid, objectiviteit en non-discriminatie die op het gebied van normalisatie door de Wereldhandelsorganisatie zijn erkend.

(7)

Het besluit om een ICT-specificatie vast te stellen moet worden goedgekeurd na raadpleging van het Europees multistakeholderplatform inzake ICT-normalisatie, dat is opgericht bij een besluit van de Commissie (7), aangevuld met andere vormen van raadpleging van deskundigen uit de bedrijfstak.

(8)

Op 11 juni 2015 heeft het Europese multistakeholderplatform inzake ICT-normalisatie 27 technische specificaties van de „Internet Engineering Task Force” geëvalueerd aan de hand van de voorschriften van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1025/2012 en heeft het een positief advies uitgebracht over de vaststelling daarvan als referentie bij overheidsopdrachten. De evaluatie van de technische specificaties van de IETF is vervolgens ter raadpleging aan deskundigen uit de bedrijfstak voorgelegd, die het positieve advies over de vaststelling hebben onderschreven.

(9)

De 27 technische specificaties worden ontwikkeld en beheerd door de Internet Engineering Task Force (IETF), het belangrijkste orgaan dat zich bezighoudt met de ontwikkeling van nieuwe standaardspecificaties van hoge kwaliteit voor het ontwerp, het gebruik en het beheer van het internet. IETF is een internationale organisatie die werkt op basis van het „proces voor internetnormen”, een open, transparant en op consensus gebaseerd proces dat wordt gebruikt door de internetgemeenschap voor de normalisatie van protocollen en procedures ten behoeve van alle gebruikers in de hele wereld.

(10)

De 27 technische specificaties van de IETF worden veelvuldig gebruikt voor internetdoeleinden. Zij bestaan uit normen en protocollen om een internetnetwerk op te zetten (Transmission Control Protocol/Internet protocol (TCP/IP), User Datagram Protocol (UDP), Domain Name System (DNS), Dynamic Host Configuration Protocol (DHCP), Simple Network Management Protocol (SNMP), Security Architecture for the Internet Protocol (IPsec) en Network Time Protocol (NTP)); normen en protocollen voor beveiligde verbindingen (Secure Shell-2 (SSH-2) Protocol, Transport Layer Security (TLS) Protocol en Internet X.509 Public Key Infrastructure Certificate and Certificate Revocation List (CRL) Profile (PKIX)); normen en protocollen om een website op te zetten (Hypertext Transfer Protocol (HTTP), Upgrading to TLS Within HTTP/1.1, Uniform Resource Identifiers (URI), Uniform Resource Locator (URL), Uniform Resource Names (URN), File Transfer Protocol (FTP), 8-bit Unicode Transformation Format (UTF-8) en JavaScript Object Notation (JSON)); normen en protocollen voor e-mail-, kalender- en nieuwstoepassingen (Simple Mail Transfer Protocol (SMTP), Internet Message Access Protocol (IMAP), Post Office Protocol — version 3 (POP3), Multipurpose Internet Mail Extensions (MIME), Network News Transfer Protocol (NNTP), Internet Calendaring and Scheduling Core Object Specification (iCalendar), vCard (VCF), Common Format and MIME Type for Comma-Separated Values (CSV)) en normen en protocollen voor toepassingen voor multimediastreaming (Real-time Transport Protocol (RTP) en Session Initiation Protocol (SIP)).

(11)

De 27 technische specificaties van de IETF moeten derhalve worden vastgesteld als een technische ICT-specificatie waarnaar in overheidsopdrachten kan worden verwezen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage vermelde technische specificaties van de „Internet Engineering Task Force” komen in aanmerking om bij overheidsopdrachten als referentie te dienen.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 31 januari 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12.

(2)  COM(2010) 2020 definitief van 3 maart 2010.

(3)  COM(2015) 550 final van 28 oktober 2015.

(4)  COM(2014) 902 final van 28 november 2014.

(5)  COM(2015) 192 final van 6 mei 2015.

(6)  COM(2011) 311 definitief van 1 juni 2011.

(7)  Besluit van de Commissie van 28 november 2011 tot oprichting van een Europees multistakeholderplatform inzake ICT-normalisatie (PB C 349 van 30.11.2011, blz. 4).


BIJLAGE

Lijst van technische specificaties van de „Internet Engineering Task Force” (IETF) die in aanmerking komen om bij overheidsopdrachten als referentie te dienen  (1)

1.

Transmission Control Protocol/Internet protocol (TCP/IP)

2.

User Datagram Protocol (UDP)

3.

Domain Name System (DNS)

4.

Dynamic Host Configuration Protocol (DHCP)

5.

Simple Network Management Protocol (SNMP)

6.

Security Architecture for the Internet Protocol (IPsec)

7.

Network Time Protocol (NTP)

8.

Secure Shell-2 Protocol (SSH-2)

9.

Transport Layer Security Protocol (TLS)

10.

Internet X.509 Public Key Infrastructure Certificate and Certificate Revocation List (CRL) Profile (PKIX)

11.

Hypertext Transfer Protocol (HTTP)

12.

Upgrading to TLS Within HTTP/1.1 (HTTPS)

13.

Uniform Resource Identifiers (URI)

14.

Uniform Resource Locator (URL)

15.

Uniform Resource Names (URN)

16.

File Transfer Protocol (FTP)

17.

8-bit Unicode Transformation Format (UTF-8)

18.

Simple Mail Transfer Protocol (SMTP)

19.

Internet Message Access Protocol (IMAP)

20.

Post Office Protocol — version 3 (POP3)

21.

Multipurpose Internet Mail Extensions (MIME)

22.

Network News Transfer Protocol (NNTP)

23.

Internet Calendaring and Scheduling Core Object Specification (iCalendar)

24.

File format standard for electronic business cardS (vCard)

25.

Common Format and MIME Type for Comma-Separated Values (CSV)

26.

Real-time Transport Protocol (RTP)

27.

Session Initiation Protocol (SIP)


(1)  De specificaties van de IETF kunnen gratis worden gedownload op http://www.rfc-editor.org/


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

1.2.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 27/155


BESLUIT Nr. 1/2015 VAN HET GEMENGD LANDBOUWCOMITÉ

van 19 november 2015

tot wijziging van de aanhangsels 1, 2 en 4 van bijlage 4 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten [2017/169]

HET GEMENGD LANDBOUWCOMITÉ,

Gezien de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten, en met name artikel 11,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten is op 1 juni 2002 in werking getreden.

(2)

Bijlage 4 bij de overeenkomst heeft tot doel de handel tussen de partijen in planten, plantaardige producten en andere materialen waarvoor fytosanitaire maatregelen gelden, te vergemakkelijken. Deze bijlage is krachtens de artikelen 1, 2 en 4 ervan aangevuld met een aantal aanhangsels.

(3)

De aanhangsels 1, 2 en 4 van bijlage 4 zijn vervangen door Besluit nr. 1/2010 van het Gemengd Landbouwcomité.

(4)

Sinds de inwerkingtreding van Besluit nr. 1/2010 zijn de wettelijke bepalingen van de partijen op fytosanitair gebied op een aantal punten die de overeenkomst betreffen, gewijzigd.

(5)

De wetgeving van de partijen legt de voorwaarden vast voor controles van de in aanhangsel 1 opgenomen planten, plantaardige producten en andere materialen van oorsprong uit derde landen, die worden uitgevoerd op een andere plaats dan de plaats van binnenkomst op hun respectieve grondgebied. Het is passend om voorwaarden vast te stellen voor dergelijke controles waarbij beide partijen betrokken zijn.

(6)

De aanhangsels 1, 2 en 4 van bijlage 4 moeten daarom worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De aanhangsels 1 en 2 van bijlage 4 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten worden vervangen door de tekst in bijlage I.

Aanhangsel 4 van bijlage 4 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten wordt vervangen door de tekst in bijlage II.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2016.

Gedaan te Bern, 19 november 2015.

Voor het Gemengd Landbouwcomité

De voorzitter en het hoofd van de delegatie van Zwitserland

Adrian AEBI

Het hoofd van de delegatie van de Europese Unie

Lorenzo TERZI

De secretaris van het comité

Thomas MAIER


BIJLAGE I

AANHANGSEL 1

PLANTEN, PLANTAARDIGE PRODUCTEN EN ANDERE MATERIALEN

A.   Planten, plantaardige producten en andere materialen van oorsprong uit het grondgebied van de partijen waarvoor de partijen soortgelijke wetgeving hebben die gelijkwaardige resultaten oplevert, en waarvan zij het plantenpaspoort erkennen

1.   Planten en plantaardige producten:

1.1.   voor opplant bestemde planten, met uitzondering van zaden, van de geslachten Amelanchier Med., Chaenomeles Lindl., Crataegus L., Cydonia Mill., Eriobotrya Lindl., Malus Mill., Mespilus L., Prunus L. (met uitzondering van Prunus laurocerasus L. en Prunus lusitanica L.), Pyracantha Roem., Pyrus L. en Sorbus L.;

1.2.   voor opplant bestemde planten van Beta vulgaris L. en Humulus lupulus L., met uitzondering van zaden;

1.3.   voor opplant bestemde planten van stolonen- en knollenvormende soorten van Solanum L. en hybriden daarvan;

1.4.   planten van Fortunella Swingle, Poncirus Raf., hybriden van deze twee soorten, Casimiroa La Llave, Clausena Burm. f., Vepris Comm., Zanthoxylum L. en Vitis L., met uitzondering van vruchten en zaden;

1.5.   onverminderd punt 1.6, planten van Citrus L. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden;

1.6.   vruchten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden van deze drie soorten, met bladeren en steeltjes;

1.7.   hout van oorsprong uit de Unie dat geheel of gedeeltelijk zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft behouden, met of zonder schors, of in de vorm van plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, resten of afval, en dat:

a)

geheel of gedeeltelijk is verkregen van Platanus L., met inbegrip van hout dat zijn natuurlijke ronde oppervlak niet heeft behouden, en

b)

beantwoordt aan één van de volgende omschrijvingen zoals die zijn vermeld in bijlage I, deel II, bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (1) en in de tabel hieronder zijn opgenomen:

GN-code

Omschrijving

4401 10 00

Brandhout, in de vorm van ronde en andere blokken, rijshout, takkenbossen en dergelijke

4401 22 00

Ander hout dan naaldhout in plakjes, spanen of kleine stukjes

ex 4401 30 80

Resten en afval van hout (met uitzondering van zaagsel), niet geperst tot blokken, briketten, pellets of dergelijke vormen

4403 10 00

Hout, onbewerkt, ook indien ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen

ex 4403 99

Ander hout dan naaldhout (met uitzondering van tropisch hout bedoeld bij aanvullende aantekening 2 bij hoofdstuk 44 en ander tropisch hout, eik (Quercus spp.) en beuk (Fagus spp.)), onbewerkt, ook indien ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, niet behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen

ex 4404 20 00

Gekloofde staken van ander hout dan naaldhout; palen en stokken van ander hout dan naaldhout, aangepunt doch niet overlangs gezaagd

ex 4407 99

Ander hout dan naaldhout (met uitzondering van tropisch hout bedoeld bij aanvullende aantekening 2 bij hoofdstuk 44 en ander tropisch hout, eik (Quercus spp.) en beuk (Fagus spp.)), overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of met vingerlasverbinding, met een dikte van meer dan 6 mm

2.   Planten, plantaardige producten en andere materialen, geproduceerd door producenten die hun productie mogen verkopen aan personen die zich beroepshalve bezighouden met de productie van planten, met uitzondering van planten, plantaardige producten en andere materialen die klaargemaakt zijn en gereed voor verkoop aan de eindverbruiker, en waaromtrent door de bevoegde overheidsinstanties van de lidstaten van de Unie of Zwitserland wordt verzekerd dat de productie ervan duidelijk gescheiden is van die van andere producten:

2.1.   voor opplant bestemde planten, met uitzondering van zaden, van de geslachten Abies Mill., Apium graveolens L., Argyranthemum spp., Asparagus officinalis L., Aster spp., Brassica spp., Castanea Mill., Cucumis spp., Dendranthema (DC.) Des Moul., Dianthus L. en hybriden van deze soort, Exacum spp., Fragaria L., Gerbera Cass., Gypsophila L., alle rassen Nieuw-Guinea-hybriden van Impatiens L., Lactuca spp., Larix Mill., Leucanthemum L., Lupinus L., Pelargonium l'Hérit. ex Ait., Picea A. Dietr., Pinus L., Platanus L., Populus L., Prunus laurocerasus L., Prunus lusitanica L., Pseudotsuga Carr., Quercus L., Rubus L., Spinacia L., Tanacetum L., Tsuga Carr., Verbena L. en andere voor opplant bestemde planten van kruidachtige soorten (met uitzondering van planten van de familie Gramineae), met uitzondering van bollen, stengelknollen, wortelstokken, zaden en knollen;

2.2.   voor opplant bestemde planten van Solanaceae, andere dan die bedoeld in punt 1.3, met uitzondering van zaden;

2.3.   planten van Araceae, Marantaceae, Musaceae, Persea spp. en Strelitziaceae, beworteld of met aanhangend of bijgevoegd groeimedium;

2.4.   voor opplant bestemde planten van Palmae met een stamdiameter aan de voet van meer dan 5 cm en behorend tot de volgende geslachten: Brahea Mart., Butia Becc., Chamaerops L., Jubaea Kunth., Livistona R. Br., Phoenix L., Sabal Adans., Syagrus Mart., Trachycarpus H. Wendl., Trithrinax Mart. en Washingtonia Raf.;

2.5.   planten, zaden en bollen:

a)

voor opplant bestemde zaden en bollen van Allium ascalonicum L., Allium cepa L. en Allium schoenoprasum L., en voor opplant bestemde planten van Allium porrum L.;

b)

zaden van Medicago sativa L.;

c)

zaden van Helianthus annuus L., Solanum lycopersicum L. en Phaseolus L.

3.   Voor opplant bestemde bollen, stengelknollen, knollen en wortelstokken van Camassia Lindl., Chionodoxa Boiss., Crocus flavus Weston „Golden Yellow”, Dahlia spp., Galanthus L., Galtonia candicans (Baker) Decne., Gladiolus Tourn. ex L. (minicultivars en hybriden daarvan zoals Gladiolus callianthus Marais, Gladiolus colvillei Sweet, Gladiolus nanus hort., Gladiolus ramosus hort. en Gladiolus tubergenii hort.), Hyacinthus L., Iris L., Ismene Herbert, Lilium spp., Muscari Miller, Narcissus L., Ornithogalum L., Puschkinia Adams, Scilla L., Tigridia Juss. en Tulipa L., geproduceerd door producenten die hun productie mogen verkopen aan personen die zich beroepshalve bezighouden met de productie van planten, met uitzondering van planten, plantaardige producten en andere materialen die klaargemaakt zijn en gereed voor verkoop aan de eindverbruiker, en waaromtrent door de bevoegde overheidsinstanties van de lidstaten van de Unie of Zwitserland wordt verzekerd dat de productie ervan duidelijk gescheiden is van die van andere producten.

B.   Planten, plantaardige producten en andere materialen van oorsprong uit andere gebieden dan het grondgebied van de partijen waarvoor de fytosanitaire invoervoorschriften van de partijen gelijkwaardige resultaten opleveren en die tussen de partijen mogen worden verhandeld met een plantenpaspoort indien zij in deel A van dit aanhangsel vermeld zijn of die vrij mogen worden verhandeld indien zij daar niet vermeld zijn

1.   Onverminderd de in deel C van dit aanhangsel vermelde planten, alle voor opplant bestemde planten, met uitzondering van zaden, maar met inbegrip van zaden van Cruciferae, Gramineae, Trifolium spp., van oorsprong uit Argentinië, Australië, Bolivia, Chili, Nieuw-Zeeland en Uruguay, de geslachten Triticum, Secale en X Triticosecale, van oorsprong uit Afghanistan, India, Irak, Iran, Mexico, Nepal, Pakistan, de Verenigde Staten van Amerika en Zuid-Afrika, Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden van deze drie soorten, Capsicum spp., Helianthus annuus L., Solanum lycopersicum L., Medicago sativa L., Prunus L., Rubus L., Oryza spp., Zea mais L., Allium ascalonicum L., Allium cepa L., Allium porrum L., Allium schoenoprasum L. en Phaseolus L.

2.   Delen van planten, met uitzondering van vruchten en zaden, van:

Castanea Mill., Dendranthema (DC.) Des Moul., Dianthus L., Gypsophila L., Pelargonium l'Herit. ex Ait, Phoenix spp., Populus L., Quercus L., Solidago L. en snijbloemen van Orchidaceae,

naaldbomen (Coniferales),

Acer saccharum Marsh. van oorsprong uit Canada en de Verenigde Staten van Amerika,

Prunus L. van oorsprong uit niet-Europese landen,

snijbloemen van Aster spp., Eryngium L., Hypericum L., Lisianthus L., Rosa L. en Trachelium L., van oorsprong uit niet-Europese landen,

bladgroenten van Apium graveolens L., Ocimum L., Limnophila L. en Eryngium L.,

bladeren van Manihot esculenta Crantz,

afgesneden takken van Betula L., met of zonder loof,

afgesneden takken van Fraxinus L., Juglans ailantifolia Carr., Juglans mandshurica Maxim., Ulmus davidiana Planch. en Pterocarya rhoifolia Siebold & Zucc., met of zonder loof, van oorsprong uit Canada, China, de Democratische Volksrepubliek Korea, Japan, Mongolië, de Republiek Korea, Rusland, Taiwan en de Verenigde Staten van Amerika,

Amiris P. Browne, Casimiroa La Llave, Citropsis Swingle & Kellerman, Eremocitrus Swingle, Esenbeckia Kunth., Glycosmis Corrêa, Merrillia Swingle, Naringi Adans., Tetradium Lour., Toddalia Juss. en Zanthoxylum L.

2.1.   Delen van planten, met uitzondering van vruchten, maar met inbegrip van zaden, van Aegle Corrêa, Aeglopsis Swingle, Afraegle Engl., Atalantia Corrêa, Balsamocitrus Stapf, Burkillanthus Swingle, Calodendrum Thunb., Choisya Kunth, Clausena Burm. f., Limonia L., Microcitrus Swingle, Murraya J. Koenig ex L., Pamburus Swingle, Severinia Ten., Swinglea Merr., Triphasia Lour. en Vepris Comm.

3.   Vruchten van:

Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden van deze drie soorten, Momordica L. en Solanum melongena L.,

Annona L., Cydonia Mill., Diospyros L., Malus Mill., Mangifera L., Passiflora L., Prunus L., Psidium L., Pyrus L., Ribes L., Syzygium Gaertn. en Vaccinium L., van oorsprong uit niet-Europese landen,

Capsicum L.

4.   Knollen van Solanum tuberosum L.

5.   Bast, zonder andere delen, van:

naaldbomen (Coniferales) van oorsprong uit niet-Europese landen,

Acer saccharum Marsh., Populus L. en Quercus L., met uitzondering van Quercus suber L.,

Fraxinus L., Juglans ailantifolia Carr., Juglans mandshurica Maxim., Ulmus davidiana Planch. en Pterocarya rhoifolia Siebold & Zucc., van oorsprong uit Canada, China, de Democratische Volksrepubliek Korea, Japan, Mongolië, de Republiek Korea, Rusland, Taiwan en de Verenigde Staten van Amerika,

Betula L. van oorsprong uit Canada en de Verenigde Staten van Amerika.

6.   Hout in de zin van artikel 2, lid 2, eerste alinea, van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad (2) dat:

a)

geheel of gedeeltelijk is verkregen uit één van de hieronder genoemde families, geslachten of soorten, met uitzondering van verpakkingsmateriaal voor hout als omschreven in bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 2, bij Richtlijn 2000/29/EG:

Quercus L., ook wanneer het hout zijn natuurlijke ronde oppervlak niet heeft behouden, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika, met uitzondering van hout dat voldoet aan de omschrijving die is opgenomen in GN-code 4416 00 00, onder b), voor zover kan worden aangetoond dat het hout is verwerkt of vervaardigd met gebruikmaking van een warmtebehandeling waarbij een temperatuur van ten minste 176 °C is gehandhaafd gedurende 20 minuten;

Platanus L., ook wanneer het hout zijn natuurlijke ronde oppervlak niet heeft behouden, van oorsprong uit Armenië en de Verenigde Staten van Amerika;

Populus L., ook wanneer het hout zijn natuurlijke ronde oppervlak niet heeft behouden, van oorsprong uit landen van het Amerikaanse vasteland;

Acer saccharum Marsh., ook wanneer het hout zijn natuurlijke ronde oppervlak niet heeft behouden, van oorsprong uit Canada en de Verenigde Staten van Amerika;

naaldbomen (Coniferales), ook wanneer het hout zijn natuurlijke ronde oppervlak niet heeft behouden, van oorsprong uit niet-Europese landen, Kazachstan, Rusland en Turkije;

Fraxinus L., Juglans ailantifolia Carr., Juglans mandshurica Maxim., Ulmus davidiana Planch. en Pterocarya rhoifolia Siebold & Zucc., met inbegrip van hout dat zijn natuurlijke ronde oppervlak niet heeft behouden, van oorsprong uit Canada, China, de Democratische Volksrepubliek Korea, Japan, Mongolië, de Republiek Korea, Rusland, Taiwan en de Verenigde Staten van Amerika;

Betula L., met inbegrip van hout dat zijn natuurlijke ronde oppervlak niet heeft behouden, van oorsprong uit Canada en de Verenigde Staten van Amerika; en

b)

beantwoordt aan één van de volgende omschrijvingen zoals die zijn vermeld in bijlage I, deel II, bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 en in de tabel hieronder zijn opgenomen:

GN-code

Omschrijving

4401 10 00

Brandhout, in de vorm van ronde en andere blokken, rijshout, takkenbossen en dergelijke

4401 21 00

Naaldhout in plakjes, spanen of kleine stukjes

4401 22 00

Ander hout dan naaldhout in plakjes, spanen of kleine stukjes

ex 4401 30 40

Zaagsel, niet geperst tot blokken, briketten, pellets of dergelijke vormen

ex 4401 30 80

Andere resten en afval van hout, niet geperst tot blokken, briketten, pellets of dergelijke vormen

4403 10 00

Hout, onbewerkt, ook indien ontschorst, ontdaan van het spint, of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen

4403 20

Naaldhout, onbewerkt, ook indien ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, niet behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen

4403 91

Eikenhout (Quercus spp.), onbewerkt, ook indien ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, niet behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen

ex 4403 99

Ander hout dan naaldhout (met uitzondering van tropisch hout bedoeld bij aanvullende aantekening 2 bij hoofdstuk 44 en ander tropisch hout, eik (Quercus spp.), beuk (Fagus spp.) en berk (Betula L.)), onbewerkt, ook indien ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, niet behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen

4403 99 51

Zaaghout van berken (Betula L.), onbewerkt, ook indien ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd

4403 99 59

Berkenhout (Betula L.), onbewerkt, ook indien ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, ander dan zaaghout

ex 4404

Gekloofde staken; palen en stokken van hout, aangepunt doch niet overlangs gezaagd

4406

Houten dwarsliggers en wisselhouten

4407 10

Naaldhout, overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of met vingerlasverbinding, met een dikte van meer dan 6 mm

4407 91

Eikenhout (Quercus spp.), overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of met vingerlasverbinding, met een dikte van meer dan 6 mm

ex 4407 93

Hout van Acer saccharum Marsh., overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of met vingerlasverbinding, met een dikte van meer dan 6 mm

4407 95

Hout van es (Fraxinus spp.), overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of met vingerlasverbinding, met een dikte van meer dan 6 mm

ex 4407 99

Ander hout dan naaldhout (met uitzondering van tropisch hout bedoeld bij aanvullende aantekening 2 bij hoofdstuk 44 en ander tropisch hout, eik (Quercus spp.), beuk (Fagus spp.), esdoorn (Acer spp.), kers (Prunus spp.) en es (Fraxinus spp.)), overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of met vingerlasverbinding, met een dikte van meer dan 6 mm

4408 10

Fineerplaten van naaldhout (die verkregen door het snijden van gelaagd hout daaronder begrepen), platen voor de vervaardiging van triplex- en multiplexhout of voor ander op dergelijke wijze gelaagd hout, alsmede ander hout, overlangs gezaagd, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd, met verbinding aan de randen of in de lengte verbonden, met een dikte van niet meer dan 6 mm

4416 00 00

Vaten, kuipen, tobben en ander kuiperswerk, alsmede delen daarvan, van hout, duighout daaronder begrepen

9406 00 20

Geprefabriceerde bouwwerken van hout

7.   Grond en groeimedium:

a)

grond en groeimedium als zodanig, geheel of gedeeltelijk bestaande uit grond of vaste organische stoffen zoals plantendelen, humus met turf of schors, doch niet uitsluitend bestaande uit turf;

b)

aan planten aanhangende of daarbij gevoegde grond en groeimedium, geheel of gedeeltelijk bestaande uit onder a) genoemd materiaal of gedeeltelijk bestaande uit vaste anorganische stof, bestemd om de levenskracht te handhaven van planten van oorsprong uit:

Turkije,

Belarus, Georgië, Moldavië, Oekraïne en Rusland,

niet-Europese landen, met uitzondering van Algerije, Egypte, Israël, Libië, Marokko en Tunesië.

8.   Graan van de geslachten Triticum, Secale en X Triticosecale, van oorsprong uit Afghanistan, India, Irak, Iran, Mexico, Nepal, Pakistan, de Verenigde Staten van Amerika en Zuid-Afrika.

C.   Planten, plantaardige producten en andere materialen van oorsprong uit het grondgebied van de partijen waarvoor de partijen geen soortgelijke wetgeving hebben en waarvan zij het plantenpaspoort niet erkennen

1.   Planten en plantaardige producten van oorsprong uit Zwitserland die alleen met een fytosanitair certificaat in een lidstaat van de Unie mogen worden ingevoerd:

1.1.   voor opplant bestemde planten, met uitzondering van zaden:

geen;

1.2.   delen van planten, met uitzondering van vruchten en zaden:

geen;

1.3.   zaden:

geen;

1.4.   vruchten:

geen;

1.5.   hout dat geheel of gedeeltelijk zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft behouden, met of zonder schors, of in de vorm van plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, resten of afval, en dat:

a)

geheel of gedeeltelijk is verkregen van Platanus L., met inbegrip van hout dat zijn natuurlijke ronde oppervlak niet heeft behouden; en

b)

beantwoordt aan één van de volgende omschrijvingen zoals die zijn vermeld in bijlage I, deel II, bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 en in de tabel hieronder zijn opgenomen:

GN-code

Omschrijving

4401 10 00

Brandhout, in de vorm van ronde en andere blokken, rijshout, takkenbossen en dergelijke

4401 22 00

Ander hout dan naaldhout in plakjes, spanen of kleine stukjes

ex 4401 30 80

Resten en afval van hout (met uitzondering van zaagsel), niet geperst tot blokken, briketten, pellets of dergelijke vormen

4403 10 00

Hout, onbewerkt, ook indien ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen

ex 4403 99

Ander hout dan naaldhout (met uitzondering van tropisch hout bedoeld bij aanvullende aantekening 2 bij hoofdstuk 44 en ander tropisch hout, eik (Quercus spp.) en beuk (Fagus spp.)), onbewerkt, ook indien ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, niet behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen

ex 4404 20 00

Gekloofde staken van ander hout dan naaldhout; palen en stokken van ander hout dan naaldhout, aangepunt doch niet overlangs gezaagd

ex 4407 99

Ander hout dan naaldhout (met uitzondering van tropisch hout bedoeld bij aanvullende aantekening 2 bij hoofdstuk 44 en ander tropisch hout, eik (Quercus spp.) en beuk (Fagus spp.)), overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of met vingerlasverbinding, met een dikte van meer dan 6 mm

2.   Planten en plantaardige producten van oorsprong uit een lidstaat van de Unie die alleen met een fytosanitair certificaat in Zwitserland mogen worden ingevoerd:

geen.

3.   Planten en plantaardige producten van oorsprong uit Zwitserland waarvan de invoer in een lidstaat van de Unie verboden is:

planten, met uitzondering van vruchten en zaden:

geen.

4.   Planten en plantaardige producten van oorsprong uit een lidstaat van de Unie waarvan de invoer in Zwitserland verboden is:

planten van:

 

Cotoneaster Ehrh.,

 

Photinia davidiana (Dcne.) Cardot (3).

AANHANGSEL 2

WETGEVING  (4)

Bepalingen van de Unie

Richtlijn 69/464/EEG van de Raad van 8 december 1969 betreffende de bestrijding van de wratziekte;

Richtlijn 74/647/EEG van de Raad van 9 december 1974 betreffende de bestrijding van de anjerbladroller;

Beschikking 91/261/EEG van de Commissie van 2 mei 1991 waarbij Australië vrij van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. wordt verklaard;

Richtlijn 92/70/EEG van de Commissie van 30 juli 1992 tot vaststelling van nadere bepalingen inzake de in het kader van de erkenning van beschermde gebieden in de Gemeenschap te verrichten onderzoeken;

Richtlijn 92/90/EEG van de Commissie van 3 november 1992 tot vaststelling van de verplichtingen van producenten en importeurs van planten, plantaardige producten en andere materialen, en van nadere bepalingen inzake registratie;

Richtlijn 92/105/EEG van de Commissie van 3 december 1992 tot een zekere mate van standaardisering van plantenpaspoorten voor het verkeer van bepaalde planten, plantaardige producten en andere materialen in de Gemeenschap, en tot vaststelling van nadere regels voor de afgifte van deze paspoorten en van de voorwaarden en nadere regels voor de vervanging ervan;

Beschikking 93/359/EEG van de Commissie van 28 mei 1993 tot machtiging van de lidstaten afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 77/93/EEG van de Raad toe te staan voor hout van Thuja L., van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika;

Beschikking 93/360/EEG van de Commissie van 28 mei 1993 tot machtiging van de lidstaten afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 77/93/EEG van de Raad toe te staan voor hout van Thuja L., van oorsprong uit Canada;

Beschikking 93/365/EEG van de Commissie van 2 juni 1993 tot machtiging van de lidstaten afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 77/93/EEG van de Raad toe te staan voor naaldhout dat een warmtebehandeling heeft ondergaan, van oorsprong uit Canada, en tot vaststelling van nadere bepalingen inzake het merken van dergelijk hout;

Beschikking 93/422/EEG van de Commissie van 22 juni 1993 tot machtiging van de lidstaten om afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 77/93/EEG van de Raad toe te staan voor kunstmatig gedroogd naaldhout, van oorsprong uit Canada, en tot vaststelling van nadere bepalingen inzake het merken van dergelijk hout;

Beschikking 93/423/EEG van de Commissie van 22 juni 1993 tot machtiging van de lidstaten om afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 77/93/EEG van de Raad toe te staan voor kunstmatig gedroogd naaldhout, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika, en tot vaststelling van nadere bepalingen inzake het merken van dergelijk hout;

Richtlijn 93/50/EEG van de Commissie van 24 juni 1993 tot nadere omschrijving van bepaalde niet in bijlage V, deel A, bij Richtlijn 77/93/EEG van de Raad vermelde planten waarvan de producenten, of de in het productiegebied van die planten gelegen opslagplaatsen of verzendingscentra, in een officieel register moeten worden opgenomen;

Richtlijn 93/51/EEG van de Commissie van 24 juni 1993 tot vaststelling van voorschriften voor het verkeer van bepaalde planten, plantaardige producten of andere materialen via een beschermd gebied en voor het verkeer, binnen een beschermd gebied, van dergelijke planten, plantaardige producten of andere materialen van oorsprong uit dat gebied;

Richtlijn 93/85/EEG van de Raad van 4 oktober 1993 betreffende de bestrijding van aardappelringrot;

Richtlijn 94/3/EG van de Commissie van 21 januari 1994 tot vaststelling van een procedure voor melding van de onderschepping van uit derde landen herkomstige en uit fytosanitair oogpunt onmiddellijk gevaar opleverende zendingen of schadelijke organismen;

Richtlijn 98/22/EG van de Commissie van 15 april 1998 tot vaststelling van de minimumeisen voor de uitvoering in de Gemeenschap van fytosanitaire controles van planten, plantaardige producten of andere materialen uit derde landen, in niet op de plaats van bestemming gevestigde controleposten;

Richtlijn 98/57/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de bestrijding van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al.;

Beschikking 98/109/EG van de Commissie van 2 februari 1998 tot machtiging van de lidstaten om ten aanzien van Thailand tijdelijk spoedmaatregelen te nemen tegen de verspreiding van Thrips palmi Karny;

Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen;

Beschikking 2002/757/EG van de Commissie van 19 september 2002 houdende voorlopige fytosanitaire noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van Phytophthora ramorum Werres, De Cock & Man in 't Veld sp. nov. te voorkomen;

Beschikking 2002/499/EG van de Commissie van 26 juni 2002 houdende machtiging om voor op natuurlijke of kunstmatige wijze opgekweekte miniatuurplanten van Chamaecyparis Spach, Juniperus L. en Pinus L., van oorsprong uit de Republiek Korea, afwijking van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad toe te staan;

Beschikking 2002/887/EG van de Commissie van 8 november 2002 houdende machtiging om voor op natuurlijke of kunstmatige wijze opgekweekte miniatuurplanten van Chamaecyparis Spach, Juniperus L. en Pinus L., van oorsprong uit Japan, afwijking van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad toe te staan;

Beschikking 2004/200/EG van de Commissie van 27 februari 2004 betreffende maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van het pepinomozaïekvirus te voorkomen;

Richtlijn 2004/103/EG van de Commissie van 7 oktober 2004 betreffende de controles van de identiteit en de fytosanitaire controles van in deel B van bijlage V bij Richtlijn 2000/29/EG van de Raad opgenomen planten, plantaardige producten en andere materialen, die kunnen worden uitgevoerd op een andere plaats dan de plaats van binnenkomst in de Gemeenschap of op een dichtbijgelegen plaats en tot vaststelling van de eisen met betrekking tot deze controles;

Uitvoeringsbepalingen: Wanneer de plaats van binnenkomst van de in aanhangsel 1 opgenomen planten, plantaardige producten en andere materialen van oorsprong uit derde landen zich op het grondgebied van de ene partij bevindt, maar de plaats van bestemming zich op het grondgebied van de andere partij bevindt, worden bij afwezigheid van een specifieke overeenkomst tussen de bevoegde autoriteiten van de plaats van binnenkomst en de plaats van bestemming de controles van de documenten en identiteit en de fytosanitaire inspecties uitgevoerd op de plaats van binnenkomst. Wanneer de bevoegde autoriteiten van de plaats van binnenkomst en de plaats van bestemming een specifieke overeenkomst afsluiten, moet deze schriftelijk worden vastgelegd;

Richtlijn 2004/105/EG van de Commissie van 15 oktober 2004 tot vaststelling van de modellen van officiële fytosanitaire certificaten of fytosanitaire certificaten voor wederuitvoer waarvan in Richtlijn 2000/29/EG van de Raad vermelde planten, plantaardige producten of andere materialen uit derde landen vergezeld moeten gaan;

Beschikking 2004/416/EG van de Commissie van 29 april 2004 inzake tijdelijke noodmaatregelen ten aanzien van bepaalde citrusvruchten van oorsprong uit Argentinië of Brazilië;

Beschikking 2005/51/EG van de Commissie van 21 januari 2005 tot machtiging van de lidstaten om met het oog op reiniging tijdelijk afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad toe te staan voor de invoer van grond verontreinigd door bestrijdingsmiddelen of persistente organische verontreinigende stoffen;

Beschikking 2005/359/EG van de Commissie van 29 april 2005 houdende afwijking van bepaalde bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad ten aanzien van stammen van eikenhout (Quercus L.), met bast, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika;

Beschikking 2006/473/EG van de Commissie van 5 juli 2006 waarbij sommige derde landen en sommige gebieden van derde landen worden erkend als zijnde vrij van Xanthomonas campestris (alle voor Citrus pathogene stammen), Cercospora angolensis Carv. et Mendes en Guignardia citricarpa Kiely (alle voor Citrus pathogene stammen);

Richtlijn 2006/91/EG van de Raad van 7 november 2006 betreffende de bestrijding van de San José-schildluis;

Beschikking 2007/365/EG van de Commissie van 25 mei 2007 tot vaststelling van noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van Rhynchophorus ferrugineus (Olivier) te voorkomen;

Richtlijn 2007/33/EG van de Raad van 11 juni 2007 betreffende de bestrijding van het aardappelcysteaaltje en houdende intrekking van Richtlijn 69/465/EEG;

Beschikking 2007/433/EG van de Commissie van 18 juni 2007 tot vaststelling van voorlopige noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van Gibberella circinata Nirenberg & O'Donnell te voorkomen;

Richtlijn 2008/61/EG van de Commissie van 17 juni 2008 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder bepaalde in de bijlagen I tot en met V bij Richtlijn 2000/29/EG van de Raad vermelde schadelijke organismen, planten, plantaardige producten en andere materialen voor proefnemingen of wetenschappelijke doeleinden en voor selectiewerkzaamheden in de Gemeenschap of in bepaalde beschermde gebieden daarvan mogen worden binnengebracht of naar een andere plaats overgebracht;

Uitvoeringsbesluit 2011/778/EU van de Commissie van 28 november 2011 tot machtiging van bepaalde lidstaten om voor pootaardappelen van oorsprong uit bepaalde provincies van Canada tijdelijk af te wijken van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad;

Uitvoeringsbesluit 2011/787/EU van de Commissie van 29 november 2011 tot machtiging van de lidstaten om tijdelijk noodmaatregelen te nemen tegen de verspreiding van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al., wat Egypte betreft;

Uitvoeringsbesluit 2012/138/EU van de Commissie van 1 maart 2012 tot vaststelling van noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Anoplophora chinensis (Forster) te voorkomen;

Uitvoeringsbesluit 2012/219/EU van de Commissie van 24 april 2012 waarbij Servië vrij van Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus (Spieckerman en Kotthoff) Davis et al. wordt verklaard;

Uitvoeringsbesluit 2012/270/EU van de Commissie van 16 mei 2012 betreffende noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Epitrix cucumeris (Harris), Epitrix similaris (Gentner), Epitrix subcrinita (Lec.) en Epitrix tuberis (Gentner) te voorkomen;

Uitvoeringsbesluit 2012/697/EU van de Commissie van 8 november 2012 wat betreft maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van het geslacht Pomacea (Perry) te voorkomen;

Uitvoeringsbesluit 2012/756/EU van de Commissie van 5 december 2012 betreffende maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Pseudomonas syringae pv. actinidiae Takikawa, Serizawa, Ichikawa, Tsuyumu & Goto te voorkomen;

Uitvoeringsbesluit 2013/92/EU van de Commissie van 18 februari 2013 betreffende het toezicht, de fytosanitaire controles en de te nemen maatregelen met betrekking tot houten verpakkingsmateriaal dat gebruikt wordt voor het vervoer van specifieke goederen van oorsprong uit China;

Uitvoeringsbesluit 2013/413/EU van de Commissie van 30 juli 2013 tot machtiging van de lidstaten om voor andere dan voor opplant bestemde aardappelen uit de regio's Akkar en Bekaa in Libanon af te wijken van sommige bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad;

Uitvoeringsbesluit 2013/754/EU van de Commissie van 11 december 2013 betreffende maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Guignardia citricarpa Kiely (alle voor Citrus pathogene stammen) te voorkomen, wat Zuid-Afrika betreft;

Uitvoeringsbesluit 2013/780/EU van de Commissie van 18 december 2013 houdende afwijking van artikel 13, lid 1, ii), van Richtlijn 2009/29/EG van de Raad ten aanzien van gezaagd hout van Quercus L., Platanus L. en Acer saccharum Marsh. dat vrij is van bast, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika;

Uitvoeringsbesluit 2013/782/EU van de Commissie van 18 december 2013 tot wijziging van Beschikking 2002/757/EG wat betreft de vereiste van een fytosanitair certificaat met betrekking tot het schadelijke organisme Phytophthora ramorum Werres, De Cock & Man in 't Veld sp. nov. voor gezaagd hout van Acer macrophyllum Pursh en Quercus spp. L. dat vrij is van bast, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika;

Aanbeveling 2014/63/EU van de Commissie van 6 februari 2014 betreffende bestrijdingsmaatregelen tegen Diabrotica virgifera virgifera LeConte in gebieden in de Unie waar de aanwezigheid van dat organisme is bevestigd;

Uitvoeringsbesluit 2014/422/EU van de Commissie van 2 juli 2014 inzake maatregelen met betrekking tot bepaalde citrusvruchten van oorsprong uit Zuid-Afrika om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Phyllosticta citricarpa (McAlpine) Van der Aa te voorkomen;

Uitvoeringsbesluit 2014/917/EU van de Commissie van 15 december 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Richtlijn 2000/29/EG van de Raad met betrekking tot de kennisgeving van de aanwezigheid van schadelijke organismen en van maatregelen die de lidstaten hebben genomen of voornemens zijn te nemen;

Uitvoeringsbesluit 2014/924/EU van de Commissie van 16 december 2014 houdende afwijking van bepaalde bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad ten aanzien van hout en bast van es (Fraxinus L.) van oorsprong uit Canada en de Verenigde Staten van Amerika;

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/179 van de Commissie van 4 februari 2015 tot machtiging van de lidstaten om af te wijken van een aantal bepalingen van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad ten aanzien van houten verpakkingsmateriaal vervaardigd uit naaldbomen (Coniferales) in de vorm van munitiekisten van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika onder toezicht van het Amerikaanse ministerie van Defensie;

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/789 van de Commissie van 18 mei 2015 betreffende maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Xylella fastidiosa (Wells et al.) te voorkomen.

Bepalingen van Zwitserland

„Ordonnance du 27 octobre 2010 sur la protection des végétaux” (RS 916.20);

„Ordonnance du DFE du 15 avril 2002 sur les végétaux interdits” (RS 916.205.1);

„Ordonnance de l'OFAG du 13 mars 2015 sur les mesures phytosanitaires à caractère temporaire” (RS 916.202.1);

„Ordonnance de l'OFAG du 24 mars 2015 sur l'interdiction d'importer certains fruits et légumes originaires d'Inde” (RS 916.207.142.3);

„Décision de portée générale de l'OFEV du 14 décembre 2012 concernant l'application de la norme NIMP 15 à des importations de marchandises de pays tiers dans des emballages en bois” (fosc.ch 130 244);

„Décision de portée générale du 9 août 2013 concernant des mesures destinées à prévenir l'introduction et la propagation du genre Pomacea (Perry)” (FF 2013 5917);

„Décision de portée générale du 9 août 2013 concernant des mesures destinées à prévenir l'introduction et la propagation de Pseudomonas syringae pv. actinidiae Takikawa, Serizawa, Ichikawa, Tsuyumu et Goto” (FF 2013 5911);

„Décision de portée générale de l'OFAG du 16 mars 2015 établissant des mesures à l'égard de certains agrumes originaires d'Afrique du Sud visant à éviter l'introduction et la propagation de Phyllosticta citricarpa (McAlpine) Van der Aa” (FF 2015 2596);

„Directive no 1 de l'OFAG du 1er janvier 2012 à l'intention des services phytosanitaires cantonaux et de l'organisme chargé du contrôle concernant la surveillance et la lutte contre les nématodes à kystes de la pomme de terre (Globodera rostochiensis et Globodera pallida)”;

„Manuel de gestion du nématode du pin (Bursaphelenchus xylophilus) de l'OFEV du 30 mars 2015”.


(1)  Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).

(2)  Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1).

(3)  In afwijking van punt 4 zijn het binnenbrengen op en doorvoeren van deze planten via het Zwitsers grondgebied toegestaan, maar het in de handel brengen, produceren en telen ervan zijn in Zwitserland verboden.

(4)  Elke verwijzing naar een handeling geldt, tenzij anders aangegeven, als een verwijzing naar de desbetreffende, uiterlijk op 1 juli 2015 gewijzigde handeling.


BIJLAGE II

„AANHANGSEL 4 (1)

IN ARTIKEL 4 BEDOELDE GEBIEDEN EN DAAROP BETREKKING HEBBENDE BIJZONDERE VOORSCHRIFTEN

De in artikel 4 bedoelde gebieden en de daarop betrekking hebbende bijzondere voorschriften, die door beide partijen moeten worden gerespecteerd, zijn vastgesteld bij de onderstaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de partijen.

Bepalingen van de Unie:

Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen;

Verordening (EG) nr. 690/2008 van de Commissie van 4 juli 2008 tot erkenning van beschermde gebieden in de Gemeenschap waar bijzondere plantenziekterisico's bestaan.

Bepalingen van Zwitserland:

Bijlage 12 bij „Ordonnance du 27 octobre 2010 sur la protection des végétaux” (RS 916.20).



Rectificaties

1.2.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 27/169


Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/799 van de Commissie van 18 maart 2016 tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de eisen voor de constructie, het testen, de installatie, de exploitatie en de reparatie van tachografen en tachograafonderdelen

( Publicatieblad van de Europese Unie L 139 van 26 mei 2016 )

Op bladzijde 427, in aanhangsel 13, bijlage 1, moet de tabel onder de titel „LIJST VAN VIA DE ITS-INTERFACE BESCHIKBARE GEGEVENS” als volgt worden gelezen:

„BIJLAGE 1

LIJST VAN VIA DE ITS-INTERFACE BESCHIKBARE GEGEVENS

Gegevens

Bron

Gegevensclassificatie (persoonlijk/niet persoonlijk)

VehicleIdentificationNumber

Voertuigunit

niet persoonlijk

CalibrationDate

Voertuigunit

niet persoonlijk

TachographVehicleSpeed speed instant t

Voertuigunit

persoonlijk

Driver1WorkingState Selector driver

Voertuigunit

persoonlijk

Driver2WorkingState

Voertuigunit

persoonlijk

DriveRecognize Speed Threshold detected

Voertuigunit

niet persoonlijk

Driver1TimeRelatedStates Weekly day time

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver2TimeRelatedStates

Bestuurderskaart

persoonlijk

DriverCardDriver1

Voertuigunit

niet persoonlijk

DriverCardDriver2

Voertuigunit

niet persoonlijk

OverSpeed

Voertuigunit

persoonlijk

TimeDate

Voertuigunit

niet persoonlijk

HighResolutionTotalVehicleDistance

Voertuigunit

niet persoonlijk

ServiceComponentIdentification

Voertuigunit

niet persoonlijk

ServiceDelayCalendarTimeBased

Voertuigunit

niet persoonlijk

Driver1Identification

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver2Identification

Bestuurderskaart

persoonlijk

NextCalibrationDate

Voertuigunit

niet persoonlijk

Driver1ContinuousDrivingTime

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver2ContinuousDrivingTime

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver1CumulativeBreakTime

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver2CumulativeBreakTime

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver1CurrentDurationOfSelectedActivity

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver2CurrentDurationOfSelectedActivity

Bestuurderskaart

persoonlijk

SpeedAuthorised

Voertuigunit

niet persoonlijk

TachographCardSlot1

Bestuurderskaart

niet persoonlijk

TachographCardSlot2

Bestuurderskaart

niet persoonlijk

Driver1Name

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver2Name

Bestuurderskaart

persoonlijk

OutOfScopeCondition

Voertuigunit

niet persoonlijk

ModeOfOperation

Voertuigunit

niet persoonlijk

Driver1CumulatedDrivingTimePreviousAndCurrentWeek

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver2CumulatedDrivingTimePreviousAndCurrentWeek

Bestuurderskaart

persoonlijk

EngineSpeed

Voertuigunit

persoonlijk

RegisteringMemberState

Voertuigunit

niet persoonlijk

VehicleRegistrationNumber

Voertuigunit

niet persoonlijk

Driver1EndOfLastDailyRestPeriod

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver2EndOfLastDailyRestPeriod

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver1EndOfLastWeeklyRestPeriod

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver2EndOfLastWeeklyRestPeriod

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver1EndOfSecondLastWeeklyRestPeriod

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver2EndOfSecondLastWeeklyRestPeriod

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver1CurrentDailyDrivingTime

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver2CurrentDailyDrivingTime

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver1CurrentWeeklyDrivingTime

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver2CurrentWeeklyDrivingTime

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver1TimeLeftUntilNewDailyRestPeriod

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver2TimeLeftUntilNewDailyRestPeriod

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver1CardExpiryDate

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver2CardExpiryDate

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver1CardNextMandatoryDownloadDate

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver2CardNextMandatoryDownloadDate

Bestuurderskaart

persoonlijk

TachographNextMandatoryDownloadDate

Voertuigunit

niet persoonlijk

Driver1TimeLeftUntilNewWeeklyRestPeriod

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver2TimeLeftUntilNewWeeklyRestPeriod

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver1NumberOfTimes9hDailyDrivingTimesExceeded

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver2NumberOfTimes9hDailyDrivingTimesExceeced

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver1CumulativeUninterruptedRestTime

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver2CumulativeUninterruptedRestTime

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver1MinimumDailyRest

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver2MinimumDailyRest

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver1MinimumWeeklyRest

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver2MinimumWeeklyRest

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver1MaximumDailyPeriod

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver2MaximumDailyPeriod

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver1MaximumDailyDrivingTime

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver2MaximumDailyDrivingTime

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver1NumberOfUsedReducedDailyRestPeriods

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver2NumberOfUsedReducedDailyRestPeriods

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver1RemainingCurrentDrivingTime

Bestuurderskaart

persoonlijk

Driver2RemainingCurrentDrivingTime

Bestuurderskaart

persoonlijk

GNSS position

Voertuigunit

persoonlijk”

Op bladzijde 462, in aanhangsel 14, moet tabel 14.1 als volgt worden gelezen:

Tabel 14.1

Downlinkparameters

Item nr.

Parameter

Waarde(n)

Opmerking

D1

Draaggolffrequenties van downlinkkanaal

Een REDCR kan vier alternatieve frequenties gebruiken:

 

5,7975 GHz

 

5,8025 GHz

 

5,8075 GHz

 

5,8125 GHz

Overeenkomstig ERC-aanbeveling 70-03.

Draaggolffrequenties kunnen worden gekozen door de uitvoerder van het wegkantsysteem en hoeven niet bekend te zijn in de DSRC-VU.

(Conform EN 12253 en EN 13372)

D1a  (*1)

Tolerantie van draaggolffrequenties

Binnen ± 5 ppm

(Conform EN 12253)

D2  (*1)

Zenderspectrummasker RSU (REDCR)

Overeenkomstig ERC-aanbeveling 70-03.

REDCR voldoet aan klasse B en C, als bedoeld in EN 12253.

Geen ander specifiek voorschrift in deze bijlage.

Parameter gebruikt voor storingsonderdrukking tussen nabijgelegen ondervragingssystemen (als bedoeld in EN 12253 en EN 13372).

D3

Minimaal frequentiebereik OBU (DSRC-VU)

5,795 - 5,815 GHz

(Conform EN 12253)

D4  (*1)

Maximaal equivalent isotroop uitgestraald vermogen (EIRP)

Overeenkomstig ERC-aanbeveling 70-03 (zonder licentie) en nationale regelgeving

Maximaal + 33 dBm

(Conform EN 12253)

D4a

Hoekscheidend EIRP-masker

Zoals in aangegeven en bekendgemaakte specificatie van ontwerper ondervragingssysteem

(Conform EN 12253)

D5

Polarisatie

Cirkelvormig linksdraaiend

(Conform EN 12253)

D5a

Kruispolarisatie

Kruispolarisatiediscriminatie (XPD):

in as van de antenne: (REDCR) RSU t ≥ 15 dB

(DSRC-VU) OBU r ≥ 10 dB

In gebied van – 3 dB: (REDCR) RSU t ≥ 10 dB

(DSRC-VU) OBU r ≥ 6 dB

(Conform EN 12253)

D6  (*1)

Modulatie

Amplitudemodulatie met twee niveaus

(Conform EN 12253)

D6a  (*1)

Modulatie-index

0,5 … 0,9

(Conform EN 12253)

D6b

Oogpatroon

≥ 90 % (tijd)/≥ 85 % (amplitude)

 

D7  (*1)

Gegevenscodering

FM0

Bit „1” heeft alleen overgang bij het begin en einde van het bitinterval. Bit „0” heeft een extra overgang in het midden van het bitinterval vergeleken met bit „1”.

(Conform EN 12253)

D8  (*1)

Bitsnelheid

500 kBit/s

(Conform EN 12253)

D8a

Bitkloktolerantie

Beter dan ± 100 ppm

(Conform EN 12253)

D9  (*1)

Bitfoutenkans

voor communicatie

≤ 10– 6 indien invallend vermogen van OBU (DSRC-VU) ligt binnen het bereik van [D11a t/m D11b]

(Conform EN 12253)

D10

Startsignaal voor activering

OBU (DSRC-VU)

OBU (DSRC-VU) wordt geactiveerd bij ontvangst van een frame van 11 bytes of meer (inclusief blokvoorloper)

Geen bijzonder activeringspatroon is vereist.

DSRC-VU kan ook worden geactiveerd bij ontvangst van een frame met minder dan 11 bytes.

(Conform EN 12253)

D10a

Maximale aanlooptijd

≤ 5 ms

(Conform EN 12253)

D11

Communicatiegebied

Ruimtelijk gebied waarin een bitfoutenkans volgens D9a wordt bereikt

(Conform EN 12253)

D11a  (*1)

Bovenste vermogensgrens voor communicatie

– 24 dBm

(Conform EN 12253)

D11b  (*1)

Onderste vermogensgrens voor communicatie

Invallend vermogen:

 

– 43 dBm (as van de antenne)

 

– 41 dBm (binnen – 45° tot + 45° volgens het horizontale vlak (azimut) evenwijdig aan het wegdek indien de DSRC-VU later in het voertuig wordt gemonteerd)

(Conform EN 12253)

Uitgebreidere vereisten voor horizontale hoeken tot ± 45° als gevolg van de in deze bijlage vastgestelde gebruiksgevallen.

D12  (*1)

Grensvermogens-niveau van (DSRC-VU)

– 60 dBm

(Conform EN 12253)

D13

Blokvoorloper

Verplicht

(Conform EN 12253)

D13a

Lengte en patroon

van blokvoorloper

16 bits ± 1 bit van FM0-gecodeerde bits „1”

(Conform EN 12253)

D13b

Golfvorm van blokvoorloper

Afwisselende reeks voorloopsignalen van laag en hoog niveau met een pulsduur van 2 μs.

De tolerantie wordt bepaald door D8a

(Conform EN 12253)

D13c

Staartbits

De RSU (REDCR) mag na de eindvlag ten hoogste 8 bits verzenden. Een OBU (DSRC-VU) is niet vereist om deze extra bits in rekening te brengen.

(Conform EN 12253)

Op bladzijde 464, in aanhangsel 14, moet tabel 14.2 als volgt worden gelezen:

Tabel 14.2

Uplinkparameters

Item nr.

Parameter

Waarde(n)

Opmerking

U1  (*2)

Subdraaggolffrequenties

Een OBU (DSRC-VU) ondersteunt 1,5 MHz en 2,0 MHz

Een RSU (REDCR) ondersteunt 1,5 MHz of 2,0 MHz of allebei. U1-0: 1,5 MHz U1-1: 2,0 MHz

Keuze van subdraaggolffrequentie

(1,5 MHz of 2,0 MHz) hangt af van het gekozen EN 13372-profiel.

U1a  (*2)

Tolerantie van subdraaggolffrequenties

Binnen ± 0,1 %

(Conform EN 12253)

U1b

Gebruik van zijbanden

Dezelfde gegevens aan beide zijden

(Conform EN 12253)

U2  (*2)

Zenderspectrummasker OBU (DSRC-VU)

Conform EN 12253

1)

Buiten-de-band-vermogen:

zie EN 300674-1 van het Europees Instituut voor telecommunicatienormen (ETSI)

2)

Binnen-de-band-vermogen:

[U4a] dBm op 500 kHz

3)

Emissie in een ander uplinkkanaal:

U2(3)-1 = – 35 dBm op 500 kHz

(Conform EN 12253)

U4a  (*2)

Maximaal EIRP enkelzijband (as van de antenne)

Twee opties:

 

U4a-0: – 14 dBm

 

U4a-1: – 21 dBm

Zoals in aangegeven en bekendgemaakte specificatie van ontwerper apparatuur

U4b  (*2)

Maximaal EIRP enkelzijband (35°)

Twee opties:

niet van toepassing

– 17 dBm

Zoals in aangegeven en bekendgemaakte specificatie van ontwerper apparatuur

U5

Polarisatie

Cirkelvormig linksdraaiend

(Conform EN 12253)

U5a

Kruispolarisatie

XPD:

in as van de antenne: (REDCR) RSU r ≥ 15 dB

(DSRC-VU) OBU t ≥ 10 dB

Op -3 dB: (REDCR) RSU r ≥ 10 dB

(DSRC-VU) OBU t ≥ 6 dB

(Conform EN 12253)

U6

Subdraaggolfmodulatie

2-PSK

Gecodeerde gegevens gesynchroniseerd op subdraaggolf: overgangen van gecodeerde gegevens vallen samen met overgangen van subdraaggolf

(Conform EN 12253)

U6b

Bedrijfscyclus

Bedrijfscyclus:

50 % ± α, α ≤ 5 %

(Conform EN 12253)

U6c

Modulatie op draaggolf

Vermenigvuldiging van gemoduleerde subdraaggolf met draaggolf

(Conform EN 12253)

U7  (*2)

Gegevenscodering

NRZI (Non-Return to Zero, Inverted) (geen overgang bij begin van bit „1”, overgang bij begin van bit „0”, geen overgang binnen bit)

(Conform EN 12253)

U8  (*2)

Bitsnelheid

250 kBit/s

(Conform EN 12253)

U8a

Bitkloktolerantie

Binnen ± 1 000 ppm

(Conform EN 12253)

U9

Bitfoutenkans voor communicatie

≤ 10– 6

(Conform EN 12253)

U11

Communicatiegebied

Het ruimtelijk gebied waarin de DSRC-VU zich bevindt, wordt zodanig gekozen dat de REDCR de door de DSRC-VU verzonden gegevens kan ontvangen met een bitfoutenkans die kleiner is dan bepaald in U9a.

(Conform EN 12253)

U12a  (*2)

Conversieversterking (ondergrens)

1 dB voor elke zijband

Hoekbereik: cirkelvormig symmetrisch tussen as van antenne en ± 35°

en

binnen – 45° t/m + 45° volgens het horizontale vlak (azimut) evenwijdig aan het wegdek indien de DSRC-VU later in het voertuig wordt gemonteerd.

Groter dan het gespecificeerde waardebereik voor horizontale hoeken tot ± 45°, als gevolg van de in deze bijlage vastgestelde gebruiksgevallen.

U12b  (*2)

Conversieversterking (bovengrens)

10 dB voor elke zijband

Kleiner dan het gespecificeerde waardebereik voor elke zijband binnen een cirkelkegel rond de as van de antenne met een openingshoek van ± 45°

U13

Blokvoorloper

Verplicht

(Conform EN 12253)

U13a

Blokvoorloper

Lengte en patroon

32 tot 36 μs, alleen gemoduleerd met subdraaggolf, gevolgd door 8 bits van NRZI-gecodeerde bits „0”

(Conform EN 12253)

U13b

Staartbits

De DSRC-VU mag na de eindvlag ten hoogste 8 bits verzenden. Een RSU (REDCR) is niet vereist om deze extra bits in rekening te brengen.

(Conform EN 12253)

Op bladzijde 469, in aanhangsel 14, moet de tabel onder punt 5.4.3 als volgt worden gelezen:

„DSC_36

Rekening houdend met de volgorde van commando's en antwoorden kan de transactie als volgt worden omschreven:

Sequentie

Zender

 

Ontvanger

Omschrijving

Actie

1

REDCR

>

DSRC-VU

Initialisatie van de communicatieverbinding — Vraag

REDCR zendt BST

2

DSRC-VU

>

REDCR

Initialisatie van de communicatieverbinding — Antwoord

Als BST AID = 2 ondersteunt, vraagt DSRC-VU een privaat venster

3

REDCR

>

DSRC-VU

Wijst privaat venster toe

Zendt frame met toewijzing privaat venster

4

DSRC-VU

>

REDCR

Zendt VST

Zendt frame met VST

5

REDCR

>

DSRC-VU

Zendt GET.request over gegevens in attribuut voor specifiek EID

 

6

DSRC-VU

>

REDCR

Zendt GET.response met gevraagd attribuut voor specifiek EID

Zendt attribuut (RTMData, OWSData…) met gegevens voor specifiek EID

7

REDCR

>

DSRC-VU

Zendt GET.request voor gegevens andere attribuut (indien van toepassing)

 

8

DSRC-VU

>

REDCR

Zendt GET.response met gevraagd attribuut

Zendt attribuut met gegevens voor specifiek EID

9

REDCR

>

DSRC-VU

Bevestigt ontvangst van gegevens

Zendt RELEASE-commando ter beëindiging van de transactie

10

DSRC-VU

 

 

Beëindigt transactie

 

Punten 5.4.7 en 5.4.8 bevatten een voorbeeld van de transactievolgorde en de inhoud van de uitgewisselde frames.”.

Op bladzijde 472, in aanhangsel 14, moet tabel 14.3 als volgt worden gelezen:

Tabel 14.3

Elementen van RtmData, uitgevoerde acties en definities

(1)

RTM-gegevenselement

(2)

Door de VU uitgevoerde actie

 

(3)

Gegevensdefinitie in ASN.1

RTM1

Kenteken van het voertuig

De VU stelt de waarde van het gegevenselement RTM1 tp15638VehicleRegistrationPlate in op basis van de geregistreerde waarde van het gegevenstype VehicleRegistrationIdentification zoals gedefinieerd in aanhangsel 1 VehicleRegistrationIdentification

Kenteken van het voertuig, uitgedrukt als tekenreeks (string)

Image

RTM2

Snelheidsoverschrijding

De VU genereert een booleaanse waarde voor het gegevenselement RTM2 tp15638SpeedingEvent.

De VU berekent de waarde van tp15638SpeedingEvent op basis van het aantal in de VU geregistreerde snelheidsoverschrijdingen tijdens de laatste tien dagen waarop een voorval heeft plaatsgehad, zoals gedefinieerd in bijlage 1C.

Indien er ten minste één tp15638SpeedingEvent is tijdens de laatste tien dagen waarop een voorval heeft plaatsgehad, wordt de waarde van tp15638SpeedingEvent ingesteld op TRUE (waar).

Indien er geen dergelijke voorvallen hebben plaatsgehad tijdens de laatste tien dagen waarop een voorval heeft plaatsgehad, wordt tp15638SpeedingEvent ingesteld op FALSE (onwaar).

1 (TRUE) — onregelmatigheden in snelheid tijdens de laatste tien dagen waarop een voorval heeft plaatsgehad

Image

RTM3

Rijden zonder geldige kaart

De VU genereert een booleaanse waarde voor het gegevenselement RTM3 tp15638DrivingWithoutValidCard.

De VU wijst de waarde TRUE (waar) toe aan de variabele tp15638DrivingWithoutValidCard indien de VU tijdens de laatste tien dagen waarop een voorval heeft plaatsgehad ten minste één voorval heeft geregistreerd van het type „Rijden zonder geldige kaart”, zoals gedefinieerd in bijlage 1C.

Indien er geen dergelijke voorvallen hebben plaatsgehad tijdens de laatste tien dagen waarop een voorval heeft plaatsgehad, wordt de variabele tp15638DrivingWithoutValidCard ingesteld op FALSE (onwaar).

1 (TRUE) = gebruik van een ongeldige kaart

Image

RTM4

Geldige bestuurderskaart

De VU genereert een booleaanse waarde voor het gegevenselement RTM4 tp15638DriverCard op basis van de in de VU opgeslagen gegevens, zoals gedefinieerd in aanhangsel 1.

Indien er geen geldige bestuurderskaart is, stelt de VU de variabele in op TRUE (waar).

Indien er een geldige bestuurderskaart is, stelt de VU de variabele in op FALSE (onwaar).

0 (FALSE) = geldige bestuurderskaart

Image

RTM5

Inbrengen van de kaart tijdens het rijden

De VU genereert een booleaanse waarde voor het gegevenselement RTM5.

De VU wijst de waarde TRUE (waar) toe aan de variabele tp15638CardInsertion indien de VU tijdens de laatste tien dagen waarop een voorval heeft plaatsgehad ten minste één voorval heeft geregistreerd van het type „Inbrengen van de kaart tijdens het rijden”, zoals gedefinieerd in bijlage 1C.

Indien er geen dergelijke voorvallen hebben plaatsgehad tijdens de laatste tien dagen waarop een voorval heeft plaatsgehad, wordt de variabele tp15638CardInsertion ingesteld op FALSE (onwaar).

1 (TRUE) = tijdens de laatste tien dagen waarop een voorval heeft plaatsgehad is de kaart ingebracht tijdens het rijden

Image

RTM6

Fout in de bewegingsgegevens

De VU genereert een booleaanse waarde voor het gegevenselement RTM6.

De VU wijst de waarde TRUE (waar) toe aan de variabele tp15638MotionDataError indien de VU tijdens de laatste tien dagen waarop een voorval heeft plaatsgehad ten minste één voorval heeft geregistreerd van het type „Fout in de bewegingsgegevens”, zoals gedefinieerd in bijlage 1C.

Indien er geen dergelijke voorvallen hebben plaatsgehad tijdens de laatste tien dagen waarop een voorval heeft plaatsgehad, wordt de variabele tp15638MotionDataError ingesteld op FALSE (onwaar).

1 (TRUE) = fout in de bewegingsgegevens tijdens de laatste tien dagen waarop een voorval heeft plaatsgehad

Image

RTM7

Tegenstrijdige bewegingsgegevens

De VU genereert een booleaanse waarde voor het gegevenselement RTM7.

De VU wijst de waarde TRUE (waar) toe aan de variabele tp15638vehicleMotionConflict indien de VU tijdens de laatste tien dagen waarop een voorval heeft plaatsgehad ten minste één voorval heeft geregistreerd van het type „Tegenstrijdige bewegingsgegevens”, (waarde „0A”H).

Indien er geen dergelijke voorvallen hebben plaatsgehad tijdens de laatste tien dagen waarop een voorval heeft plaatsgehad, wordt de variabele tp15638vehicleMotionConflict ingesteld op FALSE (onwaar).

1 (TRUE) = tegenstrijdige bewegingsgegevens tijdens de laatste tien dagen waarop een voorval heeft plaatsgehad

Image

RTM8

Tweede bestuurderskaart

De VU genereert een booleaanse waarde voor het gegevenselement RTM8 op basis van bijlage 1C („Gegevens over de bestuurdersactiviteiten” BEMANNING en BIJRIJDER).

Indien er een tweede geldige bestuurderskaart is, stelt de VU de variabele in op TRUE (waar).

Indien er geen tweede geldige bestuurderskaart is, stelt de VU de variabele in op FALSE (onwaar).

1 (TRUE) = er is een tweede bestuurderskaart ingebracht

Image

RTM9

Lopende activiteit

De VU genereert een booleaanse waarde voor het gegevenselement RTM9.

De VU stelt deze variabele in op TRUE (waar) indien in de VU een andere lopende activiteit dan „RIJDEN” is geregistreerd, zoals gedefinieerd in bijlage 1C.

Indien de in de VU geregistreerde lopende activiteit „RIJDEN” is, stelt de VU deze variabele in op FALSE (onwaar).

1 (TRUE) = andere activiteit gekozen;

0 (FALSE) = gekozen activiteit is „rijden”

Image

RTM10

Afsluiting van laatste sessie

De VU genereert een booleaanse waarde voor het gegevenselement RTM10.

De VU stelt deze variabele in op TRUE (waar) indien de laatste rijsessie niet juist is afgesloten, zoals gedefinieerd in bijlage 1C.

Indien de laatste rijsessie juist is afgesloten, wordt de variabele ingesteld op FALSE (onwaar).

1 (TRUE) = niet juist afgesloten

0 (FALSE) = juist afgesloten

Image

RTM11

Onderbreking in stroomvoorziening

De VU genereert een integerwaarde voor het gegevenselement RTM11.

De VU wijst aan de variabele tp15638PowerSupplyInterruption een waarde toe gelijk aan de langste stroomstoring in de zin van artikel 9 van Verordening (EU) nr. 165/2014, voor een voorval van het type „Onderbreking in stroomvoorziening”, als bedoeld in bijlage 1C.

Indien er geen enkele onderbreking in stroomvoorziening is opgetreden tijdens de laatste tien dagen waarop een voorval heeft plaatsgehad, wordt de integerwaarde ingesteld op 0.

Aantal onderbrekingen in stroomvoorziening tijdens de laatste tien dagen waarop een voorval heeft plaatsgehad

Image

RTM12

Fout in de sensor

De VU genereert een integerwaarde voor het gegevenselement RTM12.

De VU wijst aan de variabele sensorFault de volgende waarde toe:

1 indien tijdens de laatste tien dagen een voorval van het type „35”H (Fout in de sensor) is geregistreerd.

2 indien tijdens de laatste tien dagen een voorval van het type fout in de GNSS-ontvanger (interne fout of externe fout met Enum-waarden „51”H of „52”H) is geregistreerd.

3 indien tijdens de laatste tien dagen een voorval van het type „53”H (Externe GNSS-communicatiefout) is geregistreerd.

4 indien tijdens de laatste tien dagen fouten in zowel de sensor als de GNSS-ontvanger zijn geregistreerd.

5 indien tijdens de laatste tien dagen zowel fouten in de sensor als externe GNSS-communicatiefouten zijn geregistreerd.

6 indien tijdens de laatste tien dagen zowel fouten in de GNSS-ontvanger als externe GNSS-communicatiefouten zijn geregistreerd.

7 indien tijdens de laatste tien dagen alle drie de fouten in de sensor zijn geregistreerd.

Indien er tijdens de laatste tien dagen geen voorvallen zijn geregistreerd, wordt aan de variabele de waarde 0 toegekend.

fout in de sensor één byte volgens de verklarende woordenlijst van de gegevens

Image

RTM13

Tijdafstelling

De VU genereert voor het gegevenselement RTM13 een integerwaarde (timeReal volgens aanhangsel 1) op basis van de aanwezigheid van tijdafstellingsgegevens, als bedoeld in bijlage 1C.

De VU kent de waarde toe van het laatste tijdstip waarop het voorval „Tijdafstelling” heeft plaatsgehad.

Indien in de VU-gegevens geen voorval „Tijdafstelling” in de zin van bijlage 1C is geregistreerd, wordt de variabele ingesteld op 0.

Tijdstip van laatste tijdafstelling

Image

RTM14

Poging tot inbreuk op de beveiliging

De VU genereert voor het gegevenselement RTM14 een integerwaarde (timeReal volgens aanhangsel 1) op basis van de aanwezigheid van een poging tot inbreuk op de beveiliging, als bedoeld in bijlage 1C.

De VU stelt de waarde in van het laatste tijdstip waarop de VU het voorval „Poging tot inbreuk op de beveiliging” heeft geregistreerd.

Indien in de VU-gegevens geen voorval „Poging tot inbreuk op de beveiliging” in de zin van bijlage 1C is geregistreerd, wordt de variabele ingesteld op een waarde van 0x00FF.

Tijdstip van Iaatste poging tot inbreuk op de beveiliging

Standaardwaarde = 0x00FF

Image

RTM15

Laatste kalibrering

De VU genereert voor het gegevenselement RTM15 een integerwaarde (timeReal volgens aanhangsel 1) op basis van de aanwezigheid van laatste kalibreringsgegevens, als bedoeld in bijlage 1C.

De VU stelt de tijdwaarde in van de laatste twee kalibreringen (RTM15 en RTM16), die worden ingesteld in VuCalibrationData, als bedoeld in aanhangsel 1.

De VU stelt de waarde voor RTM15 in op de timeReal van het voorval „Laatste kalibrering”.

Tijdstip van laatste kalibreringsgegevens

Image

RTM16

Vorige kalibrering

De VU genereert een integerwaarde (timeReal volgens aanhangsel 1) voor het gegevenselement RTM16 van de geregistreerde kalibrering die voorafgaat aan de laatste kalibrering.

Indien er geen vorige kalibrering is, stelt de VU de waarde van RTM16 in op 0.

Tijdstip van vorige kalibreringsgegevens

Image

RTM17

Datum van aansluiting tachograaf

Voor het gegevenselement RTM17 genereert de VU een integerwaarde (timeReal volgens aanhangsel 1).

De VU stelt de waarde in van het tijdstip waarop de VU voor het eerst is geïnstalleerd.

De VU leidt dit gegeven af van VuCalibrationData (aanhangsel 1) in vuCalibrationRecords waarbij CalibrationPurpose gelijk is aan: „03”H

Datum van aansluiting tachograaf

Image

RTM18

Effectieve snelheid

De VU genereert een integerwaarde voor het gegevenselement RTM18.

De VU stelt de waarde voor RTM18 in op de laatste effectieve snelheid die is geregistreerd op het ogenblik dat de RtmData voor het laatst zijn geactualiseerd.

Laatste effectieve snelheid die is geregistreerd

Image

RTM19

Tijdaanduiding

Voor het gegevenselement RTM19 genereert de VU een integerwaarde (timeReal volgens aanhangsel 1).

De VU stelt de waarde voor RTM19 in op het tijdstip waarop de RtmData voor het laatst zijn geactualiseerd.

Tijdaanduiding van huidige TachographPayload

Image

Op bladzijde 477, in aanhangsel 14, moet tabel 14.4 als volgt worden gelezen:

Tabel 14.4

Initialisatie: instellingen BST-frame

Veld

Instellingen

Link Identifier

Broadcast-adres

Beacon ID

Conform EN 12834

Time

Conform EN 12834

Profile

Geen extensie, 0 of 1 te gebruiken

MandApplications

Geen extensie, EID niet aanwezig, parameter niet aanwezig, AID = 2

Freight&Fleet

NonMandApplications

Niet aanwezig

ProfileList

Geen extensie, aantal profielen in lijst = 0

Fragmentation header

Geen fragmentatie

Layer 2 Settings

PDU commando, UI-commando”

Op bladzijde 477, in aanhangsel 14, moet tabel 14.5 als volgt worden gelezen:

Tabel 14.5

Initialisatie: voorbeeld inhoud BST-frame

Byte nr.

Attribuut/veld

Bits in byte

Omschrijving

1

FLAG

Image

Startvlag

2

Broadcast ID

Image

Broadcast-adres

3

MAC Control Field

Image

PDU commando

4

LLC Control Field

Image

UI-commando

5

Fragmentation header

Image

Geen fragmentatie

6

BST

Image

Verzoek om initialisatie

SEQUENCE {

 

 

OPTION indicatorBeaconID SEQUENCE {

ManufacturerId INTEGER (0..65535)

Image

NonMand-toepassingen niet aanwezig

 

 

 

Image

Fabrikant-ID

7

 

Image

 

8

 

Image

 

IndividualID INTEGER (0..134217727)

}

Image

27-bits ID beschikbaar voor fabrikant

9

Image

10

Image

11

Image

12

Time INTEGER (0..4294967295)

Image

32-bits UNIX realtime

13

Image

14

Image

15

Image

16

Profile INTEGER (0..127,…)

Image

Geen extensie. Voorbeeldprofiel 0

17

MandApplications SEQUENCE (SIZE(0..127,…)) OF {

Image

Geen extensie, aantal

mand-toepassingen = 1

18

SEQUENCE {

 

 

OPTION indicator

Image

EID niet aanwezig

OPTION indicator

Image

Parameter niet aanwezig

AID DSRCApplicationEntityID}}

Image

Geen extensie. AID = 2 Freight&Fleet

19

ProfileList SEQUENCE (0..127,…) OF Profile}

Image

Geen extensie, aantal profielen in

lijst = 0

20

FCS

Image

Framecontrolevolgorde

21

Image

22

Flag

Image

Eindvlag”

Op bladzijde 479, in aanhangsel 14, moet tabel 14.6 als volgt worden gelezen:

Tabel 14.6

Initialisatie: frame-inhoud verzoek om toewijzing van tijdvenster

Byte nr.

Attribuut/veld

Bits in byte

Omschrijving

1

FLAG

Image

Startvlag

2

Private LID

Image

Verbindingsadres van specifieke DSRC-VU

3

Image

4

Image

5

Image

6

MAC Control Field

Image

Verzoek om toewijzing particulier tijdvenster

7

FCS

Image

Framecontrolevolgorde

8

Image

9

Flag

Image

Eindvlag”

Op bladzijde 480, in aanhangsel 14, moet tabel 14.7 als volgt worden gelezen:

Tabel 14.7

Initialisatie: frame-inhoud toewijzing van tijdvenster

Byte nr.

Attribuut/veld

Bits in byte

Omschrijving

1

FLAG

Image

Startvlag

2

Private LID

Image

Verbindingsadres van specifieke DSRC-VU

3

Image

4

Image

5

Image

6

MAC Control Field

Image

Toewijzing particulier tijdvenster

7

FCS

Image

Framecontrolevolgorde

8

Image

9

Flag

Image

Eindvlag”

Op bladzijde 480, in aanhangsel 14, moet tabel 14.8 als volgt worden gelezen:

Tabel 14.8

Initialisatie: instellingen VST-frame

Veld

Instellingen

Private LID

Conform EN 12834

VST parameters

Opvulling = 0, daarna voor elke ondersteunde toepassing: EID aanwezig, parameter aanwezig,

AID = 2, EID zoals gegenereerd door OBU

Parameter

Geen extensie, bevat de RTM-contextmarkering

ObeConfiguration

Het facultatieve veld OBE-status kan aanwezig zijn, maar wordt niet gebruikt door de REDCR

Fragmentation header

Geen fragmentatie

Layer 2 settings

PDU commando, UI-commando”

Op bladzijde 481, in aanhangsel 14, moet tabel 14.9 als volgt worden gelezen:

Tabel 14.9

Initialisatie: voorbeeld inhoud VST-frame

Byte nr.

Attribuut/veld

Bits in byte

Omschrijving

1

FLAG

Image

Startvlag

2

Private LID

Image

Verbindingsadres van specifieke DSRC-VU

3

Image

4

Image

5

Image

6

MAC Control Field

Image

PDU commando

7

LLC Control Field

Image

UI-commando

8

Fragmentation header

Image

Geen fragmentatie

9

VST

SEQUENCE {

Image

Antwoord op initialisatie

Fill BIT STRING (SIZE(4))

Image

Niet gebruikt en ingesteld op 0

10

Profile INTEGER (0..127,…)

Applications SEQUENCE OF {

Image

Geen extensie. Voorbeeldprofiel 0

11

Image

Geen extensie, 1 toepassing

12

SEQUENCE {

 

 

OPTION indicator

Image

EID aanwezig

OPTION indicator

Image

Parameter aanwezig

AID DSRCApplicationEntityID

Image

Geen extensie. AID = 2 Freight&Fleet

13

EID Dsrc-EID

Image

Gedefinieerd in OBU en identificeert het toepassingsexemplaar.

14

Parameter Container {

Image

Geen extensie, gekozen container = 02,

Bytestring

15

 

Image

Geen extensie, lengte Rtm-contextmarkering = 8

16

Rtm-ContextMark::= SEQUENCE {

Standaard-ID

StandardIdentifier

standardIdentifier

Image

Object-ID van ondersteunde norm, deel en versie. Voorbeeld: ISO (1) Standard (0) TARV (15638) Part 9 (9) Version 1 (1).

Eerste byte is 06H, zijnde de object-ID, tweede byte is 06H, zijnde de lengte ervan. De volgende 6 bytes bevatten het voorbeeld van de object-ID.

Merk op dat slechts één element van de sequentie aanwezig is (het facultatieve element RtmCommProfile is weggelaten)

17

Image

18

Image

19

Image

20

Image

21

Image

22

Image

23

Image

24

ObeConfiguration Sequence {

 

 

OPTION indicator

Image

ObeStatus niet aanwezig

eEquipmentClass INTEGER (0..32767)

Image

 

25

Image

 

26

ManufacturerId INTEGER (0..65535)

Image

Fabrikant-ID voor DSRC-VU, zoals beschreven in register ISO 14816

27

Image

28

FCS

Image

Framecontrolevolgorde

29

Image

30

Flag

Image

Eindvlag”

Op bladzijde 482, in aanhangsel 14, moet tabel 14.10 als volgt worden gelezen:

Tabel 14.10

Overzicht: instellingen GET.request-frame

Veld

Instellingen

Invoker Identifier (IID)

Niet aanwezig

Link Identifier (LID)

Verbindingsadres van specifieke DSRC-VU

Chaining

Neen

Element Identifier (EID) identificatie (EID)

Zoals opgegeven in de VST. Geen extensie

Access Credentials Toegangsreferenties

Neen

AttributeIdlist

Geen extensie, 1 attribuut, AttribuetId = 1 (RtmData)

Fragmentation

Neen

Layer 2 settings

PDU commando, Polled ACn-commando”

Op bladzijde 483, in aanhangsel 14, moet tabel 14.11 als volgt worden gelezen:

Tabel 14.11

Voorstelling: voorbeeld GET.request-frame

Byte nr.

Attribuut/veld

Bits in byte

Omschrijving

1

FLAG

Image

Startvlag

2

Private LID

Image

Verbindingsadres van specifieke DSRC-VU

3

Image

4

Image

5

Image

6

MAC Control Field

Image

PDU commando

7

LLC Control Field

Image

Polled ACn-commando, n-bit

8

Fragmentation header

Image

Geen fragmentatie

9

Get.request

SEQUENCE {

Image

Verzoek om gegevens op te halen (GET)

OPTION indicator

Image

Toegangsreferenties niet aanwezig

OPTION indicator

Image

IID niet aanwezig

OPTION indicator

Image

AttributeIdList aanwezig

Fill BIT STRING(SIZE(1))

Image

Ingesteld op 0

10

EID INTEGER (0..127,…)

Image

De EID van het RTM-toepassingsexemplaar,

zoals opgegeven in de VST. Geen extensie

11

AttributeIdList'SEQUENCE OF {

AttributeId}}

Image

Geen extensie, aantal attributen = 1

12

 

Image

Attribuut-ID = 1, RtmData. Geen extensie

13

FCS

Image

Framecontrolevolgorde

14

Image

15

Flag

Image

Eindvlag”

Op bladzijde 484, in aanhangsel 14, moet tabel 14.12 als volgt worden gelezen:

Tabel 14.12

Voorstelling: instellingen GET.response-frame

Veld

Instellingen

Invoker Identifier (IID)

Niet aanwezig

Link Identifier (LID)

Conform EN 12834

Chaining

Neen

Element Identifier (EID)

Zoals opgegeven in de VST

Access Credentials

Neen

Fragmentation

Neen

Layer2 Settings

Antwoord PDU, antwoord beschikbaar en commando geaccepteerd, ACn-commando”

Op bladzijde 484, in aanhangsel 14, moet tabel 14.13 als volgt worden gelezen:

Tabel 14.13

Voorstelling: voorbeeld inhoud antwoordframe

Byte nr.

Attribuut/veld

Bits in byte

Omschrijving

1

FLAG

Image

Startvlag

2

Private LID

Image

Verbindingsadres van specifieke DSRC-VU

3

Image

4

Image

5

Image

6

MAC Control Field

Image

Antwoord PDU

7

LLC Control Field

Image

Antwoord beschikbaar, ACn-commando n-bit

8

LLC Status Field

Image

Antwoord beschikbaar en commando geaccepteerd

9

Fragmentation header

Image

Geen fragmentatie

10

Get.response

SEQUENCE {

Image

Antwoord GET

OPTION indicator

Image

IID niet aanwezig

OPTION indicator

Image

Attribuutlijst aanwezig

OPTION indicator

Image

Retourstatus niet aanwezig

Fill BIT STRING(SIZE(1))

Image

Niet gebruikt

11

EID INTEGER (0..127,…)

Image

Antwoord verzonden vanuit RTM-

toepassingsexemplaar. Geen extensie

12

AttributeList SEQUENCE OF {

Image

Geen extensie, aantal attributen = 1

13

Attributes SEQUENCE {

AttributeId

Image

Geen extensie, attribuut-ID = 1 (RtmData)

14

AttributeValue CONTAINER {

Image

Geen extensie, gekozen container = 1010

15

Image

RtmData

16

Image

17

Image

n

}}}}

Image

n+1

FCS

Image

Framecontrolevolgorde

n+2

Image

n+3

Flag

Image

Eindvlag”

Op bladzijde 486, in aanhangsel 14, moet tabel 14.14 als volgt worden gelezen:

Tabel 14.14

Beëindiging. EVENT_REPORTinhoud Release-Frame

Byte nr.

Attribuut/veld

Bits in byte

Omschrijving

1

FLAG

Image

Startvlag

2

Private LID

Image

Verbindingsadres van specifieke DSRC-VU

3

Image

4

Image

5

Image

6

MAC Control Field

Image

Het frame bevat een LPDU-commando

7

LLC Control Field

Image

UI-commando

8

Fragmentatie header

Image

Geen fragmentatie

9

EVENT_REPORT.request

SEQUENCE {

Image

EVENT_REPORT (Release)

OPTION indicator

Image

Toegangsreferenties niet aanwezig

OPTION indicator

Image

Voorvalparameter niet aanwezig

OPTION indicator

Image

IID niet aanwezig

Mode BOOLEAN

Image

Geen antwoord verwacht

10

EID INTEGER (0..127,…)

Image

Geen extensie, EID = 0 (System)

11

EventType INTEGER (0..127,…)}

Image

Voorvaltype 0 = Release

12

FCS

Image

Framecontrolevolgorde

13

Image

14

Vlag

Image

Eindvlag”

Op bladzijde 487, in aanhangsel 14, moet tabel 14.15 als volgt worden gelezen:

Tabel 14.15

Voorbeeld van het Action, Echo-verzoekframe

Byte nr.

Attribuut/veld

Bits in byte

Omschrijving

1

FLAG

Image

Startvlag

2

Private LID

Image

Verbindingsadres van specifieke DSRC-VU

3

Image

4

Image

5

Image

6

MAC Control Field

Image

PDU commando

7

LLC Control Field

Image

Polled ACn-commando, n-bit

8

Fragmentation Header

Image

Geen fragmentatie

9

ACTION.request

SEQUENCE {

Image

Verzoek om actie (ECHO)

OPTION indicator

Image

Toegangsreferenties niet aanwezig

OPTION indicator

Image

Actieparameter aanwezig

OPTION indicator

Image

IID niet aanwezig

Mode BOOLEAN

Image

Antwoord verwacht

10

EID INTEGER (0..127,…)

Image

Geen extensie, EID = 0 (System)

11

ActionType INTEGER (0..127)

Image

Geen extensie, actietype ECHO-verzoek

12

ActionParameter CONTAINER {

Image

Geen extensie, gekozen container = 2

13

Image

Geen extensie. Stringlengte = 100 bytes

14

 

Image

Te echoën gegevens

113

}}

Image

114614

FCS

Image

Framecontrolevolgorde

115715

Image

116816

Flag

Image

Eindvlag”

Op bladzijde 489, in aanhangsel 14, moet tabel 14.16 als volgt worden gelezen:

Tabel 14.16

Voorbeeld van het Action, Echo-antwoordframe

Byte nr.

Attribuut/veld

Bits in byte

Omschrijving

1

FLAG

Image

Startvlag

2

Private LID

Image

Verbindingsadres van specifieke VU

3

Image

4

Image

5

Image

6

MAC Control Field

Image

Antwoord PDU

7

LLC Control Field

Image

ACn-commando, n-bit

8

LLC status field

Image

Antwoord beschikbaar

9

Fragmentation header

Image

Geen fragmentatie

10

ACTION.response

SEQUENCE {

Image

Antwoord op ACTIE (ECHO)

OPTIE-indicator

Image

IID niet aanwezig

OPTIE-indicator

Image

Antwoordparameter aanwezig

OPTIE-indicator

Image

Retourstatus niet aanwezig

Fill BIT STRING (SIZE (1))

Image

Niet gebruikt

11

EID INTEGER (0..127,…)

Image

Geen extensie, EID = 0 (Systeem)

12

ResponseParameter CONTAINER {

Image

Geen extensie, gekozen container = 2

13

Image

Geen extensie. Stringlengte = 100 bytes

14

 

Image

Geëchode gegevens

113

}}

Image

114

FCS

Image

Framecontrolevolgorde

115

Image

116

Flag

Image

Eindvlag”


(*1)  – Downlinkparameters moeten aan conformiteitstests worden onderworpen overeenkomstig de relevante parametertest van EN 300 674-1.”.

(*2)  – Uplinkparameters moeten aan conformiteitstests worden onderworpen overeenkomstig de relevante parametertest van EN 300 674-1.”.