ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 342

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

59e jaargang
16 december 2016


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn (EU) 2016/2258 van de Raad van 6 december 2016 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft toegang tot antiwitwasinlichtingen door belastingautoriteiten

1

 

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2259 van de Commissie van 15 december 2016 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1235/2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft ( 1 )

4

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2260 van de Commissie van 15 december 2016 tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 226/2007, (EG) nr. 1293/2008, (EG) nr. 910/2009, (EG) nr. 911/2009, (EU) nr. 1120/2010, (EU) nr. 212/2011 en Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 95/2013 en (EU) nr. 413/2013 wat betreft de naam van de houder van de vergunning voor Pediococcus acidilactici CNCM MA 18/5M en Saccharomyces cerevisiae CNCM I-1077 ( 1 )

14

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2261 van de Commissie van 15 december 2016 tot verlening van een vergunning voor koper(I)oxide als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten ( 1 )

18

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2262 van de Commissie van 15 december 2016 tot 257e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met de organisaties ISIS (Da'esh) en Al Qaida

22

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2263 van de Commissie van 15 december 2016 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

24

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2264 van de Commissie van 15 december 2016 betreffende de minimumverkoopprijs voor mageremelkpoeder voor de eerste deelinschrijving in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2080 geopende openbare inschrijving

26

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2265 van de Raad van 6 december 2016 tot wijziging van Beschikking 2007/884/EG waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 26, lid 1, onder a), en de artikelen 168 en 169 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

28

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2266 van de Raad van 6 december 2016 waarbij Nederland toestemming wordt verleend een verlaagd belastingniveau toe te passen op elektriciteit die wordt geleverd aan laadstations voor elektrische voertuigen

30

 

*

Besluit (EU) 2016/2267 van de Raad van 6 december 2016 tot wijziging van Besluit 1999/70/EG betreffende de externe accountants van de nationale centrale banken, met betrekking tot de externe accountants van Banc Ceannais na hÉireann/de Central Bank of Ireland

32

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2268 van de Commissie van 14 december 2016 tot wijziging van de Beschikkingen 2007/305/EG, 2007/306/EG en 2007/307/EG wat betreft de tolerantieperiode voor sporen van hybride Ms1 × Rf1 (ACS-BNØØ4-7 × ACS-BNØØ1-4)-koolzaad, hybride Ms1 × Rf2 (ACS-BNØØ4-7 × ACS-BNØØ2-5)-koolzaad en Topas 19/2 (ACS-BNØØ7-1)-koolzaad en daarvan afgeleide producten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 8390)

34

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2269 van de Commissie van 15 december 2016 betreffende de gelijkwaardigheid van het regelgevingskader voor centrale tegenpartijen in India overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad

38

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2270 van de Commissie van 15 december 2016 betreffende de gelijkwaardigheid van goedgekeurde beurzen in Singapore overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

42

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2271 van de Commissie van 15 december 2016 betreffende de gelijkwaardigheid van beurzen voor financiële instrumenten en grondstoffenbeurzen in Japan overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

45

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2272 van de Commissie van 15 december 2016 betreffende de gelijkwaardigheid van financiële markten in Australië overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

48

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2273 van de Commissie van 15 december 2016 betreffende de gelijkwaardigheid van erkende beurzen in Canada overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

51

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2274 van de Commissie van 15 december 2016 betreffende de gelijkwaardigheid van het regelgevingskader voor centrale tegenpartijen in Nieuw-Zeeland overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad

54

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2275 van de Commissie van 15 december 2016 betreffende de gelijkwaardigheid van het regelgevingskader voor centrale tegenpartijen in Japan overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad

57

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2276 van de Commissie van 15 december 2016 betreffende de gelijkwaardigheid van het regelgevingskader voor centrale tegenpartijen in Brazilië overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad

61

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2277 van de Commissie van 15 december 2016 betreffende de gelijkwaardigheid van het regelgevingskader voor centrale tegenpartijen in het Dubai International Financial Centre overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad

65

 

*

UItvoeringsbesluit (EU) 2016/2278 van de Commissie van 15 december 2016 betreffende de gelijkwaardigheid van het regelgevingskader voor centrale tegenpartijen in de Verenigde Arabische Emiraten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad

68

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2279 van de Commissie van 15 december 2016 tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2122 betreffende beschermende maatregelen in verband met uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N8 in bepaalde lidstaten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 8835)  ( 1 )

71

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

*

Besluit nr. 1/2016 van de Stabilisatie- en associatieraad EU-Kosovo van 25 november 2016 tot vaststelling van zijn reglement van orde [2016/2280] ( *1 )

100

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

 

(*1)   Deze benaming laat de standpunten over de status onverlet en is in overeenstemming met Resolutie 1244/1999 van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

RICHTLIJNEN

16.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 342/1


RICHTLIJN (EU) 2016/2258 VAN DE RAAD

van 6 december 2016

tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft toegang tot antiwitwasinlichtingen door belastingautoriteiten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 113 en 115,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2014/107/EU van de Raad (3), houdende wijziging van Richtlijn 2011/16/EU van de Raad (4), is sinds 1 januari 2016 van toepassing in 27 lidstaten en vanaf 1 januari 2017 in Oostenrijk. Met deze richtlijn wordt de internationale standaard voor de automatische uitwisseling van financiële rekeninggegevens in belastingzaken in de Unie uitgevoerd, waardoor wordt gewaarborgd dat inlichtingen betreffende rekeninghouders van financiële rekeningen worden gerapporteerd aan de lidstaat waarvan de rekeninghouder ingezetene is.

(2)

Richtlijn 2011/16/EU bepaalt dat wanneer de rekeninghouder een intermediaire structuur is, financiële instellingen door die structuur heen moeten kijken en de uiteindelijk begunstigden ervan moeten identificeren en rapporteren. Dit belangrijke onderdeel in de toepassing van de richtlijn is afhankelijk van antiwitwasinlichtingen („anti-money-laundering” — „AML”) die zijn verkregen op grond van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad (5) om de uiteindelijk begunstigden te kunnen identificeren.

(3)

Om er doeltreffend op te kunnen toezien dat financiële instellingen de due-diligenceprocedures van Richtlijn 2011/16/EU toepassen, moeten de belastingautoriteiten toegang hebben tot AML-inlichtingen. Zonder die toegang zijn deze autoriteiten er niet toe in staat erop toe te zien, te bevestigen en te controleren dat de financiële instellingen Richtlijn 2011/16/EU naar behoren toepassen door de uiteindelijk begunstigden van intermediaire structuren correct te identificeren en te rapporteren.

(4)

Richtlijn 2011/16/EU bevat andere uitwisselingen van inlichtingen en vormen van administratieve samenwerking tussen lidstaten. In het kader van administratieve samenwerking in belastingzaken toegang verlenen tot AML-inlichtingen in het bezit van entiteiten op grond van Richtlijn (EU) 2015/849, zal ervoor zorgen dat belastingautoriteiten beter zijn gewapend om hun taken uit hoofde van Richtlijn 2011/16/EU te vervullen, alsmede om belastingontduiking en -fraude doeltreffender te bestrijden.

(5)

Het is daarom noodzakelijk te waarborgen dat de belastingautoriteiten toegang hebben tot AML-inlichtingen, -procedures, -documenten en -mechanismen, zodat zij hun taken bij het toezicht op de correcte toepassing van Richtlijn 2011/16/EU kunnen uitvoeren en met het oog op het functioneren van alle vormen van administratieve samenwerking uit hoofde van die richtlijn.

(6)

Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Wanneer in deze richtlijn wordt vereist dat toegang voor de belastingautoriteiten tot persoonsgegevens bij wet wordt vastgesteld, betekent dit niet noodzakelijk dat een wetgevingshandeling van een parlement nodig is, onverminderd het constitutionele bestel van de betrokken lidstaat. Een dergelijke wet dient evenwel duidelijk en precies te zijn en de toepassing ervan dient voor de personen die eraan zijn onderworpen, duidelijk en voorzienbaar te zijn, in overeenstemming met de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

(7)

Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk een doeltreffende administratieve samenwerking tussen de lidstaten en een doeltreffend toezicht erop onder voorwaarden die verenigbaar zijn met het goed functioneren van de interne markt, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en dit wegens de vereiste uniformiteit en doeltreffendheid dus beter op Unieniveau kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(8)

De door de financiële instellingen op grond van Richtlijn 2011/16/EU verrichte customer due diligence-procedures zijn reeds van start gegaan en de eerste uitwisselingen moeten uiterlijk in september 2017 worden voltooid. Om ervoor te zorgen dat het doeltreffende toezicht op de toepassing van die richtlijn geen vertraging oploopt, dient deze wijzigingsrichtlijn derhalve zo spoedig mogelijk, en ten laatste op 1 januari 2018, in werking te treden en te zijn omgezet.

(9)

Richtlijn 2011/16/EU moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 22 van Richtlijn 2011/16/EU wordt het volgende lid ingevoegd:

„1 bis.   Met het oog op de tenuitvoerlegging en handhaving van de wetgeving van de lidstaten ter uitvoering van deze richtlijn en teneinde te waarborgen dat de administratieve samenwerking waarin zij voorziet, functioneert, stellen de lidstaten bij wet vast dat belastingautoriteiten toegang hebben tot de in de artikelen 13, 30, 31 en 40 van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad (*1) bedoelde mechanismen, procedures, documenten en inlichtingen.

Artikel 2

1.   De lidstaten dienen de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen, uiterlijk 31 december 2017 vast te stellen en bekend te maken. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

Zij passen die bepalingen toe met ingang van 1 januari 2018.

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de datum waarop deze wordt vastgesteld.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 6 december 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. KAŽIMÍR


(1)  Advies van 22 november 2016 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Advies van 19 oktober 2016 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad

(3)  Richtlijn 2014/107/EU van de Raad van 9 december 2014 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied (PB L 359 van 16.12.2014, blz. 1).

(4)  Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG (PB L 64 van 11.3.2011, blz. 1).

(5)  Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

16.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 342/4


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/2259 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2016

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1235/2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (1), en met name artikel 33, leden 2 en 3, en artikel 38, onder d),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie (2) bevat een lijst van derde landen waarvan de productiesystemen en de controlemaatregelen voor de biologische productie van landbouwproducten als gelijkwaardig met die van Verordening (EG) nr. 834/2007 zijn erkend.

(2)

De Republiek Korea heeft de Commissie meegedeeld dat haar bevoegde autoriteit de erkenning van één controleorgaan heeft ingetrokken en drie andere controleorganen heeft toegevoegd aan de lijst van erkende controleorganen.

(3)

Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 bevat een lijst van de controlerende autoriteiten en de controleorganen die bevoegd zijn om in derde landen voor gelijkwaardigheidsdoeleinden controles uit te voeren en certificaten af te geven.

(4)

De Commissie heeft een verzoek van „A CERT European Organization for Certification SA” tot opname in de lijst van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is „A CERT European Organization for Certification SA” te erkennen voor de productcategorieën A en D voor Albanië, Azerbeidzjan, Bhutan, Belarus, Chili, China, de Dominicaanse Republiek, Ecuador, Egypte, Ethiopië, Grenada, Georgië, Indonesië, Iran, Jamaica, Jordanië, Kenia, Kazachstan, Libanon, Marokko, Moldavië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Papoea-Nieuw-Guinea, de Filipijnen, Pakistan, Servië, Rusland, Rwanda, Saudi-Arabië, Thailand, Turkije, Taiwan, Tanzania, Oekraïne, Uganda en Zuid-Afrika.

(5)

De Commissie heeft een verzoek van „Bioagricert S.r.l.” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het geografische toepassingsgebied van zijn erkenning voor productcategorie A uit te breiden met Indonesië en Senegal, voor de productcategorieën A en D met Albanië en Bangladesh en voor productcategorie E met Albanië en Thailand.

(6)

„Caucacert” heeft de Commissie meegedeeld dat zijn vermelde handelsnaam niet correct is en moet worden veranderd in „Caucascert”.

(7)

De Commissie heeft een verzoek van „CCPB Srl” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het geografische toepassingsgebied van zijn erkenning voor de productcategorieën A, B, D, E en F uit te breiden met Georgië, Iran, Jordanië en Saudi-Arabië, voor productcategorie B met China, Irak, Mali, de Filipijnen en Syrië, voor productcategorie C met Marokko en Tunesië, voor productcategorie E met Tunesië en voor de productcategorieën E en F met China, Egypte, Irak, Libanon, Marokko, Mali, de Filipijnen, San Marino, Syrië en Turkije.

(8)

De Commissie heeft een verzoek van „CERES Certification of Environmental Standards GmbH” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het geografische toepassingsgebied van zijn erkenning voor de productcategorieën A, B en D uit te breiden met Armenië, voor de productcategorieën A en D met Belarus, Malawi, Sierra Leone, Somalië en Tadzjikistan en voor productcategorie B met Guatemala, Honduras, Nicaragua en El Salvador.

(9)

De Commissie heeft een verzoek van „Control Union Certifications” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het geografische toepassingsgebied van zijn erkenning voor de productcategorieën A, B, C, D, E en F uit te breiden met Burundi, Somalië en Zuid-Sudan, voor de productcategorieën B en C met Angola, Belarus, Djibouti, Eritrea, Fiji, Liberia, Niger, Tsjaad en Kosovo en voor de productcategorieën B, C en D met de Democratische Republiek Congo en Madagaskar.

(10)

De Commissie heeft een verzoek van „Ecocert SA” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het geografische toepassingsgebied van zijn erkenning voor productcategorie B uit te breiden met Mozambique en voor productcategorie C met Bangladesh, Chili, Hongkong, Honduras, Peru en Vietnam.

(11)

Ecocert SA heeft de Commissie meegedeeld dat zijn dochteronderneming „ECOCERT IMO Denetim ve Belgelendirme Ltd Ști” haar certificeringsactiviteiten in alle derde landen waarvoor zij was erkend, heeft stopgezet. Bijgevolg mag „ECOCERT IMO Denetim ve Belgelendirme Ltd Ști” niet langer op de lijst van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 staan.

(12)

De Commissie heeft een verzoek van „Ekoagros” tot opname in de lijst van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is „Ekoagros” te erkennen voor productcategorie A voor Rusland, voor de productcategorieën A en B voor Belarus en Oekraïne, voor de productcategorieën A en D voor Tadzjikistan en voor de productcategorieën A en F voor Kazachstan.

(13)

De Commissie heeft een verzoek van „Florida Certified Organic Growers and Consumers, Inc. (FOG), DBA as Quality Certification Services (QCS)” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het geografische toepassingsgebied van zijn erkenning voor de productcategorieën A en D uit te breiden met Jamaica en Vietnam en voor productcategorie D met Ecuador.

(14)

De Commissie heeft een verzoek van „IMOswiss AG” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het geografische toepassingsgebied van zijn erkenning voor productcategorie A uit te breiden met de Verenigde Arabische Emiraten, voor de productcategorieën A en D met Burundi, voor productcategorie B met Mexico en Peru en voor productcategorie C met Brunei, China, Hongkong, Honduras, Madagaskar en de Verenigde Staten. Daarnaast heeft „IMOswiss AG” de Commissie meegedeeld dat het zijn certificeringsactiviteiten in Azerbeidzjan, Georgië, Kazachstan, Kirgizië, Oezbekistan, Rusland en Tadzjikistan heeft stopgezet. Bijgevolg mag het voor die landen niet langer op de lijst van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 staan.

(15)

De Commissie heeft een verzoek van „Kiwa BCS Öko-Garantie GmbH” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het geografische toepassingsgebied van zijn erkenning voor de productcategorieën A en D uit te breiden met Zambia, voor productcategorie B met Laos, Myanmar/Birma en Thailand, voor productcategorie C met Hongkong, Indonesië en Sri Lanka en voor de productcategorieën C en E met Bangladesh.

(16)

De Commissie heeft een verzoek van „Mayacert” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het geografische toepassingsgebied van zijn erkenning voor productcategorie A uit te breiden met Colombia, de Dominicaanse Republiek en El Salvador, voor de productcategorieën A en D met Belize en Peru en voor productcategorie B met Guatemala, Honduras en Nicaragua.

(17)

De Commissie heeft een verzoek van „OneCert International PVT Ltd” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het geografische toepassingsgebied van zijn erkenning voor de productcategorieën A en D uit te breiden met Bangladesh, China, Ghana, Cambodja, Laos, Myanmar/Birma, Oman, Rusland en Saudi-Arabië.

(18)

De Commissie heeft een verzoek van „Oregon Tilth” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het toepassingsgebied van zijn erkenning voor productcategorie E uit te breiden met Mexico.

(19)

De Commissie heeft een verzoek van „Organic Certifiers” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het geografische toepassingsgebied van zijn erkenning voor de productcategorieën A en D uit te breiden met Indonesië.

(20)

De Commissie heeft een verzoek van „Organska Kontrola” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het toepassingsgebied van zijn erkenning voor productcategorie B uit te breiden met alle landen.

(21)

„QC&I GmbH” heeft de Commissie meegedeeld dat het zijn certificeringsactiviteiten in alle derde landen waarvoor het was erkend, heeft stopgezet. Bijgevolg mag het niet langer op de lijst van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 staan.

(22)

De Commissie heeft een verzoek van „Suolo e Salute srl” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het geografische toepassingsgebied van zijn erkenning voor productcategorie A uit te breiden met de Dominicaanse Republiek en Egypte en voor productcategorie D met de Dominicaanse Republiek.

(23)

Elke verwijzing naar Taiwan in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 moet worden begrepen als een verwijzing naar het afzonderlijk douanegebied Taiwan, Penghu, Kinmen en Matsu.

(24)

De bijlagen III en IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 moeten bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(25)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor biologische productie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1235/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage III wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

2)

Bijlage IV wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft (PB L 334 van 12.12.2008, blz. 25).


BIJLAGE I

In bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 wordt in de tekst met betrekking tot de Republiek Korea punt 5 als volgt gewijzigd:

1)

De rij betreffende codenummer KR-ORG-003 (Bookang tech) wordt geschrapt.

2)

De volgende rijen worden toegevoegd:

„KR-ORG-013

Hansol Food, Agriculture, Fisher-Forest Certification Center

www.hansolnonglim.com

KR-ORG-021

ISC Agriculture development research institute

www.isc-cert.com

KR-ORG-022

Greenstar Agrifood Certification Center

Image


BIJLAGE II

Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Na de tekst met betrekking tot „Abcert AG” wordt de volgende nieuwe tekst ingevoegd:

„„A CERT European Organization for Certification SA”

1.

Adres: 2 Tilou street, 54638 Thessaloniki, Griekenland

2.

Internetadres: www.a-cert.org

3.

Betrokken codenummers, derde landen en productcategorieën:

Codenummer

Derde land

Productcategorie

A

B

C

D

E

F

AL-BIO-171

Albanië

x

x

AZ-BIO-171

Azerbeidzjan

x

x

BT-BIO-171

Bhutan

x

x

BY-BIO-171

Belarus

x

x

CL-BIO-171

Chili

x

x

CN-BIO-171

China

x

x

DO-BIO-171

Dominicaanse Republiek

x

x

EC-BIO-171

Ecuador

x

x

EG-BIO-171

Egypte

x

x

ET-BIO-171

Ethiopië

x

x

GD-BIO-171

Grenada

x

x

GE-BIO-171

Georgië

x

x

ID-BIO-171

Indonesië

x

x

IR-BIO-171

Iran

x

x

JM-BIO-171

Jamaica

x

x

JO-BIO-171

Jordanië

x

x

KE-BIO-171

Kenia

x

x

KZ-BIO-171

Kazachstan

x

x

LB-BIO-171

Libanon

x

x

MA-BIO-171

Marokko

x

x

MD-BIO-171

Moldavië

x

x

MK-BIO-171

voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

x

x

PG-BIO-171

Papoea-Nieuw-Guinea

x

x

PH-BIO-171

Filipijnen

x

x

PK-BIO-171

Pakistan

x

x

RS-BIO-171

Servië

x

x

RU-BIO-171

Rusland

x

x

RW-BIO-171

Rwanda

x

x

SA-BIO-171

Saudi-Arabië

x

x

TH-BIO-171

Thailand

x

x

TR-BIO-171

Turkije

x

x

TW-BIO-171

Taiwan

x

x

TZ-BIO-171

Tanzania

x

x

UA-BIO-171

Oekraïne

x

x

UG-BIO-171

Uganda

x

x

ZA-BIO-171

Zuid-Afrika

x

x

4.

Uitzonderingen: omschakelingsproducten.

5.

Geldigheidsduur van de opneming in de lijst: tot en met 30 juni 2018.”.

2)

In de tekst met betrekking tot„Bioagricert S.r.l” wordt punt 3 als volgt gewijzigd:

a)

de volgende rijen worden ingevoegd in volgorde van de codenummers:

„AL-BIO-132

Albanië

x

x

x

BD-BIO-132

Bangladesh

x

x

ID-BIO-132

Indonesië

x

SN-BIO-132

Senegal

x

—”

b)

in de rij betreffende Thailand wordt een kruisje toegevoegd in kolom E.

3)

In de tekst met betrekking tot „Caucacert Ltd” wordt de titel vervangen door „Caucascert Ltd”.

4)

In de tekst met betrekking tot „CCPB Srl” wordt punt 3 als volgt gewijzigd:

a)

de volgende rijen worden ingevoegd in volgorde van de codenummers:

„GE-BIO-102

Georgië

x

x

x

x

x

IR-BIO-102

Iran

x

x

x

x

x

JO-BIO-102

Jordanië

x

x

x

x

x

SA-BIO-102

Saudi-Arabië

x

x

x

x

x”

b)

in de rijen betreffende China, Irak, Mali, de Filipijnen en Syrië wordt een kruisje toegevoegd in kolom B;

c)

in de rijen betreffende Marokko en Tunesië wordt een kruisje toegevoegd in kolom C;

d)

in de rijen betreffende Tunesië wordt een kruisje toegevoegd in kolom E;

e)

in de rijen betreffende China, Egypte, Irak, Libanon, Marokko, Mali, de Filipijnen, San Marino, Syrië en Turkije wordt een kruisje toegevoegd in de kolommen E en F.

5)

In de tekst met betrekking tot„CERES Certification of Environmental Standards GmbH” wordt punt 3 als volgt gewijzigd:

a)

de volgende rijen worden ingevoegd in volgorde van de codenummers:

„AM-BIO-140

Armenië

x

x

x

BY-BIO-140

Belarus

x

x

MW-BIO-140

Malawi

x

x

SL-BIO-140

Sierra Leone

x

x

SO-BIO-140

Somalië

x

x

TJ-BIO-140

Tadzjikistan

x

x

—”

b)

in de rijen betreffende Guatemala, Honduras, Nicaragua en El Salvador wordt een kruisje toegevoegd in kolom B.

6)

In de tekst met betrekking tot „Control Union Certifications” worden in punt 3 de volgende rijen ingevoegd in volgorde van de codenummers:

„AO-BIO-149

Angola

x

x

BI-BIO-149

Burundi

x

x

x

x

x

x

BY-BIO-149

Belarus

x

x

CD-BIO-149

Democratische Republiek Congo

x

x

x

DJ-BIO-149

Djibouti

x

x

ER-BIO-149

Eritrea

x

x

FJ-BIO-149

Fiji

x

x

LR-BIO-149

Liberia

x

x

MG-BIO-149

Madagaskar

x

x

x

NE-BIO-149

Niger

x

x

SO-BIO-149

Somalië

x

x

x

x

x

x

SS-BIO-149

Zuid-Sudan

x

x

x

x

x

x

TD-BIO-149

Tsjaad

x

x

XK-BIO-149

Kosovo (**)

x

x

7)

In de tekst met betrekking tot „Ecocert SA” wordt punt 3 als volgt gewijzigd:

a)

in de rij betreffende Mozambique wordt een kruisje toegevoegd in kolom B;

b)

in de rijen betreffende Bangladesh, Chili, Hongkong, Honduras, Peru en Vietnam wordt een kruisje toegevoegd in kolom C.

8)

De volledige tekst met betrekking tot „ECOCERT IMO Denetim ve Belgelendirme Ltd Ști” wordt geschrapt.

9)

Na de tekst met betrekking tot „Egyptian Center of Organic Agriculture (ECOA)” wordt de volgende nieuwe tekst ingevoegd:

„„Ekoagros”

1.

Adres: K. Donelaičio g. 33, 44240 Kaunas, Litouwen

2.

Internetadres: http://www.ekoagros.lt

3.

Betrokken codenummers, derde landen en productcategorieën:

Codenummer

Derde land

Productcategorie

A

B

C

D

E

F

BY-BIO-170

Belarus

x

x

KZ-BIO-170

Kazachstan

x

x

RU-BIO-170

Rusland

x

TJ-BIO-170

Tadzjikistan

x

x

UA-BIO-170

Oekraïne

x

x

4.

Uitzonderingen: omschakelingsproducten en wijn.

5.

Geldigheidsduur van de opneming in de lijst: tot en met 30 juni 2018.”.

10)

In de tekst met betrekking tot „Florida Certified Organic Growers and Consumers, Inc. (FOG), DBA as Quality Certification Services (QCS)” wordt punt 3 als volgt gewijzigd:

a)

de volgende rijen worden ingevoegd in volgorde van de codenummers:

„JM-BIO-144

Jamaica

x

x

VN-BIO-144

Vietnam

x

x

—”

b)

in de rij betreffende Ecuador wordt een kruisje toegevoegd in kolom D.

11)

In de tekst met betrekking tot „IMOswiss AG” wordt punt 3 als volgt gewijzigd:

a)

de volgende rijen worden ingevoegd in volgorde van de codenummers:

„BI-BIO-143

Burundi

x

x

BN-BIO-143

Brunei

x

CN-BIO-143

China

x

HK-BIO-143

Hongkong

x

MG-BIO-143

Madagaskar

x

US-BIO-143

Verenigde Staten

x

—”

b)

in de rij betreffende de Verenigde Arabische Emiraten wordt een kruisje toegevoegd in kolom A;

c)

in de rij betreffende Honduras wordt een kruisje toegevoegd in kolom C;

d)

in de rijen betreffende Mexico en Peru wordt een kruisje toegevoegd in kolom B;

e)

de rijen betreffende Azerbeidzjan, Georgië, Kazachstan, Kirgizië, Oezbekistan, Rusland en Tadzjikistan worden geschrapt.

12)

In de tekst met betrekking tot „Kiwa BCS Öko-Garantie GmbH” wordt punt 3 als volgt gewijzigd:

a)

de volgende rij wordt ingevoegd in volgorde van de codenummers:

„ZM-BIO-141

Zambia

x

x

—”

b)

in de rij betreffende Bangladesh wordt een kruisje toegevoegd in de kolommen C en E;

c)

in de rijen betreffende Hongkong, Indonesië en Sri Lanka wordt een kruisje toegevoegd in kolom C;

d)

in de rijen betreffende Laos, Myanmar/Birma en Thailand wordt een kruisje toegevoegd in kolom B.

13)

In de tekst met betrekking tot „Mayacert” wordt punt 3 als volgt gewijzigd:

a)

de volgende rijen worden ingevoegd in volgorde van de codenummers:

„BZ-BIO-169

Belize

x

x

PE-BIO-169

Peru

x

x

—”

b)

in de rijen betreffende Colombia, de Dominicaanse Republiek en El Salvador wordt een kruisje toegevoegd in kolom A;

c)

in de rijen betreffende Guatemala, Honduras en Nicaragua wordt een kruisje toegevoegd in kolom B.

14)

In de tekst met betrekking tot „OneCert International PVT Ltd” worden in punt 3 de volgende rijen ingevoegd in volgorde van de codenummers:

„BD-BIO-152

Bangladesh

x

x

CN-BIO-152

China

x

x

GH-BIO-152

Ghana

x

x

KH-BIO-152

Cambodja

x

x

LA-BIO-152

Laos

x

x

MM-BIO-152

Myanmar/Birma

x

x

OM-BIO-152

Oman

x

x

RU-BIO-152

Rusland

x

x

SA-BIO-152

Saudi-Arabië

x

x

—”

15)

In de tekst met betrekking tot„Oregon Tilth” wordt in punt 3 een kruisje toegevoegd in kolom E van de rij die betrekking heeft op Mexico.

16)

In de tekst met betrekking tot „Organic Certifiers” wordt in punt 3 de volgende rij ingevoegd in volgorde van de codenummers:

„ID-BIO-106

Indonesië

x

x

—”

17)

In de tekst met betrekking tot„Organska Kontrola” wordt in punt 3 voor alle rijen een kruisje toegevoegd in kolom B.

18)

De volledige tekst met betrekking tot „QC&I GmbH” wordt geschrapt.

19)

De tekst met betrekking tot „Suolo e Salute srl” wordt als volgt gewijzigd:

a)

in punt 3 worden de volgende rijen ingevoegd in volgorde van de codenummers:

„DO-BIO-150

Dominicaanse Republiek

x

x

EG-BIO-150

Egypte

x

—”

b)

punt 4 wordt vervangen door:

„4.

Uitzonderingen: omschakelingsproducten en wijn.”.


(**)  Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet en is in overeenstemming met Resolutie 1244/1999 van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.”


16.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 342/14


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/2260 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2016

tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 226/2007, (EG) nr. 1293/2008, (EG) nr. 910/2009, (EG) nr. 911/2009, (EU) nr. 1120/2010, (EU) nr. 212/2011 en Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 95/2013 en (EU) nr. 413/2013 wat betreft de naam van de houder van de vergunning voor Pediococcus acidilactici CNCM MA 18/5M en Saccharomyces cerevisiae CNCM I-1077

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 13, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Lallemand SAS heeft overeenkomstig artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 een aanvraag tot wijziging van de naam van de vergunninghouder ingediend met betrekking tot de Verordeningen (EG) nr. 226/2007 (2), (EG) nr. 1293/2008 (3), (EG) nr. 910/2009 (4), (EG) nr. 911/2009 (5), (EU) nr. 1120/2010 (6), (EU) nr. 212/2011 (7) van de Commissie en de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 95/2013 (8) en (EU) nr. 413/2013 (9) van de Commissie.

(2)

De aanvrager voert aan dat Danstar Ferment AG de wettelijke eigenaar is van de rechten voor het in de handel brengen van de toevoegingsmiddelen voor diervoeding Pediococcus acidilactici CNCM MA 18/5M en Saccharomyces cerevisiae CNCM I-1077. De aanvrager heeft de nodige gegevens ingediend ter onderbouwing van de aanvraag.

(3)

De voorgestelde wijziging van de vergunninghouder is louter administratief en maakt geen nieuwe beoordeling van de desbetreffende toevoegingsmiddelen noodzakelijk. De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid is in kennis gesteld van de aanvraag.

(4)

Om Danstar Ferment AG in staat te stellen gebruik te maken van zijn rechten, is het nodig dat de respectieve vergunningsvoorwaarden worden gewijzigd.

(5)

De Verordeningen (EG) nr. 226/2007, (EG) nr. 1293/2008, (EG) nr. 910/2009, (EG) nr. 911/2009, (EU) nr. 1120/2010, (EU) nr. 212/2011 en de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 95/2013 en (EU) nr. 413/2013 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

Aangezien er geen veiligheidsredenen zijn die tot de onmiddellijke toepassing van de wijzigingen van de Verordeningen (EG) nr. 226/2007, (EG) nr. 1293/2008, (EG) nr. 910/2009, (EG) nr. 911/2009, (EU) nr. 1120/2010, (EU) nr. 212/2011 en de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 95/2013 en (EU) nr. 413/2013 door deze verordening verplichten, mogen de bestaande voorraden worden opgebruikt tijdens een overgangsperiode.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Verordening (EG) nr. 226/2007

In kolom 2 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 226/2007 wordt de term „LALLEMAND SAS” vervangen door de term „Danstar Ferment AG, vertegenwoordigd door Lallemand SAS”.

Artikel 2

Wijziging van Verordening (EG) nr. 1293/2008

In kolom 2 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1293/2008 wordt de term „LALLEMAND SAS” vervangen door de term „Danstar Ferment AG, vertegenwoordigd door Lallemand SAS”.

Artikel 3

Wijziging van Verordening (EG) nr. 910/2009

Verordening (EG) nr. 910/2009 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In de titel wordt de term „Lallemand SAS” vervangen door de term „Danstar Ferment AG”.

2)

In kolom 2 van de bijlage wordt de term „LALLEMAND SAS” vervangen door de term „Danstar Ferment AG, vertegenwoordigd door Lallemand SAS”.

Artikel 4

Wijziging van Verordening (EG) nr. 911/2009

Verordening (EG) nr. 911/2009 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In de titel wordt de term „Lallemand SAS” vervangen door de term „Danstar Ferment AG”.

2)

In kolom 2 van de bijlage wordt de term „Lallemand SAS” vervangen door de term „Danstar Ferment AG, vertegenwoordigd door Lallemand SAS”.

Artikel 5

Wijziging van Verordening (EU) nr. 1120/2010

Verordening (EU) nr. 1120/2010 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In de titel wordt de term „Lallemand SAS” vervangen door de term „Danstar Ferment AG”.

2)

In kolom 2 van de bijlage wordt de term „Lallemand SAS” vervangen door de term „Danstar Ferment AG, vertegenwoordigd door Lallemand SAS”.

Artikel 6

Wijziging van Verordening (EU) nr. 212/2011

Verordening (EU) nr. 212/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In de titel wordt de term „Lallemand SAS” vervangen door de term „Danstar Ferment AG”.

2)

In kolom 2 van de bijlage wordt de term „Lallemand SAS” vervangen door de term „Danstar Ferment AG, vertegenwoordigd door Lallemand SAS”.

Artikel 7

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 95/2013

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 95/2013 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In de titel wordt de term „Lallemand SAS” vervangen door de term „Danstar Ferment AG”.

2)

In kolom 2 van de bijlage wordt de term „Lallemand SAS” vervangen door de term „Danstar Ferment AG, vertegenwoordigd door Lallemand SAS”.

Artikel 8

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 413/2013

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 413/2013 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In de titel wordt de term „Lallemand SAS” vervangen door de term „Danstar Ferment AG”.

2)

In kolom 2 van de bijlage wordt de term „Lallemand SAS” vervangen door de term „Danstar Ferment AG, vertegenwoordigd door Lallemand SAS”.

Artikel 9

Overgangsmaatregelen

Bestaande voorraden van de toevoegingsmiddelen die voldoen aan de bepalingen die golden vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening, mogen verder in de handel worden gebracht en gebruikt tot zij zijn opgebruikt.

Artikel 10

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  Verordening (EG) nr. 226/2007 van de Commissie van 1 maart 2007 tot verlening van een vergunning voor het gebruik van Saccharomyces cerevisiae CNCM I-1077 (Levucell SC20 en Levucell SC10 ME) als toevoegingsmiddel voor diervoeding (PB L 64 van 2.3.2007, blz. 26).

(3)  Verordening (EG) nr. 1293/2008 van de Commissie van 18 december 2008 tot verlening van een vergunning voor een nieuwe toepassing van Saccharomyces cerevisiae CNCM I-1077 (Levucell SC20 en Levucell SC10 ME) als toevoegingsmiddel voor diervoeding (PB L 340 van 19.12.2008, blz. 38).

(4)  Verordening (EG) nr. 910/2009 van de Commissie van 29 september 2009 tot verlening van een vergunning voor een nieuwe toepassing van het preparaat van Saccharomyces cerevisiae CNCM I-1077 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor paarden (vergunninghouder: Lallemand SAS) (PB L 257 van 30.9.2009, blz. 7).

(5)  Verordening (EG) nr. 911/2009 van de Commissie van 29 september 2009 tot verlening van een vergunning voor een nieuwe toepassing van het preparaat van Pediococcus acidilactici CNCM MA 18/5M als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor zalmachtigen en garnalen (vergunninghouder: Lallemand SAS) (PB L 257 van 30.9.2009, blz. 10).

(6)  Verordening (EU) nr. 1120/2010 van de Commissie van 2 december 2010 tot verlening van een vergunning voor Pediococcus acidilactici CNCM MA 18/5M als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor gespeende biggen (vergunninghouder Lallemand SAS) (PB L 317 van 3.12.2010, blz. 12).

(7)  Verordening (EU) nr. 212/2011 van de Commissie van 3 maart 2011 tot verlening van een vergunning voor Pediococcus acidilactici CNCM MA 18/5M als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor legkippen (vergunninghouder Lallemand SAS) (PB L 59 van 4.3.2011, blz. 1).

(8)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 95/2013 van de Commissie van 1 februari 2013 tot verlening van een vergunning voor een preparaat van Pediococcus acidilactici CNCM MA 18/5M als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle vissoorten behalve zalmachtigen (vergunninghouder Lallemand SAS) (PB L 33 van 2.2.2013, blz. 19).

(9)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 413/2013 van de Commissie van 6 mei 2013 tot verlening van een vergunning voor een preparaat van Pediococcus acidilactici CNCM MA 18/5M als toevoegingsmiddel voor diervoeding, in drinkwater voor gespeende biggen, mestvarkens, legkippen en mestkippen (vergunninghouder: Lallemand SAS) (PB L 125 van 7.5.2013, blz. 1).


16.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 342/18


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/2261 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2016

tot verlening van een vergunning voor koper(I)oxide als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag voor de verlening van een vergunning voor dikoperoxide als toevoegingsmiddel voor diervoeding ingediend; de krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste nadere gegevens en documenten waren bij de aanvraag gevoegd.

(3)

Die aanvraag betreft de verlening van een vergunning voor dikoperoxide als toevoegingsmiddel in de categorie „nutritionele toevoegingsmiddelen” voor alle diersoorten.

(4)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 25 mei 2016 (2) geconcludeerd dat dikoperoxide onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden geen ongunstige effecten heeft voor de diergezondheid of de gezondheid van de consument en dat er geen veiligheidsproblemen voor de gebruikers zullen rijzen als de nodige beschermingsmaatregelen worden genomen.

(5)

De EFSA heeft voorts geconcludeerd dat dikoperoxide voor het milieu niet meer risico's oplevert dan de andere bronnen van koper en dat het voor alle diersoorten kan worden beschouwd als een doeltreffende bron van koper. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. Zij heeft ook het verslag over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij artikel 21 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend.

(6)

De in de aanvraag gebruikte naam van het toevoegingsmiddel is dikoperoxide. De IUPAC-naam (Internationale Unie voor Zuivere en Toegepaste Chemie) van het toevoegingsmiddel is echter koper(I)oxide. Overeenkomstig de aanbeveling van de EFSA in haar advies over kopermonoxide (3) moet het toevoegingsmiddel koper(I)oxide worden genoemd.

(7)

Uit de beoordeling van koper(I)oxide blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van die stof zoals omschreven in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de in de bijlage gespecificeerde stof, die behoort tot de categorie „nutritionele toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „verbindingen van sporenelementen”, wordt onder de in de bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  EFSA Journal 2016;14(6):4509.

(3)  EFSA Journal 2015;13(4):4057.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Overige bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

Gehalte Cu in mg/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Categorie nutritionele toevoegingsmiddelen. Functionele groep: verbindingen van sporenelementen

3b412

Koper(I)oxide

Karakterisering van het toevoegingsmiddel

Preparaat van koper(I)oxide met

een minimumkopergehalte van 73 %,

natriumlignosulfonaten tussen 12 % en 17 %,

1 % bentoniet.

Korrels van < 50 μm: minder dan 10 %

Karakterisering van de werkzame stof

Koper(I)oxide

Chemische formule: Cu2O

CAS-nummer: 1317-39-1

Analysemethoden  (1)

Voor de identificatie van Cu2O in het toevoegingsmiddel:

röntgendiffractie (XRD).

Voor de kwantificatie van het totaalgehalte aan koper in het toevoegingsmiddel:

titrimetrie, of

atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES) — EN 15510.

Voor de kwantificatie van het totaalgehalte aan koper in voormengsels:

atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES) — EN 15510, of

atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma na ontsluiting onder druk (ICP-AES) — EN 15621.

Voor de bepaling van het totaalgehalte aan koper in de voedermiddelen en mengvoeders:

atoomabsorptiespectrometrie (AAS) — Verordening (EG) nr. 152/2009 van de Commissie, of

atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES) — EN 15510, of

atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma na ontsluiting onder druk (ICP-AES) — EN 15621.

Alle diersoorten

Runderen:

runderen voordat ze beginnen te herkauwen: 15 (totaal);

andere runderen: 35 (totaal).

Schapen: 15 (totaal).

Biggen tot twaalf weken: 170 (totaal).

Schaaldieren: 50 (totaal).

Andere dieren: 25 (totaal).

1.

Het toevoegingsmiddel moet als voormengsel in diervoeder worden verwerkt.

2.

Voor gebruikers van het toevoegingsmiddel en voormengsels moeten de exploitanten van diervoederbedrijven operationele procedures en organisatorische maatregelen vaststellen voor het omgaan met mogelijke gevaren bij inhalering, contact met de huid of contact met de ogen. Indien de risico's met deze procedures en maatregelen niet kunnen worden uitgebannen of tot een minimum kunnen worden teruggebracht, worden bij de toepassing van het toevoegingsmiddel en de voormengsels persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt, waaronder ademhalingsbescherming, veiligheidsbril en -handschoenen.

3.

De volgende informatie moet op het etiket worden vermeld:

voor diervoeder voor schapen als het kopergehalte in het diervoeder meer bedraagt dan 10 mg/kg:

„Het kopergehalte in dit diervoeder kan bij bepaalde schapenrassen tot vergiftiging leiden.”;

voor diervoeder voor runderen nadat zij zijn begonnen te herkauwen, als het kopergehalte in het diervoeder minder bedraagt dan 20 mg/kg:

„Het kopergehalte in dit diervoeder kan bij runderen die grazen op weiden met een hoog molybdeen- of zwavelgehalte, tot een kopertekort leiden.”.

5 januari 2027


(1)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn beschikbaar op het volgende adres van het referentielaboratorium: https://ec.europa.eu/jrc/en/eurl/feed-additives/evaluation-reports


16.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 342/22


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/2262 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2016

tot 257e wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met de organisaties ISIS (Da'esh) en Al Qaida

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van 27 mei 2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met de organisaties ISIS (Da'esh) en Al Qaida (1), en met name artikel 7, lid 1, onder a), en artikel 7 bis, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 worden de personen, groepen en entiteiten opgesomd waarvan de tegoeden en economische middelen krachtens die verordening worden bevroren.

(2)

Het Sanctiecomité van de VN-Veiligheidsraad heeft op 12 december 2016 besloten één natuurlijke persoon toe te voegen aan de lijst van personen, groepen en entiteiten waarvan de tegoeden en economische middelen dienen te worden bevroren. Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 moet daarom dienovereenkomstig worden bijgewerkt.

(3)

Om de doeltreffendheid van de in deze verordening vastgestelde maatregelen te garanderen, dient deze verordening onmiddellijk in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Waarnemend hoofd van de dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid


(1)  PB L 139 van 29.5.2002, blz. 9.


BIJLAGE

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 wordt de volgende vermelding toegevoegd aan de lijst „Natuurlijke personen”:

„Rustam Magomedovich Aselderov (oorspronkelijk schrift: Рустам Магомедович Асельдеров) (ook bekend als a) Abu Muhammad (oorspronkelijk schrift: Абу Мухаммад), b) Abu Muhammad Al-Kadari (oorspronkelijk schrift: Абу Мухаммад Аль-Кадари), c) Muhamadmuhtar (oorspronkelijk schrift: Мухамадмухтар). Geboortedatum: 9.3.1981. Geboorteplaats: gemeente Iki-Burul, district Iki-Burulskiy, Republiek Kalmukkië, Russische Federatie. Nationaliteit: Russische Federatie. Paspoortnummer: Russisch paspoortnummer 8208 nr. 555627, afgegeven door het kantoor in Leninskiy, directoraat van de federale migratiedienst van de Russische Federatie voor de Republiek Dagestan. Datum van aanwijzing bedoeld in artikel 7 quinquies, lid 2, onder i): 12.12.2016.”.


16.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 342/24


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/2263 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2016

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

104,9

SN

241,4

TN

123,9

TR

118,9

ZZ

147,3

0707 00 05

MA

70,7

TR

159,5

ZZ

115,1

0709 93 10

MA

143,7

TR

138,5

ZZ

141,1

0805 10 20

IL

126,4

TR

76,6

ZZ

101,5

0805 20 10

MA

69,9

ZZ

69,9

0805 20 30 , 0805 20 50 , 0805 20 70 , 0805 20 90

IL

116,7

JM

125,0

MA

74,5

TR

82,0

ZZ

99,6

0805 50 10

TR

82,8

ZZ

82,8

0808 10 80

US

100,7

ZZ

100,7

0808 30 90

CN

89,4

ZZ

89,4


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


16.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 342/26


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/2264 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2016

betreffende de minimumverkoopprijs voor mageremelkpoeder voor de eerste deelinschrijving in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2080 geopende openbare inschrijving

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 van de Commissie van 18 mei 2016 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft openbare interventie en steun voor particuliere opslag (2), en met name artikel 32,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2080 van de Commissie (3) is de verkoop van mageremelkpoeder in het kader van een openbare inschrijving geopend.

(2)

In het licht van de inschrijvingen die voor de eerste deelinschrijving zijn ontvangen, moet een minimumverkoopprijs worden vastgesteld.

(1)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de eerste deelinschrijving voor de verkoop van mageremelkpoeder in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2080 geopende openbare inschrijving, waarvoor de inschrijvingen uiterlijk op 13 december 2016 moesten zijn ingediend, bedraagt de minimumverkoopprijs 215,10 EUR per 100 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 december 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 206 van 30.7.2016, blz. 71.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2080 van de Commissie van 25 november 2016 tot opening van de verkoop van mageremelkpoeder in het kader van een openbare inschrijving (PB L 321 van 29.11.2016, blz. 45).


BESLUITEN

16.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 342/28


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/2265 VAN DE RAAD

van 6 december 2016

tot wijziging van Beschikking 2007/884/EG waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 26, lid 1, onder a), en de artikelen 168 en 169 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 395,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van Beschikking 2007/884/EG van de Raad (2) werd het Verenigd Koninkrijk tot 31 december 2010 gemachtigd om het recht van de huurder of lessee op aftrek van de voorbelasting op de huur- of leasekosten van een personenauto die niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt, tot 50 % te beperken. Tevens werd het Verenigd Koninkrijk gemachtigd om het privégebruik van een auto die door een belastingplichtige voor bedrijfsdoeleinden wordt gehuurd of geleased, niet als een dienst onder bezwarende titel aan te merken. Dankzij die maatregelen (de „derogatiemaatregelen”) hoeft de huurder of lessee niet voor zulke auto's van de zaak een administratie van de gereden privékilometers bij te houden noch belasting over de feitelijk afgelegde privékilometers te voldoen.

(2)

Besluit (EG) nr. 2007/884/EG werd later gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit 2011/37/EU van de Raad (3) en bij Uitvoeringsbesluit 2013/681/EU van de Raad (4), waarin de geldigheidsduur voor de derogatiemaatregelen verlengd werd tot 31 december 2016.

(3)

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 14 maart 2016, heeft het Verenigd Koninkrijk verzocht om machtiging tot verlenging van de derogatiemaatregelen.

(4)

Overeenkomstig artikel 395, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2006/112/EG heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 28 juni 2016 van het verzoek van het Verenigd Koninkrijk in kennis gesteld. Bij brief van 28 juni 2016 heeft de Commissie het Verenigd Koninkrijk meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

(5)

Overeenkomstig artikel 3 van Beschikking 2007/884/EG heeft het Verenigd Koninkrijk de Commissie een verslag voorgelegd over de toepassing van die beschikking, met daarin ook een evaluatie van het percentage van de aftrekbeperking. Uit de door het Verenigd Koninkrijk verstrekte gegevens blijkt dat een beperking van het recht op aftrek tot 50 % nog altijd aansluit bij de werkelijke verhouding tussen het zakelijke en niet-zakelijke gebruik van de voertuigen in kwestie.

(6)

Het Verenigd Koninkrijk moet derhalve worden gemachtigd de derogatiemaatregelen gedurende een nieuwe beperkte periode te blijven toepassen, namelijk tot 31 december 2019.

(7)

Indien het Verenigd Koninkrijk een verdere verlenging na 2019 noodzakelijk acht, moet het de Commissie uiterlijk op 1 april 2019 een verslag voorleggen met daarin ook een evaluatie van het percentage van de aftrekbeperking, samen met het verzoek om verlenging.

(8)

De verlenging van de derogatiemaatregelen zal geen noemenswaardige invloed hebben op de totale belastingopbrengst in het stadium van het eindverbruik en geen negatieve gevolgen hebben voor de eigen middelen van de Unie uit de btw.

(9)

Beschikking 2007/884/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 3 van Beschikking 2007/884/EG wordt vervangen door:

„Artikel 3

Deze beschikking verstrijkt op 31 december 2019.

Bij een verzoek om verlenging van de in deze beschikking vervatte maatregelen wordt een verslag gevoegd dat uiterlijk op 1 april 2019 aan de Commissie wordt voorgelegd en ook een evaluatie omvat van het percentage van de aftrekbeperking van de btw op huur- of leasekosten van auto's die niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt.”.

Artikel 2

Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 januari 2017.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel, 6 december 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. KAŽIMÍR


(1)  PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.

(2)  Beschikking 2007/884/EG van de Raad van 20 december 2007 waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 26, lid 1, onder a), en de artikelen 168 en 169 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 346 van 29.12.2007, blz. 21).

(3)  Uitvoeringsbesluit 2011/37/EU van de Raad van 18 januari 2011 tot wijziging van Beschikking 2007/884/EG waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 26, lid 1, onder a), en de artikelen 168 en 169 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 19 van 22.1.2011, blz. 11).

(4)  Uitvoeringsbesluit 2013/681/EU van de Raad van 15 november 2013 tot wijziging van Beschikking 2007/884/EG waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 26, lid 1, onder a), en de artikelen 168 en 169 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 316 van 27.11.2013, blz. 41).


16.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 342/30


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/2266 VAN DE RAAD

van 6 december 2016

waarbij Nederland toestemming wordt verleend een verlaagd belastingniveau toe te passen op elektriciteit die wordt geleverd aan laadstations voor elektrische voertuigen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (1), en met name artikel 19,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 29 maart 2016 heeft Nederland verzocht om machtiging tot toepassing, overeenkomstig artikel 19, lid 1, van Richtlijn 2003/96/EG, van een verlaagd belastingtarief voor elektriciteit die wordt geleverd aan elektrische voertuigen. Op verzoek van de Commissie hebben de Nederlandse autoriteiten op 6 april, 20 juni en 18 augustus 2016 aanvullende inlichtingen verstrekt.

(2)

Het verlaagde tarief heeft tot doel het gebruik van elektrische voertuigen te bevorderen door de kosten voor de elektriciteit die wordt gebruikt voor de aandrijving van deze voertuigen te verlagen.

(3)

Het gebruik van elektrische voertuigen voorkomt de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen door de verbranding van benzine en diesel of andere fossiele brandstoffen en draagt zodoende bij tot de verbetering van de luchtkwaliteit in steden. Bovendien kan het gebruik van elektrische voertuigen de CO2-uitstoot verminderen wanneer de gebruikte elektriciteit is geproduceerd uit hernieuwbare energiebronnen. Er wordt bijgevolg verwacht dat de maatregel zal bijdragen aan de doelstellingen van het milieu-, gezondheids- en klimaatbeleid van de Unie.

(4)

Nederland heeft expliciet gevraagd te bepalen dat het verlaagde tarief wordt toegepast op de levering van stroom aan elektrische auto's voor zowel zakelijk als niet-zakelijk gebruik en dat deze verlaging ook wordt toegepast op laadstations die niet voor het publiek toegankelijk zijn.

(5)

Nederland heeft verzocht het verlaagde belastingtarief op elektriciteit alleen toe te passen voor oplaadstations waar de elektriciteit wordt gebruikt om rechtstreeks elektrische voertuigen op te laden en dat tarief niet toe te passen op elektriciteit die wordt geleverd door middel van een wisseling van batterijen.

(6)

Een verlaagd belastingtarief op elektriciteit die wordt geleverd aan elektrische voertuigen via laadstations zal de businesscase van voor het publiek toegankelijke oplaadstations in Nederland verbeteren, waardoor het gebruik van elektrische auto's aantrekkelijker wordt en zou leiden tot een betere luchtkwaliteit.

(7)

Gezien het beperkte aantal elektrische voertuigen en het feit dat de belasting op elektriciteit geleverd via laadstations voor elektrische voertuigen boven het minimumbelastingniveau voor zakelijk gebruik ligt dat is vastgelegd in artikel 10 van Richtlijn 2003/96/EG, zal de maatregel tijdens de duur ervan waarschijnlijk niet tot verstoringen van de mededinging leiden en zal deze derhalve geen negatieve gevolgen hebben voor de goede werking van de interne markt.

(8)

Het belastingniveau voor elektriciteit die wordt geleverd via laadstations voor elektrische voertuigen voor andere dan bedrijfsdoeleinden, zal boven het minimumbelastingniveau voor niet-zakelijk gebruik liggen, zoals bedoeld in artikel 10 van Richtlijn 2003/96/EG.

(9)

Overeenkomstig artikel 19, lid 2, van Richtlijn 2003/96/EG dient iedere uit hoofde van artikel 19, lid 1, van die richtlijn verleende machtiging in de tijd strikt beperkt te zijn. Nederland heeft gevraagd dat de machtiging voor vier jaar wordt verleend, om ervoor te zorgen dat de machtigingsperiode lang genoeg is om marktdeelnemers niet te ontmoedigen de noodzakelijke investeringen te doen.

(10)

Dit besluit laat de toepassing van de Unieregels betreffende staatssteun onverlet,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Nederland wordt gemachtigd een verlaagd belastingtarief toe te passen op aan laadstations geleverde elektriciteit die rechtstreeks wordt gebruikt voor het opladen van elektrische voertuigen, met uitzondering van laadstations voor het wisselen van batterijen van elektrische voertuigen, op voorwaarde dat de in artikel 10 van Richtlijn 2003/96/EG vastgelegde minimumbelastingniveaus worden nageleefd.

Artikel 2

Voor de toepassing van dit besluit geldt de definitie van „elektrisch voertuig” van artikel 2, punt 2, van Richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad (2).

Artikel 3

Dit besluit is van toepassing vanaf 1 januari 2017 tot en met 31 december 2020.

Artikel 4

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk der Nederlanden.

Gedaan te Brussel, 6 december 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. KAŽIMÍR


(1)  PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51.

(2)  Richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen (PB L 307 van 28.10.2014, blz. 1).


16.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 342/32


BESLUIT (EU) 2016/2267 VAN DE RAAD

van 6 december 2016

tot wijziging van Besluit 1999/70/EG betreffende de externe accountants van de nationale centrale banken, met betrekking tot de externe accountants van Banc Ceannais na hÉireann/de Central Bank of Ireland

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien Protocol nr. 4 betreffende de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 27.1,

Gezien de Aanbeveling van de Europese Centrale Bank van 28 oktober 2016 aan de Raad van de Europese Unie betreffende de externe accountants van de Central Bank of Ireland (ECB/2016/29) (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De rekeningen van de Europese Centrale Bank (ECB) en van de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben, worden gecontroleerd door onafhankelijke externe accountants die zijn aanbevolen door de Raad van bestuur van de ECB en zijn aanvaard door de Raad.

(2)

Het mandaat van de externe accountants van Banc Ceannais na hÉireann/de Central Bank of Ireland is na de audit van het boekjaar 2015 verstreken. Het is derhalve noodzakelijk om met ingang van het boekjaar 2016 externe accountants te benoemen.

(3)

Banc Ceannais na hÉireann/de Central Bank of Ireland heeft Mazars geselecteerd als haar externe accountants voor de boekjaren 2016 tot en met 2020.

(4)

De Raad van bestuur van de ECB heeft aanbevolen Mazars te benoemen tot externe accountants van Banc Ceannais na hÉireann/de Central Bank of Ireland voor de boekjaren 2016 tot en met 2020.

(5)

Op grond van de aanbeveling van de Raad van bestuur van de ECB moet Besluit 1999/70/EG van de Raad (2) dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 1 van Besluit 1999/70/EG wordt lid 5 vervangen door:

„5.   Mazars wordt aanvaard als externe accountants van Banc Ceannais na hÉireann/de Central Bank of Ireland voor de boekjaren 2016 tot en met 2020.”.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de datum van kennisgeving.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Europese Centrale Bank.

Gedaan te Brussel, 6 december 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. KAŽIMÍR


(1)  PB C 413 van 10.11.2016, blz. 1.

(2)  Besluit 1999/70/EG van de Raad van 25 januari 1999 betreffende de externe accountants van de nationale centrale banken (PB L 22 van 29.1.1999, blz. 69).


16.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 342/34


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/2268 VAN DE COMMISSIE

van 14 december 2016

tot wijziging van de Beschikkingen 2007/305/EG, 2007/306/EG en 2007/307/EG wat betreft de tolerantieperiode voor sporen van hybride Ms1 × Rf1 (ACS-BNØØ4-7 × ACS-BNØØ1-4)-koolzaad, hybride Ms1 × Rf2 (ACS-BNØØ4-7 × ACS-BNØØ2-5)-koolzaad en Topas 19/2 (ACS-BNØØ7-1)-koolzaad en daarvan afgeleide producten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 8390)

(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (1), en met name artikel 8, lid 6, en artikel 20, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In de Beschikkingen 2007/305/EG (2), 2007/306/EG (3) en 2007/307/EG (4) worden de regels vastgesteld voor het uit de handel nemen van hybride Ms1 × Rf1 (ACS-BNØØ4-7 × ACS-BNØØ1-4)-koolzaad, hybride Ms1 × Rf2 (ACS-BNØØ4-7 × ACS-BNØØ2-5)-koolzaad en Topas 19/2 (ACS-BNØØ7-1)-koolzaad en daarvan afgeleide producten („gg-materiaal”). Die beschikkingen zijn vastgesteld nadat de vergunninghouder, het bedrijf Bayer CropScience AG, de Commissie had laten weten dat hij niet voornemens was om een aanvraag in te dienen tot verlenging van de vergunning voor dat gg-materiaal overeenkomstig artikel 8, lid 4, eerste alinea, artikel 11, artikel 20, lid 4, en artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1829/2003.

(2)

In elk van deze drie beschikkingen werd voorzien in een overgangstermijn van vijf jaar tijdens welke levensmiddelen en diervoeders die materiaal bevatten dat geheel of gedeeltelijk uit dit gg-materiaal bestond of daarmee was geproduceerd, in de handel mochten worden gebracht mits het gehalte niet meer dan 0,9 % bedroeg en die aanwezigheid onvoorzien of technisch niet te voorkomen was. Deze overgangstermijn was bedoeld om rekening te houden met het feit dat soms minieme sporen van dat gg-materiaal in de voedsel- en voederketen aanwezig konden zijn, zelfs nadat Bayer CropScience AG had besloten om te stoppen met de verkoop van zaad dat van deze genetisch gemodificeerde organismen was afgeleid, ook al waren alle maatregelen genomen om de aanwezigheid van dat gg-materiaal te voorkomen.

(3)

In het licht van de ervaring die na het uit de handel halen van dat gg-materiaal is opgedaan, werden de drie beschikkingen bij Uitvoeringsbesluit 2012/69/EU van de Commissie (5) gewijzigd om de overgangstermijn te verlengen tot en met 31 december 2016. Gezien de zeer lage sporenniveaus waarvan melding was gemaakt, werd bij dat uitvoeringsbesluit het aanwezigheidsniveau van dat gg-materiaal dat in levensmiddelen en diervoeders wordt getolereerd, tot 0,1 % (massafractie) verlaagd.

(4)

Daarnaast werd in de Beschikkingen 2007/305/EG, 2007/306/EG en 2007/307/EG een aantal maatregelen vastgesteld die Bayer CropScience AG moest nemen om ervoor te zorgen dat dit gg-materiaal daadwerkelijk uit de handel werd gehaald, en werden de verslagleggingsverplichtingen van Bayer CropScience AG bepaald.

(5)

In december 2013 en in maart 2016 heeft Bayer CropScience AG gemeld dat er in de afgelopen jaren toch nog altijd minieme sporen van die genetisch gemanipuleerde organismen konden worden waargenomen in goederen die koolzaad bevatten, ondanks de maatregelen die werden genomen om aanwezigheid ervan te voorkomen overeenkomstig de Beschikkingen 2007/305/EG, 2007/306/EG en 2007/307/EG. De aanhoudende aanwezigheid van sporen kan worden verklaard door de biologie van koolzaad dat gedurende lange perioden in een slapende toestand kan blijven, alsook door de landbouwpraktijken die zijn toegepast om het zaad te oogsten en de daaruit voortvloeiende accidentele verspreiding, waarvan het niveau moeilijk te schatten was op de datum van vaststelling van de Beschikkingen 2007/305/EG, 2007/306/EG en 2007/307/EG en van Uitvoeringsbesluit 2012/69/EU. Het sporenniveau blijft wel dalen.

(6)

Tegen deze achtergrond is het nodig dat de huidige overgangsperiode met drie jaar wordt verlengd, d.w.z. tot en met 31 december 2019, wat voldoende tijd moet bieden om de totale verwijdering van Ms1 × Rf1, Ms1 × Rf2 en Topas 19/2-koolzaad uit de voedsel- en de voederketen mogelijk te maken.

(7)

Daarnaast moet Bayer CropScience AG, met het oog op een verdere verwijdering van dat gg-materiaal, doorgaan met de uitvoering van het krachtens de Beschikkingen 2007/305/EG, 2007/306/EG en 2007/307/EG verplichte interne programma en met het verzamelen van informatie, zoals tot nu toe op vrijwillige basis gebeurde, over de aanwezigheid van dergelijk materiaal in uit Canada in de Unie ingevoerde goederen die koolzaad bevatten, aangezien Canada het enige land is waar deze koolzaadsoorten werden geteeld voor commerciële doeleinden. Bayer CropScience AG moet uiterlijk op 1 januari 2019 bij de Commissie verslag uitbrengen over beide aspecten.

(8)

Bayer CropScience AG moet zorgen voor de permanente beschikbaarheid van gecertificeerde referentiematerialen om de controlelaboratoria in staat te stellen ook tijdens die overgangstermijn hun analyse uit te voeren.

(9)

De Beschikkingen 2007/305/EG, 2007/306/EG en 2007/307/EG moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Beschikking 2007/305/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt vervangen door:

„Artikel 1

De geadresseerde voert een intern programma uit in het kader van de teelt en de zaadproductie om ervoor te zorgen dat ACS-BNØØ4-7, ACS-BNØØ1-4 en de hybride combinatie ACS-BNØØ4-7 × ACS-BNØØ1-4-koolzaad daadwerkelijk uit de handel worden gehaald, en hij verzamelt informatie over de aanwezigheid van deze genetisch gemodificeerde organismen in koolzaad dat vanuit Canada naar de Unie wordt verzonden.

De geadresseerde brengt uiterlijk op 1 januari 2019 bij de Commissie verslag uit over de uitvoering van dit programma en over de aanwezigheid van die genetisch gemodificeerde organismen in koolzaad dat van Canada naar de Unie wordt verzonden.”.

2)

Artikel 2 wordt vervangen door:

„Artikel 2

1.   Tot en met 31 december 2019 wordt de aanwezigheid van materiaal dat geheel of gedeeltelijk uit ACS-BNØØ4-7-koolzaad, ACS-BNØØ1-4-koolzaad en de hybride combinatie ACS-BNØØ4-7 × ACS-BNØØ1-4-koolzaad bestaat of daarmee is geproduceerd, in overeenkomstig artikel 8, lid 1, onder a), en artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1829/2003 gemelde levensmiddelen of diervoeders getolereerd, mits:

a)

deze aanwezigheid onvoorzien of technisch niet te voorkomen is, en

b)

het gehalte niet meer dan 0,1 % (massafractie) bedraagt.

2.   De geadresseerde moet zorgen voor de beschikbaarheid van gecertificeerd referentiemateriaal voor ACS-BNØØ4-7 × ACS-BNØØ1-4-koolzaad via de American Oil Chemists Society op https://www.aocs.org/attain-lab-services/certified-reference-materials-(crms)”.

3)

De bijlage wordt geschrapt.

Artikel 2

Beschikking 2007/306/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt vervangen door:

„Artikel 1

De geadresseerde voert een intern programma uit in het kader van de teelt en de zaadproductie om ervoor te zorgen dat ACS-BNØØ4-7, ACS-BNØØ2-5 en de hybride combinatie ACS-BNØØ4-7 × ACS-BNØØ2-5-koolzaad daadwerkelijk uit de handel worden gehaald, en hij verzamelt informatie over de aanwezigheid van deze genetisch gemodificeerde organismen in koolzaad dat vanuit Canada naar de Unie wordt verzonden.

De geadresseerde brengt uiterlijk op 1 januari 2019 bij de Commissie verslag uit over de uitvoering van dit programma en over de aanwezigheid van die genetisch gemodificeerde organismen in koolzaad dat van Canada naar de Unie wordt verzonden.”.

2)

Artikel 2 wordt vervangen door:

„Artikel 2

1.   Tot en met 31 december 2019 wordt de aanwezigheid van materiaal dat geheel of gedeeltelijk uit ACS-BNØØ4-7-koolzaad, ACS-BNØØ2-5-koolzaad en de hybride combinatie ACS-BNØØ4-7 × ACS-BNØØ2-5-koolzaad bestaat of daarmee is geproduceerd, in overeenkomstig artikel 8, lid 1, onder a), en artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1829/2003 gemelde levensmiddelen of diervoeders getolereerd, mits:

a)

deze aanwezigheid onvoorzien of technisch niet te voorkomen is, en

b)

het gehalte niet meer dan 0,1 % (massafractie) bedraagt.

2.   De geadresseerde moet zorgen voor de beschikbaarheid van gecertificeerd referentiemateriaal voor ACS-BNØØ4-7 × ACS-BNØØ2-5-koolzaad via de American Oil Chemists Society op https://www.aocs.org/attain-lab-services/certified-reference-materials-(crms)”.

3)

De bijlage wordt geschrapt.

Artikel 3

Artikel 1 van Beschikking 2007/307/EG wordt vervangen door:

„Artikel 1

1.   De geadresseerde voert een intern programma uit in het kader van de teelt en de zaadproductie om ervoor te zorgen dat ACS-BNØØ7-1-koolzaad daadwerkelijk uit de handel wordt gehaald, en hij verzamelt informatie over de aanwezigheid van dat genetisch gemodificeerd organisme in koolzaad dat vanuit Canada naar de Unie wordt verzonden.

De geadresseerde brengt uiterlijk op 1 januari 2019 bij de Commissie verslag uit over de uitvoering van dit programma en over de aanwezigheid van deze genetisch gemodificeerde organismen in koolzaad dat van Canada naar de Unie wordt verzonden.

2.   Tot en met 31 december 2019 wordt de aanwezigheid van materiaal dat geheel of gedeeltelijk uit ACS-BNØØ7-1-koolzaad bestaat of daarmee is geproduceerd, in overeenkomstig artikel 8, lid 1, onder a), en artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1829/2003 gemelde levensmiddelen of diervoeders getolereerd mits:

a)

deze aanwezigheid onvoorzien of technisch niet te voorkomen is, en

b)

het gehalte niet meer dan 0,1 % (massafractie) bedraagt.

3.   De geadresseerde moet zorgen voor de beschikbaarheid van gecertificeerd referentiemateriaal voor ACS-BNØØ7-1-koolzaad via de American Oil Chemists Society op https://www.aocs.org/attain-lab-services/certified-reference-materials-(crms)”.

Artikel 4

De gegevens betreffende ACS-BNØØ4-7-koolzaad, ACS-BNØØ1-4-koolzaad en de hybride combinatie ACS-BNØØ4-7 × ACS-BNØØ1-4-koolzaad, ACS-BNØØ4-7-koolzaad, ACS-BNØØ2-5-koolzaad en de hybride combinatie ACS-BNØØ4-7 × ACS-BNØØ2-5-koolzaad en ACS-BNØØ7-1-koolzaad in het communautair register van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders, zoals bedoeld in artikel 28 van Verordening (EG) nr. 1829/2003, worden gewijzigd om rekening te houden met dit besluit.

Artikel 5

Dit besluit is gericht tot Bayer CropScience AG, Alfred-Nobel-Str. 50, 40789 Monheim am Rhein, Duitsland.

Gedaan te Brussel, 14 december 2016.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1.

(2)  Beschikking 2007/305/EG van de Commissie van 25 april 2007 betreffende het uit de handel nemen van hybride Ms1 × Rf1 (ACS-BNØØ4-7 × ACS-BNØØ1-4) koolzaad en daarvan afgeleide producten (PB L 117 van 5.5.2007, blz. 17).

(3)  Beschikking 2007/306/EG van de Commissie van 25 april 2007 betreffende het uit de handel nemen van hybride Ms1 × Rf2 (ACS-BNØØ4-7 × ACS-BNØØ2-5) koolzaad en daarvan afgeleide producten (PB L 117 van 5.5.2007, blz. 20).

(4)  Beschikking 2007/307/EG van de Commissie van 25 april 2007 betreffende het uit de handel nemen van Topas 19/2 (ACS-BNØØ7-1) koolzaad en daarvan afgeleide producten (PB L 117 van 5.5.2007, blz. 23).

(5)  Uitvoeringsbesluit 2012/69/EU van de Commissie van 3 februari 2012 tot wijziging van de Beschikkingen 2007/305/EG, 2007/306/EG en 2007/307/EG wat betreft de tolerantieperiode voor sporen van hybride Ms1 × Rf1 (ACS-BNØØ4-7 × ACS-BNØØ1-4)-koolzaad, hybride Ms1 × Rf2 (ACS-BNØØ4-7 × ACS-BNØØ2-5)-koolzaad en Topas 19/2 (ACS-BNØØ7-1)-koolzaad en afgeleide producten daarvan (PB L 34 van 7.2.2012, blz. 12).


16.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 342/38


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/2269 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2016

betreffende de gelijkwaardigheid van het regelgevingskader voor centrale tegenpartijen in India overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (1), en met name artikel 25, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De procedure voor de erkenning van in derde landen gevestigde centrale tegenpartijen (hierna „CTP's” genoemd) die in artikel 25 van Verordening (EU) nr. 648/2012 is vastgesteld, is bedoeld om CTP's die zijn gevestigd en een vergunning hebben gekregen in derde landen waarvan de reguleringsnormen gelijkwaardig zijn aan die welke in genoemde verordening zijn vastgesteld, de mogelijkheid te bieden clearingdiensten te verrichten voor clearingleden of handelsplatformen die in de Unie zijn gevestigd. Die erkenningsprocedure en de gelijkwaardigheidsbesluiten waarin wordt voorzien, dragen zodoende bij tot het bereiken van de overkoepelende doelstelling van Verordening (EU) nr. 648/2012 om het systeemrisico te verminderen door meer gebruik te maken van veilige en solide CTP's voor de clearing van over-the-counter (otc) derivatencontracten, ook als die CTP's in een derde land zijn gevestigd en daar een vergunning hebben gekregen.

(2)

Om een rechtstelsel van een derde land als gelijkwaardig aan het rechtsstelsel van de Unie aan te merken wat CTP's betreft, dient het concrete resultaat van het toepasselijke juridische en toezichthoudende kader gelijkwaardig te zijn aan dat van de Unievereisten wat de bereikte toezicht- en regelgevingsdoelstellingen betreft. Doel van deze gelijkwaardigheidstoetsing is daarom na te gaan of het juridische en toezichthoudende kader van India waarborgt dat CTP's die daar zijn gevestigd en een vergunning hebben gekregen, in de Unie gevestigde clearingleden en handelsplatformen niet blootstellen aan een hoger risiconiveau dan dat waaraan de CTP's die in de Unie een vergunning hebben gekregen, kunnen worden blootgesteld — en of ze bijgevolg geen onaanvaardbare niveaus van systeemrisico in de Unie opleveren. In het bijzonder dienen daarbij de aanzienlijk lagere risico's die verbonden zijn aan clearingactiviteiten die worden ontplooid op financiële markten die kleiner zijn dan de financiële markt van de Unie, in aanmerking te worden genomen.

(3)

Op 1 september 2013 heeft de Commissie het technische advies van de Europese Autoriteit voor effecten en markten (hierna de „ESMA” genoemd) ontvangen over het juridische en toezichthoudende kader dat van toepassing is op CTP's waaraan in India een vergunning is verleend. In het technische advies wordt geconcludeerd dat het toepasselijke juridische en toezichthoudende kader op jurisdictioneel gebied waarborgt dat CTP's die in India over een vergunning beschikken, voor verschillende sectoren interne beleidslijnen en procedures hebben vastgesteld die voldoen aan juridisch bindende vereisten die gelijkwaardig zijn aan de vereisten zoals die in titel IV van Verordening (EU) nr. 648/2012 zijn neergelegd.

(4)

Overeenkomstig artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 moeten drie voorwaarden vervuld zijn om te kunnen verklaren dat het juridische en toezichthoudende kader van een derde land ten aanzien van CTP's die in dat land over een vergunning beschikken, gelijkwaardig is aan de vereisten die in die verordening zijn vastgelegd.

(5)

Volgens de eerste voorwaarde moeten CTP's die in een derde land over een vergunning beschikken, voldoen aan juridisch bindende vereisten die gelijkwaardig zijn aan de vereisten zoals die in titel IV van Verordening (EU) nr. 648/2012 zijn neergelegd.

(6)

De juridisch bindende vereisten van India voor CTP's die daar een vergunning hebben gekregen om bedrijfseffecten en financiële derivaten te clearen en die onder het toezicht staan van de Securities and Exchange Board of India (SEBI) (hierna „het SEBI-regime” genoemd), zijn vervat in de Securities Contracts (Regulation) Act 1956 (hierna „de SCRA” genoemd) en Securities Contract (Regulation) (Stock Exchange and Clearing Corporations) Regulations 2012 (hierna „de besluiten” genoemd) die in juni 2012 door de SEBI zijn vastgesteld op grond van de bevoegdheden die hem zijn verleend door de SCRA en de Securities and Exchange Board of India Act (SEBI Act). Op 4 september 2013 maakte de SEBI een circulaire bekend (hierna „de circulaire” genoemd) waarin deze de Principles for Financial Markets Infrastructures (hierna „PFMI's” genoemd), die in april 2012 zijn uitgevaardigd door het Committee on Payment and Settlement Systems (2) en de International Organization of Securities Commissions (IOSCO), vaststelde en eiste dat financiële marktinfrastructuren met inbegrip van clearingorganisaties, zich daaraan zouden houden.

(7)

In de SCRA en de besluiten wordt een vergunningsstelsel beschreven voor door de centrale overheid en de SEBI als clearingorganisaties erkende clearingfaciliteiten (hierna „RCC's” genoemd). Een aanvragende clearingfaciliteit moet voldoen aan specifieke vereisten die bedoeld zijn om een eerlijk functioneren van de clearingfaciliteit en de bescherming van beleggers te verzekeren. De centrale overheid of de SEBI kunnen ook voorwaarden opleggen aan RCC's. RCC's moeten een intern reglement van orde vaststellen dat door de centrale overheid en de SEBI wordt beoordeeld voordat een RCC-vergunning wordt afgegeven, en dat in overeenstemming moet zijn met de aan elke RCC opgelegde voorwaarden. Het intern reglement van orde van een RCC kan alleen worden gewijzigd na voorafgaande goedkeuring door de SEBI. Voorts kan de SEBI interne RCC-regels vaststellen voor specifieke kwesties of bestaande interne RCC-regels wijzigen, wanneer dit noodzakelijk of dienstig is. Daarnaast kan de SEBI sancties opleggen voor inbreuken op het intern reglement van orde van RCC's of door de SEBI gegeven aanwijzingen.

(8)

De juridisch bindende eisen voor in India vergunninghoudende CTP's die overheidseffecten, geldmarktinstrumenten en forex-instrumenten clearen en die onder het toezicht van de Reserve Bank of India (RBI) (hierna „het RBI-regime” genoemd) vallen, bestaan uit de Payment and Settlement Systems Act, 2007 (hierna „de PSSA” genoemd) en de Payment and Settlement Systems Regulations, 2008 (hierna „de PSS-besluiten” genoemd). De RBI geeft aan entiteiten vergunningen af om een clearinghuis te opereren, mits deze aan de nodige voorwaarden voldoen (hierna „vergunninghoudende clearinghuizen” genoemd). Voorts kan de RBI specifieke voorwaarden aan een vergunning verbinden, die dan geldt zolang de specifieke voorwaarden zijn vervuld. Op grond van de PSSA stellen clearinghuizen een intern reglement van orde vast en zijn ze gehouden om het clearinghuis in overeenstemming daarmee te opereren.

(9)

Daarnaast is de RBI door de PSSA gemachtigd om algemene aanwijzingen of aanwijzingen voor specifieke vergunninghoudende clearinghuizen te geven. Beide soorten aanwijzingen moeten door de vergunninghoudende clearinghuizen worden nageleefd. De RBI heeft op 26 juli 2013 het „Policy Document for Regulation and Supervision of Financial Market Infrastructures” bekendgemaakt, waarin alle vergunninghoudende clearinghuizen zijn vermeld die de PFMI's in acht moeten nemen.

(10)

Dit besluit ziet uitsluitend op de gelijkwaardigheid van het juridische en toezichthoudende kader voor RCC's en vergunninghoudende clearinghuizen — en niet op het juridische en toezichthoudende kader voor CTP's die clearingdiensten verlenen op de grondstoffenmarkt en waarvoor de Forward Markets Commission bevoegd is voor reglementering en toezicht.

(11)

De juridisch bindende vereisten voor CTP's met een vergunning in India hebben dus een tweeledige structuur. De kernbeginselen waaraan RCC's en vergunninghoudende clearinghuizen zich moeten houden om een vergunning te krijgen voor het verlenen van clearingdiensten in India (hierna „de primaire regels” genoemd), zijn als volgt: a) onder het SEBI-regime: de kernbeginselen voor RCC's zoals uiteengezet in de SCRA en de besluiten, aangevuld met de circulaire van 4 september 2013 die inachtneming van de PFMI's eist, en b) onder het RBI-regime: de PSSA en de PSS-besluiten, samen met het Policy Document for Regulation and Supervision of Financial Market Infrastructures, dat inachtneming van de PFMI's eist. Die primaire regels vormen het eerste niveau van de juridisch bindende vereisten in India. Om aan te tonen dat ze de primaire regels naleven, moeten RCC's hun intern reglement van orde ter goedkeuring voorleggen aan de SEBI. Onder het RBI-regime moeten vergunninghoudende clearinghuizen hun intern reglement van orde naleven bij het opereren van hun vergunninghoudende clearinghuizen. Dat intern reglement van orde omvat het tweede niveau van de juridisch bindende vereisten in India, die nadere voorschriften moeten bevatten over de wijze waarop RCC's en vergunninghoudende clearinghuizen aan die normen moeten voldoen. Bovendien bevat het intern reglement van orde van RCC's en vergunninghoudende clearinghuizen verdere bepalingen die de primaire regels op bepaalde punten aanvullen. Het intern reglement van orde van RCC's en vergunninghoudende clearinghuizen, dat de PFMI's ten uitvoer legt, is juridisch bindend voor RCC's en vergunninghoudende clearinghuizen.

(12)

Bij het beoordelen van de gelijkwaardigheid van het juridische en toezichthoudende kader voor RCC's en vergunninghoudende clearinghuizen die in India gevestigd zijn, dient ook rekening te worden gehouden met de bereikte risicolimitering die dat oplevert in termen van het risiconiveau waaraan in de Unie gevestigde clearingleden en handelsplatformen worden blootgesteld als gevolg van hun deelneming in die entiteiten. De uitkomsten inzake risicolimitering worden bepaald door zowel het risiconiveau dat aan de door de betrokken CTP ontplooide clearingactiviteiten verbonden is en dat afhankelijk is van de omvang van de financiële markt waarop deze opereert, als de geschiktheid van het voor CTP's geldende juridische en toezichthoudende kader voor het limiteren van dat risiconiveau. Om een gelijkwaardige uitkomst inzake risicolimitering te verkrijgen, zijn striktere vereisten inzake risicolimitering vereist voor CTP's die hun activiteiten ontplooien op grotere financiële markten waarvan het inherente risiconiveau hoger is, dan voor CTP's die hun activiteiten ontplooien op kleinere financiële markten waarvan het inherente risiconiveau lager is.

(13)

De financiële markt waarop RCC's en vergunninghoudende clearinghuizen waaraan in India vergunning is verleend, hun clearingactiviteiten ontplooien, is aanzienlijk kleiner dan de markt waarop in de Unie gevestigde CTP's actief zijn. Met name de afgelopen drie jaar vertegenwoordigde de totale waarde van de in India geclearde derivatentransacties minder dan 1 % van de totale waarde van de in de Unie geclearde derivatentransacties. Daarom stelt deelneming in RCC's en vergunninghoudende clearinghuizen die in India zijn gevestigd, in de Unie gevestigde clearingleden en handelsplatformen aan aanzienlijk lagere risico's bloot dan wanneer ze deelnemen in CTP's waaraan in de Unie vergunning is verleend.

(14)

Bijgevolg kan het juridische en toezichthoudende kader dat op in India gevestigde RCC's en vergunninghoudende clearinghuizen van toepassing is, als gelijkwaardig worden beschouwd wanneer dat passend is om dat lagere risiconiveau te limiteren. De primaire regels die van toepassing zijn op RCC's en vergunninghoudende clearinghuizen waaraan in India vergunning is verleend, aangevuld met hun intern reglement van orde dat inachtneming van de PFMI's voorschrijft, limiteren het in India bestaande lagere risiconiveau en leveren een uitkomst inzake risicolimitering op die gelijkwaardig is aan die welke door Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt nagestreefd.

(15)

Derhalve dient te worden geconcludeerd dat het juridische en toezichthoudende kader van India waarborgt dat RCC's en vergunninghoudende clearinghuizen die daar over een vergunning beschikken, voldoen aan juridisch bindende vereisten die gelijkwaardig zijn aan de vereisten zoals die in titel IV van Verordening (EU) nr. 648/2012 zijn neergelegd.

(16)

Volgens de tweede voorwaarde van artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 moet het juridische en toezichthoudende kader van India voor de CTP's die daar over een vergunning beschikken, voorzien in doorlopend, effectief toezicht en effectieve handhaving ten aanzien van die CTP's.

(17)

Het toezicht op RCC's gebeurt door de SEBI. De SEBI kan interne RCC-regels vaststellen voor specifieke kwesties of bestaande interne RCC-regels wijzigen, met hetzelfde effect als werden deze vastgesteld of gewijzigd door de betrokken RCC. Voorts kan de SEBI aan RCC's aanwijzingen geven in het belang van het publiek, de handel, beleggers of de effectenmarkt. De SEBI kan inspecties, onderzoeken en audits uitvoeren bij RCC's en deze moeten de SEBI informatie verschaffen over hun bedrijfsactiviteiten. In de SCRA is bepaald dat de SEBI sancties kan opleggen voor inbreuken op het intern reglement van orde van RCC's of door de SEBI gegeven aanwijzingen. Ten slotte kunnen vergunningen van RCC's worden ingetrokken door de centrale overheid of de SEBI in het algemeen belang of in het belang van de handel.

(18)

Het toezicht op vergunninghoudende clearinghuizen gebeurt door de RBI. De RBI kan vergunninghoudende clearinghuizen om informatie vragen en is bevoegd tot inspecties van hun bedrijfslocaties en het uitvoeren van audits. Voorts kan de RBI in specifieke omstandigheden aan vergunninghoudende clearinghuizen aanwijzingen geven om hun gedragingen te beëindigen en om de maatregelen te nemen die nodig worden geacht om de situatie te verhelpen. Daarnaast is ook voorzien in sancties in het geval van niet-naleving van de PSSA-bepalingen en de besluiten, bevelen of aanwijzingen van de RBI. Ten slotte kan de vergunning om een vergunninghoudend clearinghuis te opereren door de RBI worden herroepen indien het vergunninghoudende clearinghuis inbreuk maakt op de PSSA, de PSS-besluiten, de bevelen of aanwijzingen van de RBI, of bij niet-nakoming van de voorwaarden waarvan de vergunning afhankelijk is gesteld.

(19)

Derhalve dient te worden geconcludeerd dat RCC's en vergunninghoudende clearinghuizen waaraan in India een vergunning is verleend, onderworpen zijn aan doorlopend, effectief toezicht en effectieve handhaving.

(20)

Volgens de derde voorwaarde van artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 moet het juridische en toezichthoudende kader van India voorzien in een effectief gelijkwaardig systeem voor de erkenning van CTP's waaraan uit hoofde van buitenlandse rechtsstelsels een vergunning is verleend (hierna „CTP's uit derde landen” genoemd).

(21)

CTP's uit derde landen kunnen een vergunning als „vergunninghoudend clearinghuis” aanvragen in het kader van het RBI-regime, waardoor CTP's uit derde landen dezelfde clearingdiensten kunnen verlenen als in India gevestigde CTP's. CTP's uit derde landen kunnen voor bepaalde vereisten die gelden voor RCC's en vergunninghoudende clearinghuizen in India, ontheffing krijgen, mits ze de PFMI's in acht nemen en een samenwerkingsregeling wordt afgesloten tussen de RBI en de toezichthouder van het derde land. De beoordeling van de vergunningsaanvraag kan worden gebaseerd op de door de toezichthouder van het derde land verstrekte informatie.

(22)

Derhalve dient te worden geconcludeerd dat het juridische en toezichthoudende kader van India wat betreft de erkenning van CTP's uit derde landen voorziet in een stelsel dat daadwerkelijk gelijkwaardig is.

(23)

Dit besluit is gebaseerd op de op het tijdstip van de vaststelling van dit besluit in India geldende juridisch bindende vereisten voor RCC's en vergunninghoudende clearinghuizen. De Commissie dient, in samenwerking met de ESMA, de ontwikkeling van het juridische en toezichthoudende kader voor RCC's en vergunninghoudende clearinghuizen en de inachtneming van de voorwaarden op grond waarvan dit besluit is genomen, regelmatig te blijven monitoren.

(24)

De regelmatige beoordeling van het juridische en toezichthoudende kader dat in India van toepassing is op CTP's die daar over een vergunning beschikken, dient voor de Commissie de mogelijkheid onverlet te laten om, naast de algemene beoordeling, te allen tijde een specifieke beoordeling te verrichten wanneer relevante ontwikkelingen vereisen dat de Commissie de bij dit besluit erkende gelijkwaardigheid herbeoordeelt. Dit soort herbeoordeling kan tot de intrekking van dit besluit leiden.

(25)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Europees Comité voor het effectenbedrijf,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Voor de toepassing van artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt het in India van kracht zijnde juridische en toezichthoudende kader, dat bestaat uit de Securities Contracts (Regulation) Act 1956, de Securities Contract (Regulation) (Stock Exchange and Clearing Corporations) Regulations 2012 en de circulaire van 4 september 2013, en dat van toepassing is op erkende clearingorganisaties die daar over een vergunning beschikken, als gelijkwaardig aan de vereisten van Verordening (EU) nr. 648/2012 aangemerkt.

2.   Voor de toepassing van artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt het in India van kracht zijnde juridische en toezichthoudende kader, dat bestaat uit de Payment and Settlement Systems Act, 2007 en de Payment and Settlement Systems Regulations, 2008, als aangevuld door het Policy Document for Regulation and Supervision of Financial Market Infrastructures, en dat van toepassing is op vergunninghoudende clearinghuizen die daar over een vergunning beschikken, als gelijkwaardig aan de vereisten van Verordening (EU) nr. 648/2012 aangemerkt.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 15 december 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1.

(2)  Per 1 september 2014 is de naam van het Committee on Payment and Settlement Systems veranderd in Committee on Payment and Market Infrastructures.


16.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 342/42


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/2270 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2016

betreffende de gelijkwaardigheid van goedgekeurde beurzen in Singapore overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (1), en met name artikel 2 bis, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 648/2012 worden voorschriften inzake clearing en bilateraal risicobeheer voor over-the-counter derivatencontracten (hierna „otc-derivatencontracten” genoemd), alsook rapportagevoorschriften voor dergelijke contracten, vastgesteld. In artikel 2, punt 7, van Verordening (EU) nr. 648/2012 zijn otc-derivaten omschreven als derivatencontracten waarvan de uitvoering niet plaatsvindt op een gereglementeerde markt in de zin van artikel 4, lid 1, punt 14, van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad (2), of op een markt van een derde land die overeenkomstig artikel 2 bis van Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt geacht gelijkwaardig te zijn aan een gereglementeerde markt. Een derivatencontract waarvan de uitvoering plaatsvindt op een markt van een derde land die niet wordt geacht gelijkwaardig te zijn aan een gereglementeerde markt, wordt bijgevolg als otc-derivatencontract aangemerkt voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 648/2012.

(2)

Overeenkomstig artikel 2 bis van Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt een markt van een derde land geacht gelijkwaardig te zijn aan een gereglementeerde markt mits hij voldoet aan juridisch bindende voorschriften die gelijkwaardig zijn aan de in titel III van Richtlijn 2004/39/EG vastgelegde voorschriften, en in dat derde land doorlopend aan effectief toezicht en effectieve handhaving is onderworpen.

(3)

Opdat een markt van een derde land kan worden geacht gelijkwaardig te zijn aan een gereglementeerde markt in de zin van Richtlijn 2004/39/EG, dient het concrete resultaat van de toepasselijke juridisch bindende voorschriften en toezicht- en handhavingsregelingen gelijkwaardig te zijn aan de Unievoorschriften wat de bereikte toezicht- en regelgevingsdoelstellingen betreft. Het doel van de onderhavige gelijkwaardigheidsbeoordeling is bijgevolg na te gaan of de juridisch bindende voorschriften die in Singapore op goedgekeurde beurzen van toepassing zijn, gelijkwaardig zijn aan de in titel III van Richtlijn 2004/39/EG vastgelegde voorschriften, en of die markten doorlopend aan effectief toezicht en effectieve handhaving zijn onderworpen. Markten waaraan op de datum van vaststelling van dit besluit een vergunning als goedgekeurde beurzen is verleend, moeten bijgevolg worden aangewezen als markten die geacht worden gelijkwaardig te zijn aan een gereglementeerde markt in de zin van Richtlijn 2004/39/EG.

(4)

Het Singaporese rechtskader voor goedgekeurde beurzen bestaat uit de Securities and Futures Act (SFA), Securities and Futures (Markets) Regulations 2005, Securities and Futures (Corporate Governance of Approved Exchanges, Approved Clearing Houses and Approved Holding Companies) Regulations 2005, Securities and Futures (Offers of Investments) (Shares and Debentures) Regulations 2005, Securities and Futures (Licensing and Conduct of Business) Regulations 2004 en de overeenkomstig artikel 321 van de SFA door de Monetary Authority of Singapore (MAS) uitgevaardigde richtsnoeren (Guidelines), waaronder de Guidelines on the Regulation of Markets No SFA 02-G01 en de Guidelines on Fit and Proper Criteria No FSG-G01. In de Guidelines on the Regulation of Markets zijn de voor de goedgekeurde beurzen geldende verplichtingen vastgelegd, zoals de verplichting om een eerlijke, ordelijke en transparante markt te exploiteren. In artikel 321, lid 5, van de SFA is bepaald dat een partij zich in zowel civielrechtelijke als strafrechtelijke procedures op de niet-naleving van richtsnoeren kan beroepen om een aansprakelijkheid te vestigen of teniet te doen. Voorts wordt aan de MAS krachtens artikel 334, lid 1, en artikel 335 de bevoegdheid verleend goedgekeurde beurzen boetes op te leggen wanneer de MAS tot de bevinding komt dat de beurs voor een inbreuk op een of meer richtsnoeren aansprakelijk is. Daarnaast beschikt elke goedgekeurde beurs over een rulebook dat een aantal bedrijfsvoerings- en noteringsregels bevat waarin de SFA-voorschriften nader zijn uitgewerkt. Zowel de bedrijfsvoerings- en noteringsregels zelf, als alle wijzigingen in deze regels moeten aan de MAS worden voorgelegd voordat deze worden geïmplementeerd. De SFA voorziet in sancties ingeval de bedrijfsvoerings- of noteringsregels niet stroken met de door de MAS vastgestelde voorschriften. Overeenkomstig de SFA worden de bedrijfsvoeringsregels als een bindend contract voor de goedgekeurde beurs en voor de leden ervan beschouwd. Deze regels moeten derhalve in acht worden genomen en voortdurend worden nageleefd.

(5)

De juridisch bindende voorschriften die op goedgekeurde beurzen in Singapore van toepassing zijn, leveren op de volgende gebieden concrete resultaten op die gelijkwaardig zijn aan die van de in titel III van Richtlijn 2004/39/EG vastgelegde voorschriften: vergunningsproces, definitievereisten, toegang tot de goedgekeurde beurs, organisatorische vereisten, vereisten voor het hoger management, toelating van financiële instrumenten tot de handel, opschorting en uitsluiting van instrumenten van de handel, monitoring van de naleving van de regels van de goedgekeurde beurzen, en toegang tot clearing- en afwikkelingsregelingen.

(6)

Op grond van Richtlijn 2004/39/EG zijn transparantievereisten vóór en na de handel alleen van toepassing op aandelen die tot de handel op gereglementeerde markten zijn toegelaten. Hoewel aandelen tot de handel op goedgekeurde beurzen in Singapore kunnen worden toegelaten, is de Commissie echter van oordeel dat de beoordeling van deze voorschriften niet relevant is voor de toepassing van het onderhavige besluit, daar het doel van dit besluit erin bestaat de gelijkwaardigheid van de op markten van derde landen toepasselijke juridisch bindende voorschriften met betrekking tot op die markten uitgevoerde derivatencontracten te bevestigen.

(7)

Bijgevolg moet worden geconcludeerd dat de juridisch bindende voorschriften die gelden voor goedgekeurde beurzen in Singapore, resultaten opleveren die gelijkwaardig zijn aan die van de in titel III van Richtlijn 2004/39/EG vastgelegde voorschriften.

(8)

De goedgekeurde beurzen in Singapore staan onder toezicht van de MAS, een overheidsinstantie die bij artikel 3 van de Monetary Authority of Singapore Act is opgericht. De MAS is de hoofdtoezichthouder op de kapitaalmarktactiviteiten in Singapore. Krachtens artikel 46 van de SFA is de MAS bevoegd een goedgekeurde beurs instructies met betrekking tot in de SFA gepreciseerde aangelegenheden te geven teneinde de bescherming van de beleggers, de goede werking van eerlijke, ordelijke en transparante markten, de integriteit en stabiliteit van de kapitaalmarkten en de inachtneming van elke door de MAS opgelegde voorwaarde of beperking te waarborgen. De MAS is wettelijk bevoegd om juridisch bindende kennisgevingen, richtsnoeren, codes, beleidsverklaringen en praktijknota's uit te vaardigen. De MAS kan boetes opleggen en berispingen geven voor inbreuken op SFA-bepalingen of op de daarvan afgeleide wetgeving, met inbegrip van kennisgevingen en instructies. De MAS kan ook sleutelpersoneel afzetten wanneer zij meent dat zulks in het belang is van het publiek. Tot slot oefent de MAS via inspecties ter plaatse en elders toezicht op de risicobeheerpraktijken en -controles uit.

(9)

Bijgevolg moet worden geconcludeerd dat goedgekeurde beurzen in Singapore doorlopend aan effectief toezicht en effectieve handhaving onderworpen zijn.

(10)

De in artikel 2 bis van Verordening (EU) nr. 648/2012 neergelegde voorwaarden moeten bijgevolg worden geacht te zijn vervuld met betrekking tot goedgekeurde beurzen in Singapore.

(11)

Dit besluit is gebaseerd op de op het moment van de vaststelling ervan in Singapore geldende juridisch bindende voorschriften met betrekking tot goedgekeurde beurzen. De Commissie dient de ontwikkeling van de juridische en toezichtsregelingen voor goedgekeurde beurzen en de inachtneming van de voorwaarden op basis waarvan dit besluit is genomen, regelmatig te blijven monitoren. Met name moet de Commissie dit besluit toetsen in het licht van het van toepassing worden van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad (3) en van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (4).

(12)

De regelmatige toetsing van de juridische en toezichtsregelingen die in Singapore op goedgekeurde beurzen van toepassing zijn, laat de mogelijkheid van de Commissie onverlet om op elk moment een specifieke toetsing te ondernemen indien relevante ontwikkelingen het noodzakelijk maken dat de Commissie de bij dit besluit verleende gelijkwaardigheid herbeoordeelt. Een dergelijke herbeoordeling kan tot de intrekking van dit besluit leiden.

(13)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Europees Comité voor het effectenbedrijf,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de toepassing van artikel 2, punt 7, van Verordening (EU) nr. 648/2012 worden de in de bijlage genoemde goedgekeurde beurzen in Singapore geacht gelijkwaardig te zijn aan gereglementeerde markten als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 14, van Richtlijn 2004/39/EG.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 15 december 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1.

(2)  Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84).

(4)  Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).


BIJLAGE

In artikel 1 bedoelde goedgekeurde beurzen in Singapore:

a)

Singapore Exchange Derivatives Trading Limited

b)

Singapore Exchange Securities Trading Limited

c)

ICE Futures Singapore.


16.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 342/45


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/2271 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2016

betreffende de gelijkwaardigheid van beurzen voor financiële instrumenten en grondstoffenbeurzen in Japan overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (1), en met name artikel 2 bis,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 648/2012 worden voorschriften inzake clearing en bilateraal risicobeheer voor over-the-counter derivatencontracten (hierna „otc-derivatencontracten” genoemd), alsook rapportagevoorschriften voor dergelijke contracten, vastgesteld. In artikel 2, punt 7, van Verordening (EU) nr. 648/2012 zijn otc-derivaten omschreven als derivatencontracten waarvan de uitvoering niet plaatsvindt op een gereglementeerde markt in de zin van artikel 4, lid 1, punt 14, van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad (2), of op een markt van een derde land die overeenkomstig artikel 2 bis van Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt geacht gelijkwaardig te zijn aan een gereglementeerde markt. Een derivatencontract waarvan de uitvoering plaatsvindt op een markt van een derde land die niet wordt geacht gelijkwaardig te zijn aan een gereglementeerde markt, wordt bijgevolg als otc-derivatencontract aangemerkt voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 648/2012.

(2)

Overeenkomstig artikel 2 bis van Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt een markt van een derde land geacht gelijkwaardig te zijn aan een gereglementeerde markt mits hij voldoet aan juridisch bindende voorschriften die gelijkwaardig zijn aan de in titel III van Richtlijn 2004/39/EG vastgelegde voorschriften, en in dat derde land doorlopend aan effectief toezicht en effectieve handhaving is onderworpen.

(3)

Opdat een markt van een derde land kan worden geacht gelijkwaardig te zijn aan een gereglementeerde markt in de zin van Richtlijn 2004/39/EG, dient het concrete resultaat van de toepasselijke juridisch bindende voorschriften en toezicht- en handhavingsregelingen gelijkwaardig te zijn aan de Unievoorschriften wat de bereikte toezicht- en regelgevingsdoelstellingen betreft. Het doel van de onderhavige gelijkwaardigheidsbeoordeling is bijgevolg na te gaan of de juridisch bindende voorschriften die in Japan op beurzen voor financiële instrumenten en grondstoffenbeurzen van toepassing zijn, gelijkwaardig zijn aan de in titel III van Richtlijn 2004/39/EG vastgelegde voorschriften, en of die markten doorlopend aan effectief toezicht en effectieve handhaving zijn onderworpen. Markten waaraan op de datum van vaststelling van dit besluit een vergunning als beurzen voor financiële instrumenten en grondstoffenbeurzen is verleend, moeten bijgevolg worden aangewezen als markten die geacht worden gelijkwaardig te zijn aan een gereglementeerde markt in de zin van Richtlijn 2004/39/EG.

(4)

Het in Japan bestaande rechtskader voor beurzen voor financiële instrumenten en grondstoffenbeurzen omvat de Financial Instruments and Exchange Act 2006 (FIEA), waarin het regelgevingskader voor beurzen voor financiële instrumenten is vastgelegd, en de Commodity Derivatives Act 2009 (CDA), die het toezicht- en regelgevingskader voor grondstoffenbeurzen verschaft. Derivatencontracten waarvan de onderliggende waarde een grondstof is, worden op een grondstoffenbeurs genoteerd, terwijl derivaten die op financiële instrumenten zijn gebaseerd, op beurzen voor financiële instrumenten worden genoteerd. De voor beurzen voor financiële instrumenten geldende voorschriften worden verder uitgewerkt in de Order for Enforcement of the Financial Instruments and Exchange Act en de Cabinet Office Ordinance on Financial Instruments Exchanges, terwijl de voor grondstoffenbeurzen geldende voorschriften nader zijn uitgewerkt in de Order for Enforcement of the Commodities Derivatives Act en de Ordinance for Enforcement of the Commodity Derivatives Act. Daarnaast beschikken zowel de grondstoffenbeurzen als de beurzen voor financiële instrumenten over vrij ruime zelfregulerende bevoegdheden ten aanzien van bepaalde vereisten. De zelfregulerende bevoegdheden van de beurzen voor financiële instrumenten omvatten met name bedrijfsvoeringsregels die betrekking hebben op de notering en de beëindiging van de notering van financiële instrumenten, regelingen voor de handel en lidmaatschapsvereisten. De operationele voorschriften moeten ter goedkeuring aan de eerste minister van Japan worden voorgelegd (artikel 81 van de FIEA). De zelfregulerende bevoegdheden van een grondstoffenbeurs worden uitgeoefend door haar comité of afdeling voor zelfregulering. De marktvoorschriften van een grondstoffenbeurs omvatten voorschriften voor de handel en lidmaatschapsvereisten, die allemaal ter goedkeuring aan het ministerie van Landbouw, Bosbouw en Visserij en het ministerie van Economie, Handel en Industrie moeten worden voorgelegd. De zelfregulerende voorschriften zijn juridisch bindend voor de beurzen.

(5)

De juridisch bindende voorschriften die van toepassing zijn op beurzen waaraan in Japan vergunning is verleend, leveren op de volgende gebieden resultaten op die gelijkwaardig zijn aan die van de in titel III van Richtlijn 2004/39/EG vastgelegde voorschriften: vergunningsproces, definitievereisten, toegang tot de beurs, organisatorische vereisten, vereisten voor het hoger management, toelating van financiële instrumenten tot de handel, opschorting en uitsluiting van instrumenten van de handel, monitoring van de naleving, en toegang tot clearing- en afwikkelingsregelingen.

(6)

Op grond van Richtlijn 2004/39/EG zijn transparantievereisten vóór en na de handel alleen van toepassing op aandelen die tot de handel op gereglementeerde markten zijn toegelaten. Hoewel aandelen tot de handel op beurzen voor financiële instrumenten kunnen worden toegelaten, is de Commissie echter van oordeel dat de beoordeling van deze voorschriften niet relevant is voor de toepassing van het onderhavige besluit, daar het doel van dit besluit erin bestaat de gelijkwaardigheid van de op markten van derde landen toepasselijke juridisch bindende voorschriften met betrekking tot op die markten uitgevoerde derivatencontracten te bevestigen.

(7)

Bijgevolg moet worden geconcludeerd dat de juridisch bindende voorschriften die gelden voor beurzen voor financiële instrumenten en grondstoffenbeurzen in Japan, resultaten opleveren die gelijkwaardig zijn aan die van de in titel III van Richtlijn 2004/39/EG vastgelegde voorschriften.

(8)

De grondstoffenbeurzen staan onder toezicht van het ministerie van Economie, Handel en Industrie en het ministerie van Landbouw, Bosbouw en Visserij. De CDA verschaft het kader voor de toezichtbevoegdheden van beide ministeries. Het ministerie van Economie, Handel en Industrie en het ministerie van Landbouw, Bosbouw en Visserij keuren met name het volgende goed: de marktvoorschriften, de voorschriften voor makelaarsovereenkomsten, de voorschriften voor geschillenbeslechting en de voorschriften voor het comité voor de uitoefening van toezicht op markttransacties van een grondstoffenbeurs, alsook alle wijzigingen in genoemde voorschriften. Teneinde een eerlijke handel en de bescherming van de beleggers te verzekeren, kunnen het ministerie van Economie, Handel en Industrie en het ministerie van Landbouw, Bosbouw en Visserij verlangen dat een grondstoffenbeurs haar statuten, andere voorschriften of bedrijfsmethoden wijzigt, dan wel alle andere maatregelen neemt om haar bedrijfsvoering te verbeteren. Indien een grondstoffenbeurs haar zelfregulerende bevoegdheden niet naar behoren uitoefent en nalaat de noodzakelijke maatregelen te nemen teneinde een eerlijke handel en de bescherming van de beleggers te verzekeren, kunnen het ministerie van Economie, Handel en Industrie en het ministerie van Landbouw, Bosbouw en Visserij de vergunning intrekken of de bedrijfsactiviteiten van de beurs geheel of gedeeltelijk opschorten. De beurzen voor financiële instrumenten staan onder toezicht van de eerste minister van Japan, die zijn bevoegdheid heeft gedelegeerd aan de commissaris van de Japan Financial Services Agency (JFSA). De toezichtmaatregelen waarover de JFSA beschikt, zijn vastgelegd in hoofdstuk V, afdeling 5, van de FIEA. Daarin is met name bepaald dat wanneer een beurs voor financiële instrumenten wet- en regelgeving overtreedt, de JFSA de vergunning kan intrekken of de gehele of gedeeltelijke opschorting van de bedrijfsactiviteiten van de beurs voor financiële instrumenten kan gelasten. Voorts kan de JFSA van een beurs voor financiële instrumenten verlangen dat zij haar statuten, operationele voorschriften, voorschriften voor makelaarsovereenkomsten of enigerlei andere voorschriften of handelspraktijken wijzigt, dan wel andere noodzakelijke toezichtmaatregelen neemt. De statuten van een beurs voor financiële instrumenten moeten voorzien in sancties voor inbreuken op haar bedrijfsvoeringsregels door de leden. Indien een beurs voor financiële instrumenten het markttoezicht niet doeltreffend uitoefent, kan de JFSA overgaan tot het nemen van handhavingsmaatregelen, zoals onder meer het intrekken van de vergunning of het opschorten van de bedrijfsactiviteiten.

(9)

Bijgevolg moet worden geconcludeerd dat beurzen voor financiële instrumenten en grondstoffenbeurzen in Japan doorlopend aan effectief toezicht en effectieve handhaving onderworpen zijn.

(10)

De in artikel 2 bis van Verordening (EU) nr. 648/2012 neergelegde voorwaarden moeten bijgevolg worden geacht te zijn vervuld met betrekking tot beurzen voor financiële instrumenten en grondstoffenbeurzen waaraan in Japan vergunning is verleend.

(11)

Dit besluit is gebaseerd op de op het moment van de vaststelling ervan in Japan geldende juridisch bindende voorschriften met betrekking tot beurzen voor financiële instrumenten en grondstoffenbeurzen. De Commissie dient de ontwikkeling van de juridische en toezichtsregelingen voor deze markten en de inachtneming van de voorwaarden op basis waarvan dit besluit is genomen, regelmatig te blijven monitoren. Met name moet de Commissie dit besluit toetsen in het licht van het van toepassing worden van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad (3) en van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (4).

(12)

De regelmatige toetsing van de juridische en toezichtsregelingen die in Japan op beurzen voor financiële instrumenten en grondstoffenbeurzen van toepassing zijn, laat de mogelijkheid van de Commissie onverlet om op elk moment een specifieke toetsing te ondernemen indien relevante ontwikkelingen het noodzakelijk maken dat de Commissie de bij dit besluit verleende gelijkwaardigheid herbeoordeelt. Een dergelijke herbeoordeling kan tot de intrekking van dit besluit leiden.

(13)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Europees Comité voor het effectenbedrijf,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de toepassing van artikel 2, punt 7, van Verordening (EU) nr. 648/2012 worden de in de bijlage genoemde beurzen voor financiële instrumenten en grondstoffenbeurzen waaraan in Japan vergunning is verleend, geacht gelijkwaardig te zijn aan gereglementeerde markten als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 14, van Richtlijn 2004/39/EG.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 15 december 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1.

(2)  Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84).

(4)  Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).


BIJLAGE

In artikel 1 bedoelde beurzen voor financiële instrumenten en grondstoffenbeurzen in Japan:

a)

Tokyo Stock Exchange, Inc.

b)

Osaka Exchange, Inc.

c)

Nagoya Stock Exchange, Inc.

d)

Fukuoka Stock Exchange

e)

Sapporo Securities Exchange

f)

Tokyo Financial Exchange Inc.

g)

Osaka Dojima Commodity Exchange

h)

Tokyo Commodity Exchange, Inc.


16.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 342/48


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/2272 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2016

betreffende de gelijkwaardigheid van financiële markten in Australië overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (1), en met name artikel 2 bis, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 648/2012 worden voorschriften inzake clearing en bilateraal risicobeheer voor over-the-counter derivatencontracten (hierna „otc-derivatencontracten” genoemd), alsook rapportagevoorschriften voor dergelijke contracten, vastgesteld. In artikel 2, punt 7, van Verordening (EU) nr. 648/2012 zijn otc-derivaten omschreven als derivatencontracten waarvan de uitvoering niet plaatsvindt op een gereglementeerde markt in de zin van artikel 4, lid 1, punt 14, van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad (2), of op een markt van een derde land die overeenkomstig artikel 2 bis van Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt geacht gelijkwaardig te zijn aan een gereglementeerde markt. Een derivatencontract waarvan de uitvoering plaatsvindt op een markt van een derde land die niet wordt geacht gelijkwaardig te zijn aan een gereglementeerde markt, wordt bijgevolg als otc-derivatencontract aangemerkt voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 648/2012.

(2)

Overeenkomstig artikel 2 bis van Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt een markt van een derde land geacht gelijkwaardig te zijn aan een gereglementeerde markt mits hij voldoet aan juridisch bindende voorschriften die gelijkwaardig zijn aan de in titel III van Richtlijn 2004/39/EG vastgelegde voorschriften, en in dat derde land doorlopend aan effectief toezicht en effectieve handhaving is onderworpen.

(3)

Opdat een markt van een derde land kan worden geacht gelijkwaardig te zijn aan een gereglementeerde markt in de zin van Richtlijn 2004/39/EG, dient het concrete resultaat van de toepasselijke juridisch bindende voorschriften en toezicht- en handhavingsregelingen gelijkwaardig te zijn aan de Unievoorschriften wat de bereikte toezicht- en regelgevingsdoelstellingen betreft. Het doel van de onderhavige gelijkwaardigheidsbeoordeling is bijgevolg na te gaan of de juridisch bindende voorschriften die in Australië op financiële markten van toepassing zijn, gelijkwaardig zijn aan de in titel III van Richtlijn 2004/39/EG vastgelegde voorschriften, en of die markten doorlopend aan effectief toezicht en effectieve handhaving zijn onderworpen. Markten waaraan op de datum van vaststelling van dit besluit in Australië een vergunning als financiële markten is verleend, moeten bijgevolg worden aangewezen als markten die geacht worden gelijkwaardig te zijn aan een gereglementeerde markt in de zin van Richtlijn 2004/39/EG.

(4)

De Corporations Act 2001 (hierna „Corporations Act” genoemd) is de primaire wetgeving die in rechte afdwingbare regelingen vaststelt voor financiële markten die onder de Australische marktvergunningsregeling en onder de marktintegriteitsregels vallen. Voor de exploitatie van een financiële markt in Australië is een vergunning vereist. De Corporations Act voorziet in een regeling voor het vaststellen van regels op basis waarvan de Australian Securities and Investments Commission (ASIC) marktintegriteitsregels kan aannemen die van toepassing zijn op marktexploitanten, marktdeelnemers, bepaalde andere entiteiten en financiële producten die op financiële markten worden verhandeld. Verdere voorschriften zijn vastgelegd in op grond van de Corporations Act vastgestelde secundaire of gedelegeerde instrumenten, waaronder de Corporations Regulations 2001. Tot slot vaardigt de ASIC regelgevingsrichtsnoeren uit, waarin verder wordt uitgelegd hoe vergunninghouders zich kunnen voegen naar de relevante bepalingen van de Corporations Act, zoals onder meer de voor houders van een Australische marktvergunning geldende verplichting om passende regelingen voor de exploitatie van de markten te treffen, een eerlijke, ordelijke en transparante markt te waarborgen, en te voldoen aan andere vereisten die tot de te toetsen criteria behoren. Niet-naleving van de regelgevingsrichtsnoeren leidt tot een handhavingsmaatregel van de ASIC.

(5)

De juridisch bindende voorschriften die zijn vastgelegd in de wetgeving, de marktintegriteitsregels en de regelgevingsrichtsnoeren voor financiële markten waaraan in Australië vergunning is verleend, leveren op de volgende gebieden resultaten op die gelijkwaardig zijn aan die van de in titel III van Richtlijn 2004/39/EG vastgelegde voorschriften: vergunningsproces, definitievereisten, toegang tot de financiële markt, organisatorische vereisten, vereisten voor het hoger management, toelating van financiële instrumenten tot de handel, opschorting en uitsluiting van instrumenten van de handel, monitoring van de naleving van de regels van de financiële markt, en toegang tot clearing- en afwikkelingsregelingen.

(6)

Op grond van Richtlijn 2004/39/EG zijn transparantievereisten vóór en na de handel alleen van toepassing op aandelen die tot de handel op gereglementeerde markten zijn toegelaten. Hoewel aandelen kunnen worden toegelaten tot de handel op financiële markten waaraan in Australië vergunning is verleend, is de Commissie echter van oordeel dat de beoordeling van deze voorschriften niet relevant is voor de toepassing van het onderhavige besluit, daar het doel van dit besluit erin bestaat de gelijkwaardigheid van de op markten van derde landen toepasselijke juridisch bindende voorschriften met betrekking tot op die markten uitgevoerde derivatencontracten te bevestigen.

(7)

Bijgevolg moet worden geconcludeerd dat de juridisch bindende voorschriften die gelden voor financiële markten waaraan in Australië vergunning is verleend, concrete resultaten opleveren die gelijkwaardig zijn aan die van de in titel III van Richtlijn 2004/39/EG vastgelegde voorschriften.

(8)

De ASIC is een overheidsinstantie die bij de Australian Securities and Investments Commission Act 2001 (hierna „de ASIC Act” genoemd) is opgericht en die verantwoordelijk is voor de toepassing en handhaving van de wetgeving betreffende Australische financiële markten. De toezicht- en handhavingsbevoegdheden van de ASIC omvatten onder meer het onderzoeken van vermeende inbreuken op de wet, de uitvaardiging van kennisgevingen van inbreuken, het verwijzen van zaken naar rechterlijke instanties om civielrechtelijke sancties te vorderen, en het starten van gerechtelijke vervolging. De ASIC is bovendien bevoegd om onaangekondigde inspecties van financiële markten te verrichten. In dit verband beschikt de ASIC over de bevoegdheid om registers, dossiers en documenten te inspecteren. Daarnaast kan de voor financiële diensten verantwoordelijke minister schriftelijke instructies aan een exploitant van een financiële markt geven om bepaalde maatregelen te nemen teneinde ervoor te zorgen dat hij zijn verplichtingen als een vergunninghoudende financiële markt nakomt, indien de minister van mening is dat deze verplichtingen niet in acht worden genomen (artikel 794A van de Corporations Act). Indien de financiële markt geen gevolg geeft aan deze instructie, kan de ASIC voor de rechter de naleving van de instructie vorderen (artikel 794A van de Corporations Act). Ook de ASIC is bevoegd om een instructie aan een entiteit (waaronder marktexploitanten en deelnemers van vergunninghoudende markten) te geven indien het volgens haar noodzakelijk of in het algemeen belang is om in een financieel product of categorieën van financiële producten handelende personen te beschermen (artikel 798J van de Corporations Act). Voorts kan de ASIC vorderingen instellen en zaken naar rechterlijke instanties verwijzen om haar toezicht- en onderzoeksmaatregelen af te dwingen. De ASIC kan voor de rechter de naleving vorderen van maatregelen die op grond van haar toezicht- en onderzoeksbevoegdheden zijn genomen (artikel 70 van de ASIC Act). Indien een entiteit geen gevolg geeft aan een uit hoofde van de Corporations Act gegeven instructie, kan de ASIC bovendien voor de rechter de naleving van de instructie vorderen. Tot slot heeft de ASIC met elke betrokken marktexploitant protocollen voor samenwerking en informatiedeling gesloten om het toezicht op markten en deelnemers uit hoofde van de marktintegriteitsregels te faciliteren.

(9)

Bijgevolg moet worden geconcludeerd dat financiële markten in Australië doorlopend aan effectief toezicht en effectieve handhaving onderworpen zijn.

(10)

De in artikel 2 bis van Verordening (EU) nr. 648/2012 neergelegde voorwaarden moeten bijgevolg worden geacht te zijn vervuld met betrekking tot financiële markten waaraan in Australië vergunning is verleend.

(11)

Dit besluit is gebaseerd op de op het moment van de vaststelling ervan in Australië geldende juridisch bindende voorschriften met betrekking tot financiële markten. De Commissie dient de ontwikkeling van de juridische en toezichtsregelingen voor financiële markten en de inachtneming van de voorwaarden op basis waarvan dit besluit is genomen, regelmatig te blijven monitoren. Met name moet de Commissie dit besluit toetsen in het licht van het van toepassing worden van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad (3) en van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (4).

(12)

De regelmatige toetsing van de juridische en toezichtsregelingen die in Australië op financiële markten van toepassing zijn, laat de mogelijkheid van de Commissie onverlet om op elk moment een specifieke toetsing te ondernemen indien relevante ontwikkelingen het noodzakelijk maken dat de Commissie de bij dit besluit verleende gelijkwaardigheid herbeoordeelt. Een dergelijke herbeoordeling kan tot de intrekking van dit besluit leiden.

(13)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Europees Comité voor het effectenbedrijf,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de toepassing van artikel 2, punt 7, van Verordening (EU) nr. 648/2012 worden de in de bijlage genoemde financiële markten waaraan in Australië vergunning is verleend, geacht gelijkwaardig te zijn aan gereglementeerde markten als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 14, van Richtlijn 2004/39/EG.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 15 december 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1.

(2)  Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84).

(4)  Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).


BIJLAGE

In artikel 1 bedoelde financiële markten in Australië:

a)

ASX

b)

ASX24

c)

Chi-X


16.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 342/51


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/2273 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2016

betreffende de gelijkwaardigheid van erkende beurzen in Canada overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (1), en met name artikel 2 bis, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 648/2012 worden voorschriften inzake clearing en bilateraal risicobeheer voor over-the-counter derivatencontracten (hierna „otc-derivatencontracten” genoemd), alsook rapportagevoorschriften voor dergelijke contracten vastgesteld. In artikel 2, punt 7, van Verordening (EU) nr. 648/2012 zijn otc-derivaten omschreven als derivatencontracten waarvan de uitvoering niet plaatsvindt op een gereglementeerde markt in de zin van artikel 4, lid 1, punt 14, van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad (2), of op een markt van een derde land die overeenkomstig artikel 2 bis van Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt geacht gelijkwaardig te zijn aan een gereglementeerde markt. Een derivatencontract waarvan de uitvoering plaatsvindt op een markt van een derde land die niet wordt geacht gelijkwaardig te zijn aan een gereglementeerde markt, wordt bijgevolg als otc-derivatencontract aangemerkt voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 648/2012.

(2)

Overeenkomstig artikel 2 bis van Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt een markt van een derde land geacht gelijkwaardig te zijn aan een gereglementeerde markt mits hij voldoet aan juridisch bindende voorschriften die gelijkwaardig zijn aan de in titel III van Richtlijn 2004/39/EG vastgelegde voorschriften, en in dat derde land doorlopend aan effectief toezicht en effectieve handhaving is onderworpen.

(3)

Opdat een markt van een derde land kan worden geacht gelijkwaardig te zijn aan een gereglementeerde markt in de zin van Richtlijn 2004/39/EG, dient het concrete resultaat van de toepasselijke juridisch bindende voorschriften en toezicht- en handhavingsregelingen gelijkwaardig te zijn aan de Unievoorschriften wat de bereikte toezicht- en regelgevingsdoelstellingen betreft. Het doel van de onderhavige gelijkwaardigheidsbeoordeling is bijgevolg na te gaan of de juridisch bindende voorschriften die in Canada op erkende beurzen van toepassing zijn, gelijkwaardig zijn aan de in titel III van Richtlijn 2004/39/EG vastgelegde voorschriften en of die markten doorlopend aan effectief toezicht en effectieve handhaving zijn onderworpen. Markten waaraan op de datum van vaststelling van dit besluit een vergunning als erkende beurzen is verleend, moeten bijgevolg worden aangewezen als markten die geacht worden gelijkwaardig te zijn aan een gereglementeerde markt in de zin van Richtlijn 2004/39/EG.

(4)

De juridisch bindende voorschriften die gelden voor erkende beurzen waaraan in Canada vergunning is verleend, hebben een drielagige structuur. De eerste laag bestaat uit provinciale en territoriale wetgeving. Daarin zijn de algemene voorschriften vastgelegd die exploitanten van handelsplatformen in acht moeten nemen indien zij activiteiten in een provincie of een territorium wensen uit te oefenen. Meer specifieke en gedetailleerde voorschriften die op erkende beurzen van toepassing zijn, zijn vastgelegd in nationale instrumenten die de tweede laag vormen. Nationale instrumenten worden aangenomen door de Securities Regulatory Authorities (SRA's) van elke provincie en elk territorium. Deze instrumenten hebben betrekking op terreinen zoals eerlijke toegang en transparantie, clearing en afwikkeling, en rapportage- en openbaarmakingsverplichtingen. Erkenningsbeschikkingen vormen de derde laag. Deze worden door de betrokken SRA uitgevaardigd voor elke erkende beurs en bevatten de operationele voorwaarden die aan elke erkende beurs worden opgelegd. Door een SRA uitgevaardigde erkenningsbeschikkingen hebben kracht van wet en elke inbreuk op de daarin neergelegde voorwaarden is een inbreuk op het effectenrecht of op het recht inzake goederentermijncontracten.

(5)

De juridisch bindende voorschriften die in Canada op erkende beurzen van toepassing zijn, leveren op de volgende gebieden concrete resultaten op die gelijkwaardig zijn aan die van de in titel III van Richtlijn 2004/39/EG vastgelegde voorschriften: vergunningsproces, definitievereisten, toegang tot de erkende beurs, organisatorische vereisten, vereisten voor het hoger management, toelating van financiële instrumenten tot de handel, opschorting en uitsluiting van instrumenten van de handel, monitoring van de naleving van de regels van de erkende beurs en toegang tot clearing- en afwikkelingsregelingen.

(6)

Op grond van Richtlijn 2004/39/EG zijn transparantievereisten vóór en na de handel alleen van toepassing op aandelen die tot de handel op gereglementeerde markten zijn toegelaten. Hoewel aandelen kunnen worden toegelaten tot de handel op erkende beurzen waaraan in Canada vergunning is verleend, is de Commissie echter van oordeel dat de beoordeling van deze voorschriften niet relevant is voor de toepassing van het onderhavige besluit, daar het doel van dit besluit erin bestaat de gelijkwaardigheid van de op markten van derde landen toepasselijke juridisch bindende voorschriften met betrekking tot op die markten uitgevoerde derivatencontracten te bevestigen.

(7)

Bijgevolg moet worden geconcludeerd dat de juridisch bindende voorschriften die gelden voor erkende beurzen waaraan in Canada vergunning is verleend, resultaten opleveren die gelijkwaardig zijn aan die van de in titel III van Richtlijn 2004/39/EG vastgelegde voorschriften.

(8)

SRA's zijn verantwoordelijk voor de regelgeving van en het toezicht op erkende beurzen waaraan in hun rechtsgebied vergunning is verleend. Hun toezichtbevoegdheden omvatten onder meer de bevoegdheid om een besluit te nemen ten aanzien van de handel en van de wijze waarop erkende beurzen hun activiteiten uitoefenen. Voorts zijn erkende beurzen op grond van hun erkenningsbeschikking verplicht vermeende inbreuken op het effectenrecht door deelnemers en hun cliënten aan de SRA's te melden. Daarnaast moeten zij ook regelmatig aan de SRA's verslag uitbrengen over de stand van hun onderzoeken en disciplinaire maatregelen. Voor de uitoefening van hun toezichthoudende taken beschikken erkende beurzen over speciaal onderzoeks- en handhavingspersoneel dat de handel continu monitort en dat inspecties ter plaatse uitvoert in de handelsafdelingen van de deelnemers. SRA's zijn ook bevoegd om erkende beurzen sancties op te leggen voor inbreuken op het effectenrecht (wetgevingshandelingen, nationale instrumenten, regels en erkenningsbeschikkingen). De sancties omvatten geldboeten, berispingen, intrekking van de erkenningsbeschikking of opschorting van de registratie, of vaststelling van extra voorwaarden waaraan erkende beurzen moeten voldoen om zich naar het effectenrecht te voegen.

(9)

Bijgevolg moet worden geconcludeerd dat die financiële markten in Canada doorlopend aan effectief toezicht en effectieve handhaving onderworpen zijn.

(10)

De in artikel 2 bis van Verordening (EU) nr. 648/2012 neergelegde voorwaarden moeten bijgevolg worden geacht te zijn vervuld met betrekking tot erkende beurzen waaraan in Canada vergunning is verleend.

(11)

Dit besluit is gebaseerd op de op het moment van de vaststelling ervan in Canada geldende juridisch bindende voorschriften met betrekking tot erkende beurzen. De Commissie dient de ontwikkeling van de juridische en toezichtsregelingen voor erkende beurzen en de inachtneming van de voorwaarden op basis waarvan dit besluit is genomen, regelmatig te blijven monitoren. Met name moet de Commissie dit besluit toetsen in het licht van het van toepassing worden van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad (3) en van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (4).

(12)

De regelmatige toetsing van de juridische en toezichtsregelingen die in Canada op erkende beurzen van toepassing zijn, laat de mogelijkheid van de Commissie onverlet om op elk moment een specifieke toetsing te ondernemen indien relevante ontwikkelingen het noodzakelijk maken dat de Commissie de bij dit besluit verleende gelijkwaardigheid herbeoordeelt. Een dergelijke herbeoordeling kan tot de intrekking van dit besluit leiden.

(13)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Europees Comité voor het effectenbedrijf,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de toepassing van artikel 2, punt 7, van Verordening (EU) nr. 648/2012 worden de in de bijlage genoemde erkende beurzen in Canada geacht gelijkwaardig te zijn aan gereglementeerde markten als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 14, van Richtlijn 2004/39/EG.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 15 december 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1.

(2)  Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84).

(4)  Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).


BIJLAGE

In artikel 1 bedoelde erkende beurzen in Canada

a)

Bourse de Montréal Inc.

b)

Canadian Securities Exchange

c)

ICE Futures Canada, Inc.

d)

NGX Inc.

e)

TSX Inc.

f)

TSX Venture Inc.

g)

Alpha Exchange Inc.

h)

Aequitas Neo Exchange Inc.


16.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 342/54


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/2274 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2016

betreffende de gelijkwaardigheid van het regelgevingskader voor centrale tegenpartijen in Nieuw-Zeeland overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (1), en met name artikel 25, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De procedure voor de erkenning van in derde landen gevestigde centrale tegenpartijen (hierna „CTP's” genoemd), die in artikel 25 van Verordening (EU) nr. 648/2012 is vastgesteld, is bedoeld om CTP's die zijn gevestigd en een vergunning hebben gekregen in derde landen waarvan de reguleringsnormen gelijkwaardig zijn aan die welke in genoemde verordening zijn vastgesteld, de mogelijkheid te bieden clearingdiensten te verrichten voor clearingleden of handelsplatformen die in de Unie zijn gevestigd. Die erkenningsprocedure en de gelijkwaardigheidsbesluiten waarin wordt voorzien, dragen zodoende bij tot het bereiken van de overkoepelende doelstelling van Verordening (EU) nr. 648/2012 om het systeemrisico te verminderen door meer gebruik te maken van veilige en solide CTP's voor de clearing van over-the-counter (otc) derivatencontracten, ook als die CTP's in een derde land zijn gevestigd en daar een vergunning hebben gekregen.

(2)

Om een rechtstelsel van een derde land als gelijkwaardig aan het rechtsstelsel van de Unie aan te merken wat CTP's betreft, dient het concrete resultaat van het toepasselijke juridische en toezichthoudende kader gelijkwaardig te zijn aan dat van de Unievereisten wat de bereikte toezicht- en regelgevingsdoelstellingen betreft. Doel van deze gelijkwaardigheidstoetsing is daarom na te gaan of het juridische en toezichthoudende kader van Nieuw-Zeeland waarborgt dat CTP's die daar zijn gevestigd en een vergunning hebben gekregen, in de Unie gevestigde clearingleden en handelsplatformen niet blootstellen aan een hoger risiconiveau dan dat waaraan de CTP's die in de Unie een vergunning hebben gekregen, kunnen worden blootgesteld, en of ze bijgevolg geen onaanvaardbare niveaus van systeemrisico in de Unie opleveren. In het bijzonder dienen daarbij de aanzienlijk lagere risico's die verbonden zijn aan clearingactiviteiten die worden ontplooid op financiële markten die kleiner zijn dan de financiële markt van de Unie, in aanmerking te worden genomen.

(3)

Overeenkomstig artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 moeten drie voorwaarden vervuld zijn om te kunnen verklaren dat het juridische en toezichthoudende kader van een derde land ten aanzien van CTP's die in dat land over een vergunning beschikken, gelijkwaardig is aan de vereisten die in die verordening zijn vastgelegd.

(4)

Volgens de eerste voorwaarde moeten CTP's die in een derde land over een vergunning beschikken, voldoen aan juridisch bindende vereisten die gelijkwaardig zijn aan de vereisten zoals die in titel IV van Verordening (EU) nr. 648/2012 zijn neergelegd.

(5)

De juridisch bindende vereisten van Nieuw-Zeeland voor CTP's die over een vergunning voor dat land beschikken, bestaan uit Part 5C van de Reserve Bank of New Zealand Act 1989 (hierna „de primaire regels” genoemd) en de besluiten waarbij CTP's een vergunning krijgen als een aangewezen afwikkelingssysteem (hierna „aanwijzingsbesluiten” genoemd). In de primaire regels en in de aanwijzingsbesluiten zijn de vereisten vastgelegd die CTP's doorlopend in acht moeten nemen om clearingdiensten in Nieuw-Zeeland te mogen aanbieden. In Nieuw-Zeeland gevestigde CTP's kunnen een vergunning als een aangewezen afwikkelingssysteem krijgen van de gouverneur-generaal, op advies van zowel de minister van Financiën als de minister van Handel en in overeenstemming met een gezamenlijke aanbeveling van de Bank of New Zealand en de Financial Markets Authority (hierna tezamen „de gezamenlijke toezichthouders” genoemd). Een CTP kan voorwaarden opgelegd krijgen om een vergunning als aangewezen afwikkelingssysteem te krijgen. Met de aanwijzingsbesluiten wordt het specifieke interne reglement van orde van het aangewezen afwikkelingssysteem goedgekeurd dat de voorwaarden bevat waaraan aangewezen afwikkelingssystemen moeten voldoen en dat consistent is met het door de gezamenlijke toezichthouders bekendgemaakte beleid op hoog niveau van de gezamenlijke toezichthouders. Volgens de Reserve Bank of New Zealand Act 1989 moeten aangewezen afwikkelingssystemen zich voegen naar de desbetreffende internationale normen voor clearing- en afwikkelingssystemen, met inbegrip van de Principles for Financial Markets Infrastructures (hierna „PFMI's” genoemd), die in april 2012 zijn uitgevaardigd door het Committee on Payment and Settlement Systems (2) en de International Organization of Securities Commissions (IOSCO). De gezamenlijke toezichthouders hebben een beleidslijn „The Designation and Oversight of Designated Settlement Systems” uitgevaardigd, waarin van aangewezen afwikkelingssystemen wordt geëist dat deze zich voegen naar de PFMI's.

(6)

De juridisch bindende vereisten voor CTP's met een vergunning in Nieuw-Zeeland hebben dus een tweeledige structuur. De kernbeginselen die in de primaire regels zijn omschreven, leggen normen van hoog niveau vast die aangewezen afwikkelingssystemen moeten naleven om een vergunning te kunnen krijgen voor het verrichten van clearingdiensten in Nieuw-Zeeland. Die primaire regels vormen het eerste niveau van de juridisch bindende vereisten in Nieuw-Zeeland. Om aan te tonen dat ze de primaire regels naleven, moeten aangewezen afwikkelingssystemen hun intern reglement van orde ter goedkeuring voorleggen aan de gezamenlijke toezichthouders. Dat interne reglement van orde, samen met de aanwijzingsbesluiten waarmee dat wordt goedgekeurd, vormt het tweede niveau van de juridisch bindende vereisten in Nieuw-Zeeland, die gedetailleerde voorschriften moeten bevatten over de wijze waarop de aangewezen afwikkelingssystemen aan die normen en de PFMI's voldoen. De inachtneming door het aangewezen afwikkelingssysteem van die normen en van de PFMI's wordt beoordeeld door de gezamenlijke toezichthouders. Nadat het systeem een vergunning als aangewezen afwikkelingssysteem heeft gekregen, wordt het intern reglement van orde juridisch bindend en het kan alleen worden aangepast indien de gezamenlijke toezichthouders geen bezwaar maken tegen de voorgenomen aanpassingen.

(7)

Bij het beoordelen van de gelijkwaardigheid van het juridische en toezichthoudende kader voor aangewezen afwikkelingssystemen die in Nieuw-Zeeland gevestigd zijn, dient ook rekening te worden gehouden met de bereikte risicolimitering die dat oplevert in termen van het risiconiveau waaraan in de Unie gevestigde clearingleden en handelsplatformen worden blootgesteld als gevolg van hun deelneming in die entiteiten. De uitkomsten inzake risicolimitering worden bepaald zowel door het risiconiveau dat aan de door de betrokken CTP ontplooide clearingactiviteiten verbonden is en dat afhankelijk is van de omvang van de financiële markt waarop deze opereert, als door de geschiktheid van het voor CTP's geldende juridische en toezichthoudende kader voor het limiteren van dat risiconiveau. Om een gelijkwaardige uitkomst inzake risicolimitering te verkrijgen, zijn striktere vereisten inzake risicolimitering vereist voor CTP's die hun activiteiten ontplooien op grotere financiële markten waarvan het inherente risiconiveau hoger is, dan voor CTP's die hun activiteiten ontplooien op kleinere financiële markten waarvan het inherente risiconiveau lager is.

(8)

De omvang van de financiële markt waarop aangewezen afwikkelingssystemen waaraan in Nieuw-Zeeland vergunning is verleend, hun clearingactiviteiten ontplooien, is aanzienlijk kleiner dan de markt waarop in de Unie gevestigde CTP's actief zijn. Met name de afgelopen drie jaar vertegenwoordigde de totale waarde van de in Nieuw-Zeeland geclearde derivatentransacties minder dan 1 % van de totale waarde van de in de Unie geclearde derivatentransacties. Daarom stelt deelneming in aangewezen afwikkelingssystemen die in Nieuw-Zeeland zijn gevestigd, in de Unie gevestigde clearingleden en handelsplatformen aan aanzienlijk lagere risico's bloot dan wanneer ze deelnemen in CTP's waaraan in de Unie vergunning is verleend.

(9)

Bijgevolg kan het juridische en toezichthoudende kader dat op in Nieuw-Zeeland gevestigde aangewezen afwikkelingssystemen van toepassing is, als gelijkwaardig worden beschouwd wanneer dat passend is om dat lagere risiconiveau te limiteren. De primaire regels voor aangewezen afwikkelingssystemen met een vergunning in Nieuw-Zeeland, aangevuld door hun eigen intern reglement van orde waarmee de PFMI's ten uitvoer worden gelegd, limiteren het lagere risiconiveau dat in Nieuw-Zeeland bestaat en leveren een uitkomst inzake risicolimitering op die gelijkwaardig is aan die welke door Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt nagestreefd.

(10)

Derhalve dient te worden geconcludeerd dat het juridische en toezichthoudende kader van Nieuw-Zeeland waarborgt dat aangewezen afwikkelingssystemen die in dat land over een vergunning beschikken, voldoen aan juridisch bindende vereisten die gelijkwaardig zijn aan de vereisten zoals die in titel IV van Verordening (EU) nr. 648/2012 zijn neergelegd.

(11)

Volgens de tweede voorwaarde van artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 moet het juridische en toezichthoudende kader van Nieuw-Zeeland voor de CTP's die daar over een vergunning beschikken, voorzien in doorlopend, effectief toezicht en effectieve handhaving ten aanzien van die CTP's.

(12)

Het toezicht op aangewezen afwikkelingssystemen met een vergunning in Nieuw-Zeeland vindt plaats door de gezamenlijke toezichthouders. De gezamenlijke toezichthouders kunnen aangewezen afwikkelingssystemen en hun deelnemers om informatie verzoeken en kunnen sancties opleggen indien deze weigeren te antwoorden. De gezamenlijke toezichthouders kunnen de vergunning van een aangewezen afwikkelingssysteem intrekken. De gezamenlijke toezichthouders monitoren de inachtneming door aangewezen afwikkelingssystemen van de voorwaarden waarvan de vergunning als aangewezen afwikkelingssysteem afhankelijk is gesteld. Bij deze voorwaarden kan het onder meer gaan om vereisten om de gezamenlijke toezichthouders in kennis te stellen van belangrijke gebeurtenissen (zoals de niet-naleving van of veranderingen aan het risicobeheerskader van het systeem of het beleid inzake financiële middelen), regelmatige verslagen aan de gezamenlijke toezichthouders, alsmede de bekendmaking van informatie, met inbegrip van een zelfbeoordeling aan de hand van relevante internationale normen (PFMI's). De gezamenlijke toezichthouders houden regelmatig bijeenkomsten met de directie van de aangewezen afwikkelingssystemen en kunnen de vergunning herzien en afhankelijk stellen van aanvullende voorwaarden of deze herroepen indien de toepasselijke voorwaarden niet in acht worden genomen.

(13)

Derhalve dient te worden geconcludeerd dat aangewezen afwikkelingssystemen waaraan in Nieuw-Zeeland een vergunning is verleend, onderworpen zijn aan doorlopend, effectief toezicht en effectieve handhaving.

(14)

Volgens de derde voorwaarde van artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 moet het juridische en toezichthoudende kader van Nieuw-Zeeland voorzien in een effectief gelijkwaardig systeem voor de erkenning van CTP's waaraan uit hoofde van buitenlandse rechtsstelsels een vergunning is verleend (hierna „CTP's uit derde landen” genoemd).

(15)

CTP's uit derde landen kunnen in Nieuw-Zeeland actief zijn mits het voor hen en hun deelnemers toepasselijke toezichtkader juridisch robuust is. Bovendien moeten CTP's uit derde landen onder effectief toezicht staan om de naleving van het toepasselijke juridische en toezichthoudende kader te garanderen. Een memorandum van overeenstemming kan worden afgesloten tussen de Bank of New Zealand en de bevoegde toezichthouder van de CTP uit het derde land.

(16)

Derhalve dient te worden geconcludeerd dat het juridische en toezichthoudende kader van Nieuw-Zeeland voorziet in een effectief gelijkwaardig systeem voor de erkenning van CTP's uit derde landen.

(17)

Dit besluit is gebaseerd op de op het moment van de vaststelling van dit besluit in Nieuw-Zeeland geldende juridisch bindende vereisten met betrekking tot aangewezen afwikkelingssystemen. De Commissie dient, in samenwerking met de ESMA, de ontwikkeling van het juridische en toezichthoudende kader voor aangewezen afwikkelingssystemen in Nieuw-Zeeland en de inachtneming van de voorwaarden op grond waarvan dit besluit is genomen, regelmatig te blijven monitoren.

(18)

De regelmatige beoordeling van het juridische en toezichthoudende kader dat in Nieuw-Zeeland van toepassing is op CTP's die daar over een vergunning beschikken, dient de mogelijkheid onverlet te laten voor de Commissie om naast de algemene beoordeling te allen tijde een specifieke beoordeling te verrichten wanneer relevante ontwikkelingen vereisen dat de Commissie de bij dit besluit erkende gelijkwaardigheid herbeoordeelt. Dit soort herbeoordeling kan tot de intrekking van dit besluit leiden.

(19)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Europees Comité voor het effectenbedrijf,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de toepassing van artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt het in Nieuw-Zeeland van kracht zijnde juridische en toezichthoudende kader, dat bestaat uit Part 5C van de Reserve Bank of New Zealand Act 1989, zoals aangevuld door de beleidslijn „The Designation and Oversight of Designated Settlement Systems” waarin van aangewezen afwikkelingssystemen wordt geëist dat deze zich voegen naar de PFMI's, en dat van toepassing is op aangewezen afwikkelingssystemen, als gelijkwaardig aan de vereisten van Verordening (EU) nr. 648/2012 beschouwd.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 15 december 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1.

(2)  Per 1 september 2014 is de naam van het Committee on Payment and Settlement Systems veranderd in Committee on Payment and Market Infrastructures.


16.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 342/57


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/2275 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2016

betreffende de gelijkwaardigheid van het regelgevingskader voor centrale tegenpartijen in Japan overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (1), en met name artikel 25, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De procedure voor de erkenning van in derde landen gevestigde centrale tegenpartijen (hierna „CTP's” genoemd) die in artikel 25 van Verordening (EU) nr. 648/2012 is vastgesteld, is bedoeld om CTP's die zijn gevestigd en een vergunning hebben gekregen in derde landen waarvan de reguleringsnormen gelijkwaardig zijn aan die welke in genoemde verordening zijn vastgesteld, de mogelijkheid te bieden clearingdiensten te verrichten voor clearingleden of handelsplatformen die in de Unie zijn gevestigd. Die erkenningsprocedure en het gelijkwaardigheidsbesluit waarin wordt voorzien, dragen zodoende bij tot het bereiken van de overkoepelende doelstelling van Verordening (EU) nr. 648/2012 om het systeemrisico te verminderen door meer gebruik te maken van veilige en solide CTP's voor de clearing van over-the-counter (otc) derivatencontracten, ook als die CTP's in een derde land zijn gevestigd en daar een vergunning hebben gekregen.

(2)

Om een rechtstelsel van een derde land als gelijkwaardig aan het rechtsstelsel van de Unie aan te merken wat CTP's betreft, dient het concrete resultaat van het toepasselijke juridische en toezichthoudende kader gelijkwaardig te zijn aan dat van de Unievereisten wat de bereikte toezicht- en regelgevingsdoelstellingen betreft. Doel van deze gelijkwaardigheidstoetsing is daarom na te gaan of het juridische en toezichthoudende kader van Japan waarborgt dat CTP's die daar zijn gevestigd en een vergunning hebben gekregen, in de Unie gevestigde clearingleden en handelsplatformen niet blootstellen aan een hoger risiconiveau dan dat waaraan de CTP's die in de Unie een vergunning hebben gekregen, kunnen worden blootgesteld — en of ze bijgevolg geen onaanvaardbare niveaus van systeemrisico in de Unie opleveren. In het bijzonder dienen daarbij de aanzienlijk lagere risico's die verbonden zijn aan clearingactiviteiten die worden ontplooid op financiële markten die kleiner zijn dan de financiële markt van de Unie, in aanmerking te worden genomen.

(3)

Overeenkomstig artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 moeten drie voorwaarden vervuld zijn om te kunnen verklaren dat het juridische en toezichthoudende kader van een derde land ten aanzien van CTP's die in dat land over een vergunning beschikken, gelijkwaardig is aan de vereisten die in die verordening zijn vastgelegd.

(4)

Volgens de eerste voorwaarde moeten CTP's die in een derde land over een vergunning beschikken, voldoen aan juridisch bindende vereisten die gelijkwaardig zijn aan de vereisten zoals die in titel IV van Verordening (EU) nr. 648/2012 zijn neergelegd.

(5)

De juridisch bindende vereisten van Japan voor CTP's die over een vergunning voor dat land beschikken, bestaan uit de Financial Instruments and Exchange Act 2006 (hierna „FIEA” genoemd), die het toezichtskader uittekent voor organisaties die effecten en financiële derivaten clearen, en de Commodity Derivatives Act 2009 (hierna „CDA” genoemd), die het toezichtskader vormt voor organisaties die grondstoffen clearen. Dit besluit ziet alleen op het in de CDA beschreven regime voor organisaties die grondstoffentransacties clearen (hierna „CTCO's” genoemd). In de CDA zijn de vereisten vastgelegd die CTCO's doorlopend in acht moeten nemen om clearingdiensten in Japan te mogen aanbieden. CTCO's moeten van de bevoegde minister een vergunning krijgen. De bevoegde minister kan voorwaarden bepalen om een CTCO-vergunning af te geven. De minister van het Ministerie voor Landbouw, Bosbouw en Visserij (hierna „MAFF” genoemd) is de minister die bevoegd is voor CTCO's die alleen voor onder MAFF vallende grondstoffenmarkten clearingdiensten verrichten. De minister van het Ministerie voor Economie, Handel en Industrie (hierna „METI” genoemd) is de minister die bevoegd is voor CTCO's die alleen voor onder METI vallende grondstoffenmarkten clearingdiensten verrichten. Voor de overige CTCO's zijn zowel de minister van Landbouw, Bosbouw en Visserij als de minister van Economie, Handel en Industrie bevoegd.

(6)

Voorts hebben METI en MAFF in november 2014 „Basisrichtsnoeren voor het toezicht op grondstoffen clearende organisaties” (hierna „de richtsnoeren” genoemd) bekendgemaakt, waarin het toezichtskader voor CTCO's nader is uitgetekend in het licht van de Principles for Financial Markets Infrastructures (hierna „PFMI's” genoemd), die in april 2012 zijn uitgevaardigd door het Committee on Payment and Settlement Systems (2) en de International Organization of Securities Commissions (IOSCO), en met name de wijze waarop de CDA door CTCO's moet worden nageleefd. De richtsnoeren worden ten uitvoer gelegd in het intern reglement van orde van de CTCO's.

(7)

Overeenkomstig de primaire regels moeten CTCO's interne regels inzake bedrijfsvoering — het intern reglement van orde van de CTCO — vaststellen die in overeenstemming zijn met de toepasselijke wet- en regelgeving en het mogelijk maken dat de derivatentransacties correct en veilig worden uitgevoerd. Interne regels inzake bedrijfsvoering zorgen er ook voor dat de financiële draagkracht van CTCO's voldoende is om de clearing van grondstoffen uit te voeren, dat de verwachte inkomsten en uitgaven met betrekking tot de activiteiten van de CTCO's gunstig zijn, dat de CTCO-medewerkers voldoende kennis en ervaring hebben om de clearing van financiële instrumenten passend en met zekerheid te kunnen verrichten, en dat de structuur en het systeem van de CTCO's afdoende zijn ontwikkeld om de afwikkeling adequaat te laten verlopen. Dat intern reglement van orde moet door de bevoegde minister worden goedgekeurd en kan niet worden gewijzigd indien de bevoegde minister daartegen bezwaar maakt.

(8)

De juridisch bindende vereisten voor CTCO's met een vergunning in Japan hebben dus een tweeledige structuur. De kernbeginselen voor CTCO's, die in de primaire regels zijn omschreven, leggen normen van hoog niveau vast die CTCO's moeten naleven om een vergunning te kunnen krijgen voor het verrichten van clearingdiensten in Japan (hierna tezamen de „primaire regels” genoemd). Die primaire regels vormen het eerste niveau van de juridisch bindende vereisten voor CTCO's in Japan. Om aan te tonen dat ze de primaire regels naleven, moeten CTCO's hun intern reglement van orde ter goedkeuring voorleggen aan de bevoegde minister. Dat intern reglement van orde omvat het tweede niveau van de juridisch bindende vereisten voor CTCO's in Japan, dat gedetailleerde voorschriften moeten bevatten over de wijze waarop de verzoekende CTCO in overeenstemming met de richtsnoeren aan die normen voldoet. Daarnaast bevat het intern reglement van orde van CTCO's bijkomende bepalingen die de primaire regels aanvullen. De inachtneming door de CTCO van die normen en van de PFMI's wordt beoordeeld door METI en MAFF. Na goedkeuring door de bevoegde minister wordt dat intern reglement van orde juridisch bindend voor de CTCO.

(9)

Bij het beoordelen van de gelijkwaardigheid van het juridische en toezichthoudende kader voor CTCO's die in Japan gevestigd zijn, dient ook rekening te worden gehouden met de bereikte risicolimitering die dat oplevert in termen van het risiconiveau waaraan in de Unie gevestigde clearingleden en handelsplatformen worden blootgesteld als gevolg van hun deelneming in die entiteiten. De uitkomsten inzake risicolimitering worden bepaald door zowel het risiconiveau dat aan de door de betrokken CTP ontplooide clearingactiviteiten verbonden is en dat afhankelijk is van de omvang van de financiële markt waarop deze opereert, als de geschiktheid van het voor CTP's geldende juridische en toezichthoudende kader voor het limiteren van dat risiconiveau. Om een gelijkwaardige uitkomst inzake risicolimitering te verkrijgen, zijn striktere vereisten inzake risicolimitering vereist voor CTP's die hun activiteiten ontplooien op grotere financiële markten waarvan het inherente risiconiveau hoger is, dan voor CTP's die hun activiteiten ontplooien op kleinere financiële markten waarvan het inherente risiconiveau lager is.

(10)

De omvang van de financiële markt waarop CTCO's waaraan in Japan vergunning is verleend, hun clearingactiviteiten ontplooien, is aanzienlijk kleiner dan de markt waarop in de Unie gevestigde CTP's actief zijn. Met name de afgelopen drie jaar vertegenwoordigde de totale waarde van de in Japan geclearde derivatentransacties minder dan 2 % van de totale waarde van de in de Unie geclearde derivatentransacties. Daarom stelt deelneming in CTCO's die in Japan zijn gevestigd, in de Unie gevestigde clearingleden en handelsplatformen aan aanzienlijk lagere risico's bloot dan wanneer ze deelnemen in CTP's waaraan in de Unie vergunning is verleend.

(11)

Bijgevolg kan het juridische en toezichthoudende kader dat op in Japan gevestigde CTCO's van toepassing is, als gelijkwaardig worden beschouwd wanneer dat passend is om dat lagere risiconiveau te limiteren. De primaire regels voor CTCO's met een vergunning in Japan, aangevuld door hun eigen intern reglement van orde waarmee de PFMI's ten uitvoer worden gelegd, limiteren het lagere risiconiveau dat in Japan bestaat en leveren een uitkomst inzake risicolimitering op die gelijkwaardig is aan die welke door Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt nagestreefd.

(12)

Derhalve dient te worden geconcludeerd dat het juridische en toezichthoudende kader van Japan waarborgt dat CTCO's die in dat land over een vergunning beschikken, voldoen aan juridisch bindende vereisten die gelijkwaardig zijn aan de vereisten zoals die in titel IV van Verordening (EU) nr. 648/2012 zijn neergelegd.

(13)

Volgens de tweede voorwaarde van artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 moet het juridische en toezichthoudende kader van Japan voor de CTP's die daar over een vergunning beschikken, voorzien in doorlopend, effectief toezicht en effectieve handhaving ten aanzien van die CTP's.

(14)

Het toezicht op CTCO's waaraan in Japan vergunning is verleend, wordt uitgeoefend door METI en MAFF binnen de reikwijdte van de bevoegdheden van elk ministerie. METI en MAFF kunnen CTCO's en hun clearingleden gelasten verslagen of materiaal over hun activa of bedrijfsvoering in te dienen. METI en MAFF kunnen ook inspecties uitvoeren bij CTCO's en hun clearingleden, met inbegrip van een onderzoek van hun boeken en documenten of ieder ander element met betrekking tot hun bedrijfsvoering. METI en MAFF kunnen, wanneer ze dat noodzakelijk en passend achten voor een correcte en betrouwbare uitvoering van clearingdiensten, CTCO's gelasten hun statuten, hun regels inzake bedrijfsvoering en andere regels aan te passen, hun bedrijfsvoeringsmethoden te veranderen of de nodige maatregelen te nemen om hun bedrijfsvoering of de toestand van hun activa te verbeteren. Ook kunnen METI en MAFF zowel tuchtmaatregelen als geldboetes opleggen aan CTCO's als deze zich niet aan de toepasselijke voorschriften houden.

(15)

Derhalve dient te worden geconcludeerd dat CTCO's waaraan in Japan een vergunning is verleend, onderworpen zijn aan doorlopend, effectief toezicht en effectieve handhaving.

(16)

Volgens de derde voorwaarde van artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 moet het juridische en toezichthoudende kader van Japan voorzien in een effectief gelijkwaardig systeem voor de erkenning van CTP's waaraan uit hoofde van buitenlandse rechtsstelsels een vergunning is verleend (hierna „CTP's uit derde landen” genoemd).

(17)

CTP's uit derde landen kunnen een vergunning als CTCO aanvragen waarmee ze in Japan dezelfde diensten kunnen verrichten als die welke ze gemachtigd zijn te verrichten in dat derde land. De Japan Financial Services Agency (hierna „JFSA” genoemd) is, op grond van de Japanse Financial Instruments and Exchange Act (hierna „FIEA” genoemd), bevoegd om, in overleg met de voor een grondstoffenmarkt bevoegde minister, grondstoffen aan te wijzen die mogen worden verhandeld op een markt voor financiële instrumenten (hierna „FIM” genoemd). Wanneer CTP's uit derde landen dit soort op een FIM verhandelde aangewezen contracten clearen, kan de CTP bij de JFSA een vergunning voor een „buitenlandse CTP” aanvragen, waarmee zij in Japan dezelfde diensten kan verrichten als die welke zij gemachtigd is te verrichten in het derde land. De criteria die gelden voor een CTP uit een derde land die een vergunning aanvraagt, zijn vergelijkbaar met de criteria die gelden voor de Japanse clearingorganisaties, maar CTP's uit derde landen zijn vrijgesteld van bepaalde vereisten die gelden voor nationale CTP's met een vergunning in Japan, wanneer ze een gelijkwaardige vergunning hebben gekregen van buitenlandse autoriteiten met wie de JFSA een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten. CTP's uit derde landen die niet voor verhandeling op een FIM aangewezen contracten clearen, moeten op grond van de CDA bij METI en MAFF een vergunning vragen. Bij het onderzoek van een vergunningaanvraag gaan METI en MAFF de vergunningsstatus van het CTP in het derde land na.

(18)

Derhalve dient te worden geconcludeerd dat het juridische en toezichthoudende kader van Japan wat betreft de erkenning van CTP's uit derde landen voorziet in een stelsel dat daadwerkelijk gelijkwaardig is.

(19)

Dit besluit is gebaseerd op de op het moment van de vaststelling van dit besluit in Japan geldende juridisch bindende vereisten met betrekking tot CTCO's. De Commissie dient de ontwikkeling van het Japanse juridische en toezichthoudende kader inzake CTP's en de inachtneming van de voorwaarden op grond waarvan dit besluit is genomen, te blijven monitoren.

(20)

De regelmatige beoordeling van het juridische en toezichthoudende kader dat in Japan van toepassing is op CTP's die daar over een vergunning beschikken, dient voor de Commissie, in samenwerking met de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA), de mogelijkheid onverlet te laten om, naast de algemene beoordeling, te allen tijde een specifieke beoordeling te verrichten wanneer relevante ontwikkelingen vereisen dat de Commissie de bij dit besluit erkende gelijkwaardigheid herbeoordeelt. Dit soort herbeoordeling kan tot de intrekking van dit besluit leiden.

(21)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Europees Comité voor het effectenbedrijf,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de toepassing van artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt het in Japan van kracht zijnde juridische en toezichthoudende kader, dat bestaat uit de Commodities Derivatives Act 2009 als aangevuld door de Basisrichtsnoeren voor het toezicht op grondstoffen clearende organisaties en van toepassing is op grondstoffentransacties clearende organisaties (CTCO's) met een vergunning voor dat land, als gelijkwaardig aan de vereisten van Verordening (EU) nr. 648/2012 beschouwd.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 15 december 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1.

(2)  Per 1 september 2014 is de naam van het Committee on Payment and Settlement Systems veranderd in Committee on Payment and Market Infrastructures.


16.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 342/61


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/2276 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2016

betreffende de gelijkwaardigheid van het regelgevingskader voor centrale tegenpartijen in Brazilië overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (1), en met name artikel 25, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De procedure voor de erkenning van in derde landen gevestigde centrale tegenpartijen (hierna „CTP's” genoemd) die in artikel 25 van Verordening (EU) nr. 648/2012 is vastgesteld, is bedoeld om CTP's die zijn gevestigd en een vergunning hebben gekregen in derde landen waarvan de reguleringsnormen gelijkwaardig zijn aan die welke in genoemde verordening zijn vastgesteld, de mogelijkheid te bieden clearingdiensten te verrichten voor clearingleden of handelsplatformen die in de Unie zijn gevestigd. Die erkenningsprocedure en de gelijkwaardigheidsbesluiten waarin wordt voorzien, dragen zodoende bij tot het bereiken van de overkoepelende doelstelling van Verordening (EU) nr. 648/2012 om het systeemrisico te verminderen door meer gebruik te maken van veilige en solide CTP's voor de clearing van over-the-counter (otc) derivatencontracten, ook als die CTP's in een derde land zijn gevestigd en daar een vergunning hebben gekregen.

(2)

Om een rechtstelsel van een derde land als gelijkwaardig aan het rechtsstelsel van de Unie aan te merken wat CTP's betreft, dient het concrete resultaat van het toepasselijke juridische en toezichthoudende kader gelijkwaardig te zijn aan dat van de Unievereisten wat de bereikte toezicht- en regelgevingsdoelstellingen betreft. Doel van deze gelijkwaardigheidstoetsing is daarom na te gaan of het juridische en toezichthoudende kader van Brazilië waarborgt dat CTP's die daar zijn gevestigd en een vergunning hebben gekregen, in de Unie gevestigde clearingleden en handelsplatformen niet blootstellen aan een hoger risiconiveau dan dat waaraan de CTP's die in de Unie een vergunning hebben gekregen, kunnen worden blootgesteld — en of ze bijgevolg geen onaanvaardbare niveaus van systeemrisico in de Unie opleveren. In het bijzonder dienen daarbij de aanzienlijk lagere risico's die verbonden zijn aan clearingactiviteiten die worden ontplooid op financiële markten die kleiner zijn dan de financiële markt van de Unie, in aanmerking te worden genomen.

(3)

Overeenkomstig artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 moeten drie voorwaarden vervuld zijn om te kunnen verklaren dat het juridische en toezichthoudende kader van een derde land ten aanzien van CTP's die in dat land over een vergunning beschikken, gelijkwaardig is aan de vereisten die in die verordening zijn vastgelegd.

(4)

Volgens de eerste voorwaarde moeten CTP's die in een derde land over een vergunning beschikken, voldoen aan juridisch bindende vereisten die gelijkwaardig zijn aan de vereisten zoals die in titel IV van Verordening (EU) nr. 648/2012 zijn neergelegd.

(5)

De juridisch bindende vereisten van Brazilië voor CTP's die daar een vergunning hebben gekregen, zijn vervat in wet nr. 10214 van 27 maart 2001 en op grond daarvan uitgevaardigde besluiten (resoluções) van de Conselho Monetário Nacional (CMN), circulaires van de Banco Central do Brasil (BCB) en instructies van de Comissão de Valores Mobiliários (CVM). Meer bepaald worden in besluit nr. 2882, als gewijzigd bij besluit nr. 3081, de activiteiten van clearinghuizen en verrichters van clearingdiensten geregeld, worden de beginselen uiteengezet die gelden voor het functioneren van clearinghuizen en verrichters van clearingdiensten, en wordt de BCB gemachtigd tot reglementering van, vergunningverlening aan en toezicht op clearinghuizen en verrichters van clearingdiensten.

(6)

Clearinghuizen en verrichters van clearingdiensten die in Brazilië zijn gevestigd, dienen over een vergunning van de BCB te beschikken om clearingdiensten te verlenen. Bij haar onderzoek met het oog op het verlenen van een vergunning aan een clearinghuis of verrichter van clearingdiensten, moet de BCB rekening houden met de gezondheid, het normale functioneren en de verbetering van het Braziliaanse betalingssysteem. De BCB kan ook „de voorwaarden die zij passend acht” bepalen voordat zij een vergunning verleent of achteraf, op grond van de stabiliteit van het financiële bestel, het risico en de doelmatigheid van clearinghuizen en verrichters van clearingdiensten. Clearinghuizen die een systeemrelevant systeem opereren dat risico's inhoudt voor de sterkte en het soepele functioneren van het Braziliaanse financiële bestel (hetgeen door de BCB moet worden nagegaan aan de hand van het volume en de aard van de clearingsystemen), kunnen worden onderworpen aan andere regels dan de rest van de clearinghuizen en verrichters van clearingdiensten.

(7)

De BCB heeft verschillende maatregelen vastgesteld om besluit nr. 2882 ten uitvoer te leggen en om te garanderen dat clearinghuizen en verrichters van clearingdiensten zich houden aan de waarden, beginselen en regels die gelden voor het betalingssysteem. Meer bepaald bevat circulaire nr. 3057 nadere regels voor het functioneren van clearinghuizen en verrichters van clearingdiensten en worden daarin diverse voorwaarden gesteld die deze in acht moeten nemen, zoals kapitaaleisen, transparantienormen, risicocontrolemaatregelen en operationele eisen. De BCB heeft beleidslijn nr. 25097 uitgevaardigd betreffende de vaststelling van de Principles for Financial Markets Infrastructures (hierna „PFMI's” genoemd), die in april 2012 zijn uitgevaardigd door het Committee on Payment and Settlement Systems (2) en de International Organization of Securities Commissions (IOSCO), waarmee de BCB de PFMI's in haar toezicht op en supervisie van clearinghuizen en verrichters van clearingdiensten toepast.

(8)

Overeenkomstig circulaire nr. 3057 moeten clearinghuizen en verrichters van clearingdiensten een intern reglement van orde opstellen dat de inachtneming van alle relevante voorwaarden waarborgt en dat alle relevante aspecten van hun taak bestrijkt, met inbegrip van veiligheidsmaatregelen ter beheersing van het krediet-, liquiditeits- en operationele risico. Dat intern reglement van orde wordt ingediend bij en moet eerst worden beoordeeld door de BCB tijdens de procedure voor vergunningverlening. Daarnaast moeten ook ingrijpende wijzigingen van het intern reglement van orde worden goedgekeurd door de BCB. Andere, niet-ingrijpende aanpassingen aan het intern reglement van orde moeten de BCB worden meegedeeld uiterlijk dertig dagen nadat deze aanpassingen zijn doorgevoerd, en de BCB kan zich daartegen verzetten.

(9)

De juridisch bindende vereisten voor CTP's met een vergunning in Brazilië hebben dus een tweeledige structuur. De kernbeginselen zijn vervat in wet nr. 10214 en de op grond daarvan vastgestelde besluiten, circulaires en instructies waarin hoge eisen worden gesteld waaraan clearinghuizen en verrichters van clearingdiensten moeten voldoen, om een vergunning te krijgen voor het verlenen van clearingdiensten in Brazilië (hierna tezamen de „primaire regels” genoemd). Die primaire regels vormen het eerste niveau van de juridisch bindende vereisten in Brazilië. Om aan te tonen dat ze de primaire regels naleven, moeten clearinghuizen en verrichters van clearingdiensten hun intern reglement van orde voorleggen aan de BCB die deze kan goedkeuren of er geen bezwaar tegen maakt. Dat intern reglement van orde omvat het tweede niveau van de juridisch bindende vereisten in Brazilië, die nadere voorschriften moeten bevatten over de wijze waarop clearinghuizen en verrichters van clearingdiensten aan die normen moeten voldoen. De BCB zal de naleving van die normen en van de PFMI's door clearinghuizen en verrichters van clearingdiensten nagaan. Na goedkeuring door de BCB wordt het intern reglement van orde juridisch bindend voor clearinghuizen en verrichters van clearingdiensten.

(10)

Bij het beoordelen van de gelijkwaardigheid van het juridische en toezichthoudende kader voor clearinghuizen en verrichters van clearingdiensten die in Brazilië zijn gevestigd, dient ook rekening te worden gehouden met de bereikte risicolimitering die dat oplevert in termen van het risiconiveau waaraan in de Unie gevestigde clearingleden en handelsplatformen worden blootgesteld als gevolg van hun deelneming in die entiteiten. De uitkomsten inzake risicolimitering worden bepaald door zowel het risiconiveau dat aan de door de betrokken CTP ontplooide clearingactiviteiten verbonden is (en dat afhankelijk is van de omvang van de financiële markt waarop deze opereert) als de geschiktheid van het voor CTP's geldende juridische en toezichthoudende kader voor het limiteren van dat risiconiveau. Om een gelijkwaardige uitkomst inzake risicolimitering te verkrijgen, zijn striktere vereisten inzake risicolimitering vereist voor CTP's die hun activiteiten ontplooien op grotere financiële markten waarvan het inherente risiconiveau hoger is, dan voor CTP's die hun activiteiten ontplooien op kleinere financiële markten waarvan het inherente risiconiveau lager is.

(11)

De financiële markt waarop clearinghuizen en verrichters van clearingdiensten waaraan in Brazilië vergunning is verleend, hun clearingactiviteiten ontplooien, is aanzienlijk kleiner dan de markt waarop in de Unie gevestigde CTP's actief zijn. Met name de afgelopen drie jaar vertegenwoordigde de totale waarde van de in Brazilië geclearde derivatentransacties minder dan 3 % van de totale waarde van de in de Unie geclearde derivatentransacties. Daarom stelt deelneming in clearinghuizen en verrichters van clearingdiensten in de Unie gevestigde clearingleden en handelsplatformen aan aanzienlijk lagere risico's bloot dan wanneer ze deelnemen in CTP's waaraan in de Unie vergunning is verleend.

(12)

Bijgevolg kan het juridische en toezichthoudende kader dat op in Brazilië gevestigde clearinghuizen en verrichters van clearingdiensten van toepassing is, als gelijkwaardig worden beschouwd wanneer dat passend is om dat lagere risiconiveau te limiteren. De primaire regels die van toepassing zijn op clearinghuizen en verrichters van clearingdiensten waaraan in Brazilië vergunning is verleend, aangevuld met hun intern reglement van orde dat inachtneming van de PFMI's voorschrijft, limiteren het in Brazilië bestaande lagere risiconiveau en leveren een uitkomst inzake risicolimitering op die gelijkwaardig is aan die welke door Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt nagestreefd.

(13)

Derhalve dient te worden geconcludeerd dat het juridische en toezichthoudende kader van Brazilië waarborgt dat clearinghuizen en verrichters van clearingdiensten die daar over een vergunning beschikken, voldoen aan juridisch bindende vereisten die gelijkwaardig zijn aan de vereisten zoals die in titel IV van Verordening (EU) nr. 648/2012 zijn neergelegd.

(14)

Volgens de tweede voorwaarde van artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 moet het juridische en toezichthoudende kader van Brazilië voor de CTP's die daar over een vergunning beschikken, voorzien in doorlopend, effectief toezicht en effectieve handhaving ten aanzien van die CTP's.

(15)

De BCB monitort doorlopend de naleving door clearinghuizen en verrichters van clearingdiensten van de op hen toepasselijke juridisch bindende vereisten. Daarnaast beschikt de BCB over diverse middelen om die naleving te verzekeren. Met name beschikt de BCB over de bevoegdheid om clearinghuizen en verrichters van clearingdiensten om informatie te verzoeken, om waarschuwingen tot hen te richten en om hen te verzoeken bepaalde aanpassingen aan hun regels aan te brengen die nodig worden geacht. Voorts kan de BCB ook geldboetes opleggen voor inbreuken door clearinghuizen of verrichters van clearingdiensten van de op hen toepasselijke juridisch bindende vereisten en is zij zelfs bevoegd om hun vergunningen in te trekken.

(16)

Derhalve dient te worden geconcludeerd dat clearinghuizen en verrichters van clearingdiensten waaraan in Brazilië een vergunning is verleend, onderworpen zijn aan doorlopend, effectief toezicht en effectieve handhaving.

(17)

Volgens de derde voorwaarde van artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 moet het juridische en toezichthoudende kader van Brazilië voorzien in een effectief gelijkwaardig systeem voor de erkenning van CTP's waaraan uit hoofde van buitenlandse rechtsstelsels een vergunning is verleend (hierna „CTP's uit derde landen” genoemd).

(18)

CTP's die beschikken over een vergunning in een derde land waar het juridische en toezichthoudende kader uitkomsten oplevert die vergelijkbaar zijn met die van het in Brazilië toepasselijke juridische en toezichthoudende kader en die de PFMI's in acht nemen, en waar in dat land een gelijkwaardige regelgeving ter bestrijding van het witwassen van geld bestaat en CTP's onder effectief toezicht staan, mogen in Brazilië diensten verlenen. Ook moeten er samenwerkingsregelingen worden afgesloten tussen de BCB en de bevoegde buitenlandse autoriteit van de verzoekende CTP voordat de CTP kan worden erkend.

(19)

Derhalve dient te worden geconcludeerd dat het juridische en toezichthoudende kader van Brazilië wat betreft de erkenning van CTP's uit derde landen voorziet in een stelsel dat daadwerkelijk gelijkwaardig is.

(20)

Dit besluit is gebaseerd op de op het tijdstip van de vaststelling van dit besluit in Brazilië geldende juridisch bindende vereisten voor clearinghuizen en verrichters van clearingdiensten. De Commissie dient de ontwikkeling van het juridische en toezichthoudende kader van Brazilië voor clearinghuizen en verrichters van clearingdiensten en de inachtneming van de voorwaarden op grond waarvan dit besluit is genomen, regelmatig te blijven monitoren.

(21)

De regelmatige beoordeling van het juridische en toezichthoudende kader dat in Brazilië van toepassing is op CTP's die daar over een vergunning beschikken, dient voor de Commissie de mogelijkheid onverlet te laten om, naast de algemene beoordeling, te allen tijde een specifieke beoordeling te verrichten wanneer relevante ontwikkelingen vereisen dat de Commissie de bij dit besluit erkende gelijkwaardigheid herbeoordeelt. Dit soort herbeoordeling kan tot de intrekking van dit besluit leiden.

(22)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Europees Comité voor het effectenbedrijf,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de toepassing van artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt het in Brazilië van kracht zijnde juridische en toezichthoudende kader, dat bestaat uit wet nr. 10214 en de op grond daarvan vastgestelde besluiten, circulaires en instructies, als aangevuld door beleidslijn nr. 25097 betreffende de vaststelling van de Principles for Financial Markets Infrastructures voor het toezicht op centrale tegenpartijen die deelnemen aan het Braziliaanse betalingssysteem, en dat van toepassing is op clearinghuizen en verrichters van clearingdiensten, als gelijkwaardig aan de vereisten van Verordening (EU) nr. 648/2012 aangemerkt.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 15 december 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1.

(2)  Per 1 september 2014 is de naam van het Committee on Payment and Settlement Systems veranderd in Committee on Payment and Market Infrastructures (CPMI).


16.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 342/65


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/2277 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2016

betreffende de gelijkwaardigheid van het regelgevingskader voor centrale tegenpartijen in het Dubai International Financial Centre overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (1), en met name artikel 25, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De procedure voor de erkenning van in derde landen gevestigde centrale tegenpartijen (hierna „CTP's” genoemd) die in artikel 25 van Verordening (EU) nr. 648/2012 is vastgesteld, is bedoeld om CTP's die zijn gevestigd en een vergunning hebben gekregen in derde landen waarvan de reguleringsnormen gelijkwaardig zijn aan die welke in genoemde verordening zijn vastgesteld, de mogelijkheid te bieden clearingdiensten te verrichten voor clearingleden of handelsplatformen die in de Unie zijn gevestigd. Die erkenningsprocedure en het gelijkwaardigheidsbesluit waarin wordt voorzien, dragen zodoende bij tot het bereiken van de overkoepelende doelstelling van Verordening (EU) nr. 648/2012 om het systeemrisico te verminderen door meer gebruik te maken van veilige en solide CTP's voor de clearing van over-the-counter („otc”-) derivatencontracten, ook als die CTP's in een derde land zijn gevestigd en daar een vergunning hebben gekregen.

(2)

Om een rechtsstelsel van een derde land als gelijkwaardig aan het rechtsstelsel van de Unie aan te merken op het gebied van CTP's, dient het concrete resultaat van het toepasselijke juridische en toezichthoudende kader gelijkwaardig te zijn aan dat van de Unievereisten wat de bereikte toezicht- en regelgevingsdoelstellingen betreft. Het doel van deze gelijkwaardigheidstoetsing is daarom na te gaan of het juridische en toezichthoudende kader van het Dubai International Financial Centre (hierna „DIFC” genoemd) waarborgt dat CTP's die daar zijn gevestigd en een vergunning hebben gekregen, in de Unie gevestigde clearingleden en handelsplatformen niet blootstellen aan een hoger risiconiveau dan dat waaraan de CTP's die in de Unie een vergunning hebben gekregen, kunnen worden blootgesteld, en of zij bijgevolg geen onaanvaardbare niveaus van systeemrisico in de Unie opleveren. In het bijzonder dienen daarbij de aanzienlijk lagere risico's die verbonden zijn aan clearingactiviteiten die worden ontplooid op financiële markten die kleiner zijn dan de financiële markt van de Unie, in aanmerking te worden genomen.

(3)

Overeenkomstig artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 moeten drie voorwaarden vervuld zijn om te kunnen verklaren dat het juridische en toezichthoudende kader van een derde land dat geldt voor CTP's die in dat land over een vergunning beschikken, gelijkwaardig is aan de vereisten die in die verordening zijn vastgelegd.

(4)

Volgens de eerste voorwaarde moeten CTP's die in een derde land over een vergunning beschikken, voldoen aan juridisch bindende vereisten die gelijkwaardig zijn aan de vereisten zoals die in titel IV van Verordening (EU) nr. 648/2012 zijn neergelegd.

(5)

De juridisch bindende vereisten van het DIFC voor CTP's die er over een vergunning beschikken, zijn vastgelegd in de Reguleringswet van 2004 en de Marktenwet van 2012 (hierna „de DIFC-regelingen” genoemd). Deze regelingen worden aangevuld met het Rulebook van de Dubai Financial Services Authority (Autoriteit financiële diensten van Dubai, hierna „DFSA” genoemd) dat een module over Authorised Market Institutions (hierna „erkende marktinstellingen” genoemd) bevat.

(6)

In de DIFC gevestigde CTP's moeten door de DFSA als erkende marktinstellingen worden goedgekeurd. Het onderhavige besluit betreft uitsluitend de regeling die van toepassing is op marktinstellingen die de erkende financiële dienst van de exploitatie van een clearinginstelling in het DIFC uitoefenen. Om een vergunning voor clearing te ontvangen, moeten erkende marktinstellingen voldoen aan specifieke vereisten die door de DFSA en in het DFSA-rulebook zijn vastgelegd. Erkende marktinstellingen moeten clearingfaciliteiten veilig en effectief exploiteren en de aan hun activiteiten en transacties verbonden risico's prudent beheren. Ook moeten zij beschikken over voldoende financiële, personele en systemische middelen.

(7)

De DIFC-regelingen waarborgen de volledige tenuitvoerlegging van de internationale standaarden die zijn vastgesteld in het kader van de Principles for Financial Markets Infrastructures (hierna „PFMI's” genoemd), welke in april 2012 zijn uitgevaardigd door het Committee on Payment and Settlement Systems (2) (hierna „CPSS” genoemd) en de International Organization of Securities Commissions (hierna „IOSCO” genoemd).

(8)

De DIFC-regelingen schrijven ook voor dat erkende marktinstellingen een intern reglement van orde vaststellen dat de naleving waarborgt van alle relevante vereisten en dat nodig is voor een behoorlijke regulering van de clearing- en afwikkelingsfaciliteiten. Rule 5.6 voor erkende marktinstellingen bepaalt dat het interne reglement van orde van deze instellingen specifieke bepalingen moet bevatten, waaronder bepalingen op het gebied van wanbetaling. Dit interne reglement van orde, alsmede iedere wijziging daarvan, moet aan de DFSA worden voorgelegd voordat het ten uitvoer wordt gelegd. De DFSA kan de voorgenomen bepalingen verwerpen of wijzigingen eisen. Krachtens de DIFC-regelingen zijn de interne regels van de erkende marktinstellingen wettelijk bindend en afdwingbaar ten aanzien van leden en andere deelnemers.

(9)

De juridisch bindende vereisten die op in het DIFC erkende marktinstellingen van toepassing zijn, hebben dus een tweeledige structuur. De kernbeginselen die in het DFSA-rulebook en de DIFC-regelingen zijn opgenomen, leggen de normen van hoog niveau vast waaraan marktinstellingen moeten voldoen om een vergunning te krijgen voor het verlenen van clearingdiensten in het DIFC (tezamen de „primaire regels” genoemd). Deze primaire regels vormen het eerste niveau van de juridisch bindende vereisten in het DIFC. Om te bewijzen dat zij zich aan de primaire regels houden, vereist rule 5.6 betreffende „business rules” dat marktinstellingen hun interne reglement van orde vaststellen en ter goedkeuring aan de DFSA voorleggen alvorens het ten uitvoer te leggen, en dat de DFSA het kan weigeren of afkeuren. Dit interne reglement van orde vormt het tweede niveau van de vereisten in het DIFC.

(10)

Bij het beoordelen van de gelijkwaardigheid van het juridische en toezichthoudende kader dat in het DIFC op erkende marktinstellingen van toepassing is, dient ook rekening te worden gehouden met de bereikte risicolimitering die dat oplevert in termen van het risiconiveau waaraan in de Unie gevestigde clearingleden en handelsplatformen worden blootgesteld als gevolg van hun deelneming in die entiteiten. De uitkomsten inzake risicolimitering worden bepaald door zowel het risiconiveau dat aan de door de betrokken CTP ontplooide clearingactiviteiten verbonden is en dat afhankelijk is van de omvang van de financiële markt waarop deze opereert, als door de geschiktheid van het voor CTP's geldende juridische en toezichthoudende kader voor het limiteren van dat risiconiveau. Om gelijkwaardige uitkomsten inzake risicolimitering te verkrijgen, zijn striktere vereisten inzake risicolimitering vereist voor CTP's die hun activiteiten ontplooien op grotere financiële markten waarvan het inherente risiconiveau hoger is, dan voor CTP's die hun activiteiten ontplooien op kleinere financiële markten waarvan het inherente risiconiveau lager is.

(11)

De omvang van de financiële markt waarop marktinstellingen waaraan in het DIFC vergunning is verleend, hun clearingactiviteiten ontplooien, is aanzienlijk kleiner dan de markt waarop in de Unie gevestigde CTP's actief zijn. Sinds 2011 is de handel en clearing van derivaten zeer beperkt geweest. Daarom stelt deelneming in CTP's waaraan in het DIFC vergunning is verleend, in de Unie gevestigde clearingleden en handelsplatformen aan aanzienlijk lagere risico's bloot dan wanneer zij deelnemen in CTP's waaraan in de Unie vergunning is verleend.

(12)

Bijgevolg kan het juridische en toezichthoudende kader dat van toepassing is op CTP's waaraan in het DIFC vergunning is verleend, als gelijkwaardig worden beschouwd wanneer dat passend is om dat lagere risiconiveau te limiteren. De primaire regels die op die CTP's van toepassing zijn, aangevuld met het interne reglement van orde dat naleving van de PFMI's voorschrijft, limiteren het in het DIFC bestaande lagere risiconiveau en leveren een uitkomst inzake risicolimitering op die gelijkwaardig is aan die welke door Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt nagestreefd.

(13)

Derhalve moet worden geconcludeerd dat het juridische en toezichthoudende kader van het DIFC waarborgt dat marktinstellingen die daar over een vergunning beschikken, voldoen aan juridisch bindende vereisten die gelijkwaardig zijn aan de vereisten zoals die in titel IV van Verordening (EU) nr. 648/2012 zijn neergelegd.

(14)

Volgens de tweede voorwaarde van artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 moet het juridische en toezichthoudende kader van het DIFC voor de CTP's die daar over een vergunning beschikken, voorzien in doorlopend, effectief toezicht en effectieve handhaving ten aanzien van die CTP's.

(15)

Als toezichthouder van de erkende marktinstellingen monitort de DFSA deze marktinstellingen in het DIFC om de naleving van de toepasselijke regels te waarborgen. De DFSA heeft de volledige bevoegdheid om de marktinstellingen te erkennen en te bestraffen; zo heeft zij onder meer de bevoegdheid om de vergunning van deze instellingen in te trekken of hun sancties op te leggen. Het dagelijks toezicht wordt door de DFSA uitgeoefend. De DFSA stelt een doorlopende risicobeheercyclus vast bestaande uit de identificatie, beoordeling, prioritering en beperking van risico's. De Reguleringswet 2004 verleent de DFSA vergaande bevoegdheden om haar wetten en voorschriften te handhaven. Zo kan de DFSA een onderzoek instellen naar vermeende overtredingen van haar voorschriften en is zij tevens bevoegd om inspecties te verrichten, beslag te leggen op boeken en bestanden en om personen te verplichten deel te nemen aan gesprekken onder ede of belofte. De DFSA kan onder meer financiële sancties opleggen, openbaar berispen en personen verbieden activiteiten in het DIFC te ontplooien.

(16)

Daarom moet worden geconcludeerd dat marktinstellingen met een vergunning in het DIFC doorlopend onderworpen zijn aan effectief toezicht en effectieve handhaving.

(17)

Volgens de derde voorwaarde van artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 moet het juridische en toezichthoudende kader van het DIFC voorzien in een effectief gelijkwaardig systeem voor de erkenning van CTP's waaraan uit hoofde van buitenlandse rechtsstelsels een vergunning is verleend (hierna „CTP's uit derde landen” genoemd).

(18)

CTP's uit derde landen die otc-derivaten in het DIFC willen clearen, moeten de DFSA om erkenning verzoeken. De criteria en de procedure voor erkenning worden in de erkenningsmodule uiteengezet.

(19)

Erkenning wordt pas verleend indien de jurisdictie waarin de CTP gevestigd is, een voldoende solide regelgevingskader heeft dat vergelijkbaar is met het juridische en toezichthoudende kader dat in het DIFC van toepassing is. Tevens moeten samenwerkingsovereenkomsten tussen het DIFC en bevoegde buitenlandse autoriteiten worden gesloten voordat een aanvraag van een CTP uit een derde land wordt goedgekeurd.

(20)

Derhalve dient te worden geconcludeerd dat het juridische en toezichthoudende kader van het DIFC voorziet in een effectief gelijkwaardig systeem voor de erkenning van CTP's uit derde landen.

(21)

Dit besluit is gebaseerd op de juridisch bindende vereisten voor erkende marktinstellingen die op het moment van de vaststelling van dit besluit in het DIFC van kracht waren. De Commissie dient, in samenwerking met de ESMA, de ontwikkeling van het juridische en toezichthoudende kader voor erkende marktinstellingen en de inachtneming van de voorwaarden op grond waarvan dit besluit is genomen, regelmatig te blijven monitoren.

(22)

De regelmatige beoordeling van het juridische en toezichthoudende kader dat in het DIFC van toepassing is op CTP's die daar over een vergunning beschikken, dient de mogelijkheid onverlet te laten voor de Commissie om naast de algemene beoordeling te allen tijde een specifieke beoordeling te verrichten wanneer relevante ontwikkelingen vereisen dat de Commissie de bij dit besluit erkende gelijkwaardigheid opnieuw beoordeelt. Een dergelijke herbeoordeling kan tot de intrekking van dit besluit leiden.

(23)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Europees Comité voor het effectenbedrijf,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de toepassing van artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt het in het DIFC van kracht zijnde juridische en toezichthoudende kader, dat bestaat uit de DIFC-regelingen en het DFSA Rulebook en dat van toepassing is op erkende marktinstellingen die daar over een vergunning beschikken, als gelijkwaardig aan de vereisten van Verordening (EU) nr. 648/2012 aangemerkt.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 15 december 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1.

(2)  Per 1 september 2014 is de naam van het „Committee on Payment and Settlement Systems” veranderd in „Committee on Payment and Market Infrastructures” (CPMI).


16.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 342/68


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/2278 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2016

betreffende de gelijkwaardigheid van het regelgevingskader voor centrale tegenpartijen in de Verenigde Arabische Emiraten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (1), en met name artikel 25, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De procedure voor de erkenning van in derde landen gevestigde centrale tegenpartijen (hierna „CTP's” genoemd), die in artikel 25 van Verordening (EU) nr. 648/2012 is vastgesteld, is bedoeld om CTP's die zijn gevestigd en een vergunning hebben gekregen in derde landen waarvan de reguleringsnormen gelijkwaardig zijn aan die welke in genoemde verordening zijn vastgesteld, de mogelijkheid te bieden clearingdiensten te verrichten voor clearingleden of handelsplatformen die in de Unie zijn gevestigd. Die erkenningsprocedure en de gelijkwaardigheidsbesluiten waarin wordt voorzien, dragen zodoende bij tot het bereiken van de overkoepelende doelstelling van Verordening (EU) nr. 648/2012 om het systeemrisico te verminderen door meer gebruik te maken van veilige en solide CTP's voor de clearing van over-the-counter („otc”-) derivatencontracten, ook als die CTP's in een derde land zijn gevestigd en daar een vergunning hebben gekregen.

(2)

Om een rechtsstelsel van een derde land als gelijkwaardig aan het rechtsstelsel van de Unie aan te merken op het gebied van CTP's, dient het concrete resultaat van het toepasselijke juridische en toezichthoudende kader gelijkwaardig te zijn aan dat van de Unievereisten wat de bereikte toezicht- en regelgevingsdoelstellingen betreft. Doel van deze gelijkwaardigheidstoetsing is daarom na te gaan of het juridische en toezichthoudende kader van de Verenigde Arabische Emiraten (hierna „VAE” genoemd) waarborgt dat CTP's die daar zijn gevestigd en een vergunning hebben gekregen, in de Unie gevestigde clearingleden en handelsplatformen niet blootstellen aan een hoger risiconiveau dan dat waaraan de CTP's die in de Unie een vergunning hebben gekregen, kunnen worden blootgesteld, en of zij bijgevolg geen onaanvaardbare niveaus van systeemrisico in de Unie opleveren. In het bijzonder dienen daarbij de aanzienlijk lagere risico's die verbonden zijn aan clearingactiviteiten die worden ontplooid op financiële markten die kleiner zijn dan de financiële markt van de Unie, in aanmerking te worden genomen.

(3)

Overeenkomstig artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 moeten drie voorwaarden vervuld zijn om te kunnen verklaren dat het juridische en toezichthoudende kader van een derde land dat geldt voor CTP's die in dat land over een vergunning beschikken, gelijkwaardig is aan de vereisten die in die verordening zijn vastgelegd.

(4)

Volgens de eerste voorwaarde moeten CTP's die in een derde land over een vergunning beschikken, voldoen aan juridisch bindende vereisten die gelijkwaardig zijn aan de vereisten zoals die in titel IV van Verordening (EU) nr. 648/2012 zijn neergelegd.

(5)

De juridisch bindende vereisten van de VAE voor CTP's die er over een vergunning beschikken, zijn vastgelegd in de wettelijke regelingen (hierna „de regelingen” genoemd) die door de Autoriteit effecten en grondstoffen van de VAE zijn uitgevaardigd. Deze regelingen bevatten de vereisten die CTP's doorlopend in acht moeten nemen om clearingdiensten in de VAE te mogen aanbieden. Hiertoe behoren Besluit nr. 157\R van 2005 waarin het begrip „clearinginstituut” wordt gedefinieerd en Besluit nr. 11 van de raad van bestuur van de Autoriteit effecten en grondstoffen van 2015 waarin de vereisten voor CTP's zijn vastgelegd. In de VAE gevestigde CTP's moeten over een vergunning van de Autoriteit beschikken.

(6)

De Autoriteit effecten en grondstoffen heeft een verordening vastgesteld (Besluit nr. 11 van 2015 van de raad van bestuur van de Autoriteit) op grond waarvan CTP's die in de VAE over een vergunning beschikken, moeten voldoen aan de „Principles for Financial Markets Infrastructures” (PFMI's) die in april 2012 zijn uitgevaardigd door het „Committee on Payment and Settlement Systems” (2) en de „International Organization of Securities Commissions”.

(7)

Krachtens de regelingen moeten CTP's een intern reglement van orde vaststellen dat alle relevante aspecten van hun taak bestrijkt en waarin ook veiligheidsmaatregelen ter beheersing van het krediet-, liquiditeits- en operationele risico zijn opgenomen. Dit interne reglement van orde moet door de Autoriteit effecten en grondstoffen worden goedgekeurd. Bovendien kan het niet worden gewijzigd indien de Autoriteit daartegen bezwaar maakt. Verder moeten de berekeningsmethoden van de financiële middelen en de stresstestscenario's die een CTP gebruikt, door de Autoriteit worden goedgekeurd.

(8)

De juridisch bindende vereisten die op in de VAE erkende CTP's van toepassing zijn, hebben dus een tweeledige structuur. De kernbeginselen die in de VAE-regelingen zijn opgenomen, en met name Besluit nr. 11 van de raad van bestuur van de Autoriteit effecten en grondstoffen van 2015, leggen de normen van hoog niveau vast die CTP's moeten naleven om een vergunning te krijgen voor het verlenen van clearingdiensten in de VAE. Deze regelingen vormen het eerste niveau van de juridisch bindende vereisten in de VAE. Het interne reglement van orde van de CTP vormt het tweede niveau van de juridisch bindende vereisten in de VAE. De Autoriteit effecten en grondstoffen evalueert de naleving van de regelingen en PFMI's door de CTP. Zodra het interne reglement van orde door de Autoriteit is goedgekeurd, is het juridisch bindend voor de CTP.

(9)

Bij het beoordelen van de gelijkwaardigheid van het juridische en toezichthoudende kader dat op in de VAE gevestigde CTP's van toepassing is, dient ook rekening te worden gehouden met de bereikte risicolimitering die dat oplevert in termen van het risiconiveau waaraan in de Unie gevestigde clearingleden en handelsplatformen worden blootgesteld als gevolg van hun deelneming in die entiteiten. De uitkomsten inzake risicolimitering worden bepaald door zowel het risiconiveau dat aan de door de betrokken CTP ontplooide clearingactiviteiten verbonden is en dat afhankelijk is van de omvang van de financiële markt waarop deze opereert, als door de geschiktheid van het voor CTP's geldende juridische en toezichthoudende kader voor het limiteren van dat risiconiveau. Om gelijkwaardige uitkomsten inzake risicolimitering te verkrijgen, zijn striktere vereisten inzake risicolimitering nodig voor CTP's die hun activiteiten ontplooien op grotere financiële markten waarvan het inherente risiconiveau hoger is, dan voor CTP's die hun activiteiten ontplooien op kleinere financiële markten waarvan het inherente risiconiveau lager is.

(10)

De omvang van de financiële markt waarop CTP's waaraan in de VAE vergunning is verleend, hun clearingactiviteiten ontplooien, is aanzienlijk kleiner dan de markt waarop in de Unie gevestigde CTP's actief zijn. In de afgelopen drie jaar bedroeg de totale waarde van de in de VAE geclearde derivatentransacties minder dan 1 % van de totale waarde van in de EU geclearde derivatentransacties. Daarom stelt deelneming in CTP's die in de VAE gevestigd zijn, in de Unie gevestigde clearingleden en handelsplatformen aan aanzienlijk lagere risico's bloot dan wanneer zij deelnemen in CTP's waaraan in de Unie vergunning is verleend.

(11)

Bijgevolg kan het juridische en toezichthoudende kader dat van toepassing is op in de VAE gevestigde CTP's, als gelijkwaardig worden beschouwd wanneer dat passend is om dat lagere risiconiveau te limiteren. De regelingen die van toepassing zijn op de CTP's waaraan in de VAE een vergunning is verleend, aangevuld met het interne reglement van orde dat de naleving van de PFMI's voorschrijft, limiteren het in de VAE bestaande lagere risiconiveau en leveren een uitkomst inzake risicolimitering op die gelijkwaardig is aan die welke door Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt nagestreefd.

(12)

Derhalve moet worden geconcludeerd dat het juridische en toezichthoudende kader van de VAE waarborgt dat CTP's die daar over een vergunning beschikken, voldoen aan juridisch bindende vereisten die gelijkwaardig zijn aan de vereisten welke in titel IV van Verordening (EU) nr. 648/2012 zijn neergelegd.

(13)

Volgens de tweede voorwaarde van artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 moet het juridische en toezichthoudende kader van de VAE voor de CTP's die daar over een vergunning beschikken, voorzien in doorlopend, effectief toezicht en effectieve handhaving ten aanzien van die CTP's.

(14)

Het toezicht op CTP's waaraan in de VAE een vergunning is verleend, wordt uitgeoefend door de Autoriteit effecten en grondstoffen. In dit verband is de Autoriteit bevoegd om de naleving door de CTP's van de op hen van toepassing zijnde juridisch bindende vereisten te monitoren. Zo kan de Autoriteit de CTP's om informatie verzoeken, ter plaatse inspecties verrichten, instructies geven om de goede werking van de financiële markten in het gedrang brengende inbreuken of potentiële inbreuken op de prudentiële vereisten of praktijken te verhelpen, en CTP's bevelen interne controlemaatregelen en risicocontrolemaatregelen te nemen. De Autoriteit kan ook het bestuur, sommige leden van bepaalde comités en andere personeelsleden van de CTP uit hun functie ontheffen. Voorts is de Autoriteit bevoegd om de vergunning van de CTP in te trekken. Zij mag ook zowel tuchtmaatregelen als geldboeten aan CTP's opleggen als deze zich niet aan de toepasselijke juridisch bindende vereisten houden.

(15)

Daarom moet worden geconcludeerd dat CTP's met een vergunning in de VAE doorlopend onderworpen zijn aan effectief toezicht en doeltreffende handhaving.

(16)

Volgens de derde voorwaarde van artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 moet het juridische en toezichthoudende kader van de VAE voorzien in een effectief gelijkwaardig systeem voor de erkenning van CTP's waaraan uit hoofde van buitenlandse rechtsstelsels een vergunning is verleend (hierna „CTP's uit derde landen” genoemd).

(17)

De Autoriteit effecten en grondstoffen kan CTP's erkennen waaraan een vergunning is verleend in derde landen waar het toepasselijke juridische en toezichthoudende kader gelijkwaardige uitkomsten oplevert als die welke door het in de VAE geldende juridische en toezichthoudende kader worden gewaarborgd. Bovendien moeten CTP's uit derde landen onder effectief toezicht staan om naleving van het toepasselijke juridische en toezichthoudende kader te garanderen. Ook moet er een memorandum van overeenstemming worden gesloten tussen de VAE en de bevoegde buitenlandse toezichthouder van de verzoekende CTP voordat de CTP kan worden erkend.

(18)

Derhalve dient te worden geconcludeerd dat het juridische en toezichthoudende kader van de VAE voorziet in een effectief gelijkwaardig systeem voor de erkenning van CTP's uit derde landen.

(19)

Dit besluit is gebaseerd op de juridisch bindende vereisten met betrekking tot CTP's die op het moment van de vaststelling van dit besluit in de VAE van kracht waren. De Commissie dient, in samenwerking met de ESMA, de ontwikkeling van het juridische en toezichthoudende kader voor CTP's in de VAE en de inachtneming van de voorwaarden op grond waarvan dit besluit is genomen, regelmatig te blijven monitoren.

(20)

De regelmatige beoordeling van het juridische en toezichthoudende kader dat in de VAE van toepassing is op CTP's die daar over een vergunning beschikken, dient de mogelijkheid onverlet te laten voor de Commissie om naast de algemene beoordeling te allen tijde een specifieke beoordeling te verrichten wanneer relevante ontwikkelingen het noodzakelijk maken dat de Commissie de bij dit besluit erkende gelijkwaardigheid opnieuw beoordeelt. Een dergelijke herbeoordeling kan tot de intrekking van dit besluit leiden.

(21)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Europees Comité voor het effectenbedrijf,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de toepassing van artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt het in de VAE van kracht zijnde juridische en toezichthoudende kader, dat bestaat uit de VAE-regelingen die door de Autoriteit effecten en grondstoffen zijn uitgevaardigd, aangevuld met de toepassing van de „Principles for Financial Markets Infrastructures” op grond van Besluit nr. 11 van 2015 van de raad van bestuur van de Autoriteit effecten en grondstoffen, en dat van toepassing is op CTP's die in de VAE over een vergunning beschikken, als gelijkwaardig aan de vereisten van Verordening (EU) nr. 648/2012 aangemerkt.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 15 december 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1.

(2)  Per 1 september 2014 is de naam van het „Committee on Payment and Settlement Systems” veranderd in „Committee on Payment and Market Infrastructures” (CPMI).


16.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 342/71


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/2279 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2016

tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2122 betreffende beschermende maatregelen in verband met uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N8 in bepaalde lidstaten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 8835)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name artikel 9, lid 4,

Gezien Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name artikel 10, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2122 van de Commissie (3) is vastgesteld naar aanleiding van uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N8 in bedrijven in Denemarken, Duitsland, Hongarije, Nederland, Oostenrijk en Zweden („de betrokken lidstaten”) en de instelling van beschermings- en toezichtsgebieden door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaten overeenkomstig Richtlijn 2005/94/EG van de Raad (4).

(2)

In Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2122 is bepaald dat de door de betrokken lidstaten overeenkomstig Richtlijn 2005/94/EG ingestelde beschermings- en toezichtsgebieden ten minste de gebieden omvatten die in de lijst van de bijlage bij dat uitvoeringsbesluit als beschermings- en toezichtsgebieden zijn opgenomen.

(3)

Naar aanleiding van nieuwe uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N8 in Duitsland, Hongarije en Nederland, en uitbraken van die ziekte in Frankrijk en Polen is de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2122 bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2219 van de Commissie (5) gewijzigd om de gebieden in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2122 te wijzigen, rekening houdend met de nieuwe epidemiologische situatie in de Unie en de instelling van nieuwe beschermings- en toezichtsgebieden door de bevoegde autoriteit van die lidstaten overeenkomstig Richtlijn 2005/94/EG.

(4)

Sinds de datum waarop Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2122 bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2219 is gewijzigd, heeft Duitsland de Commissie in kennis gesteld van een uitbraak van aviaire influenza van het subtype H5N8 in een bedrijf waar in gevangenschap levende vogels worden gehouden buiten de gebieden waar pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels worden gehouden, die op dit ogenblik in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2122 zijn opgenomen, en heeft het de overeenkomstig Richtlijn 2005/94/EG vereiste noodzakelijke maatregelen genomen, waaronder de instelling van beschermings- en toezichtsgebieden rond die uitbraak.

(5)

Daarnaast heeft Frankrijk de Commissie sinds de datum waarop Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2122 bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2219 is gewijzigd, in kennis gesteld van nieuwe uitbraken van aviaire influenza van het subtype H5N8 in bedrijven waar pluimvee wordt gehouden buiten de gebieden die op dit ogenblik in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2122 zijn opgenomen, en heeft het de overeenkomstig Richtlijn 2005/94/EG vereiste noodzakelijke maatregelen genomen, waaronder de instelling van beschermings- en toezichtsgebieden rond die uitbraken.

(6)

Voorts heeft ook Hongarije sinds de datum waarop Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2122 bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2219 is gewijzigd, de Commissie in kennis gesteld van nieuwe uitbraken van hoogpathogeneaviaire influenza van het subtype H5N8 op zijn grondgebied. Rekening houdend met de verdere ontwikkeling van de epidemiologische situatie in Hongarije is het noodzakelijk de gebieden die deze lidstaat op dit ogenblik overeenkomstig Richtlijn 2005/94/EG als beschermings- en toezichtsgebieden heeft ingesteld, uit te breiden.

(7)

De Commissie heeft in alle gevallen de door Duitsland, Frankrijk en Hongarije overeenkomstig Richtlijn 2005/94/EG genomen maatregelen bestudeerd en heeft geconstateerd dat de grenzen van de door de bevoegde autoriteiten van die lidstaten ingestelde beschermings- en toezichtsgebieden op voldoende afstand liggen van de bedrijven waar een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N8 is bevestigd.

(8)

Om te voorkomen dat de handel in de Unie onnodig wordt verstoord en om te vermijden dat derde landen ongerechtvaardigde handelsbelemmeringen opwerpen, moeten op het niveau van de Unie en in samenwerking met Duitsland, Frankrijk en Hongarije de in die lidstaten overeenkomstig Richtlijn 2005/94/EG ingestelde nieuwe beschermings- en toezichtsgebieden snel worden vastgesteld. De gebieden die op dit ogenblik voor die lidstaten in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2122 zijn opgenomen, moeten daarom worden gewijzigd.

(9)

De bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2122 moet derhalve worden gewijzigd om de regionalisering op het niveau van de Unie bij te werken, de nieuwe beschermings- en toezichtsgebieden op te nemen en de duur van de daarin geldende beperkingen aan te geven.

(10)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2122 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2122 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 15 december 2016.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.

(2)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.

(3)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2122 van de Commissie van 2 december 2016 betreffende beschermende maatregelen in verband met uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N8 in bepaalde lidstaten (PB L 329 van 3.12.2016, blz. 75).

(4)  Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG (PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16).

(5)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2219 van de Commissie van 8 december 2016 tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2122 betreffende beschermende maatregelen in verband met uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N8 in bepaalde lidstaten (PB L 334 van 9.12.2016, blz. 52).


BIJLAGE

De bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2122 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In deel A worden de gegevens voor Duitsland, Frankrijk en Hongarije vervangen door:

„Lidstaat: Duitsland

Gebied omvattende:

Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2005/94/EG

In der Gemeinde Neukloster die Ortsteile

Neuhof

Nevern

Neukloster (davon nur betroffen die Straßen Feldstraße beginnend ab Einfahrt Blumenstraße Richtung Neuhof, Blumenstraße, Hopfenbachstraße, Wiesenweg, Hechtskuhl, Gänsekuhl, Pernieker Straße in Richtung Perniek ab Ausfahrt Hopfenbachstraße)

21.12.2016

In der Gemeinde Glasin die Ortsteile

Perniek

Pinnowhof

21.12.2016

In der Gemeinde Züsow die Ortsteile

Züsow

Tollow

21.12.2016

In der Gemeinde Quedlinburg die Ortsteile

Quarmbeck

Bad Suderode

Gernrode

19.12.2016

In der Gemeinde Ballenstedt der Ortsteil

Ortsteil Rieder

19.12.2016

In der Gemeinde Thale die Ortsteile

Ortsteil Neinstedt

Ortsteil Stecklenberg

19.12.2016

Stadt Ueckermünde

17.12.2016

Gemeinde Grambin

17.12.2016

In der Gemeinde Liepgarten der Ortsteil

Liepgarten

17.12.2016

In der Gemeinde Demen der Ort und die Ortsteile

Demen

Kobande

Venzkow

17.12.2016

Hochtaunuskreis

Die Stadt Königstein

In der Stadt Kronberg die Gemarkungen Kronberg, Schönberg und der nordwestlich der Bebauungsgrenze gelegene Teil der Gemarkung Oberhöchstadt

23.12.2016

Main-Taunus-Kreis

In der Stadt Bad Soden die Gemarkungen Altenhain und Neuenhain

das nordwestlich der Landesstraße 3015 gelegene Gebiet der Stadt Schwalbach am Taunus

23.12.2016

Lidstaat: Frankrijk

Gebied omvattende:

Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2005/94/EG

Les municipalités suivantes dans les départements du Tarn, du Tarn et Garonne et de l'Aveyron (foyers ALMAYRAC et LACAPELLE):

ALMAYRAC, BOURNAZEL, CARMAUX, COMBEFA, CORDES-SUR-CIEL, LABASTIDE-GABAUSSE, LACAPELLE-SEGALAR, LAPARROUQUIAL, MONESTIES, MOUZIEYS-PANENS, SAINT-BENOIT-DE-CARMAUX, SAINTE-GEMME, SAINT MARCEL CAMPES, SAINT MARTIN LAGUEPIE, SALLES, LE SEGUR, TREVIEN, VIRAC

6.1.2017

Les municipalités suivantes dans les départements des Pyrénées atlantiques et des Hautes Pyrénées (foyer IBOS): GER et IBOS

2.1.2017

Les municipalités suivantes dans le département du Lot-et-Garonne (foyer MONBAHUS): MONBAHUS, MONVIEL, SEGALAS

2.1.2017

Les municipalités suivantes dans le département du Gers (Foyer MONLEZUN): MONLEZUN, PALLANNE, RICOURT, SAINT-JUSTIN

2.1.2017

Les municipalités suivantes dans le département du Gers (foyer EAUZE BEAUMONT):

EAUZE, LAURAET, BEAUMONT, MOUCHAN

2.1.2017

Lidstaat: Hongarije

Gebied omvattende:

Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2005/94/EG

Északon a Bugacot Móricgáttal összekötő 54105-ös úton haladva az 54102 és 54105 elágazástól 3km

Délnyugat felé haladva a Tázlárt Kiskunmajsával összekötő 5405-ös út felé, az 5405-ös úton Tázlártól 9 km-re a Kiskörösi/Kiskunmajsai Járások határától 0,8 km

Kelet felé haladva Szank belterület határától 0,5 km

Dél felé haladva a Szankot felől az 5405-ös út felé tartó út és az 5405-ös út elágazási pontja.

Dél felé haladva az 5402-es út felé Kiskunmajsa belterület határától 3,5 km az 5402-es út mentén távolodva Kiskunmajsától.

Délkeleti irányban az 5409-es út Kiskunmajsa belterület határától 5 km

Dél-Délkelet felé haladva az 5405-ös út felé az 5405-ös és az 5442-es út elágazásától nyugat felé 0,5 km

Déli irányba haladva a megyehatárig

A megyehatár mentén haladva délkelet, majd 3 km után észak felé az 54 11-es útig

A megyehatár 5411-es úttól 6 km -re lévő töréspontjától déli irányban 1,5 km

A megyehatár következő töréspontja előtt 0,4 km

A megyehatáron haladva északnyugat felé haladva 4km-t majd északkelet felé haladva az M5 autópályától 3 km

Nyugat felé haladva az 5405-ös úton Jászszentlászló belterület határától 1km

Dél felé haladva 1km, majd északnyugat felé haladva 1 km, majd észak felé haladva az 5405-ös útig

Az 5405-ös úton Móricgát felé haladva a következő töréspontig

Északkelet felé haladva 2 km, majd északnyugat felé haladva a kiindulópontig, valamint Csongrád megye Mórahalom és Kistelek járásainak az N46,458679 és az E19,873816; és az N46,415988 és az E19,868078; és az N46,4734 és az E20,1634, és az N46,540227, E19,816115 és az

N46,469738 és az E19,8422, és az

N46,474649 és az E19,866126, és az

N46,406722 és az E19,864139, és az

N46,411634 és az E19,883893, és az

N46,630573 és az E19,536706, és az

N46,628228 és az E19,548682, és az

N46,63177 és az E19,603322, és az

N46,626579 és az E19,652752, és az

N46,568135 és az E19,629595, és az

N46,593654 és az E19,64934, és az

N46,567552 és az E19,679839, és az

N46,569787 és az E19,692051, és az

N46,544216 és az E19,717363, és az

N46,516493 és az E19,760571, és az

N46,555731 és az E19,786764, és az

N46,5381 és az E19,8205, és az

N46,5411 és az E19,8313, és az

N 46,584928 és az E19,675551, és az

N46,533851 és az E 19,811515, és az

N46,47774167 és az E19,86573056, és az

N46,484255 és az E19,792816, és az

N46,615774 és az E19,51889, és az

N46,56963889 és az E19,62801111, és az

N46.55130833 és az E19.67718611, és az

N46.580685 és az E19.591378, és az N46.580685 és az E19.591378, és az N46.674795 és az E19.501413, és az N46.672415 és az E19.497671, és az N46.52703 és az E19.75514, és az N46.623383 és az E19.435333, és az N46.55115 és az E19.67295, és az N46.533444 és az E19.868219, és az N46.523853 és az E19.885318, és az N46.535252 és az E19.808912, és az N46.59707 és az E19.45574, és az N46.65772 és az E19.525666, és az N46.593111 és az E19.492923, és az N46.639516 és az E19.542554, és az N46.594811 és az E19.803715, és az N46.5460333 és az E19.77916944, és az N46.57636389 és az E19.58059444 és az N46.676398 és az E19.505054, és az N46.38947 és az E19.858711, és az N46.58072 és az E19.74044, és az N46.6109778 és az E19.88599722, és az N46.674375, és az E19.496807, és ez N46.675336, és az E19.498997 és az N46.665379 és az E19.489808 és az N46.496419 és az E19.911004, és az N46.620021 és az E19.552464, és az N46.3869556, és az E19.77618056, és az N46.5460333 és az E19.77916944, és az N46.551986 és az E19.79999 és az N46.46118056 és az E19.71168333, és az N46.48898611 és az E19.88049444, és az N46.53697222, és az E19.68341111, és az N46.591604, és az E19.49531, és az N46.5171417 és az E19.67016111, és az N46.5158, és az E19.67768889, és az N46.52391944 és az E19.68843889 és az N46.53138889 és az E19.62005556, és az N46.4061972 és az E19.73322778, és az N46.52827778 és az E19.64308333, és az N46.533121 és az E19.518341, és az N46.574084 és az E19.740144, és az N46.553554 és az E19.75765, és az N46.657184 és az E19.531355, és az N46.5618333 és az E19.76470278, és az N46.516606 és az E19.886638, és az N46.551673 és az E19.491094, és az N46.551723 és az N19.779836, és az N46.603375, és az E19.90755278, és az N46.547736, és az E19.535668, és az N46.544789 és az E19.516968, és az N46.550743 és az E19.496889, és az N46.382844 és az E19.86408, és az N46.57903611 és az E19.72372222, és az N46.590227, É19.710753, és az N46.521458 és az E19.642231, és az N46.579435 és E19.464347, és az N46.616864 és az E19.548472, és az N46.50325556 és az E19.64926389, és az N46.518133 és az E19.6784, és az

N46.557763 és az E19.901849 és az N46.484193 és az E19.69385, és az N46.52626111 és az E19.64352778 és az N46.500159 és az E19.655886 és az N46,5957889 és az E 19,87722778 és az N46.589767 és az E19.753633 és az N46,5886056 és az E19,88189167

GPS koordináták által meghatározott pontok körüli 3 km sugarú körön belül eső részei

2.1.2017

Bács-Kiskun megye Kiskunfélegyházi, Kecskeméti és Kiskunmajsai járásának az N46.682422 és az E19.638406, az N46.685278 és az E19.64, valamint az N46.689837 és az E19.674396 GPS-koordináták által meghatározott pontok körüli 3 km sugarú körön belül eső részei, továbbá Móricgát-Erdőszéplak település teljes belterülete

23.12.2016

Bács-Kiskun megye Kiskunhalasi járásának az N46.268418 és az E19.573609, az N46.229847 és az E19.619350, az N46.241335 és az E19.555281, valamint az N46.244069 és az E19.555064 GPS-koordináták által meghatározott pontok körüli 3 km sugarú körön belül eső részei, valamint Kelebia-Újfalu település teljes belterülete

5.1.2017

Csongrád megye Mórahalom járásának az N46.342763 és az E19.886990, és az N46,3632 és az E19,8754, és az N46.362391 és az E19.889445, vaalmint az N46.342783 és az E19.802446 GPS-koordináták által meghatározott pontok körüli 3 km sugarú körön belül eső részei, valamint Forráskút, Üllés és Bordány települések teljes beépített területe

30.12.2016

Jász-Nagykun-Szolnok megye Kunszentmártoni és Mezőtúri járásának az N46.8926211 és az E20.367360, valamint az N46.896193 és az E20.388287 GPS-koordináták által meghatározott pontok körüli 3 km sugarú körön belül eső részei

16.12.2016

Bács-Kiskun megye Kiskunfélegyházi és Kecskeméti járásának az N46.665317 és az E19.805388, az N46.794889 és az E19.817377, az N46.774805 és az E19.795087, valamint az N46.762825 és az E19.857375 GPS-koordináták által meghatározott pontok körüli 3 km sugarú körön belül eső részei

31.12.2016

Békés megye Sarkadi járásának az N46.951822 és az E21.603480 GPS-koordináták által meghatározott pont körüli 3 km sugarú körön belül eső részei

23.12.2016

Csongrád megye Szentesi járásának az N46.682909 és az E20.33426, valamint az N46.619294 és az E20.390083 GPS-koordináták által meghatározott pontok körüli 3 km sugarú körön belül eső részei

24.12.2016

Békés megye Orosházi, Mezőkovácsházi és Békécsabai járásának az N46.599129 és az E21.02752, az N46.595641 és az E21.028533, az N46.54682222 és az E20.8927, valamint az N46.654794 és az E20.948188 GPS-koordináták által meghatározott pontok körüli 3 km sugarú körön belül eső részei, valamint Szabadkígyós és Medgyesbodzás-Gábortelep települések teljes belterülete

27.12.2016

Bács-Kiskun megye Kiskunfélegyházi járásának, valamint Csongrád megye Kisteleki járásának az N46.544052 és az E19.968252, valamint az N46.485451 és az E20.027345 GPS-koordináták által meghatározott pontok körüli 3 km sugarú körön belül eső részei

28.12.2016

Csongrád megye Szegedi, Hódmezővásárhelyi és Makói járásának az N46.306591 és az E20.268039 GPS-koordináták által meghatározott pont körüli 3 km sugarú körön belül eső részei

27.12.2016

Békés megye Gyomaendrődi járásának az N46.992986 és az E20.888836 GPS-koordináták által meghatározott pont körüli 3 km sugarú körön belül eső részei

31.12.2016

Békés megye Orosházi járásának az N46.5953 és az E20.62686 GPS-koordináták által meghatározott pont körüli 3 km sugarú körön belül eső részei, valamint Orosháza-Szentetornya település belterülete, valamint Orosháza-Rákóczitelep és Orosháza-Gyopárosfürdő települések belterületének a 4406-os és a 47-es utaktól északra és nyugatra eső belterülete

2.1.2017

Jász-Nagykun Szolnok megye Kunszentmártoni járásának és Bács-Kiskun megye Tiszakécskei járásának az N46.853433 és az E20.139858 GPS-koordináták által meghatározott pont körüli 3 km sugarú körön belül eső részei

2.1.2017

Csongrád megye Szegedi járásának az N46.151747 és az E20.290045 GPS-koordináták által meghatározott pont körüli 3 km sugarú körön belül eső részei

5.1.2017”

2)

In deel B worden de gegevens voor Duitsland, Frankrijk en Hongarije vervangen door:

„Lidstaat: Duitsland

Gebied omvattende:

Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 31 van Richtlijn 2005/94/EG

Die Gemeinde Kirch Mulsow gesamt

30.12.2016

In der Gemeinde Jürgenshagen die Ortsteile

Klein Sein

Moltenow

Klein Gnemern

Ulrikenhof

30.12.2016

In der Gemeinde Bernitt die Ortsteile

Glambeck

Jabelitz

Göllin

Käterhagen

Neu Käterhagen

Hermannshagen

30.12.2016

In der Gemeinde Cariner Land der Ortsteil

Klein Mulsow

30.12.2016

In der Gemeinde Jesendorf die Ortsteile

Büschow

Neperstorf

30.12.2016

In der Gemeinde Warin die Ortsteile

Allwardtshof

Mankmoos

Neu Pennewitt

Pennewitt

30.12.2016

In der Gemeinde Benz die Ortsteile

Benz

Gamehl

Goldebee

Kalsow

Warkstorf

30.12.2016

In der Gemeinde Lübow der Ortsteil

Levetzow

30.12.2016

In der Gemeinde Hornstorf die Ortsteile

Hornstorf

Kritzow

Rohlstorf

Rüggow

30.12.2016

In der Gemeinde Neuburg die Ortsteile

Hagebök

Ilow

Kartlow

Lischow

Madsow

Nantrow

Neu Farpen

Neu Nantrow

Neuburg

Neuendorf

Steinhausen

Tatow

Vogelsang

Zarnekow

30.12.2016

In der Gemeinde Neukloster die Ortsteile

Neukloster

Rügkamp

Ravensruh

Sellin

30.12.2016

In der Gemeinde Lübberstorf die Ortsteile

Lübberstorf

Lüdersdorf

Neumühle

30.12.2016

In der Gemeinde Glasin die Ortsteile

Babst

Glasin

Groß Tessin

Poischendorf

Strameuß

Warnkenhagen

30.12.2016

In der Gemeinde Passe die Ortsteile

Alt Poorstorf

Goldberg

Höltingsdorf

Neu Poorstorf

Passee

Tüzen

30.12.2016

In der Gemeinde Züsow die Ortsteile

Bäbelin

Teplitz

Wakendorf

30.12.2016

In der Gemeinde Neukloster die Ortsteile

Neuhof

Nevern

Neukloster (davon nur betroffen die Straßen Feldstraße beginnend ab Einfahrt Blumenstraße Richtung Neuhof, Blumenstraße, Hopfenbachstraße, Wiesenweg, Hechtskuhl, Gänsekuhl, Pernieker Straße in Richtung Perniek ab Ausfahrt Hopfenbachstraße)

22.12.2016 tot en met 30.12.2016

In der Gemeinde Glasin die Ortsteile

Perniek

Pinnowhof

22.12.2016 tot en met 30.12.2016

In der Gemeinde Züsow die Ortsteile

Züsow

Tollow

22.12.2016 tot en met 30.12.2016

Gemeinde Ditfurt

28.12.2016

In der Stadt Quedlinburg die Ortsteile

Gersdorfer Burg

Morgenrot

Münchenhof

Quarmbeck

28.12.2016

In der Stadt Ballenstedt die Ortsteile

Asmusstedt

Badeborn

Opperode

Radisleben

Rieder

28.12.2016

In der Stadt Harzgerode die Ortsteile

Hänichen

Mägdesprung

28.12.2016

In der Gemeinde Blankenburg die Orte und Ortsteile

Timmenrode

Wienrode

28.12.2016

In der Stadt Thale die Ortsteile

Friedrichsbrunn

Neinstedt

Warnstedt

Weddersleben

Westerhausen

28.12.2016

In der Stadt Torgelow der Ortsteil

Torgelow-Holländerei

26.12.2016

In der Stadt Eggesin mit dem Ortsteil

Hoppenwalde

sowie den Wohnsiedlungen

Eggesiner Teerofen

Gumnitz (Gumnitz Holl und Klein Gumnitz)

Karpin

26.12.2016

In der Stadt Ueckermünde die Ortsteile

Bellin

Berndshof

26.12.2016

Gemeinde Mönkebude

26.12.2016

Gemeinde Leopoldshagen

26.12.2016

Gemeinde Meiersberg

26.12.2016

In der Gemeinde Liepgarten die Ortsteile

Jädkemühl

Starkenloch

26.12.2016

In der Gemeinde Luckow die Ortsteile

Luckow

Christiansberg

26.12.2016

Gemeinde Vogelsang-Warsin

26.12.2016

In der Gemeinde Lübs die Ortsteile

Lübs

Annenhof

Millnitz

26.12.2016

In der Gemeinde Ferdinandshof die Ortsteile

Blumenthal

Louisenhof

Sprengersfelde

26.12.2016

Die Stadt Wolgast und die Ortsteile

Buddenhagen

Hohendorf

Pritzier

Schlaense

Tannenkamp

21.12.2016

In der Hansestadt Greifswald die Stadtteile

Fettenvorstadt

Fleischervorstadt

Industriegebiet

Innenstadt

Nördliche Mühlenvorstadt

Obstbaumsiedlung

Ostseeviertel

Schönwalde II

Stadtrandsiedlung

Steinbeckervorstadt

südliche Mühlenstadt

21.12.2016

In der Hansestadt Greifswald die Stadtteile

Schönwalde I

Südstadt

21.12.2016

In der Hansestadt Greifswald die Stadtteile

Friedrichshagen

Ladebow

Insel Koos

Ostseeviertel

Riems

Wieck

Eldena

21.12.2016

In der Gemeinde Groß Kiesow die Ortsteile

Kessin

Krebsow

Schlagtow

Schlagtow Meierei

21.12.2016

In der Gemeinde Karlsburg die Ortsteile

Moeckow

Zarnekow

21.12.2016

In der Gemeinde Lühmannsdorf die Ortsteile

Lühmannsdorf

Brüssow

Giesekenhagen

Jagdkrug

21.12.2016

In der Gemeinde Wrangelsburg die Ortsteile

Wrangelsburg

Gladrow

21.12.2016

In der Gemeinde Züssow der Ortsteil

Züssow

21.12.2016

In der Gemeinde Neuenkirchen die Ortsteile

Neuenkirchen

Oldenhagen

Wampen

21.12.2016

In der Gemeinde Wackerow die Ortsteile

Wackerow

Dreizehnhausen

Groß Petershagen

Immenhorst

Jarmshagen

Klein Petershagen

Steffenshagen

21.12.2016

In der Gemeinde Hinrichshagen die Ortsteile

Hinrichshagen

Feldsiedlung

Heimsiedlung

Chausseesiedlung

Hinrichshagen Hof I und II

Neu Ungnade

21.12.2016

In der Gemeinde Mesekenhagen der Ortsteil

Broock

21.12.2016

In der Gemeinde Levenhagen die Ortsteile

Levenhagen

Alt Ungnade

Boltenhagen

Heilgeisthof

21.12.2016

In der Gemeinde Diedrichshagen die Ortsteile

Diedrichshagen

Guest

21.12.2016

In der Gemeinde Brünzow die Ortsteile

Brünzow

Klein Ernsthof

Kräpelin

Stielow

Stielow Siedlung

Vierow

21.12.2016

In der Gemeinde Hanshagen der Ortsteil

Hanshagen

21.12.2016

In der Gemeinde Katzow die Ortsteile

Katzow

Netzeband

21.12.2016

In der Gemeinde Kemnitz die Ortsteile

Kemnitz

Kemnitzerhagen

Kemnitz Meierei

Neuendorf

Neuendorf Ausbau

Rappenhagen

21.12.2016

In der Gemeinde Loissin die Ortsteile

Gahlkow

Ludwigsburg

21.12.2016

Gemeinde Lubmin gesamt

21.12.2016

In der Gemeinde Neu Boltenhagen die Ortsteile

Neu Boltenhagen

Loddmannshagen

21.12.2016

In der Gemeinde Rubenow die Ortsteile

Rubenow

Groß Ernsthof

Latzow

Nieder Voddow

Nonnendorf

Rubenow Siedlung

Voddow

21.12.2016

In der Gemeinde Wusterhusen die Ortsteile

Wusterhusen

Gustebin

Pritzwald

Konerow

Stevelin

21.12.2016

Gemeinde Kenz-Küstrow ohne die im Sperrbezirk liegenden Ortsteile

20.12.2016

In der Gemeinde Löbnitz die Ortsteile

Saatel

Redebas

Löbnitz

Ausbau Löbnitz

20.12.2016

In der Gemeinde Divitz-Spoldershagen die Ortsteile

Divitz

Frauendorf

Wobbelkow

Spoldershagen

20.12.2016

Stadt Barth: restliches Gebiet außerhalb des Sperrbezirks

20.12.2016

In der Gemeinde Fuhlendorf die Ortsteile

Fuhlendorf

Bodstedt

Gut Glück

20.12.2016

Gemeinde Pruchten gesamt

20.12.2016

Gemeinde Ostseebad Zingst gesamt

20.12.2016

In der Hansestadt Stralsund die Stadtteile

Voigdehagen

Andershof

Devin

22.12.2016

In der Gemeinde Wendorf die Ortsteile

Zitterpenningshagen

Teschenhagen

22.12.2016

Gemeinde Neu Bartelshagen gesamt

20.12.2016

Gemeinde Groß Kordshagen gesamt

20.12.2016

In der Gemeinde Kummerow der Ortsteil

Kummerow-Heide

20.12.2016

Gemeinde Groß Mohrdorf: Großes Holz westlich von Kinnbackenhagen ohne Ortslage Kinnbackenhagen

20.12.2016

In der Gemeinde Altenpleen die Ortsteile

Nisdorf

Günz

Neuenpleen

20.12.2016

Gemeinde Velgast: Karniner Holz und Bussiner Holz nördlich der Bahnschiene sowie Ortsteil Manschenhagen

20.12.2016

Gemeinde Karnin gesamt

20.12.2016

In der Stadt Grimmen die Ortsteile

Hohenwarth

Stoltenhagen

22.12.2016

In der Gemeinde Wittenhagen die Ortsteile

Glashagen

Kakernehl

Wittenhagen

Windebrak

22.12.2016

In der Gemeinde Elmenhorst die Ortsteile

Bookhagen

Elmenhorst

Neu Elmenhorst

22.12.2016

Gemeinde Zarrendorf gesamt

22.12.2016

In der Gemeinde Süderholz die Ortsteile

Griebenow

Dreizehnhausen

Kreutzmannshagen

21.12.2016

In der Gemeinde Süderholz die Ortsteile

Willershusen

Wüst Eldena

Willerswalde

Bartmannshagen

22.12.2016

In der Gemeinde Sundhagen alle nicht im Sperrbezirk befindlichen Ortsteile

22.12.2016

Gemeinde Lietzow gesamt

22.12.2016

Stadt Sassnitz: Gemeindegebiet außerhalb des Sperrbezirkes

22.12.2016

Gemeinde Sagard gesamt

22.12.2016

In der Gemeinde Glowe die Ortsteile

Polchow

Bobbin

Spyker

Baldereck

22.12.2016

Gemeinde Seebad Lohme gesamt

22.12.2016

In der Gemeinde Garz/Rügen

auf der Halbinsel Zudar ein Uferstreifen von 500 m Breite östlich von Glewitz zwischen Fähranleger und Palmer Ort

21.12.2016

In der Gemeinde Garz/Rügen der Ortsteil

Glewitz

22.12.2016

In der Gemeinde Gustow die Ortsteile

Prosnitz

Sissow

22.12.2016

In der Gemeinde Poseritz der Ortsteil

Venzvitz

22.12.2016

In der Gemeinde Ostseebad Binz der Ortsteil

Prora

22.12.2016

In der Gemeinde Gneven der Ortsteil

Vorbeck

26.12.2016

In der Gemeinde Langen Brütz der Orsteil

Kritzow

26.12.2016

In der Gemeinde Barnin die Orte, Ortsteile und Ortslagen

Barnin

Hof Barnin

26.12.2016

In der Gemeinde Bülow der Ort und Ortsteile

Bülow

Prestin

Runow

26.12.2016

In der Gemeinde Stadt Crivitz die Orte und Ortsteile

Augustenhof

Basthorst

Crivitz, Stadt

Gädebehn

Kladow

Muchelwitz

Bahnstrecke

Wessin

Badegow

Radepohl

26.12.2016

In der Gemeinde Demen der Ortsteil

Buerbeck

26.12.2016

In der Gemeinde Zapel der Ort und die Ortsteile

Zapel

Zapel-Hof

Zapel-Ausbau

26.12.2016

In der Gemeinde Friedrichsruhe die Ortsteile

Goldenbow

Ruthenbeck

Neu Ruthenbeck und Bahnhof

26.12.2016

In der Gemeinde Zölkow der Ort und die Ortsteile

Kladrum

Zölkow

Groß Niendorf

26.12.2016

In der Gemeinde Dabel der Ort und die Ortsteile

Dabel

Turloff

Dabel-Woland

26.12.2016

In der Gemeinde Kobrow der Ort und die Ortsteile

Dessin

Kobrow I

Kobrow II

Stieten

Wamckow

Seehof

Hof Schönfeld

26.12.2016

In der Gemeinde Stadt Sternberg die Gebiete

Obere Seen und Wendfeld

Peeschen

26.12.2016

In der Gemeinde Stadt Brüel die Ortsteile

Golchen

Alt Necheln

Neu Necheln

26.12.2016

In der Gemeinde Kuhlen-Wendorf der Ort und die Ortsteile

Gustävel

Holzendorf

Müsselmow

Weberin

Wendorf

26.12.2016

In der Gemeinde Weitendorf die Orsteile

Jülchendorf

Kaarz

Schönlage

26.12.2016

Stadt Ueckermünde

18.12.2016 tot en met 26.12.2016

Gemeinde Grambin

18.12.2016 tot en met 26.12.2016

In der Gemeinde Liepgarten der Ortsteil

Liepgarten

18.12.2016 tot en met 26.12.2016

In der Gemeinde Mesekenhagen die Ortsteile

Mesekenhagen

Frätow

Gristow

Kalkvitz

Klein Karrendorf

Groß Karrendorf

Kowall

13.12.2016 tot en met 21.12.2016

In der Gemeinde Wackerow die Ortsteile

Groß Kieshof

Groß Kieshof Ausbau

Klein Kieshof

13.12.2016 tot en met 21.12.2016

In der Gemeinde Neuenkirchen der Ortsteil

Oldenhagen

13.12.2016 tot en met 21.12.2016

In der Gemeinde Neu Boltenhagen die Ortsteile

Neu Boltenhagen

Karbow

Lodmannshagen

13.12.2016 tot en met 21.12.2016

In der Gemeinde Kemnitz der Ortsteil

Rappenhagen

13.12.2016 tot en met 21.12.2016

In der Gemeinde Katzow der Ortsteil

Kühlenhagen

13.12.2016 tot en met 21.12.2016

In der Gemeinde Kenz-Küstrow die Ortsteile

Dabitz

Küstrow

Zipke

11.12.2016 tot en met 20.12.2016

Stadt Barth einschließlich Ortsteile

Tannenheim

Glöwitz ohne Ortsteil Planitz

11.12.2016 tot en met 20.12.2016

In der Gemeinde Sundhagen der Ortsteil

Jager

13.12.2016 tot en met 22.12.2016

In der Gemeinde Sundhagen die Ortsteile

Mannhagen

Wilmshagen

Hildebrandshagen

Altenhagen

Klein Behnkenhagen

Behnkendorf

Groß Behnkenhagen

Engelswacht

Miltzow

Klein Miltzow

Reinkenhagen

Hankenhagen

11.12.2016 tot en met 22.12.2016

In der Stadt Sassnitz die Ortsteile

Sassnitz

Dargast

Werder

Buddenhagen

11.12.2016 tot en met 22.12.2016

In der Gemeinde Sagard: der See am Kreideabbaufeld nördlich von Dargast

11.12.2016 tot en met 22.12.2016

In der Gemeinde Demen der Ort und die Ortsteile

Demen

Kobande

Venzkow

18.12.2016 tot en met 26.12.2016

In der Gemeinde Quedlinburg die Ortsteile

Quarmbeck

Bad Suderode

Gernrode

20.12.2016 tot en met 29.12.2016

In der Gemeinde Ballenstedt der Ortsteil

Ortsteil Rieder

20.12.2016 tot en met 29.12.2016

In der Gemeinde Thale die Ortsteile

Ortsteil Neinstedt

Ortsteil Stecklenberg

20.12.2016 tot en met 29.12.2016

Landkreis Cloppenburg

Von der Kreuzung B 401/B 72 in nördlicher Richtung entlang der B 72 bis zur Kreisgrenze, von dort entlang der Kreisgrenze in östlicher und südöstlicher Richtung bis zur L 831 in Edewechterdamm, von dort entlang der L 831 (Altenoyther Straße) in südwestlicher Richtung bis zum Lahe-Ableiter, entlang diesem in nordwestlicher Richtung bis zum Buchweizendamm, entlang diesem weiter über Ringstraße, Zum Kellerdamm, Vitusstraße, An der Mehrenkamper Schule, Mehrenkamper Straße und Lindenweg bis zur K 297 (Schwaneburger Straße), entlang dieser in nordwestlicher Richtung bis zur B 401 und entlang dieser in westlicher Richtung bis zum Ausgangspunkt Kreuzung B 401/B 72

24.12.2016

Landkreis Ammerland

Schnittpunkt Kreisgrenze/Edamer Straße, Edamer Straße, Hauptstraße, Auf der Loge, Zur Loge, Lienenweg, Zur Tonkuhle, Burgfelder Straße, Wischenweg, Querensteder Straße, Langer Damm, An den Feldkämpen, Pollerweg, Ocholter Straße, Westerstede Straße, Steegenweg, Rostruper Straße, Rüschendamm, Torsholter Hauptstraße, Südholter Straße, Westersteder Straße, Westerloyer Straße, Strohen, In der Loge, Buernstraße, Am Damm, Moorweg, Plackenweg, Ihausener Straße, Eibenstraße, Eichenstraße, Klauhörner Straße, Am Kanal, Aper Straße, Stahlwerkstraße, Ginsterweg, Am Uhlenmeer, Grüner Weg, Südgeorgsfehner Straße, Schmuggelpadd, Wasserzug Bitsche bzw. Kreisgrenze, Hauptstraße, entlang Kreisgrenze in südöstlicher Richtung bis zum Schnittpunkt Kreisgrenze/Edamer Straße

Das Beobachtungsgebiet umfasst alle an beiden Straßenseiten gelegenen Tierhaltungen

24.12.2016

Landkreis Leer

Gemeinde Detern

Anfang an der Kreisgrenze Cloppenburg-Leer auf der B72 Höhe Ubbehausen. In nördlicher Richtung Ecke „Borgsweg”/ „Lieneweg” weiter in nördlicher Richtung auf den „Deelenweg”. Diesem wieder folgend auf den „Handwieserweg”. Diesem nordöstlich folgend auf die „Barger Straße” und weiter nördlich auf die Straße „Am Barger Schöpfswerkstief”.

Dieser östlich folgend, dann nördlich auf die Straße „Fennen” weiter und dieser nördlich folgend auf die Straße „Zur Wassermühle”.

Nördlich über die Jümme dem Aper Tief folgend in Höhe des „Französischer Weg” auf die „Osterstraße”. Von dort Richtung Kreisgrenze zum Landkreis Ammerland und dieser weiter folgend zum Ausgangspunkt Höhe Ubbehausen

24.12.2016

Hochtaunuskreis

Gemeinde Glashütten

Stadt Kronberg mit Ausnahme der Gemarkungen Kronberg, Schönberg und dem nordwestlich der Bebauungsgrenze gelegene Teil der Gemarkung Oberhöchstadt

Stadt Oberursel

Stadt Steinbach

Stadt Bad Homburg mit Ausnahme der Gemarkung Ober-Erlenbach

Stadt Schmitten mit Ausnahme der Gemarkungen Treisberg, Brombach und Hunoldstal

in der Stadt Neu Anspach die Gemarkung Anspach

in der Gemeinde Wehrheim die Gemarkung Obernhain

1.1.2017

Hochtaunuskreis

Die Stadt Königstein

In der Stadt Kronberg die Gemarkungen Kronberg, Schönberg und der nordwestlich der Bebauungsgrenze gelegene Teil der Gemarkung Oberhöchstadt

24.12.2016 tot en met 1.1.2017

Main-Taunus-Kreis

Stadt Bad Soden mit Ausnahme der Gemarkungen Altenhain und Neuenhain

Stadt Eppstein

Stadt Eschborn

Stadt Kelkheim

Gemeinde Liederbach

Stadt Schwalbach mit Ausnahme des Gebiets nordwestlich der Landesstraße 3015

Gemeinde Sulzbach

Gemeinde Kriftel

Stadt Hofheim mit Ausnahme der Gemarkungen Marxheim, Diedenbergen und Wallau

1.1.2017

Main-Taunus-Kreis

In der Stadt Bad Soden die Gemarkungen Altenhain und Neuenhain

das nordwestlich der Landesstraße 3015 gelegene Gebiet der Stadt Schwalbach am Taunus

24.12.2016 tot en met 1.1.2017

Rheingau-Taunus-Kreis

in der Gemeinde Waldems die Gemarkung Wüstems

in der Stadt Idstein die Gemarkungen Heftrich, Kröftel und Nieder-Oberrod

in der Gemeinde Niedernhausen die Gemarkung Oberjosbach

1.1.2017

Stadt Frankfurt am Main

Die Stadtteile Höchst, Kalbach, Nied, Niederursel, Praunheim, Rödelheim, Sindlingen, Sossenheim, Unterliederbach und Zeilsheim

1.1.2017

Lidstaat: Frankrijk

Gebied omvattende:

Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 31 van Richtlijn 2005/94/EG

Les municipalités suivantes dans les départements des Pyrénées atlantiques et des Hautes Pyrénées (foyer IBOS):

GER, IBOS, AAST, BARZUN, ESPOEY, LIVRON, PONSON-DESSUS, PONTACQ, SAUBOLE, AZEREIX, BORDERES-SUR-L'ECHEZ, GARDERES, GAYAN, JUILLAN, LAGARDE, LANNE, LOUEY, LUQUET, ODOS, OROIX, OSSUN, OURSBELILLE, PINTAC, SERON, TARASTEIX, TARBES

9.1.2017

Les municipalités suivantes dans le département du Lot-et-Garonne (foyer MONBAHUS):

MONBAHUS, MONVIEL, SEGALAS, ARMILLAC, BEAUGAS, BOURGOUGNAGUE, CANCON, CASSENEUIL, CASTILLONNES, COULX, DOUZAINS, LAPERCHE, LAUZUN, LAVERGNE, LOUGRATTE, MONCLAR, MONTASTRUC, MONTAURIOL, MONTIGNAC-DE-LAUZUN, MOULINET, PINEL-HAUTERIVE, SAINT-COLOMB-DE-LAUZUN, SAINT-MAURICE-DE-LESTAPEL, SAINT-PASTOUR, SERIGNAC-PEBOUDOU, TOMBEBOEUF, TOURTRES, VILLEBRAMAR

9.1.2017

Les municipalités suivantes dans les départements du Gers et des Hautes Pyrénées (Foyer MONLEZUN):

MONLEZUN, PALLANNE, RICOURT, SAINT-JUSTIN, ARMENTIEUX, ARMOUS-ET-CAU, AUX-AUSSAT, BARS, BASSOUES, BEAUMARCHES, BECCAS, BETPLAN, BLOUSSON-SERIAN, CAZAUX-VILLECOMTAL, COURTIES, HAGET, JUILLAC, LAAS, LADEVEZE-RIVIERE, LAGUIAN-MAZOUS, LAVERAET, MALABAT, MARCIAC, MARSEILLAN, MASCARAS, MIELAN, MONCLAR-SUR-LOSSE, MONPARDIAC, POUYLEBON, SAINT-CHRISTAUD, SAINT-MAUR, SCIEURAC-ET-FLOURES, SEMBOUES, TILLAC, TOURDUN, TRONCENS, ANSOST, AURIEBAT, BARBACHEN, BUZON, LAFITOLE, MONFAUCON, SAUVETERRE

9.1.2017

Les municipalités suivantes dans les départements du Gers (foyer EAUZE BEAUMONT):

EAUZE, LAURAET, BEAUMONT, MOUCHAN, LARRESSINGLE, MONTREAL, VALENCE-SUR-BAISE, GONDRIN, MANCIET, RAMOUZENS, LAGARDERE, LARROQUE-SUR-L'OSSE, ESPAS, NOULENS, CASSAIGNE, LANNEPAX, MAIGNAUT-TAUZIA, BASCOUS, FOURCES, REANS, CONDOM, BERAUT, COURRENSAN, CAZENEUVE, ROQUES, BRETAGNE-D'ARMAGNAC, CASTELNAU-D'AUZAN, LAGRAULET-DU-GERS, DEMU, MANSENCOME

9.1.2017

Les municipalités suivantes dans les départements du Tarn, du Tarn et Garonne et de l'Aveyron (foyers ALMAYRAC et LACAPELLE):

ALMAYRAC, BOURNAZEL, CARMAUX, COMBEFA, CORDES-SUR-CIEL, LABASTIDE-GABAUSSE, LACAPELLE-SEGALAR, LAPARROUQUIAL, MONESTIES, MOUZIEYS-PANENS, SAINT-BENOIT-DE-CARMAUX, SAINTE-GEMME, SAINT MARCEL CAMPES, SAINT MARTIN LAGUEPIE, SALLES, LE SEGUR, TREVIEN, VIRAC, NAJAC, SAINT-ANDRE-DE-NAJAC, LAGUEPIE, VAREN, VERFEIL, AMARENS, BLAYE-LES-MINES, LES CABANNES, CAGNAC-LES-MINES, CASTANET, DONNAZAC, FRAUSSEILLES, LE GARRIC, ITZAC, JOUQUEVIEL, LABARTHE-BLEYS, LIVERS-CAZELLES, LOUBERS, MAILHOC, MARNAVES, MILHARS, MILHAVET, MIRANDOL-BOURGNOUNAC, MONTIRAT, MONTROSIER, MOULARES, NOAILLES, PAMPELONNE, LE RIOLS, ROSIERES, ROUSSAYROLLES, SAINT-CHRISTOPHE, SAINT-JEAN-DE-MARCEL, SOUEL, TAIX, TANUS, TONNAC, VALDERIES, VILLENEUVE-SUR-VERE, VINDRAC-ALAYRAC, SAINTE-CROIX

13.1.2017

Lidstaat: Hongarije

Gebied omvattende:

Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 31 van Richtlijn 2005/94/EG

Az alábbi utak által behatárolt terület: Az 52-es út az M5-52-es kecskeméti csomópontjától nyugat felé az 52-es út az 5301-es becsatlakozásáig. Innen délnyugat felé 5301-es az 5309-es út becsatlakozásáig. Innen dél felé Kiskunhalasig. Kiskunhalastól kelet felé az 5408-as úton Bács-Kiskun és Csongrád megye határáig. Innen a megyehatárt követve északkeletre majd északra a 44-es útig. A 44-es úton nyugatra az 52-M5 csatlakozási kiindulás pontig, valamint Csongrád megye Mórahalom és Kistelek járásainak a védőkörzet vonatkozásában meghatározott részén kívüli, az N46,458679 és az E19,873816; és az N46,415988 és az E19,868078; és az N46,4734 és az E20,1634, valamint a N46,540227, és az E19,816115, és az valamint az

N46,469738 és az E19,8422, és az

N46,474649 és az E19,866126, és az

N46,406722 és az E19,864139, és az

N46,411634 és az E19,883893, és az

N46,630573 és az E19,536706, és az

N46,628228 és az E19,548682, és az

N46,63177 és az E19,603322, és az

N46,626579 és az E19,652752, és az

N46,568135 és az E19,629595, és az

N46,593654 és az E19,64934, és az

N46,567552 és az E19,679839, és az

N46,569787 és az E19,692051, és az

N46,544216 és az E19,717363, és az

N46,516493 és az E19,760571, és az

N46,555731 és az E19,786764, és az

N46,5381 és az E19,8205, és az

N46,5411 és az E19,8313, és az

N 46,584928 és az E19,675551, és az

N46,533851 és az E 19,811515, és az

N46,47774167 és az E19,86573056, és az

N46,484255 és az E19,792816, és az

N46,615774 és az E19,51889, és az

N46,56963889 és az E19,62801111, és az

N46.55130833 és az E19.67718611, és az

N46.580685 és az E19.591378, és az N46.580685 és az E19.591378, és az N46.674795 és az E19.501413, és az N46.672415 és az E19.497671, és az N46.52703 és az E19.75514, és az N46.623383 és az E19.435333, és az N46.55115 és az E19.67295, és az N46.533444 és az E19.868219, és az N46.523853 és az E19.885318, és az N46.535252 és az E19.808912, és az N46.59707 és az E19.45574, és az N46.65772 és az E19.525666, és az N46.593111 és az E19.492923, és az N46.639516 és az E19.542554, és az N46.594811 és az E19.803715, és az N46.5460333 és az E19.77916944, és az N46.57636389 és az E19.58059444 és az N46.676398 és az E19.505054, és az N46.38947 és az E19.858711, és az N46.58072 és az E19.74044, és az N46.6109778 és az E19.88599722, és az N46.674375, és az E19.496807, és ez N46.675336, és az E19.498997 és az N46.665379 és az E19.489808 és az N46.496419 és az E19.911004, és az N46.620021 és az E19.552464, és az N46.3869556, és az E19.77618056, és az N46.5460333 és az E19.77916944, és az N46.551986 és az E19.79999 és az N46.46118056 és az E19.71168333, és az N46.48898611 és az E19.88049444, és az N46.53697222, és az E19.68341111, és az N46.591604, és az E19.49531, és az N46.5171417 és az E19.67016111, és az N46.5158, és az E19.67768889, és az N46.52391944 és az E19.68843889 és az N46.53138889 és az E19.62005556, és az N46.4061972 és az E19.73322778, és az N46.52827778 és az E19.64308333, és az N46.533121 és az E19.518341, és az N46.574084 és az E19.740144, és az N46.553554 és az E19.75765, és az N46.657184 és az E19.531355, és az N46.5618333 és az E19.76470278, és az N46.516606 és az E19.886638, és az N46.551673 és az E19.491094, és az N46.551723 és az N19.779836, és az N46.603375, és az E19.90755278, és az N46.547736, és az E19.535668, és az N46.544789 és az E19.516968, és az N46.550743 és az E19.496889, és az N46.382844 és az E19.86408, és az N46.57903611 és az E19.72372222, és az N46.590227, É19.710753, és az N46.521458 és az E19.642231, és az N46.579435 és E19.464347, és az N46.616864 és az E19.548472, és az N46.50325556 és az E19.64926389, és az N46.518133 és az E19.6784, és az

N46.557763 és az E19.901849 és az N46.484193 és az E19.69385, és az N46.52626111 és az E19.64352778 és az N46.500159 és az E19.655886 és az N46,5957889 és az E 19,87722778 és az N46.589767 és az E19.753633 és az N46,5886056 és az E19,88189167 GPS-koordináták által meghatározott pontok körüli 10 km sugarú körön belül eső részei, valamint az 53-as, az 5408-as és a Bács-Kiskun-Csongrád megye határa által határolt terület

12.1.2017

Északon a Bugacot Móricgáttal összekötő 54105-ös úton haladva az 54102 és 54105 elágazástól 3km

Délnyugat felé haladva a Tázlárt Kiskunmajsával összekötő 5405-ös út felé, az 5405-ös úton Tázlártól 9 km-re a Kiskörösi/Kiskunmajsai Járások határától 0,8 km

Kelet felé haladva Szank belterület határától 0,5 km

Dél felé haladva a Szankot felől az 5405-ös út felé tartó út és az 5405-ös út elágazási pontja.

Dél felé haladva az 5402-es út felé Kiskunmajsa belterület határától 3,5 km az 5402-es út mentén távolodva Kiskunmajsától.

Délkeleti irányban az 5409-es út Kiskunmajsa belterület határától 5 km

Dél-Délkelet felé haladva az 5405-ös út felé az 5405-ös és az 5442-es út elágazásától nyugat felé 0,5 km

Déli irányba haladva a megyehatárig

A megyehatár mentén haladva délkelet, majd 3 km után észak felé az 54 11-es útig

A megyehatár 5411-es úttól 6 km -re lévő töréspontjától déli irányban 1,5 km

A megyehatár következő töréspontja előtt 0,4 km

A megyehatáron haladva északnyugat felé haladva 4km-t majd északkelet felé haladva az M5 autópályától 3 km

Nyugat felé haladva az 5405-ös úton Jászszentlászló belterület határától 1km

Dél felé haladva 1km, majd északnyugat felé haladva 1 km, majd észak felé haladva az 5405-ös útig

Az 5405-ös úton Móricgát felé haladva a következő töréspontig

Északkelet felé haladva 2 km, majd északnyugat felé haladva a kiindulópontig, valamint Csongrád megye Mórahalom és Kistelek járásainak az N46,458679 és az E19,873816; és az N46,415988 és az E19,868078; és az N46,4734 és az E20,1634, és az N46,540227, E19,816115 és az

N46,469738 és az E19,8422, és az

N46,474649 és az E19,866126, és az

N46,406722 és az E19,864139, és az

N46,411634 és az E19,883893, és az

N46,630573 és az E19,536706, és az

N46,628228 és az E19,548682, és az

N46,63177 és az E19,603322, és az

N46,626579 és az E19,652752, és az

N46,568135 és az E19,629595, és az

N46,593654 és az E19,64934, és az

N46,567552 és az E19,679839, és az

N46,569787 és az E19,692051, és az

N46,544216 és az E19,717363, és az

N46,516493 és az E19,760571, és az

N46,555731 és az E19,786764, és az

N46,5381 és az E19,8205, és az

N46,5411 és az E19,8313, és az

N 46,584928 és az E19,675551, és az

N46,533851 és az E 19,811515, és az

N46,47774167 és az E19,86573056, és az

N46,484255 és az E19,792816, és az

N46,615774 és az E19,51889, és az

N46,56963889 és az E19,62801111, és az

N46.55130833 és az E19.67718611, és az

N46.580685 és az E19.591378, és az N46.580685 és az E19.591378, és az N46.674795 és az E19.501413, és az N46.672415 és az E19.497671, és az N46.52703 és az E19.75514, és az N46.623383 és az E19.435333, és az N46.55115 és az E19.67295, és az N46.533444 és az E19.868219, és az N46.523853 és az E19.885318, és az N46.535252 és az E19.808912, és az N46.59707 és az E19.45574, és az N46.65772 és az E19.525666, és az N46.593111 és az E19.492923, és az N46.639516 és az E19.542554, és az N46.594811 és az E19.803715, és az N46.5460333 és az E19.77916944, és az N46.57636389 és az E19.58059444 és az N46.676398 és az E19.505054, és az N46.38947 és az E19.858711, és az N46.58072 és az E19.74044, és az N46.6109778 és az E19.88599722, és az N46.674375, és az E19.496807, és ez N46.675336, és az E19.498997 és az N46.665379 és az E19.489808 és az N46.496419 és az E19.911004, és az N46.620021 és az E19.552464, és az N46.3869556, és az E19.77618056, és az N46.5460333 és az E19.77916944, és az N46.551986 és az E19.79999 és az N46.46118056 és az E19.71168333, és az N46.48898611 és az E19.88049444, és az N46.53697222, és az E19.68341111, és az N46.591604, és az E19.49531, és az N46.5171417 és az E19.67016111, és az N46.5158, és az E19.67768889, és az N46.52391944 és az E19.68843889 és az N46.53138889 és az E19.62005556, és az N46.4061972 és az E19.73322778, és az N46.52827778 és az E19.64308333, és az N46.533121 és az E19.518341, és az N46.574084 és az E19.740144, és az N46.553554 és az E19.75765, és az N46.657184 és az E19.531355, és az N46.5618333 és az E19.76470278, és az N46.516606 és az E19.886638, és az N46.551673 és az E19.491094, és az N46.551723 és az N19.779836, és az N46.603375, és az E19.90755278, és az N46.547736, és az E19.535668, és az N46.544789 és az E19.516968, és az N46.550743 és az E19.496889, és az N46.382844 és az E19.86408, és az N46.57903611 és az E19.72372222, és az N46.590227, É19.710753, és az N46.521458 és az E19.642231, és az N46.579435 és E19.464347, és az N46.616864 és az E19.548472, és az N46.50325556 és az E19.64926389, és az N46.518133 és az E19.6784, és az

N46.557763 és az E19.901849 és az N46.484193 és az E19.69385, és az N46.52626111 és az E19.64352778 és az N46.500159 és az E19.655886 és az N46,5957889 és az E 19,87722778 és az N46.589767 és az E19.753633 és az N46,5886056 és az E19,88189167 GPS koordináták által meghatározott pontok körüli 3 km sugarú körön belül eső részei

3.1.2017 tot en met 12.1.2017

Bács-Kiskun megye Kiskunfélegyházi, Kecskeméti és Kiskunmajsai járásának az N46.682422 és az E19.638406, az N46.685278 és az E19.64, valamint az N46.689837 és az E19.674396 GPS-koordináták által meghatározott pontok körüli 3 km sugarú körön belül eső részei, továbbá Móricgát-Erdőszéplak település teljes belterülete

1.1.2017 tot en met 9.1.2017

Bács-Kiskun megye Kiskunhalasi és Jánoshalmai járásainak, valamint Csongrád megye Mórahalmi járásának a védőkörzet vonatkozásában meghatározott részén kívüli, az N46.268418 és az E19.573609, az N46.229847 és az E19.619350, az N46.241335 és az E19.555281, valamint az N46.244069 és az E19.555064 GPS GPS-koordináták által meghatározott pontok körüli 10 km sugarú körön belül eső részei, továbbá Balotaszállás település teljes belterülete

15.1.2017

Bács-Kiskun megye Kiskunhalasi járásának az N46.268418 és az E19.573609, az N46.229847 és az E19.619350, az N46.241335 és az E19.555281, valamint az N46.244069 és az E19.555064 GPS-koordináták által meghatározott pontok körüli 3 km sugarú körön belül eső részei, valamint Kelebia-Újfalu település teljes belterülete

6.1.2017 tot en met 15.1.2017

Csongrád megye Mórahalom, Kistelek és Szeged járásainak, és Bács-Kiskun megye Kiskunmajsa járásának a védőkörzet vonatkozásában meghatározott részén kívüli, az N46.342763 és az E19.886990, és az N46,3632 és az E19,8754, és az N46.362391 és az E19.889445, vaalmint az N46.342783 és az E19.802446 GPS-koordináták által meghatározott pont körüli 10 km sugarú körön belül eső részei, valamint a következők által határolt terület: Bács-Kiskun és Csongrád megye nyugati határától délre az 5-ös út, majd Kistelek és Balástya közigazgatási határa az 5-ös útig, majd délre az 5-ös úton az E68-as útig, majd nyugatra az E68-as az E57-es útig, majd az E75-ös a délre a Magyar-szerb határig, majd követve a határt nyugatra, majd a Bács-Kiskun-Csongrád megyehatárt északketre

9.1.2017

Csongrád megye Mórahalom járásának az N46.342763 és az E19.886990, és az N46,3632 és az E19,8754, és az N46.362391 és az E19.889445, vaalmint az N46.342783 és az E19.802446 GPS-koordináták által meghatározott pont körüli 3 km sugarú körön belül eső részei, valamint Forráskút, Üllés és Bordány települések teljes beépített területe

31.12.2016 tot en met 9.1.2017

Jász-Nagykun-Szolnok megye Kunszentmártoni és Mezőtúri járásának, valamint Békés megye Szarvasi járásának a védőkörzet vonatkozásában meghatározott részén kívüli, az N46.8926211 és az E20.367360, valamint az N46.896193 és az E20.388287 GPS-koordináták által meghatározott pontok körüli 10 km sugarú körön belül eső részei, valamint Öcsöd település teljes közigazgatási területe

26.12.2016

Jász-Nagykun-Szolnok megye Kunszentmártoni és Mezőtúri járásának az N46.8926211 és az E20.367360, valamint az N46.896193 és az E20.388287 GPS-koordináták által meghatározott pontok körüli 3 km sugarú körön belül eső részei

17.12.2016 tot en met 26.12.2016

Bács-Kiskun megye Kiskunfélegyházi és Kecskeméti járásának az N46.665317 és az E19.805388, az N46.794889 és az E19.817377, az N46.774805 és az E19.795087, valamint az N46.762825 és az E19.857375 GPS-koordináták által meghatározott pontok körüli 3 km sugarú körön belül eső részei

24.12.2016 tot en met 2.1.2017

Békés megye Sarkadi járásának, valamint Hajdú-Bihar megye Berettyóújfalui járásának a védőkörzet vonatkozásában meghatározott részén kívüli, az N46.951822 és az E21.603480 GPS-koordináták által meghatározott pont körüli 10 km sugarú körön belül eső részei

2.1.2017

Békés megye Sarkadi járásának az N46.951822 és az E21.603480 GPS-koordináták által meghatározott pont körüli 3 km sugarú körön belül eső részei

24.12.2016 tot en met 2.1.2017

Csongrád megye Szentesi, Csongrádi és Hódmezővásárhelyi járásának, valamint Jász-Nagykun-Szolnok megye Kunszentmártoni járásának a védőkörzet vonatkozásában meghatározott részén kívüli, az N46.682909 és az E20.33426, valamint az N46.619294 és az E20.390083 GPS-koordináták által meghatározott pontok körüli 10 km sugarú körön belül eső részei

3.1.2017

Csongrád megye Szentesi járásának az N46.682909 és az E20.33426, valamint az N46.619294 és az E20.390083 GPS-koordináták által meghatározott pontok körüli 3 km sugarú körön belül eső részei

25.12.2016 tot en met 3.1.2017

Békés megye Orosházi, Mezőkovácsházi, Békéscsabai, Békési és Gyulai járásának a védőkörzet vonatkozásában meghatározott részén kívüli, az N46.599129 és az E21.02752, az N46.595641 és az E21.028533, az N46.54682222 és az E20.8927, valamint az N46.654794 és az E20.948188 GPS-koordináták által meghatározott pontok körüli 10 km sugarú körön belül eső részei, valamint az alábbiak által határolt terület: 44-es út- 445-ös út-4432-es út- 4434-es út-4428-as út—Munkácsy sor- 4418-as út — Békés-Csongrád megye határa — 4642-es út

6.1.2017

Békés megye Orosházi, Mezőkovácsházi és Békécsabai járásának az N46.599129 és az E21.02752, az N46.595641 és az E21.028533, az N46.54682222 és az E20.8927, valamint az N46.654794 és az E20.948188 GPS-koordináták által meghatározott pontok körüli 3 km sugarú körön belül eső részei, valamint Szabadkígyós és Medgyesbodzás-Gábortelep települések teljes belterülete

28.12.2016 tot en met 6.1.2017

Bács-Kiskun megye Kiskunfélegyházi és Kiskunmajsai, valamint Csongrád megye Kisteleki, Csongrádi és Szegedi járásának a védőkörzet vonatkozásában meghatározott részén kívüli, az N46.544052 és az E19.968252, valamint az N46.485451 és az E20.027345 GPS-koordináták által meghatározott pontok körüli 10 km sugarú körön belül eső részei, továbbá Tömörkény és Baks települések teljes közigazgatási területe, valamint Csanytelek település közigazgatási külterületének az Alsó-főcsatorna vonalától délre eső teljes területe

6.1.2017

Bács-Kiskun megye Kiskunfélegyházi járásának, valamint Csongrád megye Kisteleki járásának az N46.544052 és az E19.968252, valamint az N46.485451 és az E20.027345 GPS-koordináták által meghatározott pontok körüli 3 km sugarú körön belül eső részei

29.12.2016 tot en met 6.1.2017

Csongrád megye Szegedi, Hódmezővásárhelyi és Makói járásának a védőkörzet vonatkozásában meghatározott részén kívüli, az N46.306591 és az E20.268039 GPS-koordináták által meghatározott pont körüli 10 km sugarú körön belül eső részei, valamint délen a 43-as út által határolt terület Deszkig, Deszk teljes belterülete, illetve az alábbiak által határolt terület: M43-as út — 5-ös út — Balástya közigazgatási határa — Ópusztaszer közigazgatási határa — 4519-es út — 4519-es úton 6 km-re Ópusztaszer határától kiindulva keletre az Atkai holtágig — Sándorfalva közigazgatási határa

6.1.2017

Csongrád megye Szegedi, Hódmezővásárhelyi és Makói járásának az N46.306591 és az E20.268039 GPS-koordináták által meghatározott pont körüli 3 km sugarú körön belül eső részei

28.12.2016 tot en met 6.1.2017

Békés megye Gyomaendrődi és Szeghalmi járásának, valamint Jász-Nagykun-Szolnok megye Mezőtúri járásának a védőkörzet vonatkozásában meghatározott részén kívüli, az N46.992986 és az E20.888836 GPS-koordináták által meghatározott pont körüli 10 km sugarú körön belül eső részei, valamint Gyomaendrőd 443-as és 46-os uatktól keletre eső belterülete

10.1.2017

Békés megye Gyomaendrődi járásának az N46.992986 és az E20.888836 GPS-koordináták által meghatározott pont körüli 3 km sugarú körön belül eső részei

1.1.2017 tot en met 10.1.2017

Békés megye Orosházi és Békéscsabai járásának, valamint Csongrád megye Szentesi és Hódmezővásárhelyi járásának a védőkörzet vonatkozásában meghatározott részén kívüli, az N46.5953 és az E20.62686 GPS-koordináták által meghatározott pont körüli 10 km sugarú körön belül eső részei, Nagyszénás település belterülete, valamint az alábbiak által határolt terület: Csongrád-Békés megye határa — 4418-as út — 4419-es út — 47-es út — 4405-ös út — Szentesi-Hódmezővásárhelyi járás határa

12.1.2017

Békés megye Orosházi járásának az N46.5953 és az E20.62686 GPS-koordináták által meghatározott pont körüli 3 km sugarú körön belül eső részei, valamint Orosháza-Szentetornya település belterülete, valamint Orosháza-Rákóczitelep és Orosháza-Gyopárosfürdő települések belterületének a 4406-os és a 47-es utaktól északra és nyugatra eső belterülete

3.1.2017 tot en met 12.1.2017

Jász-Nagykun Szolnok megye Kunszentmártoni járásának, Bács-Kiskun megye Tiszakécskei járásának, valamint Csongrád megye Csongrádi és Szentesi járásának a védőkörzet vonatkozásában meghatározott részén kívüli, az N46.853433 és az E20.139858 GPS-koordináták által meghatározott pont körüli 10 km sugarú körön belül eső területei,.valamint Tiszasas település teljes közigazgatási terület,, valamint a 44-es út, a 4622-es út, a 4623-as út, a 4625-ös út és a Bács-Kiskun-Jász-Nagykun-Szolnok megyehatár által határolt terület

12.1.2017

Jász-Nagykun Szolnok megye Kunszentmártoni járásának és Bács-Kiskun megye Tiszakécskei járásának az N46.853433 és az E20.139858 GPS-koordináták által meghatározott pont körüli 3 km sugarú körön belül eső részei

3.1.2017 tot en met 12.1.2017

Csongrád megye Szegedi és Makói járásának a védőkörzet vonatkozásában meghatározott részén kívüli, az N46.151747 és az E20.290045 GPS-koordináták által meghatározott pont körüli 10 km sugarú körön belül eső részei, Deszk, Ferencszállás, Klárafalva, Újszentiván, Tiszasziget települések teljes közigazgatási területe, Szeged település közigazgatási területének a Tisza folyó — Herke utca — 43-as főút — Újszőreg — Szőreg által határolt része, valamint Kiszombor település belterületének a Rokkant köz — Pollner Kálmán utca — Farkas utca — Kiss Menyhért utca — Dózsa György u. — Délvidéki utca — Kör utca — Óbébai utca északi része — a 884/1 és 05398 hrsz. telkek — 05397 hrsz. út — 05402 hrsz. csatorna északi része által határolt része

12.1.2017

Csongrád megye Szegedi járásának az N46.151747 és az E20.290045 GPS-koordináták által meghatározott pont körüli 3 km sugarú körön belül eső részei

6.1.2017 tot en met 15.1.2017”


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

16.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 342/100


BESLUIT Nr. 1/2016 VAN DE STABILISATIE- EN ASSOCIATIERAAD EU-KOSOVO (*1)

van 25 november 2016

tot vaststelling van zijn reglement van orde [2016/2280]

DE STABILISATIE- EN ASSOCIATIERAAD,

Gezien de stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en Kosovo (*1), anderzijds (de „overeenkomst”), en met name de artikelen 126, 127, 129 en 131,

Overwegende dat de overeenkomst op 1 april 2016 in werking is getreden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Voorzitterschap

Het voorzitterschap van de stabilisatie- en associatieraad wordt bij toerbeurt voor een periode van twaalf maanden bekleed door de partijen. De eerste periode begint op de datum van de eerste vergadering van de stabilisatie- en associatieraad en eindigt op 31 december van hetzelfde jaar.

Artikel 2

Vergaderingen

De stabilisatie- en associatieraad komt eenmaal per jaar bijeen overeenkomstig de gangbare praktijk voor stabilisatie- en associatieraden, ook wat betreft het niveau van vertegenwoordiging en de vergaderlocatie. Op verzoek van een der partijen kunnen speciale vergaderingen van de stabilisatie- en associatieraad worden belegd, indien de partijen dat overeenkomen. Vergaderingen van de stabilisatie- en associatieraad worden door de secretarissen van de stabilisatie- en associatieraad gezamenlijk bijeengeroepen, in overleg met de voorzitter.

Artikel 3

Delegaties

Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen. Wanneer er op de agenda een punt staat dat verband houdt met de Europese Investeringsbank (EIB), woont een vertegenwoordiger van de EIB de vergadering van de stabilisatie- en associatieraad als waarnemer bij. De stabilisatie- en associatieraad kan ook andere personen uitnodigen de vergaderingen bij te wonen om informatie te verstrekken over bijzondere onderwerpen.

Artikel 4

Secretariaat

Een ambtenaar van het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie en een ambtenaar van de vertegenwoordiging van Kosovo in België treden gezamenlijk op als secretarissen van de stabilisatie- en associatieraad.

Artikel 5

Correspondentie

De voor de stabilisatie- en associatieraad bestemde correspondentie wordt gericht aan de voorzitter van de stabilisatie- en associatieraad op het adres van het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie.

De beide secretarissen zorgen ervoor dat deze correspondentie aan de voorzitter van de stabilisatie- en associatieraad wordt doorgezonden en, in voorkomend geval, wordt verspreid onder de andere leden van de stabilisatie- en associatieraad. Verspreide correspondentie wordt gericht aan het secretariaat-generaal van de Commissie, de Europese Dienst voor extern optreden en de vertegenwoordiging van Kosovo in Brussel.

Mededelingen die uitgaan van de voorzitter van de stabilisatie- en associatieraad, worden door de beide secretarissen aan de adressaten gericht en, in voorkomend geval, verspreid onder de andere in de tweede alinea bedoelde leden van de stabilisatie- en associatieraad.

Artikel 6

Openbaarheid

De vergaderingen van de stabilisatie- en associatieraad zijn niet openbaar, tenzij anders wordt beslist.

Artikel 7

Agenda van de vergaderingen

1.   De voorzitter stelt voor elke vergadering een voorlopige agenda op. Deze wordt door de secretarissen van de stabilisatie- en associatieraad uiterlijk 15 dagen voor het begin van de vergadering naar de in artikel 5 bedoelde adressaten gezonden. De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de voorzitter uiterlijk 21 dagen vóór het begin van de vergadering een verzoek tot opname op de agenda heeft ontvangen; een punt wordt evenwel pas op de voorlopige agenda geplaatst als de desbetreffende stukken uiterlijk op de datum waarop de agenda wordt verzonden, zijn binnengekomen bij de secretarissen. De agenda wordt bij het begin van iedere vergadering door de stabilisatie- en associatieraad goedgekeurd. Indien beide partijen zulks overeenkomen, kan een punt dat niet op de voorlopige agenda staat, aan de agenda worden toegevoegd.

2.   De voorzitter kan met instemming van beide partijen de in lid 1 genoemde termijnen inkorten als dat in een bepaald geval noodzakelijk is.

Artikel 8

Notulen

Van elke vergadering worden door de beide secretarissen ontwerpnotulen opgesteld. Doorgaans bevatten de notulen voor elk agendapunt:

de bij de stabilisatie- en associatieraad ingediende documenten,

verklaringen die op verzoek van een lid van de stabilisatie- en associatieraad worden opgenomen,

besluiten, aanbevelingen, overeengekomen verklaringen en conclusies.

De ontwerpnotulen worden ter goedkeuring aan de stabilisatie- en associatieraad voorgelegd. Na goedkeuring worden de notulen ondertekend door de voorzitter en de beide secretarissen. De notulen worden bewaard in de archieven van het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie, dat optreedt als depositaris van de documenten van de associatie. Aan elk van de in artikel 5 bedoelde adressaten wordt een gewaarmerkt afschrift gezonden.

Artikel 9

Besluiten en aanbevelingen

1.   De besluiten en aanbevelingen van de stabilisatie- en associatieraad worden in onderlinge overeenstemming tussen de partijen vastgesteld, onverminderd de artikelen 2 en 5 van de overeenkomst. Indien beide partijen daarmee instemmen, kan de stabilisatie- en associatieraad besluiten of aanbevelingen via de schriftelijke procedure vaststellen.

2.   Besluiten en aanbevelingen van de stabilisatie- en associatieraad in de zin van artikel 128 van de overeenkomst worden voorzien van de vermelding „besluit” of „aanbeveling”, gevolgd door een volgnummer, de datum van goedkeuring en een beschrijving van het onderwerp. De besluiten en aanbevelingen van de stabilisatie- en associatieraad worden ondertekend door de voorzitter en gewaarmerkt door de beide secretarissen. Besluiten en aanbevelingen worden aan elk van de in artikel 5 bedoelde adressaten gestuurd. Elke partij kan besluiten tot bekendmaking van besluiten en aanbevelingen van de stabilisatie- en associatieraad in haar respectieve officiële publicatie.

Artikel 10

Talen

De officiële talen van de stabilisatie- en associatieraad zijn de authentieke talen van de overeenkomst. Behoudens andersluidend besluit beraadslaagt de stabilisatie- en associatieraad op basis van in deze talen opgestelde documenten.

Artikel 11

Kosten

De Europese Unie en Kosovo dragen bij deelname aan vergaderingen van de stabilisatie- en associatieraad elk hun eigen personeels-, reis- en verblijfkosten en hun eigen kosten voor post en telecommunicatie. De uitgaven voor de vertolking tijdens de vergaderingen en voor de vertaling en het drukken van de documenten, en andere kosten die verbonden zijn aan de organisatie van vergaderingen, komen ten laste van de partij die als gastheer voor de vergaderingen optreedt.

Artikel 12

Stabilisatie- en associatiecomité

1.   Er wordt een stabilisatie- en associatiecomité ingesteld (hierna „het comité” genoemd), dat de stabilisatie- en associatieraad bij de uitvoering van zijn taken bijstaat. Het bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie, enerzijds, en vertegenwoordigers van Kosovo, anderzijds, gewoonlijk op hoog ambtelijk niveau.

2.   Het comité bereidt de vergaderingen en beraadslagingen van de stabilisatie- en associatieraad voor, voert in voorkomend geval de besluiten van de stabilisatie- en associatieraad uit, en draagt in het algemeen zorg voor de continuïteit in de associatiebetrekkingen en de goede werking van de overeenkomst. Het behandelt alle zaken die de stabilisatie- en associatieraad aan het comité voorlegt, evenals alle andere zaken die zich voordoen bij de dagelijkse uitvoering van de stabilisatie- en associatieovereenkomst. Voorstellen en ontwerpbesluiten of -aanbevelingen worden door het comité ter goedkeuring aan de stabilisatie- en associatieraad voorgelegd.

3.   Bij een in de overeenkomst vermelde verplichting of mogelijkheid tot overleg, kan dat overleg plaatsvinden in het comité. Dit overleg kan, indien beide partijen daarmee instemmen, worden voortgezet in de stabilisatie- en associatieraad.

4.   Het reglement van orde van het stabilisatie- en associatiecomité is opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

Gedaan te Brussel, 25 november 2016.

Voor de stabilisatie- en associatieraad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(*1)  Deze benaming laat de standpunten over de status onverlet en is in overeenstemming met Resolutie 1244/1999 van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.


BIJLAGE

Reglement van orde van het stabilisatie- en associatiecomité

Artikel 1

Voorzitterschap

Het voorzitterschap van het stabilisatie- en associatiecomité wordt bij toerbeurt voor een periode van twaalf maanden bekleed door de partijen. De eerste periode begint op de datum van de eerste vergadering van de stabilisatie- en associatieraad en eindigt op 31 december van hetzelfde jaar.

Artikel 2

Vergaderingen

Het comité komt bijeen wanneer de omstandigheden zulks vereisen, met instemming van beide partijen. Elke vergadering van het comité wordt belegd op een tijdstip en een plaats die door beide partijen in onderling overleg zijn vastgesteld. De vergaderingen van het comité worden bijeengeroepen door de voorzitter.

Artikel 3

Delegaties

Vóór elke vergadering wordt de voorzitter in kennis gesteld van de voorgenomen samenstelling van de delegaties van beide partijen.

Artikel 4

Secretariaat

Een ambtenaar van de Europese Commissie en een ambtenaar van Kosovo treden gezamenlijk op als secretarissen van het comité. Alle in dit besluit bedoelde mededelingen bestemd voor en afkomstig van de voorzitter van het comité worden naar de secretarissen van het comité en naar de secretarissen en de voorzitter van de stabilisatie- en associatieraad gezonden.

Artikel 5

Openbaarheid

De vergaderingen van het comité zijn niet openbaar, tenzij anders wordt beslist.

Artikel 6

Agenda van de vergaderingen

1.   De voorzitter stelt voor elke vergadering een voorlopige agenda op. Deze wordt door de secretarissen van het comité uiterlijk 30 werkdagen vóór het begin van de vergadering naar de in artikel 4 bedoelde adressaten gezonden. De voorlopige agenda omvat de punten waarvoor de voorzitter uiterlijk 35 dagen vóór het begin van de vergadering een verzoek tot opname op de agenda heeft ontvangen; een punt wordt evenwel pas op de voorlopige agenda geplaatst als de desbetreffende stukken uiterlijk op de datum waarop de agenda wordt verzonden, zijn binnengekomen bij de secretarissen. Het comité kan deskundigen uitnodigen zijn vergaderingen bij te wonen om informatie over bepaalde onderwerpen te verstrekken. De agenda wordt bij het begin van elke vergadering door het comité vastgesteld. Indien beide partijen zulks overeenkomen, kan een punt dat niet op de voorlopige agenda staat, aan de agenda worden toegevoegd.

2.   De voorzitter kan met instemming van beide partijen de in lid 1 genoemde termijnen inkorten als dat in een bepaald geval noodzakelijk is.

Artikel 7

Notulen

Van elke vergadering worden notulen opgemaakt, op grond van de samenvatting door de voorzitter van de door het comité bereikte conclusies. Na goedkeuring door het comité worden de notulen ondertekend door de voorzitter en de secretarissen en bij elk van beide partijen in de archieven bewaard. Aan elk van de in artikel 4 bedoelde adressaten wordt een afschrift van de notulen gezonden.

Artikel 8

Besluiten en aanbevelingen

In de specifieke gevallen waarin het comité, op grond van artikel 128 van de overeenkomst, door de stabilisatie- en associatieraad is gemachtigd besluiten of aanbevelingen aan te nemen, worden deze opgesteld overeenkomstig artikel 9 van het reglement van orde van de stabilisatie- en associatieraad.

Artikel 9

Kosten

De Europese Unie en Kosovo nemen de uitgaven voor hun rekening van hun deelname aan de vergaderingen van het comité, zowel personeelsuitgaven en reis- en verblijfkosten als de uitgaven voor post en telecommunicatie. De uitgaven voor de vertolking tijdens de vergaderingen en voor de vertaling en het drukken van de documenten, alsook andere kosten die verbonden zijn aan de organisatie van vergaderingen, komen ten laste van de partij die als gastheer voor de vergaderingen optreedt.

Artikel 10

Subcomités en speciale groepen

Het comité kan subcomités en speciale groepen oprichten, die hun werkzaamheden onder bevoegdheid van het comité uitvoeren. Zij brengen na iedere vergadering verslag uit bij het comité. Het comité kan besluiten bestaande subcomités of groepen op te heffen, kan hun taken vaststellen of wijzigen, of kan andere subcomités of groepen oprichten die het bij het vervullen van zijn taken bijstaan. Deze subcomités en groepen hebben niet de bevoegdheid om besluiten te nemen.