ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 337

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

59e jaargang
13 december 2016


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Besluit (EU) 2016/2234 van de Raad van 21 november 2016 betreffende de ondertekening namens de Europese Unie van de samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en het Agentschap voor luchtvaartveiligheid in Afrika en Madagaskar (ASECNA) inzake de ontwikkeling van satellietnavigatie en de verlening van bijbehorende diensten ten behoeve van de burgerluchtvaart in het bevoegdheidsgebied van het ASECNA

1

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2016/2235 van de Commissie van 12 december 2016 tot wijziging van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) wat betreft bisfenol A ( 1 )

3

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2236 van de Commissie van 12 december 2016 tot vaststelling van de technische kenmerken voor de speciale module 2018 over de combinatie van werk en gezin ( 1 )

6

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2237 van de Commissie van 12 december 2016 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

13

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (GBVB) 2016/2238 van de Raad van 12 december 2016 tot wijziging van Besluit 2010/452/GBVB inzake de waarnemingsmissie van de Europese Unie in Georgië, EUMM Georgia

15

 

*

Besluit (GBVB) 2016/2239 van de Raad van 12 december 2016 tot wijziging en verlenging van Besluit 2010/96/GBVB betreffende een militaire missie van de Europese Unie om de Somalische veiligheidstroepen te helpen opleiden

16

 

*

Besluit (GBVB) 2016/2240 van de Raad van 12 december 2016 tot wijziging van Besluit 2012/389/GBVB betreffende de missie van de Europese Unie voor de opbouw van regionale maritieme capaciteit in de Hoorn van Afrika (EUCAP NESTOR)

18

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2241 van de Commissie van 9 december 2016 betreffende het tijdelijk in de handel brengen van zaaizaad van bepaalde rassen van de soort Beta vulgaris L., dat niet aan de eisen van Richtlijn 2002/54/EG van de Raad voldoet (Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 8105)  ( 1 )

20

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2242 van de Commissie van 9 december 2016 betreffende het tijdelijk in de handel brengen van zaaizaad van Hordeum vulgare L. van het ras Scrabble dat niet aan de eisen van Richtlijn 66/402/EEG van de Raad voldoet (Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 8106)  ( 1 )

22

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1775 van de Commissie van 4 oktober 2016 tot wijziging van Beschikking 93/195/EEG door toevoeging van Qatar aan de lijst van derde landen waaruit de lidstaten het opnieuw binnenbrengen van geregistreerde paarden op het grondgebied van de Unie toestaan, na tijdelijke uitvoer van minder dan negentig dagen voor deelname aan International Group/Grade meetings ( PB L 271 van 6.10.2016 )

24

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

13.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 337/1


BESLUIT (EU) 2016/2234 VAN DE RAAD

van 21 november 2016

betreffende de ondertekening namens de Europese Unie van de samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en het Agentschap voor luchtvaartveiligheid in Afrika en Madagaskar (ASECNA) inzake de ontwikkeling van satellietnavigatie en de verlening van bijbehorende diensten ten behoeve van de burgerluchtvaart in het bevoegdheidsgebied van het ASECNA

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 172, juncto artikel 218, lid 5,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 25 september 2014 heeft de Raad de Commissie gemachtigd namens de Unie te onderhandelen over een internationale overeenkomst met het Agentschap voor luchtvaartveiligheid in Afrika en Madagaskar waarin de voorwaarden worden vastgesteld voor de verlening van diensten op het gebied van satellietaugmentatie (satellite-based augmentation service — „SBAS”) in Afrika op grond van het Europees satellietnavigatieprogramma Egnos.

(2)

Na afloop van die onderhandelingen is op 12 mei 2016 de samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en het Agentschap voor luchtvaartveiligheid in Afrika en Madagaskar (ASECNA) inzake de ontwikkeling van satellietnavigatie en de verlening van bijbehorende diensten ten behoeve van de burgerluchtvaart in het bevoegdheidsgebied van het ASECNA („de overeenkomst”), geparafeerd.

(3)

De overeenkomst moet worden ondertekend,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Machtiging wordt verleend tot de ondertekening namens de Europese Unie van de samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en het Agentschap voor luchtvaartveiligheid in Afrika en Madagaskar (ASECNA) inzake de ontwikkeling van satellietnavigatie en de verlening van bijbehorende diensten ten behoeve van de burgerluchtvaart in het bevoegdheidsgebied van het ASECNA.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de overeenkomst namens de Unie te ondertekenen, onder voorbehoud van de sluiting ervan.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 21 november 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. PLAVČAN


VERORDENINGEN

13.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 337/3


VERORDENING (EU) 2016/2235 VAN DE COMMISSIE

van 12 december 2016

tot wijziging van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) wat betreft bisfenol A

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (1), en met name artikel 68, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 6 mei 2014 heeft Frankrijk bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen („het Agentschap”) een dossier ingediend overeenkomstig artikel 69, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 („het bijlage XV-dossier” (2)) om de in de artikelen 69 tot en met 73 van die verordening vastgestelde procedure voor een beperking in te leiden. In het bijlage XV-dossier werd gewezen op een risico voor werknemers (voornamelijk kassamedewerkers) en consumenten, die door het gebruik van kassabonnen gemaakt van thermisch papier kunnen worden blootgesteld aan bisfenol A (BPA), en werd een beperking voorgesteld op het in de handel brengen van thermisch papier dat BPA bevat in concentraties van 0,02 gewichtsprocent of hoger. Meer in het bijzonder bestond de risicopopulatie uit de ongeboren kinderen van zwangere werknemers en consumenten die door het gebruik van thermisch papier worden blootgesteld aan BPA.

(2)

Thermisch papier bestaat uit basispapier bedekt met ten minste één deklaag die BPA kan bevatten. De deklaag verandert van kleur wanneer ze aan hitte wordt blootgesteld, zodat gedrukte tekens zichtbaar kunnen worden gemaakt.

(3)

Frankrijk baseerde zijn gevarenbeoordeling van BPA op de effecten op verschillende eindpunten betreffende de menselijke gezondheid (het vrouwelijk voortplantingssysteem, de hersenen en het gedrag, de borstklier, het metabolisme en obesitas). De effecten op de borstklier werden beschouwd als het meest kritische eindpunt met prioriteit over alle andere. Zij werden gebruikt voor de berekening van de afgeleide dosis zonder effect (derived no-effect level, DNEL).

(4)

Tijdens de totstandkoming van het advies van het Agentschap heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) een nieuw wetenschappelijk advies over BPA gepubliceerd (3). Het Comité risicobeoordeling (RAC) van het Agentschap heeft met de EFSA over de beoordeling van BPA overlegd om te komen tot een consistente wetenschappelijke beoordeling op basis van de meest recente, geactualiseerde wetenschappelijke literatuur. De in het advies van het RAC opgenomen gevarenbeoordeling is consistent met de benadering van de EFSA.

(5)

Volgens het RAC konden geen dosis-responsrelaties worden gekwantificeerd op basis van de door Frankrijk voor de berekening van de DNEL geselecteerde kritische studies en vertoonden die studies onzekerheden. Het RAC koos er daarom voor de orale DNEL te berekenen op basis van de effecten op de nieren en paste tevens, omdat uit de beschikbare gegevens bleek dat die effecten niet de meest kritische effecten van BPA zijn, een extra beoordelingsfactor van 6 toe om de effecten op het vrouwelijk voortplantingssysteem, de hersenen en het gedrag, de borstklier, het metabolisme en obesitas, en het immuunsysteem in de gehele gevarenbeoordeling te betrekken. Aangezien het beperkingsvoorstel betrekking heeft op blootstelling via de huid door contact met thermisch papier, werd ook een DNEL voor de dermale blootstellingsroute berekend voor werknemers en de bevolking in het algemeen. Wat betreft de blootstelling heeft het RAC de beoordeling verder verfijnd en aangevuld met nieuwe, door biomonitoring verkregen gegevens over de blootstelling van kassamedewerkers aan BPA. Op basis van deze methode kwam het RAC tot de conclusie dat het risico voor consumenten onder controle is, maar dat er inderdaad een risico voor werknemers bestaat.

(6)

Op 5 juni 2015 concludeerde het RAC in zijn advies dat de voorgestelde beperking, uitgaande van de doeltreffendheid ervan bij het beperken van de vastgestelde risico's, ten aanzien van die risico's de meest geschikte maatregel op het niveau van de Unie is.

(7)

Omdat het RAC had geconcludeerd dat de dosis-responsrelatie voor de gezondheidseffecten van BPA niet op basis van de beschikbare gegevens kon worden gekwantificeerd, kon het Comité sociaaleconomische analyse („SEAC”) van het Agentschap de ramingen in het Franse dossier niet gebruiken, en heeft het daarom een break-evenanalyse uitgevoerd met als conclusie dat de geraamde kosten zwaarder wegen dan de mogelijke gezondheidswinst van de voorgestelde beperking. Het SEAC merkte echter op dat de kosten van de beperking slechts een fractie van de totale personeelskosten of het bruto exploitatieoverschot van de betrokken sectoren in de Unie zouden uitmaken, en slechts een zeer geringe prijsstijging zouden veroorzaken als zij aan consumenten zouden worden doorberekend via hogere prijzen voor consumptiegoederen. Bovendien merkte het SEAC op dat de beperking zou kunnen leiden tot een eerlijker verdeling van de gevolgen, aangezien de bevolkingsgroep van kassamedewerkers die mogelijk risico lopen, onevenredig wordt getroffen door de negatieve gevolgen voor de gezondheid, terwijl de economische gevolgen evenredig zouden worden gedeeld door de bevolking van de EU.

(8)

Op 4 december 2015 stelde het SEAC in zijn advies dat de voorgestelde beperking waarschijnlijk niet evenredig zou zijn wat betreft de verhouding tussen sociaaleconomische baten en sociaaleconomische kosten, maar benadrukte het tegelijkertijd de mogelijke positieve overwegingen op het gebied van lastenverdeling en betaalbaarheid. Het SEAC bevestigde bovendien dat een maatregel op het niveau van de Unie gerechtvaardigd is en concludeerde dat de voorgestelde beperking een passende maatregel is om de gezondheidsrisico's voor werknemers aan te pakken.

(9)

Het RAC en het SEAC kwamen ook tot de conclusie dat de voorgestelde beperking uitvoerbaar, afdwingbaar, beheersbaar en controleerbaar is.

(10)

Het Forum voor de uitwisseling van handhavingsinformatie van het Agentschap werd tijdens de beperkingsprocedure geraadpleegd en met de aanbevelingen daarvan is rekening gehouden.

(11)

Op 29 januari 2016 heeft het Agentschap de adviezen van het RAC en het SEAC (4) bij de Commissie ingediend. Op basis van die adviezen heeft de Commissie geconcludeerd dat er sprake is van een onaanvaardbaar gezondheidsrisico voor werknemers die werken met thermisch papier dat BPA bevat in concentraties van 0,02 gewichtsprocent of hoger. Rekening houdend met de overwegingen van het SEAC met betrekking tot de betaalbaarheid en de lastenverdeling, is de Commissie van mening dat de voorgestelde beperking de geconstateerde risico's zou aanpakken zonder aanzienlijke lasten voor het bedrijfsleven, de toeleveringsketen of de consumenten met zich mee te brengen. De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat de door Frankrijk voorgestelde beperking een geschikte maatregel op het niveau van de Unie is als antwoord op de vastgestelde gezondheidsrisico's voor werknemers die werken met BPA-houdend thermisch papier. Via regels voor het in de handel brengen zou de voorgestelde beperking ook leiden tot een ruimere mate van consumentenbescherming.

(12)

Aangezien de concentratie van BPA in thermisch papier met beschikbare testmethoden kan worden gemeten, is de beperking afdwingbaar. Zoals bevestigd door het SEAC, moet de toepassing van de beperking worden uitgesteld om de bedrijfstak de kans te geven eraan te voldoen. Een termijn van 36 maanden lijkt redelijk en toereikend voor dat doel.

(13)

In zijn advies merkte het RAC op dat bisfenol S (BPS), volgens Frankrijk de meest waarschijnlijke vervangende stof, wellicht een vergelijkbaar toxicologisch profiel heeft als BPA en soortgelijke schadelijke gezondheidseffecten zou kunnen veroorzaken. Om te voorkomen dat de schadelijke effecten van BPA eenvoudigweg zouden worden vervangen door die van BPS, moet daarom bijzonder worden gelet op een eventuele trend om BPA door BPS te vervangen. Daarom moet het Agentschap toezicht houden op het gebruik van BPS in thermisch papier. Omdat de gezondheidsrisico's van BPS in thermisch papier, in tegenstelling tot die van BPA, nog niet zijn beoordeeld, moet het Agentschap alle verdere informatie aan de Commissie doorgeven, zodat deze kan overwegen of het nodig is het gebruik van BPS uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1907/2006 te beperken.

(14)

Verordening (EG) nr. 1907/2006 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(15)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 133 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 december 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

(2)  http://echa.europa.eu/documents/10162/c6a8003c-81f3-4df6-b7e8-15a3a36baf76

(3)  http://www.efsa.europa.eu/en/efsajournal/pub/3978

(4)  http://echa.europa.eu/documents/10162/9ce0977b-3540-4de0-af6d-16ad6e78ff20


BIJLAGE

Aan bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt de volgende vermelding toegevoegd:

„66.

Bisfenol A

CAS-nr. 80-05-7

EG-nr. 201-245-8

Mag na 2 januari 2020 niet in de handel worden gebracht in thermisch papier in concentraties gelijk aan of groter dan 0,02 gewichtsprocent.”


13.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 337/6


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/2236 VAN DE COMMISSIE

van 12 december 2016

tot vaststelling van de technische kenmerken voor de speciale module 2018 over de combinatie van werk en gezin

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad van 9 maart 1998 betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap (1), en met name artikel 7 bis, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De EU zet zich al jarenlang in om een goed evenwicht tussen werk en privéleven te bevorderen. De minimumnormen op dit gebied zijn vastgesteld door de richtlijnen betreffende zwangerschapsverlof (2) en ouderschapsverlof (3). De EU heeft zich er met de doelstellingen van Barcelona eveneens toe verbonden de toegang tot kinderopvang te verbeteren, en in het kader van het Europees semester 2016 zijn landenspecifieke aanbevelingen voor het evenwicht tussen werk en privéleven.

(2)

In haar werkprogramma van 2016 (4) heeft de Commissie plannen voor een initiatief opgesteld waarmee een oplossing moet worden gevonden voor de moeilijkheden die ouders en verzorgers ondervinden op het gebied van het evenwicht tussen werk en privéleven.

(3)

Derhalve is het van cruciaal belang om toezicht te houden op de uitdagingen en de vooruitgang op het gebied van het evenwicht tussen werk en privéleven, en is een verbeterde verzameling van gegevens eveneens belangrijk.

(4)

Verordening (EU) nr. 318/2013 van de Commissie (5) stelt een speciale module vast voor de combinatie van werk en gezin.

(5)

Gedelegeerde Verordening van de Commissie (EU) nr. 1397/2014 (6) stelt de lijst en een beschrijving vast van de gebieden van gespecialiseerde informatie („gespecialiseerde submodules”) die moeten worden opgenomen in de speciale module 2018 over de combinatie van werk en gezin.

(6)

De Commissie moet de technische kenmerken, filters, codes en de termijn voor de indiening van gegevens voor de speciale module over de combinatie van werk en gezin vaststellen.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het Europees statistisch systeem,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De technische kenmerken van de speciale module 2018 over de combinatie van werk en gezin, de filters, de codes die moeten worden gebruikt en de termijn waarbinnen de resultaten aan de Commissie worden toegezonden, zijn opgenomen in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 december 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 77 van 14.3.1998, blz. 3.

(2)  Richtlijn 92/85/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie (tiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (PB L 348 van 28.11.1992, blz. 1).

(3)  Richtlijn 2010/18/EU van de Raad van 8 maart 2010 tot uitvoering van de door BUSINESSEUROPE, UEAPME, het CEEP en het EVV gesloten herziene raamovereenkomst en tot intrekking van Richtlijn 96/34/EG (PB L 68 van 18.3.2010, blz. 13).

(4)  COM(2015) 610 final.

(5)  Verordening (EU) nr. 318/2013 van de Commissie van 8 april 2013 tot vaststelling van het programma van speciale modules voor de jaren 2016-2018 bij de steekproefenquête naar de arbeidskrachten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad (PB L 99 van 9.4.2013, blz. 11).

(6)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1397/2014 van de Commissie van 22 oktober 2014 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 318/2013 tot vaststelling van het programma van speciale modules voor de jaren 2016-2018 bij de steekproefenquête naar de arbeidskrachten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad (PB L 370 van 30.12.2014, blz. 42).


BIJLAGE

Deze bijlage bevat de technische kenmerken, filters en codes die moeten worden gebruikt in de speciale module over de combinatie van werk en gezin die gepland is voor 2018. Ook de termijnen voor de indiening van de gegevens bij de Commissie worden hier bepaald.

Termijn voor de indiening van de resultaten bij de Commissie: 31 maart 2019.

Filters en codes die moeten worden gebruikt voor de indiening van de gegevens: zoals vastgesteld in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 377/2008 van de Commissie (1).

Kolommen gereserveerd voor optionele wegingscoëfficiënten, te gebruiken bij substeekproeven of non-respons: de kolommen 223 tot en met 226 bevatten gehele getallen en de kolommen 227 en 228 bevatten decimalen.

1)   Submodule 1: Zorgverantwoordelijkheden

Naam/kolom

Code

Beschrijving

Filter

CARERES

 

Bestaan van zorgverantwoordelijkheden

AGE = 18-64

211

 

Zorgt regelmatig voor eigen kinderen of kinderen van de partner (< 15 jaar) of voor invalide familieleden (15 jaar en ouder)

 

 

1

Geen zorgverantwoordelijkheden

 

 

2

Alleen voor eigen kinderen of kinderen van de partner binnen het huishouden

 

 

3

Alleen voor eigen kinderen of kinderen van de partner buiten het huishouden

 

 

4

Voor eigen kinderen of kinderen van de partner binnen en buiten het huishouden

 

 

5

Alleen voor invalide familieleden

 

 

6

Voor eigen kinderen of kinderen van de partner binnen het huishouden en invalide familieleden

 

 

7

Voor eigen kinderen of kinderen van de partner buiten het huishouden en invalide familieleden

 

 

8

Voor eigen kinderen of kinderen van de partner binnen en buiten het huishouden en invalide familieleden

 

 

9

Niet van toepassing (niet in filter inbegrepen)

 

 

Blanco

Geen antwoord/Weet niet

 

 

 

 

 

CHCARUSE

 

Gebruik van kinderopvang

CARERES = 2-4,6-8

212

 

Gebruik van professionele kinderopvang voor sommige of alle kinderen

 

 

1

Neen

 

 

2

Ja, voor sommige kinderen

 

 

3

Ja, voor alle kinderen

 

 

9

Niet van toepassing (niet in filter inbegrepen)

 

 

Blanco

Geen antwoord/Weet niet

 

 

 

 

 

CHCAROBS

 

Factoren voor het niet gebruikmaken van kinderopvang

CHCARUSE = 1,2

213/214

 

Voornaamste reden voor het niet (meer) gebruikmaken van kinderopvang voor eigen kinderen of kinderen van de partner

 

 

01

Geen toegankelijke/beschikbare opvang

 

 

02

Kosten

 

 

03

Kwaliteit van/soort opvang

 

 

04

Andere aan opvang gerelateerde belemmering

 

 

05

Opvang is alleen/met partner geregeld

 

 

06

Opvang is inclusief bijkomende informele ondersteuning geregeld

 

 

07

Gebruikte professionele opvangvoorzieningen voldoen (voor sommige maar niet voor alle kinderen)

 

 

08

Kinderen zorgen voor zichzelf

 

 

09

Andere persoonlijke redenen

 

 

99

Niet van toepassing (niet in filter inbegrepen)

 

 

Blanco

Geen antwoord/Weet niet

 

 

 

 

 

CHCAREFF

 

Invloed van kinderopvangverantwoordelijkheden op werk

CARERES = 2-4,6-8 en WSTATOR = 1,2

215

 

Voornaamste manier waarop werknemers hun werk aanpasten om kinderopvangverantwoordelijkheden te faciliteren

 

 

1

Eender welke verandering om inkomen te verhogen

 

 

2

Minder werkuren

 

 

3

Minder veeleisende taken op het werk

 

 

4

Van werk of werkgever veranderd om de combinatie te faciliteren

 

 

5

Momenteel op verlof om gezinsredenen

 

 

6

Ander

 

 

7

Geen invloed

 

 

9

Niet van toepassing (niet in filter inbegrepen)

 

 

Blanco

Geen antwoord/Weet niet

 

2)   Submodule 2: Flexibiliteit van arbeidsregelingen

Naam/kolom

Code

Beschrijving

Filter

POSSTEND

 

Flexibiliteit van arbeidstijd voor zorg

STAPRO = 3 en CARERES = 2-8

216

 

Mogelijkheid om begin en/of einde van de werkdag van het hoofdberoep te variëren om zorgverantwoordelijkheden te faciliteren

 

 

1

Doorgaans mogelijk

 

 

2

Zelden mogelijk

 

 

3

Niet mogelijk

 

 

9

Niet van toepassing (niet in filter inbegrepen)

 

 

Blanco

Geen antwoord/Weet niet

 

 

 

 

 

POSORGWT

 

Flexibiliteit om hele dagen vrij te nemen voor zorg

STAPRO = 3 en CARERES = 2-8

217

 

Mogelijkheid om de arbeidstijd te organiseren om hele dagen vrij te nemen van het hoofdberoep om zorgverantwoordelijkheden te faciliteren

 

 

1

Doorgaans mogelijk

 

 

2

Zelden mogelijk

 

 

3

Niet mogelijk

 

 

9

Niet van toepassing (niet in filter inbegrepen)

 

 

Blanco

Geen antwoord/Weet niet

 

 

 

 

 

WORKOBS

 

Voornaamste belemmering op het werk voor de combinatie werk/gezin

WSTATOR = 1,2 en CARERES = 2-8

218

 

Kenmerk van hoofdberoep dat combinatie werk/gezin het meest bemoeilijkt

 

 

1

Geen belemmering

 

 

2

Lange werktijd

 

 

3

Onvoorspelbare of moeilijke werkschema's

 

 

4

Lange verplaatsing van en naar het werk

 

 

5

Veeleisende of vermoeiende baan

 

 

6

Gebrek aan ondersteuning van werkgevers en collega's

 

 

7

Andere belemmeringen

 

 

9

Niet van toepassing (niet in filter inbegrepen)

 

 

Blanco

Geen antwoord/Weet niet

 

3)   Submodule 3: Loopbaanonderbrekingen en ouderschapsverlof

Naam/kolom

Code

Beschrijving

Filter

STOPWORK

 

Loopbaanonderbreking voor kinderopvang

AGE = 18-64

219

 

In het arbeidsverleden ten minste gedurende één maand niet gewerkt om te zorgen voor eigen kinderen of kinderen van de partner

 

 

1

Ja

 

 

2

Nooit gewerkt; omwille van kinderopvang

 

 

3

Neen (maar had/heeft werk en heeft kinderen)

 

 

4

Nooit gewerkt; omwille van andere redenen

 

 

5

Nooit kinderen gehad

 

 

9

Niet van toepassing (niet in filter inbegrepen)

 

 

Blanco

Geen antwoord/Weet niet

 

 

 

 

 

STOPLENG

 

Volledige duur van loopbaanonderbrekingen voor kinderopvang

STOPWORK = 1

220

 

Totale duur van alle werkonderbrekingen van ten minste één maand

 

 

1

Ten hoogste zes maanden

 

 

2

Meer dan zes maanden en ten hoogste één jaar

 

 

3

Meer dan één jaar en ten hoogste twee jaar

 

 

4

Meer dan twee jaar en ten hoogste drie jaar

 

 

5

Meer dan drie jaar en ten hoogste vijf jaar

 

 

6

Meer dan vijf jaar

 

 

9

Niet van toepassing (niet in filter inbegrepen)

 

 

Blanco

Geen antwoord/Weet niet

 

 

 

 

 

PARLEAV

 

Nemen van ouderschapsverlof

STOPWORK = 1

221

 

Gebruik van ouderschapsverlof en/of moeder-/vaderschapsverlof als onderdeel van werkonderbreking voor kinderopvang

 

 

1

Enkel ouderschapsverlof genomen

 

 

2

Combinatie van gezinsverlof

 

 

3

Enkel moederschaps-/vaderschapsverlof genomen

 

 

4

Geen gezinsverlof genomen

 

 

 

 

 

DEREDSTP

 

Carrièreonderbreking voor invalide familieleden

AGE = 18-64 en (EXISTPR = 1 of WSTATOR = 1,2)

222

 

Niet gewerkt of heeft minder arbeidsuren gedurende ten minste één maand in het arbeidsverleden om te zorgen voor invalide familieleden (15 jaar of ouder)

 

 

1

Werkonderbreking

 

 

2

Enkel minder arbeidsuren

 

 

3

Geen onderbreking of vermindering

 

 

4

Heeft nooit moeten zorgen voor invalide familieleden

 

 

9

Niet van toepassing (niet in filter inbegrepen)

 

 

Blanco

Geen antwoord/Weet niet

 


(1)  Verordening (EG) nr. 377/2008 van de Commissie van 25 april 2008 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap, wat de codering voor de indiening van de gegevens vanaf 2009, het gebruik van een substeekproef voor de verzameling van gegevens over structurele variabelen en de vaststelling van de referentiekwartalen betreft (PB L 114 van 26.4.2008, blz. 57).


13.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 337/13


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/2237 VAN DE COMMISSIE

van 12 december 2016

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 december 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

106,0

TN

123,9

TR

109,6

ZZ

113,2

0707 00 05

MA

77,0

TR

166,4

ZZ

121,7

0709 93 10

MA

144,0

TR

161,6

ZZ

152,8

0805 10 20

TR

66,3

ZA

27,9

ZZ

47,1

0805 20 10

MA

68,8

ZZ

68,8

0805 20 30 , 0805 20 50 , 0805 20 70 , 0805 20 90

IL

112,8

JM

112,0

TR

81,5

ZZ

102,1

0805 50 10

TR

86,1

ZZ

86,1

0808 10 80

US

97,3

ZA

36,6

ZZ

67,0

0808 30 90

CN

89,2

ZZ

89,2


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

13.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 337/15


BESLUIT (GBVB) 2016/2238 VAN DE RAAD

van 12 december 2016

tot wijziging van Besluit 2010/452/GBVB inzake de waarnemingsmissie van de Europese Unie in Georgië, EUMM Georgia

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 12 augustus 2010 Besluit 2010/452/GBVB (1) vastgesteld, waarbij de waarnemingsmissie van de Europese Unie in Georgië („EUMM Georgia” of „de missie”), die was ingesteld bij Gemeenschappelijk Optreden 2008/736/GBVB van de Raad (2), werd verlengd. Besluit 2010/452/GBVB verstrijkt op 14 december 2016.

(2)

Naar aanleiding van de strategische evaluatie van 2016 dient EUMM Georgia te worden verlengd met een nieuwe periode van twee jaar.

(3)

Besluit 2010/452/GBVB dient dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(4)

De missie zal worden uitgevoerd in een mogelijk verslechterende situatie die de verwezenlijking van de in artikel 21 van het Verdrag genoemde doelstellingen van het externe optreden van de Unie kan hinderen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2010/452/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 14, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Het financiële referentiebedrag ter dekking van de uitgaven voor de missie van 15 december 2016 tot en met 14 december 2017 bedraagt 18 000 000 EUR.”.

2)

In artikel 18 wordt de tweede alinea vervangen door:

„Het verstrijkt op 14 december 2018.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing met ingang van 15 december 2016.

Gedaan te Brussel, 12 december 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  Besluit 2010/452/GBVB van de Raad van 12 augustus 2010 inzake de waarnemingsmissie van de Europese Unie in Georgië, EUMM Georgia (PB L 213 van 13.8.2010, blz. 43).

(2)  Gemeenschappelijk Optreden 2008/736/GBVB van de Raad van 15 september 2008 inzake de waarnemingsmissie van de Europese Unie in Georgië, EUMM Georgia (PB L 248 van 17.9.2008, blz. 26).


13.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 337/16


BESLUIT (GBVB) 2016/2239 VAN DE RAAD

van 12 december 2016

tot wijziging en verlenging van Besluit 2010/96/GBVB betreffende een militaire missie van de Europese Unie om de Somalische veiligheidstroepen te helpen opleiden

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 15 februari 2010 Besluit 2010/96/GBVB (1) vastgesteld waarbij een militaire missie van de EU werd opgericht om de Somalische veiligheidstroepen te helpen opleiden.

(2)

Op 16 maart 2015 is Besluit 2010/96/GBVB bij Besluit (GBVB) 2015/441 van de Raad (2) gewijzigd en werd de militaire missie van de EU verlengd tot en met 31 december 2016.

(3)

In het licht van de strategische evaluatie van 2016 moet het mandaat van de militaire missie van de EU worden verlengd tot en met 31 december 2018.

(4)

Overeenkomstig artikel 5 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en de uitvoering van besluiten en acties van de Unie die gevolgen hebben op defensiegebied. Denemarken neemt niet deel aan de uitvoering van dit besluit en draagt derhalve niet bij aan de financiering van deze missie.

(5)

Besluit 2010/96/GBVB moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2010/96/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 10 wordt het volgende lid toegevoegd:

„6.   Het financieel referentiebedrag ter dekking van de gemeenschappelijke kosten van de militaire missie van de EU voor het tijdvak van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2018 bedraagt 22 948 000 EUR. Het in artikel 25, lid 1, van Besluit (GBVB) 2015/528 (*1) bedoelde percentage van het referentiebedrag bedraagt 0 %.

(*1)  Besluit (GBVB) 2015/528 van de Raad van 27 maart 2015 tot instelling van een mechanisme voor het beheer van de financiering van de gemeenschappelijke kosten van de operaties van de Europese Unie die gevolgen hebben op militair of defensiegebied (Athena) en tot intrekking van Besluit 2011/871/GBVB (PB L 84 van 28.3.2015, blz. 39).”."

2)

Artikel 12, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   Het mandaat van de militaire missie van de EU eindigt op 31 december 2018.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 12 december 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  Besluit 2010/96/GBVB van de Raad van 15 februari 2010 betreffende een militaire missie van de Europese Unie om de Somalische veiligheidstroepen te helpen opleiden (PB L 44 van 19.2.2010, blz. 16).

(2)  Besluit (GBVB) 2015/441 van de Raad van 16 maart 2015 tot wijziging en verlenging van Besluit 2010/96/GBVB betreffende een militaire missie van de Europese Unie om de Somalische veiligheidstroepen te helpen opleiden (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 37).


13.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 337/18


BESLUIT (GBVB) 2016/2240 VAN DE RAAD

van 12 december 2016

tot wijziging van Besluit 2012/389/GBVB betreffende de missie van de Europese Unie voor de opbouw van regionale maritieme capaciteit in de Hoorn van Afrika (EUCAP NESTOR)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 16 juli 2012 Besluit 2012/389/GBVB (1) betreffende de missie van de Europese Unie voor de opbouw van regionale maritieme capaciteit in de Hoorn van Afrika (EUCAP NESTOR) vastgesteld.

(2)

De Raad heeft op 22 juli 2014 Besluit 2014/485/GBVB (2) tot wijziging en verlenging tot en met 12 december 2016 van Besluit 2012/389/GBVB betreffende EUCAP NESTOR vastgesteld.

(3)

De holistische en alomvattende strategische toetsing van de GVDB-inzet in Somalië en de Hoorn van Afrika heeft tot de conclusie geleid dat EUCAP NESTOR moet worden toegespitst op Somalië en dat de naam ervan dan ook moet worden veranderd in EUCAP Somalia en het mandaat moet worden aangepast en verlengd tot en met december 2018.

(4)

Besluit 2012/389/GBVB, waaronder indien noodzakelijk de taken en doelstellingen van de missie, moet in de loop van 2017 worden herzien.

(5)

Het referentiebedrag dat voor de periode tot 12 december 2016 is voorzien, volstaat om de periode tot en met 28 februari 2017 te dekken, op welke datum gedetailleerde informatie over de financiële behoeften voor de nieuwe aanpak beschikbaar zou moeten zijn om een referentiebedrag voor de volgende periode te bepalen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2012/389/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1)

In de titel en in de gehele tekst wordt de naam „EUCAP NESTOR” vervangen door „EUCAP Somalia”.

2)

Artikel 1 wordt vervangen door:

„Artikel 1

Missie

De Unie richt een missie voor de opbouw van capaciteit in Somalië op (EUCAP Somalia).”.

3)

Artikel 2 wordt vervangen door:

„Artikel 2

Missieverklaring

EUCAP Somalia dient Somalië bij te staan bij het versterken van zijn capaciteit voor maritieme veiligheid, zodat het de maritieme wetgeving doeltreffender kan handhaven.”.

4)

Artikel 3 wordt vervangen door:

„Artikel 3

Doelstellingen en taken

1.   Ter uitvoering van de missieverklaring in artikel 2 heeft EUCAP Somalia de volgende taken:

a)

de maritieme civiele rechtshandhavingscapaciteit van Somalië vergroten, zodat het land een doeltreffend maritiem bestuur kan voeren over zijn kustlijn, binnenlandse wateren, territoriale zee en exclusieve economische zones;

b)

met name de Somalische capaciteit versterken voor inspecties en handhaving op het gebied van visserij, maritieme opsporings- en reddingsoperaties, het optreden tegen smokkel, de bestrijding van piraterij en de politiebewaking van het kustgebied te land en ter zee;

c)

deze doelstellingen nastreven door de Somalische autoriteiten te steunen bij het tot stand brengen van de noodzakelijke wetgeving en justitiële instanties en door de nodige begeleiding, advies, opleiding en materieel te verstrekken aan de Somalische maritieme civiele rechtshandhavingsinstanties.

2.   Om deze doelstellingen te bereiken, handelt EUCAP Somalia overeenkomstig de richtsnoeren voor operaties en taken die zijn opgenomen in de operationeleplanningdocumenten die zijn goedgekeurd door de Raad.

3.   EUCAP Somalia verricht geen uitvoerende taken.”.

5)

In artikel 13, lid 1, wordt de laatste alinea vervangen door:

„Het financiële referentiebedrag dat is bestemd om de uitgaven van EUCAP Somalia voor de periode van 16 december 2015 tot en met 28 februari 2017 te dekken, bedraagt 12 000 000 EUR.”.

6)

In artikel 16 wordt de tweede alinea vervangen door:

„Het is van toepassing tot en met 31 december 2018.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 12 december 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  Besluit 2012/389/GBVB van de Raad van 16 juli 2012 betreffende de missie van de Europese Unie voor de opbouw van regionale maritieme capaciteit in de Hoorn van Afrika (EUCAP NESTOR) (PB L 187 van 17.7.2012, blz. 40).

(2)  Besluit 2014/485/GBVB van de Raad van 22 juli 2014 tot wijziging van Besluit 2012/389/GBVB betreffende de missie van de Europese Unie voor de opbouw van regionale maritieme capaciteit in de Hoorn van Afrika (EUCAP NESTOR) (PB L 217 van 23.7.2014, blz. 39).


13.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 337/20


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/2241 VAN DE COMMISSIE

van 9 december 2016

betreffende het tijdelijk in de handel brengen van zaaizaad van bepaalde rassen van de soort Beta vulgaris L., dat niet aan de eisen van Richtlijn 2002/54/EG van de Raad voldoet

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 8105)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2002/54/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van bietenzaad (1), en met name artikel 24, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Denemarken is de hoeveelheid beschikbaar zaaizaad van bepaalde rassen van Beta vulgaris L. dat voldoet aan de in punt 3, onder b), van deel B van bijlage I bij Richtlijn 2002/54/EG vastgelegde voorwaarde voor wat betreft het maximumgewicht van inert materiaal van eenkiemig zaad ontoereikend als gevolg van een droge oogst en voldoet derhalve niet aan de behoeften van die lidstaat.

(2)

Aan de vraag naar dit zaaizaad kan niet worden voldaan door zaaizaad uit andere lidstaten of uit derde landen dat aan alle eisen van Richtlijn 2002/54/EG voldoet.

(3)

Bijgevolg moet Denemarken worden gemachtigd om het in de handel brengen van deze rassen zaaizaad die aan minder strenge eisen voldoen toe te staan.

(4)

Bovendien moeten andere lidstaten die in staat zijn zaaizaad van die rassen aan Denemarken te leveren, ongeacht of het zaaizaad geoogst is in een lidstaat dan wel in een derde land dat onder Beschikking 2003/17/EG van de Raad (2) valt, worden gemachtigd om dergelijk zaaizaad in de handel te brengen om de werking van de interne markt de waarborgen en de verstoring ervan tegen te gaan.

(5)

Aangezien dit besluit een afwijking van de normen in de regelgeving van de Unie vormt, is het passend de hoeveelheid zaaizaad dat aan minder strenge eisen voldoet te beperken tot een minimum dat noodzakelijk is om aan de behoeften van Denemarken te voldoen. Om ervoor te zorgen dat de totale hoeveelheid zaaizaad, die op grond van dit besluit in de handel mag worden gebracht, de in dit besluit vastgestelde maximumhoeveelheid niet overschrijdt, dient Denemarken als coördinator op te treden aangezien het de aanvraag in kwestie voor het vaststellen van dit besluit heeft ingediend, en het vooral belang heeft bij het in de handel brengen van dat ras.

(6)

In afwijking van de normen in de regelgeving van de Unie, moet het in de handel brengen van zaaizaad dat aan minder strenge eisen voldoet tijdelijk zijn tot en met 31 december 2017 omdat die tijd noodzakelijk is om dat zaaizaad te kunnen produceren en de situatie met betrekking tot de rassen in kwestie te kunnen herzien.

(7)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het in de handel van de Unie brengen van zaaizaad van Beta vulgaris L. (biet) van de categorie „basiszaad”, behorende tot de rassen Enermax, Feldherr en Creta, die niet voldoen aan de in punt 3, onder b, onder dd), van deel B van bijlage I bij Richtlijn 2002/54/EG vastgestelde eisen wat de inerte materie betreft, wordt toegestaan voor een totale hoeveelheid van niet meer dan 61 kg en voor een termijn tot en met 31 december 2017, op voorwaarde dat het maximale gewichtspercentage van inerte materie niet hoger is dan 2,2.

Artikel 2

Een zaaizaadleverancier die het in artikel 1 bedoelde zaaizaad in de handel wenst te brengen, vraagt daartoe toestemming aan de lidstaat waar hij is gevestigd. In de aanvraag wordt de hoeveelheid zaaizaad aangegeven die de leverancier in de handel wil brengen.

De betrokken lidstaat geeft de leverancier toestemming om dat zaaizaad in de handel te brengen, tenzij:

a)

er voldoende aanwijzingen zijn dat de leverancier niet in staat zal zijn de in zijn aanvraag vermelde hoeveelheid in de handel te brengen, of

b)

de verlening van de vergunning zou leiden tot een overschrijding van de totale maximumhoeveelheid zaaizaad, zoals bedoeld in artikel 1.

Artikel 3

De lidstaten verlenen elkaar administratieve bijstand bij de toepassing van dit besluit.

Denemarken treedt op als coördinerende lidstaat om ervoor te zorgen dat de totale hoeveelheid zaaizaad die krachtens dit besluit door de lidstaten in de Unie in de handel mag worden gebracht, de totale maximumhoeveelheid zaaizaad als bedoeld in artikel 1 niet overschrijdt.

Wanneer een lidstaat een aanvraag overeenkomstig artikel 2 ontvangt, stelt hij onverwijld de betrokken coördinerende lidstaat in kennis van de in de aanvraag vermelde hoeveelheid. De coördinerende lidstaat deelt die lidstaat onmiddellijk mee of inwilliging van het verzoek tot een overschrijding van de totale maximumhoeveelheid zou leiden.

Artikel 4

De lidstaten delen de Commissie en de overige lidstaten onmiddellijk de hoeveelheden mee voor het in de handel brengen waarvan zij op grond van dit besluit toestemming hebben verleend.

Artikel 5

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 9 december 2016.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 193 van 20.7.2002, blz. 12.

(2)  Beschikking 2003/17/EG van de Raad van 16 december 2002 betreffende de gelijkwaardigheid van in derde landen verrichte veldkeuringen van gewassen voor de teelt van zaaizaad en de gelijkwaardigheid van in derde landen voortgebracht zaaizaad (PB L 8 van 14.1.2003, blz. 10).


13.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 337/22


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/2242 VAN DE COMMISSIE

van 9 december 2016

betreffende het tijdelijk in de handel brengen van zaaizaad van Hordeum vulgare L. van het ras Scrabble dat niet aan de eisen van Richtlijn 66/402/EEG van de Raad voldoet

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 8106)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 66/402/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen (1), en met name artikel 17, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Spanje is de beschikbare hoeveelheid gecertificeerd zaaizaad van de tweede vermeerdering van Hordeum vulgare L. dat voldoet aan de in punt 1, onder A, van bijlage II bij Richtlijn 66/402/EEG vastgelegde voorwaarde voor wat betreft de minimale zuiverheid van zaaizaden, ontoereikend ten gevolge van problemen die tijdens het productieproces van het laatste jaar zijn ontstaan, en voldoet derhalve niet aan de behoeften van die lidstaat.

(2)

Aan de vraag naar dit zaaizaad kan niet worden voldaan door zaaizaad uit andere lidstaten of uit derde landen dat aan alle eisen van Richtlijn 66/402/EEG voldoet.

(3)

Bijgevolg moet Spanje worden gemachtigd om het in de handel brengen van deze rassen zaaizaad die aan minder strenge eisen voldoen, toe te staan.

(4)

Bovendien moeten andere lidstaten die in staat zijn zaaizaad van dat ras aan Spanje te leveren, ongeacht of het zaaizaad geoogst is in een lidstaat dan wel in een derde land dat onder Beschikking 2003/17/EG van de Raad (2) valt, worden gemachtigd om dergelijk zaaizaad in de handel te brengen om de werking van de interne markt te waarborgen en de verstoring ervan tegen te gaan.

(5)

Aangezien dit besluit een afwijking van de normen in de regelgeving van de Unie vormt, is het passend de hoeveelheid zaaizaad dat aan minder strenge eisen voldoet, te beperken tot een minimum dat noodzakelijk is om aan de behoeften van Spanje te voldoen. Om ervoor te zorgen dat de totale hoeveelheid zaaizaad, die op grond van dit besluit in de handel mag worden gebracht, de in dit besluit vastgestelde maximumhoeveelheid niet overschrijdt, dient Spanje als coördinator op te treden aangezien het de aanvraag in kwestie voor het vaststellen van dit besluit heeft ingediend, en het vooral belang heeft bij het in de handel brengen van dat ras.

(6)

In afwijking van de normen in de regelgeving van de Unie moet het in de handel brengen van zaaizaad dat aan minder strenge eisen voldoet, tijdelijk zijn tot en met 31 december 2018 omdat die tijd noodzakelijk is om dat zaaizaad te kunnen produceren en de situatie met betrekking tot het ras in kwestie te kunnen beoordelen.

(7)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het in de handel van de Unie brengen van zaaizaad van Hordeum vulgare L. (gerst) van de categorie „gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering”, behorende tot het ras Scrabble, dat niet voldoet aan de in punt 1, onder A, van bijlage II bij Richtlijn 66/402/EEG vastgestelde eisen wat raszuiverheid betreft, wordt toegestaan voor een hoeveelheid van niet meer dan 6 000 ton en voor een periode tot en met 31 december 2018, op voorwaarde dat de minimumzuiverheid niet lager is dan 97 %.

Artikel 2

Een zaaizaadleverancier die het in artikel 1 bedoelde zaaizaad in de handel wenst te brengen, vraagt daartoe toestemming aan de lidstaat waar hij is gevestigd. In de aanvraag wordt de hoeveelheid zaaizaad aangegeven die de leverancier in de handel wil brengen.

De betrokken lidstaat geeft de leverancier toestemming om dat zaaizaad in de handel te brengen, tenzij:

a)

er voldoende aanwijzingen zijn dat de leverancier niet in staat zal zijn de in zijn aanvraag vermelde hoeveelheid in de handel te brengen, of

b)

de verlening van de vergunning zou leiden tot een overschrijding van de maximumhoeveelheid zaaizaad, zoals bedoeld in artikel 1.

Artikel 3

De lidstaten verlenen elkaar administratieve bijstand bij de toepassing van dit besluit.

Spanje treedt op als coördinerende lidstaat om ervoor te zorgen dat de totale hoeveelheid zaaizaad die krachtens dit besluit door de lidstaten in de Unie in de handel mag worden gebracht, de maximumhoeveelheid zaaizaad als bedoeld in artikel 1 niet overschrijdt.

Wanneer een lidstaat een aanvraag overeenkomstig artikel 2 ontvangt, stelt hij onverwijld de betrokken coördinerende lidstaat in kennis van de in de aanvraag vermelde hoeveelheid. De coördinerende lidstaat deelt die lidstaat onmiddellijk mee of inwilliging van het verzoek tot een overschrijding van de maximumhoeveelheid zou leiden.

Artikel 4

De lidstaten delen de Commissie en de overige lidstaten onmiddellijk de hoeveelheden mee voor het in de handel brengen waarvan zij op grond van dit besluit toestemming hebben verleend.

Artikel 5

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 9 december 2016.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB 125 van 11.7.1966, blz. 2309/66.

(2)  Beschikking 2003/17/EG van de Raad van 16 december 2002 betreffende de gelijkwaardigheid van in derde landen verrichte veldkeuringen van gewassen voor de teelt van zaaizaad en de gelijkwaardigheid van in derde landen voortgebracht zaaizaad (PB L 8 van 14.1.2003, blz. 10).


Rectificaties

13.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 337/24


Rectificatie van Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1775 van de Commissie van 4 oktober 2016 tot wijziging van Beschikking 93/195/EEG door toevoeging van Qatar aan de lijst van derde landen waaruit de lidstaten het opnieuw binnenbrengen van geregistreerde paarden op het grondgebied van de Unie toestaan, na tijdelijke uitvoer van minder dan negentig dagen voor deelname aan International Group/Grade meetings

( Publicatieblad van de Europese Unie L 271 van 6 oktober 2016 )

Bladzijde 9, overweging 3:

in plaats van:

„(3)

Beschikking 93/195/EEG van de Commissie (3) bepaalt de veterinairrechtelijke voorschriften en de voorschriften voor veterinaire certificering voor het opnieuw binnenbrengen van geregistreerde paarden na tijdelijke uitvoer naar derde landen die daarvoor in Beschikking 2004/211/EG in een lijst zijn opgenomen. Om mogelijk te maken dat geregistreerde paarden achtereenvolgens deelnemen aan International Group/Grade meetings in derde landen die in verschillende gezondheidscategorieën zijn ingedeeld, bevat bijlage VIII bij Beschikking 93/195/EEG het gezondheidscertificaat voor het opnieuw binnenbrengen, na tijdelijke uitvoer van minder dan negentig dagen, van geregistreerde paarden die hebben deelgenomen aan International Group/Grade meetings in Australië, Canada, de Verenigde Staten van Amerika, Hongkong, Singapore of de Verenigde Arabische Emiraten.”,

lezen:

„(3)

Beschikking 93/195/EEG van de Commissie (3) bepaalt de veterinairrechtelijke voorschriften en de voorschriften voor veterinaire certificering voor het opnieuw binnenbrengen van geregistreerde paarden na tijdelijke uitvoer naar derde landen die daarvoor in Beschikking 2004/211/EG in een lijst zijn opgenomen. Om mogelijk te maken dat geregistreerde paarden achtereenvolgens deelnemen aan International Group/Grade meetings in derde landen die in verschillende gezondheidscategorieën zijn ingedeeld, bevat bijlage VIII bij Beschikking 93/195/EEG het gezondheidscertificaat voor het opnieuw binnenbrengen, na tijdelijke uitvoer van minder dan negentig dagen, van geregistreerde paarden die hebben deelgenomen aan International Group/Grade meetings in Australië, Canada, de Verenigde Staten van Amerika, Hongkong, Japan, Singapore of de Verenigde Arabische Emiraten.”.

Bladzijde 10, artikel 1, punt 1, tekst ter vervanging van het achtste streepje van artikel 1 van Beschikking 93/195/EEG:

in plaats van:

„„—

hebben deelgenomen aan International Group/Grade meetings in Australië, Canada, de Verenigde Staten van Amerika, Hongkong, Singapore, de Verenigde Arabische Emiraten of Qatar en voldoen aan de voorschriften van het gezondheidscertificaat overeenkomstig het model in bijlage VIII bij dit besluit,”.”,

lezen:

„„—

hebben deelgenomen aan International Group/Grade meetings in Australië, Canada, de Verenigde Staten van Amerika, Hongkong, Japan, Singapore, de Verenigde Arabische Emiraten of Qatar en voldoen aan de voorschriften van het gezondheidscertificaat overeenkomstig het model in bijlage VIII bij dit besluit,”.”.

Bladzijde 11, bijlage ter vervanging van bijlage VIII bij Beschikking 93/195/EEG, titel van de bijlage:

in plaats van:

GEZONDHEIDSCERTIFICAAT

voor het opnieuw binnenbrengen in de Unie van geregistreerde paarden die hebben deelgenomen aan International Group/Grade meetings in Australië, Canada, de Verenigde Staten van Amerika, Hongkong, Singapore, de Verenigde Arabische Emiraten of Qatar na tijdelijke uitvoer van minder dan negentig dagen”,

lezen:

GEZONDHEIDSCERTIFICAAT

voor het opnieuw binnenbrengen in de Unie van geregistreerde paarden die hebben deelgenomen aan International Group/Grade meetings in Australië, Canada, de Verenigde Staten van Amerika, Hongkong, Japan, Singapore, de Verenigde Arabische Emiraten of Qatar na tijdelijke uitvoer van minder dan negentig dagen”.