ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 317

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

58e jaargang
3 december 2015


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Besluit (EU) 2015/2226 van de Raad van 26 oktober 2015 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de overeenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Tonga inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf

1

 

 

Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Tonga inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf

3

 

*

Besluit (Euratom) 2015/2227 van de Raad van 10 november 2015 houdende goedkeuring van de sluiting, door de Europese Commissie, van de wijzigingen van de Protocollen nrs. 1 en 2 bij de Overeenkomst tussen het Verenigd Koninkrijk, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie inzake de toepassing van waarborgen in het kader van het Verdrag tot verbod van kernwapens in Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied

9

 

*

Besluit (Euratom) 2015/2228 van de Raad van 10 november 2015 houdende goedkeuring van de sluiting, door de Europese Commissie, van de wijzigingen van de Protocollen nr. 1 en 2 bij de Overeenkomst tussen het Verenigd Koninkrijk, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie inzake de toepassing van waarborgen in het kader van het Verdrag tot verbod van kernwapens in Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied

11

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2229 van de Commissie van 29 september 2015 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen ( 1 )

13

 

*

Verordening (EU) 2015/2230 van de Commissie van 30 november 2015 tot vaststelling van een verbod op de visserij op gaffelkabeljauw in de Uniewateren en internationale wateren van VIII en IX door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

17

 

*

Verordening (EU) 2015/2231 van de Commissie van 2 december 2015 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat de International Accounting Standards 16 en 38 betreft ( 1 )

19

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2232 van de Commissie van 2 december 2015 tot goedkeuring van een verhoging van de maxima voor de verrijking van wijn uit in 2015 geoogste druiven in alle wijnbouwgebieden van Denemarken, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk

24

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2233 van de Commissie van 2 december 2015 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de voorwaarden voor de goedkeuring van de werkzame stof haloxyfop-P ( 1 )

26

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2234 van de Commissie van 2 december 2015 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

29

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2235 van de Commissie van 2 december 2015 tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op aanvragen om certificaten voor de uitvoer van bepaalde zuivelproducten naar de Dominicaanse Republiek in het kader van het in Verordening (EG) nr. 1187/2009 bedoelde contingent

31

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2015/2236 van de Raad van 27 november 2015 tot vaststelling van het namens de Europese Unie in de ministeriële conferentie van de Wereldhandelsorganisatie in te nemen standpunt over een verlenging van het moratorium op douanerechten op elektronische transmissies en het moratorium op klachten die geen verband houden met schendingen en andere situaties

33

 

*

Besluit (EU) 2015/2237 van de Raad van 30 november 2015 houdende benoeming van een Deens plaatsvervangend lid in het Comité van de Regio's

35

 

*

Besluit (EU) 2015/2238 van de Raad van 30 november 2015 houdende benoeming van een Nederlands plaatsvervangend lid in het Comité van de Regio's

36

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2239 van de Commissie van 2 december 2015 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van de subtypes H5N1 en H5N2 in Frankrijk (Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 8755)  ( 1 )

37

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) 2015/1861 van de Raad van 18 oktober 2015 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran ( PB L 274 van 18.10.2015 )

42

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

3.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 317/1


BESLUIT (EU) 2015/2226 VAN DE RAAD

van 26 oktober 2015

betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de overeenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Tonga inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, onder a), in samenhang met artikel 218, lid 5,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 509/2014 van het Europees Parlement en de Raad (1) is het Koninkrijk Tonga verplaatst van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 539/2001 van Raad (2) naar bijlage II daarbij.

(2)

Bij het Koninkrijk Tonga staat een voetnoot die luidt dat de visumvrijstelling geldt vanaf de datum van inwerkingtreding van een met de Europese Unie te sluiten visumvrijstellingsovereenkomst.

(3)

Op 9 oktober 2014 heeft de Raad een besluit vastgesteld waarbij de Commissie wordt gemachtigd onderhandelingen te openen met het Koninkrijk Tonga over de sluiting van een overeenkomst tussen de Europese Unie en het KoninkrijkTonga inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf („de overeenkomst”).

(4)

De onderhandelingen over de overeenkomst zijn op 19 november 2014 geopend en zijn succesvol afgerond door het paraferen ervan middels een uitwisseling van brieven, op 29 mei 2015 door het Koninkrijk Tonga en op 10 juni 2015 door de Unie.

(5)

De overeenkomst dient te worden ondertekend en de aan de overeenkomst gehechte verklaringen dienen te worden goedgekeurd, namens de Unie. In afwachting van de voltooiing van de procedures voor de formele sluiting ervan dient de overeenkomst met ingang van de dag volgende op de datum van de ondertekening ervan voorlopig te worden toegepast.

(6)

Dit besluit vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad (3). Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en het besluit is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(7)

Dit besluit vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad (4). Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en het besluit is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Er wordt machtiging verleend voor de ondertekening namens de Unie van de overeenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Tonga inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf („de overeenkomst”), onder voorbehoud van de sluiting ervan.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De aan dit besluit gehechte verklaringen worden namens de Unie goedgekeurd.

Artikel 3

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de overeenkomst namens de Unie te ondertekenen.

Artikel 4

In afwachting van de voltooiing van de procedures voor de sluiting ervan wordt de overeenkomst voorlopig toegepast vanaf de dag volgende op de datum van de ondertekening ervan (5).

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 26 oktober 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

C. DIESCHBOURG


(1)  Verordening (EU) nr. 509/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (PB L 149 van 20.5.2014, blz. 67).

(2)  Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1).

(3)  Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43).

(4)  Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).

(5)  De datum van de ondertekening van de overeenkomst zal door het secretariaat-generaal van de Raad in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.


3.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 317/3


OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Tonga inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf

DE EUROPESE UNIE, hierna „de Unie” of „de EU” genoemd, en

HET KONINKRIJK TONGA, hierna „Tonga” genoemd,

hierna samen „de partijen” genoemd,

MET HET OOG OP de verdere ontwikkeling van de vriendschappelijke betrekkingen tussen de partijen en vanuit de wens om het reizen gemakkelijker te maken door voor hun burgers te zorgen voor vrijstelling van de visumplicht voor toegang en kort verblijf,

GEZIEN Verordening (EU) nr. 509/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van deze plicht zijn vrijgesteld (1), waarbij onder meer 19 derde landen, waaronder Tonga, worden verplaatst naar de lijst van derde landen waarvan de onderdanen voor korte verblijven in de lidstaten zijn vrijgesteld van de visumplicht,

INDACHTIG artikel 1 van Verordening (EU) nr. 509/2014 waarin wordt bepaald dat voor deze 19 landen de vrijstelling van de visumplicht pas van toepassing wordt vanaf de datum van inwerkingtreding van een met de Unie te sluiten visumvrijstellingsovereenkomst,

GELEID DOOR DE WENS het beginsel van gelijke behandeling van alle EU-burgers te waarborgen,

REKENING HOUDEND met het feit dat personen die reizen om een bezoldigde bezigheid te verrichten tijdens hun korte verblijf, niet onder deze overeenkomst vallen en dat derhalve voor deze categorie personen de desbetreffende regels van het Unierecht en het nationale recht van de lidstaten en het nationale recht van Tonga inzake de visumplicht of de visumvrijstelling en inzake de toegang tot werk van toepassing blijven,

REKENING HOUDEND met het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht en het Protocol betreffende het Schengenacquis dat is opgenomen in het kader van de Europese Unie, beide gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en bevestigend dat de bepalingen van deze overeenkomst niet van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk en Ierland,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Doel

Deze overeenkomst voorziet in visumvrij reizen voor de burgers van de Unie en voor de burgers van Tonga die naar het grondgebied van de andere partij reizen voor maximaal 90 dagen binnen een tijdvak van 180 dagen.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder:

a)   „lidstaat”: alle lidstaten van de Unie met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk en Ierland;

b)   „burger van de Unie”: een onderdaan van een lidstaat als bedoeld onder a);

c)   „burger van Tonga”: eenieder die het staatsburgerschap van Tonga bezit;

d)   „Schengengebied”: het gebied zonder binnengrenzen bestaande uit het grondgebied van de lidstaten, als bedoeld onder a), die het Schengenacquis volledig toepassen.

Artikel 3

Toepassingsgebied

1.   Burgers van de Europese Unie die in het bezit zijn van een door een lidstaat afgegeven gewoon paspoort, diplomatiek paspoort, dienstpaspoort, officieel paspoort of speciaal paspoort kunnen zonder visum het grondgebied van Tonga inreizen en er verblijven gedurende de in artikel 4, lid 1, van deze overeenkomst bedoelde periode.

Burgers van Tonga die in het bezit zijn van een door Tonga afgegeven gewoon paspoort, diplomatiek paspoort, dienstpaspoort, officieel paspoort of speciaal paspoort kunnen zonder visum het grondgebied van de lidstaten inreizen en er verblijven gedurende de in artikel 4, lid 2, van deze overeenkomst bedoelde periode.

2.   Lid 1 is niet van toepassing op personen die reizen om een bezoldigde bezigheid te verrichten.

Voor deze categorie personen kan elke lidstaat afzonderlijk beslissen de visumplicht aan de burgers van Tonga op te leggen of de visumplicht op te heffen, overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad (2).

Voor deze categorie personen kan Tonga over de visumplicht of de visumvrijstelling voor de burgers van elke lidstaat afzonderlijk beslissen overeenkomstig hun nationale wetgeving.

3.   De bij deze overeenkomst geregelde visumvrijstelling laat de wetgeving van de partijen inzake de voorwaarden voor toegang en kort verblijf onverlet. De lidstaten en Tonga behouden zich het recht voor de toegang tot en het kort verblijf op hun grondgebied te weigeren indien aan één of meer van deze voorwaarden niet wordt voldaan.

4.   De visumvrijstelling geldt ongeacht de wijze van vervoer die wordt gebruikt om de grenzen van de partijen te overschrijden.

5.   Vraagstukken die niet onder deze overeenkomst vallen, worden geregeld door het Unierecht, het nationale recht van de lidstaten en het nationale recht van Tonga.

Artikel 4

Duur van het verblijf

1.   Burgers van de Unie mogen gedurende maximaal 90 dagen per tijdvak van 180 dagen op het grondgebied van Tonga verblijven.

2.   Burgers van Tonga mogen gedurende maximaal 90 dagen per tijdvak van 180 dagen op het grondgebied verblijven van de lidstaten die het Schengenacquis volledig toepassen. Bij de berekening van deze termijn wordt geen rekening gehouden met het verblijf in lidstaten die het Schengenacquis nog niet volledig toepassen.

Burgers van Tonga mogen gedurende maximaal 90 dagen per tijdvak van 180 dagen op het grondgebied verblijven van elk van de lidstaten die het Schengenacquis nog niet volledig toepassen, onafhankelijk van de verblijfsperiode die is berekend voor het grondgebied van de lidstaten die het Schengenacquis volledig toepassen.

3.   Deze overeenkomst laat onverlet dat zowel Tonga als de lidstaten de verblijfsduur van 90 dagen kunnen verlengen overeenkomstig hun respectieve nationale recht en het Unierecht.

Artikel 5

Territoriale toepassing

1.   De bepalingen van deze overeenkomst zijn, wat de Franse Republiek betreft, uitsluitend van toepassing op het Europese grondgebied van de Franse Republiek.

2.   De bepalingen van deze overeenkomst zijn, wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, uitsluitend van toepassing op het Europese grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden.

Artikel 6

Gemengd comité voor het beheer van de overeenkomst

1.   De partijen stellen een gemengd comité van deskundigen in, hierna „het comité” genoemd, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de Unie en vertegenwoordigers van Tonga. De Unie wordt vertegenwoordigd door de Europese Commissie.

2.   Het comité heeft onder andere de volgende taken:

a)

het ziet toe op de toepassing van de overeenkomst;

b)

het stelt wijzigingen van of toevoegingen aan de overeenkomst voor;

c)

het beslecht geschillen die voortvloeien uit de interpretatie of de toepassing van deze overeenkomst.

3.   Het comité wordt op verzoek van één van de partijen bijeengeroepen wanneer dat nodig is.

4.   Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 7

Verhouding van deze overeenkomst ten opzichte van bestaande bilaterale visumvrijstellingsovereenkomsten tussen de lidstaten en Tonga

Deze overeenkomst heeft voorrang op de bepalingen van bilaterale overeenkomsten of regelingen die zijn gesloten tussen afzonderlijke lidstaten en Tonga, voor zover zij betrekking hebben op aangelegenheden die bij deze overeenkomst worden geregeld.

Artikel 8

Slotbepalingen

1.   Deze overeenkomst wordt door de partijen volgens hun eigen nationale procedures geratificeerd of goedgekeurd en treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum van de laatste van de twee kennisgevingen waarmee de partijen elkaar ervan in kennis stellen dat deze procedures zijn voltooid.

Deze overeenkomst wordt voorlopig toegepast met ingang van de dag volgende op de datum van de ondertekening ervan.

2.   Deze overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten, maar kan worden opgezegd overeenkomstig lid 5.

3.   Deze overeenkomst kan met wederzijdse schriftelijke instemming van de partijen worden gewijzigd. Wijzigingen worden van kracht nadat de partijen elkaar ervan in kennis hebben gesteld dat hun daartoe benodigde interne procedures zijn voltooid.

4.   Elk van beide partijen kan deze overeenkomst geheel of gedeeltelijk opschorten, met name in verband met de openbare orde, de bescherming van de nationale veiligheid of de bescherming van de volksgezondheid, illegale immigratie of bij de herinvoering van de visumplicht door een partij. Het besluit tot opschorting wordt uiterlijk twee maanden vóór de voorgenomen inwerkingtreding ervan meegedeeld aan de andere partij. Een partij die de toepassing van de overeenkomst heeft opgeschort, stelt de andere partij ervan in kennis dat de redenen voor de opschorting niet langer bestaan, zodra dit het geval is, en maakt een einde aan de opschorting.

5.   Elke partij kan deze overeenkomst opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de andere partij. Deze overeenkomst wordt 90 dagen daarna beëindigd.

6.   Tonga kan deze overeenkomst alleen ten aanzien van alle lidstaten opschorten of beëindigen.

7.   De Unie kan deze overeenkomst alleen ten aanzien van al haar lidstaten opschorten of beëindigen.

Gedaan in tweevoud in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, waarbij alle teksten gelijkelijk authentiek zijn.

Съставено в Брюксел на двадесети ноември две хиляди и петнадесета година.

Hecho en Bruselas, el veinte de noviembre de dos mil quince.

V Bruselu dne dvacátého listopadu dva tisíce patnáct.

Udfærdiget i Bruxelles den tyvende november to tusind og femten.

Geschehen zu Brüssel am zwanzigsten November zweitausendfünfzehn.

Kahe tuhande viieteistkümnenda aasta novembrikuu kahekümnendal päeval Brüsselis.

Έγινε στις Βρυξέλλες, στις είκοσι Νοεμβρίου δύο χιλιάδες δεκαπέντε.

Done at Brussels on the twentieth day of November in the year two thousand and fifteen.

Fait à Bruxelles, le vingt novembre deux mille quinze.

Sastavljeno u Bruxellesu dvadesetog studenoga dvije tisuće petnaeste.

Fatto a Bruxelles, addì venti novembre duemilaquindici.

Briselē, divi tūkstoši piecpadsmitā gada divdesmitajā novembrī.

Priimta du tūkstančiai penkioliktų metų lapkričio dvidešimtą dieną Briuselyje.

Kelt Brüsszelben, a kéteze-tizenötödik év november havának huszadik napján.

Magħmul fi Brussell, fl-għoxrin jum ta’ Novembru fis-sena elfejn u ħmistax.

Gedaan te Brussel, de twintigste november tweeduizend vijftien.

Sporządzono w Brukseli dnia dwudziestego listopada roku dwa tysiące piętnastego.

Feito em Bruxelas, em vinte de novembro de dois mil e quinze.

Întocmit la Bruxelles la douăzeci noiembrie două mii cincisprezece.

V Bruseli dvadsiateho novembra dvetisícpätnásť.

V Bruslju, dne dvajsetega novembra leta dva tisoč petnajst.

Tehty Brysselissä kahdentenakymmenentenä päivänä marraskuuta vuonna kaksituhattaviisitoista.

Som skedde i Bryssel den tjugonde november år tjugohundrafemton.

За Европейския съюз

Рог la Unión Europea

Za Evropskou unii

For Den Europæiske Union

Für die Europäische Union

Euroopa Liidu nimel

Για την Ευρωπαϊκή Ένωση

For the European Union

Pour l'Union européenne

Za Europsku uniju

Per l'Unione europea

Eiropas Savienības vārdā –

Europos Sąjungos vardu

Az Európai Unió részéről

Għall-Unjoni Ewropea

Voor de Europese Unie

W imieniu Unii Europejskiej

Pela União Europeia

Pentru Uniunea Europeană

Za Európsku úniu

Za Evropsko unijo

Euroopan unionin puolesta

För Europeiska unionen

Image

За Кралство Тонга

Por el Reino de Tonga

Za Království Tonga

For Kongeriget Tonga

Für das Königreich Tonga

Tonga Kuningriigi nimel

Για το Βασίλειο της Τόνγκα

For the Kingdom of Tonga

Pour le Royaume des Tonga

Za Kraljevinu Tongu

Per il Regno di Tonga

Tongas Karalistes vārdā –

Tongos Karalystės vardu

A Tongai Királyság részéről

Għar-Renju ta' Tonga

Voor het Koninkrijk Tonga

W imieniu Królestwa Tonga

Pelo Reino de Tonga

Pentru Regatul Tonga

Za Tongské kráľovstvo

Za Kraljevino Tongo

Tongan kuningaskunnan puolesta

För Konungariket Tonga

Image


(1)  PB L 149 van 20.5.2014, blz. 67.

(2)  Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1).


Gemeenschappelijke verklaring betreffende Ijsland, Noorwegen, Zwitserland en Liechtenstein

De partijen nemen nota van de nauwe band tussen de Europese Unie en Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein, met name uit hoofde van de overeenkomsten van 18 mei 1999 en 26 oktober 2004 inzake de wijze waarop deze landen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis.

Daarom is het wenselijk dat de autoriteiten van Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein enerzijds, en Tonga anderzijds, onverwijld bilaterale overeenkomsten sluiten over de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf, die vergelijkbaar zijn met de onderhavige overeenkomst.


Gemeenschappelijke verklaring betreffende de interpretatie van de in artikel 3, lid 2, van deze overeenkomst bedoelde categorie personen die reizen om een bezoldigde bezigheid te verrichten

Met het oog op een gemeenschappelijke interpretatie komen de partijen overeen dat in de zin van deze overeenkomst de categorie personen die een bezoldigde bezigheid verrichten, personen omvat die naar het grondgebied van de andere partij reizen om daar als werknemer of als dienstverlener winstgevende beroepswerkzaamheden of een betaalde activiteit uit te oefenen.

Onder deze categorie vallen niet:

zakenlieden, dat wil zeggen personen die reizen in verband met zakelijke besprekingen (zonder in loondienst te zijn in het land van de andere partij),

sporters of artiesten die op ad-hocbasis een activiteit verrichten,

journalisten die worden uitgezonden door de media van hun land van verblijf, en

stagiairs van de eigen onderneming.

In het kader van zijn taken op grond van artikel 6 van deze overeenkomst houdt het gemengd comité toezicht op de uitvoering van deze verklaring en kan het wijzigingen voorstellen indien het dit, op basis van de ervaringen van de partijen, nodig acht.


Gemeenschappelijke verklaring betreffende de interpretatie van de termijn van 90 dagen per tijdvak van 180 dagen, zoals bedoeld in artikel 4 van deze overeenkomst

De partijen komen overeen dat de maximumtermijn van 90 dagen per tijdvak van 180 dagen, als bedoeld in artikel 4 van deze overeenkomst, kan bestaan uit één aaneengesloten bezoek of uit meerdere opeenvolgende bezoeken die in totaal niet meer dan 90 dagen per tijdvak van 180 dagen beslaan.

Hierbij wordt uitgegaan van een referentieperiode van 180 dagen die zodanig wordt berekend dat op elke dag van het verblijf wordt gekeken naar de aan die dag voorafgaande periode van 180 dagen om na te gaan of nog steeds aan de voorwaarde van 90 dagen per 180 dagen wordt voldaan. Dit betekent onder meer dat een ononderbroken afwezigheid van 90 dagen recht geeft op een nieuw verblijf van ten hoogste 90 dagen.


Gemeenschappelijke verklaring betreffende informatieverstrekking aan de burgers over de visumvrijstellingsovereenkomst

Gezien het belang van transparantie voor de burgers van de Europese Unie en Tonga komen de partijen overeen dat zij zullen zorgen voor volledige verspreiding van informatie over de inhoud en de gevolgen van de visumvrijstellingsovereenkomst en aanverwante kwesties, zoals de toegangsvoorwaarden.


3.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 317/9


BESLUIT (Euratom) 2015/2227 VAN DE RAAD

van 10 november 2015

houdende goedkeuring van de sluiting, door de Europese Commissie, van de wijzigingen van de Protocollen nrs. 1 en 2 bij de Overeenkomst tussen het Verenigd Koninkrijk, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie inzake de toepassing van waarborgen in het kader van het Verdrag tot verbod van kernwapens in Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 101, tweede alinea,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Commissie heeft, overeenkomstig de bij besluit van de Raad van 23 september 2013 door de Raad goedgekeurde richtsnoeren, onderhandeld over de wijzigingen van de Protocollen nrs. 1 en 2 bij de Overeenkomst tussen het Verenigd Koninkrijk, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie inzake de toepassing van waarborgen in het kader van het Verdrag tot verbod van kernwapens in Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied („de wijzigingen van de Protocollen nrs. 1 en 2”).

(2)

De sluiting, door de Europese Commissie, van de wijzigingen van de Protocollen nrs. 1 en 2 dient te worden goedgekeurd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De sluiting, door de Europese Commissie, van de wijzigingen van de Protocollen nrs. 1 en 2 bij de Overeenkomst tussen het Verenigd Koninkrijk, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie inzake de toepassing van waarborgen in het kader van het Verdrag tot verbod van kernwapens in Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied wordt goedgekeurd.

De tekst van de wijzigingen van de Protocollen nrs. 1 en 2 is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 10 november 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

P. GRAMEGNA


BIJLAGE

I.

Sectie I van Protocol nr. 1 bij de Overeenkomst tussen het Verenigd Koninkrijk, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie inzake de toepassing van waarborgen in het kader van het Verdrag tot verbod van kernwapens in Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied („de Waarborgovereenkomst”), wordt vervangen door:

„I.

A)

Zolang

1.

noch de in Protocol I bedoelde grondgebieden van het Verenigd Koninkrijk in het kader van vreedzame nucleaire activiteiten kernmateriaal hebben in hoeveelheden die de in artikel 35 van de Overeenkomst tussen het Verenigd Koninkrijk, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA) inzake de toepassing van waarborgen in het kader van het Verdrag tot verbod van kernwapens in Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied (hierna „de overeenkomst” genoemd) voor de betrokken stoffen vastgestelde grenswaarden te boven gaan, of

2.

noch het besluit is genomen op de in Protocol I bedoelde grondgebieden van het Verenigd Koninkrijk een installatie in de zin die in de definities aan dit begrip wordt toegekend, te bouwen of de bouw van zo'n installatie toe te staan,

zijn de bepalingen van deel II van de overeenkomst niet van toepassing, met uitzondering van de artikelen 31 t/m 37, 39, 47, 48, 58, 60, 66, 67, 69, 71 t/m 75, 81, 83 t/m 89, 93 en 94.

B)

De ingevolge artikel 32, onder a) en b), van de overeenkomst te verstrekken gegevens kunnen worden bijeengebracht in een jaarverslag; ook in verband met de invoer en uitvoer van kernmateriaal als bedoeld in artikel 32, onder c), wordt in voorkomend geval een jaarverslag ingediend.

C)

Teneinde het mogelijk te maken dat de in artikel 37 van de overeenkomst bedoelde aanvullende regelingen tijdig worden gesloten, stelt de Gemeenschap:

1.

de Organisatie tijdig van tevoren in kennis dat kernmateriaal voor vreedzame nucleaire activiteiten die op de in Protocol I bedoelde grondgebieden van het Verenigd Koninkrijk plaatsvinden, aanwezig zal zijn in hoeveelheden die de onder A) van deze sectie vastgestelde grenswaarden te boven gaan, of

2.

de Organisatie in kennis van het besluit op de in Protocol I bedoelde grondgebieden van het Verenigd Koninkrijk een installatie te bouwen of de bouw van zo'n installatie toe te staan, zodra een dergelijk besluit is genomen,

al naargelang welk van de twee gevallen zich het eerst voordoet. Het Verenigd Koninkrijk, de Gemeenschap en de Organisatie bereiken dan waar nodig overeenstemming over de samenwerkingsprocedures met het oog op de toepassing van de waarborgen ingevolge deze overeenkomst.”.

II.

Sectie I van Protocol nr. 2 bij de Waarborgovereenkomst wordt vervangen door:

„I.

Als de Gemeenschap de Organisatie overeenkomstig sectie I, onder C), van Protocol nr. 1 bij deze overeenkomst ervan in kennis stelt dat kernmateriaal voor vreedzame nucleaire activiteiten die op de in Protocol I bedoelde grondgebieden van het Verenigd Koninkrijk plaatsvinden, aanwezig zal zijn in hoeveelheden die de in sectie I, onder A), punt 1, van Protocol nr. 1 bij deze overeenkomst bedoelde grenswaarden te boven gaan, dan wel dat het besluit is genomen op de in Protocol I bedoelde grondgebieden van het Verenigd Koninkrijk een installatie in de zin die in de definities aan dit begrip wordt toegekend te bouwen of de bouw van zo'n installatie toe te staan, zoals bedoeld in sectie I, onder A), punt 2, van Protocol nr. 1 bij deze overeenkomst, al naargelang welk van de twee gevallen zich het eerst voordoet, wordt er een protocol dat de samenwerkingsprocedures met het oog op de toepassing van de waarborgen ingevolge deze overeenkomst regelt, gesloten tussen het Verenigd Koninkrijk, de Gemeenschap en de Organisatie. In deze procedures worden enkele bepalingen van de overeenkomst toegelicht en worden met name de omstandigheden waaronder en de middelen waarmee de uitvoering van de bovenbeschreven samenwerking wordt gerealiseerd, beschreven, teneinde dubbel werk op het gebied van de waarborgen te vermijden. Voor deze procedures wordt zoveel mogelijk uitgegaan van procedures ingevolge protocollen en aanvullende regelingen bij andere overeenkomsten inzake waarborgen tussen de lidstaten van de Gemeenschap, de Gemeenschap en de Organisatie, met inbegrip van speciale regelingen die de Gemeenschap en de Organisatie zijn overeengekomen.”.


3.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 317/11


BESLUIT (Euratom) 2015/2228 VAN DE RAAD

van 10 november 2015

houdende goedkeuring van de sluiting, door de Europese Commissie, van de wijzigingen van de Protocollen nr. 1 en 2 bij de Overeenkomst tussen het Verenigd Koninkrijk, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie inzake de toepassing van waarborgen in het kader van het Verdrag tot verbod van kernwapens in Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 101, tweede alinea,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Commissie heeft, overeenkomstig de bij besluit van de Raad van 22 april 2013 door de Raad goedgekeurde richtsnoeren, onderhandeld over de wijzigingen van de Protocollen nr. 1 en 2 bij de Overeenkomst tussen het Verenigd Koninkrijk, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie inzake de toepassing van waarborgen in het kader van het Verdrag tot verbod van kernwapens in Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied („de wijzigingen van de Protocollen nr. 1 en 2”).

(2)

De sluiting, door de Europese Commissie, van de wijzigingen van de Protocollen nr. 1 en 2 dient te worden goedgekeurd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De sluiting door de Europese Commissie van de wijzigingen van de Protocollen nr. 1 en 2 bij de Overeenkomst tussen het Verenigd Koninkrijk, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie inzake de toepassing van waarborgen in het kader van het Verdrag tot verbod van kernwapens in Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied wordt goedgekeurd.

De tekst van de wijzigingen van de Protocollen nr. 1 en 2 is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 10 november 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

P. GRAMEGNA


BIJLAGE

I.

Sectie I van Protocol nr. 1 bij de Overeenkomst tussen het Verenigd Koninkrijk, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie inzake de toepassing van waarborgen in het kader van het Verdrag tot verbod van kernwapens in Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied („de waarborgovereenkomst”), wordt vervangen door:

„I.

A)

Zolang

1.

noch de in Protocol I bedoelde grondgebieden van het Verenigd Koninkrijk in het kader van vreedzame nucleaire activiteiten kernmateriaal hebben in hoeveelheden die de in artikel 35 van de Overeenkomst tussen het Verenigd Koninkrijk, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA) inzake de toepassing van waarborgen in het kader van het Verdrag tot verbod van kernwapens in Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied (hierna „de overeenkomst” genoemd) voor de betrokken stoffen vastgestelde grenswaarden te boven gaan, of

2.

noch het besluit is genomen op de in Protocol I bedoelde grondgebieden van het Verenigd Koninkrijk een installatie in de zin die in de definities aan dit begrip wordt toegekend te bouwen of de bouw van zo'n installatie toe te staan,

zijn de bepalingen van deel II van de overeenkomst niet van toepassing, met uitzondering van de artikelen 31 t/m 37, 39, 47, 48, 58, 60, 66, 67, 69, 71 t/m 75, 81, 83 t/m 89, 93 en 94.

B)

De ingevolge artikel 32, onder a) en b), van de overeenkomst te verstrekken gegevens kunnen worden bijeengebracht in een jaarverslag; ook in verband met de invoer en uitvoer van kernmateriaal als bedoeld in artikel 32, onder c), wordt in voorkomend geval een jaarverslag ingediend.

C)

Teneinde het mogelijk te maken dat de in artikel 37 van de overeenkomst bedoelde aanvullende regelingen tijdig worden gesloten, stelt de Gemeenschap:

1.

de Organisatie tijdig van tevoren in kennis dat kernmateriaal voor vreedzame nucleaire activiteiten die op de in Protocol I bedoelde grondgebieden van het Verenigd Koninkrijk plaatsvinden, aanwezig zal zijn in hoeveelheden die de onder A) van deze sectie vastgestelde grenswaarden te boven gaan, of

2.

de Organisatie in kennis van het besluit op de in Protocol I bedoelde grondgebieden van het Verenigd Koninkrijk een installatie te bouwen of de bouw van zo'n installatie toe te staan, zodra een dergelijk besluit is genomen,

al naargelang welk van de twee gevallen zich het eerst voordoet. Het Verenigd Koninkrijk, de Gemeenschap en de Organisatie bereiken dan waar nodig overeenstemming over de samenwerkingsprocedures met het oog op de toepassing van de waarborgen ingevolge deze overeenkomst.”.

II.

Sectie I van Protocol nr. 2 bij de waarborgovereenkomst wordt vervangen door:

„I.

Als de Gemeenschap de Organisatie overeenkomstig sectie I, onder C), van Protocol nr. 1 bij deze overeenkomst ervan in kennis stelt dat kernmateriaal voor vreedzame nucleaire activiteiten die op de in Protocol I bedoelde grondgebieden van het Verenigd Koninkrijk plaatsvinden, aanwezig zal zijn in hoeveelheden die de in sectie I, onder A), punt 1, van Protocol nr. 1 bij deze overeenkomst bedoelde grenswaarden te boven gaan, dan wel dat het besluit is genomen op de in Protocol I bedoelde grondgebieden van het Verenigd Koninkrijk een installatie in de zin die in de definities aan dit begrip wordt toegekend te bouwen of de bouw van zo'n installatie toe te staan, zoals bedoeld in sectie I, onder A), punt 2, van Protocol nr. 1 bij deze overeenkomst, al naargelang welk van de twee gevallen zich het eerst voordoet, wordt er een protocol dat de samenwerkingsprocedures met het oog op de toepassing van de waarborgen ingevolge deze overeenkomst regelt, gesloten tussen het Verenigd Koninkrijk, de Gemeenschap en de Organisatie. In deze procedures worden enkele bepalingen van de overeenkomst toegelicht en worden met name de omstandigheden waaronder en de middelen waarmee de uitvoering van de bovenbeschreven samenwerking wordt gerealiseerd, beschreven, teneinde dubbel werk op het gebied van de waarborgen te vermijden. Voor deze procedures wordt zo veel mogelijk uitgegaan van procedures ingevolge protocollen en aanvullende regelingen bij andere overeenkomsten inzake waarborgen tussen de lidstaten van de Gemeenschap, de Gemeenschap en de Organisatie, met inbegrip van speciale regelingen die de Gemeenschap en de Organisatie zijn overeengekomen.”.


VERORDENINGEN

3.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 317/13


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/2229 VAN DE COMMISSIE

van 29 september 2015

tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen (1), en met name artikel 23, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 649/2012 behelst de uitvoering van het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming („PIC-procedure”) ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel, dat op 11 september 1998 is ondertekend en bij Besluit 2003/106/EG van de Raad (2) namens de Gemeenschap is goedgekeurd.

(2)

Er dient rekening te worden gehouden met regelgeving betreffende bepaalde chemische stoffen die is ingevoerd krachtens Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (3), Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad (4) en Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad (5).

(3)

De goedkeuring van de stof fenbutatinoxide is overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 ingetrokken, zodat het gebruik van fenbutatinoxide als bestrijdingsmiddel verboden is en de stof bijgevolg aan de lijsten van chemische stoffen in de delen 1 en 2 van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 649/2012 moet worden toegevoegd.

(4)

De stoffen loodverbindingen, dibutyltinverbindingen, dioctyltinverbindingen, trichloorbenzeen, pentachloorethaan, 1,1,2,2-tetrachloorethaan, 1,1,1,2-tetrachloorethaan, 1,1,2-trichloorethaan en 1,1-dichlooretheen zijn als industriële chemische stoffen voor gebruik door het publiek aan strenge beperkingen onderworpen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1907/2006 en moeten dienovereenkomstig worden toegevoegd aan deel 1 van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 649/2012.

(5)

De Commissie heeft Verordening (EG) nr. 850/2004 in 2012 gewijzigd teneinde uitvoering te geven aan het besluit dat op grond van het Verdrag van Stockholm is genomen om endosulfan op te nemen in deel 1 van bijlage A bij het Verdrag van Stockholm door deze chemische stof toe te voegen aan deel A van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 850/2004. Derhalve is deze chemische stof toegevoegd aan deel 1 van bijlage V bij Verordening (EU) nr. 649/2012 en moet deze worden verwijderd uit deel 1 van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 649/2012.

(6)

Tijdens de zesde vergadering van de Conferentie van de partijen bij het Verdrag van Rotterdam, die van 28 april tot en met 10 mei 2013 werd gehouden, heeft deze conferentie besloten pentabroomdifenylether in handelskwaliteit, met inbegrip van tetra- en pentabroomdifenylether, alsook octabroomdifenylether in handelskwaliteit, met inbegrip van hexa- en heptabroomdifenylether, in bijlage III bij dat verdrag op te nemen, met als gevolg dat die stoffen onder de PIC-procedure in het kader van dat verdrag gingen vallen. Bijgevolg moeten deze stoffen worden toegevoegd aan de lijst van chemische stoffen in deel 3 van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 649/2012.

(7)

De code van de gecombineerde nomenclatuur (GN-code) is belangrijk voor de bepaling van de controlemaatregelen die van toepassing zijn op de verhandelde goederen. Ter vergemakkelijking van het gebruik van de GN-codes en de vaststelling van de juiste controlemaatregelen die van toepassing zijn op de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 649/2012 opgenomen chemische stoffen, moeten de GN-codes die meer chemische stoffen omvatten dan die welke zijn opgenomen in bijlage I, worden voorafgegaan door de melding „ex”.

(8)

Verordening (EU) nr. 649/2012 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

Alle belanghebbende partijen moeten de tijd krijgen om de nodige maatregelen te kunnen nemen om aan deze verordening te voldoen en de lidstaten moeten de tijd krijgen om de nodige maatregelen te kunnen nemen voor de tenuitvoerlegging van deze verordening,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 649/2012 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 februari 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 september 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 201 van 27.7.2012, blz. 60.

(2)  Besluit 2003/106/EG van de Raad van 19 december 2002 inzake de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande toestemming (PIC) ten aanzien van bepaalde chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel (PB L 63 van 6.3.2003, blz. 27).

(3)  Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1).

(5)  Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen en tot wijziging van Richtlijn 79/117/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 7).


BIJLAGE

Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 649/2012 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Deel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de vermelding voor endosulfan wordt geschrapt;

b)

de volgende vermeldingen worden toegevoegd:

Chemische stof

CAS-nummer

Einecs-nummer

GN-code (***)

Subcategorie (*)

Gebruiksbeperking (**)

Landen waarvoor geen kennisgeving vereist is

„1,1-Dichlooretheen

75-35-4

200-864-0

ex 2903 29 00

i(2)

sb

 

1,1,2-Trichloorethaan

79-00-5

201-166-9

ex 2903 19 80

i(2)

sb

 

1,1,1,2-Tetrachloorethaan

630-20-6

211-135-1

ex 2903 19 80

i(2)

sb

 

1,1,2,2-Tetrachloorethaan

79-34-5

201-197-8

ex 2903 19 80

i(2)

sb

 

Dibutyltinverbindingen

683-18-1

77-58-7

1067-33-0

en andere

211-670-0

201-039-8

213-928-8

en andere

ex 2931 90 80

i(2)

sb

 

Dioctyltinverbindingen

3542-36-7

870-08-6

16091-18-2

en andere

222-583-2

212-791-1

240-253-6

en andere

ex 2931 90 80

i(2)

sb

 

Fenbutatinoxide

13356-08-6

236-407-7

ex 2931 90 80

p(1)

v

 

Loodverbindingen

598-63-0

1319-46-6

7446-14-2

7784-40-9

7758-97-6

1344-37-2

25808-74-6

13424-46-9

301-04-2

7446-27-7

15245-44-0

en andere

209-943-4

215-290-6

231-198-9

232-064-2

231-846-0

215-693-7

247-278-1

236-542-1

206-104-4

231-205-5

239-290-0

en andere

ex 2836 99 17

ex 3206 49 70

ex 2833 29 60

ex 2842 90 80

ex 2841 50 00

ex 3206 20 00

ex 2826 90 80

ex 2850 00 60

ex 2915 29 00

ex 2835 29 90

ex 2908 99 00

i(2)

sb

 

Pentachloorethaan

76-01-7

200-925-1

ex 2903 19 80

i(2)

sb

 

Trichloorbenzeen

120-82-1

204-428-0

ex 2903 99 90

i(2)

sb”;

 

c)

de term „GN-code” in de kop van de kolom wordt vervangen door „GN-code (***)”;

d)

de volgende voetnoot wordt toegevoegd:

„(***)

Vermelding van „ex” vóór een code betekent dat ook andere dan de in de kolom „Chemische stof” genoemde chemische stoffen onder die onderverdeling kunnen vallen.”.

2)

Deel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de volgende vermelding wordt toegevoegd:

Chemische stof

CAS-nummer

Einecs-nummer

GN-code (***)

Categorie (*)

Gebruiksbeperking (**)

„Fenbutatinoxide

13356-08-6

236-407-7

ex 2931 90 80

p

b”;

b)

de term „GN-code” in de kop van de kolom wordt vervangen door „GN-code (***)”;

c)

de volgende voetnoot wordt toegevoegd:

„(***)

Vermelding van „ex” vóór een code betekent dat ook andere dan de in de kolom „Chemische stof” genoemde chemische stoffen onder die onderverdeling kunnen vallen.”.

3)

Deel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de volgende vermeldingen worden toegevoegd:

Chemische stof

Relevant(e) CAS-nummer(s)

HS-code

Zuivere stof (**)

HS-code

Mengsels die een dergelijke stof bevatten (**)

Categorie

„Pentabroomdifenylether in handelskwaliteit, met inbegrip van

 

ex ex 3824.90

ex ex 3824.90

Industrieel

tetrabroomdifenylether

40088-47-9

pentabroomdifenylether

32534-81-9

Octabroomdifenylether in handelskwaliteit, met inbegrip van

 

ex ex 3824.90

ex ex 3824.90

Industrieel”;

hexabroomdifenylether

36483-60-0

heptabroomdifenylether

68928-80-3

b)

de term „HS-code Zuivere stof” in de kop van de kolom wordt vervangen door „HS-code Zuivere stof (**)”;

c)

de term „HS-code Mengsels die een dergelijke stof bevatten” in de kop van de kolom wordt vervangen door „HS-code Mengsels die een dergelijke stof bevatten (**)”;

d)

de volgende voetnoot wordt toegevoegd:

„(**)

Vermelding van „ex” vóór een code betekent dat ook andere dan de in de kolom „Chemische stof” genoemde chemische stoffen onder die onderverdeling kunnen vallen.”.


3.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 317/17


VERORDENING (EU) 2015/2230 VAN DE COMMISSIE

van 30 november 2015

tot vaststelling van een verbod op de visserij op gaffelkabeljauw in de Uniewateren en internationale wateren van VIII en IX door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 1367/2014 van de Raad (2) zijn quota voor 2015 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar zijn geregistreerd, het betrokken, voor 2015 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2015 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 november 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

João AGUIAR MACHADO

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1367/2014 van de Raad van 15 december 2014 tot vaststelling, voor 2015 en 2016, van de vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (PB L 366 van 20.12.2014, blz. 1).


BIJLAGE

Nr.

60/DSS

Lidstaat

Spanje

Bestand

GFB/89-

Soort

Gaffelkabeljauw (Phycis blennoides)

Gebied

Uniewateren en internationale wateren van VIII en IX

Datum van sluiting

14.10.2015


3.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 317/19


VERORDENING (EU) 2015/2231 VAN DE COMMISSIE

van 2 december 2015

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat de International Accounting Standards 16 en 38 betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (1), en met name artikel 3, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie (2) is een aantal op 15 oktober 2008 bestaande internationale standaarden en interpretaties goedgekeurd.

(2)

Op 12 mei 2014 heeft de International Accounting Standards Board (IASB) wijzigingen in IAS 16 Materiële vaste activa en in IAS 38 Immateriële activa gepubliceerd. Deze wijzigingen waren getiteld Verduidelijking van aanvaardbare afschrijvingsmethoden. Omdat er van uiteenlopende praktijken sprake is, moet worden verduidelijkt of het passend is op de opbrengsten gebaseerde methoden te hanteren voor de berekening van de afschrijving van een actief.

(3)

Overleg met de European Financial Reporting Advisory Group heeft bevestigd dat de wijzigingen in IAS 16 en IAS 38 beantwoorden aan de in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002 vervatte goedkeuringscriteria.

(4)

Verordening (EG) nr. 1126/2008 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Regelgevend Comité voor financiële verslaglegging,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 wordt als volgt gewijzigd:

a)

International Accounting Standard (IAS) 16 Materiële vaste activa wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening;

b)

IAS 38 Immateriële activa wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening;

Artikel 2

Elke onderneming past de in artikel 1 bedoelde wijzigingen toe vanaf uiterlijk de aanvangsdatum van haar eerste boekjaar dat op of na 1 januari 2016 van start gaat.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 december 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie van 3 november 2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 320 van 29.11.2008, blz. 1).


BIJLAGE

Verduidelijking van aanvaardbare afschrijvingsmethoden

(Wijzigingen in IAS 16 en IAS 38)

Wijzigingen in IAS 16 Materiële vaste activa

Alinea 56 wordt gewijzigd en de alinea's 62A en 81I worden toegevoegd. De alinea's 60, 61 en 62 zijn niet gewijzigd maar zijn hier toch opgenomen voor het leesgemak.

Het af te schrijven bedrag en de afschrijvingsperiode

56.

De toekomstige economische voordelen die een actief in zich bergt, worden door een entiteit hoofdzakelijk verbruikt door het actief te gebruiken. Vaak leiden echter andere factoren, zoals technische of economische veroudering en slijtage terwijl een actief niet wordt gebruikt, tot een vermindering van de economische voordelen die met het actief hadden kunnen worden gegenereerd. Bijgevolg worden alle volgende factoren in aanmerking genomen bij de bepaling van de gebruiksduur van een actief:

a)

c)

de technische of economische veroudering als gevolg van wijzigingen of verbeteringen in de productie of als gevolg van een wijziging in de vraag van de markt naar het product dat of de dienst die met het actief wordt geleverd. Verwachte toekomstige verminderingen van de verkoopprijs van een post die met een actief is geproduceerd, kunnen wijzen op een verwachte technische of economische veroudering van het actief, die op haar beurt mogelijkerwijs een vermindering kan weerspiegelen van de toekomstige economische voordelen die het actief in zich bergt;

Afschrijvingsmethode

60.

De gebruikte afschrijvingsmethode moet een afspiegeling zijn van het patroon volgens welk de toekomstige economische voordelen van het actief naar verwachting zullen worden verbruikt door de entiteit.

61.

De op een actief toegepaste afschrijvingsmethode moet ten minste aan het eind van elk boekjaar worden herzien. Indien het verwachte verbruikspatroon van de toekomstige economische voordelen die het actief in zich bergt beduidend is gewijzigd, moet de methode worden gewijzigd om rekening te houden met het gewijzigde patroon. Een dergelijke wijziging moet administratief worden verwerkt als een schattingswijziging, in overeenstemming met IAS 8.

62.

Er kunnen diverse afschrijvingsmethoden worden gehanteerd om het af te schrijven bedrag van een actief op systematische basis toe te rekenen over de gebruiksduur van het actief. Deze methoden omvatten de lineaire afschrijvingsmethode, de degressieve afschrijvingsmethode en de afschrijvingsmethode op basis van verbruikte werkeenheden. Lineaire afschrijving resulteert in een constante last gedurende de gebruiksduur indien de restwaarde van het actief niet verandert. De degressieve afschrijvingsmethode resulteert in een dalende last gedurende de gebruiksduur. De afschrijvingsmethode op basis van verbruikte werkeenheden leidt tot een last die gebaseerd is op het verwachte gebruik of de verwachte productie. De entiteit kiest de methode die het verwachte verbruikspatroon van de toekomstige economische voordelen die het actief in zich bergt, het best weerspiegelt. Die afschrijvingsmethode wordt in elke periode consistent toegepast, tenzij het verwachte verbruikspatroon van deze toekomstige economische voordelen verandert.

62A

Een afschrijvingsmethode die is gebaseerd op de opbrengsten die worden gegenereerd door een activiteit die het gebruik van een actief omvat, is niet passend. De opbrengsten die worden gegenereerd door een activiteit die het gebruik van een actief omvat, weerspiegelen doorgaans immers andere factoren dan het verbruik van de economische voordelen van het actief. Zo worden opbrengsten beïnvloed door andere inputs en processen, verkoopsactiviteiten en veranderingen in verkoopvolumes en prijzen. De prijscomponent van opbrengsten kan worden beïnvloed door inflatie, die geen invloed heeft op de wijze waarop een actief wordt verbruikt.

INGANGSDATUM

81I

Alinea 56 is gewijzigd en alinea 62A is toegevoegd bij Verduidelijking van aanvaardbare afschrijvingsmethoden (wijzigingen in IAS 16 en IAS 38), uitgegeven in mei 2014. Een entiteit moet deze wijzigingen prospectief toepassen op jaarperioden die op of na 1 januari 2016 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit deze wijzigingen op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden.

Wijzigingen in IAS 38 Immateriële activa

Alinea 92 wordt gewijzigd. De alinea's 98A, 98B, 98C en 130J worden toegevoegd. De alinea's 97 en 98 zijn niet gewijzigd maar zijn hier toch opgenomen voor het leesgemak.

NUTTIGE LEVENSDUUR

92.

Wegens de snelle veranderingen in de technologie zijn computersoftware en vele andere immateriële activa onderhevig aan technologische veroudering. Daarom is de gebruiksduur van deze activa veelal kort. Verwachte toekomstige verminderingen van de verkoopprijs van een post die met een immaterieel actief is geproduceerd, kunnen wijzen op een verwachte technologische of economische veroudering van het actief, die op haar beurt mogelijkerwijs een vermindering kan weerspiegelen van de toekomstige economische voordelen die het actief in zich bergt.

Afschrijvingsperiode en afschrijvingsmethode

97.

Het af te schrijven bedrag van een immaterieel actief met een beperkte gebruiksduur moet stelselmatig worden toegerekend over zijn gebruiksduur. De afschrijving moet aanvangen wanneer het actief beschikbaar is voor gebruik, dat wil zeggen wanneer het actief op de vereiste locatie en in de noodzakelijke toestand is om te kunnen functioneren op de wijze zoals die door het management is bedoeld. Afschrijvingen moeten worden beëindigd op de datum waarop het actief is geclassificeerd als aangehouden voor verkoop (of waarop het is opgenomen in een groep activa die wordt afgestoten en die geclassificeerd is als aangehouden voor verkoop) overeenkomstig IFRS 5, of op de datum waarop het actief niet langer in de balans wordt opgenomen als deze datum voorafgaat aan de eerste. De gebruikte afschrijvingsmethode moet het patroon weergeven volgens hetwelk de toekomstige economische voordelen van het actief naar verwachting zullen worden verbruikt door de entiteit. Als dat patroon niet betrouwbaar kan worden bepaald, moet de lineaire methode worden toegepast. De afschrijvingskosten voor elke periode moeten in het overzicht van gerealiseerde en niet-gerealiseerde resultaten worden opgenomen, tenzij deze of een andere standaard toestaat of voorschrijft dat ze worden opgenomen in de boekwaarde van een ander actief.

98.

Er kunnen diverse afschrijvingsmethoden worden gehanteerd om het af te schrijven bedrag van een actief stelselmatig te spreiden over zijn gebruiksduur. Deze methoden omvatten de lineaire afschrijvingsmethode, de degressieve afschrijvingsmethode en de afschrijvingsmethode op basis van verbruikte werkeenheden. De toegepaste methode wordt gekozen op basis van het verwachte patroon volgens welk de verwachte toekomstige economische voordelen die het actief in zich bergt, verbruikt zullen worden. Deze methode wordt in elke periode consistent toegepast, tenzij het verwachte verbruikspatroon van deze toekomstige economische voordelen verandert.

98A

Er is een weerlegbaar vermoeden dat een afschrijvingsmethode die is gebaseerd op de opbrengsten die worden gegenereerd door een activiteit die het gebruik van een immaterieel actief omvat, niet passend is. De opbrengsten die worden gegenereerd door een activiteit die het gebruik van een immaterieel actief omvat, weerspiegelen doorgaans immers factoren die niet direct verband houden met het verbruik van de economische voordelen die het immaterieel actief in zich bergt. Zo worden opbrengsten beïnvloed door andere inputs en processen, verkoopsactiviteiten en veranderingen in verkoopvolumes en prijzen. De prijscomponent van opbrengsten kan worden beïnvloed door inflatie, die geen invloed heeft op de wijze waarop een actief wordt verbruikt. Dit vermoeden kan alleen in de volgende beperkte omstandigheden worden weerlegd:

a)

wanneer het immaterieel actief wordt uitgedrukt als een waardering van opbrengsten, zoals beschreven in alinea 98C; of

b)

wanneer kan worden aangetoond dat de opbrengsten en het verbruik van de economische voordelen van het immaterieel actief sterk gecorreleerd zijn.

98B

Bij de keuze van een passende afschrijvingsmethode in overeenstemming met alinea 98 kan een entiteit de voornaamste beperkende factor bepalen die inherent is aan het immaterieel actief. Zo kan in het contract waarin de rechten van een entiteit op haar gebruik van een immaterieel actief zijn opgenomen, het gebruik door de entiteit van het immaterieel actief mogelijkerwijs zijn omschreven als een vooraf bepaald aantal jaren (tijdsduur), als een aantal geproduceerde eenheden of als een vast totaalbedrag aan te genereren opbrengsten. De bepaling van een dergelijke voornaamste beperkende factor kan als uitgangspunt fungeren voor de bepaling van de passende afschrijvingsgrondslag, maar er kan ook een andere grondslag worden toegepast als deze beter aansluit bij het verwachte verbruikspatroon van de economische voordelen.

98C

In de omstandigheid waarin de voornaamste beperkende factor die inherent is aan een immaterieel actief, de verwezenlijking van een opbrengstendrempel is, kunnen de te genereren opbrengsten een passende afschrijvingsgrondslag vormen. Een entiteit kan bijvoorbeeld een concessie verwerven voor de exploratie en winning van goud uit een goudmijn. Het verstrijken van het contract kan eventueel afhankelijk zijn gesteld van een vast totaalbedrag aan opbrengsten die door de winning worden gegenereerd (zo kan een contract toestaan dat goud uit de mijn wordt gewonnen totdat de totale cumulatieve opbrengsten van de goudverkoop VE 2 miljard bedragen), en niet van een bepaalde tijdsduur of van de hoeveelheid gewonnen goud. In een ander voorbeeld kan het recht om een tolweg te exploiteren afhankelijk zijn gesteld van een vast totaalbedrag aan opbrengsten die door de cumulatieve tolheffingen worden gegenereerd (zo kan een contract toestaan dat de tolweg wordt geëxploiteerd totdat het totale cumulatieve bedrag aan tolheffingen dat door de exploitatie van de tolweg wordt gegenereerd, VE 100 miljoen beloopt). Ingeval in het contract voor het gebruik van het immaterieel actief opbrengsten als voornaamste beperkende factor zijn aangemerkt, kunnen de te genereren opbrengsten mogelijkerwijs een passende grondslag voor de afschrijving van het immaterieel actief in kwestie vormen, op voorwaarde dat in het contract een vast totaalbedrag aan te genereren opbrengsten is vastgelegd op grond waarvan de afschrijving moet worden bepaald.

OVERGANGSBEPALINGEN EN INGANGSDATUM

130 J

Alinea 92 is gewijzigd en de alinea's 98A, 98B en 98C zijn toegevoegd bij Verduidelijking van aanvaardbare afschrijvingsmethoden (wijzigingen in IAS 16 en IAS 38), uitgegeven in mei 2014. Een entiteit moet deze wijzigingen prospectief toepassen op jaarperioden die op of na 1 januari 2016 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan. Als een entiteit deze wijzigingen op een eerdere periode toepast, moet zij dit feit vermelden.


3.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 317/24


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2232 VAN DE COMMISSIE

van 2 december 2015

tot goedkeuring van een verhoging van de maxima voor de verrijking van wijn uit in 2015 geoogste druiven in alle wijnbouwgebieden van Denemarken, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 91,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In deel I, punt A.3, van bijlage VIII bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 is bepaald dat de lidstaten in de jaren waarin de weersomstandigheden uitzonderlijk ongunstig zijn geweest, kunnen verzoeken de vastgestelde maxima voor de verhoging van het alcoholvolumegehalte (verrijking) van wijn met 0,5 % te mogen verhogen.

(2)

Denemarken, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk hebben verzocht om een dergelijke verhoging van de maxima voor de verrijking van wijn uit in 2015 geoogste druiven, aangezien de weersomstandigheden in het groeiseizoen uitzonderlijk ongunstig zijn geweest.

(3)

Als gevolg van de uitzonderlijk ongunstige weersomstandigheden in 2015 zijn de in deel I, punt A.2, van bijlage VIII bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 vastgestelde maxima voor de verhoging van het natuurlijke alcoholvolumegehalte in bepaalde wijnbouwgebieden niet toereikend om wijn met een passend totaal alcoholvolumegehalte te produceren waarnaar normaliter vraag op de markt bestaat.

(4)

Het is derhalve dienstig in Denemarken, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk een verhoging van de maxima voor de verrijking van wijn uit in 2015 geoogste wijndruiven toe te staan.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In afwijking van deel I, punt A.3, van bijlage VIII bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 mag, in alle wijnbouwgebieden van Denemarken, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk, de verhoging van het natuurlijke alcoholvolumegehalte van in 2015 geoogste verse druiven en van druivenmost, gedeeltelijk gegiste druivenmost, jonge, nog gistende wijn en wijn uit in 2015 geoogste druiven niet meer bedragen dan 3,5 % vol.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 december 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.


3.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 317/26


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2233 VAN DE COMMISSIE

van 2 december 2015

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de voorwaarden voor de goedkeuring van de werkzame stof haloxyfop-P

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 21, lid 3, tweede alternatief, en artikel 78, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Haloxyfop-P is bij Richtlijn 2010/86/EU van de Commissie (2) als werkzame stof opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (3), onder de voorwaarde dat de betrokken lidstaten ervoor zorgen dat de kennisgever die om opneming van haloxyfop-P in die bijlage heeft verzocht, verdere bevestigende informatie indient over het risico op grondwaterverontreiniging door de bodemmetabolieten van deze stof.

(2)

De in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG opgenomen werkzame stoffen worden geacht te zijn goedgekeurd krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009 en zijn opgenomen in deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (4).

(3)

De kennisgever heeft binnen de daarvoor gestelde termijn bij de lidstaat-rapporteur Oostenrijk aanvullende informatie ingediend in de vorm van studies ter bevestiging van de risicobeoordeling voor grondwater.

(4)

Oostenrijk heeft de door de kennisgever ingediende aanvullende informatie beoordeeld. Op 15 oktober 2013 heeft Oostenrijk zijn beoordeling, in de vorm van een addendum bij het ontwerpbeoordelingsverslag, ingediend bij de andere lidstaten, de Commissie en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA).

(5)

De Commissie heeft de EFSA geraadpleegd en die heeft haar advies over de risicobeoordeling voor haloxyfop-P op 28 november 2014 gepresenteerd (5).

(6)

De Commissie was van oordeel dat de door de kennisgever verstrekte aanvullende informatie liet zien dat de metaboliet DE-535 pyridinone toxicologisch relevant moet worden geacht en bijgevolg niet in concentraties boven de grenswaarde voor grondwater van 0,1 μg/l mag worden teruggevonden.

(7)

De Commissie heeft de kennisgever verzocht zijn opmerkingen over het evaluatieverslag voor haloxyfop-P in te dienen.

(8)

De Commissie is tot de conclusie gekomen dat de vereiste verdere bevestigende informatie niet volledig is verstrekt en dat een onaanvaardbaar risico voor het grondwater alleen kan worden uitgesloten door het opleggen van verdere beperkingen.

(9)

Er wordt bevestigd dat de werkzame stof haloxyfop-P geacht moet worden krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009 te zijn goedgekeurd. Om te voorkomen dat deze metaboliet boven de in overweging 6 vermelde grenswaarde wordt teruggevonden in het grondwater, is het echter aangewezen de gebruiksvoorwaarden van deze werkzame stof te wijzigen, met name door beperkingen op te leggen voor de dosering en de frequentie van de toepassing van de stof.

(10)

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

De lidstaten moeten voldoende tijd krijgen om de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die haloxyfop-P bevatten, te wijzigen of in te trekken.

(12)

Als de lidstaten overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 een respijtperiode toekennen voor gewasbeschermingsmiddelen die haloxyfop-P bevatten, moet deze periode uiterlijk achttien maanden na de inwerkingtreding van deze verordening aflopen.

(13)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Overgangsmaatregelen

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 moeten de lidstaten indien nodig de bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die haloxyfop-P als werkzame stof bevatten, uiterlijk op 23 juni 2016 wijzigen of intrekken.

Artikel 3

Respijtperiode

Een door de lidstaten overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 toegekende respijtperiode moet zo kort mogelijk zijn en uiterlijk op 23 juni 2017 aflopen.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 december 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  Richtlijn 2010/86/EU van de Commissie van 2 december 2010 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad om haloxyfop-P op te nemen als werkzame stof (PB L 317 van 3.12.2010, blz. 36).

(3)  Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).

(5)  Europese Autoriteit voor voedselveiligheid: Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of confirmatory data submitted for the active substance haloxyfop-p. EFSA Journal 2014;12(12):3931, 33 blz. doi:10.2903/j.efsa.2014.3931. Online beschikbaar op: www.efsa.europa.eu/efsajournal.htm


BIJLAGE

De kolom „Specifieke bepalingen” van rij 309, haloxyfop-P, van deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt vervangen door:

„DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als herbicide in een dosering van maximaal 0,052 kg werkzame stof per hectare per toepassing, waarbij slechts één toepassing elke drie jaar is toegelaten.

DEEL B

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over haloxyfop-P dat op 28 oktober 2010 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is afgerond, en met name met de aanhangsels I en II.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

de bescherming van het grondwater tegen de relevante bodemmetaboliet DE-535 pyridinone, wanneer de werkzame stof wordt gebruikt in qua bodemgesteldheid en/of klimatologische omstandigheden kwetsbare gebieden;

de veiligheid van de toedieners, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat in de gebruiksvoorwaarden het gebruik van geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen wordt voorgeschreven;

de bescherming van in het water levende organismen. De toelatingsvoorwaarden moeten indien nodig risicobeperkende maatregelen omvatten (bv. toereikende bufferzones);

de veiligheid van de consument wat de aanwezigheid van de metaboliet DE 535 pyridinol in het grondwater betreft.”.


3.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 317/29


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2234 VAN DE COMMISSIE

van 2 december 2015

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 december 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

53,3

MA

73,3

ZZ

63,3

0707 00 05

AL

57,9

MA

93,3

TR

152,1

ZZ

101,1

0709 93 10

AL

80,9

MA

72,5

TR

153,6

ZZ

102,3

0805 10 20

MA

77,5

TR

50,5

UY

52,1

ZA

53,6

ZZ

58,4

0805 20 10

MA

76,9

PE

78,3

ZZ

77,6

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

TR

87,0

ZZ

87,0

0805 50 10

TR

103,6

ZZ

103,6

0808 10 80

CA

159,0

CL

85,4

MK

28,7

US

119,9

ZA

155,9

ZZ

109,8

0808 30 90

BA

91,6

CN

97,5

TR

144,0

ZZ

111,0


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


3.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 317/31


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/2235 VAN DE COMMISSIE

van 2 december 2015

tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op aanvragen om certificaten voor de uitvoer van bepaalde zuivelproducten naar de Dominicaanse Republiek in het kader van het in Verordening (EG) nr. 1187/2009 bedoelde contingent

DE EUROPESE COMMISSIE

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 188,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In afdeling 3 van hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1187/2009 van de Commissie (2) is de procedure vastgesteld voor de toewijzing van certificaten voor de uitvoer van bepaalde zuivelproducten naar de Dominicaanse Republiek in het kader van een voor dat land geopend contingent.

(2)

Artikel 29 van Verordening (EG) nr. 1187/2009 voorziet in de mogelijkheid voor marktdeelnemers om van 1 tot en met 10 november uitvoercertificaataanvragen in te dienen voor hoeveelheden die na de in de eerste alinea van dat artikel bedoelde periode voor de indiening van certificaataanvragen nog binnen het contingent beschikbaar zijn.

(3)

In artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/987 van de Commissie (3) is bepaald dat de totale resterende hoeveelheid, voor het contingentjaar 2015/2016, 3 843 ton bedraagt.

(4)

De aanvragen die van 1 tot en met 10 november 2015 voor de resterende periode van het lopende contingentjaar 2015/2016 zijn ingediend, betreffen kleinere hoeveelheden dan er beschikbaar zijn. Bijgevolg dient, overeenkomstig artikel 31, lid 3, vierde alinea, van Verordening (EG) nr. 1187/2009, de resterende hoeveelheid te worden toegewezen. De afgifte van uitvoercertificaten voor deze resterende hoeveelheid moet afhankelijk worden gesteld van de mededeling aan de bevoegde autoriteit van de door de betrokken marktdeelnemers aanvaarde extra hoeveelheid en van het stellen van een zekerheid door de betrokken marktdeelnemers,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De uitvoercertificaataanvragen die van 1 tot en met 10 november 2015 zijn ingediend voor de resterende periode van het lopende contingentjaar 2015/2016 worden aanvaard.

De hoeveelheden die zijn vermeld in de in de eerste alinea bedoelde uitvoercertificaataanvragen voor de in artikel 27, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1187/2009 bedoelde producten, worden vermenigvuldigd met een toewijzingscoëfficiënt van 1,175948.

Indien de uitvoercertificaten betrekking hebben op een hoeveelheid die groter is dan de aangevraagde en die wordt toegewezen na toepassing van de in de tweede alinea vermelde coëfficiënt, worden deze uitvoercertificaten pas afgegeven nadat de marktdeelnemer de betrokken hoeveelheid binnen één week na de bekendmaking van deze verordening heeft aanvaard en de overeenkomstige zekerheid heeft gesteld.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 december 2015.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Verordening (EG) nr. 1187/2009 van de Commissie van 27 november 2009 tot vaststelling van specifieke bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad inzake de uitvoercertificaten en de uitvoerrestituties in de sector melk en zuivelproducten (PB L 318 van 4.12.2009, blz. 1).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/987 van de Commissie van 24 juni 2015 tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op aanvragen om certificaten voor de uitvoer van bepaalde zuivelproducten naar de Dominicaanse Republiek in het kader van het in Verordening (EG) nr. 1187/2009 bedoelde contingent (PB L 159 van 25.6.2015, blz. 51).


BESLUITEN

3.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 317/33


BESLUIT (EU) 2015/2236 VAN DE RAAD

van 27 november 2015

tot vaststelling van het namens de Europese Unie in de ministeriële conferentie van de Wereldhandelsorganisatie in te nemen standpunt over een verlenging van het moratorium op douanerechten op elektronische transmissies en het moratorium op klachten die geen verband houden met schendingen en andere situaties

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op de ministeriële conferentie van de Wereldhandelsorganisatie („WTO”) van 1998 is een moratorium op douanerechten op elektronische transmissies (het moratorium „e-handel”) goedgekeurd waardoor de leden van de WTO geen douanerechten op elektronische transmissies mogen heffen. Momenteel heeft het moratorium de vorm van een besluit van de ministeriële conferentie van de WTO, dat sinds 1998 elke twee jaar is verlengd.

(2)

Tijdens de ministeriële conferenties van de WTO is het moratorium op klachten die geen verband houden met schendingen en andere situaties, steeds opnieuw verlengd, nadat de periode van vijf jaar was verstreken om — overeenkomstig artikel 64, lid 3, van de Overeenkomst inzake handelsgerelateerde aspecten van intellectuele eigendom (TRIPS-overeenkomst) — een besluit over het bereik van en de modaliteiten voor dergelijke klachten te nemen.

(3)

Tijdens de ministeriële conferentie van de WTO in december 2013 zijn deze moratoria voor het laatst tot 2015 verlengd. Beide moratoria moeten tijdens een volgende ministeriële conferentie van de WTO opnieuw worden verlengd of — indien zich tijdens de lopende of toekomstige besprekingen een consensus aftekent — permanent worden gemaakt.

(4)

Het is in het belang van de Unie om steun te verlenen aan de verlenging van het moratorium e-handel voor onbepaalde tijd. Het is tevens in het belang van de Unie om het moratorium op klachten die geen verband houden met schendingen en andere situaties, te verlengen totdat de ministeriële conferentie — overeenkomstig artikel 64, lid 3, van de TRIPS-overeenkomst — de aanbevelingen van de Raad voor TRIPS goedkeurt met betrekking tot het bereik van en de modaliteiten voor dergelijke klachten,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Europese Unie in de ministeriële conferentie van de Wereldhandelsorganisatie in te nemen standpunt luidt dat steun wordt gegeven aan de verlenging voor onbepaalde duur van het moratorium op douanerechten op elektronische transmissies en dat steun wordt gegeven aan de verlenging van het moratorium op de in de alinea's 1 b) en 1 c) van artikel XXIII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel (GATT) 1994 vermelde klachten („klachten die geen verband houden met schendingen en andere situaties”) totdat de ministeriële conferentie een besluit neemt over het bereik van en de modaliteiten voor dergelijke klachten.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 27 november 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

J. ASSELBORN


3.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 317/35


BESLUIT (EU) 2015/2237 VAN DE RAAD

van 30 november 2015

houdende benoeming van een Deens plaatsvervangend lid in het Comité van de Regio's

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,

Gezien de voordracht van de Deense regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 januari, 5 februari en 23 juni 2015 heeft de Raad de Besluiten (EU) 2015/116 (1), (EU) 2015/190 (2) en (EU) 2015/994 (3) vastgesteld houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020.

(2)

In het Comité van de Regio's is een zetel van plaatsvervangend lid vrijgekomen door het verstrijken van het mandaat van de heer Peter KOFOD POULSEN,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In het Comité van de Regio's wordt voor de verdere duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2020, tot plaatsvervangend lid benoemd:

de heer Niels Erik SØNDERGAARD, Southern Denmark Regional Councillor.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 30 november 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

É. SCHNEIDER


(1)  PB L 20 van 27.1.2015, blz. 42.

(2)  PB L 31 van 7.2.2015, blz. 25.

(3)  PB L 159 van 25.6.2015, blz. 70.


3.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 317/36


BESLUIT (EU) 2015/2238 VAN DE RAAD

van 30 november 2015

houdende benoeming van een Nederlands plaatsvervangend lid in het Comité van de Regio's

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,

Gezien de voordracht door de Nederlandse regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 januari, 5 februari en 23 juni 2015 heeft de Raad de Besluiten (EU) 2015/116 (1), (EU) 2015/190 (2) en (EU) 2015/994 (3) vastgesteld houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020. Op 18 september 2015 was mevrouw Nienke HOMAN bij Besluit (EU) 2015/1573 van de Raad (4) benoemd tot plaatsvervangend lid tot en met 25 januari 2020.

(2)

Er is een zetel van plaatsvervangend lid vrijgekomen door het verstrijken van het mandaat van mevrouw Nienke HOMAN,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In het Comité van de Regio's wordt voor de verdere duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2020, tot plaatsvervangend lid benoemd:

De heer H. (Henk) STAGHOUWER, lid van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 30 november 2015.

Voor de Raad

De voorzitter

É. SCHNEIDER


(1)  PB L 20 van 27.1.2015, blz. 42.

(2)  PB L 31 van 7.2.2015, blz. 25.

(3)  PB L 159 van 25.6.2015, blz. 70.

(4)  PB L 245 van 22.9.2015, blz. 10


3.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 317/37


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/2239 VAN DE COMMISSIE

van 2 december 2015

tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van de subtypes H5N1 en H5N2 in Frankrijk

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 8755)

(Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name artikel 9, lid 4,

Gezien Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name artikel 10, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Aviaire influenza is een virale infectieziekte bij vogels, waaronder pluimvee. Infecties met aviaire-influenzavirussen bij gedomesticeerd pluimvee veroorzaken twee hoofdvormen van de ziekte met een verschillende virulentie. De laagpathogene vorm leidt in de regel slechts tot milde symptomen, terwijl de hoogpathogene vorm bij de meeste pluimveesoorten een zeer hoge sterfte veroorzaakt. Die ziekte kan ernstige gevolgen hebben voor de rentabiliteit van de pluimveehouderij.

(2)

Aviaire influenza wordt vooral bij vogels aangetroffen, maar onder bepaalde omstandigheden kan de infectie ook bij mensen voorkomen, al is dat risico in de regel erg klein.

(3)

Bij een uitbraak van aviaire influenza bestaat het risico dat de ziekteverwekker wordt verspreid naar andere bedrijven waar pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels worden gehouden. Dan kan de ziekte zich ook van de ene lidstaat naar de andere of naar derde landen verspreiden door de handel in levende vogels en producten daarvan.

(4)

Richtlijn 2005/94/EG van de Raad (3) bevat bepaalde preventieve maatregelen inzake het toezicht op en de vroegtijdige detectie van aviaire influenza alsook de minimale bestrijdingsmaatregelen die bij een uitbraak van aviaire influenza onder pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels moeten worden genomen. Die richtlijn voorziet in de instelling van beschermings- en toezichtsgebieden bij een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza.

(5)

Frankrijk heeft de Commissie in kennis gesteld van uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza (HPAI) van het subtype H5, te weten H5N1 en H5N2, in bedrijven op zijn grondgebied waar pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels worden gehouden.

(6)

Uit laboratoriumonderzoek, waaronder ook sequentiebepaling, dat wordt uitgevoerd met het oog op nadere karakterisering van het virus dat tot de eerste uitbraak heeft geleid, blijkt dat het genetisch materiaal van de virusstam HPAI H5N1 verschilt van dat van het HPAI-virus van het subtype H5N1 dat voor het eerst in 2005 in Europa is opgedoken. Het lijkt erop dat de in Frankrijk aangetroffen HPAI-virusstam van het subtype H5N1 onlangs van een eerder in de Unie gedetecteerde laagpathogene vorm is gemuteerd tot een virus met een hoge pathogeniteit. Derhalve blijkt het niet nodig dezelfde aanvullende beschermende maatregelen als die bedoeld in Beschikking 2006/415/EG van de Commissie (4) te treffen, die specifiek zijn vastgesteld voor de hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 die voor het eerst in 2005 in Europa is opgedoken.

(7)

Frankrijk heeft derhalve onmiddellijk de vereiste bestrijdingsmaatregelen krachtens Richtlijn 2005/94/EG genomen, waaronder de instelling van beschermings- en toezichtsgebieden.

(8)

De Commissie heeft die maatregelen samen met Frankrijk bestudeerd en heeft geconstateerd dat de grenzen van de door de bevoegde autoriteit van die lidstaat ingestelde beschermings- en toezichtsgebieden op voldoende afstand liggen van de bedrijven waar de uitbraken zijn bevestigd.

(9)

Om te voorkomen dat de handel in de Unie onnodig wordt verstoord en om te vermijden dat derde landen ongerechtvaardigde handelsbelemmeringen opwerpen, moeten de in Frankrijk ingestelde beschermings- en toezichtsgebieden in samenwerking met die lidstaat snel op EU-niveau worden vastgesteld.

(10)

Dienovereenkomstig moeten de beschermings- en toezichtsgebieden in Frankrijk, waarin de maatregelen op het gebied van de diergezondheid als bepaald in Richtlijn 2005/94/EG worden toegepast, in de bijlage bij dit besluit worden vastgesteld, tezamen met de duur van die regionalisering.

(11)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Frankrijk ziet erop toe dat de overeenkomstig artikel 16, lid 1, van Richtlijn 2005/94/EG ingestelde beschermings- en toezichtsgebieden ten minste de gebieden omvatten die in de delen A en B van de bijlage bij dit besluit als beschermings- en toezichtsgebieden zijn opgenomen.

Artikel 2

Dit besluit is van toepassing tot en met 31 maart 2016.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Franse Republiek.

Gedaan te Brussel, 2 december 2015.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.

(2)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.

(3)  Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG (PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16).

(4)  Beschikking 2006/415/EG van de Commissie van 14 juni 2006 betreffende bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 bij pluimvee in de Gemeenschap en tot intrekking van Beschikking 2006/135/EG (PB L 164 van 16.6.2006, blz. 51).


BIJLAGE

Deel A

Beschermingsgebied als bedoeld in artikel 1:

ISO-landencode

Lidstaat

Postcode

Naam

Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 29 van Richtlijn 2005/94/EG

FR

Frankrijk

 

Gebied omvattende de gemeenten:

 

 

 

24042

24055

24069

24115

24520

24561

Biras

Bourdeilles

Bussac

Château-L'Evêque

Sencenac-Puy-De-Fourches

Valeul

13.12.2015

24095

24481

Chaleix

Saint-Paul-la-Roche

23.12.2015

24082

24152

24207

24587

Carsac-Aillac

Domme

Groléjac

Vitrac

24.12.2015

Deel B

Toezichtsgebied als bedoeld in artikel 1:

ISO-landencode

Lidstaat

Postcode

Naam

Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 31 van Richtlijn 2005/94/EG

FR

Frankrijk

 

Gebied omvattende de gemeenten:

 

H5N1

 

24002

24010

24064

24098

24102

24108

24129

24135

24144

24170

24198

24200

24243

24266

24286

24319

24430

24553

Agonac

Annesse-et-Beaulieu

Brantome

Champcevinel

Chancelade

La Chapelle-Gonaguet

Condat-Sur Trincou

Cornille

Creyssac

Eyvirat

La Gonterie-Boulouneix

Grand-Brassac

Lisle

Mensignac

Montagrier

Paussac-Et-Saint-Vivien

Saint-Julien-De-Bourdeilles

Tocane-Saint-Apre

22.12.2015

24042

24055

24069

24115

24520

24561

Biras

Bourdeilles

Bussac

Château-L'Evêque

Sencenac-Puy-De-Fourches

Valeul

14.12.-….12.2015

24133

24180

24218

24269

24304

24305

24428

24486

24489

24498

24519

24522

24551

La Coquille

Firbeix

Jumilhac-le-Grand

Mialet

Nantheuil

Nanthiat

Saint-Jory-de-Chalais

Saint-Pierre-de-Frugie

Saint-Priest-les-Fougères

Saint-Saud-Lacoussière

Sarlande

Sarrazac

Thiviers

1.1.2016

24095

24481

Chaleix

Saint-Paul-la-Roche

24.12.2015-1.1.2016

24086

24091

24150

24040

24063

24074

24081

24082

24300

24336

24341

24355

24366

24395

24432

24450

24470

24471

24510

46006

46098

24512

24520

24574

24577

46186

46194

46216

46257

Castelnaud-la-Chapelle

Cénac-et-Saint-Julien

Daglan

Beynac-et-Cazenac

Bouzic

Calviac-en-Périgord

Carlux

Carsac-Aillac

Nabirat

Prats-de-Carlux

Proissans

La Roque-Gageac

Saint-André-d'Allas

Saint-Cybranet

Saint-Julien-de-Lampon

Saint-Martial-de-Nabirat

Sainte-Mondane

Sainte-Nathalène

Saint-Vincent-de-Cosse

Anglars-Nozac

Fajoles

Saint-Vincent-le-Paluel

Sarlat-la-Canéda

Veyrignac

Vézac

Masclat

Milhac

Payrignac

Saint-Cirq-Madelon

2.1.2016

24040

24063

24074

24081

24082

24152

24207

24587

Beynac-et-Cazenac

Bouzic

Calviac-en-Périgord

Carlux

Carsac-Aillac

Domme

Groléjac

Vitrac

25.12.2015-2.1.2016


Rectificaties

3.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 317/42


Rectificatie van Verordening (EU) 2015/1861 van de Raad van 18 oktober 2015 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran

( Publicatieblad van de Europese Unie L 274 van 18 oktober 2015 )

Bladzijde 3, artikel 1, punt 3), nieuw artikel 2 quater, lid 1, onder b):

in plaats van:

„b)

het recht van controle op het eindgebruik en op de locatie daarvan daadwerkelijk kan worden uitgeoefend voor alle items die uit Iran zijn verkregen;”,

te lezen:

„b)

het recht van controle op het eindgebruik en op de locatie daarvan met betrekking tot elk afzonderlijk geleverd voorwerp van Iran verkregen is en daadwerkelijk kan worden uitgeoefend;”.

Bladzijde 3, artikel 1, punt 3), nieuw artikel 2 quater, lid 1, onder d):

in plaats van:

„d)

in de gevallen waarin het gaat om verstrekte goederen bedoeld in bijlage I, het IAEA wordt ingelicht binnen tien dagen na de verstrekking, verkoop of overdracht.”,

te lezen:

„d)

in de gevallen waarin het gaat om een levering van goederen en technologie als bedoeld in bijlage I, het IAEA in kennis wordt gesteld binnen tien dagen na de levering, verkoop of overdracht.”.

Bladzijde 4, artikel 1, punt 4), nieuw artikel 3 bis, lid 1, onder e):

in plaats van:

„e)

voor de aanschaf, de invoer of het vervoer uit Iran van in bijlage I opgenomen goederen en technologie, ongeacht of zij afkomstig zijn uit Iran.”,

te lezen:

„e)

voor de aanschaf, de invoer of het vervoer uit Iran van in bijlage II opgenomen goederen en technologie, ongeacht of zij afkomstig zijn uit Iran.”.

Bladzijde 5, artikel 1, punt 4), nieuw artikel 3 quater, lid 2:

in plaats van:

„2.   De bevoegde autoriteit die krachtens lid 1 haar toestemming verleent, zorgt ervoor dat het recht van controle op het eindgebruik en op de locatie daarvan daadwerkelijk kan worden uitgeoefend voor alle items die uit Iran zijn verkregen.”,

te lezen:

„2.   De bevoegde autoriteit die krachtens lid 1 haar toestemming verleent, zorgt ervoor dat het recht van controle op het eindgebruik en op de locatie daarvan met betrekking tot elk afzonderlijk geleverd voorwerp van Iran verkregen is en daadwerkelijk kan worden uitgeoefend.”.

Bladzijde 84, bijlage II, onderdeel II.A Goederen, vermelding II.A0.005, kolom Omschrijving, punt 1:

in plaats van:

„1.

Zeehonden, robben”,

te lezen:

„1.

Afdichtingen”.