ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2013.313.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 313

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

56e jaargang
22 november 2013


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

 

2013/671/EU

 

*

Besluit van de Raad van 15 november 2013 betreffende de ondertekening namens de Europese Unie van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Franse Republiek met het oog op de toepassing van de Uniewetgeving betreffende de belasting van spaartegoeden en de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen ten aanzien van de Gemeenschap Saint-Barthélemy

1

 

 

2013/672/EU

 

*

Besluit van de Raad van 15 november 2013 betreffende de sluiting van het Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Islamitische Republiek Mauritanië voor een periode van twee jaar

3

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 1180/2013 van de Raad van 19 november 2013 tot vaststelling, voor 2014, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn

4

 

*

Verordening (EU) nr. 1181/2013 van de Raad van 19 november 2013 inzake de vaststelling van een overeenkomstig Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad op de rechtstreekse betalingen toe te passen aanpassingspercentage voor kalenderjaar 2013 en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 964/2013 van de Commissie

13

 

*

Verordening (EU) nr. 1182/2013 van de Raad van 19 november 2013 tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 754/2009, (EU) nr. 1262/2012, (EU) nr. 39/2013 en (EU) nr. 40/2013 wat bepaalde vangstmogelijkheden betreft

15

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1183/2013 van de Commissie van 12 november 2013 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Slovenski med (BGA))

30

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1184/2013 van de Commissie van 12 november 2013 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Prés-salés du Mont-Saint-Michel (BOB))

32

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1185/2013 van de Commissie van 21 november 2013 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Pâté de Campagne Breton (BGA))

34

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1186/2013 van de Commissie van 21 november 2013 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Orkney Scottish Island Cheddar (BGA))

40

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1187/2013 van de Commissie van 21 november 2013 tot goedkeuring van de werkzame stof penthiopyrad overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie ( 1 )

42

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1188/2013 van de Commissie van 21 november 2013 tot inkorting van termijn voor de aan de aankomst in de haven voorafgaande kennisgeving voor EU-vaartuigen die in de Cantabrische Zee en ten westen van het Iberisch Schiereiland op bestanden van zuidelijke heek en langoustines vissen en in Spaanse havens aanlanden

47

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1189/2013 van de Commissie van 21 november 2013 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

49

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1190/2013 van de Commissie van 21 november 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95 wat betreft de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine

51

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

22.11.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 313/1


BESLUIT VAN DE RAAD

van 15 november 2013

betreffende de ondertekening namens de Europese Unie van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Franse Republiek met het oog op de toepassing van de Uniewetgeving betreffende de belasting van spaartegoeden en de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen ten aanzien van de Gemeenschap Saint-Barthélemy

(2013/671/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 113 en 115 in samenhang met artikel 218, lid 5, en artikel 218, lid 8, tweede alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig de bepalingen van Besluit 2010/718/EU van de Europese Raad (1) is het eiland Saint-Barthélemy met ingang van 1 januari 2012 niet langer een ultraperifeer gebied van de Europese Unie, maar heeft het de LGO-status (landen en gebieden overzee) verworven als bedoeld in het vierde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Opdat deze omschakeling de belangen van de Unie onverlet zou laten, heeft de Franse Republiek zich ertoe verplicht de noodzakelijke overeenkomsten te sluiten, teneinde onder meer te garanderen dat de mechanismen van Richtlijn 2011/16/EU van de Raad (2) en Richtlijn 2003/48/EG van de Raad (3) ook na de statuswijziging toepassing zullen vinden ten aanzien van Saint-Barthélemy.

(2)

Nadat zij daartoe machtiging had gekregen van de Raad op 20 oktober 2011, heeft de Commissie met de Franse Republiek onderhandeld over een overeenkomst tussen de Europese Unie en de Franse Republiek, met het oog op de toepassing van de Uniewetgeving betreffende de belasting van spaartegoeden en de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen ten aanzien van de Gemeenschap Saint-Barthélemy („de overeenkomst”).

(3)

De overeenkomst moet garanderen dat de mechanismen van Richtlijnen 2011/16/EU en 2003/48/EG, die met name tot doel hebben grensoverschrijdende belastingfraude en -ontduiking te bestrijden, ook ondanks de statuswijziging toepassing zullen vinden ten aanzien van Saint-Barthélemy.

(4)

De overeenkomst dient namens de Unie te worden ondertekend, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een later tijdstip,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Er wordt machtiging verleend voor de ondertekening, namens de Unie, van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Franse Republiek met het oog op de toepassing van de Uniewetgeving betreffende de belasting van spaartegoeden en de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen ten aanzien van de Gemeenschap Saint-Barthélemy, onder voorbehoud van de sluiting van de overeenkomst.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht (4).

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd om de persoon/personen aan te wijzen die bevoegd is/zijn om de overeenkomst namens de Unie te ondertekenen.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 15 november 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

R. ŠADŽIUS


(1)  Besluit 2010/718/EU van de Europese Raad van 29 oktober 2010 tot wijziging van de status van het eiland Saint-Barthélemy ten aanzien van de Europese Unie (PB L 325 van 9.12.2010, blz. 4).

(2)  Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG (PB L 64 van 11.3.2011, blz. 1).

(3)  Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling (PB L 157 van 26.6.2003, blz. 38).

(4)  De tekst van de overeenkomst zal samen met het besluit betreffende het sluiten ervan worden bekendgemaakt.


22.11.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 313/3


BESLUIT VAN DE RAAD

van 15 november 2013

betreffende de sluiting van het Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Islamitische Republiek Mauritanië voor een periode van twee jaar

(2013/672/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 30 november 2006 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 1801/2006 betreffende de sluiting van de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Islamitische Republiek Mauritanië (1) („de partnerschapsovereenkomst”) goedgekeurd.

(2)

De Unie heeft met de Islamitische Republiek Mauritanië onderhandeld over een nieuw protocol („het protocol”) waarbij aan de EU-vaartuigen vangstmogelijkheden worden geboden in de wateren waarover Mauritanië de soevereiniteit en de jurisdictie voor visserijaangelegenheden uitoefent.

(3)

Dit nieuwe protocol is overeenkomstig Besluit 2012/827/EU van de Raad (2) ondertekend en wordt met ingang van de datum van ondertekening voorlopig toegepast.

(4)

Het nieuwe protocol dient te worden goedgekeurd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het Protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Islamitische Republiek Mauritanië voor een periode van twee jaar („het protocol”) (3), wordt namens de Unie goedgekeurd.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad verricht namens de Unie de in artikel 11 van het protocol bedoelde kennisgeving (4).

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 15 november 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

R. ŠADŽIUS


(1)  PB L 343 van 8.12.2006, blz. 1.

(2)  PB L 361 van 31.12.2012, blz. 43.

(3)  De tekst van het protocol is samen met het ondertekeningsbesluit bekendgemaakt in PB L 361 van 31.12.2012, blz. 44.

(4)  De datum van inwerkingtreding van het protocol wordt door het secretariaat-generaal van de Raad bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


VERORDENINGEN

22.11.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 313/4


VERORDENING (EU) Nr. 1180/2013 VAN DE RAAD

van 19 november 2013

tot vaststelling, voor 2014, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Verordening (EG) nr. 2371/2002 (1) moeten, met inachtneming van het beschikbare wetenschappelijke, technische en economische advies en met name van het verslag van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) en met inachtneming van eventueel advies van regionale adviesraden, maatregelen worden vastgesteld inzake de toegang tot wateren en hulpbronnen en de duurzame uitoefening van visserijactiviteiten.

(2)

De Raad moet maatregelen voor de vaststelling en de toewijzing van de vangstmogelijkheden vaststellen per visserijtak of groep visserijtakken, inclusief, in voorkomend geval, bepaalde voorwaarden die er functioneel verband mee houden. De vangstmogelijkheden moeten, met inachtneming van de in Verordening (EG) nr. 2371/2002 vastgestelde doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid, zo over de lidstaten worden verdeeld dat elke lidstaat een relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten voor elk bestand of elke visserijtak geniet.

(3)

De totaal toegestane vangsten (total allowable catches — TAC’s) moeten worden vastgesteld op basis van de beschikbare wetenschappelijke adviezen, met inachtneming van de biologische en sociaaleconomische aspecten, waarbij een billijke behandeling van de visserijsectoren moet worden gegarandeerd, en in het licht van de standpunten die naar voren zijn gekomen tijdens de raadpleging van de belanghebbenden, met name op de bijeenkomsten van de betrokken regionale adviesraden.

(4)

Voor bestanden waarvoor specifieke meerjarenplannen gelden, dienen de vangstmogelijkheden overeenkomstig de in die plannen vervatte voorschriften te worden vastgesteld. Bijgevolg moeten de vangstbeperkingen en de beperkingen van de visserijinspanning voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee worden vastgesteld overeenkomstig de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1098/2007 (2) („het kabeljauwplan voor de Oostzee”).

(5)

Uit het wetenschappelijke advies blijkt dat er ruimte bestaat om de visserijinspanning voor kabeljauwbestanden in de Oostzee flexibel te gaan beheren, zonder dat daarbij de doelstellingen van het kabeljauwplan voor de Oostzee in het gedrang komen en zonder dat de visserijsterfte zal toenemen. Deze flexibiliteit zou het mogelijk maken om de visserijinspanning efficiënter te beheren wanneer de quota niet gelijk over de vloot van een lidstaat zijn verdeeld, en om snel te reageren wanneer quota worden geruild. Daarom moet een lidstaat de mogelijkheid krijgen om aan vaartuigen die zijn vlag voeren, extra buitengaats doorgebrachte dagen toe te kennen indien een gelijk aantal buitengaats doorgebrachte dagen wordt afgenomen van andere vaartuigen die de vlag van die lidstaat voeren.

(6)

De bij deze verordening vastgestelde vangstmogelijkheden moeten worden gebruikt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (3), en met name de voorschriften betreffende de registratie van de vangsten en de visserijinspanning, respectievelijk de mededeling van gegevens over de uitputting van de vangstmogelijkheden. Derhalve moeten de codes worden gespecificeerd die de lidstaten dienen te gebruiken wanneer zij gegevens aan de Commissie toezenden betreffende de aangelande hoeveelheden van bestanden die onder deze verordening vallen.

(7)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad (4) moeten de bestanden waarop de daarin vervatte maatregelen van toepassing zijn, worden omschreven.

(8)

Om een onderbreking van de visserijactiviteiten te voorkomen en om het inkomen van de vissers van de Unie veilig te stellen, is het van belang dat de onder deze verordening vallende visserij met ingang van 1 januari 2014 wordt toegestaan. Wegens de urgentie dient deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden de vangstmogelijkheden voor 2014 voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Oostzee vastgesteld.

Artikel 2

Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op in de Oostzee vissende vaartuigen van de Unie.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)   „zones van de ICES (Internationale Raad voor het onderzoek van de zee, International Council for the Exploration of the Sea)”: de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (5) afgebakende geografische zones;

b)   „de Oostzee”: de ICES-deelsectoren 22-32;

c)   „vaartuig van de Unie”: vissersvaartuig dat de vlag van een lidstaat voert en in de Unie is geregistreerd;

d)   „totaal toegestane vangst (TAC)”: de hoeveelheid die per bestand per jaar mag worden gevangen;

e)   „quotum”: een gedeelte van de TAC dat is toegewezen aan de Unie, aan een lidstaat of aan een derde land;

f)   „buitengaats doorgebrachte dag”: elke ononderbroken periode van 24 uur of een gedeelte van die periode waarin het vaartuig zich niet in de haven bevindt.

HOOFDSTUK II

VANGSTMOGELIJKHEDEN

Artikel 4

TAC’s en toewijzingen

De TAC’s, de quota en, in voorkomend geval, de functioneel daarmee verbonden voorwaarden worden vastgesteld in bijlage I.

Artikel 5

Bijzondere bepalingen over toewijzingen

1.   De toewijzing overeenkomstig deze verordening van de vangstmogelijkheden aan de lidstaten doet geen afbreuk aan:

a)

de ruil van vangstmogelijkheden op grond van artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002;

b)

een nieuwe verdeling op grond van artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1224/2009;

c)

het aanlanden van extra hoeveelheden op grond van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96;

d)

het inhouden van hoeveelheden op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96;

e)

kortingen, verlagingen of verminderingen op grond van de artikelen 37, 105, 106 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

2.   Tenzij anders vermeld in bijlage I bij de onderhavige verordening, is artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing op bestanden waarvoor een TAC bij wijze van voorzorgsmaatregel is vastgesteld, en zijn artikel 3, leden 2 en 3, en artikel 4 van die verordening van toepassing op bestanden waarvoor een analytische TAC is vastgesteld.

Artikel 6

Voorwaarden voor het aanlanden van vangsten en bijvangsten

Vis van bestanden waarvoor vangstbeperkingen zijn vastgesteld, mag slechts aan boord worden gehouden of worden aangeland mits deze is gevangen door vaartuigen van lidstaten die over een quotum beschikken en mits dat quotum nog niet is opgebruikt.

Artikel 7

Beperkingen van de visserijinspanning

1.   De beperkingen van de visserijinspanning worden vastgesteld in bijlage II.

2.   De in lid 1 bedoelde beperkingen gelden ook voor de ICES-deelsectoren 27 en 28.2, tenzij de Commissie overeenkomstig artikel 29, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1098/2007 heeft besloten deze deelsectoren uit te sluiten van de beperkingen als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder b), en artikel 8, leden 3, 4 en 5, en artikel 13 van die verordening.

3.   De in lid 1 bedoelde beperkingen gelden niet voor ICES-deelsector 28.1, tenzij de Commissie overeenkomstig artikel 29, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1098/2007 heeft besloten dat de beperkingen als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder b), en artikel 8, leden 3, 4 en 5, van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van toepassing zijn op die deelsector.

HOOFDSTUK III

SLOTBEPALINGEN

Artikel 8

Toezending van gegevens

Wanneer de lidstaten gegevens met betrekking tot de aangelande hoeveelheden gevangen vis aan de Commissie toezenden overeenkomstig de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009, gebruiken zij daarvoor de in bijlage I bij de onderhavige verordening vermelde bestandscodes.

Artikel 9

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 november 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

L. LINKEVIČIUS


(1)  Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59).

(2)  Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 779/97 (PB L 248 van 22.9.2007, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC’s en quota (PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3).

(5)  Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad van 21 december 2005 betreffende de instandhouding door middel van technische maatregelen van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1434/98 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 88/98 (PB L 349 van 31.12.2005, blz. 1).


BIJLAGE I

NAAR SOORT EN GEBIED UITGESPLITSTE TAC’s VOOR VAARTUIGEN VAN DE UNIE IN GEBIEDEN WAAR TAC’s GELDEN

De onderstaande tabellen bevatten de TAC’s en quota (in ton levend gewicht, tenzij anders vermeld) per bestand, en, in voorkomend geval, de voorwaarden die daar functioneel mee verbonden zijn.

Tenzij anders bepaald zijn de verwijzingen naar visserijzones verwijzingen naar ICES-zones.

De visbestanden zijn telkens vermeld in alfabetische volgorde op de Latijnse naam van de soort.

Voor de toepassing van deze verordening geldt de volgende vergelijkende tabel van de wetenschappelijke namen en de gebruikelijke namen:

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gebruikelijke naam

Clupea harengus

HER

Haring

Gadus morhua

COD

Kabeljauw

Pleuronectes platessa

PLE

Schol

Salmo salar

SAL

Atlantische zalm

Sprattus sprattus

SPR

Sprot


Soort

:

Haring

Clupea harengus

Gebied

:

Deelsectoren 30-31

HER/3D30.; HER/3D31.

Finland

112 977

Analytische TAC

Zweden

24 823

Unie

137 800

TAC

137 800


Soort

:

Haring

Clupea harengus

Gebied

:

Deelsectoren 22-24

HER/3B23.; HER/3C22.; HER/3D24.

Denemarken

2 769

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Duitsland

10 900

Finland

1

Polen

2 570

Zweden

3 514

Unie

19 754

TAC

19 754


Soort

:

Haring

Clupea harengus

Gebied

:

EU-wateren van de deelsectoren 25-27, 28.2, 29 en 32

HER/3D25.; HER/3D26.; HER/3D27.; HER/3D28.2; HER/3D29.; HER/3D32.

Denemarken

2 480

Analytische TAC

Duitsland

658

Estland

12 664

Finland

24 721

Letland

3 125

Litouwen

3 291

Polen

28 085

Zweden

37 701

Unie

112 725

TAC

Niet relevant


Soort

:

Haring

Clupea harengus

Gebied

:

Deelsector 28.1

HER/03D.RG

Estland

14 186

Analytische TAC

Letland

16 534

Unie

30 720

TAC

30 720


Soort

:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied

:

EU-wateren van de deelsectoren 25-32

COD/3D25.; COD/3D26.; COD/3D27.; COD/3D28.; COD/3D29.; COD/3D30.; COD/3D31.; COD/3D32.

Denemarken

15 147

Analytische TAC

Duitsland

6 025

Estland

1 476

Finland

1 159

Letland

5 632

Litouwen

3 710

Polen

17 440

Zweden

15 345

Unie

65 934

TAC

Niet relevant


Soort

:

Kabeljauw

Gadus morhua

Gebied

:

Deelsectoren 22-24

COD/3B23.; COD/3C22.; COD/3D24.

Denemarken

7 436

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Duitsland

3 636

Estland

165

Finland

146

Letland

615

Litouwen

399

Polen

1 990

Zweden

2 650

Unie

17 037

TAC

17 037


Soort

:

Schol

Pleuronectes platessa

Gebied

:

EU-wateren van de deelsectoren 22-32

PLE/3B23.; PLE/3C22.; PLE/3D24.; PLE/3D25.; PLE/3D26.; PLE/3D27.; PLE/3D28.; PLE/3D29.; PLE/3D30.; PLE/3D31.; PLE/3D32.

Denemarken

2 443

Voorzorgs-TAC

Duitsland

271

Polen

511

Zweden

184

Unie

3 409

TAC

3 409


Soort

:

Atlantische zalm

Salmo salar

Gebied

:

EU-wateren van de deelsectoren 22-31

SAL/3B23.; SAL/3C22.; SAL/3D24.; SAL/3D25.; SAL/3D26.; SAL/3D27.; SAL/3D28.; SAL/3D29.; SAL/3D30.; SAL/3D31.

Denemarken

22 087 (1)

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Duitsland

2 457 (1)

Estland

2 245 (1)

Finland

27 541 (1)

Letland

14 049 (1)

Litouwen

1 651 (1)

Polen

6 700 (1)

Zweden

29 857 (1)

Unie

106 587 (1)

TAC

Niet relevant


Soort

:

Atlantische zalm

Salmo salar

Gebied

:

EU-wateren van deelsector 32

SAL/3D32.

Estland

1 344 (2)

Voorzorgs-TAC

Finland

11 762 (2)

Unie

13 106 (2)

TAC

Niet relevant


Soort

:

Sprot

Sprattus sprattus

Gebied

:

EU-wateren van de deelsectoren 22-32

SPR/3B23.; SPR/3C22.; SPR/3D24.; SPR/3D25.; SPR/3D26.; SPR/3D27.; SPR/3D28.; SPR/3D29.; SPR/3D30.; SPR/3D31.; SPR/3D32.

Denemarken

23 672 (3)

Analytische TAC

Duitsland

14 997 (3)

Estland

27 489 (3)

Finland

12 392 (3)

Letland

33 200 (3)

Litouwen

12 010 (3)

Polen

70 456 (3)

Zweden

45 763 (3)

Unie

239 979

TAC

Niet relevant


(1)  Aantal stuks

(2)  Aantal stuks

(3)  Ten minste 92 % van de van het quotum afgeboekte aangelande hoeveelheid moet uit sprot bestaan. Bijvangsten van haring moeten in mindering worden gebracht op de resterende 8 % van het quotum (HER/*3BCDC).


BIJLAGE II

BEPERKINGEN VAN DE VISSERIJINSPANNING

1.

De lidstaten verlenen onder hun vlag varende vaartuigen die vissen met trawlnetten, Deense zegennetten of soortgelijk vistuig met een maaswijdte van 90 mm of meer, met kieuwnetten, warnetten of schakelnetten met een maaswijdte van 90 mm of meer, met geankerde beugen, beuglijnen met uitzondering van vrije beuglijnen, met handlijnen of de peur, het recht op:

a)

147 buitengaats doorgebrachte dagen in de ICES-deelsectoren 22-24, behalve in de periode van 1 tot en met 30 april wanneer artikel 8, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van toepassing is, en

b)

146 buitengaats doorgebrachte dagen in de ICES-deelsectoren 25-28, behalve in de periode van 1 juli tot en met 31 augustus wanneer artikel 8, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van toepassing is.

2.

Het maximale aantal buitengaats doorgebrachte dagen per jaar gedurende welke een vaartuig zich in de twee in punt 1, onder a) en b), omschreven gebieden mag bevinden en daar met het in punt 1 bedoelde vistuig mag vissen, mag niet meer bedragen dan het maximale aantal buitengaats doorgebrachte dagen dat voor een van de twee gebieden is toegekend.

3.

In afwijking van de punten 1 en 2 kan een lidstaat, wanneer dat voor een efficiënt beheer van de vangstmogelijkheden noodzakelijk is, extra buitengaats doorgebrachte dagen aan onder zijn vlag varende vaartuigen toekennen mits een gelijk aantal buitengaats doorgebrachte dagen wordt afgenomen van andere onder zijn vlag varende vaartuigen waarvoor in hetzelfde gebied een inspanningsbeperking geldt, en mits de in kW uitgedrukte capaciteit van de vaartuigen die dagen afgeven, op zijn minst zo groot is als die van de vaartuigen die dagen ontvangen. Het aantal vaartuigen dat dagen ontvangt, mag maximaal 15 % uitmaken van het totale aantal vaartuigen van de betrokken lidstaat als bedoeld in punt 1.


22.11.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 313/13


VERORDENING (EU) Nr. 1181/2013 VAN DE RAAD

van 19 november 2013

inzake de vaststelling van een overeenkomstig Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad op de rechtstreekse betalingen toe te passen aanpassingspercentage voor kalenderjaar 2013 en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 964/2013 van de Commissie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 25 maart 2013 heeft de Commissie een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad aangenomen dat betrekking heeft op de vaststelling van een overeenkomstig Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (1), op de rechtstreekse betalingen toe te passen aanpassingspercentage voor kalenderjaar 2013. Aangezien het Europees Parlement en de Raad deze aanpassing op 30 juni nog niet hadden bepaald zoals zij overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 73/2009 hadden moeten doen, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 18, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad (2) zelf die aanpassing aangebracht in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 964/2013 van de Commissie (3).

(2)

Uit de ramingen voor de rechtstreekse betalingen en de marktgerelateerde uitgaven in de door de Commissie opgestelde nota van wijzigingen nr. 2 bij de ontwerpbegroting 2014 komt naar voren dat het bedrag van de financiële discipline dat in de ontwerpbegroting 2014 was verwerkt, moet worden aangepast. Bij de opstelling van die nota van wijzigingen is een bedrag van 902,9 miljoen EUR aan financiële discipline verwerkt, inclusief een bedrag voor de reserve ten behoeve van crises in de landbouwsector.

(3)

Op 16 oktober 2013 heeft de Commissie op basis van artikel 18, leden 4 en 5, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 een voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een ander aanpassingspercentage voor rechtstreekse betalingen voor kalenderjaar 2013, aangenomen.

(4)

Artikel 18, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 verleent de Commissie de bevoegdheid die aanpassingen vast te stellen en is door de Commissie als grondslag gebruikt voor Uitvoeringsverordening (EU) nr. 964/2013.

(5)

Overeenkomstig artikel 18, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 kan de Raad tot 1 december op basis van nieuwe elementen waarover hij beschikt de aanpassingscoëfficiënt van de rechtstreekse betalingen aanpassen. Rekening houdende met het arrest van het Hof van Justitie van 6 mei 2008 in Zaak C-133/06 (4) kan die afgeleide rechtsgrondslag echter niet meer wettig worden gebruikt.

(6)

Op grond van artikel 43, lid 3, VWEU, kan de Raad maatregelen betreffende de bepaling van steun vaststellen. Het aanpassingspercentage voor rechtstreekse betalingen die aan een landbouwer in het kader van een steunaanvraag worden gedaan, dient derhalve, in het kader van de financiële discipline, op grond van dat artikel te worden vastgesteld.

(7)

Landbouwers die een steunaanvraag voor rechtstreekse betalingen voor een bepaald kalenderjaar (N) indienen, ontvangen de betaling doorgaans binnen een vastgestelde betalingstermijn die in begrotingsjaar (N + 1) valt. De lidstaten hebben echter de mogelijkheid om te eniger tijd en binnen bepaalde grenzen betalingen aan landbouwers te doen nadat deze betalingstermijn is verstreken. Dergelijke betalingen kunnen in een later begrotingsjaar vallen. Bij de toepassing van de financiële discipline voor een bepaald kalenderjaar mag het aanpassingspercentage niet worden toegepast op betalingen in het kader van steunaanvragen uit andere kalenderjaren dan die waarvoor de financiële discipline geldt. Daarom moet met het oog op een gelijke behandeling van landbouwers worden bepaald dat het aanpassingspercentage alleen geldt voor betalingen in het kader van steunaanvragen die zijn ingediend in het kalenderjaar waarvoor de financiële discipline geldt, ongeacht het moment waarop die betalingen aan de landbouwers worden gedaan.

(8)

Als onderdeel van het politieke akkoord over de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van 26 juni 2013 is besloten dat de financiële discipline geldt voor de rechtstreekse betalingen van meer dan 2 000 EUR. Voorts is overeengekomen dat eventuele kredieten die aan het eind van een begrotingsjaar niet zijn gebruikt, het volgend jaar, onder voorbehoud van de financiële discipline, aan de landbouwers zullen worden betaald. Met het oog op de coherentie dient voor de verschillende jaren dezelfde drempel te worden vastgesteld. De financiële discipline voor kalenderjaar 2013 moet op vergelijkbare wijze worden toegepast om te handelen op een wijze die coherent is met de afspraken over de toepassing ervan in de toekomst. Daarom moet worden bepaald dat het aanpassingspercentage alleen geldt voor bedragen van meer dan 2 000 EUR.

(9)

Op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 73/2009 mag in het kader van de toepassing van de in artikel 121 van die verordening vastgestelde toenameregeling op alle in de nieuwe lidstaten in de zin van artikel 2, onder g), van die verordening toegekende rechtstreekse betalingen, de financiële discipline voor de nieuwe lidstaten pas van toepassing zijn vanaf het begin van het kalenderjaar waarvoor het in de nieuwe lidstaten geldende niveau van de rechtstreekse betalingen ten minste gelijk is aan het niveau van die betalingen dat dan geldt in de andere lidstaten. Aangezien de rechtstreekse betalingen in het kalenderjaar 2013 in Bulgarije en Roemenië nog aan de toepassing van de toenameregeling onderworpen zijn, mag het bij de onderhavige verordening vast te stellen aanpassingspercentage niet voor betalingen aan landbouwers in deze lidstaten gelden.

(10)

Verordening (EG) nr. 73/2009 is bij de Akte van toetreding van Kroatië gewijzigd. Aangezien in kalenderjaar 2013 de in artikel 121 van Verordening (EG) nr. 73/2009 vastgestelde toenameregeling nog van toepassing is op Kroatië, mag het bij de deze verordening vast te stellen aanpassingspercentage niet gelden voor betalingen aan landbouwers in Kroatië.

(11)

Opdat het aangepaste percentage van toepassing is vanaf de in Verordening (EG) nr. 73/2009 vastgestelde datum waarop de betalingen aan de landbouwer moeten beginnen, dient deze verordening vanaf 1 december 2013 van toepassing te zijn.

(12)

Met het nieuwe aanpassingspercentage moet rekening worden gehouden bij het berekenen van alle betalingen die aan een landbouwer worden toegekend voor een voor kalenderjaar 2013 ingediende steunaanvraag. Duidelijkheidshalve dient Uitvoeringsverordening (EU) nr. 964/2013 te worden ingetrokken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De bedragen aan rechtstreekse betalingen in de zin van artikel 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 73/2009 die in verband met een voor het kalenderjaar 2013 ingediende steunaanvraag aan een landbouwer moeten worden toegekend en die 2 000 EUR overschrijden, worden verlaagd met 2,453658 %.

2.   De in lid 1 bedoelde verlaging geldt niet voor Bulgarije, Roemenië en Kroatië.

Artikel 2

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 964/2013 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De verordening is van toepassing met ingang van 1 december 2013.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 november 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

L. LINKEVIČIUS


(1)  Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16).

(2)  Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 964/2013 van de Commissie van 9 oktober 2013 tot vaststelling van een overeenkomstig Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad op de rechtstreekse betalingen toe te passen aanpassingspercentage voor kalenderjaar 2013 (PB L 268 van 10.10.2013, blz. 5).

(4)  Zaak C-133/06, Europees Parlement/Raad, Jurispr. 2008, blz. I-3189.


22.11.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 313/15


VERORDENING (EU) Nr. 1182/2013 VAN DE RAAD

van 19 november 2013

tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 754/2009, (EU) nr. 1262/2012, (EU) nr. 39/2013 en (EU) nr. 40/2013 wat bepaalde vangstmogelijkheden betreft

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad (1) moeten maatregelen van de Unie inzake de toegang tot wateren en hulpbronnen en de duurzame uitoefening van visserijactiviteiten worden vastgesteld met inachtneming van het beschikbare wetenschappelijke, technische en economische advies, met name verslagen van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) en advies van regionale adviesraden.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 754/2009 van de Raad (2) zijn bepaalde groepen vaartuigen uitgesloten uit de visserijinspanningsregeling die is vastgesteld in hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1342/2008 van de Raad (3). De toegestane visserijinspanning voor onder die regeling vallende vaartuigen is vastgesteld in bijlage IIA bij Verordening (EU) nr. 39/2013 van de Raad (4) en in bijlage IIA bij Verordening (EU) nr. 40/2013 van de Raad (5).

(3)

In juni 2013 heeft de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) zijn advies voor noordelijke heek in 2014 bekendgemaakt. In dat advies geeft de ICES aan dat de biomassa van de bestanden zich in 2013 op een recordhoogte bevindt, en dat de vissterfte de afgelopen jaren dan ook sterk is afgenomen. De ICES gaf in overweging om de TAC in 2014 met 49 % te verhogen, tot 81 846 ton. Ierland en Spanje vroegen in het licht van dat advies om de voor deze bestanden geldende TAC in de loop van het jaar te verhogen van 55 105 ton tot 69 440 ton, teneinde aldus het aanlandingsniveau te bereiken dat de ICES in overeenstemming acht met de huidige niveaus van de vissterfte, die op hun beurt overeenstemmen met de maximale duurzame opbrengst. Het verzoek wordt aanvaardbaar geacht in het licht van de vastbeslotenheid van de betrokken lidstaten om er met strenge controles van de visserij voor te zorgen dat de visserijinspanning en bijgevolg de vissterfte constant blijven.

(4)

Een groep onder Spaanse vlag varende vaartuigen die ten westen van Schotland vissen, is momenteel uitgesloten uit de visserijinspanningsregeling die is vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1342/2008. Op basis van in 2013 door Spanje verstrekte gegevens kon het WTECV niet beoordelen of de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1342/2008 in de beheersperiode 2012 nog steeds waren vervuld. Het is derhalve dienstig deze groep Spaanse vaartuigen weer op te nemen in die visserijinspanningsregeling. Verordening (EG) nr. 754/2009 en bijlage IIA bij Verordening (EU) nr. 39/2013 dienen derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(5)

Een groep onder Franse vlag varende vaartuigen die in de Noordzee vissen, is momenteel uitgesloten uit de visserijinspanningsregeling die is vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1342/2008. Op basis van in 2013 door Frankrijk verstrekte gegevens heeft het WTECV geconcludeerd dat de vangsten van die vaartuigen het vastgestelde maximum overschreden. Het is derhalve dienstig deze groep Franse vaartuigen weer op te nemen in die visserijinspanningsregeling. Verordening (EG) nr. 754/2009 en bijlage IIA bij Verordening (EU) nr. 40/2013 dienen derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(6)

Een groep vaartuigen die de vlag van het Verenigd Koninkrijk voeren en vissen op wijde mantel (Aequipecten opercularis) rond het Eiland Man in de Ierse zee, is momenteel uitgesloten van de toepassing van de visserijinspanningsregeling als opgenomen in Verordening (EU) nr. 1342/2008. Door een rekenfout weerspiegelen de in bijlage IIA bij Verordening (EU) nr. 39/2013 opgenomen maxima voor de visserijinspanning deze uitsluiting echter niet. Verordening (EU) nr. 39/2013 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(7)

Bij Verordening (EU) nr. 1262/2012 van de Raad (6) zijn voor 2013 en 2014 vangstbeperkingen voor een lijst diepzeehaaien vastgesteld. De Commissie heeft de ICES gevraagd of het raadzaam is die lijst te herzien. De ICES is tot de conclusie gekomen dat voldoende wetenschappelijke informatie beschikbaar is om de Spaanse hondshaai (Galeus melastomus) uit die lijst van diepzeehaaien uit te sluiten en alle soorten van het geslacht Centrophorus (Centrophorus spp) in die lijst op te nemen. Verordening (EU) nr. 1262/2012 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(8)

Conform de uitkomst van het overleg tussen kuststaten over het beheer van makreel, blauwe wijting, Noord-Atlantische haring en noordzeeschelvis mag de Unie haar vaartuigen toestaan tot 10 % meer te vangen dan het voor de Unie beschikbare quotum, op voorwaarde dat hoeveelheden die worden benut bovenop het voor de Unie beschikbare quotum in 2014 van het Uniequotum worden afgetrokken. Ook mag de Unie in 2014 onbenutte hoeveelheden tot 10 % van het Uniequotum voor 2013 gebruiken. Bij de vaststelling van die vangstmogelijkheden moet die flexibiliteit worden geboden teneinde voor vaartuigen van de Unie gelijke voorwaarden te scheppen door de betrokken lidstaten toe te staan te kiezen voor een flexibiliteitsquotum. Heeft een lidstaat in verband met een specifiek bestand niet gekozen voor het gebruik van een flexibiliteitsquotum, dan is het passend dat de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van toepassing blijven, overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Verordening (EU) nr. 40/2013.

(9)

In 2013 heeft de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (IOTC) tijdens haar jaarlijkse vergadering een resolutie voor de bescherming van oceanische witpunthaaien aangenomen die van toepassing is op in het IOTC-register van gemachtigde vaartuigen opgenomen vissersvaartuigen en die, bij wijze van tussentijdse proefmaatregel, een verbod uitvaardigt op het aan boord houden, overladen, aanlanden of opslaan van volledige karkassen van oceanische witpunthaaien of delen daarvan. De resolutie maakt een uitzondering voor de ambachtelijke visserij, i.e. vissersvaartuigen die visserijactiviteiten verrichten in de exclusieve economische zone (EEZ) van hun vlaggenlidstaat. Verordening (EU) nr. 40/2013 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(10)

In 2010 heeft de Commissie voor de visserij in de westelijke en centrale Stille Oceaan (WCPFC) tijdens haar jaarlijkse vergadering een aanbeveling aangenomen ter beperking van het aantal vaartuigen dat in haar verdragsgebied ten zuiden van 20° ZB actief op in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan voorkomende witte tonijn vist. Bijgevolg moet erop worden toegezien dat EU-vaartuigen in het WCPFC-verdragsgebied ten zuiden van 20° ZB hun activiteiten kunnen voortzetten, maar zonder daarbij gericht op deze soort te vissen. Verordening (EU) nr. 40/2013 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(11)

De vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Unie in Noorse wateren en voor Noorse vaartuigen in wateren van de Unie worden jaarlijks vastgesteld in het licht van overleg over visserijrechten overeenkomstig de bilaterale visserijovereenkomst met Noorwegen (7). In afwachting van de afronding van dat overleg over de overeenkomst voor 2013 zijn bij Verordening (EU) nr. 40/2013 voorlopige vangstmogelijkheden voor de betrokken bestanden vastgesteld. Het overleg met Noorwegen is op 18 januari 2013 afgesloten en de betrokken bepalingen van Verordening (EU) nr. 40/2013 zijn gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 297/2013 van de Raad (8). Het lombestand in Noorse wateren van IV is echter per vergissing uitgesloten uit Verordening (EU) nr. 297/2013. Bovendien komt de hoeveelheid blauwe wijting die Noorwegen mag vangen in de wateren van de Unie van II, IVa, V, VI ten noorden van 56° 30′ NB en VII ten westen van 12° WL, niet overeen met de goedgekeurde notulen van het overleg met Noorwegen. Bijlage IA bij Verordening (EU) nr. 40/2013 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(12)

Er is een fout geconstateerd in het aantal vaartuigen van de Unie die in het IOTC-verdragsgebied op zwaardvis en witte tonijn mogen vissen, en de overeenkomstige capaciteit. Bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 40/2013 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(13)

Uit hoofde van de Toetredingsakte van 2012 en de toetreding van Kroatië op 1 juli 2013 moeten de bepalingen inzake de toewijzing van de vangstmogelijkheden die in 2013 op Unieniveau aan Kroatië zijn toegewezen, worden opgenomen in de desbetreffende instrumenten van de Unie. De bij deze verordening toegevoegde aantallen voor de Kroatische vangst- en kweekcapaciteit voor blauwvintonijn weerspiegelen de bepalingen van het herstelplan voor blauwvintonijn voor Kroatië tot en met 2013, dat de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (ICCAT) heeft uitgewerkt. Voorts moet elke lidstaat er overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 302/2009 van de Raad (9) voor zorgen dat zijn vangstcapaciteit in verhouding staat tot zijn quotum.

(14)

De in deze verordening vastgestelde bepalingen betreffende de visserijinspanningsbeperkingen moeten van toepassing zijn met ingang van 1 februari 2013. De bepalingen inzake beperkingen en verdeling van vangsten moeten met ingang van 1 januari 2013 van toepassing zijn, met uitzondering van de nieuwe bepalingen betreffende de WCPFC en de IOTC, die met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening van toepassing moeten zijn. De bepalingen die zijn opgenomen als gevolg van de toetreding van Kroatië tot de Europese Unie moeten van toepassing zijn met ingang van de datum van die toetreding. Een dergelijke retroactieve toepassing doet geen afbreuk aan het beginsel van rechtszekerheid aangezien de betrokken vangstmogelijkheden nog niet zijn opgebruikt. Aangezien wijzigingen van inspanningsregelingen rechtstreeks van invloed zijn op de economische activiteiten van de betrokken vloten, dient deze verordening onmiddellijk bij de bekendmaking ervan in werking te treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Verordening (EG) nr. 754/2009

In artikel 1 van Verordening (EG) nr. 754/2009 worden de punten b) en j) geschrapt.

Artikel 2

Wijziging van Verordening (EU) nr. 1262/2012

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 1262/2012 wordt gewijzigd overeenkomstig de tekst in bijlage I bij de onderhavige verordening.

Artikel 3

Wijziging van Verordening (EU) nr. 39/2013

1.   Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 39/2013 wordt gewijzigd overeenkomstig de tekst in bijlage II bij de onderhavige verordening.

2.   Bijlage IIA bij Verordening (EU) nr. 39/2013 wordt gewijzigd overeenkomstig de tekst in bijlage III bij de onderhavige verordening.

Artikel 4

Wijziging van Verordening (EU) nr. 40/2013

Verordening (EU) nr. 40/2013 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 6 bis

Flexibiliteit bij de vaststelling van de vangstmogelijkheden voor bepaalde bestanden

1.   Dit artikel is van toepassing op de volgende bestanden:

a)

schelvis in zone IV, EU-wateren van IIa;

b)

blauwe wijting in EU-wateren en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe, XII en XIV;

c)

makreel in zones IIIa en IV; EU-wateren van IIa, IIIb, IIIc en IIId;

d)

makreel in zones VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; EU-wateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van IIa, XII en XIV;

e)

makreel in zones VIIIc, IX en X; EU-wateren van Cecaf 34.1.1;

f)

makreel in Noorse wateren van IIa en IVa;

g)

haring in EU-, Noorse en internationale wateren van I en II.

2.   Voor elk van de in 1a genoemde bestanden kan een lidstaat ervoor kiezen om zijn oorspronkelijk quotum in bijlage I met ten hoogste 10 % te verhogen. De betrokken lidstaat deelt zijn besluit schriftelijk mee aan de Commissie. Wanneer zo’n mededeling wordt gedaan, wordt het verhoogde quotum beschouwd als het aan die lidstaat voor 2013 toegewezen quotum.

3.   De in 2013 uit hoofde van het verhoogde quotum benutte hoeveelheden die het oorspronkelijke quotum overstijgen, worden bij de berekening van het quotum van de betrokken lidstaat voor het bestand in kwestie voor 2014, in mindering gebracht.

4.   Hoeveelheden die niet worden benut binnen het oorspronkelijke quotum tot 10 % van dat quotum, worden bij de berekening van het quotum van de betrokken lidstaat voor het bestand in kwestie voor 2014, toegevoegd.

5.   Hoeveelheden die aan andere lidstaten worden overgedragen overeenkomstig artikel 20, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2371/2002, en hoeveelheden die overeenkomstig de artikelen 37, 105 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 worden afgetrokken, worden in aanmerking genomen bij de vaststelling van de gebruikte en de niet-gebruikte hoeveelheden als bedoeld in de leden 3 en 4 van dit artikel.

6.   Als een lidstaat met betrekking tot een specifiek bestand heeft gekozen voor de mogelijkheid in lid 2 van dit artikel, zijn de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 niet van toepassing op dat bestand voor wat die lidstaat betreft.”.

2)

In artikel 10, lid 2, worden de woorden „Bijlage I bij” geschrapt.

3)

Artikel 23 wordt vervangen door:

„Artikel 23

Haaien

1.   In alle visserijtakken geldt een verbod op het aan boord houden, overladen en aanlanden van delen van of volledige karkassen van alle voshaaisoorten van de familie Alopiidae.

2.   In alle visserijtakken geldt een verbod op het aan boord houden, overladen en aanlanden van delen van of volledige karkassen van witpunthaaien (Carcharhinus longimanus), behalve wanneer het vaartuigen met een lengte over alles van minder dan 24 m betreft die uitsluitend in de exclusieve economische zone van hun vlaggenlidstaat visserijactiviteiten verrichten en mits de vangst van deze vaartuigen uitsluitend voor plaatselijke consumptie is bestemd.

3.   Bij incidentele vangsten van de in de leden 1 en 2 bedoelde soorten worden de vissen ongedeerd gelaten. Zij worden onmiddellijk teruggezet.”.

4)

Artikel 29 wordt vervangen door:

„Artikel 29

Voorwaarden voor de visserij op grootoogtonijn, geelvintonijn, gestreepte tonijn en in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan voorkomende witte tonijn

1.   De lidstaten zien erop toe dat er geen toename komt in het aantal visdagen voor ringzegenvaartuigen die in het op volle zee tussen 20° NB en 20° ZB gelegen gedeelte van het WCPFC-verdragsgebied vissen op grootoogtonijn (Thunnus obesus), geelvintonijn (Thunnus albacares) en gestreepte tonijn (Katsuwonus pelamis).

2.   EU-vaartuigen mogen in het ten zuiden van 20° ZB gelegen gedeelte van het WCPFC-verdragsgebied niet gericht vissen op in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan voorkomende witte tonijn (Thunnus alalunga).”.

5)

Bijlage IA wordt gewijzigd overeenkomstig de tekst in bijlage IV bij de onderhavige verordening.

6)

Bijlage ID wordt gewijzigd overeenkomstig de tekst in bijlage V bij de onderhavige verordening.

7)

Bijlage IIA wordt gewijzigd overeenkomstig de tekst in bijlage VI bij de onderhavige verordening.

8)

Bijlage IV wordt gewijzigd overeenkomstig de tekst in bijlage VII bij de onderhavige verordening.

9)

Bijlage VI wordt gewijzigd overeenkomstig de tekst in bijlage VIII bij de onderhavige verordening.

Artikel 5

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 3, lid 1, en artikel 4, leden 1, 2, 5 en 9, zijn evenwel van toepassing met ingang van 1 januari 2013, artikel 1, artikel 3, lid 2, en artikel 4, lid 7, met ingang van 1 februari 2013 en artikel 4, leden 6 en 8, met ingang van 1 juli 2013.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 november 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

L. LINKEVIČIUS


(1)  Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59).

(2)  Verordening (EG) nr. 754/2009 van de Raad van 27 juli 2009 tot uitsluiting van bepaalde groepen vaartuigen uit de visserijinspanningsregeling die is vastgesteld in hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1342/2008 (PB L 214 van 19.8.2009, blz. 16).

(3)  Verordening (EG) nr. 1342/2008 van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van een langetermijnplan voor kabeljauwbestanden en de bevissing van deze bestanden, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 423/2004 (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 20).

(4)  Verordening (EU) nr. 39/2013 van de Raad van 21 januari 2013 tot vaststelling, voor 2013, van de vangstmogelijkheden voor EU-vaartuigen voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarvoor geen internationale onderhandelingen worden gevoerd of geen internationale overeenkomsten gelden (PB L 23 van 25.1.2013, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) nr. 40/2013 van 21 januari 2013 van de Raad tot vaststelling, voor 2013, van de vangstmogelijkheden in de EU-wateren en, voor EU-vaartuigen, in bepaalde niet-EU-wateren, voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarvoor internationale onderhandelingen worden gevoerd of internationale overeenkomsten gelden (PB L 23 van 25.1.2013, blz. 54).

(6)  Verordening (EU) nr. 1262/2012 van de Raad van 20 december 2012 tot vaststelling, voor 2013 en 2014, van de vangstmogelijkheden voor EU-vaartuigen voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (PB L 356 van 22.12.2012, blz. 22).

(7)  Overeenkomst betreffende de visserij tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen (PB L 226 van 29.8.1980, blz. 48).

(8)  Verordening (EU) nr. 297/2013 van de Raad van 27 maart 2013 tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 44/2012, (EU) nr. 39/2013 en (EU) nr. 40/2013 wat bepaalde vangstmogelijkheden betreft (PB L 90 van 28.3.2013, blz. 10).

(9)  Verordening (EG) nr. 302/2009 van de Raad van 6 april 2009 betreffende een meerjarig herstelplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 43/2009 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1559/2007 (PB L 96 van 15.4.2009, blz. 1).


BIJLAGE I

In deel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1262/2012 wordt punt 2 vervangen door:

„2.

Voor de toepassing van deze verordening zijn „diepzeehaaien” haaien die voorkomen in de volgende lijst van soorten:

Gewone naam

Drielettercode

Wetenschappelijke naam

Diepzeekathaaien

API

Apristurus spp.

Franjehaai

HXC

Chlamydoselachus anguineus

Zwelghaaien

CWO

Centrophorus spp.

Portugese ijshaai

CYO

Centroscymnus coelolepis

Langsnuitijshaai

CYP

Centroscymnus crepidater

Zwarte lantaarnhaai

CFB

Centroscyllium fabricii

Spitssnuitsnavelhaai

DCA

Deania calcea

Zwarte haai

SCK

Dalatias licha

Grote lantaarnhaai

ETR

Etmopterus princeps

Zwarte doornhaai

ETX

Etmopterus spinax

Muiskathaai

GAM

Galeus murinus

Stompsnuitzeskieuwshaai

SBL

Hexanchus griseus

Zeilvinruwhaai

OXN

Oxynotus paradoxus

Mestandijshaai

SYR

Scymnodon ringens

Groenlandse haai

GSK

Somniosus microcephalus


BIJLAGE II

In deel B van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 39/2013 worden de vier vermeldingen voor het noordelijke deel van het heekbestand vervangen door:

„Soort

:

Heek

Merluccius merluccius

Zone

:

IIIa; EU-wateren van deelsectoren 22-32

(HKE/3A/BCD)

Denemarken

1 929 (2)

Analytische TAC

Zweden

164 (2)

Unie

2 093

TAC

2 093 (1)


Soort

:

Heek

Merluccius merluccius

Zone

:

EU-wateren van IIa en IV

(HKE/2AC4-C)

België

35

Analytische TAC

Denemarken

1 409

Duitsland

162

Frankrijk

312

Nederland

81

Verenigd Koninkrijk

439

Unie

2 438

TAC

2 438 (3)


Soort

:

Heek

Merluccius merluccius

Zone

:

VI en VII; EU-wateren en internationale wateren van Vb;

internationale wateren van XII en XIV

(HKE/571214)

België

358 (4)  (6)

Analytische TAC

Artikel 11 van deze verordening is van toepassing

Spanje

11 478 (6)

Frankrijk

17 726 (4)  (6)

Ierland

2 148 (6)

Nederland

231 (4)  (6)

Verenigd Koninkrijk

6 998 (4)  (6)

Unie

38 939

TAC

38 939 (5)

Bijzondere voorwaarde:

binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande gebieden niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:

 

VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe (HKE/*8ABDE)

België

46

Spanje

1 852

Frankrijk

1 852

Ierland

231

Nederland

23

Verenigd Koninkrijk

1 042

Unie

5 046


Soort

:

Heek

Merluccius merluccius

Gebied

:

VIIIa, VIIIb, VIIId and VIIIe

(HKE/8ABDE.)

België

12 (7)

Analytische TAC

Spanje

7 991

Frankrijk

17 944

Nederland

23 (7)

Unie

25 970

TAC

25 970 (8)

Bijzondere voorwaarde:

binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande gebieden niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:

 

VI en VII; EU-wateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV (HKE/*57-14)

België

2

Spanje

2 315

Frankrijk

4 166

Nederland

7

Unie

6 490”


(1)  Binnen de volgende totale TAC voor het noordelijke heekbestand:

69 440

(2)  Van deze quota mogen overdrachten plaatsvinden naar de EU-wateren van IIa en IV. Deze overdrachten worden evenwel vooraf aan de Commissie gemeld.

(3)  Binnen de volgende totale TAC voor het noordelijke heekbestand:

69 440

(4)  Van deze quota mogen overdrachten plaatsvinden naar de EU- wateren van IIa en IV. Deze overdrachten moeten evenwel vooraf aan de Commissie worden gemeld.

(5)  Binnen de volgende totale TAC voor het noordelijke heekbestand:

69 440

(6)  De lidstaten mogen vaartuigen die hun vlag voeren en die deelnemen aan proeven met betrekking tot volledig gedocumenteerde visserij, bovenop dit quotum een extra toewijzing toekennen voor een hoeveelheid die niet groter is dan 1 % van het aan de betrokken lidstaat toegewezen quotum, zulks overeenkomstig titel II, hoofdstuk II, van deze verordening.

Bijzondere voorwaarde:

binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande gebieden niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:

 

VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe (HKE/*8ABDE)

België

46

Spanje

1 852

Frankrijk

1 852

Ierland

231

Nederland

23

Verenigd Koninkrijk

1 042

Unie

5 046

(7)  Van deze quota mogen overdrachten plaatsvinden naar zone IV en de EU-wateren van IIa. Deze overdrachten moeten evenwel vooraf aan de Commissie worden gemeld.

(8)  Binnen de volgende totale TAC voor het noordelijke heekbestand:

69 440

Bijzondere voorwaarde:

binnen de limieten van de bovenstaande quota mag in de onderstaande gebieden niet meer worden gevangen dan de hieronder opgegeven hoeveelheden:

 

VI en VII; EU-wateren en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV (HKE/*57-14)

België

2

Spanje

2 315

Frankrijk

4 166

Nederland

7

Unie

6 490”


BIJLAGE III

Bijlage IIA bij Verordening (EG) nr. 39/2013 wordt als volgt gewijzigd:

a)

De kolom voor het Verenigd Koninkrijk (UK) in tabel c) van bijlage I wordt vervangen door:

„Gereglementeerd vistuig

UK

TR1

339 592

TR2

1 086 399

TR3

0

BT1

0

BT2

111 693

GN

5 970

GT

158

LL

70 614”

b)

De kolom voor Spanje (ES) in tabel d) van aanhangsel I wordt vervangen door:

„Gereglementeerd vistuig

ES

TR1

249 152

TR2

0

TR3

0

BT1

0

BT2

0

GN

13 836

GT

0

LL

1 402 142”


BIJLAGE IV

Bijlage IA bij Verordening (EG) nr. 40/2013 wordt als volgt gewijzigd:

a)

De tabel voor lom in Noorse wateren van IV wordt vervangen door:

„Soort

:

Lom

Brosme brosme

Gebied

:

Noorse wateren van IV

(USK/04-N.)

België

0

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Denemarken

165

Duitsland

1

Frankrijk

0

Nederland

0

Verenigd Koninkrijk

4

Unie

170

TAC

Niet relevant”

b)

De tabel voor blauwe wijting in EU-wateren van II, IVa, V, VI ten noorden van 56° 30′ NB en VII ten westen van 12° WL wordt vervangen door:

„Soort

:

Blauwe wijting

Micromesistius poutassou

Gebied

:

EU-wateren van II, IVa, V, VI ten noorden van 56° 30′ NB en VII ten westen van 12° WL

(WHB/24A567)

Noorwegen

99 408 (1)  (2)

Analytische TAC

TAC

643 000


(1)  In mindering te brengen op de vangstbeperkingen van Noorwegen die zijn vastgelegd in de overeenkomst met de kuststaten.

(2)  Bijzondere voorwaarde: in zone IV mag ten hoogste 24 852 ton worden gevangen, zijnde 25 % van het toegangsquotum van Noorwegen.”


BIJLAGE V

In bijlage ID bij Verordening (EU) nr. 40/2013 wordt de vermelding voor blauwvintonijn in de Atlantische Oceaan, ten oosten van 45°WL, en de Middellandse Zee vervangen door het volgende:

„Soort

:

Blauwvintonijn

Thunnus thynnus

Gebied

:

Atlantische Oceaan, ten oosten van 45° WL, en Middellandse Zee

(BFT/AE45WM)

Cyprus

69,44 (4)  (7)

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Griekenland

129,07 (7)

Spanje

2 504,45 (2)  (4)  (7)

Frankrijk

2 471,23 (2)  (3)  (4)  (7)

Italië

1 950,42 (4)  (5)  (7)

Kroatië

390,59 (6)  (7)

Malta

160,02 (4)  (7)

Portugal

235,50 (7)

Overige lidstaten

27,93 (1)  (7)

Unie

7 938,65 (2)  (3)  (4)  (5)  (7)

TAC

13 400


(1)  Met uitzondering van Cyprus, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Kroatië, Italië, Malta en Portugal, en uitsluitend als bijvangst.

(2)  Bijzondere voorwaarde: in het kader van deze TAC worden de vangstbeperkingen en de verdeling daarvan over de lidstaten voor vangsten van blauwvintonijn tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm van de in bijlage IV, punt 1, bedoelde vaartuigen als volgt vastgesteld (BFT/*8301):

Spanje

364,09

Frankrijk

164,27

Unie

528,36

(3)  Bijzondere voorwaarde: in het kader van deze TAC worden de vangstbeperkingen en de verdeling daarvan over de lidstaten voor vangsten van blauwvintonijn met een gewicht van ten minste 6,4 kg en een lengte van ten minste 70 cm van de in bijlage IV, punt 1, (BFT/*641) bedoelde vaartuigen als volgt vastgesteld:

Frankrijk

100

Unie

100

(4)  Bijzondere voorwaarde: in het kader van deze TAC worden de vangstbeperkingen en de verdeling daarvan over de lidstaten voor vangsten van blauwvintonijn tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm van de in bijlage IV, punt 2, bedoelde vaartuigen als volgt vastgesteld (BFT/*8302):

Spanje

50,09

Frankrijk

49,42

Italië

39,01

Cyprus

3,20

Malta

4,71

Unie

146,43

(5)  Bijzondere voorwaarde: in het kader van deze TAC worden de vangstbeperkingen en de verdeling daarvan over de lidstaten voor vangsten van blauwvintonijn tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm van de in bijlage IV, punt 3, bedoelde vaartuigen als volgt vastgesteld (BFT/*643):

Italië

39,01

Unie

39,01

(6)  Bijzondere voorwaarden: in het kader van deze TAC worden de vangstbeperkingen en de verdeling daarvan over de lidstaten voor vangsten van blauwvintonijn tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm van de in bijlage IV, punt 3, bedoelde vaartuigen als volgt vastgesteld (BFT/*8303F):

Kroatië

351,53

Unie

351,53

(7)  In afwijking van artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 302/2009 is het in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee van 26 mei tot en met 24 juni 2013 toegestaan om met ringzegenvaartuigen op blauwvintonijn te vissen.”


BIJLAGE VI

In aanhangsel 1 van bijlage IIA bij Verordening (EU) nr. 40/2013 wordt de kolom voor Frankrijk (FR) vervangen door:

„Gereglementeerd vistuig

FR

TR1

1 505 354

TR2

6 496 811

TR3

101 316

BT1

0

BT2

1 202 818

GN

342 579

GT

4 338 315

LL

125 141”


BIJLAGE VII

Bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 40/2013 wordt vervangen door:

„BIJLAGE IV

ICCAT-VERDRAGSGEBIED  (1)

1.

Maximumaantal met de hengel of de sleeplijn vissende EU-vaartuigen die in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan actief op blauwvintonijn tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm mogen vissen

Spanje

60

Frankrijk

8

Unie

68

2.

Maximumaantal vaartuigen die in het kader van de communautaire ambachtelijke kustvisserij in de Middellandse Zee actief op blauwvintonijn tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm mogen vissen

Spanje

119

Frankrijk

87

Italië

30

Cyprus

7

Malta

28

Unie

316

3.

Maximumaantal EU-vaartuigen die in de Adriatische Zee actief op blauwvintonijn tussen 8 kg/75 cm en 30 kg/115 cm mogen vissen voor kweekdoeleinden

Kroatië

9

Italië

12

Unie

21

4.

Maximumaantal en totale capaciteit in brutoton van de vissersvaartuigen van elke lidstaat die blauwvintonijn mogen bevissen, aan boord houden, overladen, vervoeren of aanlanden in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee

Tabel A

Aantal vissersvaartuigen

 

Cyprus

Kroatië

Griekenland

Italië

Frankrijk

Spanje

Malta (2)

Vaartuigen voor de visserij met de ringzegen

1

9

1

12

17

6

1

Vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug

4

0

0

30

8

12

20

Met de hengel vissende vaartuigen

0

0

0

0

8

60

0

Met de handlijn vissende vaartuigen

0

12

0

0

29

2

0

Trawlers

0

0

0

0

57

0

0

Vaartuigen voor andere ambachtelijke visserij (3)

0

0

16

0

87

32

0

Tabel B

Totale in brutoton uitgedrukte capaciteit

 

Cyprus

Kroatië

Griekenland

Italië

Frankrijk

Spanje

Malta

Vaartuigen voor de visserij met de ringzegen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Met de hengel vissende vaartuigen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Handlijnen en hengelsnoeren (met de hand bediend)

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Trawlers

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Vaartuigen voor andere ambachtelijke visserij

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

Nog vast te stellen

5.

Maximumaantal tonnara’s dat elke lidstaat in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee mag toestaan voor de visserij op blauwvintonijn

 

Aantal vallen

Spanje

5

Italië

6

Portugal

1 (4)

6.

Maximumcapaciteit voor het kweken en mesten van blauwvintonijn voor elke lidstaat, en maximumhoeveelheid in het wild gevangen blauwvintonijn die elke lidstaat over zijn kweek- en mestbedrijven in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee mag verdelen

Tabel A

Maximumcapaciteit voor het kweken en mesten van tonijn

 

Aantal bedrijven

Capaciteit (in ton)

Spanje

17

11 852

Italië

15

13 000

Griekenland

2

2 100

Cyprus

3

3 000

Kroatië

7

7 880

Malta

8

12 300

Tabel B

Maximumhoeveelheid in het wild gevangen blauwvintonijn (in ton)

Spanje

5 855

Italië

3 000

Griekenland

785

Cyprus

2 195

Kroatië

2 947

Malta

8 768”


(1)  De kans bestaat dat de onder 1, 2 en 3 vermelde aantallen naar beneden worden bijgesteld om aan de internationale verplichtingen van de Unie te voldoen.

(2)  Eén middelgroot vaartuig dat met de ringzegen vist, kan worden vervangen door meer dan 10 vaartuigen die met de beuglijn vissen.

(3)  Polyvalente vaartuigen, die gebruikmaken van verschillende soorten vistuig (beug, handlijn, sleeplijn).

(4)  Dit aantal kan nog toenemen, op voorwaarde dat aan de internationale verplichtingen van de Unie wordt voldaan.


BIJLAGE VIII

In bijlage VI bij Verordening (EU) nr. 40/2013 wordt punt 2 vervangen door:

„2.

Maximumaantal EU-vaartuigen die in het IOTC-verdragsgebied op zwaardvis en witte tonijn mogen vissen

Lidstaat

Maximumaantal vaartuigen

Capaciteit (brutotonnage)

Spanje

27

11 590

Frankrijk

41

5 382

Portugal

15

6 925

Verenigd Koninkrijk

4

1 400

Unie

87

25 297”


22.11.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 313/30


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1183/2013 VAN DE COMMISSIE

van 12 november 2013

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Slovenski med (BGA))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de aanvraag van Slovenië tot registratie van de benaming „Slovenski med” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet deze benaming worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 november 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Algirdas ŠEMETA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB C 157 van 4.6.2013, blz. 12.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.4.   Andere producten van dierlijke oorsprong (eieren, honing, diverse zuivelproducten met uitzondering van boter, enz.)

SLOVENIË

Slovenski med (BGA)


22.11.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 313/32


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1184/2013 VAN DE COMMISSIE

van 12 november 2013

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Prés-salés du Mont-Saint-Michel (BOB))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de door Frankrijk ingediende aanvraag tot registratie van de naam „Prés-salés du Mont-Saint-Michel” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de benaming „Prés-salés du Mont-Saint-Michel” worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 november 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Algirdas ŠEMETA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB C 57 van 27.2.2013, blz. 19.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.1.   Vers vlees en slachtafvallen

FRANKRIJK

Prés-salés du Mont-Saint-Michel (BOB)


22.11.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 313/34


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1185/2013 VAN DE COMMISSIE

van 21 november 2013

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Pâté de Campagne Breton (BGA))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (2) is bij Verordening (EU) nr. 1151/2012 ingetrokken en daardoor vervangen.

(2)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Frankrijk ingediende aanvraag tot registratie van de naam „Pâté de Campagne Breton” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3).

(3)

Nederland heeft krachtens artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 510/2006 bezwaar tegen deze registratie aangetekend. Dit bezwaar is ontvankelijk verklaard op basis van artikel 7, lid 3, van die verordening.

(4)

Het bezwaarschrift had hoofdzakelijk betrekking op de niet-naleving van de in artikel 2, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 510/2006 genoemde voorwaarden en met name op het feit dat de grondstof, namelijk het varkensvlees, afkomstig moet zijn van in Frankrijk erkende varkensrassen en niet is onderworpen aan objectieve kwaliteitscriteria.

(5)

De Commissie heeft de betrokken partijen bij brief van 24 oktober 2012 verzocht op passende wijze overleg te plegen.

(6)

Frankrijk en Nederland hebben binnen de vastgestelde termijn van zes maanden een akkoord bereikt. Overeenkomstig dat akkoord werden het productdossier en het enig document licht gewijzigd door schrapping van de paragrafen met betrekking tot de genetica van de varkens en vervanging daarvan door objectieve criteria die een causaal verband leggen tussen de kwaliteit van het varkensvlees en die van het eindproduct.

(7)

De benaming „Pâté de Campagne Breton” moet dus worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen; het enig document moet dienovereenkomstig worden bijgewerkt en de gewijzigde versie ervan moet worden bekendgemaakt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in bijlage I bij deze verordening vermelde benaming wordt ingeschreven.

Artikel 2

Het geconsolideerde enig document, waarin de belangrijkste elementen van het productdossier worden vermeld, is in bijlage II bij deze verordening opgenomen.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 november 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(3)  PB C 91 van 28.3.2012, blz. 4.


BIJLAGE I

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.2.   Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt, enz.)

FRANKRIJK

Pâté de Campagne Breton (BGA)


BIJLAGE II

Geconsolideerd enig document

Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1)

„PÂTÉ DE CAMPAGNE BRETON”

EG-nr.: FR-PGI-0005-0879-23.5.2011

BGA (X) BOB ( )

1.   Naam

„Pâté de Campagne Breton”

2.   Lidstaat of derde land

Frankrijk

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel

3.1.   Productcategorie

Categorie 1.2.

Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt, enz.)

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

De „Pâté de Campagne Breton” is een paté van zuiver varkensvlees die wordt bereid van varkensvlees en slachtafvallen van varkens. Hij dient de volgende ingrediënten te bevatten: ontzwoerd halsspek (≥ 25 %), lever (≥ 20 %), gekookt zwoerd (≥ 5 %), en verse uien (≥ 5 %). Alle ingrediënten (slachtafvallen en uien) moeten vers zijn.

De „Pâté de Campagne Breton” vertoont, doordat een deel van de ingrediënten grof wordt gehakt, talrijke, gelijkelijk over een plak verdeelde, grotere stukken vlees. De kleur van de paté is vrij donker, de textuur is vast en hij heeft een uitgesproken smaak van vlees, lever en uien.

Afgezien van de voor „Pâté de Campagne Breton” verplichte ingrediënten, bevat het product bij aanvang van de verwerking maximaal 15 % andere ingrediënten dan vlees, de uien niet meegerekend: water (in alle vormen), bouillon ≤ 5 %, suiker (sacharose, dextrose, lactose) ≤ 1 %, hele, verse eieren, vers eiwit ≤ 2 % in de droge stof/mengsel, meel en zetmeel ≤ 3 %, ascorbinezuur en natriumascorbaat (maximaal 0,03 % toevoeging), gelei en gelatine G van varkens, zout: ≤ 2 %, peper: ≤ 0,3 %, andere kruiden (nootmuskaat, knoflook, sjalot, peterselie, tijm, laurier), cider en alcohol op basis van appelen (brandewijn, lambig…), Chouchen, natriumnitriet of kaliumnitriet en gewone karamel voor de goudbruine kleur.

De volgende ingrediënten samen mogen niet meer dan 1,7 % uitmaken van het mengsel: gelei en gelatine G van varkens, nootmuskaat, knoflook, sjalot, peterselie, tijm, laurier, cider en alcohol op basis van appelen (brandewijn, lambig…), Chouchen, natriumnitriet of kaliumnitriet.

Bij de bereiding wordt de diameter van de grotere stukken vlees aangepast aan het formaat van de paté zodat de plak, ongeacht de grootte ervan, aangenaam oogt:

voor verpakkingen ≥ 200 g => diameter van de grotere stukken ≥ 8 mm,

voor verpakkingen ≤ 200 g => diameter van de grotere stukken ≥ 6 mm.

Deze grotere stukken vlees worden vervolgens onder de farce gemengd die is bereid van het fijner gehakte vlees en de andere ingrediënten. De vette bestanddelen van de paté mogen worden verhit en warm door het mengsel worden geroerd. Het mengsel wordt vervolgens klaargemaakt/afgevuld om — telkens in de oven — hetzij als vers product te worden gebakken, hetzij als ingemaakt product (ingeblikt of in glazen verpakking) te worden gekleurd.

Het verse product wordt bedekt met een vers varkensdarmnet en in de oven gebakken waardoor zich een karakteristieke korst vormt. Het ingemaakte product wordt in de oven gebruind zodat zich een bruine korst vormt; vervolgens wordt de verpakking gesloten en wordt het product gesteriliseerd.

3.3.   Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

Om de aanwezigheid van dieren met genetisch ongunstig materiaal terug te brengen, moeten de varkens ten minste vrij zijn van het Rn-allel.

Het vlees dat wordt gebruikt voor de bereiding van de „Pâté de Campagne Breton” moet afkomstig zijn van varkenskarkassen van meer dan 80 kg. Te lichte karkassen met een beperkte voedingskwaliteit en technologische kwaliteit komen niet in aanmerking.

Om stress en de schadelijke gevolgen daarvan voor de kwaliteit van het vlees en het vet van de dieren te vermijden, moeten de dieren vrij zijn van het allel dat gevoeligheid voor halothaan veroorzaakt en wordt tussen het afladen van de dieren bij het slachthuis en de slacht minstens twee uur wachttijd in aanmerking genomen.

3.4.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong)

In het productdossier worden geen speciale eisen vermeld.

3.5.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

De „Pâté de Campagne Breton” moet in het geografische gebied worden vervaardigd.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz.

De „Pâté de Campagne Breton” wordt aangeboden:

als vers product, in een aardewerken kom, verpakt onder folie, onder gemodificeerde atmosfeer, of vacuümverpakt,

als vers product, in plakken — voor verkoop op de plaats waar hij is bereid,

als vers product, in plakken, verpakt in folie, onder gemodificeerde atmosfeer of vacuümverpakt — voor verkoop op andere plekken,

als ingemaakt product, in blik of in glas.

Het gewicht varieert van 40 g tot 10 kg.

3.7.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering

Op het etiket moeten de volgende vermeldingen worden aangebracht: de benaming van de BGA „Pâté de Campagne Breton”, de naam en het adres van de certificeringsinstantie en eventueel het collectieve certificeringsmerk conform de vastgestelde gebruiksvoorschriften, alsook het BGA-logo van de EU.

4.   Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied

Het geografische gebied komt overeen met de traditionele productiezone. Het omvat de volgende departementen in hun totaliteit: Côtes-d’Armor, Finistère, Ille-et-Vilaine, Loire-Atlantique en Morbihan.

5.   Verband met het geografische gebied

5.1.   Specificiteit van het geografische gebied

De zone waar de „Pâté de Campagne Breton” van oudsher wordt bereid, valt samen met het historische Bretagne. De bereiding van fijne vleeswaren is in Bretagne een eeuwenoude traditie. In de 16e eeuw, toen Bretagne nog een hertogdom was, slachtten de Bretonse families hun varkens en bereidden ze hun eigen fijne/ingezouten vleeswaren.

De Bretoenen wisten uit deze bijzondere traditie munt te slaan en hebben zich toegelegd op de bereiding van talrijke fijne vleeswaren, met name de „Pâté de Campagne Breton”, zodat geen afvallen of resten verloren gingen wanneer een varkenskarkas werd uitgesneden.

5.2.   Specificiteit van het product

Het specifieke karakter van de „Pâté de Campagne Breton” berust op een welbepaalde kwaliteit en een specifieke knowhow alsook op de reputatie van het product.

A)   Een welbepaalde kwaliteit

De lever, het halsspek, het zwoerd en eventueel de eetbare gedeelten van de kop of het hart waren de ingrediënten van de „Pâté de Campagne Breton”. De lever, die als een edel deel van het dier wordt beschouwd, verleent de paté zijn smaak, kleur, smeuïgheid en bijzondere geur. Het halsspek, het gekookte zwoerd en de uien, drie andere onontbeerlijke traditionele ingrediënten van de „Pâté de Campagne Breton”, dragen eveneens bij aan de specifieke organoleptische kenmerken van het product. De uien die men in de meeste traditionele Bretonse recepten aantreft, brengen het product op smaak.

De lever, de magere vleesdelen en het vet moeten grof worden gehakt. De aanwezigheid van grotere stukken vlees in de paté houdt verband met vroegere bereidingswijzen. Om dit bijzondere kenmerk te handhaven en stukken vlees met een grotere diameter te verkrijgen, moeten de varkensslagers deze techniek van het hakken onder de knie hebben.

Het darmnet bovenop de paté, dat aanvankelijk werd gebruikt om het mengsel zijn vorm te geven en het product te beschermen, is heden ten dage nog steeds verplicht zodat de verse aanbiedingsvorm van de „Pâté de Campagne Breton” eruit ziet zoals destijds.

De bereidingswijze zorgt voor specifieke organoleptische kenmerken: een stevige, knapperige textuur, een uitgesproken smaak van gebakken varkensvlees, lever en uien.

B)   Een ander kenmerk: een specifieke knowhow

De oude praktijken hielden in dat de vleesdelen meteen na het slachten van het varken werden verwerkt. De mechanische middelen (hakmessen en andere messen) die vroeger werden gebruikt om het varkenskarkas uit te snijden, hadden tot gevolg dat de stukken vlees die werden verkregen, groter uitvielen en dus een paté de campagne met grove stukken vlees werd bereid.

De „Pâté de Campagne Breton” werd vroeger gebakken in de broodoven van de bakker of in de dorpsoven, in open vormen die „plats sabots” of „casse à pâté” werden genoemd, of in een bakvorm met vakken. Het bakken in een droge oven, in open vormen, zorgt ervoor dat de suikers karamelliseren en dat er reacties plaatshebben die bijdragen aan het bruin kleuren van de korst. Vóór het bakken werd de paté ook bedekt met een varkensdarmnet dat het product moest gladstrijken, in vorm moest brengen en de bereiding moest beschermen. Zo werd voorkomen dat het mengsel zou overkoken, met een uitgedroogd product tot gevolg. Deze bereidingswijze, vereeuwigd door het slagerskorps, verleent de „Pâté de Campagne Breton” zijn specifieke kenmerken, die op erkenning kunnen bogen aangezien een specifieke beschrijving van het product is opgenomen in de „Code des usages de la Charcuterie, de la Salaison et des Conserves de Viandes” in de categorie „Pâté de campagne supérieur”.

C)   De reputatie

De artisanale bereiding van de „Pâté de Campagne Breton” heeft zich als opvolger van de traditionele familiale bereiding in de loop der jaren gehandhaafd. Destijds werd dit gerecht, dat thuis werd gegeten, bereid na het „Fest an oc’h”, het feest dat na het slachten van de varkens plaatsvond.

De „Pâté de Campagne Breton” doet zijn reputatie alle eer aan en is een gevestigde waarde in het Franse culinaire patrimonium.

Meer dan 30 jaar geleden reeds hebben de Bretonse fabrikanten zich georganiseerd en de reputatie en de specifieke kenmerken van de „Pâté de Campagne Breton” tot op de dag van vandaag weten te handhaven. De paté maakt deel uit van de fijne vleeswaren die door de distributeurs en de consumenten op prijs worden gesteld.

Bretagne kende aan het eind van de 19e eeuw een sterke uitbreiding van de visconservenindustrie. De desbetreffende ondernemingen namen al gauw ook andere ingemaakte producten op in hun assortiment. Voor de eerste bereidingen van „Pâté de Campagne Breton” als ingemaakt product moeten we dus verschillende decennia terug in de tijd. Vandaag de dag maakt het voor de consumenten niet uit of de „Pâté de Campagne Breton” vers of ingemaakt wordt aangeboden.

5.3.   Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA)

De „Pâté de Campagne Breton” is ontstaan dankzij de lange traditie van de varkenshouderij en van de verwerking van het varkensvlees ter plekke. Het Bretonse landbouwsysteem spitste zich al snel toe op de veehouderij; met name varkens werden op iedere boerderij gehouden.

Zo hebben de producenten geleerd om alle vlees van het varken dat ze ter beschikking hadden, te verwerken. Het feit dat het vlees meteen na het uitsnijden werd verwerkt, garandeerde dat het product vers was, in een periode waarin men, wat het conserveren van het vlees betreft, over beperkte mogelijkheden beschikte.

Traditioneel werden alle eetbare delen van het varken gebruikt, wat het product een bijzondere textuur en smaak verleende. Toen aan het begin van de 20e eeuw de lever van het varken, die als een edel deel van het dier wordt beschouwd, aan de bereiding werd toegevoegd, zorgde dit ingrediënt al vlug voor één van de belangrijkste kenmerken van de „Pâté de Campagne Breton”: zijn kenmerkende roze kleur en zijn zeer specifieke smaak.

De producenten maakten dankbaar gebruikgemaakt van de overvloedige plaatselijke groenteteelt om ook uien aan de bereiding van de „Pâté de Campagne Breton” toe te voegen. Deze uien zorgen mede voor de bijzondere smaak van het product, want tijdens het bakken gaan de smaak van het vlees en de fruitige smaak van de uien een perfect huwelijk met elkaar aan.

De „Pâté de Campagne Breton” met zijn bijzondere kenmerken is duidelijk het resultaat van de knowhow van de producenten. Behalve aan de ingrediënten kan het product gemakkelijk worden herkend aan de grof gehakte stukken vlees in de plakken paté. Omdat het van oudsher in de dorpsovens werd gebakken, is ook de bruine korst van het product een herkenningsteken.

De reputatie van de paté wordt bewezen doordat het product in verschillende werken is ingedeeld bij de traditionele Bretonse producten of doordat het recept van het product is opgenomen. Vele Bretonse gidsen, waaronder „Le Finistère gourmand 1997/1998”, verwijzen naar talrijke Bretonse specialiteiten en zwaaien met name de „Pâté de Campagne Breton” veel lof toe. Ook de gids „Terroir de Bretagne” is vol lof over de Bretonse traditie wat fijne vleeswaren betreft: „[….] Veertig, zelfs vijftig kilogram „Pâté de Campagne Breton” worden wekelijks door een slager op het platteland geproduceerd. Iedere slager houdt angstvallig zijn recept geheim, maar de elementaire verhoudingen worden door alle slagers gerespecteerd: 1/3 slachtafvallen en 2/3 halsspek […]”. De oude en moderne receptenboeken waarin de „Pâté de Campagne Breton” wordt vermeld, zijn niet te tellen:

Gastronomie bretonne d’hier et d’aujourd’hui (S. Morand, 1965),

Les cuisines de France — Bretagne (M. Raffael et D. Lozambard, 1990),

Tout est bon dans le cochon (J. C. Frentz, C. Vence, 1988),

L’inventaire du patrimoine culinaire de la France, Bretagne — Produits du terroir et recettes traditionnelles (CNAC, 1994),

Le bottin gourmand 1996,

La France des saveurs, Gallimard 1997,

Vivre ici, hors Bretagne 1994.

Op het vlak van reputatie doet de naam van het product bijgevolg echt wel een belletje rinkelen en bij deze reputatie komt meteen het geografische gebied in beeld.

Dankzij alle bovengenoemde elementen kan de „Pâté de Campagne Breton” gemakkelijk worden onderscheiden van alle andere patés en wordt een typisch product dat is verankerd in zijn oorsprongsregio gegarandeerd.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

(artikel 5, lid 7, van Verordening (EG) nr. 510/2006)

https://www.inao.gouv.fr/fichier/CDCIGPPateDeCampagneBretonV2.pdf


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Vervangen door Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1).


22.11.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 313/40


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1186/2013 VAN DE COMMISSIE

van 21 november 2013

houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Orkney Scottish Island Cheddar (BGA))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (2) is bij Verordening (EU) nr. 1151/2012 ingetrokken en daardoor vervangen.

(2)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door het Verenigd Koninkrijk ingediende aanvraag tot registratie van de benaming „Orkney Scottish Island Cheddar” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3).

(3)

De organisaties Dairy Australia, Dairy Companies Association of New Zealand en het Consortium for Common Food Names hebben overeenkomstig artikel 7, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 510/2006 bezwaar aangetekend tegen deze registratie. Deze bezwaren werd ontvankelijk verklaard op grond van artikel 7, lid 3, van die verordening.

(4)

Met name wordt in deze bezwaren onderstreept dat de registratie van de betrokken benaming schade zou toebrengen aan benamingen, handelsmerken of producten die gedurende ten minste vijf jaar vóór de in artikel 6, lid 2, bedoelde datum legaal op de markt zijn, en dat de voor registratie voorgestelde benaming generiek zou zijn.

(5)

De Commissie heeft de betrokken partijen bij brief van 20 maart 2013 verzocht op gepaste wijze overleg te plegen.

(6)

Op 8 juli 2013 is de Commissie in kennis gesteld van een binnen de gestelde termijn van drie maanden bereikt akkoord tussen het Verenigd Koninkrijk en de bezwaar makende partijen.

(7)

Volgens het hierboven bedoelde overleg blijken de bezwaar makende partijen zich vooral zorgen te maken over de status van de term „Cheddar” die voorkomt in de samengestelde benaming „Orkney Scottish Island Cheddar”. De door de producent aangevraagde bescherming heeft echter alleen betrekking op de volledige benaming met al haar samenstellende delen. Overeenkomstig artikel 13, lid 1, laatste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 mag de benaming „Cheddar” blijven worden gebruikt op het grondgebied van de Unie, mits de in de rechtsorde van de Unie geldende beginselen en voorschriften in acht worden genomen.

(8)

De benaming „Orkney Scottish Island Cheddar” dient bijgevolg te worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage bij deze verordening vermelde benaming wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Onverminderd de eerste alinea mag de benaming „Cheddar” blijven worden gebruikt op het grondgebied van de Unie, mits de in de rechtsorde van de Unie geldende beginselen en voorschriften in acht worden genomen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 november 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(3)  PB C 239 van 9.8.2012, blz. 5.


BIJLAGE

In bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten voor menselijke consumptie:

Categorie 1.3.   Kaas

VERENIGD KONINKRIJK

Orkney Scottish Island Cheddar (BGA)


22.11.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 313/42


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1187/2013 VAN DE COMMISSIE

van 21 november 2013

tot goedkeuring van de werkzame stof penthiopyrad overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 13, lid 2, en artikel 78, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 80, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (2), wat de procedure en de goedkeuringsvoorwaarden betreft, van toepassing op werkzame stoffen waarvoor vóór 14 juni 2011 een besluit is vastgesteld overeenkomstig artikel 6, lid 3, van die richtlijn. Voor penthiopyrad is bij Besluit 2010/466/EU van de Commissie (3) aan de voorwaarden van artikel 80, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1107/2009 voldaan.

(2)

Het Verenigd Koninkrijk heeft op 10 december 2009 overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG een aanvraag ontvangen van LKC UK Ltd om de werkzame stof penthiopyrad in bijlage I bij die richtlijn op te nemen. Bij Besluit 2010/466/EU is bevestigd dat het dossier „volledig” is, dat wil zeggen dat het in beginsel geacht wordt aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij Richtlijn 91/414/EEG te voldoen.

(3)

Voor die werkzame stof zijn de uitwerking op de gezondheid van mens en dier en het milieueffect overeenkomstig artikel 6, leden 2 en 4, van Richtlijn 91/414/EEG beoordeeld voor de door de aanvrager voorgestelde toepassingen. De aangewezen lidstaat-rapporteur heeft op 31 januari 2012 een ontwerpbeoordelingsverslag ingediend.

(4)

Het ontwerpbeoordelingsverslag is door de lidstaten en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) onderzocht. De EFSA heeft haar conclusie over de risicobeoordeling van de werkzame stof penthiopyrad (4) als bestrijdingsmiddel op 7 februari 2013 aan de Commissie voorgelegd. Het ontwerpbeoordelingsverslag en de conclusie van de EFSA zijn door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 3 oktober 2013 afgerond in de vorm van het evaluatieverslag van de Commissie voor penthiopyrad.

(5)

Uit de verschillende onderzoeken is gebleken dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die penthiopyrad bevatten, in het algemeen zullen voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), en artikel 5, lid 3, van Richtlijn 91/414/EEG gestelde eisen, met name voor de toepassingen waarvoor zij zijn onderzocht en die zijn opgenomen in het evaluatieverslag van de Commissie. Daarom moet penthiopyrad worden goedgekeurd.

(6)

Overeenkomstig artikel 13, lid 2, in samenhang met artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1107/2009, en in het licht van de stand van de wetenschappelijke en technische kennis, is het echter noodzakelijk bepaalde voorwaarden en beperkingen op te nemen. Er moet met name om verdere bevestigende informatie worden gevraagd.

(7)

Er moet een redelijke termijn worden vastgesteld voordat goedkeuring wordt verleend, zodat de lidstaten en de belanghebbende partijen zich kunnen voorbereiden op de nieuwe eisen die uit de goedkeuring voortvloeien.

(8)

Onverminderd de verplichtingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1107/2009 als gevolg van de goedkeuring en rekening houdend met de specifieke situatie die is ontstaan door de overgang van Richtlijn 91/414/EEG naar Verordening (EG) nr. 1107/2009 is het volgende echter van toepassing. De lidstaten moet een periode van zes maanden na de goedkeuring worden toegestaan om de toelatingen van gewasbeschermingsmiddelen die penthiopyrad bevatten, opnieuw te onderzoeken. De lidstaten moeten naargelang het geval de toelatingen wijzigen, vervangen of intrekken. In afwijking van die termijn moet een langere termijn worden vastgesteld voor de indiening en evaluatie van het volledige dossier conform bijlage III, zoals vastgesteld in Richtlijn 91/414/EEG, voor elk gewasbeschermingsmiddel en elke beoogde toepassing volgens de uniforme beginselen.

(9)

Uit de ervaring met opnemingen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van werkzame stoffen die in het kader van Verordening (EEG) nr. 3600/92 van de Commissie (5) zijn onderzocht, is gebleken dat de uitlegging van de verplichtingen van houders van bestaande toelatingen wat de toegang tot gegevens betreft, problemen kan opleveren. Om verdere problemen te voorkomen, moeten de verplichtingen van de lidstaten dus worden verduidelijkt, en met name de plicht om te verifiëren of de houder van een toelating toegang verschaft tot een dossier dat aan de voorschriften van bijlage II bij die richtlijn voldoet. Deze verduidelijking legt de lidstaten of de houders van toelatingen ten opzichte van de tot nu toe goedgekeurde richtlijnen tot wijziging van bijlage I bij die richtlijn of de verordeningen tot goedkeuring van werkzame stoffen echter geen nieuwe verplichtingen op.

(10)

Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 moet de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (6) dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Goedkeuring van de werkzame stof

De in bijlage I gespecificeerde werkzame stof penthiopyrad wordt goedgekeurd onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden.

Artikel 2

Herbeoordeling van gewasbeschermingsmiddelen

1.   Indien nodig moeten de lidstaten de bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die penthiopyrad als werkzame stof bevatten, uiterlijk op 31 oktober 2014 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 wijzigen of intrekken.

Uiterlijk op die datum verifiëren zij met name of aan de voorwaarden van bijlage I bij deze verordening is voldaan, met uitzondering van de voorwaarden in de kolom betreffende de specifieke bepalingen van die bijlage, en of de houder van de toelating in het bezit is van of toegang heeft tot een dossier dat volgens de voorwaarden van artikel 13, leden 1 tot en met 4, van Richtlijn 91/414/EEG en artikel 62 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 aan de voorschriften van bijlage II bij die richtlijn voldoet.

2.   In afwijking van lid 1 voeren de lidstaten op basis van een dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG en rekening houdend met de kolom over de specifieke bepalingen van bijlage I bij deze verordening, overeenkomstig de uniforme beginselen, als bedoeld in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, een nieuwe beoordeling uit voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat penthiopyrad bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle uiterlijk op 30 april 2014 in de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 zijn opgenomen. Aan de hand van die beoordeling bepalen zij of het gewasbeschermingsmiddel voldoet aan de voorwaarden van artikel 29, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009.

Daarna zorgen de lidstaten ervoor dat:

a)

als penthiopyrad de enige werkzame stof in het gewasbeschermingsmiddel is, de toelating indien nodig uiterlijk op 31 oktober 2015 wordt gewijzigd of ingetrokken, of

b)

als het gewasbeschermingsmiddel naast penthiopyrad nog één of meer andere werkzame stoffen bevat, de toelating indien nodig uiterlijk op 31 oktober 2015 of, als dat later is, op de datum die voor een dergelijke wijziging of intrekking is vastgesteld in de rechtshandelingen waarbij die stoffen aan bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG zijn toegevoegd of zijn goedgekeurd, wordt gewijzigd of ingetrokken.

Artikel 3

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 4

Inwerkingtreding en toepassingsdatum

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 mei 2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 november 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1).

(3)  Besluit 2010/466/EU van de Commissie van 24 augustus 2010 houdende de principiële erkenning dat het dossier dat is ingediend voor grondig onderzoek met het oog op de eventuele opneming van penthiopyrad in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad, volledig is (PB L 224 van 26.8.2010, blz. 6).

(4)  EFSA Journal (2013) 11(2):3111. Online beschikbaar op: www.efsa.europa.eu

(5)  Verordening (EEG) nr. 3600/92 van de Commissie van 11 december 1992 houdende bepalingen voor de uitvoering van de eerste fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 366 van 15.12.1992, blz. 10).

(6)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).


BIJLAGE I

Benaming, identificatienummers

IUPAC-naam

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

Penthiopyrad

CAS-nr.: 183675-82-3

CIPAC-nr. 824

(RS)-N-[2-(1,3-dimethylbutyl)-3-thiënyl]-1-methyl-3-(trifluormethyl)pyrazool-4-carboxamide

≥ 980 g/kg

(50: 50 racemisch mengsel)

1 mei 2014

30 april 2024

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over penthiopyrad dat op 3 oktober 2013 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met name met de aanhangsels I en II.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten vooral aandacht schenken aan:

a)

de bescherming van de toedieners en werknemers;

b)

het risico voor in het water en de bodem levende organismen;

c)

de bescherming van het grondwater, wanneer de werkzame stof wordt gebruikt in qua bodemgesteldheid en/of klimatologische omstandigheden kwetsbare gebieden.

d)

het gehalte aan residuen in wisselgewassen na opeenvolgende toepassing van de werkzame stof gedurende meerdere jaren.

De gebruiksvoorwaarden moeten zo nodig risicobeperkende maatregelen omvatten.

De aanvrager moet bevestigende informatie indienen wat betreft:

1.

de non-relevantie van de metaboliet M11 (3-methyl-1-{3-[(1-methyl-3-trifluormethyl-1H-pyrazool-4-carbonyl)amino]thiofeen-2-yl}pentaanzuur) voor grondwater met uitzondering van bewijs met betrekking tot het risico van carcinogeniteit, dat afhankelijk is van de indeling van de uitgangsstof en hieronder gespecificeerd onder 3;

2.

het toxicologische profiel en de referentiewaarden van de metaboliet PAM;

3.

de relevantie van de metabolieten M11 (3-methyl-1-{3-[(1-methyl-3-trifluormethyl-1H-pyrazool-4-carbonyl)amino]thiofeen-2-yl}pentaanzuur), DM-PCA (3-trifluormethyl-1H-pyrazool-4- carbonzuur), PAM (1-methyl-3-trifluormethyl-1H-pyrazool-4-carboxamide) en PCA (1-methyl-3-trifluormethyl-1H-pyrazool-4-carbonzuur) en het risico dat zij het grondwater besmetten, indien penthiopyrad wordt ingedeeld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 als kankerverwekkende stof van categorie 2.

De aanvrager moet de in de punten 1 en 2 vastgestelde relevante informatie uiterlijk op 30 april 2016 en de in punt 3 vastgestelde informatie binnen zes maanden na de kennisgeving van het indelingsbesluit betreffende penthiopyrad indienen bij de Commissie, de lidstaten en de EFSA.


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


BIJLAGE II

In deel B van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt de volgende vermelding toegevoegd:

Nummer

Benaming, identificatienummers

IUPAC-naam

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

„57

Penthiopyrad

CAS-nr.: 183675-82-3

CIPAC-nr. 824

(RS)-N-[2-(1,3-dimethylbutyl)-3-thiënyl]-1-methyl-3-(trifluormethyl)pyrazool-4-carboxamide

≥ 980 g/kg

(50: 50 racemisch mengsel)

1 mei 2014

30 april 2024

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over penthiopyrad dat op 3 oktober 2013 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met name met de aanhangsels I en II.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten vooral aandacht schenken aan:

a)

de bescherming van de toedieners en werknemers;

b)

het risico voor in het water en de bodem levende organismen;

c)

de bescherming van het grondwater, wanneer de werkzame stof wordt gebruikt in qua bodemgesteldheid en/of klimatologische omstandigheden kwetsbare gebieden;

d)

het gehalte aan residuen in wisselgewassen na opeenvolgende toepassing van de werkzame stof gedurende meerdere jaren.

De gebruiksvoorwaarden moeten zo nodig risicobeperkende maatregelen omvatten.

De aanvrager moet bevestigende informatie indienen wat betreft:

1.

de non-relevantie van de metaboliet M11 (3-methyl-1-{3-[(1-methyl-3-trifluormethyl-1H-pyrazool-4-carbonyl)amino]thiofeen-2-yl}pentaanzuur) voor grondwater met uitzondering van bewijs met betrekking tot het risico van carcinogeniteit, dat afhankelijk is van de indeling van de uitgangsstof en hieronder apart gespecificeerd onder punt 3;

2.

het toxicologische profiel en de referentiewaarden van de metaboliet PAM;

3.

de relevantie van de metabolieten M11 (3-methyl-1-{3-[(1-methyl-3-trifluormethyl-1H-pyrazool-4-carbonyl)amino]thiofeen-2-yl}pentaanzuur), DM-PCA (3-trifluormethyl-1H-pyrazool-4- carbonzuur), PAM (1-methyl-3-trifluormethyl-1H-pyrazool-4-carboxamide) en PCA (1-methyl-3-trifluormethyl-1H-pyrazool-4-carbonzuur) en het risico dat zij het grondwater besmetten, indien penthiopyrad wordt ingedeeld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 als kankerverwekkende stof van categorie 2.

De aanvrager moet de in de punten 1 en 2 vastgestelde relevante informatie uiterlijk op 30 april 2016 en de in punt 3 vastgestelde informatie binnen zes maanden na de kennisgeving van het indelingsbesluit betreffende penthiopyrad indienen bij de Commissie, de lidstaten en de EFSA.”


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


22.11.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 313/47


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1188/2013 VAN DE COMMISSIE

van 21 november 2013

tot inkorting van termijn voor de aan de aankomst in de haven voorafgaande kennisgeving voor EU-vaartuigen die in de Cantabrische Zee en ten westen van het Iberisch Schiereiland op bestanden van zuidelijke heek en langoustines vissen en in Spaanse havens aanlanden

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (1), en met name artikel 17, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 17, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 moeten kapiteins van EU-vissersvaartuigen met een lengte over alles van 12 m of meer die betrokken zijn bij de visserij op onder een meerjarenplan vallende bestanden en die verplicht zijn elektronisch visserijlogboekgegevens vast te leggen, de bevoegde autoriteiten van hun vlaggenlidstaat ten minste vier uur vóór het geplande tijdstip van aankomst in de haven in kennis stellen van hun voornemen aan te landen.

(2)

Wanneer een EU-vissersvaartuig een haven in een andere lidstaat dan zijn vlaggenlidstaat wil binnenvaren, moeten de bevoegde autoriteiten van de vlaggenlidstaat krachtens artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 de elektronische voorafgaande kennisgeving na ontvangst onverwijld doorgeven aan de bevoegde autoriteiten van de kustlidstaat.

(3)

Krachtens artikel 17, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 kan de Commissie een andere kennisgevingstermijn vaststellen met inachtneming van onder meer de soort visserijproducten, de afstand tussen de visgronden, de aanlandingsplaatsen en de havens waar de betrokken vaartuigen zijn geregistreerd.

(4)

Op 28 september 2012 heeft Spanje verzocht om inkorting van de in artikel 17, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 bepaalde termijn tot ten minste tweeënhalf uur voor vaartuigen die de vlag van Spanje voeren en in de Cantabrische Zee en ten westen van het Iberisch Schiereiland op bestanden van zuidelijke heek en langoustines vissen. Het verzoek heeft betrekking op de onder het plan vallende vloten die met bodemtrawls, netten of grondbeugen in de Cantabrische Zee en ten noordwesten van het Iberisch Schiereiland vissen en op vaartuigen die met bodemtrawls in Portugese wateren vissen.

(5)

De bestanden van zuidelijke heek en langoustines in de Cantabrische Zee en ten westen van het Iberisch Schiereiland vallen onder een meerjarenplan zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2166/2005 van de Raad van 20 december 2005 tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van de bestanden van zuidelijke heek en langoustines in de Cantabrische Zee en ten westen van het Iberisch Schiereiland en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 850/98 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (2).

(6)

Uit door Spanje verstrekte geografische gegevens blijkt dat de in de vierde overweging bedoelde vloten die de vlag van Spanje voeren, doorgaans actief zijn in visgronden die zich op minder dan vier uur afstand van hun aanlandingshavens bevinden. De aanlandingshavens op hun beurt liggen op minder dan tweeënhalf uur van de kantoren van de Spaanse controleautoriteiten. Als de betrokken vaartuigen voor inspectie worden geselecteerd, volstaat een voorafgaande kennisgeving van ten minste tweeënhalf uur dus om de betrokken controleautoriteiten in staat te stellen de desbetreffende inspectie te verrichten. Bijgevolg dient de termijn voor voorafgaande kennisgeving te worden ingekort tot ten minste tweeënhalf uur.

(7)

Omwille van de gelijke behandeling dient dezelfde verkorte termijn voor voorafgaande kennisgeving van toepassing te zijn op vaartuigen van andere lidstaten die van plan zijn in Spaanse havens aan te landen.

(8)

Spanje moet een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening beoordelen welk effect de verkorte termijn voor voorafgaande kennisgeving heeft op de controle van de aanlandingen door de betrokken vaartuigen en dient ter zake verslag uit te brengen aan de Commissie. De Commissie zal monitoren in hoeverre de toepassing van de verkorte termijn voor voorafgaande kennisgeving gevolgen heeft voor de doeltreffendheid van de inspectie van de betrokken vaartuigen door de nationale controleautoriteiten. Indien uit de bevindingen van het door Spanje ingediende verslag of uit de verificaties, inspecties en audits die de Commissie in het kader van titel X van Verordening (EG) nr. 1224/2009 verricht, blijkt dat als gevolg van de verkorte termijn voor voorafgaande kennisgeving een adequate controle van de aanlandingen door Spanje niet kan worden gegarandeerd, zal de Commissie deze termijn overeenkomstig herzien.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De in artikel 17, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 vastgestelde kennisgevingstermijn van ten minste vier uur wordt tot tweeënhalf uur ingekort voor EU-vissersvaartuigen die betrokken zijn bij onder het meerjarenplan van Verordening (EG) nr. 2166/2005 vallende visserijen, hun vangsten in Spanje aanlanden en deel uitmaken van de in lid 2 bedoelde vloten.

2.   Lid 1 is slechts van toepassing op de volgende vissersvaartuigen:

a)

vaartuigen die in de Cantabrische Zee en ten noordwesten van het Iberisch Schiereiland (ICES-sectoren VIIIc en IXa) met bodemtrawls (TR), netten (GN) of grondbeugen (LL) vissen op onder het meerjarenplan van Verordening (EG) nr. 2166/2005 vallende bestanden van zuidelijke heek en langoustines;

b)

vaartuigen die in Portugese wateren (ICES-sector IXa) met bodemtrawls (TR) vissen op onder het meerjarenplan van Verordening (EG) nr. 2166/2005 vallende bestanden van zuidelijke heek en langoustines.

Artikel 2

Spanje moet één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie verslag uitbrengen over het effect van de ingekorte termijn voor voorafgaande kennisgeving op de controle van de aanlandingen door de in artikel 1 bedoelde vaartuigen.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 november 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 345 van 28.12.2005, blz. 5.


22.11.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 313/49


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1189/2013 VAN DE COMMISSIE

van 21 november 2013

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 november 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

AL

46,6

MA

41,5

MK

36,9

TR

116,2

ZZ

60,3

0707 00 05

AL

32,3

MK

57,9

TR

96,7

ZZ

62,3

0709 93 10

MA

114,0

TR

105,7

ZZ

109,9

0805 20 10

MA

73,6

TR

76,1

ZA

87,1

ZZ

78,9

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

IL

78,7

TR

80,1

UY

56,3

ZA

155,9

ZZ

92,8

0805 50 10

TR

71,2

ZZ

71,2

0808 10 80

BA

54,0

BR

93,9

CL

102,3

MK

47,7

NZ

93,9

US

113,5

ZA

204,1

ZZ

101,3

0808 30 90

CN

57,5

TR

116,3

ZZ

86,9


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


22.11.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 313/51


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1190/2013 VAN DE COMMISSIE

van 21 november 2013

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95 wat betreft de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 143 juncto artikel 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 614/2009 van de Raad van 7 juli 2009 betreffende een gemeenschappelijke regeling van het handelsverkeer voor ovoalbumine en lactoalbumine (2), en met name artikel 3, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie (3) zijn bepalingen vastgesteld voor de toepassing van de regeling inzake aanvullende invoerrechten en zijn de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, vastgesteld.

(2)

Uit de regelmatige controle van de gegevens die als basis worden gebruikt voor het bepalen van de representatieve prijzen in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede van ovoalbumine, blijkt dat de representatieve prijzen voor de invoer van bepaalde producten moeten worden gewijzigd met inachtneming van de naargelang van de oorsprong optredende prijsverschillen.

(3)

Verordening (EG) nr. 1484/95 moet bijgevolg worden gewijzigd.

(4)

Om ervoor te zorgen dat deze maatregel zo snel mogelijk na de terbeschikkingstelling van de bijgewerkte gegevens van toepassing wordt, dient de onderhavige verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1484/95 wordt vervangen door de tekst die is opgenomen in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 november 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 181 van 14.7.2009, blz. 8.

(3)  PB L 145 van 29.6.1995, blz. 47.


BIJLAGE

„BIJLAGE I

GN-code

Omschrijving

Representatieve prijs

(EUR/100 kg)

In artikel 3, lid 3, bedoelde zekerheid

(EUR/100 kg)

Oorsprong (1)

0207 12 10

Geslachte kippen (zogenaamde kippen 70 %), bevroren

128,4

0

AR

0207 12 90

Geslachte kippen (zogenaamde kippen 65 %), bevroren

130,3

0

AR

157,2

0

BR

0207 14 10

Delen zonder been, van hanen of van kippen, bevroren

299,9

0

AR

228,9

21

BR

319,9

0

CL

253,8

14

TH

0207 27 10

Delen zonder been, van kalkoenen, bevroren

298,5

0

BR

312,6

0

CL

0408 91 80

Eieren uit de schaal, gedroogd

488,5

0

AR

1602 32 11

Bereidingen van hanen of van kippen, niet gekookt en niet gebakken

251,3

11

BR

312,2

0

CL


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.”