ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2013.079.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 79

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

56e jaargang
21 maart 2013


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit nr. 252/2013/EU van de Raad van 11 maart 2013 tot vaststelling van een meerjarenkader voor 2013-2017 voor het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten

1

 

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

4

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 253/2013 van de Commissie van 15 januari 2013 tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 692/2011 van het Europees Parlement en de Raad, wat uit de herziening van de Internationale standaardclassificatie van het onderwijs ISCED 2011 voortvloeiende aanpassingen in verband met de te verstrekken variabelen en onderverdelingen betreft ( 1 )

5

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 254/2013 van de Commissie van 20 maart 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 340/2008 betreffende de aan het Europees Agentschap voor chemische stoffen te betalen vergoedingen krachtens Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) ( 1 )

7

 

*

Verordening (EU) nr. 255/2013 van de Commissie van 20 maart 2013 houdende wijziging, met het oog op aanpassing aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang, van de bijlagen IC, VII en VIII bij Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de overbrenging van afvalstoffen ( 1 )

19

 

*

Verordening (EU) nr. 256/2013 van de Commissie van 20 maart 2013 tot wijziging van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het gebruik van natriumascorbaat (E 301) in vitamine D-preparaten die bestemd zijn voor gebruik in levensmiddelen voor zuigelingen en peuters ( 1 )

24

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 257/2013 van de Commissie van 20 maart 2013 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

27

 

 

AANBEVELINGEN

 

 

2013/142/EU

 

*

Aanbeveling van de Commissie van 12 maart 2013 om de verkiezingen voor het Europees Parlement democratischer en efficiënter te laten verlopen

29

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 839/2008 van de Commissie van 31 juli 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de bijlagen II, III en IV met maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op bepaalde producten (PB L 234 van 30.8.2008)

33

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) nr. 524/2011 van de Commissie van 26 mei 2011 tot wijziging van de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumresidugehalten voor bifenyl, deltamethrin, ethofumesaat, isopyrazam, propiconazool, pymetrozine, pyrimethanil en tebuconazool in of op bepaalde producten (PB L 142 van 28.5.2011)

34

 

*

Rectificatie van Richtlijn 2004/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (elektromagnetische velden) (achttiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (PB L 159 van 30.4.2004, gerectificeerd in PB L 184 van 24.5.2004)

36

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

BESLUITEN

21.3.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 79/1


BESLUIT Nr. 252/2013/EU VAN DE RAAD

van 11 maart 2013

tot vaststelling van een meerjarenkader voor 2013-2017 voor het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 352,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van de wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement,

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Indachtig de doelstellingen die ten grondslag liggen aan de oprichting van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten („het Bureau”), en om het Bureau zijn taken naar behoren te laten uitvoeren, moeten zijn precieze thematische werkterreinen in een meerjarenkader met een looptijd van vijf jaar worden vastgesteld, zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 168/2007 van de Raad van 15 februari 2007 tot oprichting van een Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (1).

(2)

Het eerste meerjarenkader werd door de Raad vastgesteld bij Besluit 2008/203/EG van 28 februari 2008 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 168/2007, wat de vaststelling van een meerjarenkader voor het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor 2007-2012 betreft (2).

(3)

Het meerjarenkader dient binnen het toepassingsgebied van het recht van de Unie te worden uitgevoerd.

(4)

Het meerjarenkader dient in overeenstemming te zijn met de prioriteiten van de Unie, waarbij terdege rekening dient te worden gehouden met de beleidslijnen die voortvloeien uit de resoluties van het Europees Parlement en de conclusies van de Raad op het gebied van de grondrechten.

(5)

In het meerjarenkader dienen de financiële en personele middelen van het Bureau naar behoren in aanmerking te worden genomen.

(6)

Het meerjarenkader dient bepalingen te omvatten om complementariteit te waarborgen met de werkzaamheden van andere organen, instanties en agentschappen van de Unie, alsmede met de Raad van Europa en andere internationale organisaties die actief zijn op het gebied van de grondrechten. De meest relevante agentschappen en organen van de Unie in verband met dit meerjarenkader zijn het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO), opgericht bij Verordening (EU) nr. 439/2010 van het Europees Parlement en de Raad (3); het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (Frontex), opgericht bij Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad (4), het Europese migratienetwerk, opgezet bij Beschikking 2008/381/EG van de Raad (5), het Europees Instituut voor gendergelijkheid (EIGE), opgericht bij Verordening (EG) nr. 1922/2006 van het Europees Parlement en de Raad (6), de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS), ingesteld bij Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (7), Eurojust, de Europese Eenheid voor justitiële samenwerking, opgericht bij Besluit 2002/187/JBZ van de Raad (8), de Europese Politiedienst (Europol), opgericht bij Besluit 2009/371/JBZ van de Raad (9), de Europese Politieacademie (CEPOL), opgericht bij Besluit 2005/681/JBZ van de Raad (10), het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (IT-agentschap), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1077/2011 van het Europees Parlement en de Raad (11) en de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (Eurofound), opgericht bij Verordening (EEG) nr. 1365/75 van de Raad (12).

(7)

Het meerjarenkader dient als thematische werkterreinen van het Bureau onder meer de bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat en daarmee samenhangende onverdraagzaamheid te omvatten.

(8)

Gezien het belang van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting voor de Unie, die het onderwerp tot een van de vijf doelen van de groeistrategie „Europa 2020” heeft gemaakt, dient het Bureau bij het verzamelen en verspreiden van gegevens op de in dit besluit vastgestelde thematische werkterreinen rekening te houden met de economische en maatschappelijke voorwaarden voor de doeltreffende uitoefening van grondrechten.

(9)

Overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening (EG) nr. 168/2007 kan het Bureau op verzoek van het Europees Parlement, de Raad of de Commissie werkzaamheden verrichten die geen betrekking hebben op de in het meerjarenkader vastgelegde thematische werkterreinen, op voorwaarde dat daarvoor voldoende financiële en personele middelen beschikbaar zijn. Overeenkomstig het door de Europese Raad aangenomen programma van Stockholm — Een open en veilig Europa ten dienste en ter bescherming van de burger (13), moeten de instellingen de expertise van het Bureau ten volle benutten, en indien nodig met het Bureau, conform zijn opdracht, overleg plegen bij het ontwikkelen van beleid en wetgeving met implicaties voor de grondrechten.

(10)

De Commissie heeft bij het opstellen van het voorstel de raad van bestuur van het Bureau geraadpleegd en op 18 oktober 2011 schriftelijke opmerkingen ontvangen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Meerjarenkader

1.   Met betrekking tot het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten („het Bureau”) wordt een meerjarenkader voor de periode 2013-2017 vastgesteld.

2.   Overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 168/2007 vervult het Bureau de in artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 168/2007 omschreven taken op de thematische werkterreinen die genoemd worden in artikel 2 van dit besluit.

Artikel 2

Thematische werkterreinen

Het Bureau vervult zijn taken op de volgende thematische werkterreinen:

a)

toegang tot de rechter;

b)

slachtoffers van misdrijven, met inbegrip van schadeloosstelling van slachtoffers van misdrijven;

c)

informatiemaatschappij, in het bijzonder eerbied voor de persoonlijke levenssfeer en bescherming van persoonsgegevens;

d)

integratie van Roma;

e)

justitiële samenwerking, uitgezonderd in strafzaken;

f)

rechten van het kind;

g)

discriminatie op grond van geslacht, ras, kleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuigingen, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid;

h)

immigratie en integratie van migranten, visa en grenscontrole en asiel;

i)

racisme, vreemdelingenhaat en daarmee samenhangende onverdraagzaamheid.

Artikel 3

Complementariteit en samenwerking met andere organen

1.   Ter uitvoering van het meerjarenkader zorgt het Bureau voor de nodige samenwerking en coördinatie met de bevoegde organen, instanties en agentschappen van de Unie, de lidstaten, internationale organisaties en het maatschappelijk middenveld, overeenkomstig de artikelen 7, 8 en 10 van Verordening (EG) nr. 168/2007.

2.   Het Bureau behandelt kwesties betreffende discriminatie op grond van geslacht alleen als onderdeel van, en voor zover relevant voor, zijn werkzaamheden in het kader van artikel 2, onder g), aangezien het aan het Europees Instituut voor gendergelijkheid (EIGE) is om gegevens over gendergelijkheid en discriminatie op grond van geslacht te verzamelen. Het Bureau en het EIGE werken samen, in overeenstemming met de samenwerkingsovereenkomst van 22 november 2010.

3.   Het Bureau werkt samen met de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (Eurofound), in overeenstemming met de bepalingen van de samenwerkingsovereenkomst van 8 oktober 2009; en met het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (Frontex), in overeenstemming met de bepalingen van de samenwerkingsovereenkomst van 26 mei 2010. Het Bureau werkt voorts samen met het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO), het Europees migratienetwerk, Eurojust, de Europese Eenheid voor justitiële samenwerking, de Europese Politiedienst (Europol), de Europese Politieacademie (CEPOL) en het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (IT-agentschap) overeenkomstig de toekomstige respectieve samenwerkingsovereenkomsten. De samenwerking met deze instanties is beperkt tot activiteiten die behoren tot de in artikel 2 bepaalde thematische werkterreinen.

4.   Onverminderd de opdracht van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, ervoor te zorgen dat de fundamentele rechten en vrijheden van natuurlijke personen, met name het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, door de instellingen en organen van de Unie in acht worden genomen, vervult het Bureau zijn taken op het gebied van de informatiemaatschappij, in het bijzonder de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en bescherming van persoonsgegevens, overeenkomstig de in de artikelen 46 en 47 van Verordening (EG) nr. 45/2001 vastgestelde taken en bevoegdheden.

5.   Het Bureau coördineert zijn activiteiten met die van de Raad van Europa overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 168/2007 en de in dat artikel bedoelde overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Raad van Europa inzake samenwerking tussen het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten en de Raad van Europa (14).

Artikel 4

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Het is van toepassing vanaf 1 januari 2013.

Gedaan te Brussel, 11 maart 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

E. GILMORE


(1)  PB L 53 van 22.2.2007, blz. 1.

(2)  PB L 63 van 7.3.2008, blz. 14.

(3)  PB L 132 van 29.5.2010, blz. 11.

(4)  PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1.

(5)  PB L 131 van 21.5.2008, blz. 7.

(6)  PB L 403 van 30.12.2006, blz. 9.

(7)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(8)  PB L 63 van 6.3.2002, blz. 1.

(9)  PB L 121 van 15.5.2009, blz. 37.

(10)  PB L 256 van 1.10.2005, blz. 63.

(11)  PB L 286 van 1.11.2011, blz. 1.

(12)  PB L 139 van 30.5.1975, blz. 1.

(13)  PB C 115 van 4.5.2010, blz. 1.

(14)  PB L 186 van 15.7.2008, blz. 7.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

21.3.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 79/4


Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

Wanneer wijzigingen worden aangenomen van Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (1), dient Denemarken, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van de Overeenkomst van 19 oktober 2005 tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (2) (hierna de „overeenkomst” genoemd), gesloten bij Besluit 2006/325/EG van de Raad (3), de Commissie in kennis te stellen van zijn besluit om de inhoud van deze wijzigingen al dan niet ten uitvoer te leggen.

Op 12 december 2012 is Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (4) vastgesteld.

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van de overeenkomst heeft Denemarken de Commissie op 20 december 2012 per brief in kennis gesteld van zijn besluit om de inhoud van Verordening (EU) nr. 1215/2012 ten uitvoer te leggen. De bepalingen van Verordening (EU) nr. 1215/2012 zijn daardoor van toepassing op de betrekkingen tussen de Unie en Denemarken.

Overeenkomstig artikel 3, lid 6, van de overeenkomst schept de kennisgeving van Denemarken wederzijdse verplichtingen voor Denemarken en de Gemeenschap. Verordening (EU) nr. 1215/2012 houdt derhalve een wijziging van de overeenkomst in en wordt geacht aan de overeenkomst te zijn gehecht.

Wat artikel 3, leden 3 en 4, van de overeenkomst betreft, kan de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 1215/2012 in Denemarken plaatsvinden door middel van wijziging van de bestaande wetgeving bij besluit van het Deense parlement. Overeenkomstig artikel 3, lid 5, onder b), van de overeenkomst stelt Denemarken de Commissie in kennis van de datum waarop de wetgevende uitvoeringsmaatregelen in werking treden.


(1)  PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1.

(2)  PB L 299 van 16.11.2005, blz. 62.

(3)  PB L 120 van 5.5.2006, blz. 22.

(4)  PB L 351 van 20.12.2012, blz. 1.


VERORDENINGEN

21.3.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 79/5


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 253/2013 VAN DE COMMISSIE

van 15 januari 2013

tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 692/2011 van het Europees Parlement en de Raad, wat uit de herziening van de Internationale standaardclassificatie van het onderwijs ISCED 2011 voortvloeiende aanpassingen in verband met de te verstrekken variabelen en onderverdelingen betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 692/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2011 betreffende Europese statistieken over toerisme en tot intrekking van Richtlijn 95/57/EG van de Raad (1), en met name artikel 3, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De invoering van een bijgewerkt classificatiesysteem neemt een centrale plaats in bij de voortdurende inspanningen van de Commissie om de relevantie van de Europese statistiek te behouden door rekening te houden met ontwikkelingen en veranderingen op het gebied van onderwijs.

(2)

De Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschappen en Cultuur (Unesco) heeft de tot nu toe gebruikte versie van de Internationale standaardclassificatie van het onderwijs (ISCED 1997) herzien om deze classificatie aan te passen aan structurele en beleidsontwikkelingen op het gebied van onderwijs en opleiding.

(3)

Bijlage II bij Verordening (EU) nr. 692/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Verordening (EU) nr. 692/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Deel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

onder A wordt in de kolom „Sociaaldemografische onderverdelingen”„3. [facultatief] Opleidingsniveau” vervangen door „3. [facultatief] Bereikt opleidingsniveau”;

b)

onder B wordt in de kolom „Sociaaldemografische onderverdelingen”„3. [facultatief] Opleidingsniveau” vervangen door „3. [facultatief] Bereikt opleidingsniveau”;

c)

onder C wordt punt 3 „Opleidingsniveau: laag (ISCED 0, 1 of 2), middelhoog (ISCED 3 of 4), hoog (ISCED 5 of 6)” vervangen door „Bereikt opleidingsniveau: lager middelbaar of minder, hoger middelbaar en postsecundair (niet-tertiair), tertiair.”.

2)

Deel 2, onder A, wordt als volgt gewijzigd:

a)

in regel 23 wordt in de kolom „Variabelen”, „[Facultatief] Profiel van de toerist: opleidingsniveau” vervangen door „[Facultatief] Profiel van de toerist: bereikt opleidingsniveau”;

b)

in regel 23, in de kolom „Te verstrekken categorieën”, wordt „a) Laag (ISCED 0, 1 of 2)”, „b) Middelhoog (ISCED 3 of 4)” en „c) Hoog (ISCED 5 of 6)” vervangen door:

„a)

Lager middelbaar of minder

b)

Hoger middelbaar en postsecundair (niet-tertiair)

c)

Tertiair”.

3)

Deel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

onder A wordt in de kolom „Sociaaldemografische onderverdelingen”„3. Opleidingsniveau” vervangen door „3. Bereikt opleidingsniveau”;

b)

onder B wordt in de kolom „Sociaaldemografische onderverdelingen”„3. Opleidingsniveau” vervangen door „3. Bereikt opleidingsniveau”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 januari 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 192 van 22.7.2011, blz. 17.


21.3.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 79/7


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 254/2013 VAN DE COMMISSIE

van 20 maart 2013

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 340/2008 betreffende de aan het Europees Agentschap voor chemische stoffen te betalen vergoedingen krachtens Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (1), en met name artikel 74, lid 1, en artikel 132,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uit de beoordeling van Verordening (EG) nr. 340/2008 van de Commissie van 16 april 2008 betreffende de aan het Europees Agentschap voor chemische stoffen te betalen vergoedingen krachtens Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) (2), uitgevoerd op grond van artikel 22, lid 2, van die verordening, is gebleken dat die verordening op verschillende punten moet worden gewijzigd.

(2)

Om redenen van rechtszekerheid moeten de gevolgen van te late betalingen aan het Agentschap worden verduidelijkt. Het Agentschap mag geen vergoedingen terugbetalen die zijn betaald vóór de afwijzing van de betrokken indiening. Vergoedingen die zijn betaald na een afwijzing moeten echter worden terugbetaald als onverschuldigde betalingen.

(3)

Bij aanpassingen van een registratie met betrekking tot verzoeken tot vertrouwelijke behandeling moeten de vergoedingen consequent gelden, ongeacht wanneer het verzoek wordt ingediend. Bij andere soorten aanpassingen van een registratie dan die van de hoeveelheidsklasse moet aan de registrant de mogelijkheid worden geboden om een verlenging van de tweede betalingstermijn voor de desbetreffende vergoeding te verzoeken, zodat de registrant extra tijd krijgt om de betaling uit te voeren.

(4)

Om redenen van rechtszekerheid moeten de bestaande bepalingen over lagere vergoedingen voor verzoeken tot vertrouwelijke behandeling bij gezamenlijke indieningen of door hoofdregistranten eveneens worden verduidelijkt.

(5)

Inzake vergoedingen voor aanvragen krachtens artikel 62 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 en vergoedingen voor herbeoordelingen van autorisaties krachtens artikel 61 van die verordening mag elk blootstellingsscenario niet langer automatisch als één vorm van gebruik worden beschouwd, aangezien het aantal bijkomende vormen van gebruik waarvoor de autorisatieaanvraag of het herbeoordelingsverslag wordt ingediend, niet noodzakelijk identiek is aan het aantal in die indieningen opgenomen blootstellingsscenario’s.

(6)

Verder moet ook worden verduidelijkt dat het Agentschap één factuur moet zenden die betrekking heeft op de basisvergoeding en alle aanvullende vergoedingen, ook bij gezamenlijk ingediende autorisatieaanvragen en herbeoordelingsverslagen.

(7)

Het Agentschap kan om bewijsstukken verzoeken ter staving dat aan de voorwaarden voor een lagere vergoeding of vrijstelling van vergoeding is voldaan. Om te kunnen nagaan of aan die voorwaarden is voldaan, moet worden gevraagd om de bewijsstukken in één van de officiële talen van de Unie of, als zij uitsluitend in een andere taal beschikbaar zijn, samen met een gelegaliseerde vertaling in één van de officiële talen van de Unie in te dienen.

(8)

Verder moeten na de aanpassing van de vergoedingen, overeenkomstig artikel 22, lid 1, van Verordening (EG) nr. 340/2008, gezien het toepasselijke gemiddelde inflatiepercentage op jaarbasis van 3,1 % in april 2012 dat door Eurostat is bekendgemaakt, de standaardvergoedingen aan dat percentage worden aangepast.

(9)

De bestaande lagere vergoedingen van toepassing voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) moeten verder worden verlaagd om de uit de regelgeving voortvloeiende lasten en de talrijke praktische problemen van kmo’s bij de naleving van hun verplichtingen in het kader van REACH tot een minimum te beperken, in het bijzonder inzake de registratieplicht, zoals vastgesteld in het Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's in overeenstemming met artikel 117, lid 4, van de REACH-verordening en artikel 46, lid 2, van de CLP-verordening en een evaluatie van bepaalde elementen van de REACH-verordening overeenkomstig artikel 75, lid 2, en artikel 138, leden 2, 3 en 6, van die verordening (3).

(10)

Om de verdeling van de vergoedingen over de uiteenlopende grootteklassen van ondernemingen te kunnen aanpassen moeten de standaardvergoedingen verder worden verhoogd met 4 % voor registraties en met 3,5 % voor autorisaties, rekening houdend enerzijds met de kosten van het Agentschap en de daarmee samenhangende kosten van de door de bevoegde instanties van de lidstaten verrichte diensten en anderzijds met de verdere verlaging van de vergoedingen voor kmo’s en het aantal hierbij betrokken kmo's.

(11)

Per saldo worden de vergoedingen zodanig aangepast dat de opbrengsten ervan in combinatie met de andere inkomstenbronnen van het Agentschap overeenkomstig artikel 96, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 toereikend zijn om de kosten van de verrichte diensten te dekken.

(12)

Verordening (EG) nr. 340/2008 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(13)

Om redenen van rechtszekerheid dient deze verordening niet te gelden voor geldige indieningen die op de datum van haar inwerkingtreding reeds in behandeling zijn.

(14)

Aangezien de geleidelijk geïntegreerde stoffen, als bedoeld in artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1907/2006, vanaf 31 mei 2013 moeten worden geregistreerd, moet deze verordening met spoed in werking treden.

(15)

De in deze verordening vervatte bepalingen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 133 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 340/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 3, lid 7, wordt vervangen door:

"7.   Wanneer de registratie is afgewezen omdat de registrant de ontbrekende informatie niet heeft ingediend of de betaling niet voor het verstrijken van de gestelde termijnen heeft verricht, worden de vergoedingen die voor die registratie zijn betaald vóór de afwijzing, niet terugbetaald of op andere wijze aan de registrant gecrediteerd.”

2)

Artikel 4, lid 7, wordt vervangen door:

"7.   Wanneer de registratie is afgewezen omdat de registrant de ontbrekende informatie niet heeft ingediend of de betaling niet voor het verstrijken van de gestelde termijnen heeft verricht, worden de vergoedingen die voor die registratie zijn betaald vóór de afwijzing, niet terugbetaald of op andere wijze aan de registrant gecrediteerd.”

3)

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd

a)

In lid 2 worden na de tweede alinea de volgende alinea's ingevoegd:

"Voor wijziging van de toegang tot de bij de registratie verstrekte informatie brengt het Agentschap een vergoeding in rekening voor elk informatieonderdeel waarvoor een aanpassing wordt gedaan, zoals aangegeven in de tabellen 3 en 4 van bijlage III.

Indien de aanpassing betrekking heeft op onderzoekssamenvattingen of uitgebreide onderzoekssamenvattingen, brengt het Agentschap een vergoeding in rekening voor elke onderzoekssamenvatting of uitgebreide onderzoekssamenvatting waarvoor de aanpassing geldt."

b)

In lid 6 wordt de derde alinea vervangen door:

"In geval van andere aanpassingen wijst het Agentschap de aanpassing af, wanneer de betaling niet voor het verstrijken van de tweede termijn is verricht. Indien de aanvrager hierom verzoekt, verlengt het Agentschap de tweede termijn op voorwaarde dat het verzoek om verlenging is ingediend voor het verstrijken van de tweede termijn. Wanneer de betaling niet voor het verstrijken van de verlengde termijn is verricht, wijst het Agentschap de aanpassing af”.

c)

Lid 7 wordt vervangen door:

"7.   Wanneer de aanpassing is afgewezen omdat de registrant de ontbrekende informatie niet heeft ingediend of de betaling niet voor het verstrijken van de gestelde termijnen heeft verricht, worden de vergoedingen die voor die aanpassing zijn betaald vóór de afwijzing, niet terugbetaald of op andere wijze aan de registrant gecrediteerd.”

4)

Artikel 6, lid 3, wordt vervangen door:

"3.   Wanneer het verzoek betrekking heeft op een gezamenlijke indiening, brengt het Agentschap een lagere vergoeding in rekening, zoals bepaald in bijlage IV. Wanneer de hoofdregistrant het verzoek indient, brengt het Agentschap enkel de hoofdregistrant een lagere vergoeding in rekening, zoals bepaald in bijlage IV.”

5)

Artikel 7, lid 5, wordt vervangen door:

"5.   Wanneer de mededeling of het verzoek om verlenging is afgewezen omdat de fabrikant, importeur, of producent van voorwerpen de ontbrekende informatie niet heeft ingediend of de betaling niet voor het verstrijken van de gestelde termijnen heeft verricht, worden de vergoedingen die voor die mededeling of dat verzoek om verlenging zijn betaald vóór de afwijzing, niet terugbetaald of op andere wijze gecrediteerd aan degene die de mededeling of het verzoek om verlenging heeft gedaan.”

6)

Artikel 8, lid 2, derde alinea, wordt vervangen door:

"Het Agentschap zendt één factuur die betrekking heeft op de basisvergoeding en alle toepasselijke aanvullende vergoedingen, ook wanneer het een gezamenlijk ingediende autorisatieaanvraag betreft.”

7)

Artikel 9, lid 2, derde alinea, wordt vervangen door:

"Het Agentschap zendt één factuur die betrekking heeft op de basisvergoeding en alle toepasselijke aanvullende vergoedingen, ook wanneer het een gezamenlijk ingediend herbeoordelingsverslag betreft.”

8)

In artikel 13, lid 3, wordt na de eerste alinea de volgende alinea ingevoegd:

"Indien de bewijsstukken die bij het Agentschap moeten worden ingediend, niet in één van de officiële talen van de Unie zijn gesteld, gaan zij vergezeld van een gelegaliseerde vertaling in één van die officiële talen.”

9)

Artikel 22, lid 2, wordt vervangen door:

"2.   De Commissie toetst deze verordening ook voortdurend aan nieuwe informatie die van belang is voor de aannamen waarop de schatting van de ontvangsten en uitgaven van het Agentschap is gebaseerd. Uiterlijk 31 januari 2015 evalueert de Commissie deze verordening teneinde haar zo nodig te wijzigen, met name gelet op de kosten van het Agentschap en de daarmee samenhangende kosten van de diensten die door de bevoegde instanties van de lidstaten worden geleverd."

10)

De bijlagen I tot en met VIII bij Verordening (EG) nr. 340/2008 worden vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening is niet van toepassing voor geldige indieningen die op 22 maart 2013 reeds in behandeling zijn.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 maart 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

(2)  PB L 107 van 17.4.2008, blz. 6.

(3)  COM(2013) 49 final; werkdocument van de diensten van de Commissie (2013) 25 final.


BIJLAGE

BIJLAGE I

Vergoedingen voor registraties krachtens de artikelen 6, 7 of 11 van Verordening (EG) nr. 1907/2006

Tabel 1

Standaardvergoedingen

 

Individuele indiening

Gezamenlijke indiening

Vergoeding voor stoffen in de hoeveelheidsklasse 1-10 t

1 714 EUR

1 285 EUR

Vergoeding voor stoffen in de hoeveelheidsklasse 10-100 t

4 605 EUR

3 454 EUR

Vergoeding voor stoffen in de hoeveelheidsklasse 100-1 000 t

12 317 EUR

9 237 EUR

Vergoeding voor stoffen in een hoeveelheid van meer dan 1 000 t

33 201 EUR

24 901 EUR


Tabel 2

Lagere vergoedingen voor kmo’s

 

Middelgrote onderneming

(individuele indiening)

Middelgrote onderneming

(gezamenlijke indiening)

Kleine onderneming

(individuele indiening)

Kleine onderneming

(gezamenlijke indiening)

Micro-onderneming

(individuele indiening)

Micro-onderneming

(gezamenlijke indiening)

Vergoeding voor stoffen in de hoeveelheidsklasse 1-10 t

1 114 EUR

835 EUR

600 EUR

450 EUR

86 EUR

64 EUR

Vergoeding voor stoffen in de hoeveelheidsklasse 10-100 t

2 993 EUR

2 245 EUR

1 612 EUR

1 209 EUR

230 EUR

173 EUR

Vergoeding voor stoffen in de hoeveelheidsklasse 100-1 000 t

8 006 EUR

6 004 EUR

4 311 EUR

3 233 EUR

616 EUR

462 EUR

Vergoeding voor stoffen in een hoeveelheid van meer dan 1 000 t

21 581 EUR

16 185 EUR

11 620 EUR

8 715 EUR

1 660 EUR

1 245 EUR

BIJLAGE II

Vergoedingen voor registraties ingediend krachtens artikel 17, lid 2, artikel 18, leden 2 en 3, of artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1907/2006

Tabel 1

Standaardvergoedingen

 

Individuele indiening

Gezamenlijke indiening

Vergoeding

1 714 EUR

1 285 EUR


Tabel 2

Lagere vergoedingen voor kmo’s

 

Middelgrote onderneming

(individuele indiening)

Middelgrote onderneming

(gezamenlijke indiening)

Kleine onderneming

(individuele indiening)

Kleine onderneming

(gezamenlijke indiening)

Micro-onderneming

(individuele indiening)

Micro-onderneming

(gezamenlijke indiening)

Vergoeding

1 114 EUR

835 EUR

600 EUR

450 EUR

86 EUR

64 EUR

BIJLAGE III

Vergoedingen voor de aanpassing van registraties krachtens artikel 22 van Verordening (EG) nr. 1907/2006

Tabel 1

Standaardvergoedingen voor aanpassing van de hoeveelheidsklasse

 

Individuele indiening

Gezamenlijke indiening

Van 1-10 t naar 10-100 t

2 892 EUR

2 169 EUR

Van 1-10 t naar 100-1 000 t

10 603 EUR

7 952 EUR

Van 1-10 t naar meer dan 1 000 t

31 487 EUR

23 616 EUR

Van 10-100 t naar 100-1 000 t

7 711 EUR

5 783 EUR

Van 10-100 t naar meer dan 1 000 t

28 596 EUR

21 447 EUR

Van 100-1 000 t naar meer dan 1 000 t

20 885 EUR

15 663 EUR


Tabel 2

Lagere vergoedingen voor kmo’s voor aanpassing van de hoeveelheidsklasse

 

Middelgrote onderneming

(Individuele indiening)

Middelgrote onderneming

(Gezamenlijke indiening)

Kleine onderneming

(Individuele indiening)

Kleine onderneming

(Gezamenlijke indiening)

Micro-onderneming

(Individuele indiening)

Micro-onderneming

(Gezamenlijke indiening)

Van 1-10 t naar 10-100 t

1 880 EUR

1 410 EUR

1 012 EUR

759 EUR

145 EUR

108 EUR

Van 1-10 t naar 10-100 t

6 892 EUR

5 169 EUR

3 711 EUR

2 783 EUR

530 EUR

398 EUR

Van 1-10 t naar 100-1 000 t

20 467 EUR

15 350 EUR

11 021 EUR

8 265 EUR

1 574 EUR

1 181 EUR

Van 10-100 t naar 100-1 000 t

5 012 EUR

3 759 EUR

2 699 EUR

2 024 EUR

386 EUR

289 EUR

Van 10-100 t naar meer dan 1 000 t

18 587 EUR

13 940 EUR

10 008 EUR

7 506 EUR

1 430 EUR

1 072 EUR

Van 100-1 000 t naar meer dan 1 000 t

13 575 EUR

10 181 EUR

7 310 EUR

5 482 EUR

1 044 EUR

783 EUR


Tabel 3

Vergoedingen voor andere aanpassingen

Soort aanpassing

Wijziging van de identiteit van de registrant met wijziging van zijn rechtspersoonlijkheid

1 607 EUR

Soort aanpassing

Individuele indiening

Gezamenlijke indiening

Wijziging van de toegang tot de bij de indiening verstrekte informatie:

Zuiverheidsgraad en/of identiteit van onzuiverheden of additieven

4 820 EUR

3 615 EUR

Hoeveelheidsklasse

1 607 EUR

1 205 EUR

Onderzoekssamenvatting of uitgebreide onderzoekssamenvatting

4 820 EUR

3 615 EUR

Informatie in het veiligheidsinformatieblad

3 213 EUR

2 410 EUR

Handelsnaam van de stof

1 607 EUR

1 205 EUR

IUPAC-naam voor niet-geleidelijk geïntegreerde stoffen als bedoeld in artikel 119, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1907/2006

1 607 EUR

1 205 EUR

IUPAC-naam voor stoffen als bedoeld in artikel 119, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1907/2006 die worden gebruikt als tussenproducten, in wetenschappelijk onderzoek of in onderzoek en ontwikkeling gericht op producten en procedés

1 607 EUR

1 205 EUR


Tabel 4

Lagere vergoedingen voor kmo’s voor andere aanpassingen

Soort aanpassing

Middelgrote onderneming

Kleine onderneming

Micro-onderneming

Wijziging van de identiteit van de registrant met wijziging van zijn rechtspersoonlijkheid

1 044 EUR

562 EUR

80 EUR

Soort aanpassing

Middelgrote onderneming

(Individuele indiening)

Middelgrote onderneming

(Gezamenlijke indiening)

Kleine onderneming

(Individuele indiening)

Kleine onderneming

(Gezamenlijke indiening)

Micro-onderneming

(Individuele indiening)

Micro-onderneming

(Gezamenlijke indiening)

Wijziging van de toegang tot de bij de indiening verstrekte informatie:

Zuiverheidsgraad en/of identiteit van onzuiverheden of additieven

3 133 EUR

2 350 EUR

1 687 EUR

1 265 EUR

241 EUR

181 EUR

Hoeveelheidsklasse

1 044 EUR

783 EUR

562 EUR

422 EUR

80 EUR

60 EUR

Onderzoeks-samenvatting of uitgebreide onderzoeks-samenvatting

3 133 EUR

2 350 EUR

1 687 EUR

1 265 EUR

241 EUR

181 EUR

Informatie in het veiligheids-informatieblad

2 088 EUR

1 566 EUR

1 125 EUR

843 EUR

161 EUR

120 EUR

Handelsnaam van de stof

1 044 EUR

783 EUR

562 EUR

422 EUR

80 EUR

60 EUR

IUPAC-naam voor niet-geleidelijk geïntegreerde stoffen als bedoeld in artikel 119, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1907/2006

1 044 EUR

783 EUR

562 EUR

422 EUR

80 EUR

60 EUR

IUPAC-naam voor stoffen als bedoeld in artikel 119, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1907/2006 die worden gebruikt als tussenproducten, in wetenschappelijk onderzoek of in onderzoek en ontwikkeling gericht op producten en procedés

1 044 EUR

783 EUR

562 EUR

422 EUR

80 EUR

60 EUR

BIJLAGE IV

Vergoedingen voor verzoeken krachtens artikel 10, onder a), punt xi), van Verordening (EG) nr. 1907/2006

Tabel 1

Standaardvergoedingen

Informatieonderdeel waarvoor om vertrouwelijkheid wordt verzocht

Individuele indiening

Gezamenlijke indiening

Zuiverheidsgraad en/of identiteit van onzuiverheden of additieven

4 820 EUR

3 615 EUR

Hoeveelheidsklasse

1 607 EUR

1 205 EUR

Onderzoekssamenvatting of uitgebreide onderzoeks-samenvatting

4 820 EUR

3 615 EUR

Informatie in het veiligheidsinformatieblad

3 213 EUR

2 410 EUR

Handelsnaam van de stof

1 607 EUR

1 205 EUR

IUPAC-naam voor niet-geleidelijk geïntegreerde stoffen als bedoeld in artikel 119, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1907/2006

1 607 EUR

1 205 EUR

IUPAC-naam voor stoffen als bedoeld in artikel 119, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1907/2006 die worden gebruikt als tussenproducten, in wetenschappelijk onderzoek of in onderzoek en ontwikkeling gericht op producten en procedés

1 607 EUR

1 205 EUR


Tabel 2

Lagere vergoedingen voor kmo’s

Informatieonderdeel waarvoor om vertrouwelijkheid wordt verzocht

Middelgrote onderneming

(Individuele indiening)

Middelgrote onderneming

(Gezamenlijke indiening)

Kleine onderneming

(Individuele indiening)

Kleine onderneming

(Gezamenlijke indiening)

Micro-onderneming

(Individuele indiening)

Micro-onderneming

(Gezamenlijke indiening)

Zuiverheidsgraad en/of identiteit van onzuiverheden of additieven

3 133 EUR

2 350 EUR

1 687 EUR

1 265 EUR

241 EUR

181 EUR

Hoeveelheidsklasse

1 044 EUR

783 EUR

562 EUR

422 EUR

80 EUR

60 EUR

Onderzoekssamenvatting of uitgebreide onderzoekssamenvatting

3 133 EUR

2 350 EUR

1 687 EUR

1 265 EUR

241 EUR

181 EUR

Informatie in het veiligheidsinformatieblad

2 088 EUR

1 566 EUR

1 125 EUR

843 EUR

161 EUR

120 EUR

Handelsnaam van de stof

1 044 EUR

783 EUR

562 EUR

422 EUR

80 EUR

60 EUR

IUPAC-naam voor niet-geleidelijk geïntegreerde stoffen als bedoeld in artikel 119, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1907/2006

1 044 EUR

783 EUR

562 EUR

422 EUR

80 EUR

60 EUR

IUPAC-naam voor stoffen als bedoeld in artikel 119, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1907/2006 die worden gebruikt als tussenproducten, in wetenschappelijk onderzoek of in onderzoek en ontwikkeling gericht op producten en procedés

1 044 EUR

783 EUR

562 EUR

422 EUR

80 EUR

60 EUR

BIJLAGE V

Vergoedingen voor de mededeling van informatie betreffende onderzoek en ontwikkeling gericht op producten en procedés krachtens artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1907/2006

Tabel 1

Vergoedingen voor de mededeling van informatie betreffende onderzoek en ontwikkeling gericht op producten en procedés

Standaardvergoeding

536 EUR

Lagere vergoeding voor middelgrote ondernemingen

348 EUR

Lagere vergoeding voor kleine ondernemingen

187 EUR

Lagere vergoeding voor micro-ondernemingen

27 EUR


Tabel 2

Vergoedingen voor de verlenging van een vrijstelling voor onderzoek en ontwikkeling gericht op producten en procedés

Standaardvergoeding

1 071 EUR

Lagere vergoeding voor middelgrote ondernemingen

696 EUR

Lagere vergoeding voor kleine ondernemingen

375 EUR

Lagere vergoeding voor micro-ondernemingen

54 EUR

BIJLAGE VI

Vergoedingen voor autorisatieaanvragen krachtens artikel 62 van Verordening (EG) nr. 1907/2006

Tabel 1

Standaardvergoedingen

Basisvergoeding

53 300 EUR

Aanvullende vergoeding per stof

10 660 EUR

Aanvullende vergoeding per vorm van gebruik

10 660 EUR

Aanvullende vergoeding per aanvrager

De aanvrager is geen kmo: 39 975 EUR

De aanvrager is een middelgrote onderneming: 29 981 EUR

De aanvrager is een kleine onderneming: 17 989 EUR

De aanvrager is een micro-onderneming: 3 998 EUR


Tabel 2

Lagere vergoedingen voor middelgrote ondernemingen

Basisvergoeding

39 975 EUR

Aanvullende vergoeding per stof

7 995 EUR

Aanvullende vergoeding per vorm van gebruik

7 995 EUR

Aanvullende vergoeding per aanvrager

De aanvrager is een middelgrote onderneming: 29 981 EUR

De aanvrager is een kleine onderneming: 17 989 EUR

De aanvrager is een micro-onderneming: 3 998 EUR


Tabel 3

Lagere vergoedingen voor kleine ondernemingen

Basisvergoeding

23 985 EUR

Aanvullende vergoeding per stof

4 797 EUR

Aanvullende vergoeding per vorm van gebruik

4 797 EUR

Aanvullende vergoeding per aanvrager

De aanvrager is een kleine onderneming: 17 989 EUR

De aanvrager is een micro-onderneming: 3 998 EUR


Tabel 4

Lagere vergoedingen voor micro-ondernemingen

Basisvergoeding

5 330 EUR

Aanvullende vergoeding per stof

1 066 EUR

Aanvullende vergoeding per vorm van gebruik

1 066 EUR

Aanvullende vergoeding per aanvrager

Extra aanvrager: 3 998 EUR

BIJLAGE VII

Vergoedingen voor de herbeoordeling van een autorisatie krachtens artikel 61 van Verordening (EG) nr. 1907/2006

Tabel 1

Standaardvergoedingen

Basisvergoeding

53 300 EUR

Aanvullende vergoeding per vorm van gebruik

10 660 EUR

Aanvullende vergoeding per stof

10 660 EUR

Aanvullende vergoeding per aanvrager

De aanvrager is geen kmo: 39 975 EUR

De aanvrager is een middelgrote onderneming: 29 981 EUR

De aanvrager is een kleine onderneming: 17 989 EUR

De aanvrager is een micro-onderneming: 3 998 EUR


Tabel 2

Lagere vergoedingen voor middelgrote ondernemingen

Basisvergoeding

39 975 EUR

Aanvullende vergoeding per vorm van gebruik

7 995 EUR

Aanvullende vergoeding per stof

7 995 EUR

Aanvullende vergoeding per aanvrager

De aanvrager is een middelgrote onderneming: 29 981 EUR

De aanvrager is een kleine onderneming: 17 989 EUR

De aanvrager is een micro-onderneming: 3 998 EUR


Tabel 3

Lagere vergoedingen voor kleine ondernemingen

Basisvergoeding

23 985 EUR

Aanvullende vergoeding per vorm van gebruik

4 797 EUR

Aanvullende vergoeding per stof

4 797 EUR

Aanvullende vergoeding per aanvrager

De aanvrager is een kleine onderneming: 17 989 EUR

De aanvrager is een micro-onderneming: 3 998 EUR


Tabel 4

Lagere vergoedingen voor micro-ondernemingen

Basisvergoeding

5 330 EUR

Aanvullende vergoeding per vorm van gebruik

1 066 EUR

Aanvullende vergoeding per stof

1 066 EUR

Aanvullende vergoeding per aanvrager

De aanvrager is een micro-onderneming: 3 998 EUR

BIJLAGE VIII

Vergoedingen voor beroepen krachtens artikel 92 van Verordening (EG) nr. 1907/2006

Tabel 1

Standaardvergoedingen

Beroep tegen een besluit overeenkomstig:

Vergoeding

artikel 9 of artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1907/2006

2 356 EUR

artikel 27 of artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1907/2006

4 712 EUR

artikel 51 van Verordening (EG) nr. 1907/2006

7 069 EUR


Tabel 2

Lagere vergoedingen voor kmo’s

Beroep tegen een besluit overeenkomstig:

Vergoeding

artikel 9 of artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1907/2006

1 767 EUR

artikel 27 of artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1907/2006

3 534 EUR

artikel 51 van Verordening (EG) nr. 1907/2006

5 301 EUR


21.3.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 79/19


VERORDENING (EU) Nr. 255/2013 VAN DE COMMISSIE

van 20 maart 2013

houdende wijziging, met het oog op aanpassing aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang, van de bijlagen IC, VII en VIII bij Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de overbrenging van afvalstoffen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (1), en met name artikel 58, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1013/2006 omschrijft onder welke voorwaarden de procedure van voorafgaande schriftelijke kennisgeving en toestemming van toepassing is op de overbrenging van de in bijlage IIIA of bijlage IIIB bij die verordening opgenomen afvalstoffen. De indiening van een kennisgeving vereist de invulling van het kennisgevings- en het vervoersdocument zoals vastgesteld in de bijlagen IA en IB bij die verordening. In de bijlagen IIIA, IIIB of IVA bij Verordening (EG) nr. 1013/2006 opgenomen afvalstoffen kunnen in vak 14 van bijlage IA of bijlage IB worden geïdentificeerd onder het kopje vi) „Overige (specificeren)”. Bijlage IC bij die verordening, die specifieke instructies voor het invullen van bijlage IA en IB bevat, dient te worden gewijzigd teneinde te verduidelijken hoe die afvalstoffen in bijlage IA of IB moeten worden opgevoerd.

(2)

Verordening (EG) nr. 1013/2006 bepaalt ook onder welke voorwaarden in de bijlagen IIIA en IIIB bij die verordening opgenomen afvalstoffen vergezeld dienen te gaan van het in bijlage VII bij die verordening opgenomen document wanneer die afvalstoffen bestemd zijn om te worden overgebracht. Aangezien vak 10 van bijlage VII niet de mogelijkheid biedt om in de bijlagen IIIA en IIIB opgenomen afvalstoffen te identificeren, kunnen dergelijke afvalstoffen in bijlage VII niet naar behoren worden geïdentificeerd. De opneming van in de bijlagen IIIA en IIIB vermelde afvalstoffen maakt een uitbreiding van de in vak 10 van bijlage VII vermelde opties noodzakelijk.

(3)

Op de tiende vergadering van de Conferentie der Partijen bij het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, die van 17 tot en met 21 oktober 2011 heeft plaatsgevonden, zijn technische richtsnoeren en handleidingen voor een milieuhygiënisch verantwoord afvalbeheer aangenomen. Na de aanneming daarvan moet bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 1013/2006 dienovereenkomstig worden bijgewerkt.

(4)

Verordening (EG) nr. 1013/2006 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité dat is ingesteld bij artikel 39 van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (2),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1013/2006 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

bijlage IC wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening;

(2)

bijlage VII wordt vervangen door de tekst in bijlage II bij deze verordening;

(3)

bijlage VIII wordt vervangen door de tekst in bijlage III bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 maart 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 190 van 12.7.2006, blz. 1.

(2)  PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3.


BIJLAGE I

Bijlage IC bij Verordening (EG) nr. 1013/2006 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in punt 25, onder c), wordt de tweede zin geschrapt;

b)

in punt 25, onder d), wordt de tweede zin geschrapt;

c)

aan punt 25, onder e), wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Deze codes kunnen opgenomen zijn in de bijlagen IIIA, IIIB of IVA van deze verordening. In dat geval moet het nummer van de bijlage vóór de code(s) worden vermeld. Wat bijlage IIIA betreft, dienen de relevante code(s) zoals vermeld in die bijlage te worden gebruikt - in voorkomend geval meerder codes achter elkaar. Sommige Bazel-codes zoals B1100, B3010 en B3020 gelden alleen voor specifieke afvalstromen, zoals aangegeven in bijlage IIIA.”.


BIJLAGE II

„BIJLAGE VII

BEGELEIDENDE INFORMATIE BIJ OVERBRENGINGEN VAN AFVALSTOFFEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 3, LEDEN 2 EN 4

Image


BIJLAGE III

„BIJLAGE VIII

RICHTSNOEREN VOOR EEN MILIEUHYGIËNISCH VERANTWOORD BEHEER (ARTIKEL 49)

I.

Bij het Verdrag van Bazel vastgestelde richtsnoeren en handleidingen:

1.

Technische richtsnoeren voor het milieuhygiënisch verantwoord beheer van biomedisch afval en afval uit de gezondheidszorg (Y1; Y3) (1)

2.

Technische richtsnoeren voor het milieuhygiënisch verantwoord beheer van afgedankte loodaccu’s (1)

3.

Technische richtsnoeren voor het milieuhygiënisch verantwoord beheer van de volledige en gedeeltelijke sloop van schepen (1)

4.

Technische richtsnoeren voor het milieuhygiënisch verantwoord recycleren/terugwinnen van metalen en metaalverbindingen (R4) (2)

5.

Bijgewerkte algemene technische richtsnoeren voor het milieuhygiënisch verantwoord beheer van afvalstoffen die persistente organische verontreinigende stoffen (POP’s) bevatten, daarmee verontreinigd zijn of daaruit bestaan (3)

6.

Bijgewerkte technische richtsnoeren voor het milieuhygiënisch verantwoord beheer van afvalstoffen die polychloorbifenylen (PCB’s), polychloorterfenylen (PCT’s) of polybroombifenylen (PBB’s) bevatten, daarmee verontreinigd zijn of daaruit bestaan (3)

7.

Technische richtsnoeren voor het milieuhygiënisch verantwoord beheer van afvalstoffen die de bestrijdingsmiddelen aldrin, chloordaan, dieldrin, endrin, heptachloor, hexachloorbenzeen (HCB), mirex of toxafeen of HCB als industriële chemische stof bevatten, daarmee verontreinigd zijn of daaruit bestaan (3)

8.

Technische richtsnoeren voor het milieuhygiënisch verantwoord beheer van afvalstoffen die 1,1,1-trichloor-2,2-bis(4-chloorfenyl)ethaan (DDT) bevatten, daarmee verontreinigd zijn of daaruit bestaan (3)

9.

Technische richtsnoeren voor het milieuhygiënisch verantwoord beheer van afvalstoffen die onopzettelijk geproduceerde polychloordibenzo-p-dioxines (PCDD’s), polychloordibenzofuranen (PCDF’s), hexachloorbenzeen (HCB) of polychloorbifenylen (PCB’s) bevatten of daarmee zijn verontreinigd (3)

10.

Technische richtsnoeren voor het milieuhygiënisch verantwoord beheer van gebruikte en afgedankte luchtbanden (4)

11.

Technische richtsnoeren voor het milieuhygiënisch verantwoord beheer van afvalstoffen die uit elementair kwik bestaan en afvalstoffen die kwik bevatten of daarmee verontreinigd zijn (4)

12.

Technische richtsnoeren voor de milieuhygiënisch verantwoorde verwerking van gevaarlijke afvalstoffen in cementovens (4)

13.

Handleiding voor het milieuhygiënisch verantwoord beheer van gebruikte en afgedankte mobiele telefoons (4)

14.

Handleiding voor het milieuhygiënisch verantwoord beheer van gebruikte en afgedankte computerapparatuur, delen 1, 2, 4 en 5 (4)

II.

Door de OESO vastgestelde richtsnoeren:

Technische leidraad voor het milieuhygiënisch verantwoord beheer van specifieke afvalstromen:

gebruikte en afgedankte personal computers (5)

III.

Door de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) vastgestelde richtsnoeren:

Richtsnoeren betreffende recycling van schepen (6)

IV.

Door de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) vastgestelde richtsnoeren:

Veiligheid en gezondheid bij het slopen van schepen: richtsnoeren voor de Aziatische landen en Turkije (7)


(1)  Vastgesteld door de zesde vergadering van de Conferentie der Partijen bij het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, 9-13 december 2002.

(2)  Vastgesteld door de zevende vergadering van de Conferentie der Partijen bij het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, 25-29 oktober 2004.

(3)  Vastgesteld door de achtste vergadering van de Conferentie der Partijen bij het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, 27 november- 1 december 2006.

(4)  Vastgesteld door de tiende vergadering van de Conferentie der Partijen bij het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan, 17-21 oktober 2011.

(5)  Vastgesteld door de OESO-commissie voor milieubeleid in februari 2003 (document ENV/EPOC/WGWPR(2001)3/FINAL).

(6)  Resolutie A.962, aangenomen door de Algemene Vergadering van de IMO tijdens haar 23e gewone zitting, 24 november-5 december 2003.

(7)  Goedgekeurd voor publicatie door de Raad van Bestuur van de IAO tijdens zijn 289e vergadering van 11-26 maart 2004.


21.3.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 79/24


VERORDENING (EU) Nr. 256/2013 VAN DE COMMISSIE

van 20 maart 2013

tot wijziging van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het gebruik van natriumascorbaat (E 301) in vitamine D-preparaten die bestemd zijn voor gebruik in levensmiddelen voor zuigelingen en peuters

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (1), en met name artikel 10, lid 3, en artikel 30, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 is een EU-lijst vastgesteld van voor gebruik in levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen, levensmiddelenaroma’s en voedingsstoffen goedgekeurde levensmiddelenadditieven, en van de gebruiksvoorwaarden daarvoor.

(2)

Die lijst kan worden gewijzigd volgens de procedure van Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma’s (2).

(3)

Overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 kan de EU-lijst van levensmiddelenadditieven hetzij op initiatief van de Commissie, hetzij ingevolge een aanvraag worden bijgewerkt.

(4)

Op 15 december 2009 is een aanvraag ingediend voor de goedkeuring van het gebruik van natriumascorbaat (E 301) als antioxidant in vitamine D-preparaten die bestemd zijn voor gebruik in volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding, als gedefinieerd in Richtlijn 2006/141/EG van de Commissie van 22 december 2006 inzake volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding en tot wijziging van Richtlijn 1999/21/EG (3). Deze aanvraag is ter beschikking gesteld van de lidstaten.

(5)

De bij de productie van volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding gebruikte ingrediënten moeten aan een veel striktere microbiologische norm voldoen dan algemene levensmiddelen, met name voor enterobacteriën en Cronobacter sakazakii. Daarom moeten ingrediënten zoals vitamine D-preparaten een hittebehandeling ondergaan. Een dergelijke behandeling vereist dan weer de aanwezigheid van een antioxidant die in water kan worden opgelost en een neutrale pH heeft. Aangetoond is dat natriumascorbaat (E 301) als antioxidant aan die technologische eis voldoet.

(6)

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 moet de Commissie het advies inwinnen van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid om de in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 opgenomen EU-lijst van levensmiddelenadditieven te kunnen bijwerken.

(7)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft het gebruik van natriumascorbaat (E 301) als levensmiddelenadditief in vitamine D-preparaten die bestemd zijn voor gebruik in levensmiddelen voor zuigelingen en peuters geëvalueerd en op 8 december 2010 advies uitgebracht (4). Geconcludeerd werd dat de voorgestelde uitbreiding van het gebruik van het levensmiddelenadditief natriumascorbaat (E 301) als antioxidant voor vitamine D-preparaten die bestemd zijn voor gebruik in volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding, geen veiligheidsprobleem oplevert.

(8)

Het gebruik van natriumascorbaat (E 301) als antioxidant in vitamine D-preparaten die bestemd zijn voor gebruik in levensmiddelen voor zuigelingen en peuters, moet daarom worden goedgekeurd.

(9)

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, en het Europees Parlement noch de Raad heeft zich daartegen verzet,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 maart 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16.

(2)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 1.

(3)  PB L 401 van 30.12.2006, blz. 1.

(4)  EFSA Panel on Food Additives and Nutrient Sources added to Food (ANS); Scientific Opinion on the use of sodium ascorbate as a food additive in vitamin D preparations intended to be used in formulae and weaning food for infants and young children. EFSA Journal 2010; 8(12):1942.


BIJLAGE

In afdeling B van deel 5 van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 worden de gegevens voor het levensmiddelenadditief E 301 vervangen door:

„E 301

Natriumascorbaat

100 000 mg/kg in vitamine D-preparaten en

maximum 1 mg/l carry-over in het eindproduct

Vitamine D-preparaten

Volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding, zoals gedefinieerd in Richtlijn 2006/141/EG

Totale carry-over 75 mg/l

Afdeklagen van voedingsstofpreparaten die meervoudig onverzadigde vetzuren bevatten

Levensmiddelen voor zuigelingen en peuters”


21.3.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 79/27


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 257/2013 VAN DE COMMISSIE

van 20 maart 2013

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 maart 2013.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

JO

97,3

MA

76,6

TN

101,2

TR

125,0

ZZ

100,0

0707 00 05

JO

194,1

MA

152,2

TR

162,7

ZZ

169,7

0709 91 00

EG

76,0

ZZ

76,0

0709 93 10

MA

44,1

TR

104,5

ZZ

74,3

0805 10 20

EG

52,0

IL

70,1

MA

66,7

TN

67,5

TR

68,5

ZZ

65,0

0805 50 10

TR

81,1

ZZ

81,1

0808 10 80

AR

116,3

BR

92,6

CL

132,0

CN

76,6

MK

32,3

US

168,3

ZA

101,5

ZZ

102,8

0808 30 90

AR

109,0

CL

119,8

CN

85,7

TR

171,6

US

194,3

ZA

99,4

ZZ

130,0


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


AANBEVELINGEN

21.3.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 79/29


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 12 maart 2013

om de verkiezingen voor het Europees Parlement democratischer en efficiënter te laten verlopen

(2013/142/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 292,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 10, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie bepaalt dat de burgers op het niveau van de Unie rechtstreeks worden vertegenwoordigd in het Europees Parlement. Dit draagt ertoe bij dat democratische controle en verantwoordelijkheid plaatsvinden op het niveau waarop de beslissingen worden genomen.

(2)

Artikel 10, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie bepaalt dat iedere burger het recht heeft om aan het democratisch bestel van de Unie deel te nemen en dat de besluitvorming plaatsvindt op een zo open mogelijke wijze, en zo dicht bij de burgers als mogelijk is.

(3)

Het Verdrag van Lissabon versterkt de rol van de burgers van de Unie als politieke actoren door te zorgen voor een sterke koppeling tussen de burgers, de uitoefening van hun politieke rechten en het democratisch bestel van de Unie.

(4)

Gezien de maatregelen die op EU-niveau nodig zijn om de financiële en staatsschuldcrisis aan te pakken, is het bijzonder belangrijk de democratische legitimiteit van het besluitvormingsproces van de EU te versterken en het systeem dichter bij de burgers van de Unie te brengen.

(5)

In de mededeling van de Commissie van 28 november 2012 getiteld „Blauwdruk voor een hechte economische en monetaire unie — Aanzet tot een Europees debat” (1) werd onderstreept dat elke hervorming van de Europese Unie een versterking moet meebrengen van de democratische legitimiteit en de verantwoordingsplicht.

(6)

Artikel 10, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 12, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie kennen de politieke partijen op Europees niveau een centrale rol toe door erop te wijzen dat zij bijdragen tot de vorming van een Europees politiek bewustzijn en tot de uiting van de wil van de burgers van de Unie.

(7)

Om Europese politieke partijen in staat te stellen hun opdracht optimaal te vervullen, heeft de Commissie op 12 september 2012 een voorstel ingediend voor een verordening betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen (2). Dit voorstel heeft als doel Europese politieke partijen een duidelijker status te geven en een flexibeler, transparanter en efficiënter financieringskader te bieden. De Commissie heeft ook voorgesteld Europese politieke partijen te verplichten om bij de verkiezingen voor het Europees Parlement alle passende maatregelen te nemen om de burgers van de Unie in te lichten over de banden tussen de nationale politieke partijen en de Europese politieke partijen. Wanneer de nieuwe verordening wordt aangenomen, komt zij in de plaats van Verordening (EG) nr. 2004/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het statuut en de financiering van politieke partijen op Europees niveau (3).

(8)

Als de banden tussen de nationale partijen waarop de burgers van de Unie hun stem uitbrengen en de Europese politieke partijen waarbij de nationale partijen zijn aangesloten, transparant worden, zullen Europese politieke partijen de wil van de burgers van de Unie directer tot uitdrukking kunnen brengen en zal de besluitvorming in de Unie beduidend transparanter worden.

(9)

Meer transparantie bij de verkiezingen voor het Europees Parlement zal duidelijker maken dat de rol en bevoegdheden van het Europees Parlement in het kader van het Verdrag van Lissabon zijn versterkt. Voor verdere institutionele integratie moeten de burgers van de Unie nauwer worden betrokken bij het democratisch proces van de Europese Unie.

(10)

Extra maatregelen zouden de zichtbaarheid van de Europese politieke partijen tijdens het hele verkiezingsproces vergroten, vanaf de campagne tot aan het uitbrengen van de stemmen, en deze in staat stellen de kloof tussen de politiek en de burgers te dichten, ter aanvulling van de informatieverplichting voor Europese politieke partijen waarin het voorstel van de Commissie betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen voorziet.

(11)

In een aantal lidstaten is het al een vaste praktijk van sommige of alle nationale partijen om op het stembiljet voor de verkiezingen van het Europees Parlement aan te duiden bij welke Europese politieke partij zij zijn aangesloten. Om ervoor te zorgen dat de Europese politieke partijen tijdens het hele Europese verkiezingsproces zichtbaar zijn, is het van belang dat alle lidstaten bevorderen dat de kiezer wordt duidelijk gemaakt bij Europese politieke partij de nationale partijen zijn aangesloten. Teneinde de verkiezingen voor het Europees Parlement transparanter te maken en zowel de verantwoordingsplicht van de politieke partijen die aan het Europese verkiezingsproces deelnemen als het vertrouwen van de kiezers in dit proces te versterken, moeten de nationale partijen in de aanloop naar de verkiezingen openbaar maken bij welke Europese politieke partij zij zijn aangesloten. Naast partijevenementen, zoals congressen, zijn de verkiezingscampagnes van de nationale partijen het meest geschikte en efficiënte middel om deze banden bekend te maken en daaraan een grote zichtbaarheid te verlenen.

(12)

Bij Besluit nr. 1093/2012/EU van het Europees Parlement en de Raad (4) werd 2013 uitgeroepen tot Europees Jaar van de burger. Een belangrijke stap in het kader van dit jaar bestaat erin de burgers meer macht te geven bij de verkiezingen voor het Europees Parlement.

(13)

Sinds het Verdrag van Lissabon wordt de voorzitter van de Commissie gekozen door het Europees Parlement volgens de procedure van artikel 17, lid 7, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en rekening houdend met de regeling van Verklaring nr. 11 bij het Verdrag van Lissabon. Deze procedures vereisen dat rekening wordt gehouden met de verkiezingen voor het Europees Parlement en dat het Europees Parlement en de Europese Raad voor de verkiezing van de voorzitter van de Commissie de nodige raadplegingen verrichten. Deze bepalingen weerspiegelen derhalve de grotere rol van het Europees Parlement bij de verkiezing van de voorzitter van de Commissie en het belang van het resultaat van de verkiezingen voor het Europees Parlement voor dit proces.

(14)

In zijn resolutie van 22 november 2012 over de verkiezingen van het Europees Parlement in 2014 (5) heeft het Europees Parlement er bij de Europese politieke partijen op aangedrongen kandidaten voor te dragen voor het voorzitterschap van de Commissie en erop gewezen dat het van deze kandidaten verwacht dat ze een leidende rol spelen in de verkiezingscampagne voor het Parlement, met name door hun programma persoonlijk in alle lidstaten van de Unie te presenteren. Deze resolutie onderstreept nog eens de grotere rol die de verkiezingen voor het Europees Parlement spelen bij de verkiezing van de voorzitter van de Commissie.

(15)

In haar mededeling van 28 november 2012 over een „Blauwdruk voor een hechte economische en monetaire unie — Aanzet tot een Europees debat” heeft de Commissie benadrukt dat het voor de totstandkoming van een echt Europees politiek bestel van groot belang is dat de politieke partijen bij de verkiezingen voor het Europees Parlement van 2014 kandidaten voor het Commissievoorzitterschap voordragen.

(16)

De burgers van de Unie moeten er dan ook beter over worden geïnformeerd dat hun stem bij het verkiezen van de Commissievoorzitter een sleutelrol speelt en welke kandidaten voor die functie worden gesteund door de partijen waarop zij kunnen stemmen bij de verkiezingen voor het Europees Parlement.

(17)

Mochten Europese politieke partijen en nationale partijen in het kader van de Europese verkiezingen hun kandidaat voor het ambt van voorzitter van de Commissie bekendmaken, samen met diens programma, dan zou concreet en zichtbaar worden wat het verband is tussen de individuele stem van een burger van de Unie voor een politieke partij bij de Europese verkiezingen en de door die partij gesteunde kandidaat voor het voorzitterschap van de Commissie. Dit moet de legitimiteit van het voorzitterschap van de Commissie ten goede komen, voor een grotere verantwoordingsplicht van de Commissie ten opzichte van het Europees Parlement en de Europese kiezer zorgen en, meer algemeen, de democratische legitimiteit van het hele besluitvormingsproces in de Unie bevorderen. Politieke uitzendingen helpen de kiezers om geïnformeerde keuzes te maken. Daarom is het passend dat de nationale politieke partijen dit middel ook gebruiken om bekend te maken welke kandidaat voor het voorzitterschap van de Commissie zij steunen, samen met het programma van die kandidaat.

(18)

De verkiezingen voor het Europees Parlement vinden thans plaats gedurende een aantal dagen, aangezien zij niet in alle lidstaten op dezelfde dag worden gehouden. Een gemeenschappelijke Europese verkiezingsdag, met stembureaus die op hetzelfde tijdstip worden gesloten, zou de gemeenschappelijke deelname van de burgers in de hele Unie beter tot uitdrukking brengen en past dan ook bij de representatieve democratie waarop de EU is gegrondvest.

(19)

Burgers van de Unie hebben actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement in de lidstaat waar zij verblijven, overeenkomstig artikel 22, lid 2, VWEU, dat is uitgevoerd door Richtlijn 93/109/EG van de Raad van 6 december 1993 tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een lidstaat waarvan zij geen onderdaan zijn (6).

(20)

Bij Richtlijn 93/109/EG is een mechanisme voor informatie-uitwisseling ingesteld dat tot doel heeft ervoor te zorgen dat burgers hun actief en passief kiesrecht niet in meer dan een lidstaat uitoefenen bij dezelfde verkiezingen.

(21)

In een aantal verslagen van de Commissie over de toepassing van Richtlijn 93/109/EG in de loop van de jaren (7), en onlangs nog in het verslag van 2010 betreffende de evaluatie van de Europese verkiezingen van 2009 (8), zijn een aantal tekortkomingen aan het licht gekomen in de werking van het mechanisme ter voorkoming van de meervoudige uitoefening van het actief en passief kiesrecht. Deze tekortkomingen zijn voornamelijk te wijten aan de ontoereikende persoonsgegevens die de lidstaten van verblijf in het kader van de richtlijn meedelen aan de lidstaten van herkomst van EU-burgers. De tekortkomingen zijn ook te wijten aan de verschillen in de verkiezingskalenders van de lidstaten. Bijgevolg konden grote aantallen EU-burgers die waren ingeschreven op de kieslijsten van hun lidstaat van verblijf, niet worden geïdentificeerd in hun lidstaat van herkomst.

(22)

Met maatregelen die zijn gebaseerd op uitgebreid overleg met deskundigen uit de lidstaten en op goede praktijken die in dit verband werden geconstateerd, kunnen sommige van deze tekortkomingen doeltreffend worden aangepakt om ervoor te zorgen dat het mechanisme bij de Europese verkiezingen van 2014 beter werkt en om de administratieve lasten voor de nationale autoriteiten te verlichten.

(23)

De meeste lidstaten hebben al één enkele contactautoriteit voor de uitwisseling van gegevens over kiezers en kandidaten opgezet in het kader van Richtlijn 93/109/EG. Het hele mechanisme zou efficiënter worden, indien alle lidstaten een dergelijke autoriteit zouden opzetten.

(24)

De datum waarop de kieslijsten worden afgesloten, verschilt sterk per lidstaat, variërend van twee maanden tot vijf dagen vóór de verkiezingsdag. Het mechanisme zou doeltreffender worden wanneer de lidstaten, rekening houdend met het tijdschema van het verkiezingsproces in de andere lidstaten, de gegevens over de kiezers zouden doorgeven op een moment waarop het krachtens de nationale regelingen van de respectieve lidstaten van herkomst nog mogelijk is om de nodige maatregelen te nemen. Verscheidene andere technische aspecten van de doorgifte van gegevens kunnen worden verbeterd teneinde het mechanisme doeltreffender te maken. Het gaat onder meer om het gebruik van een gemeenschappelijk elektronisch formaat en een gemeenschappelijke tekenset, de wijze van doorgifte en de encryptiemethode waarmee een passend niveau van bescherming van persoonsgegevens wordt gewaarborgd.

(25)

Als de lidstaten van verblijf een aantal extra persoonsgegevens over kiezers zouden moeten meedelen, die niet uitdrukkelijk vereist zijn op grond van Richtlijn 93/109/EG, zouden de lidstaten van herkomst hun onderdanen efficiënter op de kieslijsten kunnen identificeren. De persoonsgegevens die noodzakelijk zijn om het mechanisme doeltreffend te laten werken, verschillen sterk per lidstaat.

(26)

Elke verwerking van persoonsgegevens in het kader van het mechanisme voor informatie-uitwisseling moet in overeenstemming zijn met de nationale wetgeving tot omzetting van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (9).

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

DEMOCRATISCH VERLOOP VAN DE VERKIEZINGEN

Voorlichting van kiezers over banden tussen nationale partijen en Europese politieke partijen bevorderen

1.

De lidstaten dienen de voorlichting van de kiezers over de banden tussen nationale partijen en Europese politieke partijen, vóór en tijdens de verkiezingen voor het Europees Parlement, te bevorderen, onder meer door toe te staan en aan te moedigen dat op de stembiljetten voor die verkiezingen wordt vermeld welke partijen met elkaar verbonden zijn.

Voorlichting van kiezers over de banden tussen nationale partijen en Europese politieke partijen

2.

Nationale politieke partijen die deelnemen aan de verkiezingen voor het Europees Parlement, dienen in de aanloop naar de verkiezingen openbaar te maken bij welke Europese politieke partijen zij zijn aangesloten. Nationale politieke partijen dienen in alle campagnemateriaal, mededelingen en politieke uitzendingen duidelijk aan te geven bij welke Europese politieke partijen zij zijn aangesloten.

Steun voor een kandidaat voor het voorzitterschap van de Europese Commissie

3.

Europese en nationale politieke partijen dienen in de aanloop naar de verkiezingen voor het Europees Parlement bekend te maken welke kandidaat voor het voorzitterschap van de Europese Commissie zij steunen en hoe diens programma eruitziet.

Nationale politieke partijen dienen ervoor te zorgen dat hun politieke uitzendingen met het oog op de verkiezingen voor het Europees Parlement ook worden gebruikt om de burgers te informeren over de kandidaat voor het voorzitterschap van de Europese Commissie die zij steunen en over het programma van die kandidaat.

Gemeenschappelijke verkiezingsdag

4.

De lidstaten dienen een gemeenschappelijke dag voor de verkiezingen voor het Europees Parlement overeen te komen, waarop de stembureaus op hetzelfde tijdstip worden gesloten.

EFFICIËNT VERLOOP VAN DE VERKIEZINGEN

Eén enkele contactautoriteit

5.

Voor de toepassing van artikel 13 van Richtlijn 93/109/EG dienen de lidstaten één enkele contactautoriteit op te zetten die belast is met de uitwisseling van gegevens over kiezers.

Doorgifte van gegevens

6.

De lidstaten dienen zoveel mogelijk rekening te houden met elkaars verkiezingsregelingen, in de zin dat de lidstaat van verblijf de gegevens over kiezers tijdig doorgeeft, zodat de respectieve lidstaat van herkomst nog de nodige maatregelen kan treffen.

Aanvullende gegevens met het oog op efficiëntere identificatie

7.

De lidstaten van verblijf worden aangemoedigd om, naast de persoonsgegevens als bedoeld in artikel 9 van Richtlijn 93/109/EG, alle relevante persoonsgegevens door te geven die noodzakelijk kunnen zijn voor de identificatie van de kiezers door de autoriteiten van hun lidstaat van herkomst.

Technische middelen voor veilige en efficiënte doorgifte van gegevens

8.

Voor de uitwisseling van de gegevens als bedoeld in artikel 13 van Richtlijn 93/109/EG dienen de lidstaten een uniform en beveiligd elektronisch middel te gebruiken, zoals beschreven in de bijlage. De lidstaten dienen de gegevens per lidstaat van herkomst in één pakket door te geven, met in een later stadium een extra doorgifte voor eventuele aanvullingen.

Deze aanbeveling is gericht tot de lidstaten en tot de Europese en nationale politieke partijen.

Gedaan te Brussel, 12 maart 2013.

Voor de Commissie

Viviane REDING

Vicevoorzitter


(1)  COM(2012) 777 final/2.

(2)  COM(2012) 499 final.

(3)  PB L 297 van 15.11.2003, blz. 1.

(4)  PB L 325 van 23.11.2012, blz. 1.

(5)  Resolutie van het Europees Parlement van 22 november 2012 over de verkiezingen van het Europees Parlement in 2014 (2012/2829(RSP))

(6)  PB L 329 van 30.12.1993, blz. 34.

(7)  COM(97) 731 final, COM(2000) 843 final, COM(2006) 790 final.

(8)  COM(2010) 605 final.

(9)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.


BIJLAGE

Nadere technische voorschriften voor de toepassing van artikel 13 van Richtlijn 93/109/EG

1.

Voor de uitwisseling van de gegevens als bedoeld in artikel 13 van Richtlijn 93/109/EG dienen de lidstaten bestanden met het Extensible Markup Language format („XML”) te gebruiken. Deze XML-bestanden dienen uitsluitend via een beveiligd elektronisch middel te worden doorgegeven.

2.

De lidstaten dienen het Universal Character Set Transformation Format-8-bit (UTF-8) te gebruiken om gegevens over kiezers te registreren en door te geven via het mechanisme voor informatie-uitwisseling.

3.

De lidstaten dienen de W3C XML Encryption Syntax and Processing recommendation toe te passen, waarbij een openbare sleutel en een private sleutel worden uitgewisseld, om een passend niveau van bescherming van de doorgegeven persoonsgegevens te waarborgen.


Rectificaties

21.3.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 79/33


Rectificatie van Verordening (EG) nr. 839/2008 van de Commissie van 31 juli 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de bijlagen II, III en IV met maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op bepaalde producten

( Publicatieblad van de Europese Unie L 234 van 30 augustus 2008 )

Bladzijde 46, bijlage, punt 1, onder a), tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005, kolom (5) betreffende pymetrozine:

a)

de rij betreffende codenummer 0600000:

in plaats van:

„0,1 (*)”,

te lezen:

„”;

b)

de rij betreffende codenummer 0610000:

in plaats van:

„”,

te lezen:

„0,1 (*)”.


21.3.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 79/34


Rectificatie van Verordening (EU) nr. 524/2011 van de Commissie van 26 mei 2011 tot wijziging van de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumresidugehalten voor bifenyl, deltamethrin, ethofumesaat, isopyrazam, propiconazool, pymetrozine, pyrimethanil en tebuconazool in of op bepaalde producten

( Publicatieblad van de Europese Unie L 142 van 28 mei 2011 )

1.

Bladzijde 15, bijlage, punt 1), tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 396/2005, kolom (6) betreffende pymetrozine:

a)

de rij betreffende codenummer 0600000:

in plaats van:

„0,1 (*)”

te lezen:

„”;

b)

de rij betreffende codenummer 0610000:

in plaats van:

„”

te lezen:

„0,1 (*)”.

2.

Bladzijde 53, bijlage, punt 2), onder b), i), tot wijziging van deel B van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 396/2005, kolom (6) betreffende pymetrozine:

a)

de rij betreffende codenummer 0630000:

in plaats van:

„0,1 (*)”

te lezen:

„”;

b)

de rij betreffende codenummer 0631000:

in plaats van:

„0,1 (*)”

te lezen:

„5”;

c)

de rij betreffende codenummer 0631010:

in plaats van:

„0,1 (*)”

te lezen:

„5”;

d)

de rij betreffende codenummer 0631020:

in plaats van:

„0,1 (*)”

te lezen:

„5”;

e)

de rij betreffende codenummer 0631030:

in plaats van:

„0,1 (*)”

te lezen:

„5”;

f)

de rij betreffende codenummer 0631040:

in plaats van:

„0,1 (*)”

te lezen:

„5”;

g)

de rij betreffende codenummer 0631050:

in plaats van:

„0,1 (*)”

te lezen:

„5”;

h)

de rij betreffende codenummer 0631990:

in plaats van:

„0,1 (*)”

te lezen:

„5”;

i)

de rij betreffende codenummer 0632000:

in plaats van:

„0,1 (*)”

te lezen:

„5”;

j)

de rij betreffende codenummer 0632010:

in plaats van:

„0,1 (*)”

te lezen:

„5”;

k)

de rij betreffende codenummer 0632020:

in plaats van:

„0,1 (*)”

te lezen:

„5”;

l)

de rij betreffende codenummer 0632030:

in plaats van:

„0,1 (*)”

te lezen:

„5”;

m)

de rij betreffende codenummer 0632990:

in plaats van:

„0,1 (*)”

te lezen:

„5”;

n)

de rij betreffende codenummer 0633000:

in plaats van:

„0,1 (*)”

te lezen:

„5”;

o)

de rij betreffende codenummer 0633010:

in plaats van:

„0,1 (*)”

te lezen:

„5”;

p)

de rij betreffende codenummer 0633020:

in plaats van:

„0,1 (*)”

te lezen:

„5”;

q)

de rij betreffende codenummer 0633990:

in plaats van:

„0,1 (*)”

te lezen:

„5”.


21.3.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 79/36


Rectificatie van Richtlijn 2004/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (elektromagnetische velden) (achttiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)

( Publicatieblad van de Europese Unie L 159 van 30 april 2004 , gerectificeerd in Publicatieblad van de Europese Unie L 184 van 24 mei 2004 )

Bladzijde 9, bijlage, punt B, tweede alinea van opmerking 4 van tabel 2:

in plaats van:

„Voor frequenties tussen 100 kHz en 10 MHz worden de piekactiewaarden voor de veldsterkten berekend door de desbetreffende rms-waarden te vermenigvuldigen met 10, waarin Formula, f in Hz.”

te lezen:

„Voor frequenties tussen 100 kHz en 10 MHz worden de piekactiewaarden voor de veldsterkten berekend door de desbetreffende rms-waarden te vermenigvuldigen met 10a , waarin Formula, f in Hz.”.