ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2012.251.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 251

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

55e jaargang
18 september 2012


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 826/2012 van de Commissie van 29 juni 2012 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 236/2012 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de technische reguleringsnormen inzake de meldings- en openbaarmakingsvereisten met betrekking tot netto shortposities, de bijzonderheden van de aan de Europese Autoriteit voor effecten en markten te verstrekken informatie over netto shortposities en de methode voor het berekenen van de omzet om te bepalen welke aandelen zijn vrijgesteld ( 1 )

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 827/2012 van de Commissie van 29 juni 2012 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot de manier waarop netto shortposities in aandelen openbaar mogen worden gemaakt, de vorm van de aan de Europese Autoriteit voor effecten en markten te verstrekken informatie over netto shortposities, de soorten overeenkomsten, regelingen en maatregelen die er adequaat voor zorgen dat aandelen of overheidsschuldinstrumenten voor afwikkeling beschikbaar zijn, alsmede de datum van en de in aanmerking te nemen periode bij de bepaling van het belangrijkste handelsplatform van een aandeel, als bedoeld in Verordening (EU) nr. 236/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende short selling en bepaalde aspecten van kredietverzuimswaps ( 1 )

11

 

*

Verordening (EU) nr. 828/2012 van de Commissie van 14 september 2012 tot vaststelling van een verbod op de visserij op grenadiervis in de EU-wateren en internationale wateren van Vb, VI, VII door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

19

 

*

Verordening (EU) nr. 829/2012 van de Commissie van 14 september 2012 tot vaststelling van een verbod op de visserij op grenadiervis in de EU-wateren en internationale wateren van VIII, IX, X, XII en XIV door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

21

 

*

Verordening (EU) nr. 830/2012 van de Commissie van 14 september 2012 tot vaststelling van een verbod op de visserij op Atlantische zalm in de EU-wateren van de deelsectoren 22-31 (de Oostzee met uitzondering van de Finse Golf) door vaartuigen die de vlag van Finland voeren

23

 

*

Verordening (EU) nr. 831/2012 van de Commissie van 14 september 2012 tot vaststelling van een verbod op de visserij op heek in de EU-wateren van de gebieden IIa en IV door vaartuigen die de vlag van Nederland voeren

25

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 832/2012 van de Commissie van 17 september 2012 tot verlening van een vergunning voor een preparaat van ammoniumchloride als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestlammeren (vergunninghouder Latochema Co Ltd) ( 1 )

27

 

*

Verordening (EU) nr. 833/2012 van de Commissie van 17 september 2012 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaalde aluminiumfolie op rollen van oorsprong uit de Volksrepubliek China

29

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 834/2012 van de Commissie van 17 september 2012 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

47

 

 

BESLUITEN

 

 

2012/504/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 17 september 2012 betreffende Eurostat

49

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

18.9.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 251/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 826/2012 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2012

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 236/2012 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de technische reguleringsnormen inzake de meldings- en openbaarmakingsvereisten met betrekking tot netto shortposities, de bijzonderheden van de aan de Europese Autoriteit voor effecten en markten te verstrekken informatie over netto shortposities en de methode voor het berekenen van de omzet om te bepalen welke aandelen zijn vrijgesteld

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 236/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 betreffende short selling en bepaalde aspecten van kredietverzuimswaps (1), en met name artikel 9, lid 5, artikel 11, lid 3, en artikel 16, lid 3,

Na raadpleging van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Deze verordening beoogt een eenvormige regeling vast te stellen voor de indiening van meldingen en informatie door beleggers bij de nationale bevoegde autoriteiten of door deze bevoegde autoriteiten bij de Europese Autoriteit voor effecten en markten (European Securities and Markets Authority, hierna „ESMA”). Daar ook de berekening van de omzet om te bepalen welke aandelen zijn vrijgesteld, nauw samenhangt met de verstrekking van informatie over aandelen waarvan het belangrijkste handelsplatform in de Unie gelegen is, dient deze eveneens door de verordening te worden bestreken. Om de samenhang te garanderen tussen deze bepalingen, die op hetzelfde moment in werking moeten treden, en om de aan deze verplichtingen onderworpen personen een volledig beeld van en een compacte toegang tot deze bepalingen te bieden, is het wenselijk alle bij Verordening (EU) nr. 236/2012 vereiste technische reguleringsnormen in één enkele verordening samen te brengen.

(2)

Voor de meldingen van netto shortposities in aandelen, overheidsschuld en ongedekte kredietverzuimswaps op overheidsschuld en voor de openbaarmaking van aanmerkelijke netto shortposities in aandelen dienen eenvormige regels betreffende de bijzonderheden van de te verstrekken informatie te worden vastgesteld welke onder meer in een bij de melding te hanteren gemeenschappelijk standaardmodel voorzien, teneinde in de gehele Unie een consequente toepassing van de meldingsvereisten te garanderen, een efficiënt rapportageproces in de hand te werken en vergelijkbare informatie openbaar te maken.

(3)

Om een juiste identificatie van de positiehouders te verzekeren, dient een melding een code ter aanvulling van de naam van de positiehouder te bevatten, voor zover deze code beschikbaar is. Totdat één enkele, solide en officieel vaststaande mondiale code voor de identificatie van juridische entiteiten beschikbaar is, dient te worden vertrouwd op voor sommige positiehouders bestaande codes, zoals de bankidentificatiecode.

(4)

Voor het vervullen van haar taken uit hoofde van deze verordening en Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) (2) moet de ESMA op kwartaalbasis van de bevoegde autoriteiten informatie ontvangen over meldingen van netto shortposities in aandelen, overheidsschuld en ongedekte kredietverzuimswaps op overheidsschuld alsook, op haar verzoek, aanvullende informatie over netto shortposities.

(5)

Teneinde een efficiënt gebruik van deze informatie mogelijk te maken, met name met het oog op de verwezenlijking van de doelstelling om de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten en de stabiliteit van het financiële systeem in de Unie te waarborgen, dient de driemaandelijkse informatie gestandaardiseerd, stabiel in de tijd en voldoende fijnmazig, in de vorm van een aantal dagelijks geaggregeerde gegevens te zijn, opdat de ESMA deze kan verwerken en tevens onderzoeken en analyses kan uitvoeren.

(6)

De ESMA verkeert niet in de positie om van tevoren te bepalen welke specifieke informatie zij van een bevoegde autoriteit kan verlangen, omdat slechts per geval kan worden uitgemaakt welke informatie is vereist en omdat deze informatie inlichtingen van diverse aard kan omvatten, zoals individuele of geaggregeerde gegevens over de netto shortposities of ongedekte posities in kredietverzuimswaps. Niettemin is het belangrijk te bepalen welke algemene informatie ter zake dient te worden verstrekt.

(7)

Voor het berekenen van de omzet op handelsplatformen zowel binnen als buiten de Unie teneinde het belangrijkste handelsplatform voor een aandeel te bepalen, dient elke relevante bevoegde autoriteit uit te maken welke informatiebronnen relevant zijn voor het bepalen en meten van de handel in een bepaald aandeel. Thans zijn er noch geharmoniseerde Unievereisten voor de rapportage van transacties in aandelen die alleen tot de handel op multilaterale handelsfaciliteiten zijn toegelaten, noch internationale normen voor statistieken voor de handel in individuele aandelen op handelsplatformen voorhanden waaruit relevante variaties kunnen blijken. Het is derhalve noodzakelijk, de bevoegde autoriteiten enige flexibiliteit toe te staan bij de uitvoering van deze berekening.

(8)

Ter verzekering van de consistentie dient de toepassingsdatum van deze verordening gelijk te zijn aan die van Verordening (EU) nr. 236/2012. Om natuurlijke en rechtspersonen evenwel voldoende tijd te gunnen voor de verwerking van de in artikel 16 van Verordening (EU) nr. 236/2012 bedoelde lijst van vrijgestelde aandelen, dienen de opstelling van deze lijst en de daaropvolgende bekendmaking ervan op de website van de ESMA ver genoeg vóór de toepassingsdatum van Verordening (EU) nr. 236/2012 plaats te vinden. De vastgestelde methode voor het berekenen van de omzet om het belangrijkste handelsplatform van een aandeel te bepalen, dient daarom van toepassing te zijn vanaf de datum waarop deze verordening in werking treedt.

(9)

Daar in Verordening (EU) nr. 236/2012 wordt erkend dat bindende technische normen moeten worden vastgesteld voordat die verordening daadwerkelijk kan worden toegepast en aangezien het van essentieel belang is om vóór 1 november 2012 de vereiste niet-essentiële elementen vast te stellen die de naleving van genoemde verordening door de marktdeelnemers en de handhaving daarvan door de bevoegde autoriteiten moeten vergemakkelijken, is het noodzakelijk dat deze verordening in werking treedt op de dag na die van de bekendmaking ervan.

(10)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de ESMA aan de Commissie heeft voorgelegd.

(11)

De ESMA heeft openbare raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, heeft de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en heeft de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden technische reguleringsnormen vastgesteld met het oog op de specificatie van het volgende:

a)

de in artikel 9, lid 5, van Verordening (EU) nr. 236/2012 bedoelde bijzonderheden van de informatie over netto shortposities welke door een natuurlijke of rechtspersoon aan de bevoegde autoriteiten moet worden verstrekt en openbaar moet worden gemaakt;

b)

de in artikel 11, lid 3, van Verordening (EU) nr. 236/2012 bedoelde bijzonderheden van de informatie die door de bevoegde autoriteit aan de Europese Autoriteit voor effecten en markten ( hierna „ESMA”) moet worden verstrekt;

c)

de in artikel 16, lid 3, van Verordening (EU) nr. 236/2012 bedoelde methode voor het berekenen van de omzet om het belangrijkste handelsplatform van een aandeel te bepalen.

HOOFDSTUK II

BIJZONDERHEDEN VAN DE INFORMATIE OVER TE MELDEN EN OPENBAAR TE MAKEN NETTO SHORTPOSITIES

(ARTIKEL 9 VAN VERORDENING (EU) Nr. 236/2012)

Artikel 2

Melding aan de bevoegde autoriteiten van netto shortposities in aandelen, overheidsschuld en ongedekte kredietverzuimswaps op overheidsschuld

1.   Een melding uit hoofde van artikel 5, lid 1, artikel 7, lid 1, of artikel 8 van Verordening (EU) nr. 236/2012 bevat de in tabel 1 van bijlage I bij deze verordening vastgestelde informatie.

Bij de melding wordt gebruikgemaakt van een door de relevante bevoegde autoriteit verstrekt formulier dat de in bijlage II vastgestelde vorm heeft.

2.   Wanneer de bevoegde autoriteit beschikt over veilige systemen die een volledige identificatie van de meldende persoon en de positiehouder mogelijk maken en die alle in de velden 1 tot en met 7 van tabel 1 van bijlage I vastgestelde informatie bevatten, mogen de overeenkomstige velden van het meldingsformulier open worden gelaten.

3.   Een natuurlijke of rechtspersoon die een in lid 1 bedoelde melding heeft ingediend die een fout bevat, zendt zodra hij zich van de fout bewust wordt de relevante bevoegde autoriteit een annulering toe.

Bij de annulering wordt gebruikgemaakt van een door deze bevoegde autoriteit verstrekt formulier dat de in bijlage III vastgestelde vorm heeft.

De betrokken natuurlijke of rechtspersoon dient, indien nodig, overeenkomstig de leden 1 en 2 een nieuwe melding in.

Artikel 3

Openbaarmaking van informatie over netto shortposities in aandelen

Een openbaarmaking van een netto shortpositie in aandelen die overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) nr. 236/2012 een relevante openbaarmakingsdrempel bereikt, dan wel, na deze drempel te hebben bereikt, deze vervolgens onderschrijdt, bevat de in tabel 2 van bijlage I bij deze verordening vastgestelde informatie.

HOOFDSTUK III

BIJZONDERHEDEN VAN DE AAN DE ESMA TE VERSTREKKEN INFORMATIE OVER NETTO SHORTPOSITIES

(ARTIKEL 11 VAN VERORDENING (EU) Nr. 236/2012)

Artikel 4

Periodieke informatie

Overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) nr. 236/2012 verstrekken de bevoegde autoriteiten de ESMA de volgende informatie op kwartaalbasis:

a)

de dagelijks geaggregeerde netto shortpositie in elk individueel aandeel in de voornaamste nationale aandelenindex als bepaald door de relevante bevoegde autoriteit;

b)

de aan het kwartaaleinde geaggregeerde netto shortpositie in elk individueel aandeel dat niet in de onder a) bedoelde index voorkomt;

c)

de dagelijks geaggregeerde netto shortpositie jegens elke individuele overheidsemittent;

d)

in voorkomend geval, de dagelijks geaggregeerde ongedekte posities in kredietverzuimswaps van een overheidsemittent.

Artikel 5

Informatie op verzoek

Informatie die overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) nr. 236/2012 op ad-hocbasis door een relevante bevoegde autoriteit moet worden verstrekt, bevat alle door de ESMA gespecificeerde verlangde informatie die de bevoegde autoriteit niet eerder overeenkomstig artikel 4 van deze verordening heeft ingediend.

HOOFDSTUK IV

METHODE VOOR HET BEREKENEN VAN DE OMZET OM HET BELANGRIJKSTE HANDELSPLATFORM VAN EEN AANDEEL TE BEPALEN

(ARTIKEL 16 VAN VERORDENING (EU) Nr. 236/2012)

Artikel 6

Berekening van de omzet om het belangrijkste handelsplatform van een aandeel te bepalen

1.   Bij het berekenen van de omzet uit hoofde van artikel 16 van Verordening (EU) nr. 236/2012 maakt een relevante bevoegde autoriteit gebruik van de beste beschikbare informatie, die de volgende informatie kan omvatten:

a)

publiekelijk beschikbare informatie;

b)

transactiegegevens verkregen uit hoofde van artikel 25, lid 3, van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad (3);

c)

informatie afkomstig van handelsplatformen waar het betrokken aandeel wordt verhandeld;

d)

informatie verstrekt door een andere bevoegde autoriteit, met inbegrip van een bevoegde autoriteit van een derde land;

e)

door de emittent van het betrokken aandeel verstrekte informatie;

f)

informatie afkomstig van derden, met inbegrip van aanbieders van gegevens.

2.   Bij de bepaling wat de beste beschikbare informatie is, draagt een relevante bevoegde autoriteit, voor zover redelijkerwijze mogelijk, ervoor zorg dat:

a)

zij bij voorkeur publiekelijk beschikbare informatie gebruikt in plaats van andere informatiebronnen;

b)

de informatie alle handelssessies tijdens de betrokken periode bestrijkt, ongeacht of het aandeel tijdens alle sessies is verhandeld;

c)

transacties waarover gegevens zijn ontvangen en die in de berekeningen zijn opgenomen, slechts eenmaal worden meegeteld;

d)

via een handelsplatform gemelde, maar buiten het platform om uitgevoerde transacties niet worden meegeteld.

3.   De omzet van een aandeel op een handelsplatform wordt geacht gelijk te zijn aan nul wanneer het aandeel niet langer tot de handel op dat handelsplatform is toegelaten, ook al was het aandeel tijdens de betrokken berekeningsperiode tot de handel op het handelsplatform toegelaten.

HOOFDSTUK V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 7

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 1 november 2012, behalve artikel 6, dat van toepassing is vanaf de in de eerste alinea bedoelde datum.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 86 van 24.3.2012, blz. 1.

(2)  PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84.

(3)  PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1.


BIJLAGE I

TABEL 1

Lijst van velden voor meldingsdoeleinden (artikel 2)

Veldnaam

Beschrijving

1.

Positiehouder

Voor natuurlijke personen: voor- en achternaam

Voor rechtspersonen: volledige naam met de rechtsvorm als vermeld in het register waarin de rechtspersoon is ingeschreven, indien van toepassing

2.

Rechtspersoon-identificatiecode

Bankidentificatiecode, indien beschikbaar

3.

Adres van de positiehouder

Volledig adres (bv. straat, straatnummer, postcode, stad, deelstaat/provincie) en land

4.

Contactgegevens van de positiehouder

Telefoonnummer, faxnummer (indien beschikbaar) en e-mailadres

5.

Meldende persoon

Voor natuurlijke personen: voor- en achternaam

Voor rechtspersonen: volledige naam met de rechtsvorm als vermeld in het register waarin de rechtspersoon is ingeschreven, indien van toepassing

6.

Adres van de meldende persoon

Volledig adres (bv. straat, straatnummer, postcode, stad, deelstaat/provincie) en land, indien verschillend van het adres van de positiehouder

7.

Contactgegevens van de meldende persoon

Telefoonnummer, faxnummer (indien beschikbaar) en e-mailadres, indien verschillend van deze van de positiehouder

8.

Meldingsdatum

Datum van indiening van de melding in overeenstemming met ISO-norm 8601:2004 (jjjj-mm-dd)

9.

Identificatie van de emittent

Voor aandelen: volledige naam van de onderneming waarvan aandelen tot de handel op een handelsplatform zijn toegelaten

Voor overheidsschuld: volledige naam van de emittent

Voor ongedekte kredietverzuimswaps op overheidsschuld: volledige naam van de onderliggende overheidsemittent

10.

ISIN

Alleen voor aandelen: het ISIN van de hoofdklasse van gewone aandelen van de emittent. Indien er geen gewone aandelen tot de handel zijn toegelaten, het ISIN van de klasse van preferente aandelen (of van de hoofdklasse van preferente aandelen die tot de handel zijn toegelaten ingeval er meerdere klassen van dergelijke aandelen zijn)

11.

Landcode

Tweelettercode voor het land van de overheidsemittent in overeenstemming met ISO-norm 3166-1

12.

Positiedatum

Datum waarop de positie tot stand is gekomen, is veranderd of heeft opgehouden te bestaan. Vorm in overeenstemming met ISO-norm 8601:2004 (jjjj-mm-dd)

13.

Omvang van de netto shortpositie in procent

Alleen voor aandelen: percentage (afgerond tot op twee decimalen) van het geplaatste kapitaal, uitgedrukt in absolute termen, zonder „+”- of „–”-tekens

14.

Equivalent bedrag van de netto shortpositie

Voor aandelen: totaal aantal equivalente aandelen

Voor overheidsschuld: equivalent nominaal bedrag in euro

Voor ongedekte kredietverzuimswaps op overheidsschuld: equivalent nominaal bedrag in euro

Cijfers uitgedrukt in absolute termen, zonder „+”- of „–”-tekens, en valuta uitgedrukt in overeenstemming met ISO-norm 4217

15.

Datum van de vorige melding

Datum waarop de laatste door de positiehouder gerapporteerde positie jegens dezelfde emittent was gemeld. Vorm in overeenstemming met ISO-norm 8601:2004 (jjjj-mm-dd)

16.

Annuleringsdatum

Datum waarop een annuleringsformulier is ingediend om een eerder ingediende foutieve melding te annuleren. Vorm in overeenstemming met ISO-norm 8601:2004 (jjjj-mm-dd)

17.

Opmerkingen

Vrije tekst — facultatief


TABEL 2

Lijst van velden voor openbaarmakingsdoeleinden (artikel 3)

Veldnaam

Beschrijving

1.

Positiehouder

Natuurlijke personen: voor- en achternaam

Rechtspersonen: volledige naam met de rechtsvorm als vermeld in het register waarin de rechtspersoon is ingeschreven, indien van toepassing

2.

Naam van de emittent

Volledige naam van de onderneming waarvan aandelen tot de handel op een handelsplatform zijn toegelaten

3.

ISIN

het ISIN van de hoofdklasse van gewone aandelen van de emittent. Indien er geen gewone aandelen tot de handel zijn toegelaten, het ISIN van de klasse van preferente aandelen (of van de hoofdklasse van preferente aandelen die tot de handel zijn toegelaten ingeval er meerdere klassen van dergelijke aandelen zijn)

4.

Omvang van de netto shortpositie in procent

Percentage (afgerond tot op twee decimalen) van het geplaatste kapitaal

5.

Positiedatum

Datum waarop de positie tot stand is gekomen, is veranderd of heeft opgehouden te bestaan in overeenstemming met ISO-norm 8601:2004 (jjjj-mm-dd)


BIJLAGE II

Model van formulier voor de melding van netto shortposities (artikel 2)

POSITIEHOUDER

Voornaam

ACHTERNAAM

Volledige naam van de onderneming

 

BIC-code

(indien de houder er een heeft)

 

Land

 

Adres

 

Contactpersoon

Voornaam

Achternaam

 

Telefoonnummer

 

Faxnummer

 

E-mailadres

 


MELDENDE PERSOON

(indien verschillend)

Voornaam

ACHTERNAAM

Volledige naam van de onderneming

 

Land

 

Adres

 

Contactpersoon

Voornaam

Achternaam

 

Telefoonnummer

 

Faxnummer

 

E-mailadres

 


NETTO SHORTPOSITIE IN AANDELEN

1.

Meldingsdatum

(jjjj-mm-dd)

 

2.   

Naam van de emittent

2.1.

ISIN-code

 

2.2.

Volledige naam

 

3.

Positiedatum

(jjjj-mm-dd)

 

4.   

Netto shortpositie na overschrijding van de drempel

4.1.

Aantal equivalente aandelen

 

4.2.

% van het geplaatste kapitaal

 

5.

Vorige meldingsdatum

(jjjj-mm-dd)

 

6.

Opmerkingen

 


NETTO SHORTPOSITIE IN OVERHEIDSSCHULD

1.

Meldingsdatum

(jjjj-mm-dd)

 

2.   

Naam van de emittent

2.1

Landcode

 

2.2

Volledige naam

 

3.

Positiedatum

(jjjj-mm-dd)

 

4.

Netto shortpositie na overschrijding van de drempel

Equivalent nominaal bedrag

 

5.

Vorige meldingsdatum

(jjjj-mm-dd)

 

6.

Opmerkingen

 


POSITIE IN ONGEDEKTE KREDIETVERZUIMSWAPS OP OVERHEIDSSCHULD

1.

Meldingsdatum

(jjjj-mm-dd)

 

2.   

Naam van de emittent

2.1.

Landcode

 

2.2.

Volledige naam

 

3.

Positiedatum

(jjjj-mm-dd)

 

4.

Netto shortpositie na overschrijding van de drempel

Equivalent nominaal bedrag

 

5.

Vorige meldingsdatum

(jjjj-mm-dd)

 

6.

Opmerkingen

 


BIJLAGE III

Modelformulier voor de annulering van foutieve meldingen (artikel 2)

POSITIEHOUDER

Voornaam

ACHTERNAAM

Volledige naam van de onderneming

 

BIC-code

(indien de houder er een heeft)

 

Land

 

Adres

 

Contactpersoon

Voornaam

Achternaam

 

Telefoonnummer

 

Faxnummer

 

E-mailadres

 


MELDENDE PERSOON

(indien verschillend)

Voornaam

ACHTERNAAM

Volledige naam van de onderneming

 

Land

 

Adres

 

Contactpersoon

Voornaam

Achternaam

 

Telefoonnummer

 

Faxnummer

 

E-mailadres

 


GEANNULEERDE NETTO SHORTPOSITIE IN AANDELEN

1.

Annuleringsdatum

(jjjj-mm-dd)

 

2.   

Naam van de emittent

2.1.

ISIN-code

 

2.2.

Volledige naam

 

3.

Positiedatum van de te annuleren melding

(jjjj-mm-dd)

 

4.   

In de te annuleren melding opgenomen netto shortpositie na overschrijding van de drempel

4.1.

Aantal equivalente aandelen

 

4.2.

% van het geplaatste kapitaal

 

5.

Meldingsdatum van de te annuleren melding

(jjjj-mm-dd)

 

6.

Opmerkingen

 


GEANNULLEERDE NETTO SHORTPOSITIE IN OVERHEIDSSCHULD

1.

Annuleringsdatum

(jjjj-mm-dd)

 

2.   

Naam van de emittent

2.1.

Landcode

 

2.2.

Volledige naam

 

3.

Positiedatum van de te annuleren melding

(jjjj-mm-dd)

 

4.

In de te annuleren melding opgenomen netto shortpositie na overschrijding van de drempel

Equivalent nominaal bedrag

 

5.

Meldingsdatum van de te annuleren melding

(jjjj-mm-dd)

 

6.

Opmerkingen

 


GEANNULEERDE POSITIE IN ONGEDEKTE KREDIETVERZUIMSWAPS OP OVERHEIDSSCHULD

1.

Annuleringsdatum

(jjjj-mm-dd)

 

2.   

Naam van de emittent

2.1.

Landcode

 

2.2.

Volledige naam

 

3.

Positiedatum van de te annuleren melding

(jjjj-mm-dd)

 

4.

In de te annuleren melding opgenomen netto shortpositie na overschrijding van de drempel

Equivalent nominaal bedrag

 

5.

Meldingsdatum van de te annuleren melding

(jjjj-mm-dd)

 

6.

Opmerkingen

 


18.9.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 251/11


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 827/2012 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2012

tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot de manier waarop netto shortposities in aandelen openbaar mogen worden gemaakt, de vorm van de aan de Europese Autoriteit voor effecten en markten te verstrekken informatie over netto shortposities, de soorten overeenkomsten, regelingen en maatregelen die er adequaat voor zorgen dat aandelen of overheidsschuldinstrumenten voor afwikkeling beschikbaar zijn, alsmede de datum van en de in aanmerking te nemen periode bij de bepaling van het belangrijkste handelsplatform van een aandeel, als bedoeld in Verordening (EU) nr. 236/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende short selling en bepaalde aspecten van kredietverzuimswaps

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 236/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 betreffende short selling en bepaalde aspecten van kredietverzuimswaps (1), en met name artikel 9, lid 6, artikel 11, lid 4, artikel 12, lid 2, artikel 13, lid 5, en artikel 16, lid 4,

Na raadpleging van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Deze verordening beoogt de lijst van vrijgestelde aandelen vast te stellen als een noodzakelijke stap voor de openbaarmaking van shortposities in alle niet-vrijgestelde aandelen, alsook de voorwaarden voor de toezending van deze informatie aan de Europese Autoriteit voor effecten en markten (European Securities and Markets Authority, hierna "ESMA") ESMA. Het is daarom van essentieel belang, dat ook regels worden vastgesteld voor de regelingen en maatregelen die ten aanzien van deze niet-vrijgestelde aandelen dienen te worden getroffen. Om de samenhang te garanderen tussen deze bepalingen inzake short selling, die op hetzelfde moment in werking moeten treden, en om de aan deze verplichtingen onderworpen personen een volledig beeld van en een compacte toegang tot deze bepalingen te bieden, is het raadzaam alle bij Verordening (EU) nr. 236/2012 vereiste technische uitvoeringsnormen in een enkele verordening samen te brengen.

(2)

Om een eenvormige toepassing van Verordening (EU) nr. 236/2012 met betrekking tot de door de bevoegde autoriteiten aan de ESMAte verstrekken informatie te garanderen en om een efficiënte verwerking van deze informatie te waarborgen, dient de informatie op een veilige manier met behulp van een standaardmodel langs elektronische weg te worden uitgewisseld.

(3)

Het is van belang, dat gemakkelijke toegang en hergebruik worden toegestaan van aan de markt bekendgemaakte gegevens over netto shortposities via centrale websites die worden beheerd door een bevoegde autoriteit of onder haar toezicht staan. Hiertoe moeten deze gegevens worden verstrekt in een vorm die een flexibel gebruik ervan mogelijk maakt en die niet alleen de mogelijkheid biedt statische faxdocumenten te verstrekken. Waar dat technisch mogelijk is, dienen machineleesbare formats te worden gehanteerd om gebruikers in staat te stellen de informatie op gestructureerde en kostenefficiënte wijze te verwerken.

(4)

Om ervoor te zorgen dat deze informatie op de markt bekend is, dient het niet alleen mogelijk te zijn, de bijzonderheden over een netto shortpositie openbaar te maken op een centrale website die wordt beheerd door een bevoegde autoriteit of onder haar toezicht staat, maar moet het ook mogelijk zijn deze bijzonderheden op andere manieren aan het publiek ter beschikking te stellen.

(5)

Het is van essentieel belang dat gebruikers over twee basisdocumenten beschikken wanneer de individuele nettoposities in aandelen die de relevante openbaarmakingsdrempel overschrijden, openbaar worden gemaakt. Deze moeten bestaan uit een compacte lijst of tabel van de netto shortposities die de openbaarmakingsdrempel overschrijden en die open staan op het tijdstip van de raadpleging van de centrale website, alsook een lijst of tabel met historische gegevens over alle openbaargemaakte individuele netto shortposities.

(6)

Wanneer een netto shortpositie in aandelen een relevante openbaarmakingsdrempel onderschrijdt, dienen de bijzonderheden ervan, met inbegrip van de feitelijke omvang van de positie, openbaar te worden gemaakt. Om verwarring te vermijden bij gebruikers die de centrale websites raadplegen, mogen de gegevens over de posities die 0,5% van het geplaatste aandelenkapitaal van de betrokken onderneming onderschrijden, niet voor onbepaalde tijd samen met de gegevens over de actuele posities worden vermeld, maar moeten zij na gedurende 24 uur te zijn vermeld als historische gegevens beschikbaar zijn.

(7)

Teneinde een consistent en duidelijk, maar desondanks flexibel kader tot stand te brengen, is het van belang de soorten leenovereenkomsten en andere uitvoerbare vorderingen met vergelijkbare gevolgen te bepalen, alsook de soorten regelingen met een derde partij welke er adequaat voor zorgen dat de aandelen of overheidsschuldinstrumenten voor de afwikkeling beschikbaar zullen zijn. en tevens te bepalen aan welke criteria deze overeenkomsten en regelingen moeten voldoen.

(8)

Met betrekking tot een shorttransactie kan het gebruik van rechten om op nieuwe aandelen in te schrijven er slechts afdoende voor zorgen dat de aandelen voor afwikkeling beschikbaar zullen zijn, wanneer de regeling van zodanige aard is dat wordt gegarandeerd dat de afwikkeling van de shorttransactie op de hiervoor vastgestelde datum zal plaatsvinden. Het is daarom van essentieel belang, dat regels worden vastgesteld om te garanderen dat de uit de inschrijvingsrechten resulterende aandelen op of vóór de afwikkelingsdatum beschikbaar zijn en dat het aantal ervan ten minste gelijk is aan het aantal aandelen dat short zal worden verkocht.

(9)

Bij de bepaling van in de tijd beperkte bevestigingsregelingen is het van belang de termijn voor de afdekking van een shorttransactie via aankopen te omschrijven op een wijze die verenigbaar is met de verschillende afwikkelingscycli in de verschillende rechtsgebieden.

(10)

Om er adequaat voor te zorgen dat instrumenten voor de afwikkeling beschikbaar zijn wanneer een natuurlijke of rechtspersoon die een shorttransactie aangaat, een regeling met een derde partij heeft waarbij de betrokken derde partij heeft bevestigd dat het instrument beschikbaar is gevonden, is het van essentieel belang dat erop kan worden vertrouwd dat de derde partij, wanneer deze in een derde land is gevestigd, onder passend toezicht staat en dat er passende regelingen zijn getroffen voor de uitwisseling van informatie tussen toezichthouders. De ondertekening van een door de Internationale organisatie van effectentoezichthouders (International Organisation of Securities Commissions – IOSCO) opgesteld memorandum van overeenstemming kan als het treffen van een passende regeling worden aangemerkt.

(11)

Om de juiste toepassing te waarborgen van het vereiste dat moet worden bepaald of het belangrijkste handelsplatform van een aandeel buiten de Unie gelegen is; dient in overgangsregelingen te worden voorzien om voor de eerste maal de in artikel 16 van Verordening (EU) nr. 236/2012 bedoelde lijst van vrijgestelde aandelen vast te stellen. Hoewel de lijst van vrijgestelde aandelen gedurende een periode van twee jaar geldig is, is het tevens noodzakelijk dat enige flexibiliteit wordt geboden omdat het in bepaalde gevallen noodzakelijk kan blijken deze lijst in de loop van de geldigheidsperiode van twee jaar te herzien.

(12)

Ter verzekering van de consistentie dient de toepassingsdatum van deze verordening gelijk te zijn aan die van Verordening (EU) nr. 236/2012. Om natuurlijke en rechtspersonen evenwel voldoende tijd te gunnen voor de verwerking van de lijst van uit hoofde van Verordening (EU) nr. 236/312 vrijgestelde aandelen, dienen de opstelling van deze lijst en de daaropvolgende bekendmaking ervan op de website van de ESMA ver genoeg vóór de toepassingsdatum van Verordening (EU) nr. 236/2012 plaats te vinden. Daarom dienen de bepalingen betreffende de datum van en de in aanmerking te nemen periode bij de berekeningen tot bepaling van het belangrijkste handelsplatform, de datum van melding aan de ESMA van de aandelen waarvan het belangrijkste handelsplatform buiten de Unie gelegen is, en de geldigheid van de lijst van vrijgestelde aandelen van toepassing te zijn vanaf de datum waarop deze verordening in werking treedt.

(13)

Daar in Verordening (EU) nr. 236/2012 wordt erkend dat bindende technische normen moeten worden vastgesteld voordat die verordening daadwerkelijk kan worden toegepast en aangezien het van essentieel belang is om vóór 1 november 2012 de vereiste niet-essentiële elementen vast te stellen die de naleving van de genoemde verordening door marktdeelnemers en de handhaving daarvan door de bevoegde autoriteiten moeten vergemakkelijken, is het noodzakelijk dat deze verordening in werking treedt op de dag nade bekendmaking ervan.

(14)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen die de ESMA aan de Commissie heeft voorgelegd.

(15)

De ESMA heeft openbare raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, heeft de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en heeft de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese autoriteit voor effecten en markten) (2) opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden technische uitvoeringsnormen vastgesteld met het oog op de specificatie van het volgende:

a)

zowel de manier waarop informatie over netto shortposities door natuurlijke of rechtspersonen openbaar mag worden gemaakt, als de vorm van de informatie die door de bevoegde autoriteiten aan de Europese Autoriteit voor effecten en markten (hierna "ESMA") moet worden verstrekt, als bedoeld in respectievelijk artikel 9, lid 6, en artikel 11, lid 4, van Verordening (EU) nr. 236/2013;

b)

de soorten overeenkomsten, regelingen en maatregelen die er adequaat voor zorgen dat de aandelen voor afwikkeling beschikbaar zijn, alsook de soorten overeenkomsten of regelingen die er adequaat voor zorgen dat het overheidsschuldinstrument voor afwikkeling beschikbaar is, als bedoeld in respectievelijk artikel 12, lid 2, en artikel 13, lid 5, van Verordening (EU) nr. 236/2012;

c)

op welke datum en met betrekking tot welke periode de berekeningen tot bepaling van het belangrijkste handelsplatform worden gemaakt, alsook vanaf welke datum de desbetreffende lijst geldig is, als bedoeld in artikel 16, lid 4, Verordening (EU) nr. 236/2012.

HOOFDSTUK II

MANIER WAAROP AANMERKELIJKE NETTO SHORTPOSITIES IN AANDELEN OPENBAAR MOGEN WORDEN GEMAAKT

[ARTIKEL 9 VAN VERORDENING (EU) Nr. 236/2012]

Artikel 2

Manier waarop informatie openbaar mag worden gemaakt

Informatie over netto shortposities in aandelen wordt openbaar gemaakt door deze te plaatsen op een centrale website die wordt beheerd door de relevante bevoegde autoriteit of onder haar toezicht staat, zoals bij artikel 9, lid 4, van Verordening (EU) nr. 236/2012 is voorgeschreven. De informatie wordt op een zodanige manier openbaar gemaakt dat:

a)

zij wordt gepubliceerd in de in bijlage I vermelde vorm en op zodanige wijze dat het publiek dat de website raadpleegt, toegang heeft tot een of meer tabellen met alle relevante informatie over de posities per aandelenemittent;

b)

gebruikers in staat zijn op te zoeken of te filteren op basis van de vraag of de netto shortposities jegens een aandelenemittent op het tijdstip waarop zij de website raadplegen, de relevante openbaarmakingsdrempel hebben bereikt of overschreden;

c)

historische gegevens over de openbaargemaakte netto shortposities jegens een aandelenemittent beschikbaar zijn;

d)

zij, wanneer dat technisch mogelijk is, onder meer downloadbare bestanden inhoudt met de openbaargemaakte en historische netto shortposities in een machineleesbare vorm, wat betekent dat de bestanden voldoende gestructureerd moeten zijn zodat softwaretoepassingen op betrouwbare wijze afzonderlijke feitelijke mededelingen en de interne structuur ervan kunnen vaststellen;

e)

voor één dag, samen met de onder b) bedoelde informatie, de netto shortposities worden getoond die openbaar worden gemaakt, omdat zij de openbaarmakingsdrempel van 0,5% van het geplaatste aandelenkapitaal hebben onderschreden, voordat de informatie naar de historische gegevens wordt overgeheveld.

HOOFDSTUK III

VORM VAN DOOR DE BEVOEGDE AUTORITEITEN TE VERSTREKKEN INFORMATIE OVER NETTO SHORTPOSITIES

[ARTIKEL 11 VAN VERORDENING (EU) Nr. 236/2012]

Artikel 3

Vorm van de periodieke informatie

1.   De uit hoofde van artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) nr. 236/2012 op kwartaalbasis aan de ESMA te verstrekken informatie over netto shortposities in aandelen, overheidsschuld en kredietverzuimswaps wordt door de relevante bevoegde autoriteiten medegedeeld in de vorm die in bijlage II bij deze verordening is vermeld.

2.   De in lid 1 bedoelde informatie wordt langs elektronische weg aan de ESMA toegezonden via een door de ESMA opgezet systeem dat garandeert dat de volledigheid, integriteit en vertrouwelijkheid van de informatie tijdens de verzending ervan bewaard blijven.

Artikel 4

Vorm van de op verzoek te verstrekken informatie

1.   Een relevante bevoegde autoriteit verstrekt de uit hoofde van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) nr. 236/2012 te verstrekken informatie over netto shortposities in aandelen en overheidsschuld of over ongedekte posities in kredietverzuimswaps op overheidsschuld in de door ESMA in haar verzoek vermelde vorm.

2.   Wanneer de verlangde informatie betrekking heeft op informatie die in de uit hoofde van de artikelen 5, 7 en 8 van Verordening (EU) nr. 236/2010 door de bevoegde autoriteit ontvangen melding is vervat, wordt deze informatie verstrekt in overeenstemming met de vereisten van artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 826/2012 van de Commissie (3).

3.   De bevoegde autoriteit verzendt de verlangde informatie in elektronische vorm met behulp van een door de ESMA opgezet systeem voor de uitwisseling van informatie dat garandeert dat de volledigheid, integriteit en vertrouwelijkheid van de informatie tijdens de verzending ervan bewaard blijven.

HOOFDSTUK IV

OVEREENKOMSTEN, REGELINGEN EN MAATREGELEN DIE ADEQUAAT DE BESCHIKBAARHEID VOOR AFWIKKELING WAARBORGEN

[ARTIKELEN 12 EN 13 VAN VERORDENING (EU) Nr. 236/2012]

Artikel 5

Leenovereenkomsten en andere uitvoerbare vorderingen met vergelijkbare gevolgen

1.   Een leenovereenkomst of andere uitvoerbare vordering, als bedoeld in artikel 12, lid 1, onder b), en artikel 13, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 236/2012, wordt aangegaan door middel van de volgende soorten overeenkomsten, contracten of vorderingen die rechtens bindend zijn voor de duur van de shorttransactie:

a)

futures en swaps: futures- en swapcontracten die tot een materiële afwikkeling van de relevante aandelen of overheidsschuldinstrumenten leiden, die ten minste op het aantal aandelen of het bedrag aan overheidsschuldinstrumenten betrekking hebben dat de natuurlijke of rechtspersoon voornemens is short te verkopen, die vóór of op het zelfde moment als de shorttransactie zijn gesloten en waarin een leverings- of vervaldatum is aangegeven die garandeert dat de afwikkeling van de shorttransactie op de gestelde datum kan plaatsvinden;

b)

opties: optiecontracten die tot een materiële afwikkeling van de relevante aandelen of overheidsschuldinstrumenten leiden, die ten minste op het aantal aandelen of het bedrag aan overheidsschuldinstrumenten betrekking hebben dat de natuurlijke of rechtspersoon voornemens is short te verkopen, die vóór of op het zelfde moment als de shorttransactie zijn gesloten en waarin een vervaldatum is aangegeven die garandeert dat de afwikkeling van de shorttransactie op de gestelde datum kan plaatsvinden;

c)

retrocessieovereenkomsten: retrocessieovereenkomsten die ten minste op het aantal aandelen of het bedrag aan overheidsschuldinstrumenten betrekking hebben dat de natuurlijke of rechtspersoon voornemens is short te verkopen, die vóór of op het zelfde moment als de shorttransactie zijn gesloten en waarin een terugkoopdatum is aangegeven die garandeert dat de afwikkeling van de shorttransactie op de gestelde datum kan plaatsvinden;

d)

permanente overeenkomsten of doorrolfaciliteiten: een vóór of op het zelfde moment als de shorttransactie aangegane overeenkomst of faciliteit betreffende een vooraf vastgesteld bedrag aan bepaalde aandelen of overheidsschuldinstrumenten die tijdens de duur van de shorttransactie ten minste op het aantal aandelen of het bedrag aan overheidsschuldinstrumenten betrekking heeft dat de natuurlijke of rechtspersoon voornemens is short te verkopen en waarin een leverings- of uitvoeringsdatum is aangegeven die garandeert dat de afwikkeling van de shorttransactie op de gestelde datum kan plaatsvinden;

e)

overeenkomsten betreffende inschrijvingsrechten: overeenkomsten betreffende inschrijvingsrechten waarbij de natuurlijke of rechtspersoon in het bezit is van rechten om op nieuwe aandelen van dezelfde emittent en van dezelfde klasse in te schrijven en die ten minste op het aantal aandelen betrekking heeft dat short zal worden verkocht, op voorwaarde dat de natuurlijke of rechtspersoon gerechtigd is de aandelen te ontvangen op of vóór het moment van de afwikkeling van de shorttransactie;

f)

andere vorderingen of overeenkomsten die tot levering van de aandelen of overheidsschuldinstrumenten leiden: overeenkomsten of vorderingen die ten minste op het aantal aandelen of het bedrag aan overheidsschuldinstrumenten betrekking hebben dat de natuurlijke of rechtspersoon voornemens is short te verkopen, die vóór of op het zelfde moment als de shorttransactie zijn gesloten en waarin een leverings- of uitvoeringsdatum is aangegeven die garandeert dat de afwikkeling op de gestelde datum kan plaatsvinden.

2.   De overeenkomst, het contract of de vordering wordt door de tegenpartij op een duurzame drager aan de natuurlijke of rechtspersoon verstrekt als bewijs van het bestaan van de leenovereenkomst of andere uitvoerbare vordering.

Artikel 6

Te treffen regelingen en maatregelen met betrekking tot shorttransacties in een tot de handel op een handelsplatform toegelaten aandeel

[Artikel 12, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 236/2012]

1.   In de leden 2, 3 en 4 wordt vastgesteld welke regelingen en maatregelen uit hoofde van artikel 12, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 236/2012 moeten worden getroffen met betrekking tot shorttransacties in een tot de handel op een handelsplatform toegelaten aandeel.

2.   Standaardregelingen en –maatregelen ter verzekering van de beschikbaarheid zijn regelingen, bevestigingen en maatregelen met elk van de volgende elementen:

a)

voor bevestigingen van beschikbaarheid: een bevestiging door de derde partij, vóór het aangaan door een natuurlijke of rechtspersoon van de shorttransactie, dat zij het voor mogelijk houdt dat zij de aandelen tijdig voor afwikkeling beschikbaar kan stellen, rekening houdend met het bedrag van de mogelijke transactie en de marktvoorwaarden, waarbij ook de periode is aangegeven waarvoor het aandeel beschikbaar is gevonden;

b)

voor bevestigingen van reservering: een bevestiging door de derde partij, vóór het aangaan van de shorttransactie, dat zij het gevraagde aantal aandelen voor die persoon ten minste heeft gereserveerd.

3.   Standaardregelingen en –maatregelen ter verzekering van de beschikbaarheid op dezelfde dag zijn regelingen, bevestigingen en maatregelen met elk van de volgende elementen:

a)

voor verzoeken om bevestiging: een door de natuurlijke of rechtspersoon tot de derde partij gericht verzoek om bevestiging waarin wordt verklaard dat de shorttransactie zal worden afgedekt door aankopen in de loop van de dag waarop de shorttransactie plaatsvindt;

b)

voor bevestigingen van beschikbaarheid: een bevestiging door de derde partij, vóór het aangaan van de shorttransactie, dat zij het voor mogelijk houdt dat zij de aandelen tijdig voor afwikkeling beschikbaar kan stellen, rekening houdend met het bedrag van de mogelijke transactie en de marktvoorwaarden, waarbij ook de periode is aangegeven waarvoor de aandelen beschikbaar zijn gevonden;

c)

voor bevestigingen dat het aandeel gemakkelijk te lenen of te kopen is: een bevestiging door de derde partij, vóór het aangaan van de shorttransactie, dat de benodigde hoeveelheid aandelen gemakkelijk te lenen of te kopen is, rekening houdend met de marktvoorwaarden en andere aan de betrokken derde partij ter beschikking staande informatie over het aanbod aan dergelijke aandelen, dan wel, bij gebreke van deze bevestiging door de derde partij, dat zij het gevraagde aantal aandelen voor de natuurlijke of rechtspersoon ten minste heeft gereserveerd;

d)

voor toezicht: een toezegging door de natuurlijke of rechtspersoon om op het niet door aankopen afgedekte bedrag van de shorttransactie toe te zien;

e)

voor instructies in geval van niet-afdekking: een toezegging van de natuurlijke of rechtspersoon dat ingeval uitgevoerde shorttransacties niet door aankopen in de loop van dezelfde dag worden afgedekt, de natuurlijke of rechtspersoon de derde partij terstond de instructie zal geven de aandelen aan te schaffen om de shorttransactie af te dekken, zodat ervoor wordt gezorgd dat de afwikkeling op de hiervoor vastgestelde datum kan plaatsvinden.

4.   Regelingen en maatregelen om gemakkelijk aandelen te lenen of te kopen zijn regelingen, bevestigingen en maatregelen bij het aangaan door de natuurlijke of rechtspersoon van een shorttransactie in aandelen die aan de in artikel 22 van Verordening (EG) nr. 1287/2006 van de Commissie (4) vastgelegde liquiditeitsvereisten voldoen, dan wel in andere aandelen die in de voornaamste nationale aandelenindex als bepaald door de relevante bevoegde autoriteit van elke lidstaat zijn opgenomen en het onderliggende financiële instrument van een derivatencontract vormen dat tot de handel op een handelsplatform is toegelaten, met elk van de volgende elementen:

a)

voor bevestigingen van beschikbaarheid: een bevestiging door de derde partij, vóór het aangaan van de shorttransactie, dat zij het voor mogelijk houdt dat zij de aandelen tijdig voor afwikkeling beschikbaar kan stellen, rekening houdend met het bedrag van de mogelijke transactie en de marktvoorwaarden, waarbij ook de periode is aangegeven waarvoor de aandelen beschikbaar zijn gevonden;

b)

voor bevestigingen dat het aandeel gemakkelijk te lenen of te kopen is: een bevestiging door de derde partij, vóór het aangaan van de shorttransactie, dat de benodigde hoeveelheid aandelen gemakkelijk te lenen of te kopen is, rekening houdend met de marktvoorwaarden en andere aan de betrokken derde partij ter beschikking staande informatie over het aanbod aan dergelijke aandelen, dan wel, bij gebreke van deze bevestiging door de derde partij, dat zij het gevraagde aantal aandelen voor de natuurlijke of rechtspersoon ten minste heeft gereserveerd; en

c)

voor instructies tot afdekking: wanneer uitgevoerde shorttransacties niet door het aankopen of lenen van aandelen zullen worden afgedekt, een toezegging dat de natuurlijke of rechtspersoon de derde partij terstond de instructie zal geven de aandelen aan te schaffen om de shorttransactie af te dekken zodat ervoor wordt gezorgd dat de afwikkeling op de hiervoor vastgestelde datum kan plaatsvinden.

5.   De in de leden 2, 3 en 4 bedoelde regelingen, bevestigingen en instructies worden door de derde partij op een duurzame drager aan de natuurlijke of rechtspersoon verstrekt als bewijs van het bestaan van deze regelingen, bevestigingen en instructies.

Artikel 7

Met derde partijen te treffen regelingen met betrekking tot overheidsschuldinstrumenten

[Artikel 13, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 236/2012]

1.   In de leden 2 tot en met 5 wordt vastgesteld welke regelingen uit hoofde van artikel 13, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 236/2012 met derde partijen moeten worden getroffen met betrekking tot overheidsschuldinstrumenten.

2.   Een standaardregeling inzake de beschikbaarheid van overheidsschuldinstrumenten is een bevestiging door de derde partij, vóór het aangaan van de shorttransactie, dat zij het voor mogelijk houdt dat zij het door de natuurlijke of rechtspersoon gevraagde bedrag aan overheidsschuldinstrumenten tijdig voor afwikkeling beschikbaar kan stellen, rekening houdend met de marktvoorwaarden, waarbij ook de periode is aangegeven waarvoor de overheidsschuldinstrumenten beschikbaar zijn gevonden.

3.   Een in de tijd beperkte bevestigingsregeling is een regeling waarbij de natuurlijke of rechtspersoon aan de derde partij verklaart, dat de shorttransactie zal worden afgedekt door aankopen die in de loop van dezelfde dag als de shorttransactie plaatsvinden en de derde partij vóór het aangaan van de shorttransactie bevestigt dat zij de redelijke verwachting heeft dat de benodigde hoeveelheid overheidsschuldinstrumenten kan worden gekocht, rekening houdende met de marktvoorwaarden en andere aan de betrokken derde partij ter beschikking staande informatie over het aanbod aan dergelijke overheidsschuldinstrumenten op de dag dat de shorttransactie is aangegaan.

4.   Een onvoorwaardelijke repo-bevestiging is een bevestiging door de derde partij, vóór het aangaan van de shorttransactie, dat zij de redelijke verwachting heeft dat de afwikkeling op de gestelde datum kan worden uitgevoerd als gevolg van haar deelname aan een gestructureerde regeling die wordt georganiseerd of beheerd door een centrale bank, een bureau voor schuldbeheer of een effectenafwikkelingssysteem, en die onvoorwaardelijke toegang biedt tot de betrokken overheidsschuldinstrumenten, en dat voor een hoeveelheid die in overeenstemming is met de omvang van de shorttransactie.

5.   Een bevestiging dat het overheidsschuldinstrument gemakkelijk te kopen is, is een bevestiging door de derde partij, vóór het aangaan van de shorttransactie, dat zij de redelijke verwachting heeft dat de afwikkeling op de gestelde datum kan worden uitgevoerd op grond van het feit dat de benodigde hoeveelheid overheidsschuldinstrumenten in kwestie gemakkelijk te kopen of te lenen is, rekening houdende met de marktvoorwaarden en alle andere aan de betrokken derde partij ter beschikking staande informatie over het aanbod aan dergelijke overheidsschuldinstrumenten.

6.   De in de leden 2 tot en met 5 bedoelde regelingen, bevestigingen en instructies worden door de derde partij op een duurzame drager aan de natuurlijke of rechtspersoon verstrekt als bewijs van het bestaan van deze regelingen, bevestigingen en instructies.

Artikel 8

Derde partijen met wie regelingen worden aangegaan

1.   Wanneer met een derde partij een in de artikelen 6 en 7 bedoelde regeling wordt aangegaan, betreft het een van de volgende soorten derde partijen:

a)

in geval van een beleggingsonderneming: een beleggingsonderneming die aan de vereisten van lid 2 voldoet;

b)

in geval van een centrale tegenpartij: een centrale tegenpartij die de clearing van de betrokken aandelen of overheidsschuldinstrumenten verzorgt;

c)

in geval van een effectenafwikkelingssysteem: een effectenafwikkelingssysteem, als omschreven in Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad (5), dat betalingen met betrekking tot de betrokken aandelen of overheidsschuldinstrumenten afwikkelt;

d)

in geval van een centrale bank: een centrale bank die de betrokken aandelen of overheidsschuldinstrumenten als zekerheid aanvaardt, dan wel openmarkt- of repo-transacties met betrekking tot de betrokken aandelen of overheidsschuldinstrumenten uitvoert;

e)

in geval van een nationale entiteit voor schuldbeheer: de nationale entiteit voor het beheer van de schuld van de betrokken overheidsemittent;

f)

iedere andere persoon die overeenkomstig het Unierecht een vergunning moet hebben van of zich moet laten registreren bij een lid van het Europees Systeem voor financieel toezicht en die aan de vereisten van lid 2 voldoet;

g)

een in een derde land gevestigde persoon die een vergunning heeft of geregistreerd is en in dat derde land onder toezicht staat van een autoriteit, en die tevens aan de vereisten van lid 2 voldoet, mits de autoriteit van dat derde land deelneemt aan een passende samenwerkingsregeling voor de uitwisseling van informatie met de relevante bevoegde autoriteit.

2.   Voor de toepassing van lid 1, onder a), f) en g), voldoet de derde partij aan de volgende vereisten:

a)

zij neemt deel aan het beheer van leningen of aankopen van betrokken aandelen of overheidsschuldinstrumenten;

b)

zij levert het bewijs van deze deelneming; en

c)

zij is, op verzoek, in staat het bewijs te leveren, onder meer door het verstrekken van statistische gegevens, dat zij in staat is over te gaan tot de levering of de verwerking van de levering van aandelen of overheidsschuldinstrumenten aan haar tegenpartijen op de data waarvoor zij heeft toegezegd dat te zullen doen.

HOOFDSTUK V

BEPALING VAN HET BELANGRIJKSTE HANDELSPLATFORM VOOR VRIJSTELLINGSDOELEINDEN

[ARTIKEL 16 VAN VERORDENING (EU) Nr. 236/2012]

Artikel 9

Datum van en in aanmerking te nemen periode bij de berekeningen tot bepaling van het belangrijkste handelsplatform

1.   Uiterlijk 35 kalenderdagen vóór de toepassingsdatum van Verordening (EU) nr. 236/2012 maken de relevante bevoegde autoriteiten berekeningen voor het bepalen van het belangrijkste handelsplatform van een aandeel met betrekking tot de periode 1 januari 2010 – 31 december 2011.

2.   De volgende berekeningen worden uitgevoerd vóór 22 februari 2014 en hebben betrekking op de periode 1 januari 2012 – 31 december 2013 en daarna vinden de berekeningen om de twee jaar plaats en hebben zij betrekking op de na de vorige periode volgende periode van twee jaar.

3.   Wanneer het betrokken aandeel niet gedurende de gehele periode van twee jaar tot de handel op het handelsplatform in de Unie en op het handelsplatform van het derde land was toegelaten, is de berekeningsperiode gelijk aan de periode waarin het aandeel gelijktijdig op beide handelsplatforms was toegelaten.

Artikel 10

Datum van melding aan de ESMA

Uiterlijk 35 kalenderdagen vóór de toepassingsdatum van Verordening (EU) nr. 236/2012, en daarna om de twee jaar op de dag vóór de eerste handelsdag in maart, te beginnen vanaf maart 2014, melden de relevante bevoegde autoriteiten de ESMA voor welke aandelen het belangrijkste handelsplatform buiten de Unie gelegen is.

Artikel 11

Geldigheid van de lijst van vrijgestelde aandelen

De lijst van aandelen waarvan het belangrijkste handelsplatform buiten de Unie gelegen is, is geldig vanaf 1 april na de bekendmaking ervan door de ESMA, met dien verstande dat de eerste door de ESMA bekendgemaakte lijst geldig is vanaf de toepassingsdatum van Verordening (EU) nr. 236/2012.

Artikel 12

Specifieke gevallen waarin de lijst van vrijgestelde aandelen wordt herzien

1.   Een relevante bevoegde autoriteit die bepaalt of het belangrijkste handelsplatform van een aandeel buiten de Unie gelegen is nadat zich een van de in lid 2 bedoelde omstandigheden heeft voorgedaan, zorgt ervoor dat:

a)

alle berekeningen tot bepaling van het belangrijkste handelsplatform zo spoedig mogelijk plaatsvinden nadat de desbetreffende omstandigheden zich hebben voorgedaan en betrekking hebben op de periode van twee jaar die aan de berekeningsdatum voorafgaat;

b)

zij haar beslissing zo spoedig mogelijk en, in voorkomend geval, vóór de datum waarop het betrokken aandeel tot de handel op een handelsplatform in de Unie wordt toegelaten, aan de ESMA meldt.

Een herziene lijst is geldig vanaf de dag na de bekendmaking ervan door de ESMA.

2.   Het bepaalde in lid 1 is van toepassing wanneer:

a)

de aandelen van een onderneming permanent uit de handel worden genomen op het belangrijkste handelsplatform dat buiten de Unie gelegen is;

b)

de aandelen van een onderneming permanent uit de handel worden genomen op een handelsplatform dat binnen de Unie gelegen is;

c)

de aandelen van een onderneming die eerder waren toegelaten tot de handel op een handelsplatform dat buiten de Unie gelegen is, tot de handel op een handelsplatform in de Unie worden toegelaten.

HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 13

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 1 november 2012, behalve de artikelen 9, 10 en 11, die van toepassing zijn vanaf de in de eerste alinea bedoelde datum.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 86 van 24.3.2012, blz. 1.

(2)  PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84.

(3)  Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.

(4)  PB L 241 van 2.9.2006, blz. 1.

(5)  PB L 166 van 11.6.1998, blz. 45.


BIJLAGE I

Openbaarmaking van aanmerkelijke nettoshortposities (artikel 2)

Positiehouder

Naam van de emittent

ISIN

Netto shortpositie

(%)

Datum waarop de positie tot stand is gekomen, is veranderd of heeft opgehouden te bestaan

(jjjj-mm-dd)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


BIJLAGE II

Vorm van de op kwartaalbasis aan de ESMA te verstrekken informatie (artikel 3)

Informatie

Vorm

1.

Identificatie van de emittent

 

Voor aandelen: volledige naam van de onderneming waarvan aandelen tot de handel op een handelsplatform zijn toegelaten

 

Voor overheidsschuld: volledige naam van de emittent

 

Voor ongedekte kredietverzuimswaps op overheidsschuld: volledige naam van de onderliggende overheidsemittent

2.

ISIN

Alleen voor aandelen: het ISIN van de hoofdklasse van gewone aandelen van de emittent. Indien er geen gewone aandelen tot de handel zijn toegelaten, het ISIN van de klasse van preferente aandelen (of van de hoofdklasse van preferente aandelen die tot de handel zijn toegelaten ingeval er meerdere klassen van dergelijke aandelen zijn)

3.

Landcode

Tweelettercode voor het land van de overheidsemittent in overeenstemming met ISO-norm 3166-1

4.

Positiedatum

Datum waarvoor de positie wordt gemeld. Vorm in overeenstemming met ISO-norm 8601:2004 (jjjj-mm-dd)

5.

Dagelijks geaggregeerde nettoshortpositie in aandelen van denationale hoofdindex

Percentage afgerond tot op twee decimalen

6.

Aan het kwartaaleinde geaggregeerde netto shortpositie in andere aandelen

Percentage afgerond tot op twee decimalen

7.

Dagelijks geaggregeerde netto shortpositie in overheidsschuld

Equivalent nominaal bedrag in euro

8.

Dagelijks geaggregeerde ongedekte posities in kredietverzuimswaps van eenoverheidsemittent

Equivalent nominaal bedrag in euro


18.9.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 251/19


VERORDENING (EU) Nr. 828/2012 VAN DE COMMISSIE

van 14 september 2012

tot vaststelling van een verbod op de visserij op grenadiervis in de EU-wateren en internationale wateren van Vb, VI, VII door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 1225/2010 van de Raad van 13 december 2010 tot vaststelling, voor 2011 en 2012, van de vangstmogelijkheden voor EU-vaartuigen voor visbestanden van bepaalde diepzeevissoorten (2) zijn de quota voor 2012 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2012 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2012 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 september 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 336 van 21.12.2010, blz. 1.


BIJLAGE

Nr.

16/DSS

Lidstaat

Spanje

Bestand

RNG/5B67-

Soort

Grenadiervis (Coryphaenoides rupestris)

Gebied

De EU-wateren en internationale wateren van Vb, VI en VII

Datum

30.7.2012


18.9.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 251/21


VERORDENING (EU) Nr. 829/2012 VAN DE COMMISSIE

van 14 september 2012

tot vaststelling van een verbod op de visserij op grenadiervis in de EU-wateren en internationale wateren van VIII, IX, X, XII en XIV door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 1225/2010 van de Raad van 13 december 2010 tot vaststelling, voor 2011 en 2012, van de vangstmogelijkheden voor EU-vaartuigen voor visbestanden van bepaalde diepzeevissoorten (2) zijn de quota voor 2012 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2012 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2012 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 september 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 336 van 21.12.2010, blz. 1.


BIJLAGE

Nr.

17/DSS

Lidstaat

Spanje

Bestand

RNG/8X14-

Soort

Grenadiervis (Coryphaenoides rupestris)

Gebied

De EU-wateren en internationale wateren van VIII, IX, X, XII en XIV

Datum

30.7.2012


18.9.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 251/23


VERORDENING (EU) Nr. 830/2012 VAN DE COMMISSIE

van 14 september 2012

tot vaststelling van een verbod op de visserij op Atlantische zalm in de EU-wateren van de deelsectoren 22-31 (de Oostzee met uitzondering van de Finse Golf) door vaartuigen die de vlag van Finland voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 1256/2011 van de Raad van 30 november 2011 tot vaststelling, voor 2012, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1124/2010 (2), zijn de quota voor 2012 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2012 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2012 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 september 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 320 van 3.12.2011, blz. 3.


BIJLAGE

Nr.

32/Baltic

Lidstaat

Finland

Bestand

SAL/3BCD-F

Soort

Atlantische zalm (Salmo Salar)

Gebied

De EU-wateren van de deelsectoren 22-31 (de Oostzee met uitzondering van de Finse Golf)

Datum

4.8.2012


18.9.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 251/25


VERORDENING (EU) Nr. 831/2012 VAN DE COMMISSIE

van 14 september 2012

tot vaststelling van een verbod op de visserij op heek in de EU-wateren van de gebieden IIa en IV door vaartuigen die de vlag van Nederland voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 43/2012 van de Raad van 17 januari 2012 tot vaststelling, voor 2012, van de vangstmogelijkheden voor EU-vaartuigen voor sommige visbestanden en groepen visbestanden waarvoor geen internationale onderhandelingen worden gevoerd of geen internationale overeenkomsten gelden (2), zijn de quota voor 2012 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2012 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Daarom moet de visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2012 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, te verplaatsen, over te laden of aan te landen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 september 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Lowri EVANS

Directeur-generaal Maritieme Zaken en Visserij


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  PB L 25 van 27.1.2012, blz. 1.


BIJLAGE

Nr.

33/TQ43

Lidstaat

Nederland

Bestand

HKE/2AC4-C

Soort

Heek (Merluccius merluccius)

Gebied

De EU-wateren van IIa en IV

Datum

17.8.2012


18.9.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 251/27


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 832/2012 VAN DE COMMISSIE

van 17 september 2012

tot verlening van een vergunning voor een preparaat van ammoniumchloride als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestlammeren (vergunninghouder Latochema Co Ltd)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag voor de verlening van een vergunning voor ammoniumchloride ingediend. Bij die aanvraag waren de krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste gegevens en documenten gevoegd.

(3)

De aanvraag betreft de verlening van een vergunning voor het in de bijlage gespecificeerde preparaat van ammoniumchloride als toevoegingsmiddel voor diervoeding in de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” voor mestlammeren.

(4)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 31 januari 2012 (2) geconcludeerd dat het in de bijlage gespecificeerde preparaat van ammoniumchloride onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden en gedurende een beperkte voederperiode geen ongunstige gevolgen voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid en het milieu heeft en dat het gebruik ervan de pH-waarde in de urine van mestlammeren kan verlagen. Specifieke eisen voor toezicht na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. De EFSA heeft ook het verslag over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend.

(5)

Uit de beoordeling van het in de bijlage gespecificeerde preparaat van ammoniumchloride blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van dit preparaat zoals gespecificeerd in de bijlage bij deze verordening moet daarom worden toegestaan.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het in de bijlage beschreven preparaat, dat behoort tot de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „andere zoötechnische toevoegingsmiddelen”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 september 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  EFSA Journal 2012; 10(2):2569.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Andere bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

mg toevoegingsmiddel/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Categorie: zoötechnische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: andere zoötechnische toevoegingsmiddelen (verlaging pH urine)

4d7

Latochema

Co Ltd

Ammoniumchloride

 

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

Ammoniumchloride ≥ 99,5 %

(vast)

 

Karakterisering van de werkzame stof

Ammoniumchloride ≥ 99,5 %

NH4Cl CAS-nr.: 12125-02-9

Natriumchloride ≤ 0,5 %

Geproduceerd door chemische synthese

 

Analysemethode  (1)

Kwantificering van ammoniumchloride in toevoegingsmiddel voor diervoeding: titratie met natriumhydroxide (Europese farmacopee, monografie 0007) of titratie met zilvernitraat (JECFA-monografie „ammoniumchloride”).

Mestlammeren

10 000

1.

Het toevoegingsmiddel wordt in de vorm van een voormengsel in diervoeder verwerkt.

2.

Voor de veiligheid: gebruik van ademhalingsbescherming, oogbescherming, handschoenen en beschermende kleding tijdens hantering.

3.

Diervoeder dat het toevoegingsmiddel bevat, mag niet worden vervoederd gedurende een periode van meer dan drie maanden.

8 oktober 2022


(1)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende adres van het referentielaboratorium: http://irmm.jrc.ec.europa.eu/EURLs/EURL_feed_additives/Pages/index.aspx


18.9.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 251/29


VERORDENING (EU) Nr. 833/2012 VAN DE COMMISSIE

van 17 september 2012

tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaalde aluminiumfolie op rollen van oorsprong uit de Volksrepubliek China

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) ("de basisverordening"), en met name artikel 7,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Inleiding van de procedure

(1)

Op 20 december 2011 heeft de Europese Commissie ("de Commissie") met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2) ("het bericht van inleiding") de inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van bepaalde aluminiumfolie op rollen van oorsprong uit de Volksrepubliek China ("de VRC") aangekondigd.

(2)

De procedure werd ingeleid naar aanleiding van een klacht die op 9 november 2011 was ingediend door de European Association of Metals (Eurométaux) ("de klager") namens producenten die goed zijn voor meer dan 50 % van de totale productie van bepaalde aluminiumfolie op rollen in de Unie. Het bij die klacht gevoegde voorlopige bewijsmateriaal over dumping van het genoemde product en de aanmerkelijke schade als gevolg daarvan werd voldoende geacht om een onderzoek te openen.

2.   Bij de procedure betrokken partijen

(3)

De Commissie heeft de klager, andere haar bekende producenten in de Unie, de producenten-exporteurs in de VRC, producenten in het referentieland, importeurs, distributeurs, en andere haar bekende betrokken partijen, alsmede vertegenwoordigers van de VRC, officieel van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord.

(4)

De klager, andere producenten in de Unie, de producenten-exporteurs in de VRC, importeurs en distributeurs hebben hun standpunt kenbaar gemaakt. Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord.

(5)

Gezien het kennelijk grote aantal producenten in de Unie, importeurs en producenten-exporteurs, is in het bericht van inleiding vermeld dat werd overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening gebruik te maken van steekproeven.

(6)

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was - en, zo ja, deze ook samen te stellen -, werd aan de importeurs en producenten-exporteurs gevraagd zich bij de Commissie kenbaar te maken en haar overeenkomstig het bericht van inleiding basisinformatie te verstrekken over hun activiteiten in verband met het betrokken product (zoals gedefinieerd in punt 3) tijdens de periode van 1 oktober 2010 tot en met 30 september 2011.

(7)

Wat de producenten in de Unie betreft, heeft de Commissie in het bericht van inleiding aangekondigd dat het een voorlopige steekproef van de producenten in de Unie had samengesteld op grond van de informatie die zij vóór de opening van het onderzoek van medewerkende producenten in de Unie had ontvangen. Die steekproef bestond uit de vier grootste haar bekende ondernemingen of groepen van ondernemingen in de Unie.

(8)

Zoals uiteengezet in overweging 24 verstrekten slechts twee niet-verbonden importeurs de verlangde gegevens en stemden zij ermee in opgenomen te worden in de steekproef. Gezien het beperkte aantal medewerkende importeurs, werd een steekproef niet langer nodig geacht. Een derde importeur maakte opmerkingen, maar beantwoordde de vragenlijst niet.

(9)

Zoals uiteengezet in overweging 26 verstrekten 14 producenten-exporteurs in de VRC de verlangde gegevens en stemden zij ermee in opgenomen te worden in de steekproef. Op basis van de informatie die de Commissie van deze partijen heeft ontvangen, heeft zij een steekproef van vier producenten-exporteurs samengesteld waarvan de uitvoer naar de Unie het grootst was.

(10)

Om de producenten-exporteurs in staat te stellen desgewenst om een behandeling als marktgerichte onderneming (BMO) of een individuele behandeling (IB) te verzoeken, heeft de Commissie alle haar bekende betrokken producenten-exporteurs en de autoriteiten van de VRC de desbetreffende formulieren toegezonden. Twee ondernemingen hebben zich kenbaar gemaakt en verzochten om BMO; één onderneming was opgenomen in de steekproef, de andere niet. De Commissie heeft verzoeken om IB ontvangen van de ondernemingen in de steekproef en van de onderneming die om BMO had verzocht maar niet in de steekproef was opgenomen.

(11)

De Commissie heeft vragenlijsten toegestuurd aan alle producenten-exporteurs die zich binnen de in het bericht van inleiding vastgestelde termijn kenbaar hebben gemaakt, met name de vier in de steekproef opgenomen ondernemingen en alle andere ondernemingen, om hen de mogelijkheid te bieden om een individueel onderzoek te verzoeken. De Commissie heeft eveneens vragenlijsten toegestuurd aan andere haar bekende partijen, met name de vier in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, de medewerkende importeurs in de Unie, gebruikers en een vereniging van consumenten.

(12)

Er werden ingevulde vragenlijsten ontvangen van drie in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de VRC, van de vier in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en van twee niet-verbonden importeurs. Ook zes detailhandelaren hebben de vragenlijst voor gebruikers beantwoord.

(13)

De Commissie heeft geen enkel verzoek om een individueel onderzoek overeenkomstig artikel 17, lid 3, van de basisverordening ontvangen.

(14)

De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de voorlopige vaststelling van dumping, de schade als gevolg hiervan en het belang van de Unie nodig achtte, verzameld en gecontroleerd. Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle verricht:

 

producenten in de Unie

CUKI Cofresco SPA, Volpiano (TO), Italië;

Fora Folienfabrik GmbH, Radolfzell, Duitsland;

ITS BV, Apeldoorn, Nederland;

SPHERE Group, Parijs, Frankrijk;

 

producenten-exporteurs in de VRC

CeDo Shanghai Co. Ltd., Shanghai;

Ningbo Favoured Commodity Co. Ltd., Ningbo;

Ningbo Times Co. Ltd., Ningbo;

Shanghai Blue Diamond Co. Ltd., Shanghai;

 

verbonden importeur in de Unie

CeDo Limited, Telford, VK;

 

producent in Turkije (het referentieland)

Sedat Tahir Ltd., Ankara.

(15)

Teneinde informatie te verzamelen over de kosten van de belangrijkste indirecte grondstof voor de productie van aluminiumfolie, namelijk primair aluminium, werd informatie ingewonnen bij de Shanghai Futures Exchange ("SHFE" of "beurs"), het belangrijkste handelsplatform voor aluminium in China. Informatie over de wereldmarkten en -prijzen werd ingewonnen bij de London Metal Exchange ("LME"), waar ook een informatiebezoek plaatsvond. De SHFE verstrekte op de vraag van de Commissie wat schriftelijke informatie. De Commissie heeft ook aan de SHFE een informatiebezoek voorgesteld, waar in eerste instantie mee werd ingestemd. Later oordeelde de SHFE echter dat voor een dergelijk bezoek de goedkeuring van de Chinese regering vereist zou zijn. De Chinese autoriteiten van hun kant ontkenden echter dat een dergelijke goedkeuring nodig was. Uiteindelijk kwam de SHFE op zijn oorspronkelijke instemming terug en besloot niet met het bezoek in te stemmen.

(16)

Er werd een informatiebezoek gebracht aan de Shanghai Metals Markets ("SMM"), die in Shanghai informatie over prijzen verstrekt en publiceert.

3.   Onderzoektijdvak

(17)

Het onderzoek naar de dumping en schade had betrekking op de periode van 1 oktober 2010 tot en met 30 september 2011 ("het onderzoektijdvak" of "OT"). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van januari 2008 tot het eind van het OT (de "beoordelingsperiode").

B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1.   Betrokken Product

(18)

Bij het betrokken product gaat het om aluminiumfolie met een dikte van 0,007 mm of meer, maar minder dan 0,021 mm, niet op een drager, enkel gewalst, al dan niet gegaufreerd, op kleine rollen met een gewicht van maximum 10 kg ("het betrokken product" of "aluminiumfolie op rollen" of "AHF" (aluminiumhuishoudfolie)). Het betrokken product is momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7607 11 11 en ex 7607 19 10.

(19)

Het betrokken product wordt gewoonlijk als verbruiksgoed voor verpakkingsdoeleinden en andere huishoudelijke en cateringtoepassingen gebruikt. De productomschrijving werd niet betwist.

2.   Soortgelijk Product

(20)

Uit het onderzoek is gebleken dat aluminiumfolie op rollen die in de VRC wordt geproduceerd en van daar wordt uitgevoerd, aluminiumfolie op rollen die in de Unie door producenten in de Unie wordt geproduceerd en verkocht en aluminiumfolie op rollen die in Turkije (het referentieland) door de medewerkende Turkse producent wordt geproduceerd en verkocht dezelfde fysieke en technische basiskenmerken en gebruiksdoeleinden hebben. Zij worden bijgevolg als gelijk beschouwd in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

C.   STEEKPROEVEN

1.   Steekproef van Producenten in de Unie

(21)

Gezien het kennelijk grote aantal producenten in de Unie werd in het bericht van inleiding overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening voor de vaststelling van schade van een steekproef gebruik te maken.

(22)

In het bericht van inleiding deelde de Commissie mee dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. In deze steekproef waren de vier grootste (groepen van) ondernemingen opgenomen, die werden geselecteerd uit meer dan 30 producenten in de Unie waarvan bekend was dat zij het soortgelijke product vóór de opening van het onderzoek produceerden. De steekproef werd samengesteld op grond van het verkoopvolume van de producenten, hun omvang en geografische locatie in de Unie. De voorgestelde steekproef vertegenwoordigde 44 % van de totale geschatte productie in de Unie tijdens het OT. Belanghebbenden werden verzocht het dossier te raadplegen en hun opmerkingen over de geschiktheid van deze keuze binnen 15 dagen na de datum van bekendmaking van het bericht van inleiding in te dienen. Nadat de termijn voor het formuleren van opmerkingen was verstreken heeft één belanghebbende aangevoerd dat een producent in het Verenigd Koninkrijk in de steekproef had moeten worden opgenomen. In dit verband zij opgemerkt dat er wel degelijk een producent in het VK (die deel uitmaakt van de Sphere Group) in de steekproef was opgenomen. Geen enkele andere belanghebbende tekende bezwaar aan tegen de definitieve steekproef, die bijgevolg werd bevestigd.

2.   Steekproef van Niet-Verbonden Importeurs

(23)

Gezien het potentieel grote aantal bij de procedure betrokken importeurs werd in het bericht van inleiding vermeld dat voor de importeurs overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening van een steekproef gebruik zou worden gemaakt.

(24)

Slechts twee niet-verbonden importeurs hebben de gevraagde informatie verstrekt en waren bereid mee te werken. Bijgevolg werd een steekproef niet langer nodig geacht.

3.   Steekproef van Producenten-Exporteurs

(25)

Gezien het kennelijk grote aantal producenten-exporteurs werd in het bericht van inleiding overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening voor de vaststelling van dumping van een steekproef gebruik te maken.

(26)

14 producenten-exporteurs in de VRC verstrekten de verlangde gegevens en stemden ermee in in de steekproef te worden opgenomen. Deze ondernemingen exporteerden ongeveer 7 800 ton, d.i. ongeveer 60 % van de Chinese uitvoer naar de EU-markt in het OT. Op basis van de informatie die de Commissie van deze partijen heeft ontvangen, heeft zij een steekproef samengesteld van de vier producenten-exporteurs met de grootste representatieve productie-, verkoop- en uitvoervolumes die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs konden worden onderzocht. Eén van de in de steekproef opgenomen ondernemingen besloot later toch niet mee te werken en een andere liet de Commissie weten dat de informatie die zij in het steekproefformulier had verstrekt, fout was. Op grond van deze nieuwe informatie werd besloten deze onderneming van de steekproef uit te sluiten. De Commissie heeft twee andere ondernemingen gevraagd of zij hen in de steekproef mocht opnemen. De medewerkende producenten-exporteurs, de missie van de VRC bij de EU en de klager werden geraadpleegd over de definitieve samenstelling van de steekproef. Geen van de belanghebbenden maakte bezwaar tegen deze samenstelling. Naderhand zegde ook een van de pas in de steekproef opgenomen ondernemingen zijn medewerking op. In de definitieve steekproef waren dus drie producenten-exporteurs in de VRC opgenomen. Zij waren samen goed voor ongeveer 30 % van de invoer van het betrokken product in de Unie tijdens het OT en voor 50 % van het verkoopvolume van de 14 producenten-exporteurs die gegevens voor de samenstelling van de steekproef hadden verstrekt.

D.   DUMPING

1.   Behandeling als marktgerichte onderneming en individuele behandeling

1.1.   Behandeling als marktgerichte onderneming (BMO)

(27)

Krachtens artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening moet bij antidumpingonderzoeken naar producten van oorsprong uit de VRC de normale waarde voor producenten-exporteurs die aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening voldoen, overeenkomstig de leden 1 tot en met 6 van dat artikel worden vastgesteld.

(28)

Twee ondernemingen, CeDo Shanghai Co. Ltd. ("CeDo Shanghai") en Shanghai Blue Diamond Co. Ltd. ("Blue Diamond"), hebben zich gemeld en verzochten om BMO. Zoals hierboven uiteengezet werd alleen CeDo Shanghai in de steekproef opgenomen; de andere onderneming werd niet opgenomen. Na het arrest van het Hof van Justitie in Zaak C-249/10 P Brosmann Footwear (HK) Ltd en anderen tegen Raad van de Europese Unie, werd evenwel besloten alle BMO-aanvraagformulieren te onderzoeken die binnen de termijn werden ingediend – met andere woorden de aanvragen van de twee hierboven vermelde ondernemingen.

(29)

De BMO-aanvragen werden afgewogen tegen de vijf criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening. Gemakshalve worden de BMO-criteria hieronder kort samengevat:

besluiten van bedrijven worden genomen als reactie op marktsignalen, zonder staatsinmenging van betekenis, en kosten geven marktvoorwaarden weer;

ondernemingen beschikken over een duidelijke basisboekhouding die onder controle staat van een onafhankelijke instantie in overeenstemming met de internationale standaarden voor jaarrekeningen en die alle terreinen bestrijkt;

er zijn geen verstoringen van betekenis die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie;

de betrokken bedrijven zijn onderworpen aan faillissements- en eigendomswetten die stabiliteit en juridische zekerheid verschaffen; en

omrekening van munteenheden geschiedt tegen de marktkoers.

(30)

Bij deze ondernemingen vond in verband met de BMO-aanvragen een controlebezoek plaats.

(31)

Op grond van het eerste criterium van artikel 2, lid 7, onder c), werd BMO aan beide ondernemingen geweigerd op grond van bewijsmateriaal dat de prijs van de belangrijkste grondstof, aluminium, was verstoord. Deze verstoringen werden ook aangetroffen voor de prijs van het halffabrikaat, aluminiumfolie op jumborollen zoals hieronder beschreven. Zoals hieronder wordt uiteengezet, voldeden de ondernemingen evenmin aan andere criteria.

1.1.1.   Conclusies voor de hele bedrijfstak met betrekking tot het eerste criterium - besluiten van bedrijven en kosten van de belangrijkste productiemiddelen

(32)

Aluminiumfolie op kleine rollen wordt eenvoudigweg geproduceerd door aluminiumfolie op jumborollen op kleinere rollen te herwinden, te snijden en te verpakken. De belangrijkste grondstof voor de productie van aluminiumfolie is primair aluminium. Primair aluminium vertegenwoordigt 60 à 70 % van de productiekosten van het betrokken product in dit onderzoek en is bijgevolg de belangrijkste kostenfactor voor de productie ervan. Dat komt tot uiting in de praktijk die de hele bedrijfssector toepast en die erin bestaat zowel de aankoop- als de verkoopprijzen voor aluminiumfolie te vermelden op basis van een referentieprijs voor primair aluminium (aluminiumingot) plus een vergoeding voor de productie/verwerking. De ondernemingen die BMO hadden aangevraagd kochten namelijk aluminiumfolie op jumborollen op grond van aankoopcontracten die de prijs van aluminiumfolie op jumborollen baseerden op de prijzen voor primair aluminium die werden gepubliceerd in de SMM, een verstrekker van prijsinformatie over verschillende metalen, die deze prijzen noteert op basis van prijzen waartegen op de spotmarkt werd verhandeld in de zone Shanghai. De SMM-publicatie is zeer representatief voor de binnenlandse aluminiumprijzen. Deze prijzen volgen nauwgezet de prijzen die zijn genoteerd op de SHFE, waar in de VRC de meeste transacties plaatsvinden.

(33)

De wereldwijde referentie voor de prijs van het basisproduct primair aluminium, is de notering op de LME. De prijs van aluminium op de Chinese binnenlandse markt verschilt aanzienlijk van de LME-prijzen. Zoals uit de onderstaande grafiek blijkt, bedroeg het verschil tussen de LME-prijs en de SHFE-prijs in het OT +500 tot -90 USD/ton. Tijdens het onderzoektijdvak was de prijsnotering op de LME maandelijks gemiddeld meer dan 9 % hoger dan de prijsnotering op de SHFE (nettoprijs), en bereikte het verschil in het midden van de periode zelfs +23 %. Er zij ook op gewezen dat aan het eind van het OT, toen de wereldprijzen daalden door een krimping van de vraag, de tegenovergestelde trend kon worden waargenomen voor de SHFE-prijzen (die zelfs tot 3 % boven de LME-prijzen lagen), wat de prijsverstoringen op deze markt nogmaals bevestigt.

Image

(34)

Zoals hierboven uiteengezet, worden deze substantiële prijsverschillen voor primair aluminium in vergelijking met de rest van de wereld toegeschreven aan een combinatie van een aantal door de staat gestuurde factoren en staatsinmenging van betekenis op de binnenlandse markt door middel van een aantal instrumenten. Deze invloed van de staat resulteerde in de totstandkoming en handhaving van een vrij geïsoleerde binnenlandse markt voor primair aluminium in de VRC, die van de marktwerking is afgeschermd.

(35)

In de eerste plaats staat de SHFE onder controle van de China Securities Regulatory Commission ("CSRC"). De SHFE oefent zijn functies uit overeenkomstig de Voorschriften inzake het beheer van de handel in futures, de Maatregelen voor het beheer van futurebeurzen en zijn statuten. Diverse van deze door de staat opgelegde regels die de werking van de beurs regelen, dragen bij tot een geringe volatiliteit en vertekende prijzen en prijstrends op de SHFE: de dagelijkse prijsfluctuaties zijn beperkt tot 4 % boven of onder de afrekenprijs van de vorige beursdag, de frequentie van de handel is laag (tot de 15e dag van elke maand), futurescontracten zijn beperkt tot een duur van maximaal 12 maanden, open interests van beurshandelaren zijn tot een bepaald bedrag begrensd en prijsspeculatie is beperkt.

(36)

De toegang tot de beurs is bij wet beperkt tot Chinese beurshandelaren, die ook moeten beschikken over een vergunning van de CSRC om op de beurs handel te kunnen drijven. Marktvertegenwoordigers van SHFE-leden kunnen uitsluitend transacties verrichten op verzoek van SHFE-leden, mogen geen opdrachten van andere organisaties aanvaarden en mogen geen handel drijven voor eigen rekening. Fysieke leveringen kunnen alleen plaatsvinden in een erkend pakhuis in de VRC, dit in tegenstelling tot internationale beurzen, waar leveringen overal ter wereld kunnen plaatsvinden. Aangezien zij bovendien alleen een platform zijn voor fysieke uitwisselingen (er worden geen derivaten verkocht) zijn de Chinese aluminiummarkten hierdoor volledig geïsoleerd. Bijgevolg is arbitrage met de LME of andere markten praktisch onmogelijk en functioneert de beurs geïsoleerd van de wereldmarkten. Daardoor kan tussen deze markten geen egalisatie plaatsvinden.

(37)

In de tweede plaats mengt de staat zich in de prijsvorming op de SHFE in doordat hij zowel verkoper is van primair aluminium als koper via het State Reserve Bureau en andere staatsorganen. De Chinese regering heeft eind 2008 bijvoorbeeld een pakket stimuleringsmaatregelen goedgekeurd dat tot doel heeft de gevolgen van de economische crisis te beperken. Dat pakket bevatte een regeling voor het State Reserves Bureau om aluminium te kopen van smelterijen teneinde hun activiteiten te ondersteunen door de binnenlandse vraag kunstmatig op te krikken toen de wereldwijde vraag door de mondiale financiële en economische crisis afnam. Deze door de staat geregelde aankopen verstoorden de prijzen aanzienlijk tijdens de eerste helft van 2009. Het is in dit verband interessant op te merken dat de prijzen op de binnenlandse Chinese markt en de prijzen op de wereldmarkten aan het eind van het onderzoektijdvak in tegenovergestelde richting evolueerden.

(38)

De Chinese staat heeft zijn inmengingsbeleid in de aluminiumsector beschreven in zijn 12e vijfjarenontwikkelingsplan voor aluminium (2011-2015). Het plan voorziet in de aanpassing van de kortingen op de belastingen en de uitvoerbelastingen en andere economische hefbomen, en het strikt de hand houden aan de totale omvang van de groei en de uitvoer van basisproducten. In de praktijk betekent dit dat een combinatie van specifieke belastingregelingen wordt gebruikt om de aluminiumindustrie te ondersteunen. Deze instrumenten ontmoedigen de uitvoer van primair aluminium uit de VRC, maar stimuleren de invoer en de productie voor zowel de binnenlandse markt als de exportmarkten van downstreamproducten waarin aluminium wordt verwerkt (zoals het betrokken product).

(39)

Dit plan is een voortzetting van het beleid dat reeds jarenlang in het kader van eerdere plannen werd gevoerd. Voorts werden deze plannen gedurende vele jaren ten uitvoer gelegd. Tijdens het OT waren verschillende uitvoeringsmaatregelen van kracht; deze worden hieronder beschreven. Het gaat om de volgende regelingen:

1)

een uitvoerrecht van 17 % op primair aluminium en aluminiumschroot (tegenover een nulrecht op aluminiumfolie op kleine rollen);

2)

een btw-aftrek van 0 % op primair aluminium (tegenover de aftrek van 15 % op aluminiumfolie sinds juni 2009);

3)

afschaffing van het invoerrecht van 5 % op metaal.

(40)

De staat gebruikt de combinatie van deze maatregelen dus om de uitvoer van primair aluminium te beperken, wat resulteert in een hoger aanbod en lagere prijzen op de binnenlandse markt.

(41)

De grote meerderheid van de Chinese aluminiumsmelterijen is in handen van de staat. De verschillende industrieplannen die de capaciteit en de output van de aluminiumproductie duidelijk beïnvloeden, momenteel met name het 12e vijfjarenplan (2011-2015) voor de aluminiumindustrie, moedigen de strategische ontwikkeling aan van aluminiumproducten die een complexe verwerking vereisen en stimuleren de aluminiumproducerende sector om de verwerkingsketen verder uit te breiden.

(42)

De hierboven beschreven maatregelen die de Chinese staat heeft genomen werden bijgevolg beschouwd als bewijs van onderliggende staatsinmenging in besluiten van bedrijven inzake de aankoop van grondstoffen en hun productiekosten. Het huidige Chinese systeem van hoge uitvoerrechten en de niet-terugbetaling van de btw voor de uitvoer van primair aluminium, in combinatie met de afwezigheid van uitvoerrechten en de gedeeltelijke terugbetaling van de btw op uitvoer van de downstreamaluminiumproducten zoals het betrokken product, en staatsinmenging in de prijsvorming op de SHFE, heeft inderdaad hoofdzakelijk geleid tot een situatie waar de prijzen van Chinees primair aluminium en de prijzen van downstreamaluminiumproducten (die eveneens worden gebruikt als grondstof voor de productie van andere aluminiumproducten) het resultaat zijn van staatsinmenging, onafhankelijk van de prijsschommelingen op de internationale markten. Dat heeft rechtstreekse gevolgen voor de beslissingen van de onderneming wanneer zij downstreamaluminiumgrondstoffen aankoopt. De prijzen van aluminium waren altijd al verstoord en, met uitzondering van een heel korte periode toen de staat zoals hierboven vermeld andere prioriteiten met verstorend effect bleek te hebben, heeft dit de Chinese producenten van aluminiumfolie een oneerlijk voordeel verstrekt.

(43)

Rekening houdend met het feit dat primair aluminium ongeveer 60 % van de productiekosten van aluminiumfolie op kleine rollen vertegenwoordigt, vertaalt dit verschil zich in een aanzienlijk oneerlijk kostenvoordeel voor Chinese producenten, dat voor een basisproduct zoals aluminiumfolie op kleine rollen doorslaggevend is.

(44)

CeDo Shanghai betwistte de bevindingen van de Commissie nadat deze aan het bedrijf werden meegedeeld. In de eerste plaats argumenteerde het bedrijf dat een aantal van de bevindingen van de Commissie verkeerd en niet consequent is, wat negatieve gevolgen heeft voor de algemene bevindingen met betrekking tot de besluiten van bedrijven in de VRC. Het bedrijf stelde met name dat de toegang tot de SHFE niet beperkt is tot Chinese onderdanen aangezien het mogelijk is rekeningen te openen bij makelaars die over een vergunning beschikken om handel te drijven op de SHFE. Algemeen genomen betwistte het bedrijf niet het bestaan van gecontroleerde acties vanwege de Chinese staat, maar was het van mening dat die niet tot doel hebben de prijzen te verstoren en een beperkte volatiliteit op de markt te garanderen, maar veeleer speculatie en mogelijke vergissingen bij de uitvoering van transacties te voorkomen. In de tweede plaats argumenteerde de onderneming dat de prijsverschillen en prijskloven tussen de SHFE en de LME in het OT vrij beperkt waren, en dat er ook een periode was waarin de prijzen in de VRC zelfs hoger waren dan elders. Het kostenvoordeel dat de Chinese producenten zouden genieten ingevolge de neerwaartse prijsdruk, als dat al het geval was, was volgens het bedrijf bijgevolg miniem. Het bedrijf licht ook toe dat de omkering van de prijstrends aan het eind van het OP eraan toe te schrijven was dat de Chinese economie eind 2011 nog steeds groeide, en niet het gevolg was van door de staat veroorzaakte verstoringen. Tot slot argumenteerde het bedrijf dat de hierboven vermelde mechanismen of procedures geen wezenlijke gevolgen hadden voor zijn beslissingen wat zijn kosten- en prijsvormingsbeleid betrof.

(45)

De verklaringen van het bedrijf zijn niet in tegenspraak met de bevindingen van de Commissie dat alleen Chinese beurshandelaren op deze beurs transacties mogen doen. Wat het opzet en het doel van het optreden van de staat betreft, zijn de verklaringen van het bedrijf speculatief en werden er tot nu toe geen bewijzen verstrekt. Voorts is het irrelevant waarom deze regelingen en beperkingen werden ingevoerd. Wat hier van belang is, is het algemene effect dat zij bewerken, namelijk de totstandbrenging van een geïsoleerde binnenlandse markt voor aluminium, waar de prijstrends de prijstrends op de wereldmarkten niet volgen. In dit verband wordt ook opgemerkt dat de Chinese autoriteiten bij de mededeling van feiten en overwegingen geen opmerkingen over dit punt hebben gemaakt. Zoals hierboven in overweging 43 wordt geconcludeerd, is de verstoring van de Chinese aluminiummarkt (een prijsverschil van -9 % in het OT) significant genoeg om te resulteren in een significant oneerlijk kostenvoordeel voor Chinese producenten van een basisproduct als het betrokken product. Dit kostenvoordeel kan niet worden verklaard door enig comparatief voordeel van de Chinese aluminiumproducenten. Tot slot zij opgemerkt dat alle medewerkende ondernemingen hun grondstoffen op de Chinese binnenlandse markt aankochten op basis van contracten die aan de plaatselijke aluminiumprijsindexen zijn gekoppeld. De beslissingen van de afzonderlijke bedrijven zijn dus duidelijk beïnvloed door de maatregelen van de staat waarbij een verstoorde markt voor aluminium wordt gecreëerd.

(46)

Blue Diamond lichtte toe dat de SMM-prijzen niet door de staat worden opgelegd en dat de SMM vergelijkbaar is met de LME aangezien beide publieke informatiebronnen zijn. De Commissie heeft niet geconstateerd dat de prijzen direct door de staat werden vastgesteld. Deze opmerking is bijgevolg niet relevant. Bovendien garandeert het feit dat de prijzen publiek bekend zijn niet automatisch dat zij door de marktwerking tot stand zijn gekomen.

1.1.2.   Bedrijfsspecifieke conclusies met betrekking tot de criteria 2 tot en met 5

(47)

De Commissie heeft vastgesteld dat CeDo Shanghai niet voldeed aan criterium 3, aangezien zijn terugbetaling van een lening in buitenlandse valuta onderworpen was aan de goedkeuring van de Administratie voor buitenlandse deviezen. Dit wordt geacht een verstorend effect te hebben op de beslissing van het bedrijf om een lening aan te gaan en dus ook op zijn financiële situatie.

(48)

CeDo Shanghai betwistte de bevindingen van de Commissie ten aanzien van criterium 3. Het bedrijf voerde aan dat de registratie bij de Administratie voor buitenlandse deviezen in het hele land wordt toegepast voor elk bedrijf dat leningen uit het buitenland terugbetaalt en dat het gewoon goed beheer vanwege de Chinese financiële autoriteiten is dat zij erop toezien dat geen geld de VRC via ongeoorloofde transacties verlaat. Het bedrijf argumenteerde voorts dat noch zijn productiekosten noch zijn algemene financiële situatie op welke manier ook van deze goedkeuring afhingen. De definitie van criterium 3 die de Commissie gebruikt, schiet volgens CeDo in dit opzicht dus tekort.

(49)

Besluiten in verband met de financiering behoren duidelijk tot de belangrijkste besluiten die bedrijven nemen. Het Reglement inzake buitenlandse schulden dat CeDO heeft verstrekt voert duidelijk een goedkeuringsprocedure in voor leningen die buiten de VRC worden aangegaan. Besluiten van bedrijven om een beroep te doen op buitenlandse financiering zijn dus afhankelijk van de goedkeuring door de staat. Daardoor wordt hun financiële situatie verstoord. De argumenten van het bedrijf werden bijgevolg verworpen.

(50)

Blue Diamond voldeed niet aan criterium 1 om de bijkomende reden dat het een uitgebreide vrijstelling van inkomstenbelastingen geniet. Het voldeed evenmin aan criterium 2, aangezien het niet beschikt over een duidelijke basisboekhouding die onder controle staat van een onafhankelijke instantie in overeenstemming met de hiervoor internationaal geldende normen en die alle terreinen bestrijkt. Tot slot kon het bedrijf niet aantonen dat het voldoet aan criterium 3 omdat het gratis kan beschikken over bedrijfsgebouwen en -terreinen, wat zijn kosten- en financiële situatie verstoort.

(51)

Het bedrijf betwistte een aantal van deze bevindingen. Het voerde aan dat de belastingvrijstelling geen gevolgen heeft voor zijn uitvoerprijzen, terwijl het antidumpingonderzoek zijn uitvoerprijzen betreft. Het bedrijf argumenteerde ook dat het voor zijn boekhouding de Chinese btw-wetgeving heeft toegepast en het lichtte toe dat de verschillen tussen de verkoopgegevens en de boekhouding toe te schrijven waren aan contractuele voorwaarden en geen gebruikelijke praktijk van het bedrijf waren. Het bedrijf bevestigde voorts dat het een vrij groot industrieterrein bij overeenkomst gratis gebruikt.

(52)

De opmerkingen inzake dubbele facturering was in tegenspraak met de uitleg en het bewijsmateriaal die tijdens het controlebezoek werden verstrekt. Er werd geen nieuw bewijsmateriaal verstrekt voor de dubbele facturering, noch voor het feit dat het afschrijvingsbeleid van het bedrijf in overeenstemming zou zijn met de Chinese btw-regels, zoals het bedrijf beweerde. Tot slot bevestigde het bedrijf de bevindingen inzake de belastingvrijstellingen en het gratis gebruik van een industrieterrein. Er zij in dit verband op gewezen dat de criteria die voor de beoordeling van de BMO-aanvragen worden gebruikt niet allemaal strikt relevant zijn voor de uitvoerprijs, maar tot doel hebben vast te stellen of voor de producent bij de productie en de verkoop van het betrokken soortgelijke product marktvoorwaarden gelden. Aangezien het bedrijf bovendien geen individueel onderzoek heeft aangevraagd en evenmin in de steekproef was opgenomen, werd hij niet om informatie over zijn uitvoerprijzen verzocht.

(53)

Bijgevolg wordt beide bedrijven BMO geweigerd.

1.2.   Individuele behandeling (IB)

(54)

Ingevolge artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening moet voor landen waarop die bepaling van toepassing is, een voor het gehele land geldend recht worden vastgesteld, maar kunnen ondernemingen die kunnen aantonen dat zij aan de criteria van artikel 9, lid 5, van de basisverordening voldoen, daarvan worden uitgezonderd. Gemakshalve worden deze criteria hieronder nog eens kort samengevat:

in geval van geheel of gedeeltelijk in buitenlandse handen zijnde ondernemingen of joint ventures kunnen de exporteurs hun kapitaal en winsten vrij repatriëren;

de uitvoerprijzen en -hoeveelheden en de verkoopvoorwaarden worden vrij vastgesteld;

de meerderheid van de aandeelhouders zijn particulieren; staatsambtenaren die deel uitmaken van de raad van bestuur of die leidinggevende functies vervullen, moeten in de minderheid zijn of er moet worden aangetoond dat de onderneming niettemin voldoende vrij is van staatsinmenging;

bij de omrekening van valuta's worden marktkoersen gebruikt; en

de staatsinmenging is niet dusdanig dat maatregelen ontweken kunnen worden indien voor individuele exporteurs een ander recht wordt vastgesteld.

(55)

Alle in de steekproef opgenomen ondernemingen en Blue Diamond hebben IB aangevraagd. Hun argumenten werden onderzocht. Uit het onderzoek is gebleken dat alle in de steekproef opgenomen ondernemingen en Blue Diamond voldeden aan de voorwaarden van artikel 9, lid 5, van de basisverordening.

(56)

Bijgevolg werd aan alle in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs en aan Blue Diamond IB toegekend.

2.   Referentieland

(57)

Ingevolge artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening moet de normale waarde voor de producenten-exporteurs aan wie geen BMO werd toegekend, worden vastgesteld op grond van de binnenlandse prijzen of een berekende normale waarde in een referentieland.

(58)

In het bericht van inleiding meldde de Commissie voornemens te zijn de Verenigde Staten van Amerika als geschikt referentieland voor de vaststelling van de normale waarde voor de VRC te gebruiken en werd belanghebbenden verzocht hun reacties mede te delen.

(59)

Er werden geen doorslaggevende argumenten aangevoerd tegen de keuze van de Verenigde Staten van Amerika ("VS") als referentieland. Geen van de belanghebbenden stelde andere producenten van het soortgelijke product in het referentieland voor.

(60)

De producenten in de VS verleenden evenwel geen medewerking, hoewel tijdens het onderzoek contact werd opgenomen met alle bekende producenten in de VS. De Commissie heeft producenten in andere derde landen die in de klacht werden vermeld, zoals Mexico en Zuid-Afrika, verzocht medewerking te verlenen, maar ook in die landen werd geen medewerking toegezegd.

(61)

De Commissie heeft zelf geprobeerd andere producenten in derde landen te vinden. Zij stuurde daartoe brieven en vragenlijsten naar alle haar bekende producenten in andere derde landen (Turkije, India, Zuid-Korea).

(62)

Twee Turkse producenten verklaarden zich bereid mee te werken. Uiteindelijk verstrekte één producent een volledig ingevulde vragenlijst en stemde ook met een controlebezoek in.

(63)

De Commissie heeft haar beoordeling van de geschiktheid van Turkije als referentieland opgenomen in het niet-vertrouwelijke dossier dat de belanghebbenden kunnen raadplegen. Geen van de belanghebbenden heeft opmerkingen gemaakt over het feit dat Turkije in dit geval als referentieland wordt gekozen.

(64)

Daarom wordt voorlopig geconcludeerd dat Turkije een geschikt referentieland is overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening.

3.   Normale Waarde

(65)

Aangezien geen van de ondernemingen die BMO hadden aangevraagd kon aantonen dat zij aan de BMO-criteria voldeed en de andere twee ondernemingen die in de steekproef waren opgenomen geen BMO hadden aangevraagd, werd de normale waarde voor alle Chinese producenten-exporteurs, zoals uiteengezet in overweging 57, vastgesteld op basis van de werkelijk betaalde of te betalen prijzen of van een door berekening vastgestelde normale waarde in Turkije voor het soortgelijke product. Nadat de beslissing was genomen om de in de Unie betaalde of te betalen prijzen te gebruiken, werd de normale waarde berekend op grond van de ter plaatse gecontroleerde gegevens van de in overweging 14 vermelde medewerkende Turkse producent.

(66)

Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie eerst onderzocht of de verkoop van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers representatief was. De verkoop van de medewerkende producent van het soortgelijke product in Turkije werd representatief geacht in vergelijking met de uitvoer van het betrokken product door de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs naar de Unie.

(67)

De Commissie onderzocht vervolgens of deze verkoop overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden. Hiertoe werd het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers vastgesteld. De verkooptransacties werden geacht winstgevend te zijn wanneer de eenheidsprijs gelijk was aan of hoger was dan de productieprijs. Daartoe werden de productiekosten op de Turkse markt tijdens het OT vastgesteld.

(68)

Voor de productsoorten waarbij meer dan 80 % van de op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheid van de productsoort werd verkocht tegen prijzen die hoger lagen dan de productiekosten en de gewogen gemiddelde verkoopprijs van die soort gelijk was aan of hoger was dan de productiekosten per eenheid, werd de normale waarde, naar productsoort, berekend als het gewogen gemiddelde van de werkelijke binnenlandse prijzen van alle verkopen van de soort in kwestie, ongeacht of die verkoop al dan niet winstgevend was.

(69)

Wanneer de winstgevende verkoop van een productsoort 80 % of minder van de totale verkoop van die soort bedroeg, of de gewogen gemiddelde prijs van die soort lager was dan de productiekosten per eenheid, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs, berekend als de gewogen gemiddelde prijs van alleen de winstgevende verkoop op de binnenlandse markt van die soort tijdens het OT.

(70)

In de gevallen waar de medewerkende Turkse producent een specifieke productsoort niet op de binnenlandse markt had verkocht, werd de normale waarde berekend overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening.

(71)

Voor productsoorten die de medewerkende Turkse producent niet op de binnenlandse markt had verkocht, maar die wel op andere markten werden verkocht, werd een normale waarde berekend door de productiekosten van dezelfde productsoort die op andere markten werd verkocht te vermeerderen met de VAA-kosten en de winst. Wanneer de Turkse medewerkende producent bepaalde productsoorten helemaal niet had verkocht, werd een normale waarde berekend door de productiekosten van alle productsoorten te vermeerderen met hun VAA-kosten en winst.

(72)

Overeenkomstig artikel 2, lid 6, van de basisverordening werden de bedragen van de VAA-kosten en de winst gebaseerd op de feitelijke gegevens over de productie en de verkoop van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties door de producent in Turkije.

4.   Uitvoerprijzen

(73)

De producenten-exporteurs voerden producten naar de Unie uit via in de Unie gevestigde verbonden ondernemingen.

(74)

Bij rechtstreekse uitvoer naar onafhankelijke afnemers in de Unie werden de uitvoerprijzen vastgesteld op basis van de werkelijk betaalde of te betalen prijzen voor het betrokken product overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening.

(75)

Bij uitvoer naar de Unie via verbonden ondernemingen in de Unie werden de uitvoerprijzen overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening vastgesteld op basis van de eerste wederverkoopprijzen van deze verbonden ondernemingen aan onafhankelijke afnemers in de Unie. Er werden correcties toegepast voor alle kosten tussen invoer en wederverkoop, zoals verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten, en winst. Voor de vaststelling van de winstmarge werd gebruik gemaakt van de winst van twee niet-verbonden importeurs van het betrokken product, aangezien de werkelijke winst van de verbonden importeur niet betrouwbaar werd geacht wegens de band tussen de producent-exporteur en de verbonden importeur.

5.   Vergelijking

(76)

Aangezien de Chinese invoer huismerkproducten betrof, werden uitsluitend vergelijkingen gemaakt op grond van de verkoop van huismerkproducten door de medewerkende Turkse onderneming.

(77)

De normale waarde en de uitvoerprijs werden vergeleken in het stadium af fabriek. Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs te kunnen maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Correcties voor indirecte belastingen, vracht, verzekeringen, verlading, waarborg en kredietkosten werden toegepast in alle gevallen waarin deze redelijk en nauwkeurig bleken te zijn en met bewijsmateriaal waren gestaafd. Met het gewicht van de verpakking werd in de vergelijking geen rekening gehouden.

(78)

Het PCN-systeem werd gebruikt om de productsoorten te classificeren, maar voor alle in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs was de overeenstemming gering. Wanneer er geen identieke productsoort was, werden vergelijkbare soorten vergeleken en werden correcties aangebracht voor de verschillen, zoals het soort verpakking. Wanneer met vergelijkbare soorten werd gewerkt, werden de details aan de betrokken partij meegedeeld.

6.   Dumpingmarges

(79)

De dumpingmarge voor de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs is overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening vastgesteld op basis van de vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring.

(80)

Voor de medewerkende ondernemingen die niet in de steekproef waren opgenomen, werd een gewogen gemiddelde van deze drie dumpingmarges berekend.

(81)

Gezien de beperkte medewerking in de VRC (ongeveer 60 %) wordt het passend geacht de dumpingmarge voor het gehele land, die van toepassing is op alle andere producenten-exporteurs in de VRC, te baseren op de transacties met de hoogste dumpingmarge van de medewerkende exporteurs.

(82)

De tabel hieronder bevat de aldus vastgestelde voorlopige dumpingmarges, uitgedrukt in een percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring:

Tabel 1

Dumpingmarges

Naam van de onderneming

Behandeling

Dumpingmarge

CeDo Shanghai Co. Ltd.

IB

39,3 %

Ningbo Times Co. Ltd.

IB

31,4 %

Ningbo Favoured Commodity Co. Ltd.

IB

28,6 %

Andere medewerkende ondernemingen

 

35,2 %

Dumpingmarge voor het hele land

 

43,4 %

E.   SCHADE

1.   Productie in de unie en bedrijfstak van de unie

(83)

De Unie telt 31 producenten of groepen van producenten van het soortgelijke product; de meesten van hen zijn relatief klein. Zij worden hierna "de bedrijfstak van de Unie" genoemd in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening. De klager, Eurométaux, diende de klacht in namens zeven producenten, die samen goed waren voor ongeveer 50 % van de totale productie in de Unie van bepaald aluminiumfolie op rollen tijdens het OT. Er zij evenwel op gewezen dat de gegevens die de klager heeft verstrekt en die met andere beschikbare bronnen werden vergeleken, alle bekende ondernemingen omvatten die het betrokken product op de markt van de Unie produceren en verkopen. Op grond daarvan is de totale productie van het soortgelijke product in de Unie geraamd op 91 000 ton in het OT. Aangezien via de klager gegevens werden verzameld of beschikbaar waren voor alle bekende ondernemingen die het betrokken product op de markt van de Unie produceren en verkopen, zullen deze gegevens in dit onderzoek als macro-economische indicatoren worden gebruikt.

2.   Verbruik in de unie

(84)

Het verbruik in de Unie werd vastgesteld op grond van het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie plus de invoer in de Unie. Deze gegevens werden verstrekt door de klager en werden ter beschikking gesteld van alle belanghebbenden. De gegevens die voor de producenten in de Unie werden verstrekt, werden vergeleken met de gegevens die de Commissie tijdens de beoordeling van de representativiteit en de steekproefprocedure heeft ontvangen. Invoergegevens voor het betrokken product voor zowel het betrokken land als derde landen werden vergeleken met de Comext-gegevens van Eurostat. De klager wees erop dat zijn cijfers voor de verkoop op de markt van de Unie bepaalde in de VRC geproduceerde hoeveelheden omvatten die reeds in de invoercijfers waren opgenomen. Die hoeveelheden werden bijgevolg afgetrokken van het verkoopvolume van bepaalde niet in de steekproef opgenomen producenten in de EU die ook uit de VRC invoerden. Door die aftrek werd voorkomen dat deze verkoopvolumes in het totale verbruik tweemaal werden meegerekend.

(85)

Het aldus berekende verbruik in de Unie bleek zich als volgt te hebben ontwikkeld:

Tabel 1

Verbruik in de EU (ton)

 

2008

2009

2010

OT

Totale invoer

4 600

7 600

10 300

14 300

Productie in de Unie die op de markt van de Unie werd verkocht

91 000

91 500

87 700

82 456

Totaal verbruik

95 600

99 100

98 000

96 756

Index (2008 = 100)

100

104

103

101

(86)

Het totale verbruik in de EU schommelde in de beoordelingsperiode maar licht. De reden voor deze stabiliteit is dat de EU-markt voor het betrokken product een uitontwikkelde markt is. Aangezien het product gewoonlijk voor huishouddoeleinden wordt gebruikt, kende het ondanks de economische crisis ook geen schommelingen.

3.   Invoer uit het betrokken land

3.1.   Hoeveelheden en marktaandeel

(87)

De invoervolumes werden verstrekt door de klager, die de statistische gegevens van Eurostat op basis van zijn kennis van de markt heeft aangepast. Deze correctie was nodig omdat de statistische gegevens op basis van de GN-code ook invoer van andere producten dan het betrokken product omvatten. De correctie was gebaseerd op de kennis van de uitvoer naar de EU-markt vanuit de diverse landen van uitvoer en van de invoerprijs, waaruit bleek of het bij het ingevoerde product om het betrokken product ging of niet. De gedetailleerde cijfers en methodologie werden in bijlage 3 van de klacht voor de belanghebbenden toegankelijk gemaakt. Volgens deze gegevens ontwikkelde de invoer uit de VRC in de Unie zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 2

Invoer uit de VRC

 

2008

2009

2010

OT

Invoer uit de VRC (ton)

4 270

6 836

9 839

12 994

Index (2008 = 100)

100

160

230

304

Marktaandeel

4,5 %

6,9 %

10,0 %

13,4 %

Index (2008 = 100)

100

154

225

301

Bron: Klager

(88)

Na het antidumpingonderzoek ten aanzien van de belangrijkste grondstof en het upstreamproduct (aluminiumfolie op jumborollen), dat resulteerde in de instelling van rechten voor Chinese producenten in 2009, zijn de uit de VRC ingevoerde hoeveelheden aanzienlijk gestegen. Het invoervolume van het betrokken product steeg in de beoordelingsperiode met meer dan 200 %.

(89)

Het marktaandeel van de Chinese producenten-exporteurs vertoont dezelfde stijgende trend als de invoer tijdens de beoordelingsperiode: het steeg van 4,5 % in 2008 tot 13,4 % tijdens het OT.

3.2.   Prijzen van de invoer met dumping en prijsonderbieding

(90)

De gemiddelde prijzen van de invoer uit de VRC ontwikkelden zich als volgt:

Tabel 3

Prijzen van de invoer uit de VRC

 

2008

2009

2010

OT

Gemiddelde cif-prijs (EUR/ton)

 (3)

2 335

2 600

2 518

Index (2009 = 100)

 (3)

100

111

108

Bron: Eurostat.

(91)

Er zij op gewezen dat de Chinese invoerprijzen grotendeels de Chinese grondstoffenprijzen (hoofdzakelijk aluminiumlegeringen) volgen. De invoerprijzen daalden evenwel met 3 % in het OT in vergelijking met 2010, op een moment waarop de grondstoffenprijzen met ongeveer 4 % stegen (zie onderstaande tabel).

Tabel 4

Ontwikkeling van de gemiddelde Chinese aluminiumprijzen

 

2008

2009

2010

OT

Gewogen gemiddelde prijs per ton op de SHFE-spotmarkt (EUR)

1 408

1 187

1 467

1 523

Index (2008 = 100)

100

84

104

108

Bron: Shanghai Futures Exchange (SHFE), exclusief btw.

(92)

Aangezien alle bekende Chinese invoer huismerkproducten betrof, werden uitsluitend voor de verkoop van huismerkproducten door de bedrijfstak van de Unie prijsonderbiedings- (en prijsbederf-)vergelijkingen gemaakt.

(93)

Voor de vaststelling van de prijsonderbieding in het OT werden de gewogen gemiddelde verkoopprijzen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voor niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie, af fabriek, per productsoort, vergeleken met de overeenkomstige gewogen gemiddelde prijzen van de invoer afkomstig van de medewerkende Chinese producenten voor de eerste onafhankelijke afnemer op de markt van de Unie, op cif-niveau, gecorrigeerd voor bestaande douanerechten en kosten na invoer.

(94)

De prijzen werden vergeleken per productsoort voor transacties in hetzelfde handelsstadium, zo nodig na correctie, en met aftrek van kortingen en rabatten. Het resultaat van de vergelijking, uitgedrukt als percentage van de omzet van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in het OT, was een gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarge van 10,0 % door de Chinese producenten-exporteurs.

4.   Economische situatie van de bedrijfstak van de unie

4.1.   Voorafgaande opmerkingen

(95)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening heeft de Commissie een beoordeling gemaakt van alle relevante economische factoren en indicatoren die op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed zijn.

(96)

De macro-economische indicatoren (productie, capaciteit, bezettingsgraad, omvang van de verkoop en marktaandeel) zijn op het niveau van de hele bedrijfstak van de Unie beoordeeld. De beoordeling is gebaseerd op de informatie van de klager, die is getoetst aan de gegevens van de medewerkende producenten in de Unie.

(97)

De micro-economische indicatoren (gemiddelde eenheidsprijzen, werkgelegenheid, lonen, productiviteit, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken) zijn geanalyseerd op het niveau van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. De beoordeling is gebaseerd op hun naar behoren gecontroleerde informatie.

4.2.   Macro-economische indicatoren

4.2.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

Tabel 5

Totale productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad in de Unie

 

2008

2009

2010

OT

Productievolume (ton)

95 500

95 000

93 000

91 000

Index (2008 = 100)

100

99

97

95

Productiecapaciteit (ton)

160 000

164 000

164 000

164 000

Index (2008 = 100)

100

103

103

103

Bezettingsgraad

59,7 %

57,9 %

56,7 %

55,5 %

Index (2008 = 100)

100

97

95

93

(98)

Uit de bovenstaande tabel blijkt dat de productie tijdens de beoordelingsperiode is gedaald, terwijl het verbruik tijdens dezelfde periode stabiel bleef. Hoewel de productiecapaciteit tijdens de beoordelingsperiode vrij stabiel bleef, volgde de bezettingsgraad dezelfde dalende tendens als de productie.

4.2.2.   Omvang van de verkoop en marktaandeel

Tabel 6

Omvang van de verkoop en marktaandeel

 

2008

2009

2010

OT

Omvang van de verkoop op de EU-markt (ton)

91 000

91 500

87 700

82 456

Index (2008 = 100)

100

101

96

91

Marktaandeel

95,2 %

92,3 %

89,5 %

85,2 %

Index (2008 = 100)

100

97

94

90

(99)

De omvang van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie daalde met 9 % tijdens de beoordelingsperiode en zijn marktaandeel daalde gestaag van 95,2 % in 2008 tot 85,2 % tijdens het OT.

4.2.3.   Groei

(100)

De afname van de verkoopvolumes en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie in de EU tijdens de beoordelingsperiode moet worden gezien in de context van een stabiel verbruik tijdens dezelfde periode, zoals beschreven in overweging 85.

4.3.   Gegevens van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie (micro-economische indicatoren)

4.3.1.   Gemiddelde eenheidsprijzen in de Unie en productiekosten

Tabel 7

Verkoopprijzen

 

2008

2009

2010

OT

Eenheidsprijs in de EU voor niet-verbonden afnemers

(EUR per ton)

4 479

3 950

4 237

4 378

Index (2008 = 100)

100

88

95

98

(101)

De gemiddelde verkoopprijzen (merk- en andere producten) vertonen tijdens de beoordelingsperiode een dalende tendens (-2 %). De verkoopprijzen werden echter niet als een betrouwbare schade-indicator beschouwd omdat deze sterk werden beïnvloed door de grondstoffenprijzen (hoofdzakelijk aluminium), die tijdens de beoordelingsperiode een vergelijkbare tendens vertoonden. Algemeen genomen werden de prijzen in 2010 en het OT gedrukt door de in overweging 94 hierboven beschreven prijsonderbieding.

4.3.2.   Werkgelegenheid, productiviteit en lonen

Tabel 8

Werkgelegenheid, productiviteit en lonen

 

2008

2009

2010

OT

Aantal werknemers

301

314

287

284

Index (2008 = 100)

100

104

95

94

Productiviteit (eenheden per werknemer)

143

138

141

138

Index (2008 = 100)

100

96

98

96

Loon per werknemer

41 070

38 913

44 115

43 600

Index (2008 = 100)

100

95

107

106

(102)

Het aantal werknemers is tijdens de beoordelingsperiode met 6 % gedaald, maar het loon per werknemer is licht gestegen. Bovendien leidde de afname van het aantal werknemers niet tot een stijging van de productiviteit, aangezien de daling van het verkoopvolume, zoals beschreven in overweging 99, nog groter was. De productiviteit van de arbeidskrachten in de bedrijfstak van de Unie, uitgedrukt in productie per werknemer per jaar, is in de beoordelingsperiode inderdaad licht gedaald. De productiviteit bereikte haar laagste niveau in 2009 en begon zich in 2010 te herstellen, maar bereikte niet meer het oorspronkelijke niveau. In het OT is de productiviteit weer gedaald tot het laagste niveau, namelijk dat van 2009.

4.3.3.   Voorraden

Tabel 9

Voorraden

 

2008

2009

2010

OT

Eindvoorraden

2 873

2 994

3 092

3 534

Index (2008 = 100)

100

104

108

123

Eindvoorraden uitgedrukt in percentage van de productie

6,7 %

6,9 %

7,7 %

9,1 %

Index (2008 = 100)

100

104

115

136

(103)

Hoewel de tot de bedrijfstak van de Unie behorende en in de steekproef opgenomen ondernemingen kleine voorraden aanhielden en op bestelling produceerden, werd toch een voorraad van een aantal gangbare producten aangehouden. De voorraden groeiden aanzienlijk aan, zowel in absolute termen als uitgedrukt in percentage van de productie. Tijdens de beoordelingsperiode stegen de eindejaarsvoorraden van 6,7 % tot 9,1 %.

4.3.4.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

Tabel 10

Winstgevendheid

 

2008

2009

2010

OT

Winstgevendheid EU-verkoop (% van nettoverkoop)

2,7 %

6,2 %

2,7 %

0,7 %

Index (2008 = 100)

100

231

101

27

(104)

De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie werd vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen op de verkoop van het soortgelijke product uit te drukken als percentage van de omzet. De aldus berekende winstgevendheid bereikte in 2009 haar hoogste niveau dankzij de daling van de aankoopkosten van de belangrijkste grondstof (namelijk aluminium). De winst is sinds 2009 gedaald en bereikte 0,7 % in het OT. Deze winstcijfers betreffen alle marktsegmenten, ook het relatief winstgevende segment van de merkproducten, dat in veel mindere mate te lijden had onder de concurrentie van de laaggeprijsde Chinese invoer. Het segment van de huismerkproducten alleen was in het OT inderdaad sterk verliesgevend.

(105)

De bedrijfstak van de Unie ondervond het vermogen om kapitaal aan te trekken niet als een groot probleem.

Tabel 11

Kasstroom, investeringen en rendement van investeringen

 

2008

2009

2010

OT

Kasstroom

12 716 283

17 369 815

12 030 581

7 771 917

Index (2008 = 100)

100

137

95

61

Investeringen (EUR)

4 604 286

2 167 756

2 770 090

1 716 570

Index (2008 = 100)

100

47

60

37

Rendement van investeringen

33,3 %

68,7 %

27,2 %

7,4 %

Index (2008 = 100)

100

206

82

22

(106)

De kasstroom, die het vermogen van een bedrijfstak om haar activiteiten zelf te financieren weergeeft, en het rendement van investeringen, volgden een negatieve trend die vergelijkbaar was met die van de opbrengst over de omzet.

(107)

In 2008 investeerde een EU-producent in extra opslagfaciliteiten. Tijdens de andere jaren van de beoordelingsperiode werden bij de in de steekproef opgenomen ondernemingen die deel uitmaken van de bedrijfstak van de Unie geen grote investeringen vastgesteld.

4.3.5.   Hoogte van de werkelijke dumpingmarge

(108)

De dumpingmarges zijn aangegeven in het onderdeel over dumping hierboven. Alle vastgestelde marges liggen aanzienlijk boven de de-minimisdrempel. Bovendien kan het effect van de werkelijke dumpingmarge op de EU-markt, gezien de omvang van de invoer met dumping uit de VRC en de prijzen van de ingevoerde producten, niet als te verwaarlozen worden beschouwd.

5.   Conclusie inzake Schade

(109)

Uit het onderzoek is gebleken dat veel van de schade-indicatoren die met de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie verband houden tijdens de beoordelingsperiode zijn verslechterd of zich niet zoals het verbruik hebben ontwikkeld. Deze opmerking geldt vooral voor de periode van 2010 tot het eind van het OT.

(110)

Tijdens de beoordelingsperiode steeg het invoervolume uit de VRC gestaag en aanzienlijk in de context van een stabiel verbruik. Tegelijkertijd daalde het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie in totaal met 9 % en kromp zijn marktaandeel met ongeveer 10 procentpunten. De bedrijfstak van de Unie zag zijn voorraden aanzienlijk toenemen, wat erop wees dat hij niet in staat was het product te verkopen. De laaggeprijsde invoer met dumping nam tijdens de beoordelingsperiode gestaag toe en onderbood de prijzen van de bedrijfstak van de Unie in het OT aanzienlijk.

(111)

Bovendien gingen de schade-indicatoren die betrekking hebben op de financiële prestaties van de bedrijfstak van de Unie, zoals de kasstroom en de winstgevendheid, in 2010 en in het OT sterk achteruit.

(112)

Rekening houdend met het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

F.   OORZAKELIJK VERBAND

1.   Inleiding

(113)

Overeenkomstig artikel 3, leden 6 en 7, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping van oorsprong uit de VRC zodanige schade heeft geleden dat deze als aanmerkelijk kan worden beschouwd. Andere bekende factoren dan de invoer met dumping waardoor de bedrijfstak van de Unie schade kon hebben geleden werden onderzocht om te voorkomen dat schade door deze andere factoren aan de invoer met dumping werd toegeschreven.

2.   Gevolgen van de Invoer met Dumping

(114)

Eind 2009 werden antidumpingrechten ingesteld op jumborollen aluminiumfolie van oorsprong uit de VRC. Sindsdien is de invoer van het betrokken product (het downstreamproduct) snel gestegen. Deze stijgingen vallen samen met een verslechtering van de situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(115)

Uit het onderzoek is gebleken dat het verbruik in de Unie in de beoordelingsperiode stabiel bleef, terwijl het volume van de invoer met dumping uit de VRC spectaculair toenam, namelijk met meer dan 200 %. Het marktaandeel van deze invoer steeg eveneens, namelijk van 4,5 % in 2008 tot 13,4 % in het OT (dit is een stijging met ongeveer 9 procentpunten). Tegelijkertijd daalde het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie met 9 % en kromp ook zijn marktaandeel met ongeveer 9 procentpunten, namelijk van 95,2 % in 2008 tot 85,2 % in het OT.

(116)

Wat de prijsdruk betreft, moet erop worden gewezen dat de Chinese producenten-exporteurs de prijzen van de bedrijfstak van de Unie in het OT onderboden. Door de prijsdruk en de toenemende volumes konden de Chinese producenten-exporteurs contracten van grote klanten binnenhalen (detail- en groothandelaren). Voor de contracten die hij kon behouden, moest de bedrijfstak van de Unie afzien van de prijsverhogingen die hij nodig had om de stijgingen van de aluminiumprijzen te compenseren. In het OT bedroeg de prijsonderbieding ongeveer 10 % en in dat jaar heeft de bedrijfstak van de Unie de gemiddelde prijzen met 3 % verhoogd om de gestegen grondstoffenkosten te compenseren, terwijl de Chinese producenten-exporteurs hun prijzen op de EU-markt met ongeveer 3 % verlaagden (zie tabel 3). Dit heeft geleid tot een aanzienlijke verslechtering van de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie.

(117)

Gezien het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de sterke stijging van de invoer met dumping uit de VRC tegen prijzen die deze van de bedrijfstak van de Unie onderboden een doorslaggevende rol hebben gespeeld in de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden en die vooral tot uiting komt in zijn slechte financiële situatie, in de daling van zijn verkoopvolume en zijn marktaandeel, en in de verslechtering van veel van de schade-indicatoren.

3.   Gevolgen van andere factoren

3.1.   Invoer uit derde landen

(118)

In onderstaande tabel wordt de omvang van de invoer uit andere derde landen tijdens de beoordelingsperiode weergegeven. De klager heeft gegevens verstrekt inzake de trends van de hoeveelheden en de prijzen; hij heeft zich daarvoor gebaseerd op gegevens van Eurostat.

Tabel 12

Invoer uit derde landen

 

2008

2009

2010

OT

Invoer uit derde landen

330

764

461

1 306

Index (2008 = 100)

100

231

140

396

Marktaandeel

0,3 %

0,8 %

0,5 %

1,3 %

Index (2008 = 100)

100

223

136

391

(119)

De invoer uit derde landen (hoofdzakelijk India, Rusland, Taiwan en Turkije) is in de beoordelingsperiode met 300 % gestegen. Het totale EU-marktaandeel van deze invoer blijft echter marginaal. Hij kan dan ook niet hebben bijgedragen tot de schade die de bedrijfstak van de Unie tijdens het OT heeft geleden.

3.2.   Volume en prijzen van de uitvoer

(120)

In onderstaande tabel wordt de omvang van de uitvoer door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie tijdens de beoordelingsperiode weergegeven. De trends voor de hoeveelheden en de prijzen zijn gebaseerd op gecontroleerde cijfers van de in de steekproef opgenomen producenten.

Tabel 13

Uitvoer door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie

 

2008

2009

2010

OT

EU-uitvoervolume

1 900

1 800

1 600

1 700

Index (2008 = 100)

100

95

84

89

Uitvoer uitgedrukt in percentage van de productie

2,0 %

1,9 %

1,7 %

1,9 %

Index (2008 = 100)

100

95

86

94

Uitvoerprijzen

3 792

3 460

3 447

3 565

Index (2008 = 100)

100

91

91

94

(121)

De uitvoervolumes van de in de steekproef opgenomen producenten waren tijdens de beoordelingsperiode niet significant: deze vertegenwoordigden nooit meer dan 2 % van de geproduceerde hoeveelheden. Zij volgden een trend die vergelijkbaar was met die van de verkoopvolumes op de Europese markt. Aangezien de bedrijfstak van de Unie slechts kleine hoeveelheden uitvoerde, kon de evolutie van die uitvoer niet tot de geleden aanmerkelijke schade hebben bijgedragen.

3.3.   Gevolgen van de economische crisis

(122)

De economische crisis veroorzaakte tijdens de beoordelingsperiode geen krimp van het verbruik in de Unie. Zoals kon worden verwacht voor huishoudproducten die niet tot de categorie van de luxeproducten behoren, had de financiële crisis geen gevolgen voor het verbruik van AHF, dat een zeer stabiel product blijft in de voedselverwerkende en de verpakkingsindustrie. De economische crisis heeft dus niet bijgedragen tot de schade die de bedrijfstak van de Unie tijdens het OT heeft geleden.

3.4.   Concurrentie op de markt van de Unie

(123)

Er heerst sterke concurrentie op de markt van de Unie, rekening houdend met het feit dat de bedrijfstak van de Unie vrij verscheiden is (er zijn meer dan 30 producenten) en dat een van hun belangrijkste afnemers de machtige detailhandel is.

(124)

In de loop der jaren hebben de grote detailhandelaren in de Europese Unie hun eigen merken (huismerken) ontwikkeld. Daardoor daalde geleidelijk het verkoopvolume van de eigen merken van de producenten. Dat was nadelig voor de producenten die tot de bedrijfstak van de Unie behoren: zij zagen hun verkoop in het winstgevender merkproductensegment dalen en waren genoodzaakt harder met elkaar te gaan concurreren in het groeiende huismerkensegment.

(125)

Deze ontwikkelingen hebben zich in de loop der jaren echter geleidelijk voorgedaan en uit het onderzoek is gebleken dat het huismerkensegment tussen 2010 en het eind van het OT slechts van 83 % tot 84 % is gegroeid. Deze groei zal weliswaar een klein effect hebben gehad op de producenten in de EU, maar verklaart niet de sterke schadelijke trends die zij hebben ondervonden.

3.5.   Ontwikkeling van de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie

(126)

Belanghebbenden hebben betoogd dat schommelingen van de productiekosten, hoofdzakelijk van de aluminiumprijs, tot de schade hebben bijgedragen.

(127)

De productiekosten van AHF houden nauw verband met de ontwikkeling van de prijzen van aluminium, de belangrijkste grondstof voor dit product. De LME is wereldwijd de benchmark voor aluminiumprijzen.

Tabel 14

Ontwikkeling van de gemiddelde aluminiumprijzen op de LME

 

2008

2009

2010

OT

Gemiddelde contantprijs LME per ton in USD

2 750

1 750

2 150

2 460

Index (2008 = 100)

100

64

78

90

Bron: LME

(128)

De ontwikkelingen die uit de bovenstaande tabel blijken, werden veroorzaakt door de financiële crisis, die rond oktober 2008 is begonnen. De aluminiumprijzen daalden ingevolge de beperktere vraag en herstelden zich enigszins tegen het eind van het OT. De AHF-sector stelt zijn prijzen echter gewoonlijk vast op basis van een LME-benchmark, vermeerderd met een marge voor verwerkingskosten en winst. Dat betekent dat schommelingen van de LME-benchmark in normale omstandigheden niet veel gevolgen hebben voor de situatie van de AHF-sector doordat de prijzen van de eindproducten de LME-prijzen volgen. De bedrijfstak van de Unie heeft in feite steeds gefunctioneerd in een context van schommelende aluminiumprijzen.

(129)

Er werd eveneens aangevoerd dat de bedrijfstak van de Unie over inefficiënte apparatuur beschikte, en dat dit tot de schade heeft bijgedragen. Dit is echter niet uit het onderzoek naar voren gekomen. Daaruit bleek daarentegen dat de verwerkingskosten in de EU en in deVRC over het algemeen genomen ongeveer even hoog waren. Een dergelijke inefficiëntie zou voorts betekenen dat de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie jarenlang laag zou zijn geweest. Een dergelijk argument verklaart evenmin het verlies aan marktaandeel, verkoopvolume en winstgevendheid tussen 2009 en het eind van het OT.

(130)

Gelet op het bovenstaande kunnen de schommelingen van de aluminiumprijzen en de vermeende inefficiëntie van de productie niet als een oorzaak van de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade worden beschouwd.

3.6.   Overcapaciteit

(131)

Zoals hierboven vermeld, was de bezettingsgraad van de Europese producenten tijdens de beoordelingsperiode relatief laag. Aangezien de producenten in de Unie dezelfde machines ook kunnen gebruiken om andere producten (zoals vershoudfolie) te herwikkelen, wordt de bezettingsgraad echter niet als een belangrijke oorzaak beschouwd. De bezettingsgraad was trouwens ook reeds vrij laag in 2008 en 2009, toen de winstgevendheid en de situatie van de sector over het algemeen nog bevredigend waren.

(132)

Er wordt bijgevolg geconcludeerd dat de overcapaciteit geen substantiële oorzaak was van de door de EU-producenten geleden schade.

4.   Conclusie inzake het oorzakelijk verband

(133)

Bovenstaande analyse laat zien dat de omvang en het marktaandeel van de invoer met dumping van oorsprong uit de VRC in het bijzonder in 2010 en in het OT aanzienlijk zijn toegenomen. Er werd vastgesteld dat deze invoer de tijdens het OT door de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie aangerekende prijzen onderbood.

(134)

Deze toename van de hoeveelheden en het marktaandeel van de laaggeprijsde invoer met dumping uit de VRC viel samen met de negatieve ontwikkelingen van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie. Deze situatie verslechterde in het OT, toen de bedrijfstak van de Unie aan marktaandeel en winstgevendheid bleef verliezen, en andere financiële indicatoren zoals kasstroom en rendement van investeringen hun laagste niveaus bereikten.

(135)

Bij onderzoek van de andere bekende factoren, waaronder de economische crisis, bleek dat deze factoren geen zodanige negatieve gevolgen kunnen hebben gehad dat het geconstateerde oorzakelijke verband tussen de invoer met dumping uit de VRC en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade erdoor werd verbroken.

(136)

Op grond van bovenstaande analyse, waarbij een duidelijk onderscheid werd gemaakt tussen de gevolgen van alle bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie en de schadelijke gevolgen van de uitvoer met dumping, luidt de voorlopige conclusie dat de bedrijfstak van de Unie door de uitvoer met dumping uit de VRC aanmerkelijke schade in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisverordening heeft geleden.

G.   BELANG VAN DE UNIE

1.   Voorafgaande Opmerkingen

(137)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of er ondanks de voorlopige conclusie inzake schade veroorzakende dumping dwingende redenen waren om te concluderen dat het niet in het belang van de Unie was in dit bijzondere geval maatregelen te nemen. Het belang van de Unie werd geanalyseerd aan de hand van een afweging van de belangen van alle betrokkenen, d.w.z. de bedrijfstak van de Unie, de importeurs/groothandelaren en de detailhandelaren van het betrokken product.

2.   Belang van de bedrijfstak van de unie

(138)

De bedrijfstak van de Unie heeft aanmerkelijke schade geleden als gevolg van de invoer met dumping uit de VRC. Er zij aan herinnerd dat veel schade-indicatoren gedurende de beoordelingsperiode een negatieve trend lieten zien. Indien er geen maatregelen worden genomen, lijkt een verdere verslechtering van de situatie van de bedrijfstak van de Unie onvermijdelijk. De situatie van de bedrijfstak van de Unie is snel verslechterd na de instelling van antidumpingmaatregelen ten aanzien van het upstreamproduct (aluminiumfolie op jumborollen) in 2009. Aangezien dezelfde structurele problemen in de Chinese aluminiumsector die reeds tijdens dat onderzoek zijn vastgesteld op de markt blijven voortbestaan, argumenteerde de bedrijfstak van de Unie dat ook hij tegen oneerlijke concurrentie moest worden beschermd.

(139)

De instelling van voorlopige antidumpingrechten zal naar verwachting leiden tot het herstel van effectieve handelsvoorwaarden op de markt van de Unie, zodat de bedrijfstak van de Unie in staat zal zijn de prijzen van het onderzochte product zodanig te bepalen dat die de kosten van de verschillende componenten en de marktvoorwaarden weerspiegelen. Door de instelling van voorlopige maatregelen kan de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk ook ten minste een deel van haar tijdens de beoordelingsperiode verloren marktaandeel terugwinnen, wat ook een positief effect heeft op zijn winstgevendheid en algemene financiële situatie.

(140)

Indien geen maatregelen worden ingesteld, kan een verder verlies aan marktaandeel worden verwacht en zou de bedrijfstak van de Unie verliesgevend blijven, met name in het huismerkensegment. Dit zou op middellange tot lange termijn onhoudbaar zijn. Gezien de dalende winstgevendheid en de verslechterende andere financiële indicatoren zoals de kasstroom en het rendement van investeringen, kan worden verwacht dat de meeste producenten in de Unie niet meer concurrerend zouden kunnen blijven op de markt indien geen maatregelen werden ingesteld.

(141)

Voorts levert de bedrijfstak van de Unie aan zijn afnemers (hoofdzakelijk detailhandelaren en groothandelaren) ook andere producten voor de levensmiddelenindustrie en andere verpakkingsproducten, zoals vershoudfolie en papierproducten. Bepaalde van die producten worden op dezelfde herwikkelapparatuur geproduceerd als het betrokken product. Het betrokken product is een belangrijk segment van het productassortiment dat de verschillende ondernemingen die tot de bedrijfstak van de Unie behoren verkopen. Voor bepaalde ondernemingen vertegenwoordigt het zelfs meer dan 50 % van de omzet. Indien de situatie van het betrokken product verder verslechtert, brengt dat ook de productie in de Unie van de andere producten in gevaar.

(142)

Derhalve wordt voorlopig geconcludeerd dat de instelling van antidumpingrechten in het belang van de bedrijfstak van de Unie is.

3.   Belang van importeurs/groothandelaren

(143)

Twee grote importeurs op de Europese markt, die hun producten uit de VRC betrekken, nemen een groot deel van de invoer van het betrokken product, dat in het OT op ongeveer 50 % wordt geschat, voor hun rekening.

(144)

Eén van die importeurs is verbonden met een in de steekproef opgenomen medewerkende producent-exporteur (CeDo Shanghai). De CeDo-groep betrekt zijn producten uit twee bronnen en verkoopt op de markt van de Unie zowel folie die in de VRC is geproduceerd als folie die in de Unie is geproduceerd. De groep heeft erop gewezen dat antidumpingmaatregelen deze strategie in gevaar zouden brengen en zijn winstgevendheid zouden verminderen. De voorgestelde maatregelen zijn echter niet tegen een specifieke onderneming gericht, maar hebben tot doel de eerlijke handel op de markt van de Unie te herstellen.

(145)

Tijdens het onderzoek kon niet worden vastgesteld of de andere grote importeur (Quickpack) met een van zijn Chinese leveranciers verbonden is. Dat komt doordat deze importeur verkoos niet aan het onderzoek mee te werken, hoewel hij daarom werd verzocht. Bijgevolg is niet duidelijk welke gevolgen eventuele rechten, van de voorgestelde hoogte, voor zijn activiteiten zullen hebben.

(146)

Van de resterende importeurs hebben er slechts twee aan dit onderzoek meegewerkt door de vragenlijst in te vullen. Uit hun antwoorden blijkt dat zij ongeveer 6 % van de totale invoer uit de VRC vertegenwoordigen. Deze ondernemingen argumenteerden dat zij zich mogelijk genoopt zullen zien om uit de foliemarkt te stappen indien een antidumpingrecht wordt ingesteld. Andere producten vertegenwoordigden echter meer dan 80 % van hun omzet aangezien deze twee ondernemingen ook veel andere producten voor de levensmiddelensector en andere huishoudproducten importeerden.

(147)

Een andere importeur/producent (Terinex Ltd) beantwoordde de vragenlijst niet, maar gaf zijn mening vanuit het oogpunt van de markt in het VK. Terinex Ltd legde uit dat de producten die hij uit de VRC betrok zijn eigen productie onderboden, maar hij beschouwde zijn invoer als kleine marktdeelnemer niet als schadelijk voor de bedrijfstak van de Unie. Indien echter rekening wordt gehouden met alle invoer uit de VRC (vanaf overweging 87), is de invoer uit de VRC, zoals uiteengezet vanaf overweging 114, duidelijk een belangrijke oorzaak van de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade. Aangezien de omzet van het betrokken product relatief klein is in verhouding tot het geheel van de activiteiten van de ondernemingen, zal de instelling van maatregelen waarschijnlijk geen zware gevolgen hebben voor de totale winst van de ondernemingen.

(148)

Wat de sector van de (al dan niet verbonden) importeurs in het algemeen betreft, kan niet worden uitgesloten dat de instelling van maatregelen deze sector negatief beïnvloedt. Een recht zal de invoer namelijk waarschijnlijk minder interessant maken, en de bedrijfstak van de Unie zal waarschijnlijk een aantal opdrachten/contracten kunnen terugwinnen, wat in het nadeel van de importeurs speelt. Dit zou echter gebeuren in het kader van het herstel van eerlijke concurrentie, en het effect op de hele sector van de importeurs zou niet onevenredig zijn.

(149)

De voorlopige conclusie luidt bijgevolg dat de gevolgen voor de importeurs niet van die aard zouden zijn dat de maatregelen moeten worden geacht tegen het algemene belang van de Unie in te druisen.

4.   Belang van detailhandelaren

(150)

Zes detailhandelaren werkten aan het onderzoek mee. Deze detailhandelaren kunnen als representatief worden beschouwd gezien hun geografische spreiding in de Europese Unie en de verschillende omvang van hun omzet. Zij zijn allemaal gekant tegen de instelling van welke maatregel ook omdat deze extra kosten voor hun ondernemingen met zich zullen brengen en maatregelen hun keuze van leveranciers zouden beperken.

(151)

Uit de antwoorden van deze detailhandelaren blijkt echter heel duidelijk dat het onderzochte product slechts een klein deel van hun omzet uitmaakt (in ieder geval minder dan 1 %) en dat om het even welke antidumpingmaatregel weinig of geen gevolgen zou hebben voor hun omzet of winst.

5.   Belang van de consumenten

(152)

De Commissie heeft contact opgenomen met één consumentenvereniging, die niet aan het onderzoek wenste mee te werken. Geen andere consumentenvereniging heeft zichzelf kenbaar gemaakt.

(153)

Voor consumenten zullen de gevolgen van antidumpingrechten waarschijnlijk zeer marginaal zijn, aangezien AHF een zeer klein percentage van het wekelijkse budget van een consument vertegenwoordigt. Voorts wordt verwacht dat een stijging van de AHF-prijzen in de detailhandel ingevolge de instelling van rechten miniem of onbestaande zou zijn.

6.   Conclusie inzake het belang van de unie

(154)

Gezien het bovenstaande luidt de voorlopige conclusie dat er, gezien de beschikbare informatie over het belang van de Unie, geen dwingende redenen zijn die tegen de instelling van voorlopige maatregelen ten aanzien van de invoer van het betrokken product van oorsprong uit de VRC pleiten.

H.   VOORSTEL VOOR VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

1.   Schade opheffend prijsniveau

(155)

Gelet op de conclusies inzake dumping, schade, het oorzakelijk verband en het belang van de Unie moeten voorlopige antidumpingmaatregelen worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie nog meer schade lijdt door invoer met dumping.

(156)

Om de hoogte van deze maatregelen te bepalen, werd rekening gehouden met de vastgestelde dumping en het bedrag aan rechten dat noodzakelijk is om de schade voor de bedrijfstak van de Unie op te heffen, zonder de geconstateerde dumpingmarges te overschrijden.

(157)

Bij de berekening van het recht dat nodig is om de gevolgen van de schade veroorzakende dumping op te heffen, werd ervan uitgegaan dat de maatregelen de bedrijfstak van de Unie in staat moeten stellen om de productiekosten te dekken en een winst vóór belasting te maken die bij normale concurrentie, dat wil zeggen in afwezigheid van invoer met dumping, redelijkerwijs op de verkoop van het soortgelijke product in de Unie door een dergelijke bedrijfstak in de sector kan worden behaald.

(158)

In vorige onderzoeken met betrekking tot AHF (jumborollen) is de normale winstmarge op basis van wat hierboven is beschreven vastgesteld op 5 %. De klager argumenteerde dat 6 % voor de bedrijfstak in afwezigheid van schade veroorzakende dumping een redelijke winstmarge zou zijn. Hij slaagde er echter niet in dit argument naar behoren te staven. Aangezien er hieromtrent geen andere opmerkingen waren, wordt het bijgevolg passend geacht de winstmarge van 5 % te blijven gebruiken die in het vorige onderzoek was vastgesteld. Er wordt dus voorlopig aangenomen dat een winstmarge van 5 % op de omzet kan worden beschouwd als een passend niveau dat de bedrijfstak van de Unie zonder schade veroorzakende dumping had kunnen verwachten. Op basis hiervan werd voor het soortgelijke product een prijs berekend waarbij de bedrijfstak van de Unie geen schade lijdt. De geen schade veroorzakende prijs werd verkregen door van de EU-verkoopprijs de in het OT werkelijk geboekte winst af te trekken en te vervangen door de hierboven vermelde winstmarge.

(159)

De noodzakelijke prijsverhoging werd vervolgens berekend door vergelijking van de gewogen gemiddelde invoerprijs van de medewerkende producenten-exporteurs in de VRC, zoals vastgesteld voor de berekening van de prijsonderbieding, met de geen schade veroorzakende prijs van de producten die de bedrijfstak van de Unie gedurende het OT op de markt van de Unie heeft verkocht. Het verschil dat deze vergelijking opleverde, werd vervolgens uitgedrukt als percentage van de gemiddelde totale cif-waarde bij invoer.

2.   Voorlopige maatregelen

(160)

In het licht van het voorgaande en overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening wordt geoordeeld dat op de invoer van oorsprong uit de VRC voorlopige antidumpingmaatregelen moeten worden ingesteld die gelijk zijn aan de dumpingmarge, of aan de schademarge indien deze lager is.

(161)

Op grond van het voorgaande zijn de antidumpingrechten vastgesteld door de schademarges en de dumpingmarges met elkaar te vergelijken. Daarom worden de volgende antidumpingrechten voorgesteld:

Voorgestelde voorlopige antidumpingrechten

Naam van de onderneming

Dumpingmarge

Schademarge

Voorlopig recht

CeDo Shanghai Co. Ltd.

39,3 %

16,3 %

16,3 %

Ningbo Times Co. Ltd.

31,4 %

15,5 %

15,5 %

Ningbo Favoured Commodity Co. Ltd.

28,6 %

13,0 %

13,0 %

Andere medewerkende ondernemingen

35,2 %

15,5 %

15,5 %

Dumpingmarge voor het hele land

43,4 %

35,4 %

35,4 %

(162)

De bij deze verordening voor bepaalde ondernemingen vastgestelde individuele antidumpingrechten zijn gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Zij weerspiegelen daarom de situatie die bij dat onderzoek voor die ondernemingen werd vastgesteld. Deze rechten (in tegenstelling tot het voor het gehele land geldende recht dat van toepassing is op "alle andere ondernemingen") gelden dus uitsluitend bij de invoer van producten van oorsprong uit de VRC die vervaardigd zijn door de specifiek vermelde juridische entiteiten. De rechten zijn niet van toepassing op ingevoerde producten die zijn vervaardigd door andere, niet specifiek in het dispositief van deze verordening genoemde ondernemingen, ook al gaat het hierbij om entiteiten die verbonden zijn met de specifiek genoemde ondernemingen; op die producten is het recht van toepassing dat geldt voor "alle andere ondernemingen".

(163)

Verzoeken in verband met de toepassing van deze individuele antidumpingrechten voor bepaalde ondernemingen (bv. na de naamswijziging van een entiteit of na de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen) moeten onverwijld aan de Commissie (4) worden gericht, onder opgave van alle relevante gegevens, met name indien deze naamswijziging of deze oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen verband houdt met wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van productie en verkoop in binnen- en buitenland. Indien het verzoek gerechtvaardigd is, zal de verordening dienovereenkomstig worden gewijzigd door bijwerking van de lijst van ondernemingen die voor een individueel recht in aanmerking komen.

I.   SLOTBEPALING

(164)

Met het oog op de beginselen van behoorlijk bestuur moet een termijn worden vastgesteld waarbinnen belanghebbenden die zich binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn kenbaar hebben gemaakt, schriftelijk opmerkingen kunnen maken en kunnen vragen te worden gehoord. Voorts dient te worden opgemerkt dat alle bevindingen betreffende de instelling van rechten in het kader van deze verordening voorlopig zijn en bij de instelling van definitieve maatregelen kunnen worden herzien,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op aluminiumfolie met een dikte van 0,007 mm of meer, maar minder dan 0,021 mm, niet op een drager, enkel gewalst, al dan niet gegaufreerd, op kleine rollen met een gewicht van maximum 10 kg, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7607 11 11 en ex 7607 19 10 (Taric-codes 7607111110 en 7607191010), van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

2.   De voorlopige antidumpingrechten, die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 omschreven product, vervaardigd door onderstaande ondernemingen, zijn als volgt:

Onderneming

Recht (%)

Aanvullende Taric-code

CeDo Shanghai Co. Ltd.

16,3 %

B299

Ningbo Times Co. Ltd.

15,5 %

B300

Ningbo Favoured Commodity Co. Ltd.

13,0 %

B301

Able Packaging Co.,Ltd

15,5 %

B302

Guangzhou Chuanlong Aluminium Foil Product Co.,Ltd

15,5 %

B303

Ningbo Ashburn Aluminium Foil Products Co.,Ltd

15,5 %

B304

Shanghai Blue Diamond Aluminium Foil Manufacturing Co.,Ltd

15,5 %

B305

Weifang Quanxin Aluminium Foil Co.,Ltd

15,5 %

B306

Zhengzhou Zhuoshi Tech Co. Ltd

15,5 %

B307

Zhuozhou Haoyuan Foil Industry Co.,Ltd

15,5 %

B308

Zibo Hengzhou Aluminium Plastic Packing Material Co.,Ltd

15,5 %

B309

Yuyao Caelurn Aluminium Foil Products Co.,Ltd

15,5 %

B310

Alle andere ondernemingen

35,4 %

B999

3.   Bij het in het vrije verkeer brengen in de Unie van het in lid 1 genoemde product moet een zekerheid worden gesteld ten bedrage van het voorlopige recht.

4.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

1.   Onverminderd artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad kunnen belanghebbenden binnen één maand na de inwerkingtreding van deze verordening verzoeken in kennis te worden gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan deze verordening werd vastgesteld, schriftelijk opmerkingen maken en vragen door de Commissie te worden gehoord.

2.   Overeenkomstig artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 kunnen de betrokken partijen binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening opmerkingen maken over de toepassing van deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1 van deze verordening is gedurende een periode van zes maanden van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 september 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB C 371 van 20.12.2011, blz. 4.

(3)  Geen prijs beschikbaar aangezien de GN-code 7607 11 11 voor aluminiumfolie in 2009 werd gecreëerd.

Bron: Eurostat.

(4)  Europese Commissie, Directoraat-generaal Handel, Directoraat H, 1049 Brussel, België.


18.9.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 251/47


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 834/2012 VAN DE COMMISSIE

van 17 september 2012

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 september 2012.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MK

59,9

XS

59,9

ZZ

59,9

0707 00 05

MK

31,3

TR

106,4

ZZ

68,9

0709 93 10

TR

112,4

ZZ

112,4

0805 50 10

AR

98,1

BO

100,6

CL

88,5

TR

97,0

UY

107,8

ZA

100,3

ZZ

98,7

0806 10 10

EG

180,7

MK

41,5

TN

197,3

TR

118,3

ZZ

134,5

0808 10 80

AR

201,7

BR

89,7

CL

117,0

NZ

115,6

US

120,9

ZA

108,3

ZZ

125,5

0808 30 90

AR

196,5

CN

49,3

TR

115,4

ZA

154,7

ZZ

129,0

0809 30

TR

160,5

ZZ

160,5

0809 40 05

BA

60,9

HR

73,9

IL

63,3

TR

107,6

XS

60,5

ZZ

73,2


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

18.9.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 251/49


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 17 september 2012

betreffende Eurostat

(2012/504/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek (1) is het juridische basiskader voor de Europese statistiek. Die verordening verwijst naar de Commissie (Eurostat) als de statistische autoriteit van de Unie, die verantwoordelijk is voor de ontwikkeling, productie en verspreiding van Europese statistieken.

(2)

Europese statistieken moeten door Eurostat worden ontwikkeld, geproduceerd en verspreid in overeenstemming met de statistische beginselen in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en Verordening (EG) nr. 223/2009, die zijn uitgewerkt in de praktijkcode Europese statistieken, zoals herzien en bijgewerkt door het Comité voor het Europees statistisch systeem op 28 september 2011.

(3)

Verordening (EG) nr. 223/2009 voorziet ook in de bescherming van vertrouwelijke gegevens, die uitsluitend voor statistische doeleinden mogen worden gebruikt.

(4)

De Commissie heeft zich ertoe verbonden de statistische governance in de Unie te versterken en bovengenoemde statistische beginselen in acht te nemen (2). Deze verbintenis werd bevestigd en uitgewerkt in de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 15 april 2011„Naar een robuust kwaliteitsbeheer voor de Europese statistiek” (3). Dit besluit moet worden gezien als een hernieuwde verbintenis van de Commissie inzake het vertrouwen dat kan worden gesteld in Europese statistieken die zijn ontwikkeld, geproduceerd en verspreid door Eurostat.

(5)

Er moet rekening worden gehouden met recente ontwikkelingen met betrekking tot het kader voor economische governance van de Unie die gevolgen hebben gehad voor het statistische domein. Dit betreft in het bijzonder de statistische onafhankelijkheid, zoals neergelegd in Verordening (EU) nr. 1175/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (4).

(6)

In dit verband moet de Commissie bij de uitoefening van haar bevoegdheden als tot aanstelling bevoegd gezag met betrekking tot de aanwerving, de overplaatsing en het ontslag van de directeur-generaal van Eurostat, in overeenstemming met het ambtenarenstatuut, rekening houden met de noodzaak de onafhankelijkheid, objectiviteit en efficiëntie bij de uitoefening van zijn of haar verantwoordelijkheden te waarborgen en een transparante procedure volgen die alleen op professionele criteria gebaseerd is.

(7)

Bovendien heeft Eurostat specifieke taken gekregen bij Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten (5).

(8)

Verder moet Eurostat, zoals wordt uiteengezet in de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over „de productiemethode voor EU-statistieken: een visie voor de komende tien jaar” (6), een statistische dienstverlening van hoge kwaliteit bieden door ook de relaties met de organen van de Unie te versterken, teneinde te anticiperen op statistische behoeften en het gebruik van bestaande statistieken uit te breiden. Dit betekent ook dat er nauwere banden met andere diensten van de Commissie tot stand moeten worden gebracht.

(9)

Statistieken moeten worden gedefinieerd onder verwijzing naar Verordening (EG) nr. 223/2009. Voor de toepassing van dit besluit moet ook een onderscheid worden gemaakt tussen Europese statistieken en andere statistieken.

(10)

De vaststelling van beleidsdoelstellingen en het bepalen van de informatie die voor het bereiken daarvan noodzakelijk is, is de taak van de beleidsmakers. Die activiteiten moeten daarom onder het mandaat en de verantwoordelijkheid van de betrokken diensten van de Commissie vallen, terwijl Eurostat zorg moet dragen voor de programmering van de activiteiten met betrekking tot Europese statistieken, daarbij rekening houdend met de behoeften van de gebruikers, relevante beleidsontwikkelingen en de beschikbare middelen.

(11)

De activiteiten van de Commissie met betrekking tot andere statistieken moeten worden onderworpen aan een plannings- en coördinatieprocedure, teneinde geconsolideerde informatie over deze activiteiten te waarborgen. Deze procedure moet worden gestuurd door Eurostat, terwijl de reikwijdte beperkt moet zijn tot onderwerpen waarover overeenstemming is bereikt tussen de betrokken diensten van de Commissie en Eurostat.

(12)

Wat Europese statistieken zijn, wordt bepaald door het Europese statistische programma en het desbetreffende jaarprogramma van de werkzaamheden.

(13)

Om het publieke vertrouwen in Europese statistieken te waarborgen en door Eurostat ontwikkelde, geproduceerde en verspreide statistieken van hoge kwaliteit te bevorderen, moet een labeling van Europese statistieken worden ontwikkeld en toegepast.

(14)

De ontwikkeling, productie en verspreiding van Europese statistieken van hoge kwaliteit moet worden gewaarborgd door de directeur-generaal van Eurostat, die de hoofdstatisticus is. Bovendien behoort tot zijn of haar taken ook de coördinatie van de statistische activiteiten van de Commissie, teneinde de kwaliteit te waarborgen en de responslast zo gering mogelijk te houden. Daarom moet de hoofdstatisticus ook worden geraadpleegd over de ontwikkeling en productie van andere statistieken.

(15)

Nauwe samenwerking tussen Eurostat en andere diensten van de Commissie ten aanzien van statistische activiteiten en de juiste coördinatie van deze activiteiten door de hoofdstatisticus moeten de samenhang en de vergelijkbaarheid van Europese statistieken waarborgen en ervoor zorgen dat deze statistieken beter zijn afgestemd op toekomstige uitdagingen, in het bijzonder op de noodzaak de responslast en de administratieve belasting zo gering mogelijk te houden. Daartoe moet ook toegang tot administratieve gegevensbronnen binnen de Commissie worden verleend, voor zover dit kosteneffectief is en noodzakelijk is voor de ontwikkeling, productie en verspreiding van Europese statistieken.

(16)

Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (7) is van toepassing voor zover Eurostat persoonsgegevens verwerkt. Bovendien moeten op basis van persoonsgegevens geproduceerde Europese statistieken genderspecifiek zijn wanneer dat relevant is.

(17)

Het is daarom noodzakelijk de rol en de verantwoordelijkheden van Eurostat binnen de Commissie nader te definiëren en te verduidelijken.

(18)

Besluit 97/281/EG van de Commissie van 21 april 1997 inzake de rol van Eurostat bij de productie van communautaire statistieken (8) moet worden ingetrokken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Dit besluit legt de rol en de verantwoordelijkheden van Eurostat binnen de interne organisatie van de Commissie ten aanzien van de ontwikkeling, productie en verspreiding van statistieken vast.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

1.   „statistieken”: statistieken zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 223/2009. Dit zijn hetzij Europese statistieken hetzij andere statistieken;

2.   „Europese statistieken”: statistieken zoals bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 223/2009 en zoals bepaald in het jaarprogramma van de werkzaamheden op het gebied van Europese statistieken;

3.   „andere statistieken”: statistieken die geen Europese statistieken zijn en die in de in artikel 5, lid 2, bedoelde plannings- en coördinatieprocedure als zodanig zijn aangemerkt.

Artikel 3

Eurostat

Eurostat is de in artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 223/2009 bedoelde statistische autoriteit van de Unie. Het is een dienst van de Commissie en wordt geleid door een directeur-generaal.

Artikel 4

Statistische beginselen

Eurostat ontwikkelt, produceert en verspreidt Europese statistieken in overeenstemming met de statistische beginselen van professionele onafhankelijkheid, onpartijdigheid, objectiviteit, betrouwbaarheid, statistische geheimhouding en kosteneffectiviteit, zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 223/2009 en uitgewerkt in de praktijkcode Europese statistieken.

Artikel 5

Planning en programmering

1.   De activiteiten met betrekking tot Europese statistieken worden bepaald door het Europees statistisch programma bedoeld in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 223/2009 en het jaarprogramma van de werkzaamheden bedoeld in artikel 17 van die verordening.

2.   De activiteiten met betrekking tot andere statistieken zijn onderwerp van een door Eurostat gestuurde plannings- en coördinatieprocedure en worden in het kader van die procedure bepaald. De reikwijdte van deze procedure is beperkt tot onderwerpen waarover overeenstemming is bereikt tussen de betrokken diensten van de Commissie en Eurostat.

3.   Ten behoeve van deze activiteiten, waaronder ook activiteiten met betrekking tot administratieve bestanden, kunnen specifieke overeenkomsten tussen Eurostat en de andere diensten van de Commissie worden gesloten.

Artikel 6

Taken van Eurostat

1.   Eurostat is belast met de ontwikkeling, productie en verspreiding van Europese statistieken.

In verband daarmee heeft Eurostat in het bijzonder de volgende taken:

a)

verzamelen en aggregeren van de statistische informatie die nodig is voor de opstelling van Europese statistieken;

b)

ontwikkelen en bevorderen van statistische normen, methoden en procedures;

c)

richting geven aan het Europees statistisch systeem, versterken van de samenwerking tussen de partners daarvan en zorg dragen voor een wereldwijd leidende rol ervan op het gebied van officiële statistieken;

d)

samenwerken met internationale organisaties en derde landen, teneinde de vergelijkbaarheid van Europese statistieken met in andere statistische systemen geproduceerde statistieken te bevorderen, en in voorkomend geval steun geven aan derde landen bij de verbetering van hun statistische systeem.

2.   Eurostat zorgt ervoor dat Europese statistieken voor alle gebruikers toegankelijk worden gemaakt in overeenstemming met de statistische beginselen, in het bijzonder die van professionele onafhankelijkheid, onpartijdigheid en statistische geheimhouding.

In dit verband geeft Eurostat de technische toelichtingen en de ondersteuning die nodig zijn voor het gebruik van Europese statistieken en kan het voor statistische persberichten gebruikmaken van passende communicatiekanalen.

3.   Eurostat zorgt voor samenwerking en een regelmatige constructieve dialoog met andere diensten van de Commissie en zo nodig met gegevensverstrekkers, teneinde rekening te kunnen houden met de behoeften van de gebruikers, relevante beleidsontwikkelingen en andere initiatieven. Daartoe worden diensten van de Commissie die mogelijke gebruikers van specifieke Europese statistieken zijn, in kennis gesteld van en al in een vroeg stadium betrokken bij de ontwikkeling van nieuwe of gewijzigde statistieken, onder meer om inzicht te krijgen in de mogelijke implicaties van nieuwe of gewijzigde statistische methoden, normen en definities voor het beleid.

4.   Eurostat coördineert de ontwikkeling en productie van andere statistieken. Daartoe:

a)

optimaliseert Eurostat het gebruik van bestaande informatie die voor statistische doeleinden kan worden gebruikt, teneinde de kwaliteit te waarborgen en de belasting voor de respondenten zo gering mogelijk te houden; Eurostat verzoekt alle betrokken diensten van de Commissie daartoe een bijdrage te leveren;

b)

wordt Eurostat door alle diensten van de Commissie in kennis gesteld van de omvang en de kwaliteitskenmerken van de door hen geproduceerde statistieken, van belangrijke wijzigingen in de methoden voor de productie van statistieken en van geplande nieuwe gegevensverzamelingen;

c)

geeft Eurostat andere diensten van de Commissie richtsnoeren en passende opleidingen en verleent het hen deskundige diensten, voor zover die nodig zijn voor de ontwikkeling en productie van andere statistieken en hiervoor middelen beschikbaar zijn.

Artikel 7

Directeur-generaal van Eurostat

1.   Ten aanzien van Europese statistieken is alleen de directeur-generaal van Eurostat verantwoordelijk voor besluiten over processen en statistische methoden, normen en procedures of over de inhoud en het tijdstip van statistische berichten, in overeenstemming met het Europees statistisch programma en het jaarprogramma van de werkzaamheden. Bij de uitvoering van deze statistische taken handelt de directeur-generaal van Eurostat onafhankelijk; hij of zij vraagt geen instructies aan en neemt geen instructies aan van de instellingen of organen van de Unie, van de regering van een lidstaat, of van andere instellingen, organen, instanties of entiteiten.

2.   De directeur-generaal van Eurostat handelt als ordonnateur voor de besteding van de middelen die ter beschikking van Eurostat zijn gesteld.

Artikel 8

Hoofdstatisticus

1.   De directeur-generaal van Eurostat wordt beschouwd als hoofdstatisticus.

2.   De hoofdstatisticus:

a)

is belast met de ontwikkeling, productie en verspreiding van Europese statistieken binnen de Commissie;

b)

is verantwoordelijk voor de coördinatie van de ontwikkeling en productie van andere statistieken zoals bedoeld in artikel 5, lid 2, en artikel 6, lid 4;

c)

vertegenwoordigt de Commissie in internationale statistische forums, met name met het oog op de coördinatie van de statistische activiteiten van de instellingen en organen van de Unie, zoals bedoeld in artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 223/2009;

d)

is voorzitter van het in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 223/2009 bedoelde Comité voor het Europees statistisch systeem;

e)

stelt in nauw overleg met andere diensten van de Commissie de in artikel 5, lid 1, van dit besluit bedoelde programma’s op, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de behoeften van de gebruikers en met andere relevante ontwikkelingen;

f)

is verbindingspersoon tussen het Europees statistisch systeem (ESS) en de Europese Adviescommissie voor statistische governance voor alle aangelegenheden die betrekking hebben op de uitvoering van de praktijkcode Europese statistieken binnen het ESS als geheel.

3.   Elke dienst die voornemens is activiteiten te ondernemen waarbij statistieken worden geproduceerd, raadpleegt de hoofdstatisticus in een vroeg stadium van de voorbereiding van de betrokken activiteiten. De hoofdstatisticus kan in dit verband aanbevelingen doen. Initiatieven die geen verband houden met de ontwikkeling, productie en verspreiding van Europese statistieken vallen, met name in geval van specifieke overeenkomsten tussen diensten, volledig onder de verantwoordelijkheid van de betrokken dienst.

Artikel 9

Toegang tot administratieve bestanden

1.   Om de belasting voor de respondenten te verminderen, heeft Eurostat, onder voorbehoud van in de Uniewetgeving neergelegde geheimhoudingsregels, recht op toegang tot administratieve gegevens binnen de diensten van de Commissie, alsmede het recht om deze administratieve gegevens te integreren in statistieken, voor zover die gegevens relevant zijn voor de ontwikkeling, productie en verspreiding van Europese statistieken.

2.   Eurostat wordt geraadpleegd over en kan worden betrokken bij de eerste opzet, de navolgende ontwikkeling en de stopzetting van administratieve registers en databanken die door andere diensten van de Commissie zijn opgebouwd en worden onderhouden, teneinde het verdere gebruik van de gegevens in die registers en databanken ten behoeve van Europese statistieken te vergemakkelijken. Daartoe heeft Eurostat het recht normalisatieactiviteiten in verband met administratieve bestanden die voor de productie van Europese statistieken van belang zijn, voor te stellen.

3.   Om de doeltreffendheid van de bepalingen van dit artikel te vergroten, draagt elke dienst van de Commissie er zorg voor dat Eurostat, op zijn verzoek en voor zover dit noodzakelijk is voor de ontwikkeling, productie en verspreiding van Europese statistieken, toegang tot administratieve gegevens krijgt, in overeenstemming met de in de Uniewetgeving neergelegde geheimhoudingsregels.

Artikel 10

Praktijkcode Europese statistieken

1.   Overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 223/2009 worden Europese statistieken door Eurostat ontwikkeld, geproduceerd en verspreid in overeenstemming met de praktijkcode Europese statistieken, zoals herzien en bijgewerkt door het Comité voor het Europees statistisch systeem.

2.   In overeenstemming met het mandaat van de Europese Adviescommissie voor statistische governance betrekt Eurostat deze commissie bij alle acties betreffende de praktijkcode Europese statistieken.

3.   Eurostat houdt toezicht op de daadwerkelijke uitvoering van de praktijkcode Europese statistieken door de nationale statistische autoriteiten.

Artikel 11

Kwaliteitsborging en labeling

1.   Eurostat draagt zorg voor het kwaliteitsbeheer van Europese statistieken. Daartoe neemt het op basis van vastgelegde kwaliteitscriteria en in antwoord op de behoeften van gebruikers aan statistieken met uiteenlopende kwaliteitsprofielen de volgende maatregelen:

a)

toezicht op en beoordeling van de kwaliteit van de gegevens die het verzamelt of ontvangt, en verslaglegging over de kwaliteit van de Europese statistieken die het verspreidt;

b)

bevordering en toepassing van een labeling voor Europese statistieken;

c)

controle van de gegevens waarvoor Eurostat in het kader van de versterkte economische governance van de Unie verantwoordelijk is en toepassing van alle bevoegdheden die Eurostat in de desbetreffende procedures speciaal zijn toevertrouwd.

2.   Eurostat voert voor de huidige en de te nemen maatregelen een kader voor kwaliteitsborging in, teneinde de juiste uitvoering van de praktijkcode Europese statistieken te garanderen.

Artikel 12

Gebruik van vertrouwelijke gegevens

1.   De directeur-generaal van Eurostat neemt alle noodzakelijke maatregelen om te waarborgen dat de statistische geheimhouding in acht wordt genomen.

2.   Gegevens die ingevolge artikel 3, lid 7, van Verordening (EG) nr. 223/2009 als vertrouwelijk worden beschouwd, zijn volgens de bepalingen van hoofdstuk V van die verordening alleen toegankelijk voor ambtenaren en andere personeelsleden van Eurostat en andere natuurlijke personen die onder contract voor Eurostat werken, voor zover die gegevens nodig zijn voor de productie van Europese statistieken en binnen hun specifieke werkterrein vallen.

3.   De directeur-generaal van Eurostat neemt bovendien alle noodzakelijke maatregelen ter bescherming van gegevens waarvan openbaarmaking schade zou toebrengen aan de belangen van de Unie of aan de belangen van de lidstaat waarop zij betrekking hebben.

Artikel 13

Intrekking

Besluit 97/281/EG wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar het ingetrokken besluit worden gelezen als verwijzingen naar dit besluit.

Gedaan te Brussel, 17 september 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164.

(2)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordingsplicht van de nationale en communautaire statistische instanties (COM(2005) 217 final).

(3)  COM(2011) 211 final.

(4)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 12.

(5)  PB L 145 van 10.6.2009, blz. 1.

(6)  COM(2009) 404 final.

(7)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(8)  PB L 112 van 29.4.1997, blz. 56.