ISSN 1977-0758 doi:10.3000/19770758.L_2012.119.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 119 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
55e jaargang |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
4.5.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 119/1 |
VERORDENING (EU) Nr. 377/2012 VAN DE RAAD
van 3 mei 2012
betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van bepaalde personen, entiteiten en lichamen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van de Republiek Guinee-Bissau bedreigen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215, lid 2,
Gezien Besluit 2012/237/GBVB van de Raad van 3 mei 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van bepaalde personen, entiteiten en lichamen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van de Republiek Guinee-Bissau bedreigen (1),
Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Besluit 2012/237/GBVB van de Raad voorziet in de vaststelling van beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen die een vreedzaam politiek proces willen verhinderen of in de weg staan, of die activiteiten ondernemen die de stabiliteit in de Republiek Guinee-Bissau ondermijnen. Dit heeft meer bepaald betrekking op de personen die een leidende rol hebben gespeeld in de muiterij van 1 april 2010 en de staatsgreep van 12 april 2012, en die blijven streven naar de ondermijning van de rechtsstaat en de voorrangspositie van het burgerlijke gezag. Deze maatregelen omvatten de bevriezing van tegoeden en economische middelen van de natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten en lichamen die op de lijst staan in de bijlage bij dat besluit. |
(2) |
Deze maatregelen vallen onder het toepassingsgebied van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en derhalve is, om te garanderen dat zij in alle lidstaten door de marktdeelnemers uniform worden toegepast, EU-regelgeving noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging van de maatregelen. |
(3) |
Deze verordening eerbiedigt de fundamentele rechten en beginselen die zijn erkend in met name het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, meer bepaald het recht op een doeltreffende voorziening in rechte, het recht op een onpartijdig gerecht en het recht op de bescherming van persoonsgegevens. Deze verordening dient te worden toegepast overeenkomstig deze rechten en beginselen. |
(4) |
Gezien de specifieke bedreiging van de internationale vrede en veiligheid die uitgaat van de situatie in Guinee-Bissau alsmede om de samenhang met de wijzigings- en herzieningsprocedure voor de bijlage bij Besluit 2012/237/GBVB te waarborgen, dient de bevoegdheid om bijlage I bij deze verordening te wijzigen, te worden uitgeoefend door de Raad. |
(5) |
De procedure tot wijziging van bijlage I bij de verordening dient in te houden dat de aangewezen personen, entiteiten en lichamen in kennis worden gesteld van de redenen voor plaatsing op de lijst, zodat zij opmerkingen kunnen indienen. Indien er opmerkingen worden ingediend of belangrijk nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, toetst de Raad zijn besluit in het licht van die opmerkingen en brengt hij de betrokken personen, entiteiten of lichamen daarvan op de hoogte. |
(6) |
Met het oog op de tenuitvoerlegging van deze verordening en op een zo groot mogelijke rechtszekerheid binnen de Unie dienen de namen en andere relevante gegevens over de natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen waarvan de tegoeden en economische middelen krachtens de verordening moeten worden bevroren, openbaar te worden gemaakt. Elke verwerking van persoonsgegevens dient de bepalingen te respecteren van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (2), alsook van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (3). |
(7) |
Om de effectiviteit van de maatregelen waarin deze verordening voorziet, te waarborgen, moet deze verordening onmiddellijk in werking treden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
In deze verordening wordt verstaan onder:
a) „tegoeden”: financiële activa en economische voordelen van enigerlei aard, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:
b) „bevriezing van tegoeden”: het voorkomen van het op enigerlei wijze muteren, overmaken, corrigeren en gebruiken van, toegang hebben tot of omgaan met tegoeden, met als gevolg wijzigingen van hun omvang, bedrag, locatie, eigenaar, bezit, onderscheidende kenmerken of bestemming of andere wijzigingen waardoor het gebruik van bedoelde tegoeden, inclusief het beheer van een beleggingsportefeuille, mogelijk zou worden gemaakt;
c) „economische middelen”: activa van enigerlei aard, materieel of immaterieel, roerend of onroerend, die geen tegoeden zijn, maar kunnen worden gebruikt om tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen;
d) „bevriezing van economische middelen”: het voorkomen van het gebruiken van economische middelen om op enigerlei wijze tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen, inclusief, maar niet noodzakelijkerwijs beperkt tot, het verkopen, verhuren of verhypothekeren ervan;
e) „grondgebied van de Unie”: het grondgebied waarop het Verdrag van toepassing is, onder de in het Verdrag bepaalde voorwaarden.
Artikel 2
1. Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan of eigendom zijn, in het bezit zijn of onder zeggenschap staan van de natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die, overeenkomstig artikel 2, lid 1, van Besluit 2012/237/GBVB, door de Raad zijn geïdentificeerd als zijnde i) natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die handelingen verrichten of steunen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van de Republiek Guinee-Bissau bedreigen of ii) die banden met de onder i) bedoelde personen, entiteiten of lichamen onderhouden, en die in bijlage I zijn vermeld, worden bevroren.
2. Aan of ten behoeve van de in bijlage I genoemde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen mogen geen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking worden gesteld.
3. Het is verboden bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die tot doel of tot gevolg hebben de in de leden 1 en 2 bedoelde maatregelen direct of indirect te omzeilen.
Artikel 3
1. In bijlage I wordt vermeld waarom de natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen die op de lijst staan, op de lijst zijn geplaatst.
2. Bijlage I bevat verder, indien beschikbaar, informatie die nodig is om de betrokken natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen te kunnen identificeren. Met betrekking tot natuurlijke personen kan die informatie bestaan uit namen, inclusief aliassen, geboortedatum en geboorteplaats, nationaliteit, paspoort- en identiteitskaartnummers, geslacht, adres (indien bekend) en functie of beroep. Met betrekking tot rechtspersonen, entiteiten of lichamen kan die informatie namen, plaats en datum van registratie, registratienummer en de plaats van vestiging omvatten.
Artikel 4
1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, die aangegeven zijn op de in bijlage II genoemde websites, onder voorwaarden die zij passend achten, toestemming geven voor de vrijgave of de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, indien zij hebben vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen:
a) |
nodig zijn ter dekking van de basisbehoeften van de in bijlage I genoemde personen en de familieleden die van hen afhankelijk zijn, zoals voedsel, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of geneeskundige behandelingen, belastingen, verzekeringspremies en openbare nutsvoorzieningen; |
b) |
uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten; |
c) |
uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor slechts het aanhouden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen; of |
d) |
noodzakelijk zijn voor het dekken van buitengewone lasten, mits de betrokken lidstaat aan alle andere lidstaten en de Commissie ten minste twee weken vóór hij toelating verleent, kennis heeft gegeven van de redenen waarom hij van mening is dat een specifieke toelating moet worden verleend. |
2. De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke op grond van lid 1 verleende toestemming.
Artikel 5
1. In afwijking van artikel 2 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, die aangegeven zijn op de in bijlage II genoemde websites, het vrijgeven van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen toestaan indien aan volgende voorwaarden is voldaan:
a) |
de betrokken tegoeden of economische middelen zijn het voorwerp van een justitieel, administratief of arbitrair retentierecht dat is vastgesteld vóór de datum waarop de in artikel 2 bedoelde natuurlijke of rechtspersoon, entiteit of lichaam in bijlage I is opgenomen, of van een justitieel, administratief of arbitrair vonnis dat van vóór die datum dateert; |
b) |
de betrokken tegoeden of economische middelen worden uitsluitend aangewend om te voldoen aan vorderingen die door een dergelijk retentierecht zijn gewaarborgd of door een dergelijk vonnis geldig zijn verklaard, overeenkomstig de wet- en regelgeving tot vaststelling van de rechten van de personen die titularis zijn van dergelijke vorderingen; |
c) |
het retentierecht of het vonnis komt niet ten goede aan een natuurlijke of rechtspersoon, entiteit of lichaam bedoeld in bijlage I bij deze verordening; en |
d) |
de erkenning van het onderpand of van de uitspraak is niet in strijd met de openbare orde van de betrokken lidstaat. |
2. De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke op grond van lid 1 verleende toestemming.
Artikel 6
1. Artikel 2, lid 2, is niet van toepassing op de bijboeking op bevroren rekeningen van:
a) |
rente of andere inkomsten op die rekeningen; of |
b) |
betalingen op grond van contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of ontstaan vóór de datum waarop de natuurlijke persoon of rechtspersoon, de entiteit of het lichaam, als bedoeld in artikel 2, opgenomen werd in bijlage I, |
mits deze rente, andere inkomsten en betalingen bevroren worden overeenkomstig artikel 2, lid 1.
2. Artikel 2, lid 2, vormt geen belemmering voor de creditering van bevroren rekeningen door financiële instellingen of kredietinstellingen in de Unie die tegoeden ontvangen die naar de rekening van een op de lijst voorkomende natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of lichaam zijn overgemaakt, op voorwaarde dat de bijgeboekte bedragen eveneens worden bevroren. De financiële instelling of kredietinstelling brengt de relevante bevoegde autoriteiten onverwijld op de hoogte van dergelijke verrichtingen.
Artikel 7
1. De bevriezing van tegoeden of economische middelen of de weigering om tegoeden of economische middelen beschikbaar te stellen, die plaatsvindt in het vertrouwen dat die maatregel in overeenstemming met deze verordening is, mag geen aanleiding geven tot enigerlei aansprakelijkheid van de natuurlijke persoon of rechtspersoon of de entiteit die, dan wel het lichaam dat die maatregel uitvoert, of van de directeuren of werknemers daarvan, tenzij het bewijs wordt geleverd dat de tegoeden en economische middelen als gevolg van nalatigheid zijn bevroren of ingehouden.
2. De verbodsbepaling van artikel 2, lid 2, geeft geen aanleiding tot enigerlei aansprakelijkheid van de betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten en lichamen die financiering of financiële bijstand verstrekten, indien deze niet wisten en geen gegronde reden hadden om te vermoeden dat hun acties een inbreuk zouden zijn op de bedoelde verbodsbepalingen.
Artikel 8
1. Onverminderd de geldende regels inzake rapportage, vertrouwelijkheid en beroepsgeheim zijn de in bijlage I genoemde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen verplicht:
a) |
alle informatie die de naleving van deze verordening vergemakkelijkt, zoals rekeningen en bedragen die overeenkomstig artikel 2 zijn bevroren, onverwijld te verstrekken aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij hun woonplaats hebben of waar zij gevestigd zijn, zoals aangegeven op de in bijlage II genoemde websites, en deze informatie, direct of via die bevoegde autoriteit, aan de Commissie door te geven; en |
b) |
samen te werken met deze bevoegde autoriteit bij de verificatie van deze informatie. |
2. Overeenkomstig dit artikel verstrekte en ontvangen informatie mag uitsluitend worden gebruikt voor de doeleinden waarvoor de informatie is verstrekt of ontvangen.
Artikel 9
De Commissie en de lidstaten stellen elkaar onverwijld in kennis van de krachtens deze verordening getroffen maatregelen en wisselen onderling alle andere voor deze verordening relevante informatie waarover zij beschikken uit, met name betreffende inbreuken, handhavingsproblemen en uitspraken van nationale rechtbanken.
Artikel 10
De Commissie wordt gemachtigd bijlage II te wijzigen op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie.
Artikel 11
1. Wanneer de Raad besluit een natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam te onderwerpen aan de in artikel 2, lid 1, bedoelde maatregelen, wijzigt hij bijlage I dienovereenkomstig.
2. De Raad stelt de natuurlijke persoon of rechtspersoon, de entiteit of het lichaam, als bedoeld in lid 1, in kennis van zijn besluit en van de redenen voor plaatsing op de lijst, hetzij rechtstreeks, indien het adres bekend is, hetzij door een kennisgeving te publiceren, zodat zij daarover opmerkingen kunnen indienen.
3. Indien er opmerkingen worden ingediend of substantieel nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, toetst de Raad zijn besluit en brengt hij de betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen daarvan op de hoogte.
4. De lijst in bijlage I wordt met regelmatige tussenpozen en ten minste om de twaalf maanden opnieuw bezien.
Artikel 12
1. De lidstaten stellen de regels vast betreffende de sancties op inbreuken op deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de regels ten uitvoer worden gelegd. Deze sancties moeten evenredig en doeltreffend zijn en een afschrikkende werking hebben.
2. De lidstaten delen de regels na de inwerkingtreding van deze verordening onverwijld mede aan de Commissie en melden alle latere wijzigingen van deze regels.
Artikel 13
Waar in deze verordening sprake is van een meldingsplicht, of anderzijds van de verplichting de Commissie te informeren of met haar te communiceren, wordt daartoe gebruikgemaakt van het adres en de andere contactgegevens die zijn vermeld in bijlage II.
Artikel 14
Deze verordening is van toepassing:
a) |
op het grondgebied van de Unie, met inbegrip van haar luchtruim; |
b) |
aan boord van vliegtuigen of vaartuigen die onder de rechtsbevoegdheid van een lidstaat vallen; |
c) |
op alle zich op of buiten het grondgebied van de Unie bevindende natuurlijke personen die onderdaan van een lidstaat zijn; |
d) |
op alle volgens het recht van een lidstaat erkende of opgerichte rechtspersonen, entiteiten en lichamen; |
e) |
op alle rechtspersonen, entiteiten en lichamen ten aanzien van alle geheel of gedeeltelijk binnen de Unie verrichte zakelijke transacties. |
Artikel 15
Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 3 mei 2012.
Voor de Raad
De voorzitter
N. WAMMEN
(1) Zie bladzijde 43 van dit Publicatieblad.
(2) PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.
(3) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
BIJLAGE I
Lijst van natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten of lichamen als bedoeld in artikel 2, lid 1, en artikel 2, lid 2
Personen
|
Naam |
Identificatiegegevens (geboortedatum en -plaats), paspoort/identiteitskaartnummer, enz.) |
Redenen voor plaatsing op de lijst |
Datum plaatsing op de lijst |
1. |
Generaal António INJAI (ook bekend als António INDJAI) |
Nationaliteit: Guinee-Bissau Geboortedatum: 20 januari 1955 Geboorteplaats: Encheia, Sector de Bissorá, Região de Oio, Guinee-Bissau Bloedverwantschap: Wasna Injai en Quiritche Cofte Officiële functie: Luitenant-generaal, Chefe de Estado-Maior Geral das Forças Armadas |
António Injai was persoonlijk betrokken bij de planning en de leiding van de muiterij op 1 april 2010, die resulteerde in de wederrechtelijke aanhouding van de premier, Carlo Gomes Junior, en de toenmalige chef-staf van de krijgsmacht, José Zamora Induta. Antonio Injai heeft de regering onder druk gezet hem te benoemen tot chef-staf van de strijdkrachten. |
3.5.2012 |
|
|
Nationale identiteitskaart: niet bekend (Guinee-Bissau) Paspoort: Diplomatiek paspoort AAID00435 Datum van afgifte: 18.2.2010 Plaats van afgifte: Guinee-Bissau Vervaldatum: 18.2.2013 |
Injai heeft systematisch openbare verklaringen afgelegd waarin hij doodsbedreigingen uit aan het adres van legitieme autoriteiten, meer bepaald eerste minister Carlos Gomes Junior, en waarin hij de rechtsstaat en het burgerlijke gezag ondergraaft en een algemeen klimaat van straffeloosheid en instabiliteit in het land bevordert. Tijdens de verkiezingsperiode in 2012 heeft Injai, in zijn hoedanigheid van chef-staf van de strijdkrachten, opnieuw verklaringen afgelegd waarin hij dreigde de verkozen autoriteiten omver te werpen en een eind te maken aan het verkiezingsproces. |
|
|
|
|
Antonio Injai was opnieuw betrokken bij de operationele planning van de staatsgreep van 12 april 2012. Na deze staatsgreep is het eerste communiqué van het "militaire commando" uitgevaardigd door de algemene staf van de strijdkrachten, onder leiding van generaal Injai. Hij heeft dit ongrondwettelijke militaire ingrijpen op geen enkele manier tegengegaan, noch heeft hij zich ervan gedistantieerd. |
|
2. |
Generaal-majoor Mamadu TURE (N'KRUMAH) (ook bekend als N’Krumah) |
Nationaliteit: Guinee-Bissau Geboortedatum: 26 april 1947 Diplomatiek paspoort nr. DA0002186 Datum van afgifte: 30.3.2007 Vervaldatum: 26.8.2013 |
Adjunct-chef-staf van de strijdkrachten. Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. |
3.5.2012 |
3. |
Generaal Augusto MÁRIO CÓ |
|
Chef-staf van de landmacht. Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. |
3.5.2012 |
4. |
Generaal Estêvão NA MENA |
|
Chef-staf van de zeemacht. Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. |
3.5.2012 |
5. |
Brigadier-generaal Ibraima CAMARÁ (ook bekend als "Papa Camará") |
Nationaliteit: Guinee-Bissau Geboortedatum: 11 mei 1964 Diplomatiek paspoort nr. AAID00437 Datum van afgifte:18.2.2010 Vervaldatum: 18.2.2013 |
Chef-staf van de luchtmacht. Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. |
3.5.2012 |
6. |
Luitenant-kolonel Daba NAUALNA (ook bekend als Daba Na Walna) |
Nationaliteit: Guinee-Bissau Geboortedatum: 6 juni 1966 Paspoortnummer: SA 0000417 Datum van afgifte: 29.10.2003 Vervaldatum: 10.3.2013 |
Woordvoerder van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. |
3.5.2012 |
BIJLAGE II
Websites voor informatie betreffende de bevoegde autoriteiten in de lidstaten als bedoeld in artikel 4, lid 1, artikel 5, lid 1, en artikel 8, lid 1, en adres voor kennisgevingen aan de Europese Commissie
A. |
Bevoegde autoriteiten van de lidstaten:
|
B. |
Adres voor kennisgevingen of andere mededelingen aan de Europese Commissie:
|
4.5.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 119/9 |
VERORDENING (EU) Nr. 378/2012 VAN DE COMMISSIE
van 3 mei 2012
tot weigering van een vergunning voor bepaalde gezondheidsclaims voor levensmiddelen over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en gezondheid van kinderen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen (1), en met name artikel 17, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens Verordening (EG) nr. 1924/2006 zijn gezondheidsclaims voor levensmiddelen verboden, tenzij de Commissie daarvoor overeenkomstig die verordening een vergunning heeft verleend en zij zijn opgenomen in een lijst van toegestane claims. |
(2) |
Verordening (EG) nr. 1924/2006 bepaalt tevens dat aanvragen voor een vergunning voor een gezondheidsclaim door exploitanten van levensmiddelenbedrijven bij de bevoegde nationale autoriteit van een lidstaat kunnen worden ingediend. De bevoegde nationale autoriteit moet geldige aanvragen doorsturen naar de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, hierna "de EFSA" genoemd. |
(3) |
Na ontvangst van een aanvraag moet de EFSA de andere lidstaten en de Commissie daarvan onverwijld in kennis stellen en een advies over de desbetreffende gezondheidsclaim uitbrengen. |
(4) |
De Commissie moet bij haar besluit over de verlening van een vergunning voor gezondheidsclaims rekening houden met het advies van de EFSA. |
(5) |
Ingevolge een aanvraag van SVUS Pharma a.s, die werd ingediend overeenkomstig artikel 14, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1924/2006, moest de EFSA advies uitbrengen over een gezondheidsclaim die betrekking had op de effecten van ProteQuine®, een mengsel van vrije aminozuren, oligopeptiden en nucleotiden op de toename van verlaagde concentraties van secretorische immunoglobuline A (ScIgA) en de vermindering van het risico van influenza en verkoudheid (Vraag nr. EFSA-Q-2008-397) (2). De door de aanvrager voorgestelde claim luidde als volgt: "ProteQuine® verhoogt/handhaaft het niveau van ScIgA op slijmvliezen. Een verlaagd of ontoereikend niveau van ScIgA is een risicofactor bij de ontwikkeling van een verkoudheid of griep". |
(6) |
Op grond van de ingediende gegevens concludeerde de EFSA in haar op 13 april 2011 door de Commissie en de lidstaten ontvangen advies dat geen oorzakelijk verband was vastgesteld tussen de consumptie van ProteQuine® en de toename van verlaagde concentraties van ScIgA en de vermindering van het risico van een verkoudheid en griep. De claim mag bijgevolg niet worden toegestaan, aangezien hij niet voldoet aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1924/2006. |
(7) |
Ingevolge een aanvraag van SVUS Pharma a.s, die werd ingediend overeenkomstig artikel 14, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1924/2006, moest de EFSA advies uitbrengen over een gezondheidsclaim die betrekking had op de effecten van ProteQuine®, een mengsel van vrije aminozuren, oligopeptiden en nucleotiden, en runderlactoferrine op de toename van verlaagde concentraties van secretorische immunoglobuline A (ScIgA) en de vermindering van het risico van een verkoudheid met een zere keel (Vraag nr. EFSA-Q-2008-398) (3). De door de aanvrager voorgestelde claim luidde als volgt: "ProteQuine® in combinatie met runderlactoferrine verhoogt/handhaaft het niveau van ScIgA op slijmvliezen. Een verlaagd of ontoereikend niveau van ScIgA is een risicofactor bij de ontwikkeling van een verkoudheid met zere keel en een combinatie van ProteQuine® met runderlactoferrine vermindert het risico van de ontwikkeling van een zere keel". |
(8) |
Op grond van de ingediende gegevens concludeerde de EFSA in haar op 13 april 2011 door de Commissie en de lidstaten ontvangen advies dat geen oorzakelijk verband was vastgesteld tussen de consumptie van ProteQuine® en runderlactoferrine en de toename van verlaagde concentraties van ScIgA en de vermindering van het risico van een verkoudheid met zere keel. De claim mag bijgevolg niet worden toegestaan, aangezien hij niet voldoet aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1924/2006. |
(9) |
Ingevolge een aanvraag van CSL - Centro Sperimentale del Latte S.p.A., die werd ingediend overeenkomstig artikel 14, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1924/2006, moest de EFSA advies uitbrengen over een gezondheidsclaim die betrekking had op de effecten van een combinatie van Lactobacillus delbrueckii subsp. bulgaricus stam AY/CSL (LMG P-17224) en Streptococcus thermophilus stam 9Y/CSL (LMG P-17225) op de gunstige modulatie van darmmicroflora (Vraag nr. EFSA-Q-2008-273) (4). De door de aanvrager voorgestelde claim luidde als volgt: "Behoud van de gezondheid van de darmen door normalisering van de darmflora". |
(10) |
Op grond van de ingediende gegevens concludeerde de EFSA in haar door de Commissie en de lidstaten op 20 juli 2011 ontvangen advies dat geen oorzakelijk verband was vastgesteld tussen de consumptie van de combinatie van L. delbrueckii subsp. bulgaricus stam AY/CSL (LMG P-17224) en S. thermophilus stam 9Y/CSL (LMG P-17225) en een gunstig fysiologisch effect in verband met het geclaimde effect. De claim mag bijgevolg niet worden toegestaan, aangezien hij niet voldoet aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1924/2006. |
(11) |
Ingevolge een aanvraag van de European Dietetic Food Industry Association (IDACE), die werd ingediend overeenkomstig artikel 14, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1924/2006, moest de EFSA advies uitbrengen over een gezondheidsclaim die betrekking had op de effecten van bètapalmitaat op de verhoogde calciumabsorptie (Vraag nr. EFSA-Q-2008-172) (5). De door de aanvrager voorgestelde claim luidde onder meer als volgt: "Verrijking met bètapalmitaat draagt bij tot de vergroting van de calciumabsorptie". |
(12) |
Op grond van de ingediende gegevens concludeerde de EFSA in haar op 28 juli 2011 door de Commissie en de lidstaten ontvangen advies dat de verstrekte informatie ontoereikend was om een oorzakelijk verband vast te stellen tussen de consumptie van bètapalmitaat en het geclaimde effect. De claim mag bijgevolg niet worden toegestaan, aangezien hij niet voldoet aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1924/2006. |
(13) |
Overeenkomstig artikel 28, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1924/2006 mogen de gezondheidsclaims, als bedoeld in artikel 14, lid 1, onder b), van die verordening, die niet door een besluit krachtens artikel 17, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1924/2006 worden toegestaan, verder worden gebruikt tot uiterlijk zes maanden na de vaststelling van deze verordening, mits een aanvraag vóór 19 januari 2008 was ingediend. Bijgevolg is de in dat artikel vastgestelde overgangsperiode van toepassing op de voor bètapalmitaat relevante gezondheidsclaim die is opgenomen in de bijlage bij deze verordening. |
(14) |
Aangezien de aanvraag voor een gezondheidsclaim voor Lactobacillus delbrueckii subsp. bulgaricus stam AY/CSL (LMG P-17224) en Streptococcus thermophilus stam 9Y/CSL (LMG P-17225) niet vóór 19 januari 2008 is ingediend, is niet aan het vereiste in artikel 28, lid 6, onder b), voldaan en is de in dat artikel vastgestelde overgangsperiode niet van toepassing. |
(15) |
Met het oog op de volledige naleving van deze verordening moeten zowel exploitanten van levensmiddelenbedrijven als de nationale bevoegde autoriteiten de nodige maatregelen nemen om te waarborgen dat uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening de in de bijlage erbij vermelde gezondheidsclaims, die zijn ingediend overeenkomstig artikel 14, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1924/2006, niet meer worden gebruikt. |
(16) |
Met de opmerkingen van de aanvragers en van het publiek die de Commissie overeenkomstig artikel 16, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1924/2006 heeft ontvangen, is rekening gehouden bij het nemen van de in deze verordening vastgestelde maatregelen. |
(17) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid en het Europees Parlement noch de Raad hebben zich ertegen verzet, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De in de bijlage bij deze verordening vermelde gezondheidsclaims worden niet opgenomen in de EU-lijst van toegestane claims, als bedoeld in artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1924/2006.
2. De gezondheidsclaims, als bedoeld in artikel 14, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1924/2006 en als vermeld in lid 1, die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn gebruikt, mogen echter gedurende een maximale periode van zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening worden gebruikt.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 3 mei 2012.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 404 van 30.12.2006, blz. 9.
(2) The EFSA Journal 2011; 9(4):2128.
(3) The EFSA Journal 2011; 9(4):2129.
(4) The EFSA Journal 2011; 9(7):2288.
(5) The EFSA Journal 2011; 9(7):2289.
BIJLAGE
Afgewezen gezondheidsclaims
Aanvraag – toepasselijke bepalingen van Verordening (EG) nr. 1924/2006 |
Nutriënt, stof, levensmiddel of levensmiddelencategorie |
Claim |
Referentie EFSA-advies |
Gezondheidsclaim overeenkomstig artikel 14, lid 1, onder a), inzake ziekterisicobeperking |
ProteQuine® |
ProteQuine® verhoogt/handhaaft het niveau van ScIgA op slijmvliezen. Een verlaagd of ontoereikend niveau van ScIgA is een risicofactor bij de ontwikkeling van een verkoudheid of griep |
Q-2008-397 |
Gezondheidsclaim overeenkomstig artikel 14, lid 1, onder a), inzake ziekterisicobeperking |
ProteQuine® in combinatie met runderlactoferrine |
ProteQuine® in combinatie met runderlactoferrine verhoogt/handhaaft het niveau van ScIgA op slijmvliezen. Een verlaagd of ontoereikend niveau van ScIgA is een risicofactor bij de ontwikkeling van een verkoudheid met zere keel en een combinatie van ProteQuine® met runderlactoferrine vermindert het risico van de ontwikkeling van een zere keel |
Q-2008-398 |
Gezondheidsclaim overeenkomstig artikel 14, lid 1, onder b), inzake de ontwikkeling en gezondheid van kinderen |
Lactobacillus delbrueckii subsp. bulgaricus stam AY/CSL (LMG P-17224) en Streptococcus thermophilus stam 9Y/CSL (LMG P-17225) |
Behoud van de gezondheid van de darmen door normalisering van de darmflora |
Q-2008-273 |
Gezondheidsclaim overeenkomstig artikel 14, lid 1, onder b), inzake de ontwikkeling en gezondheid van kinderen |
Bètapalmitaat |
Verrijking met bètapalmitaat draagt bij tot de vergroting van de calciumabsorptie |
Q-2008-172 |
4.5.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 119/12 |
VERORDENING (EU) Nr. 379/2012 VAN DE COMMISSIE
van 3 mei 2012
tot weigering van een vergunning voor bepaalde gezondheidsclaims voor levensmiddelen die niet over ziekterisicobeperking en de ontwikkeling en de gezondheid van kinderen gaan
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen (1), en met name artikel 18, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens Verordening (EG) nr. 1924/2006 zijn gezondheidsclaims voor levensmiddelen verboden, tenzij de Commissie daarvoor overeenkomstig die verordening een vergunning heeft verleend en zij zijn opgenomen in een lijst van toegestane claims. |
(2) |
Verordening (EG) nr. 1924/2006 bepaalt tevens dat aanvragen voor een vergunning voor een gezondheidsclaim door exploitanten van levensmiddelenbedrijven bij de bevoegde nationale autoriteit van een lidstaat kunnen worden ingediend. De bevoegde nationale autoriteit moet geldige aanvragen doorsturen naar de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, hierna „de EFSA” genoemd. |
(3) |
Na ontvangst van een aanvraag moet de EFSA de andere lidstaten en de Commissie daarvan onverwijld in kennis stellen en een advies over de desbetreffende gezondheidsclaim uitbrengen. |
(4) |
De Commissie moet bij haar besluit over de verlening van een vergunning voor gezondheidsclaims rekening houden met het advies van de EFSA. |
(5) |
Ingevolge een aanvraag van Valio Ltd, die werd ingediend overeenkomstig artikel 13, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1924/2006, moest de EFSA advies uitbrengen over een gezondheidsclaim die betrekking had op de effecten van Lactobacillus rhamnosus GG (LGG) op de instandhouding van de verdediging tegen pathogene gastro-intestinale micro-organismen (vraag nr. EFSA-Q-2010-01028) (2). De door de aanvrager voorgestelde claim luidde als volgt: „Lactobacillus GG helpt om de verdediging tegen intestinale pathogenen in stand te houden”. |
(6) |
Op 1 juni 2010 hebben de Commissie en de lidstaten het wetenschappelijk advies van de EFSA ontvangen, waarin op grond van de overgelegde gegevens is geconcludeerd dat geen oorzakelijk verband was vastgesteld tussen de consumptie van Lactobacillus rhamnosus GG en het geclaimde effect. De claim mag bijgevolg niet worden toegestaan, aangezien hij niet voldoet aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1924/2006. |
(7) |
Ingevolge een aanvraag van Gelita AG, die werd ingediend overeenkomstig artikel 13, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1924/2006, moest de EFSA advies uitbrengen over een gezondheidsclaim die betrekking had op de effecten van collageenhydrolysaat op het behoud van de gezondheid van de gewrichten (vraag nr. EFSA-Q-2011-00201) (3). De door de aanvrager voorgestelde claim luidde als volgt: „Karakteristiek collageenpeptidemengsel (collageenhydrolysaat) met een gunstig fysiologisch effect op het behoud van de gezondheid van de gewrichten bij fysisch actieve mensen”. |
(8) |
Op 20 juli 2011 hebben de Commissie en de lidstaten het wetenschappelijk advies van de EFSA ontvangen, waarin op grond van de overgelegde gegevens is geconcludeerd dat geen oorzakelijk verband was vastgesteld tussen de consumptie van collageenhydrolysaat en het geclaimde effect. De claim mag bijgevolg niet worden toegestaan, aangezien hij niet voldoet aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1924/2006. |
(9) |
De onder deze verordening vallende gezondheidsclaims zijn gezondheidsclaims als bedoeld in artikel 13, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1924/2006; zij kunnen dan ook in aanmerking komen voor de overgangsperiode overeenkomstig artikel 28, lid 5, van die verordening. Aangezien de EFSA heeft geconcludeerd dat geen oorzakelijk verband was vastgesteld tussen de levensmiddelen en de geclaimde effecten, voldoen de claims niet aan Verordening (EG) nr. 1924/2006 en komen zij daarom niet in aanmerking voor de in dat artikel vastgestelde overgangsperiode. |
(10) |
Met het oog op de volledige naleving van deze verordening dienen zowel exploitanten van levensmiddelenbedrijven als de nationale bevoegde autoriteiten de nodige maatregelen te nemen om te waarborgen dat uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening de in de bijlage erbij vermelde gezondheidsclaims niet meer worden gebruikt. |
(11) |
Met de opmerkingen van de aanvragers en van het publiek die de Commissie overeenkomstig artikel 16, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1924/2006 heeft ontvangen, is rekening gehouden bij het nemen van de in deze verordening vastgestelde maatregelen. |
(12) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid en het Europees Parlement noch de Raad hebben zich ertegen verzet, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De in de bijlage bij deze verordening vermelde gezondheidsclaims worden niet opgenomen in de EU-lijst van toegestane claims, als bedoeld in artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1924/2006.
2. De in lid 1 bedoelde gezondheidsclaims die zijn gebruikt vóór de inwerkingtreding van deze verordening mogen verder worden gebruikt gedurende een maximale periode van zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 3 mei 2012.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 404 van 30.12.2006, blz. 9.
(2) The EFSA Journal 2011; 9(6):2167.
(3) The EFSA Journal 2011; 9(7):2291.
BIJLAGE
Afgewezen gezondheidsclaims
Aanvraag — toepasselijke bepalingen van Verordening (EG) nr. 1924/2006 |
Nutriënt, stof, levensmiddel of levensmiddelen-categorie |
Claim |
Referentie EFSA-advies |
Gezondheidsclaim overeenkomstig artikel 13, lid 5, die is gebaseerd op nieuw wetenschappelijk bewijs en/of die een verzoek om bescherming van door eigendomsrechten beschermde gegevens inhoudt |
Lactobacillus rhamnosus GG (LGG) |
Lactobacillus GG helpt om de verdediging tegen intestinale pathogenen in stand te houden |
Q-2010-01028 |
Gezondheidsclaim overeenkomstig artikel 13, lid 5, die is gebaseerd op nieuw wetenschappelijk bewijs en/of die een verzoek om bescherming van door eigendomsrechten beschermde gegevens inhoudt |
Collageenhydrolysaat |
Karakteristiek collageenpeptidemengsel (collageenhydrolysaat) met een gunstig fysiologisch effect op het behoud van de gezondheid van de gewrichten bij fysisch actieve mensen |
Q-2011-00201 |
4.5.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 119/14 |
VERORDENING (EU) Nr. 380/2012 VAN DE COMMISSIE
van 3 mei 2012
tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de gebruiksvoorwaarden en gebruiksniveaus voor aluminium bevattende levensmiddelenadditieven
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (1), en met name artikel 10, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 is een EU-lijst vastgesteld van voor gebruik in levensmiddelen goedgekeurde levensmiddelenadditieven en gebruiksvoorwaarden. |
(2) |
In haar advies van 22 mei 2008 (2) heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) aanbevolen de toelaatbare wekelijkse inname (TWI) voor aluminium tot 1 mg/kg lichaamsgewicht/week te verlagen. Voorts is de EFSA van oordeel dat de herziene TWI in een aanzienlijk deel van de Unie doorgaans wordt overschreden voor grote consumenten, en met name kinderen. |
(3) |
De EFSA is van oordeel dat de bevolking hoofdzakelijk via levensmiddelen aan aluminiumverbindingen wordt blootgesteld, als gevolg van zowel het natuurlijke voorkomen van aluminium in levensmiddelen als het gebruik van aluminiumverbindingen bij de verwerking van levensmiddelen, onder meer in levensmiddelenadditieven. Vanwege de gehanteerde opzet van de menselijke voedingsstudies en de analysemethoden, waarmee alleen het totale aluminiumgehalte in levensmiddelen wordt bepaald, is de EFSA echter niet in staat te kwantificeren welke rol elke afzonderlijke bron hierbij speelt. |
(4) |
Op grond van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 is het gebruik van aluminium bevattende levensmiddelenadditieven in een groot aantal levensmiddelen toegestaan, vaak tegen zeer hoge maximaal toelaatbare niveaus of zonder enige aanduiding van de maximale concentratiewaarden ("quantum satis"). |
(5) |
Op grond van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 en van Verordening (EU) nr. 231/2012 van de Commissie tot vaststelling van de specificaties van de in de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad opgenomen levensmiddelenadditieven (3) is het gebruik van bepaalde kleurstoffen die aluminium kunnen bevatten in de vorm van lakken in een groot aantal levensmiddelen toegestaan, over het algemeen zonder enige indicatie van de maximale concentratiewaarden van aluminium in de lakken. |
(6) |
Het is derhalve gepast de huidige gebruiksvoorwaarden te wijzigen en de gebruiksniveaus voor aluminium bevattende levensmiddelenadditieven, met inbegrip van aluminiumlakken, te verlagen, om ervoor te zorgen dat de herziene TWI niet wordt overschreden. |
(7) |
Aangezien reeds decennialang fabricagepraktijken worden toegepast waarbij grotere hoeveelheden levensmiddelenadditieven worden gebruikt, moet een overgangsperiode worden vastgesteld om de exploitanten van levensmiddelenbedrijven in staat te stellen zich aan te passen aan de nieuwe voorschriften van deze verordening voor het gebruik van aluminium bevattende levensmiddelenadditieven, met uitzondering van lakken. |
(8) |
Het op het etiket aangeven van het aluminiumgehalte van niet voor verkoop aan de eindverbruiker bestemde aluminiumlakken is op dit moment facultatief. Dit moet binnen twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening verplicht worden gesteld, zodat levensmiddelenproducenten die aluminiumlakken gebruiken, in staat worden gesteld zich aan de voorgestelde maximumgehalten voor deze lakken aan te passen. Derhalve moet een overgangsperiode van meer dan twaalf maanden worden vastgesteld om de exploitanten van levensmiddelenbedrijven in staat te stellen zich aan de nieuwe voorschriften van deze verordening aan te passen. |
(9) |
Bijlage II, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1129/2011 van de Commissie (4), is in beginsel met ingang van 1 juni 2013 van toepassing. Om de doeltreffende uitvoering van bijlage II te vergemakkelijken, is het gepast in de bijlage de toepassingsperioden op te nemen die niet beginnen op 1 juni 2013 en die na de inwerkingtreding van deze verordening liggen. |
(10) |
De aluminium bevattende draagstof bentoniet (E 558) wordt volgens de door de levensmiddelenproducenten verstrekte informatie niet meer gebruikt. Bentoniet is dan ook niet opgenomen in deel 1 van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 en moet ook worden geschrapt van de lijst van alle additieven in deel B van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008. |
(11) |
De aluminium bevattende levensmiddelenadditieven calciumaluminiumsilicaat (E 556) en aluminiumsilicaat (kaolien) (E 559) moeten worden geschrapt van de lijst van alle additieven in deel B van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008, aangezien deze stoffen door andere levensmiddelenadditieven kunnen worden vervangen. |
(12) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid en het Europees Parlement noch de Raad hebben zich daartegen verzet, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
1. Levensmiddelen die niet voldoen aan de met ingang van 1 februari 2014 van toepassing zijnde bepalingen van deze verordening en die vóór 1 februari 2014 legaal in de handel zijn gebracht, mogen tot hun datum van minimale houdbaarheid of hun uiterste gebruiksdatum in de handel worden gebracht.
2. In afwijking van lid 1 mogen levensmiddelen die aluminium lakken bevatten en die niet voldoen aan de met ingang van 1 augustus 2014 van toepassing zijnde bepalingen van deze verordening en die vóór 1 augustus 2014 legaal in de handel zijn gebracht, tot hun datum van minimale houdbaarheid of hun uiterste gebruiksdatum in de handel worden gebracht.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 3 mei 2012.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16.
(2) Scientific Opinion of the Panel on Food Additives, Flavourings, Processing Aids and Food Contact Materials (AFC) on Safety of aluminium from dietary intake, The EFSA Journal (2008) 754, blz. 1.
(3) PB L 83 van 22.3.2012, blz. 1.
(4) PB L 295 van 12.11.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 wordt als volgt gewijzigd:
a) |
Deel A wordt als volgt gewijzigd:
|
b) |
Tabel 3 van deel B (Andere additieven dan kleurstoffen en zoetstoffen) wordt als volgt gewijzigd:
|
c) |
Tabel 5, punt s) "E 551 – 559: Siliciumdioxide — Silicaten", van deel C komt als volgt te luiden:
|
d) |
Deel E wordt als volgt gewijzigd:
|
(1) van toepassing tot en met 31 januari 2014
(2) van toepassing vanaf 1 februari 2014”
4.5.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 119/39 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 381/2012 VAN DE COMMISSIE
van 3 mei 2012
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt. |
(2) |
De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 3 mei 2012.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
José Manuel SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
MA |
64,1 |
TN |
124,7 |
|
TR |
131,5 |
|
ZZ |
106,8 |
|
0707 00 05 |
JO |
225,1 |
TR |
128,9 |
|
ZZ |
177,0 |
|
0709 93 10 |
JO |
225,1 |
MA |
29,9 |
|
TR |
107,4 |
|
ZZ |
120,8 |
|
0805 10 20 |
EG |
51,0 |
IL |
69,2 |
|
MA |
53,5 |
|
TN |
116,7 |
|
ZA |
40,1 |
|
ZZ |
66,1 |
|
0805 50 10 |
TR |
36,9 |
ZA |
91,9 |
|
ZZ |
64,4 |
|
0808 10 80 |
AR |
118,3 |
BR |
76,9 |
|
CA |
148,4 |
|
CL |
92,3 |
|
CN |
117,3 |
|
MK |
31,8 |
|
NZ |
129,6 |
|
US |
168,3 |
|
ZA |
84,7 |
|
ZZ |
107,5 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
4.5.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 119/41 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 382/2012 VAN DE COMMISSIE
van 3 mei 2012
inzake het minimumdouanerecht voor suiker dat moet worden vastgesteld naar aanleiding van de vijfde deelinschrijving in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1239/2011 geopende openbare inschrijving
DE EUROPESE COMMISSIE
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 187 juncto artikel 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1239/2011 van de Commissie (2) is een permanente openbare inschrijving geopend voor het verkoopseizoen 2011/2012 voor de invoer van suiker van GN-code 1701 tegen een verlaagd douanerecht. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 6 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1239/2011 moet de Commissie, in het licht van de naar aanleiding van een deelinschrijving ontvangen offertes, besluiten al dan niet een minimumdouanerecht per achtcijferige GN-code vast te stellen. |
(3) |
Op basis van de voor de vijfde deelinschrijving ontvangen offertes moet voor bepaalde onder GN-code 1701 vallende achtcijferige codes voor suiker een minimumdouanerecht worden vastgesteld en moet voor de overige onder die GN-code vallende achtcijferige codes voor suiker geen minimumdouanerecht worden vastgesteld. |
(4) |
Om de markt snel een signaal te geven en met het oog op een efficiënt beheer van de maatregel, moet de onderhavige verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de vijfde deelinschrijving in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1239/2011 geopende openbare inschrijving, waarvan de termijn voor de indiening van offertes is verstreken op 2 mei 2012, wordt voor de onder GN-code 1701 vallende achtcijferige codes voor suiker al dan niet een minimumdouanerecht vastgesteld, zoals is aangegeven in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 3 mei 2012.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
José Manuel SILVA RODRÍGUEZ
Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 318 van 1.12.2011, blz. 4.
BIJLAGE
Mimimumdouanerechten
(EUR/t) |
|||||
Achtcijferige GN-code |
Mimimumdouanerecht |
||||
1 |
2 |
||||
1701 12 10 |
X |
||||
1701 12 90 |
— |
||||
1701 13 10 |
X |
||||
1701 13 90 |
— |
||||
1701 14 10 |
289,36 |
||||
1701 14 90 |
— |
||||
1701 91 00 |
X |
||||
1701 99 10 |
320,00 |
||||
1701 99 90 |
X |
||||
|
BESLUITEN
4.5.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 119/43 |
BESLUIT 2012/237/GBVB VAN DE RAAD
van 3 mei 2012
betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van bepaalde personen, entiteiten en lichamen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van de Republiek Guinee-Bissau bedreigen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Gezien de ernst van de huidige situatie in de Republiek Guinee-Bissau acht de Raad het noodzakelijk maatregelen te nemen tegen hen die zich erop toeleggen een vreedzaam politiek proces te voorkomen of te blokkeren, of die activiteiten ontplooien die de stabiliteit in de Republiek Guinee-Bissau ondermijnen, en in het bijzonder diegenen die een leidende rol gespeeld hebben bij de muiterij van 1 april 2010 en de staatsgreep van 12 april 2012, en die met hun activiteiten beogen de rechtsstaat te verzwakken door het primaat van het burgerlijk gezag aan te tasten en in het land straffeloosheid en instabiliteit te bevorderen. |
(2) |
Voor de uitvoering van bepaalde maatregelen zijn verdere stappen van de Unie nodig, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om binnenkomst op of doorreis via hun grondgebied te beletten van de op de lijst in de bijlage vermelde personen die activiteiten bedrijven of daaraan hun steun verlenen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van de Republiek Guinee-Bissau bedreigen, en met hen geassocieerde personen.
2. Lid 1 houdt niet in dat de lidstaten verplicht zijn hun eigen onderdanen de toegang tot het grondgebied te ontzeggen.
3. Lid 1 laat de gevallen onverlet waarin lidstaten uit hoofde van het internationale recht gebonden zijn, en wel:
a) |
als gastland van een internationale intergouvernementele organisatie; |
b) |
als gastland van een internationale conferentie die is bijeengeroepen door, of plaatsvindt onder auspiciën van de Verenigde Naties; |
c) |
krachtens een multilaterale overeenkomst die voorrechten en immuniteiten verleent; of |
d) |
krachtens het Concordaat (Verdrag van Lateranen) van 1929, dat werd gesloten tussen de Heilige Stoel (Vaticaanstad) en Italië. |
4. Lid 3 wordt ook geacht van toepassing te zijn op gevallen waarin een lidstaat optreedt als gastland van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE).
5. De Raad wordt naar behoren geïnformeerd over alle gevallen waarin een lidstaat krachtens lid 3 of lid 4 een ontheffing verleent.
6. De lidstaten kunnen vrijstellingen van de krachtens lid 1 opgelegde maatregelen verlenen voor reizen die plaatsvinden op grond van dringende humanitaire noden, of om vergaderingen van intergouvernementele instanties, met inbegrip van door de Unie geïnitieerde vergaderingen, of vergaderingen waarvoor een lidstaat als fungerend voorzitter van de OVSE als gastheer optreedt, bij te wonen wanneer een politieke dialoog wordt gevoerd waarbij de democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat in de Republiek Guinee-Bissau rechtstreeks worden bevorderd.
7. Een lidstaat die de in lid 6 bedoelde vrijstellingen wil verlenen, brengt zulks schriftelijk ter kennis van de Raad. De vrijstelling wordt geacht te zijn toegestaan, tenzij door één of meer leden van de Raad binnen twee werkdagen na ontvangst van de kennisgeving van de voorgestelde vrijstelling, schriftelijk bezwaar wordt gemaakt bij de Raad. Indien door één of meer leden van de Raad bezwaar wordt gemaakt, kan de Raad met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten de voorgestelde vrijstelling te verlenen.
8. Wanneer een lidstaat krachtens de leden 3, 4, 6 of 7 een machtiging verleent tot binnenkomst op of doorreis via zijn grondgebied van de in de bijlage vermelde personen, dan geldt deze machtiging uitsluitend voor het doel waarvoor ze is verleend en voor de daarbij betrokken personen.
Artikel 2
1. Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan, eigendom zijn van, in bezit zijn van of onder zeggenschap staan van de in de bijlage genoemde natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die activiteiten bedrijven of daaraan hun steun verlenen die de vrede, de veiligheid of de stabiliteit van de Republiek Guinee-Bissau bedreigen, alsmede van de met hen geassocieerde natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, worden bevroren.
2. Er worden geen tegoeden of economische middelen rechtstreeks of onrechtstreeks ter beschikking gesteld aan of ten behoeve van de in de bijlage genoemde natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen.
3. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen, onder voorwaarden die zij passend achten, toestemming geven voor de vrijgave of de beschikbaarstelling van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, indien zij hebben vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen:
a) |
noodzakelijk zijn voor het dekken van uitgaven voor de basisbehoeften van de in de bijlage genoemde personen en de leden van hun gezin die van hen afhankelijk zijn, zoals betalingen voor voedsel, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of geneeskundige behandelingen, belastingen, verzekeringspremies of openbare voorzieningen; |
b) |
uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en de vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten; |
c) |
uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor het loutere houden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen; |
d) |
noodzakelijk zijn voor de betaling van buitengewone lasten, mits de bevoegde autoriteit de overige bevoegde autoriteiten en de Commissie ten minste twee weken voor zij de toestemming geeft, in kennis heeft gesteld van de redenen waarom zij meent dat specifieke toestemming moet worden gegeven. |
De lidstaten stellen elkaar en de Commissie in kennis van elke toestemming die overeenkomstig dit lid is verleend.
4. In afwijking van lid 1 kunnen de bevoegde autoriteiten van een lidstaat toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) |
de desbetreffende tegoeden of economische middelen zijn het voorwerp van een gerechtelijk, administratief of arbitraal retentierecht of vonnis dat is vastgesteld vóór de datum waarop de natuurlijke of rechtspersoon, de entiteit of het lichaam, bedoeld in lid 1, in de bijlage werd opgenomen; |
b) |
de tegoeden of economische middelen worden uitsluitend aangewend om te voldoen aan vorderingen die door een dergelijk retentierecht zijn gewaarborgd of door een dergelijk vonnis geldig zijn verklaard, overeenkomstig de wet- en regelgeving tot vaststelling van de rechten van de personen die titularis zijn van dergelijke vorderingen; |
c) |
het retentierecht of het vonnis komt niet ten goede aan een in de bijlage genoemde natuurlijke of rechtspersoon, entiteit of lichaam; |
d) |
de erkenning van het retentierecht of het vonnis is niet in strijd met de openbare orde van de betrokken lidstaat. |
De lidstaten stellen elkaar en de Commissie in kennis van elke toestemming die overeenkomstig dit lid is verleend.
5. Lid 2 is niet van toepassing op de bijboeking op bevroren rekeningen van:
a) |
rente of andere inkomsten op deze bevroren rekeningen; of |
b) |
betalingen die verschuldigd zijn krachtens contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of ontstaan vóór de datum waarop het bepaalde in dit besluit op deze rekeningen van toepassing werd, |
waarbij met betrekking tot deze rente, andere inkomsten en betalingen lid 1 steeds van toepassing blijft.
Artikel 3
1. De Raad neemt op voorstel van een lidstaat of van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid de noodzakelijke wijzigingen van de lijst in de bijlage aan.
2. De Raad stelt de betrokken natuurlijke of rechtspersoon, entiteit of lichaam in kennis van zijn besluit en van de motivering voor plaatsing op de lijst, hetzij rechtstreeks, indien het adres bekend is, hetzij middels de bekendmaking van een kennisgeving, zodat de betrokken natuurlijke of rechtspersoon, entiteit of lichaam daarover opmerkingen kan indienen.
3. Indien er opmerkingen worden ingediend of substantieel nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, toetst de Raad zijn besluit en brengt hij de betrokken natuurlijke of rechtspersoon, entiteit of lichaam daarvan op de hoogte.
Artikel 4
Om het effect van de in dit besluit genoemde maatregelen zo groot mogelijk te maken, moedigt de Unie derde landen aan soortgelijke beperkende maatregelen als de in dit besluit vervatte te treffen.
Artikel 5
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Dit besluit is van toepassing tot 5 mei 2013. Het wordt voortdurend getoetst. Het kan zo nodig worden verlengd of gewijzigd indien de Raad van oordeel is dat de doelstellingen ervan niet zijn verwezenlijkt.
Gedaan te Brussel, 3 mei 2012.
Voor de Raad
De voorzitter
N. WAMMEN
BIJLAGE
Lijst van de in de artikelen 1 en 2 bedoelde personen, entiteiten en lichamen.
Personen
|
Naam |
Identificatiegegevens (geboortedatum en -plaats), paspoort/identiteitskaartnummer, enz.) |
Redenen voor plaatsing op de lijst |
Datum plaatsing op de lijst |
1. |
Generaal António INJAI (ook bekend als António INDJAI) |
Nationaliteit: Guinee-Bissau Geboortedatum: 20 januari 1955 Geboorteplaats: Encheia, Sector de Bissorá, Região de Oio, Guinee-Bissau Bloedverwantschap: Wasna Injai en Quiritche Cofte Officiële functie: Luitenant-generaal, Chefe de Estado-Maior Geral das Forças Armadas |
António Injai was persoonlijk betrokken bij de planning en de leiding van de muiterij op 1 april 2010, die resulteerde in de wederrechtelijke aanhouding van de premier, Carlo Gomes Junior, en de toenmalige chef-staf van de krijgsmacht, José Zamora Induta. Antonio Injai heeft de regering onder druk gezet hem te benoemen tot chef-staf van de strijdkrachten. |
3.5.2012 |
|
|
Nationale identiteitskaart: niet bekend (Guinee-Bissau) Paspoort: Diplomatiek paspoort AAID00435 Datum van afgifte: 18.2.2010 Plaats van afgifte: Guinee-Bissau Vervaldatum: 18.2.2013 |
Injai heeft systematisch openbare verklaringen afgelegd waarin hij doodsbedreigingen uit aan het adres van legitieme autoriteiten, meer bepaald eerste minister Carlos Gomes Junior, en waarin hij de rechtsstaat en het burgerlijke gezag ondergraaft en een algemeen klimaat van straffeloosheid en instabiliteit in het land bevordert. Tijdens de verkiezingsperiode in 2012 heeft Injai, in zijn hoedanigheid van chef-staf van de strijdkrachten, opnieuw verklaringen afgelegd waarin hij dreigde de verkozen autoriteiten omver te werpen en een eind te maken aan het verkiezingsproces. |
|
|
|
|
Antonio Injai was opnieuw betrokken bij de operationele planning van de staatsgreep van 12 april 2012. Na deze staatsgreep is het eerste communiqué van het "militaire commando" uitgevaardigd door de algemene staf van de strijdkrachten, onder leiding van generaal Injai. Hij heeft dit ongrondwettelijke militaire ingrijpen op geen enkele manier tegengegaan, noch heeft hij zich ervan gedistantieerd. |
|
2. |
Generaal-majoor Mamadu TURE (N'KRUMAH) (ook bekend als N’Krumah) |
Nationaliteit: Guinee-Bissau Geboortedatum: 26 april 1947 Diplomatiek paspoort nr. DA0002186 Datum van afgifte: 30.3.2007 Vervaldatum: 26.8.2013 |
Adjunct-chef-staf van de strijdkrachten. Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. |
3.5.2012 |
3. |
Generaal Augusto MÁRIO CÓ |
|
Chef-staf van de landmacht. Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. |
3.5.2012 |
4. |
Generaal Estêvão NA MENA |
|
Chef-staf van de zeemacht. Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. |
3.5.2012 |
5. |
Brigadier-generaal Ibraima CAMARÁ (ook bekend als "Papa Camará") |
Nationaliteit: Guinee-Bissau Geboortedatum: 11 mei 1964 Diplomatiek paspoort nr. AAID00437 Datum van afgifte:18.2.2010 Vervaldatum: 18.2.2013 |
Chef-staf van de luchtmacht. Lid van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. |
3.5.2012 |
6. |
Luitenant-kolonel Daba NAUALNA (ook bekend als Daba Na Walna) |
Nationaliteit: Guinee-Bissau Geboortedatum: 6 juni 1966 Paspoortnummer: SA 0000417 Datum van afgifte: 29.10.2003 Vervaldatum: 10.3.2013 |
Woordvoerder van het "militaire commando" dat zich verantwoordelijk heeft verklaard voor de staatsgreep van 12 april 2012. |
3.5.2012 |
4.5.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 119/47 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 26 april 2012
betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten
(2012/238/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 148, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 145 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) wordt bepaald dat de lidstaten en de Unie moeten streven naar de ontwikkeling van een gecoördineerde strategie voor werkgelegenheid en in het bijzonder voor de bevordering van de scholing, de opleiding en het aanpassingsvermogen van de werknemers en arbeids-markten die reageren op economische veranderingen teneinde de doelstellingen van artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) te bereiken. |
(2) |
De door de Commissie voorgestelde Europa 2020-strategie stelt de Unie in staat haar economie te richten op een slimme, duurzame en inclusieve groei, die gepaard gaat met een hoog niveau van werkgelegenheid, productiviteit en sociale samenhang. Op 13 juli 2010 heeft de Raad een aanbeveling betreffende de globale richtsnoeren voor het economische beleid van de lidstaten en de Unie vastgesteld (3). Voorts heeft de Raad op 21 oktober 2010 Besluit 2010/707/EU betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (4) (de „werkgelegenheidsrichtsnoeren”) vastgesteld. Die reeksen richtsnoeren vormen de geïntegreerde richtsnoeren voor de tenuitvoerlegging van de Europa 2020-strategie. Vijf kerndoelen, die onder de relevante geïntegreerde richtsnoeren worden vermeld, vormen gedeelde doelstellingen die de actie van de lidstaten sturen waarbij wordt rekening gehouden van hun uiteenlopende uitgangsposities en nationale omstandigheden, alsook met de posities en de omstandigheden van de Unie. De Europese werkgelegenheidsstrategie speelt de hoofdrol bij de tenuitvoerlegging van de werkgelegenheids- en arbeidsmarktdoelstellingen van de Europa 2020-strategie. In 2011 werden de werkgelegenheidsrichtsnoeren gehandhaafd. |
(3) |
De geïntegreerde richtsnoeren zijn in lijn met de conclusies van de Europese Raad van 17 juni 2010. Zij geven nauwkeurig aan hoe de lidstaten hun nationale hervormingsprogramma’s moeten opstellen en hervormingen moeten doorvoeren, als afspiegeling van hun onderlinge afhankelijkheid en conform het groei- en stabiliteitspact. De werkgelegenheidsrichtsnoeren moeten de basis vormen voor eventuele landenspecifieke aanbevelingen die de Raad krachtens artikel 148, lid 4, VWEU tot de lidstaten kan richten, in combinatie met de krachtens artikel 121, lid 2, VWEU tot de lidstaten gerichte landenspecifieke aanbevelingen. De werkgelegenheidsrichtsnoeren moeten ook worden gebruikt als basis voor het opstellen van het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid dat de Raad en de Commissie jaarlijks toezenden aan de Europese Raad. |
(4) |
Uit het onderzoek van de ontwerpen van de nationale hervormingsprogramma's van de lidstaten, die in het op 17 februari 2012 door de Raad vastgesteld gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid zijn opgenomen, blijkt dat de lidstaten alle mogelijke inspanningen moeten blijven richten op de volgende prioriteiten: vergroting van de arbeidsmarktparticipatie en verlaging van de structurele werkloosheid, ontwikkeling van geschoolde arbeidskrachten die aan de behoeften van de arbeidsmarkt voldoen en bevordering van de arbeidskwaliteit en een leven lang leren, verbetering van de prestaties van de onderwijs- en opleidingsstelsels op alle niveaus en vergroting van de participatie in het tertiaire onderwijs, bevordering van de sociale inclusie en bestrijding van de armoede. |
(5) |
De in 2010 vastgestelde werkgelegenheidsrichtsnoeren moeten tot en met 2014 stabiel blijven, zodat alle aandacht kan uitgaan naar de uitvoering ervan. In de tussenliggende jaren tot eind 2014 moet de bijwerking daarvan strikt beperkt blijven. |
(6) |
De lidstaten dienen bij de tenuitvoerlegging van de werkgelegenheidsrichtsnoeren na te gaan in hoeverre van het Europees Sociaal Fonds gebruik gemaakt kan worden, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten, als vastgesteld in de bijlage bij Besluit 2010/707/EU, worden gehandhaafd voor 2012 en de lidstaten houden er rekening mee in hun werkgelegenheidsbeleid.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 3
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Luxemburg, 26 april 2012.
Voor de Raad
De voorzitter
M. GJERSKOV
(1) Advies van 15 februari 2012 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) Advies van 22 februari 2012 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(3) PB L 191 van 23.7.2010, blz. 28.
(4) PB L 308 van 24.11.2010, blz. 46.
4.5.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 119/49 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 2 mei 2012
houdende benoeming van drie Spaanse leden en twee Spaanse plaatsvervangers van het Comité van de Regio's
(2012/239/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,
Gezien de voordracht van de Spaanse regering,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 22 december 2009 en op 18 januari 2010 heeft de Raad Besluit 2009/1014/EU (1) en Besluit 2010/29/EU (2) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2010 tot en met 25 januari 2015 vastgesteld. |
(2) |
In het Comité van de Regio's zijn drie zetels van lid vrijgekomen door het verstrijken van de ambtstermijn van de heer Pedro CASTRO VÁZQUEZ, de heer Jordi HEREU I BOHER en de heer Alberto RUIZ-GALLARDÓN JIMÉNEZ. Twee zetels van plaatsvervanger zijn vrijgekomen door het verstrijken van de ambtstermijn van mevrouw Paz FERNÁNDEZ FELGUEROSO en de heer Andrés OCAÑA RABADÁN, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
In het Comité van de Regio's worden benoemd voor de resterende duur van de ambtstermijn, te weten tot en met 25 januari 2015:
a) |
tot lid:
en |
b) |
tot plaatsvervanger:
|
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 2 mei 2012.
Voor de Raad
De voorzitter
M. VESTAGER
(1) PB L 348 van 29.12.2009, blz. 22.
(2) PB L 12 van 19.1.2010, blz. 11.
4.5.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 119/50 |
UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 27 april 2012
inzake de goedkeuring van de rekeningen van de betaalorganen van de lidstaten betreffende de door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) gefinancierde uitgaven over het begrotingsjaar 2011
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 2891)
(2012/240/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (1), en met name de artikelen 30 en 32,
Na raadpleging van het Comité voor de landbouwfondsen,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 keurt de Commissie de rekeningen van de in artikel 6 van die verordening bedoelde betaalorganen goed op basis van de door de lidstaten ingediende jaarrekeningen, vergezeld van de voor de goedkeuring van de rekeningen benodigde gegevens en van de accountantsverklaringen over de volledigheid, de juistheid en de waarheidsgetrouwheid van de rekeningen en de accountantsrapporten die door de certificerende instanties werden opgesteld. |
(2) |
Op grond van artikel 5, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 883/2006 van de Commissie van 21 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot het bijhouden van de rekeningen van de betaalorganen, de declaraties van uitgaven en ontvangsten en de voorwaarden voor de vergoeding van uitgaven in het kader van het ELGF en het ELFPO (2) worden voor het begrotingsjaar 2011 de uitgaven in aanmerking genomen die de lidstaten hebben gedaan in de periode van 16 oktober 2010 tot en met 15 oktober 2011. |
(3) |
In artikel 10, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 885/2006 van de Commissie van 21 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad met betrekking tot de erkenning van de betaalorganen en andere instanties en de goedkeuring van de rekeningen inzake het ELGF en het ELFPO (3) is bepaald dat het bedrag dat overeenkomstig het in artikel 10, lid 1, eerste alinea, van die verordening bedoelde besluit tot goedkeuring van de rekeningen moet worden ingevorderd bij of betaald aan elke lidstaat, wordt vastgesteld door de maandelijkse betalingen die voor het begrotingsjaar in kwestie, in dit geval 2011, zijn betaald, af te trekken van de overeenkomstig lid 1 van dat artikel voor datzelfde jaar erkende uitgaven. Dit bedrag wordt door de Commissie afgetrokken van of opgeteld bij de maandelijkse betaling voor de uitgaven die zijn gedaan in de tweede maand na de vaststelling van het besluit tot goedkeuring van de rekeningen. |
(4) |
De Commissie heeft de door de lidstaten verstrekte gegevens gecontroleerd en heeft de lidstaten vóór 31 maart 2012 in kennis gesteld van de resultaten van haar verificaties en van de aan te brengen wijzigingen. |
(5) |
Voor sommige betaalorganen stellen de jaarrekeningen en de begeleidende stukken de Commissie in staat om een besluit te nemen over de volledigheid, de juistheid en de waarheidsgetrouwheid van de ingediende jaarrekeningen. Bijlage I geeft een overzicht van de goedgekeurde bedragen per lidstaat en van de bij de lidstaten in te vorderen of aan de lidstaten te betalen bedragen. |
(6) |
De door sommige andere betaalorganen verstrekte gegevens zijn van dien aard dat nog aanvullend onderzoek nodig is, zodat de rekeningen van die betaalorganen niet bij dit besluit kunnen worden goedgekeurd. Bijlage II bevat de lijst van de betrokken betaalorganen. |
(7) |
Overeenkomstig artikel 9, lid 4, van Verordening (EG) nr. 883/2006 moet met eventuele overschrijdingen van betalingstermijnen in de maanden augustus, september en oktober rekening worden gehouden in het besluit tot boekhoudkundige goedkeuring van de rekeningen. Een deel van de door sommige lidstaten voor die maanden van het jaar 2011 gedeclareerde uitgaven was na de uiterste betalingsdatum verricht. Daarom moeten de betrokken verlagingen bij dit besluit worden vastgesteld. |
(8) |
De Commissie heeft reeds op grond van artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 en artikel 9 van Verordening (EG) nr. 883/2006 een aantal van de als uitgaven voor het begrotingsjaar 2011 te boeken maandelijkse betalingen verlaagd of geschorst. Om te voorkomen dat de betrokken bedragen te vroeg of slechts tijdelijk worden vergoed, is het dienstig die bedragen niet bij dit besluit te erkennen en ze verder te onderzoeken volgens de bij artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 vastgestelde procedure tot conformiteitsgoedkeuring van rekeningen. |
(9) |
Overeenkomstig artikel 32, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 worden de financiële gevolgen van het achterwege blijven van een in verband met onregelmatigheden te verrichten invordering voor 50 % door de betrokken lidstaat gedragen, indien invordering niet heeft plaatsgevonden binnen vier jaar na de datum van het eerste administratieve of gerechtelijke proces-verbaal, of binnen acht jaar na die datum als over de terugvordering een zaak is aangespannen bij nationale rechtbanken. In artikel 32, lid 3, van die verordening is bepaald dat de lidstaten de Commissie bij de indiening van de jaarrekeningen een samenvattend overzicht van de in verband met onregelmatigheden ingeleide terugvorderingsprocedures moeten bezorgen. Uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de verplichting van de lidstaten de nog niet teruggekregen bedragen mee te delen zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 885/2006. In bijlage III bij die verordening is de tabel opgenomen die de lidstaten in 2012 moesten indienen. Op basis van de door de lidstaten ingevulde tabellen moet de Commissie een besluit vaststellen over de financiële gevolgen van het na respectievelijk vier of acht jaar nog steeds achterwege blijven van invordering van in verband met onregelmatigheden verschuldigde bedragen. Een dergelijk besluit staat niet in de weg aan latere conformiteitsbesluiten op grond van artikel 32, lid 8, van Verordening (EG) nr. 1290/2005. |
(10) |
Overeenkomstig artikel 32, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 kunnen de lidstaten besluiten de terugvordering niet voort te zetten. Een dergelijk besluit kan alleen worden genomen indien het totaal van de reeds gemaakte en de nog te verwachten terugvorderingskosten hoger is dan het terug te vorderen bedrag of indien de inning onmogelijk blijkt als gevolg van de overeenkomstig het nationale recht geconstateerde en erkende insolventie van de debiteur of van de personen die juridisch aansprakelijk zijn voor de onregelmatigheid. Als dat besluit is genomen binnen vier jaar na de datum van het eerste administratieve of gerechtelijke proces-verbaal, of binnen acht jaar na die datum indien over de terugvordering een zaak is aangespannen bij een nationale rechtbank, worden de financiële gevolgen van de niet-invordering voor 100 % door de EU-begroting gedragen. De bedragen waarvoor de lidstaten hebben besloten de terugvordering niet voort te zetten, en de redenen voor dat besluit moeten worden vermeld in het in artikel 32, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 bedoelde samenvattende overzicht. Die bedragen worden niet ten laste van de betrokken lidstaten gebracht en worden bijgevolg gedragen door de EU-begroting. Het desbetreffende besluit staat latere conformiteitsbesluiten op grond van artikel 32, lid 8, van de genoemde verordening niet in de weg. |
(11) |
Overeenkomstig artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 doet het onderhavige besluit geen afbreuk aan latere besluiten van de Commissie waarbij uitgaven die niet overeenkomstig de EU-voorschriften blijken te zijn gedaan, alsnog aan EU-financiering worden onttrokken, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De rekeningen van de betaalorganen van de lidstaten betreffende de door het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) gefinancierde uitgaven over het begrotingsjaar 2011, met uitzondering van die van de in artikel 2 bedoelde betaalorganen, worden goedgekeurd.
De bedragen die op grond van dit besluit moeten worden ingevorderd bij of betaald aan elke lidstaat, met inbegrip van de bedragen die voortvloeien uit de toepassing van artikel 32, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1290/2005, worden vastgesteld in bijlage I.
Artikel 2
Voor het begrotingsjaar 2011 worden de rekeningen betreffende de door het ELGF gefinancierde uitgaven die zijn ingediend door de in bijlage II genoemde betaalorganen van lidstaten, afgesplitst van het onderhavige besluit; over die rekeningen wordt later een goedkeuringsbesluit vastgesteld.
Artikel 3
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 27 april 2012.
Voor de Commissie
Dacian CIOLOȘ
Lid van de Commissie
(1) PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.
(2) PB L 171 van 23.6.2006, blz. 1.
(3) PB L 171 van 23.6.2006, blz. 90.
BIJLAGE I
GOEDKEURING VAN DE REKENINGEN VAN DE BETAALORGANEN
BEGROTINGSJAAR 2011
Bij de lidstaat in te vorderen of aan de lidstaat te betalen bedrag
NB: Nomenclatuur 2012: 05 07 01 06, 05 02 16 02, 6701, 6702, 6803.
LS |
|
2011 — Uitgaven/bestemmingsontvangsten van de betaalorganen waarvan de rekeningen worden |
Totaal a + b |
Verlagingen en schorsingen voor het hele begrotingsjaar (1) |
Verlagingen overeenkomstig artikel 32 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 |
Totaal na verlagingen en schorsingen |
Betalingen aan de lidstaat voor het begrotingsjaar |
Bij de lidstaat in te vorderen (–) of aan de lidstaat te betalen (+) bedrag (2) |
|
goedgekeurd |
afgesplitst |
||||||||
= in de jaarlijkse declaratie opgenomen uitgaven/bestemmingsontvangsten |
= totaal van de in de maandelijkse declaraties opgenomen uitgaven/bestemmingsontvangsten |
||||||||
|
|
a |
b |
c = a + b |
d |
e |
f = c + d + e |
g |
h = f – g |
BE |
EUR |
634 760 357,47 |
0,00 |
634 760 357,47 |
0,00 |
– 105 388,36 |
634 654 969,11 |
634 798 583,09 |
– 143 613,98 |
BG |
EUR |
299 122 846,74 |
0,00 |
299 122 846,74 |
0,00 |
0,00 |
299 122 846,74 |
301 667 953,59 |
–2 545 106,85 |
CZ |
EUR |
667 420 261,01 |
0,00 |
667 420 261,01 |
0,00 |
0,00 |
667 420 261,01 |
667 503 043,04 |
–82 782,03 |
DK |
DKK |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
– 636 877,62 |
– 636 877,62 |
0,00 |
– 636 877,62 |
DK |
EUR |
958 035 625,77 |
0,00 |
958 035 625,77 |
0,00 |
0,00 |
958 035 625,77 |
958 033 356,98 |
2 268,79 |
DE |
EUR |
5 517 442 035,14 |
21 210 680,66 |
5 538 652 715,80 |
0,00 |
– 276 371,37 |
5 538 376 344,43 |
5 520 543 082,88 |
17 833 261,55 |
EE |
EUR |
74 583 453,69 |
0,00 |
74 583 453,69 |
0,00 |
–8 747,39 |
74 574 706,30 |
74 553 780,04 |
20 926,26 |
IE |
EUR |
1 310 481 827,22 |
0,00 |
1 310 481 827,22 |
–13 215,75 |
–21 745,90 |
1 310 446 865,57 |
1 309 273 415,09 |
1 173 450,48 |
EL |
EUR |
2 230 598 617,41 |
0,00 |
2 230 598 617,41 |
–1 773 698,15 |
–1 976 009,69 |
2 226 848 909,57 |
2 228 873 030,13 |
–2 024 120,56 |
ES |
EUR |
5 811 699 716,21 |
0,00 |
5 811 699 716,21 |
–4 744 271,13 |
–2 635 285,98 |
5 804 320 159,10 |
5 806 393 228,40 |
–2 073 069,30 |
FR |
EUR |
8 755 024 372,50 |
0,00 |
8 755 024 372,50 |
–2 610 231,00 |
–3 088 524,90 |
8 749 325 616,60 |
8 752 670 931,07 |
–3 345 314,47 |
IT |
EUR |
4 755 048 387,67 |
0,00 |
4 755 048 387,67 |
–2 294 113,22 |
–1 148 090,06 |
4 751 606 184,39 |
4 746 634 761,34 |
4 971 423,05 |
CY |
EUR |
42 159 581,47 |
0,00 |
42 159 581,47 |
–26,69 |
0,00 |
42 159 554,78 |
42 082 610,19 |
76 944,59 |
LV |
EUR |
112 006 965,10 |
0,00 |
112 006 965,10 |
0,00 |
0,00 |
112 006 965,10 |
112 006 965,10 |
0,00 |
LT |
EUR |
279 621 055,32 |
0,00 |
279 621 055,32 |
0,00 |
0,00 |
279 621 055,32 |
277 900 898,84 |
1 720 156,48 |
LU |
EUR |
34 725 475,44 |
0,00 |
34 725 475,44 |
0,00 |
–2 760,64 |
34 722 714,80 |
34 565 673,83 |
157 040,97 |
HU |
HUF |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
– 104 899 105,00 |
– 104 899 105,00 |
0,00 |
– 104 899 105,00 |
HU |
EUR |
1 062 924 020,10 |
0,00 |
1 062 924 020,10 |
– 575,13 |
0,00 |
1 062 923 444,97 |
1 063 337 563,43 |
– 414 118,46 |
MT |
EUR |
4 101 334,67 |
0,00 |
4 101 334,67 |
0,00 |
0,00 |
4 101 334,67 |
4 101 334,67 |
0,00 |
NL |
EUR |
877 151 935,61 |
0,00 |
877 151 935,61 |
0,00 |
0,00 |
877 151 935,61 |
876 800 061,94 |
351 873,67 |
AT |
EUR |
745 783 095,42 |
0,00 |
745 783 095,42 |
0,00 |
0,00 |
745 783 095,42 |
745 783 095,42 |
0,00 |
PL |
PLN |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
– 200 088,92 |
– 200 088,92 |
0,00 |
– 200 088,92 |
PL |
EUR |
2 537 375 664,13 |
0,00 |
2 537 375 664,13 |
0,00 |
0,00 |
2 537 375 664,13 |
2 537 577 480,05 |
– 201 815,92 |
PT |
EUR |
754 259 328,80 |
0,00 |
754 259 328,80 |
–3 089 903,59 |
–2 591 130,79 |
748 578 294,42 |
749 774 180,63 |
–1 195 886,21 |
RO |
EUR |
0,00 |
768 973 165,29 |
768 973 165,29 |
0,00 |
0,00 |
768 973 165,29 |
768 973 165,29 |
0,00 |
SI |
EUR |
104 397 622,46 |
0,00 |
104 397 622,46 |
0,00 |
0,00 |
104 397 622,46 |
104 397 622,46 |
0,00 |
SK |
EUR |
298 511 468,47 |
0,00 |
298 511 468,47 |
– 346 334,22 |
0,00 |
298 165 134,25 |
298 165 180,49 |
–46,24 |
FI |
EUR |
498 644 025,79 |
0,00 |
498 644 025,79 |
0,00 |
–1 278,88 |
498 642 746,91 |
498 672 933,53 |
–30 186,62 |
SE |
SEK |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
– 283 324,44 |
– 283 324,44 |
0,00 |
– 283 324,44 |
SE |
EUR |
705 760 132,36 |
0,00 |
705 760 132,36 |
–3 013,42 |
0,00 |
705 757 118,94 |
705 565 199,68 |
191 919,26 |
UK |
GBP |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
–33 586,86 |
–33 586,86 |
0,00 |
–33 586,86 |
UK |
EUR |
3 292 405 994,39 |
0,00 |
3 292 405 994,39 |
– 599 154,55 |
0,00 |
3 291 806 839,84 |
3 284 921 472,19 |
6 885 367,65 |
LS |
|
Uitgaven (3) |
Bestemmingsontvangsten (3) |
Suikerfonds |
Artikel 32 (= e) |
Totaal (= h) |
|
Uitgaven (4) |
Bestemmingsontvangsten (4) |
||||||
05 07 01 06 |
6701 |
05 02 16 02 |
6803 |
6702 |
|||
|
|
i |
j |
k |
l |
m |
n = i + j + k + l + m |
BE |
EUR |
–38 225,62 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
– 105 388,36 |
– 143 613,98 |
BG |
EUR |
–2 545 106,85 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
–2 545 106,85 |
CZ |
EUR |
–82 782,03 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
–82 782,03 |
DK |
DKK |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
– 636 877,62 |
– 636 877,62 |
DK |
EUR |
2 268,79 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
2 268,79 |
DE |
EUR |
18 109 632,92 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
– 276 371,37 |
17 833 261,55 |
EE |
EUR |
29 673,65 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
–8 747,39 |
20 926,26 |
IE |
EUR |
1 194 611,05 |
0,00 |
585,33 |
0,00 |
–21 745,90 |
1 173 450,48 |
EL |
EUR |
–48 110,87 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
–1 976 009,69 |
–2 024 120,56 |
ES |
EUR |
562 216,68 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
–2 635 285,98 |
–2 073 069,30 |
FR |
EUR |
– 220 973,54 |
–35 816,03 |
0,00 |
0,00 |
–3 088 524,90 |
–3 345 314,47 |
IT |
EUR |
6 119 513,11 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
–1 148 090,06 |
4 971 423,05 |
CY |
EUR |
76 944,59 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
76 944,59 |
LV |
EUR |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
LT |
EUR |
1 720 156,48 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
1 720 156,48 |
LU |
EUR |
159 801,61 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
–2 760,64 |
157 040,97 |
HU |
HUF |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
– 104 899 105,00 |
– 104 899 105,00 |
HU |
EUR |
– 414 118,46 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
– 414 118,46 |
MT |
EUR |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
NL |
EUR |
642 280,17 |
– 290 406,50 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
351 873,67 |
AT |
EUR |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
PL |
PLN |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
– 200 088,92 |
– 200 088,92 |
PL |
EUR |
– 201 815,92 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
– 201 815,92 |
PT |
EUR |
1 395 244,58 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
–2 591 130,79 |
–1 195 886,21 |
RO |
EUR |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
SI |
EUR |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
SK |
EUR |
–46,24 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
–46,24 |
FI |
EUR |
–5 651,78 |
–23 255,96 |
0,00 |
0,00 |
–1 278,88 |
–30 186,62 |
SE |
SEK |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
– 283 324,44 |
– 283 324,44 |
SE |
EUR |
191 919,26 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
191 919,26 |
UK |
GBP |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
–33 586,86 |
–33 586,86 |
UK |
EUR |
6 885 367,65 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
6 885 367,65 |
(1) De verlagingen en schorsingen omvatten die welke in het kader van de regeling voor de betalingen zijn verricht, en voorts met name de correcties wegens de in de maanden augustus, september en oktober 2011 geconstateerde overschrijdingen van de betalingstermijn.
(2) Het bedrag waarvan is uitgegaan bij de berekening van het bij de lidstaat in te vorderen of aan de lidstaat te betalen bedrag, is het totaal van de jaarlijkse declaratie (kolom a), respectievelijk het totaal van de maandelijkse declaraties in het geval van de afgesplitste uitgaven (kolom b).
Toe te passen wisselkoers: artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 883/2006.
(3) Een eventuele aanpassing van de bestemmingsontvangsten in het voordeel van de lidstaat moet worden gedeclareerd ten laste van post 05 07 01 06.
(4) Een eventuele aanpassing van de bestemmingsontvangsten voor het Suikerfonds in het voordeel van de lidstaat moet worden gedeclareerd ten laste van post 05 02 16 02.
NB: Nomenclatuur 2012: 05 07 01 06, 05 02 16 02, 6701, 6702, 6803.
BIJLAGE II
GOEDKEURING VAN DE REKENINGEN VAN DE BETAALORGANEN
BEGROTINGSJAAR 2011 — ELGF
Lijst van de betaalorganen waarvan de rekeningen worden afgesplitst en die het voorwerp van een later goedkeuringsbesluit zullen vormen
Lidstaat |
Betaalorgaan |
Duitsland |
Hamburg-Jonas |
Roemenië |
PIAA |