ISSN 1977-0758

doi:10.3000/19770758.L_2011.264.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 264

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

54e jaargang
8 oktober 2011


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

 

2011/663/EU

 

*

Besluit van de Raad van 16 juni 2011 inzake de ondertekening namens de Unie en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Republiek Indonesië inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

1

Overeenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Republiek Indonesië inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

2

 

 

2011/664/EU

 

*

Besluit van de Raad van 12 september 2011 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de gewijzigde statuten en het gewijzigde reglement van orde van de Internationale Studiegroep voor Rubber

12

 

*

Statuten van de Internationale Studiegroep voor rubber

14

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 996/2011 van de Commissie van 7 oktober 2011 tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 657/2008, (EG) nr. 1276/2008 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 met betrekking tot de kennisgevingsverplichtingen in het kader van de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten

25

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 997/2011 van de Commissie van 7 oktober 2011 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

28

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 998/2011 van de Commissie van 7 oktober 2011 tot wijziging van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 971/2011 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2011/12

30

 

 

BESLUITEN

 

 

2011/665/EU

 

*

Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 4 oktober 2011 inzake het Europees register van goedgekeurde spoorwegvoertuigtypen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 6974)  ( 1 )

32

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Besluit 2010/592/EU van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten van 29 september 2010 houdende benoeming van een rechter bij het Hof van Justitie (PB L 261 van 5.10.2010)

55

 

*

Rectificatie van Besluit 2010/629/EU van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten van 20 oktober 2010 houdende benoeming van een rechter van het Gerecht (PB L 278 van 22.10.2010)

55

 

*

Rectificatie van Richtlijn 2011/15/EU van de Commissie van 23 februari 2011 tot wijziging van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart (PB L 49 van 24.2.2011)

55

 

*

Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 826/2011 van de Commissie van 12 augustus 2011 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur (PB L 211 van 18.8.2011)

56

 

*

Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 827/2011 van de Commissie van 12 augustus 2011 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur (PB L 211 van 18.8.2011)

56

 

*

Rectificatie van Uitvoeringsbesluit 2011/402/EU van de Commissie van 6 juli 2011 betreffende noodmaatregelen van toepassing op fenegriekzaden en bepaalde zaden en bonen uit Egypte (PB L 179 van 7.7.2011)

56

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

8.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 264/1


BESLUIT VAN DE RAAD

van 16 juni 2011

inzake de ondertekening namens de Unie en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Republiek Indonesië inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

(2011/663/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 5,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij besluit van 5 juni 2003 heeft de Raad de Commissie gemachtigd met derde landen te onderhandelen over de vervanging van sommige bepalingen in bestaande bilaterale overeenkomsten door een overeenkomst op het niveau van de Unie.

(2)

De Commissie heeft namens de Unie met de regering van de Republiek Indonesië onderhandeld over een Overeenkomst inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten („de overeenkomst”), overeenkomstig de in de bijlage bij het besluit van de Raad van 5 juni 2003 omschreven mechanismen en richtsnoeren.

(3)

De overeenkomst moet worden ondertekend en voorlopig worden toegepast, onder voorbehoud van sluiting,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De ondertekening van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Republiek Indonesië inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten („de overeenkomst”) wordt goedgekeurd namens de Unie, onder voorbehoud van de sluiting van de overeenkomst.

De tekst van de overeenkomst is bij dit besluit gevoegd.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) om de overeenkomst te ondertekenen, onder voorbehoud van sluiting ervan.

Artikel 3

In afwachting van de inwerkingtreding wordt de overeenkomst voorlopig toegepast vanaf de eerste dag van de eerste maand die volgt op de datum waarop de partijen elkaar ervan in kennis hebben gesteld dat zij de nodige procedures daarvoor hebben afgerond (1).

Artikel 4

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd om de bij artikel 8, lid 2, van de overeenkomst voorziene kennisgeving te verrichten.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 16 juni 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

VÖLNER P.


(1)  Het secretariaat-generaal van de Raad maakt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend vanaf welke datum de overeenkomst voorlopig wordt toegepast.


OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie en de regering van de Republiek Indonesië inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

DE EUROPESE UNIE, hierna „de Unie” genoemd,

enerzijds, en

DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDONESIË, hierna „Indonesië” genoemd,

anderzijds,

hierna „de partijen” genoemd,

VASTSTELLEND dat verscheidene lidstaten van de Unie met Indonesië bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten hebben gesloten die bepalingen bevatten welke in strijd zijn met de wetgeving van de Unie,

VASTSTELLEND dat de Unie exclusief bevoegd is voor diverse aspecten die mogelijk zijn opgenomen in bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten tussen de lidstaten van de Unie en derde landen,

VASTSTELLEND dat in een lidstaat gevestigde luchtvervoerders uit de Unie overeenkomstig de wetgeving van de Unie het recht hebben op niet-discriminerende toegang tot luchtroutes tussen de lidstaten van de Unie en derde landen,

GELET OP de overeenkomsten tussen de Unie en bepaalde derde landen waarin onderdanen van deze derde landen de mogelijkheid wordt geboden eigendom te verwerven in luchtvervoerders die een vergunning hebben gekregen overeenkomstig de wetgeving van de Unie,

ERKENNENDE dat sommige bepalingen van de tussen lidstaten van de Unie en Indonesië gesloten bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten die in strijd zijn met de wetgeving van de Unie met deze wetgeving in overeenstemming moeten worden gebracht om een solide rechtsgrond voor luchtdiensten tussen de Unie en Indonesië tot stand te brengen en om de continuïteit van dergelijke luchtdiensten te garanderen,

VASTSTELLEND dat luchtvervoerders volgens de wetgeving van de Unie in principe geen overeenkomsten mogen sluiten die de handel tussen de lidstaten van de Unie kunnen beïnvloeden en die tot doel of als gevolg hebben dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of verstoord,

ERKENNENDE dat sommige bepalingen van de tussen lidstaten van de Unie en Indonesië gesloten bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten i) die luchtvaartmaatschappijen verplichten of aanzetten tot overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging op de relevante routes wordt verhinderd, beperkt of vervalst; of ii) die de gevolgen van dergelijke overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen versterken; of iii) waarbij de verantwoordelijkheid voor het nemen van maatregelen die de mededinging tussen luchtvaartmaatschappijen op de relevante routes verhinderen, beperken of vervalsen, wordt toevertrouwd aan luchtvaartmaatschappijen of andere particuliere economische operatoren, het effect van de op de ondernemingen toepasselijke mededingingsregels ongedaan kunnen maken,

VASTSTELLEND dat de Unie er in het kader van deze overeenkomst niet naar streeft het totale volume aan luchtverkeer tussen de Unie en Indonesië te doen toenemen, noch om het evenwicht tussen luchtvervoerders uit de Unie en luchtvervoerders uit Indonesië te wijzigen, noch om te onderhandelen over wijzigingen van de bepalingen van bestaande bilaterale overeenkomsten inzake verkeersrechten,

ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Algemene bepalingen

1.   In deze overeenkomst wordt onder „lidstaten” lidstaten van de Unie en onder „EU-Verdragen” het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie verstaan.

2.   Wanneer in de in bijlage 1 vermelde overeenkomsten wordt verwezen naar onderdanen van de lidstaat die partij is bij de Overeenkomst, wordt dit begrepen als een verwijzing naar onderdanen van de lidstaten van de Unie.

3.   Wanneer in de in bijlage 1 vermelde overeenkomsten wordt verwezen naar luchtvervoerders of luchtvaartmaatschappijen van de lidstaat die partij is bij de Overeenkomst, wordt dit begrepen als een verwijzing naar de door die lidstaat aangewezen luchtvervoerders of luchtvaartmaatschappijen.

Artikel 2

Aanwijzing door een lidstaat

1.   De bepalingen van de leden 2 en 3 van dit artikel hebben voorrang op de overeenkomstige bepalingen van de in bijlage 2, onder a) en b), genoemde artikelen wat betreft de aanwijzing van een luchtvervoerder door de desbetreffende lidstaat, de vergunningen en machtigingen die door Indonesië aan deze luchtvervoerder zijn toegekend en de weigering, intrekking, opschorting of beperking van de vergunningen en machtigingen van de luchtvervoerder.

2.   Wanneer Indonesië een aanwijzing door een lidstaat ontvangt, verleent zij zo spoedig mogelijk de passende vergunningen en machtigingen wanneer:

a)

de luchtvervoerder, overeenkomstig de EU-Verdragen, op het grondgebied van de aanwijzende lidstaat is gevestigd en beschikt over een geldige exploitatievergunning overeenkomstig de wetgeving van de Unie, en

b)

de lidstaat die verantwoordelijk is voor de afgifte van het Air Operators Certificate op doeltreffende wijze controleert of de luchtvervoerder de regelgeving naleeft en wanneer de bevoegde luchtvaartautoriteit duidelijk in de aanwijzing is vermeld, en

c)

de luchtvervoerder rechtstreeks of door een meerderheidsbelang eigendom is van lidstaten en/of onderdanen van lidstaten, of van andere in bijlage 3 vermelde landen en/of onderdanen van die landen, en deze landen en/of onderdanen daadwerkelijk zeggenschap uitoefenen over de luchtvervoerder.

3.   Indonesië mag de vergunningen of machtigingen van een door een lidstaat aangewezen luchtvervoerder weigeren, intrekken, opschorten of beperken wanneer:

a)

de luchtvervoerder, overeenkomstig de EU-Verdragen, niet op het grondgebied van de aanwijzende lidstaat is gevestigd of niet beschikt over een geldige exploitatievergunning overeenkomstig de wetgeving van de Unie, of

b)

de lidstaat die verantwoordelijk is voor de afgifte van het Air Operators Certificate niet op doeltreffende wijze controleert of de luchtvervoerder de regelgeving naleeft, of wanneer de relevante luchtvaartautoriteit niet duidelijk in de aanwijzing is vermeld, of

c)

de luchtvervoerder niet rechtstreeks of via een meerderheidsbelang eigendom is van lidstaten en/of onderdanen van lidstaten of van andere in bijlage 3 vermelde landen en/of onderdanen van die landen, of deze landen en/of onderdanen niet daadwerkelijk zeggenschap uitoefenen over de luchtvervoerder, of

d)

de luchtvervoerder al krachtens een bilaterale overeenkomst tussen Indonesië en een andere lidstaat gemachtigd is vluchten te exploiteren en Indonesië kan aantonen dat, door uit hoofde van deze Overeenkomst verkeersrechten uit te oefenen op een route die een punt in die andere lidstaat omvat, de luchtvervoerder de in die andere overeenkomst opgelegde beperkingen op de verkeersrechten zou omzeilen, of

e)

de aangewezen luchtvervoerder houder is van een door een lidstaat afgegeven Air Operator’s Certificate en er geen bilaterale overeenkomst voor luchtdiensten tussen Indonesië en die andere lidstaat bestaat en die lidstaat verkeersrechten heeft ontzegd aan de door Indonesië aangewezen luchtvervoerder.

Bij de uitoefening van de rechten die haar krachtens dit lid zijn verleend, mag Indonesië geen onderscheid maken tussen luchtvervoerders uit de Unie op grond van nationaliteit.

Artikel 3

Veiligheid

1.   De bepalingen van lid 2 van dit artikel vormen een aanvulling op de desbetreffende bepalingen in de in bijlage 2, onder c), vermelde artikelen.

2.   Wanneer een lidstaat een luchtvervoerder heeft aangewezen die onder het wettelijk toezicht van een andere lidstaat staat, zijn de rechten van Indonesië uit hoofde van de veiligheidsvoorschriften van de overeenkomst tussen de lidstaat die de luchtvervoerder heeft aangewezen en Indonesië zowel van toepassing op de vaststelling, naleving of handhaving van veiligheidsnormen door die andere lidstaat als op de exploitatievergunning van die luchtvervoerder.

Artikel 4

Belasting op vliegtuigbrandstof

1.   De bepalingen van lid 2 van dit artikel vormen een aanvulling op de overeenkomstige bepalingen van de in bijlage 2, onder d), vermelde artikelen.

2.   Niettegenstaande eventuele andersluidende bepalingen, beletten de in bijlage 2, onder d), vermelde overeenkomsten op generlei wijze dat de lidstaten op niet-discriminerende wijze belastingen, heffingen, accijnzen, vergoedingen of kosten in rekening brengen voor de brandstof die op hun grondgebied wordt geleverd voor gebruik in een vliegtuig van een aangewezen luchtvervoerder van Indonesië dat een plaats op het grondgebied van die lidstaat verbindt met een andere plaats op het grondgebied van die lidstaat of op het grondgebied van een andere lidstaat.

Artikel 5

Verenigbaarheid met de mededingingsregels

1.   Onverminderd andersluidende bepalingen mag niets in de in bijlage 1 vermelde overeenkomsten i) aanzetten tot overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die de mededinging verhinderen, verstoren of beperken; ii) de gevolgen van dergelijke overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen versterken; of iii) de verantwoordelijkheid voor het nemen van maatregelen die de mededinging verhinderen, verstoren of beperken, toevertrouwen aan particuliere economische operatoren.

2.   De bepalingen in de in bijlage 1 vermelde overeenkomsten die niet verenigbaar zijn met lid 1 van dit artikel worden niet toegepast.

Artikel 6

Bijlagen bij deze overeenkomst

De bijlagen bij deze Overeenkomst maken integrerend deel uit van de Overeenkomst.

Artikel 7

Herziening of wijziging

De overeenkomstsluitende partijen mogen deze overeenkomst op elk ogenblik met wederzijdse instemming wijzigen.

Artikel 8

Inwerkingtreding en voorlopige toepassing

1.   Deze overeenkomst treedt in werking wanneer de partijen elkaar schriftelijk hebben medegedeeld dat zij hun interne procedures voor de inwerkingtreding van de overeenkomst hebben voltooid.

2.   Onverminderd het bepaalde in lid 1 stemmen de partijen ermee in deze overeenkomst voorlopig toe te passen vanaf de eerste dag van de maand volgende op de datum waarop de partijen elkaar in kennis hebben gesteld van de voltooiing van de daartoe vereiste procedures.

3.   Deze overeenkomst is van toepassing op alle in bijlage 1 vermelde overeenkomsten en regelingen, inclusief die welke op de datum van ondertekening van deze overeenkomst nog niet in werking zijn getreden en niet voorlopig worden toegepast.

Artikel 9

Beëindiging

1.   Wanneer een in bijlage 1 vermelde overeenkomst wordt beëindigd, worden ook alle bepalingen van de onderhavige overeenkomst die betrekking hebben op de desbetreffende in bijlage 1 vermelde overeenkomst tegelijkertijd beëindigd.

2.   Wanneer alle in bijlage 1 vermelde overeenkomsten worden beëindigd, wordt de onderhavige overeenkomst tegelijkertijd beëindigd.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze overeenkomst hebben ondertekend.

Gedaan te Brussel, in tweevoud, op de negenentwintigste juni tweeduizend elf, in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Indonesische taal, alle teksten zijnde gelijkelijk authentiek.

За Европейския съюз

Por la Unión Europea

Za Evropskou unii

For Den Europæiske Union

Für die Europäische Union

Euroopa Liidu nimel

Για την Ευρωπαϊκή Ένωση

For the European Union

Pour l'Union européenne

Per l'Unione europea

Eiropas Savienības vārdā –

Europos Sąjungos vardu

Az Európai Unió részéről

Għall-Unjoni Ewropea

Voor de Europese Unie

W imieniu Unii Europejskiej

Pela União Europeia

Pentru Uniunea Europeană

Za Európsku úniu

Za Evropsko unijo

Euroopan unionin puolesta

För Europeiska unionen

Untuk Uni Eropa

Image

За правителството на Република Индонезия

Por el Gobierno de la República de Indonesia

Za vládu Indonéské republiky

For Republiken Indonesiens regeringen

Für die Regierung der Republik Indonesien

Indoneesia Vabariigi valitsuse nimel

Για την Κυβέρνηση της Δημοκρατίας της Ινδονησίας

For the Government of the Republic of Indonesia

Pour le gouvernement de la République d'Indonésie

Per il governo della Repubblica di Indonesia

Indonēzijas Republikas valdības vārdā –

Indonezijos Respublikos vyriausybės vardu

Az Indonéz Köztársaság kormánya részéről

Għall-Gvern tar-Repubblika tal-Indoneżja

Voor de regering van de Republiek Indonesië

W imieniu rządu Republiki Indonezji

Pelo Governo da República da Indonésia

Pentru Guvernul Republicii Indonezia

Za vládu Indonézskej republiky

Za vlado Republike Indonezije

Indonesian tasavallan hallituksen puolesta

För Republiken Indonesiens regeringen

Untuk Pemerintah Republik Indonesia

Image

BIJLAGE 1

Lijst van de overeenkomsten waarnaar wordt verwezen in artikel 1 van de overeenkomst

Overeenkomsten voor luchtdiensten en andere regelingen tussen de Republiek Indonesië en lidstaten van de Europese Unie, zoals gewijzigd of geamendeerd, die op de datum van ondertekening van de overeenkomst zijn gesloten, ondertekend of geparafeerd:

overeenkomst tussen de federale regering van Oostenrijk en de regering van de Republiek Indonesië met betrekking tot geregeld luchtvervoer, ondertekend te Wenen op 19 maart 1987, hierna de „overeenkomst tussen Indonesië en Oostenrijk” genoemd, in bijlage 2;

overeenkomst tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Republiek Indonesië inzake luchtdiensten tussen hun grondgebieden en over de grenzen van hun respectieve grondgebieden heen, gedaan te Jakarta op 12 maart 1971, hierna de „overeenkomst tussen Indonesië en België” genoemd, in bijlage 2;

overeenkomst tussen de regering van de Republiek Bulgarije en de regering van de Republiek Indonesië inzake luchtdiensten tussen hun grondgebieden en over de grenzen van hun respectieve grondgebieden heen, opgesteld te Jakarta op 22 juni 1992, hierna de „overeenkomst tussen Indonesië en Bulgarije” genoemd, in bijlage 2;

luchtvervoersovereenkomst tussen de regering van de Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek en de regering van de Republiek Indonesië, ondertekend te Praag op 10 mei 1972, hierna de „overeenkomst tussen Indonesië en Tsjechië” genoemd, in bijlage 2. Laatstelijk gewijzigd bij briefwisseling te Jakarta op 18 januari 1986;

overeenkomst tussen de regering van Denemarken en de regering van de Republiek Indonesië voor luchtdiensten tussen hun respectieve grondgebieden, ondertekend te Kopenhagen op 23 juni 1971, hierna de „overeenkomst tussen Indonesië en Denemarken” genoemd, in bijlage 2;

overeenkomst voor luchtdiensten tussen de regering van de Republiek Finland en de regering van de Republiek Indonesië, ondertekend te Jakarta op 7 november 1997, hierna de „overeenkomst tussen Indonesië en Finland” genoemd, in bijlage 2;

overeenkomst tussen de regering van de Franse Republiek en de regering van de Republiek Indonesië inzake luchtdiensten tussen hun grondgebieden en over de grenzen van hun grondgebieden heen, opgesteld te Jakarta op 24 november 1967, hierna de „overeenkomst tussen Indonesië en Frankrijk” genoemd, in bijlage 2;

overeenkomst tussen de regering van de Bondsrepubliek Duitsland en de regering van de Republiek Indonesië voor luchtdiensten tussen hun respectieve grondgebieden, ondertekend te Kopenhagen op 4 december 1969, hierna de „overeenkomst tussen Indonesië en Denemarken” genoemd, in bijlage 2;

overeenkomst tussen de regering van de Helleense Republiek en de regering van de Republiek Indonesië inzake luchtdiensten, gedaan te Jakarta op 24 juni 2008, hierna de „overeenkomst tussen Indonesië en Griekenland” genoemd, in bijlage 2;

luchtvervoersovereenkomst tussen de regering van de Republiek Hongarije en de regering van de Republiek Indonesië, ondertekend te Jakarta op 20 september 1994, hierna de „overeenkomst tussen Indonesië en Hongarije” genoemd, in bijlage 2;

overeenkomst tussen de regering van de Italiaanse Republiek en de regering van de Republiek Indonesië voor luchtdiensten tussen hun respectieve grondgebieden en over de grenzen van hun grondgebieden heen, ondertekend te Jakarta op 7 december 1966, hierna de „overeenkomst tussen Indonesië en Italië” genoemd, in bijlage 2;

ontwerpovereenkomst voor luchtdiensten tussen de regering van het Groothertogdom Luxemburg en de regering van de Republiek Indonesië, geparafeerd te Denpasar op 15 maart 2005, hierna de „overeenkomst tussen Indonesië en Luxemburg” genoemd, in bijlage 2;

luchtvervoersovereenkomst tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Republiek Indonesië, ondertekend te Den Haag op 23 november 1990, hierna de „overeenkomst tussen Indonesië en Nederland” genoemd, in bijlage 2;

overeenkomst tussen de regering van de Republiek Polen en de regering van de Republiek Indonesië inzake geregeld luchtvervoer, ondertekend te Jakarta op 13 december 1991, hierna de „overeenkomst tussen Indonesië en Polen” genoemd, in bijlage 2;

overeenkomst voor luchtdiensten tussen de regering van de Republiek Roemenië en de regering van de Republiek Indonesië, ondertekend te Jakarta op 7 september 1993, hierna de „overeenkomst tussen Indonesië en Roemenië” genoemd, in bijlage 2;

luchtvervoersovereenkomst tussen de regering van de Slowaakse Republiek en de regering van de Republiek Indonesië, geparafeerd te Djakarta op 28 maart 1995, hierna de „overeenkomst tussen Indonesië en Slowakije” genoemd, in bijlage 2;

luchtvervoersovereenkomst tussen de regering van het Koninkrijk Spanje en de regering van de Republiek Indonesië met betrekking tot geregelde luchtdiensten, opgesteld te Madrid op 5 oktober 1993, hierna de „overeenkomst tussen Indonesië en Spanje” genoemd, in bijlage 2;

overeenkomst tussen de regering van Zweden en de regering van de Republiek Indonesië voor luchtdiensten tussen hun respectieve grondgebieden, ondertekend te Kopenhagen op 23 juni 1971, hierna de „overeenkomst tussen Indonesië en Zweden” genoemd, in bijlage 2;

overeenkomst tussen de regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de regering van de Republiek Indonesië voor luchtdiensten tussen hun respectieve grondgebieden en over de grenzen van hun grondgebieden heen, ondertekend te Jakarta op 28 juni 1973, hierna de „overeenkomst tussen Indonesië en het Verenigd Koninkrijk” genoemd, in bijlage 2.

BIJLAGE 2

Lijst van de artikelen van de in bijlage 1 vermelde overeenkomsten waarnaar wordt verwezen in de artikelen 2 tot en met 4 van de overeenkomst

a)

Aanwijzing door een lidstaat:

 

artikel 3 van de overeenkomst tussen Indonesië en Oostenrijk;

 

artikel 3 van de overeenkomst tussen Indonesië en België;

 

artikel III van de overeenkomst tussen Indonesië en Bulgarije;

 

artikel 3 van de overeenkomst tussen Indonesië en Tsjechië;

 

artikel 3 van de overeenkomst tussen Indonesië en Denemarken;

 

artikel 3 van de overeenkomst tussen Indonesië en Finland;

 

artikel 3 van de overeenkomst tussen Indonesië en Frankrijk;

 

artikel 3, lid 4, van de overeenkomst tussen Indonesië en Duitsland;

 

artikel 3 van de overeenkomst tussen Indonesië en Hongarije;

 

artikel 3 van de overeenkomst tussen Indonesië en Italië;

 

artikel III van de overeenkomst tussen Indonesië en Luxemburg;

 

artikel 3 van de overeenkomst tussen Indonesië en Nederland;

 

artikel 3 van de overeenkomst tussen Indonesië en Polen;

 

artikel 3 van de overeenkomst tussen Indonesië en Roemenië;

 

artikel 3 van de overeenkomst tussen Indonesië en Slowakije;

 

artikel III van de overeenkomst tussen Indonesië en Spanje;

 

artikel 3 van de overeenkomst tussen Indonesië en Zweden;

 

artikel 3 van de overeenkomst tussen Indonesië en het Verenigd Koninkrijk.

b)

Weigering, intrekking, opschorting of beperking van vergunningen en machtigingen:

 

artikelen 3 en 4 van de overeenkomst tussen Indonesië en Oostenrijk;

 

artikel 3 van de overeenkomst tussen Indonesië en België;

 

artikel IV van de overeenkomst tussen Indonesië en Bulgarije;

 

artikel 3 van de overeenkomst tussen Indonesië en Tsjechië;

 

artikel 3 van de overeenkomst tussen Indonesië en Denemarken;

 

artikelen 3 en 4 van de overeenkomst tussen Indonesië en Finland;

 

artikel 3 van de overeenkomst tussen Indonesië en Frankrijk;

 

artikel 3, lid 6, van de overeenkomst tussen Indonesië en Duitsland;

 

artikel 4 van de overeenkomst tussen Indonesië en Hongarije;

 

artikel 3 van de overeenkomst tussen Indonesië en Italië;

 

artikel IV van de overeenkomst tussen Indonesië en Luxemburg;

 

artikelen 3 en 4 van de overeenkomst tussen Indonesië en Nederland;

 

artikelen 3 en 4 van de overeenkomst tussen Indonesië en Polen;

 

artikel 4 van de overeenkomst tussen Indonesië en Roemenië;

 

artikel 4 van de overeenkomst tussen Indonesië en Slowakije;

 

artikelen III en IV van de overeenkomst tussen Indonesië en Spanje;

 

artikel 3 van de overeenkomst tussen Indonesië en Zweden;

 

artikel 3 van de overeenkomst tussen Indonesië en het Verenigd Koninkrijk.

c)

Veiligheid:

 

artikelen 3 en 6 van de overeenkomst tussen Indonesië en Oostenrijk;

 

artikel 3 van de overeenkomst tussen Indonesië en België;

 

artikel 3 van de overeenkomst tussen Indonesië en Tsjechië;

 

artikel 3 van de overeenkomst tussen Indonesië en Denemarken;

 

artikel 16 van de overeenkomst tussen Indonesië en Finland;

 

artikel 3 van de overeenkomst tussen Indonesië en Frankrijk;

 

bijlage 4 van de goedgekeurde notulen, ondertekend op 4 juni 2003 te Bonn door delegaties die de luchtvaartautoriteiten van de Bondsrepubliek Duitsland en de Republiek Indonesië vertegenwoordigden;

 

artikel 7 van de overeenkomst tussen Indonesië en Griekenland;

 

artikel 16 van de overeenkomst tussen Indonesië en Hongarije;

 

artikel 3 van de overeenkomst tussen Indonesië en Italië;

 

artikel VII van de overeenkomst tussen Indonesië en Luxemburg;

 

bijlage IV van het memorandum van overeenstemming tussen de luchtvaartautoriteiten van de Republiek Indonesië en het Koninkrijk der Nederlanden, gedaan te Den Haag op 19 augustus 2009;

 

artikel 6 van de overeenkomst tussen Indonesië en Slowakije;

 

artikel VI van de overeenkomst tussen Indonesië en Spanje;

 

artikel 3 van de overeenkomst tussen Indonesië en Zweden.

d)

Belasting op vliegtuigbrandstof:

 

artikel 7 van de overeenkomst tussen Indonesië en Oostenrijk;

 

artikel 4 van de overeenkomst tussen Indonesië en België;

 

artikel VI van de overeenkomst tussen Indonesië en Bulgarije;

 

artikel 5 van de overeenkomst tussen Indonesië en Tsjechië;

 

artikel 4 van de overeenkomst tussen Indonesië en Denemarken;

 

artikel 6 van de overeenkomst tussen Indonesië en Finland;

 

artikel 4 van de overeenkomst tussen Indonesië en Frankrijk;

 

artikel 5 van de overeenkomst tussen Indonesië en Duitsland;

 

artikel 10 van de overeenkomst tussen Indonesië en Griekenland;

 

artikel 6 van de overeenkomst tussen Indonesië en Hongarije;

 

artikel 4 van de overeenkomst tussen Indonesië en Italië;

 

artikel IX van de overeenkomst tussen Indonesië en Luxemburg;

 

artikel 10 van de overeenkomst tussen Indonesië en Nederland;

 

artikel 6 van de overeenkomst tussen Indonesië en Polen;

 

artikel 9 van de overeenkomst tussen Indonesië en Roemenië;

 

artikel 8 van de overeenkomst tussen Indonesië en Slowakije;

 

artikel VIII van de overeenkomst tussen Indonesië en Spanje;

 

artikel 4 van de overeenkomst tussen Indonesië en Zweden;

 

artikel 4 van de overeenkomst tussen Indonesië en het Verenigd Koninkrijk.

BIJLAGE 3

Lijst van andere landen waarnaar wordt verwezen in artikel 2 van de overeenkomst

a)

De Republiek IJsland (in het kader van de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte);

b)

Het Vorstendom Liechtenstein (in het kader van de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte);

c)

Het Koninkrijk Noorwegen (in het kader van de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte);

d)

De Zwitserse Bondsstaat (in het kader van de overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat).


8.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 264/12


BESLUIT VAN DE RAAD

van 12 september 2011

betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de gewijzigde statuten en het gewijzigde reglement van orde van de Internationale Studiegroep voor Rubber

(2011/664/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, leden 3 en 4, in samenhang met artikel 218, lid 5,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Na verscheidene onderhandelingsrondes hebben de delegatiehoofden van de Internationale Studiegroep voor Rubber (IRSG) op 14 juli 2011 overeenstemming bereikt over de tekst van de wijzigingen van de statuten en het reglement van orde van de IRSG.

(2)

De Unie is lid van de IRSG.

(3)

De lidstaten van de Unie die IRSG-lid zijn, hebben formeel kennisgeving van terugtrekking gedaan en zullen zich met ingang van 1 juli 2011 uit de IRSG terugtrekken.

(4)

De gewijzigde statuten en het gewijzigde reglement van orde van de IRSG moeten worden vastgesteld om de nieuwe zetel van de IRSG te bevestigen en expliciete bepalingen over de positie van de Unie in de IRSG op te nemen, alsook om de organisatorische structuur, de bijdragen aan de begroting en besluitvormingsprocedures aan te passen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Er wordt namens de Unie machtiging verleend voor de ondertekening van de gewijzigde statuten en het gewijzigde reglement van orde van de Internationale Studiegroep voor Rubber (IRSG), zoals overeengekomen door de delegatiehoofden op de vergadering van 14 juli 2011 in Singapore, onder voorbehoud van de sluiting ervan.

Artikel 2

De gewijzigde statuten en het gewijzigde reglement van orde worden op voorlopige basis toegepast (1), in afwachting van de voltooiing van de procedures voor de sluiting ervan.

Artikel 3

Dit besluit wordt ten uitvoer gelegd door de Commissie in de vorm van een brief aan de IRSG waarin wordt bevestigd dat de Unie instemt met de teksten van de gewijzigde statuten en het gewijzigde reglement van orde en waarin melding wordt gemaakt van de voorlopige toepassing door de Unie van de gewijzigde statuten en het gewijzigde reglement van orde, in afwachting van de voltooiing van de procedures voor de sluiting ervan.

De Commissie wordt eveneens gemachtigd de bij dit besluit gevoegde bevoegdheidsverklaring overeenkomstig artikel XVI, lid 2, van de gewijzigde statuten bij het secretariaat-generaal van de IRSG neder te leggen.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgsteld.

Gedaan te Brussel, 12 september 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

M. DOWGIELEWICZ


(1)  De datum vanaf welke de gewijzigde statuten en het gewijzigde reglement van orde voorlopig worden toegepast, wordt door het secretariaat-generaal van de Raad bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


Verklaring van de Europese Unie overeenkomstig artikel XVI, lid 2, van de statuten

Overeenkomstig artikel XVI, lid 2, van de statuten van de Internationale Studiegroep voor Rubber wordt in deze verklaring beschreven welke bevoegdheden met betrekking tot de statuten de lidstaten overdragen aan de Europese Unie.

De Europese Unie verklaart dat zij, overeenkomstig het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, exclusieve bevoegdheid heeft met betrekking tot de internationale handel in het kader van zijn gemeenschappelijk handelsbeleid, inclusief de productie van statistieken.

De reikwijdte en de uitoefening van de bevoegdheden van de Europese Unie ontwikkelen zich voortdurend en de Europese Unie zal deze verklaring zo nodig dan ook aanvullen of wijzigen overeenkomstig artikel XVI, lid 2, van de statuten.


8.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 264/14


STATUTEN VAN DE INTERNATIONALE STUDIEGROEP VOOR RUBBER

WOORD VOORAF

De Internationale Studiegroep voor Rubber (hierna „de Groep” genoemd) is opgericht in 1944 met de status van erkende internationale organisatie in het Verenigd Koninkrijk. De Groep is sinds 1 juli 2008 als erkende internationale organisatie gevestigd in Singapore.

I.   Doelstellingen

1.

De Groep biedt een forum voor de bespreking van kwesties met betrekking tot de productie en het verbruik van natuurlijk en synthetisch rubber en de handel in deze producten. De Groep streeft ernaar, uitvoerige statistische informatie over de mondiale rubberindustrie te verzamelen en te verspreiden en daardoor de transparantie van de rubbermarkten en de markttrends te vergroten.

2.

De Groep kan samenwerken met andere internationale organisaties die relevant zijn om haar doelstellingen te bereiken.

II.   Taken

1.

De Groep komt regelmatig bijeen, op plaatsen en tijdstippen die alle leden schikken, om de statistieken en gemeenschappelijke kwesties van de rubberindustrie te bespreken.

2.

Als dit nodig wordt geacht, verricht de Groep zelf toetsingen en studies over de positie van rubber op de wereldmarkt of geeft zij die in opdracht, vooral met het oog op uitvoerige informatie over vraag en aanbod en de verwachte ontwikkeling ervan.

III.   Definities

1.

„Groep”: de Internationale Studiegroep voor Rubber (IRSG).

2.

„Delegatiehoofden”: de hoogste autoriteit van de Groep, bestaande uit de vertegenwoordigers van de leden.

3.

„Gastland”: het lid waarmee de Groep een zetelovereenkomst heeft gesloten.

4.

Elke vermelding in deze statuten van een „lid” of „land” omvat tevens de Europese Unie en de intergouvernementele organisatie die exclusieve bevoegdheid heeft over aangelegenheden die onder deze statuten vallen en verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van de onderhandelingen over en de sluiting en de tenuitvoerlegging van internationale overeenkomsten, met name overeenkomsten voor basisproducten.

5.

„World Rubber Summit”: een openbare bijeenkomst voor de industrie en regeringen, georganiseerd door de Groep.

6.

„Producent van natuurlijk rubber”: ieder lid waarvan de productie van natuurlijk rubber het verbruik ervan overschrijdt.

7.

„Rubberverbruiker”: elk ander lid dan een producent van natuurlijk rubber.

8.

„Natuurlijk rubber”: het product op basis van latex van de Hevea brasiliensis-boom.

9.

„Synthetisch rubber”: thermogeharde elastomeren, gebaseerd op het polymerisatieproces; dit is de chemische assemblage van monomeren om een polymeer te vormen.

10.

„Rubber”: natuurlijk rubber of synthetisch rubber, met uitsluiting van geregenereerde vormen van rubber.

11.

„Gewone meerderheid”: een meerderheid van stemmen.

IV.   Zetel

De zetel van de Groep is gevestigd op het grondgebied van een lid, waar de Groep ook een secretariaat heeft om haar werkzaamheden te verrichten.

V.   Lidmaatschap

1.

Het lidmaatschap van de Groep staat open voor landen die een belang hebben bij de productie of het verbruik van natuurlijk en synthetisch rubber of bij de handel in deze producten.

2.

De Groep kent twee categorieën leden, te weten de producenten van natuurlijk rubber en de rubberverbruikers.

VI.   Plichten van de leden

1.

De leden stellen alles in het werk om het secretariaat te voorzien van accurate statistieken over de productie en het verbruik van en de handel in rubber op hun grondgebied, alsook alle andere informatie die relevant is voor het opstellen van schattingen en prognoses.

2.

Wanneer een lidstaat twee opeenvolgende jaren geen accurate statistieken en niet de vereiste informatie heeft verschaft en daarvoor geen bevredigende verklaring heeft, nemen de delegatiehoofden de maatregelen die zij passend achten.

VII.   Stemrecht en stemprocedure

1.   De leden hebben samen 100 stemmen.

2.   De stemmen worden over de leden verdeeld overeenkomstig hun respectievelijke jaarlijkse aandeel in de bijdragen.

3.   Wanneer het lidmaatschap verandert of wanneer het stemrecht van een lid is geschorst of hersteld op grond van ongeacht welke bepaling, worden de stemmen voorafgaand aan de volgende stemming opnieuw berekend en verdeeld onder de leden.

4.   Ieder lid mag het aantal stemmen uitbrengen waarover het beschikt, maar mag zijn stemmen niet splitsen.

5.   Door middel van een brief aan de voorzitter van de delegatiehoofden, het Statistisch en Economisch Comité of andere comités kan iedere producent van natuurlijk rubber iedere andere producent van natuurlijk rubber, en kan iedere rubberverbruiker iedere andere rubberverbruiker machtigen om op een vergadering zijn belangen te behartigen en zijn stemmen uit te brengen.

6.   Bij elke vergadering van de Groep is het quorum bereikt als de gewone meerderheid van de leden aanwezig is, waaronder minstens twee producenten van natuurlijk rubber en twee rubberverbruikers.

7.   Stemprocedures

7.1.

Indien mogelijk worden de beslissingen tijdens vergaderingen bij consensus genomen, zonder tegenstemmen, formele bezwaren of voorbehoud. De voorzitters van de vergaderingen streven bij elke beslissing naar een consensus. Als er toch een voorbehoud wordt gemaakt, moet voldoende tijd worden uitgetrokken om een compromis uit te werken waarover alsnog een consensus kan worden bereikt.

7.2.

Als de voorzitter van mening is dat consensus over een bepaalde kwestie onmogelijk is, wordt erover gestemd.

7.3.

In normale omstandigheden wordt de stemming op een dusdanige wijze gehouden dat de grootst mogelijke transparantie van het besluitvormingsproces is gewaarborgd. De voorzitter beslist of de stemming bij handopsteking of bij naamafroeping plaatsvindt. In buitengewone omstandigheden kan de voorzitter beslissen om onder de betrokken leden een geheime stemming of een stemming per brief te houden. Op verzoek van een of meer leden beslist de voorzitter tot een geheime stemming.

7.4.

Als een beslissing bij stemming wordt genomen, volstaat in normale omstandigheden, met uitzondering van het bepaalde onder de punten 7.5 en 7.6, een gewone meerderheid van de aanwezige en stemmende leden. Bovendien is de stem vereist van minstens twee producenten van natuurlijk rubber en van twee rubberverbruikers. Bij onthouding wordt een lid geacht zijn stemmen niet te hebben uitgebracht.

Indien een lid gebruikmaakt van de bepalingen van punt 5 van dit artikel en zijn stemmen in een vergadering worden uitgebracht, wordt dit lid voor de toepassing van de punten 7.4, 7.5 en 7.6 van dit artikel geacht aanwezig te zijn en te stemmen.

7.5.

Voor beslissingen door stemming over:

a)

de selectie van de secretaris-generaal,

b)

goedkeuring van de begroting, alsmede

c)

schorsing van rechten van een lid zoals bedoeld in artikel XIV, punt 4,

is een eenvoudige meerderheid nodig binnen de groep van producenten van natuurlijk rubber en binnen de groep van de rubberverbruikers die aanwezig zijn en stemmen; bovendien moeten deze stemmen samen ten minste een tweederde meerderheid uitmaken van degenen die aanwezig zijn en stemmen.

7.6.

Beslissingen over:

a)

de herziening of beëindiging van de zetelovereenkomst,

b)

wijziging en beëindiging van de statuten,

c)

de vestigingsplaats van de zetel, alsmede

d)

goedkeuring van het ontwerp van de geverifieerde rekeningen,

worden uitsluitend bij consensus genomen.

VIII.   World Rubber Summit

De Groep komt jaarlijks bijeen op het grondgebied van een lid. Wanneer de World Rubber Summit echter wordt georganiseerd op het grondgebied van een niet-lid, mogen de vergaderingen van de Groep ook daar plaatsvinden. Als er geen uitnodiging wordt ontvangen en aanvaard, wordt de World Rubber Summit in het gastland gehouden. Niet-leden, adviseurs van de industrie en andere deskundigen en waarnemers kunnen worden uitgenodigd om deel te nemen aan de World Rubber Summit.

IX.   Delegatiehoofden

1.

Elk lid van de Groep stelt een vertegenwoordiger aan, die tijdens elke vergadering van de delegatiehoofden mag worden bijgestaan door adviseurs.

2.

De voorzitter en de vicevoorzitter worden door de delegatiehoofden verkozen voor een termijn van twee begrotingsjaren van de Groep en zijn herverkiesbaar voor één termijn.

3.

De delegatiehoofden vergaderen op de zetel of elders indien zij daartoe besluiten.

4.

De delegatiehoofden vergaderen minstens eenmaal in de eerste helft van elk kalenderjaar en telkens wanneer de delegatiehoofden dit nodig achten.

5.

Als de vertegenwoordiger van een lid niet aan een vergadering van de Groep kan deelnemen, kan het desbetreffende lid een plaatsvervanger aanwijzen. Deze plaatsvervanger krijgt alle voorrechten van een vertegenwoordiger, waaronder stemrecht.

6.

De delegatiehoofden kunnen comités of adviesgroepen oprichten telkens wanneer dit nodig wordt geacht, en het lidmaatschap en de taken ervan vaststellen.

7.

De delegatiehoofden benoemen onafhankelijke accountants voor het verifiëren van de rekeningen van de Groep.

8.

De delegatiehoofden geven toelating voor de uitvoering en publicatie van studies over de positie van rubber op de wereldmarkt en over andere onderwerpen die nuttig worden geacht.

9.

De delegatiehoofden stellen het reglement van orde van de Groep vast.

X.   Het secretariaat en de secretaris-generaal

1.

Het secretariaat is ingericht voor het goede verloop van de werkzaamheden van de Groep.

2.

De secretaris-generaal staat aan het hoofd van het secretariaat en legt verantwoording af aan de delegatiehoofden over de werkzaamheden van het secretariaat.

3.

De secretaris-generaal wordt benoemd door de delegatiehoofden voor een termijn van vier jaar, hernieuwbaar voor een tweede termijn van maximaal vier jaar. De voorschriften voor de selectie worden vastgesteld door de delegatiehoofden.

4.

De delegatiehoofden stellen de verantwoordelijkheden van de secretaris-generaal vast.

5.

De taken van het secretariaat zijn:

a)

de best mogelijke informatie over statistieken en ruimere economische kwesties met betrekking tot rubber verstrekken;

b)

het werkprogramma voorbereiden en uitvoeren;

c)

tussen de vergaderingen een contactfunctie tussen de leden voor kwesties met betrekking tot rubber vervullen;

d)

de nodige voorbereidingen voor de vergaderingen treffen; alsmede

e)

contacten onderhouden met andere internationale organisaties en de bedrijfstak waarvan de werkzaamheden van belang zijn voor de Groep.

XI.   Het Statistisch en Economisch Comité

1.

Het Statistisch en Economisch Comité bestaat uit alle leden die er deel van wensen uit te maken.

2.

Het Comité kan een beroep doen op de deskundigheid van het Adviesorgaan voor de industrie.

3.

De leden van het comité kiezen de voorzitter en de vicevoorzitter uit hun midden of uit het Adviesorgaan voor de industrie. De voorzitter en de vicevoorzitter zijn in functie voor een termijn van twee begrotingsjaren en zijn herverkiesbaar voor één termijn.

4.

Het comité vergadert een keer per kalenderjaar en telkens wanneer het comité dit nodig acht.

5.

De taken van het comité zijn:

a)

de door de secretariaat ingediende statistische gegevens over vraag en aanbod van rubber analyseren en beoordelen;

b)

het werkprogramma van het secretariaat goedkeuren, volgen en beoordelen, rekening houdend met alle standpunten en aanbevelingen van het Adviesorgaan voor de industrie; alsmede

c)

aanbevelingen doen aan de delegatiehoofden over de opstelling, de uitwerking en de publicatie van in het kader van het werkprogramma voorbereide documenten, en het verslag daarover ter goedkeuring indienen bij de delegatiehoofden.

XII.   Adviesorgaan voor de industrie

1.

De delegatiehoofden richten een Adviesorgaan voor de industrie op dat met alle actoren uit de rubbersector — zoals de industrie, de handel, de academische wereld en de onderzoek- en ontwikkelingssector — communiceert. De delegatiehoofden voeren een transparante selectieprocedure voor de leden van het Adviesorgaan voor de industrie in.

2.

Het Adviesorgaan voor de industrie kiest zijn eigen voorzitter en vicevoorzitter. De voorzitter en de vicevoorzitter zijn in functie voor een termijn van twee begrotingsjaren en zijn herverkiesbaar voor één termijn.

3.

De taken van het Adviesorgaan voor de industrie zijn:

a)

door middel van standpunten en aanbevelingen bijdragen aan de vaststelling van het werkprogramma van het secretariaat;

b)

het Statistisch en Economisch Comité bijstaan bij het volgen en beoordelen van het werkprogramma van het secretariaat;

c)

het Statistisch en Economisch Comité bijstaan bij het beoordelen van projectvoorstellen die door andere instellingen worden gefinancierd; alsmede

d)

de noodzakelijk geachte verslagen opstellen en aanbevelingen aan de delegatiehoofden doen.

4.

Het Adviesorgaan voor de industrie vergadert minstens een keer per kalenderjaar en telkens wanneer het Adviesorgaan voor de industrie dit nodig acht. De leden hebben de status van waarnemer bij vergaderingen van het Adviesorgaan voor de industrie wanneer dat gewenst is.

5.

Het Adviesorgaan voor de industrie, vertegenwoordigd door zijn voorzitter of vicevoorzitter, woont alle vergaderingen van de delegatiehoofden bij wanneer dat gewenst is.

XIII.   Status

1.

De Groep heeft rechtspersoonlijkheid. Zij heeft met name de bevoegdheid contracten te sluiten, roerende en onroerende zaken te verwerven en te vervreemden en in rechte op te treden overeenkomstig de zetelovereenkomst tussen het gastland en de Groep.

2.

Voor de status, de voorrechten en de immuniteiten van de Groep, haar secretaris-generaal, haar personeel en haar deskundigen, alsmede van de vertegenwoordigers van de leden wanneer zij zich op het grondgebied van het gastland bevinden voor het uitoefenen van hun functies, geldt de zetelovereenkomst tussen het gastland en de Groep.

XIV.   Begroting en financiële voorschriften

1.

De leden betalen een onderling overeengekomen bijdrage voor de uitvoering van de activiteiten van de Groep. Alle door de leden verschuldigde bedragen worden betaald in de valuta van het gastland.

2.

60 % van de goedgekeurde jaarbegroting wordt gedekt door de basisbijdragen van de leden, die voor elke lid evenveel bedragen. De overige 40 % van de goedgekeurde begroting wordt betaald door de leden naar rato van het gemiddelde van hun productie of verbruik (de grootste waarde is van toepassing) van rubber tijdens de drie kalenderjaren die aan het desbetreffende begrotingsjaar voorafgingen. Bij gebrek aan de nodige statistieken berekent de secretaris-generaal de bijdrage op basis van de beste beschikbare informatie en verzoekt hij de betrokken leden om met deze berekening in te stemmen.

3.

Nieuwe leden die in de loop van een begrotingsjaar tot de Groep toetreden, betalen hun bijdrage pro rata (per maand) voor de rest van het jaar. De bijdragen van nieuwe leden hebben geen weerslag op de bijdragen van de zittende leden in het desbetreffende begrotingsjaar, maar worden in aanmerking genomen bij de vaststelling van de bijdragen in het volgende jaar.

4.

Wanneer een lid twee jaar geen bijdragen heeft betaald, worden zijn rechten geschorst totdat de achterstallige bijdragen van alle voorgaande jaren en de bijdrage van het lopende jaar zijn betaald, tenzij de Groep er anders over beslist.

XV.   Wijzigingen

1.

De delegatiehoofden kunnen, door consensus overeenkomstig artikel VII, punt 7.6, wijzigingen in deze statuten aanbrengen. Het secretariaat stelt de leden van de wijzigingen in kennis.

2.

De delegatiehoofden stellen de datum en de procedures voor de toepassing van de wijzigingen vast.

XVI.   Toetreding tot, terugtrekking uit en uitsluiting uit de Groep

1.

Toetreding tot de Groep gebeurt door kennisgeving aan de secretaris-generaal.

2.

Na de toetreding leggen de Europese Unie en andere in artikel III, punt 4, bedoelde intergouvernementele organisaties bij het secretariaat een door de bevoegde autoriteit van de betrokken organisatie afgelegde verklaring neder waarin de aard en de omvang van haar bevoegdheden met betrekking tot de onder deze statuten vallende aangelegenheden worden gespecificeerd, en stellen zij het secretariaat in kennis van eventuele latere substantiële wijzigingen van die bevoegdheden. Indien de Europese Unie of een intergouvernementele organisatie verklaart een exclusieve bevoegdheid te hebben over alle aangelegenheden die onder deze statuten vallen, komen de lidstaten van deze organisaties niet voor het lidmaatschap van de Groep in aanmerking en trekken de lidstaten die lid zijn, zich terug uit de Groep.

3.

Een lid dat zich wil terugtrekken, stelt de secretaris-generaal hiervan vóór 1 november schriftelijk in kennis; de terugtrekking is van kracht met ingang van 30 juni van het volgende kalenderjaar. Als de kennisgeving na 1 november wordt ingediend, is het land zijn lidmaatschapsbijdrage voor het volgende begrotingsjaar verschuldigd.

4.

Indien de delegatiehoofden besluiten dat een lid niet aan zijn in deze statuten vastgestelde verplichtingen voldoet, kunnen zij dat lid met een bij consensus genomen beslissing uitsluiten uit de Groep. Het lid dat niet aan zijn verplichtingen voldoet, kan hierbij geen stem uitbrengen.

5.

De financiële verplichtingen die een lid vóór zijn terugtrekking of uitsluiting op grond van deze statuten jegens de Groep heeft opgebouwd, gaan niet teniet door terugtrekking of uitsluiting.

6.

Een lid dat zich heeft teruggetrokken of is uitgesloten uit de Groep, heeft geen recht op een aandeel van de opbrengsten van liquidatie of de andere activa van de Groep, en kan evenmin worden verplicht tot betaling van een deel van het tekort, zo hier sprake van is, van de Groep bij beëindiging van deze statuten.

XVII.   Beëindiging

1.

Deze statuten blijven van kracht, tenzij de delegatiehoofden bij consensus besluiten ze te beëindigen.

2.

Niettegenstaande de beëindiging van deze statuten, blijven de delegatiehoofden nog ten hoogste 18 maanden in functie voor het uitvoeren van de liquidatie van de Groep, met inbegrip van de vereffening van de rekeningen, en hebben zij — met inachtneming van de desbetreffende bij consensus overeenkomstig artikel VII, punt 7.6, te nemen besluiten — gedurende dat tijdvak de bevoegdheden en taken die daartoe nodig mochten zijn.


REGLEMENT VAN ORDE VAN DE INTERNATIONALE STUDIEGROEP VOOR RUBBER

WOORD VOORAF

Het Reglement van orde van de Internationale Studiegroep voor Rubber wordt vastgesteld overeenkomstig artikel IX, punt 9, van de statuten van de Internationale Studiegroep voor Rubber. Dit reglement van orde is goedgekeurd door de Groep bij de vergadering van de delegatiehoofden van … in …

1.   Financiële regels en procedures

Het begrotingsjaar begint op 1 juli en sluit op 30 juni.

1.1.   Lidmaatschapsbijdragen

1.1.1.

De lidmaatschapsbijdragen zijn elk jaar verschuldigd op 1 juli, bij de ontvangst van de officiële factuur van het secretariaat.

1.1.2.

Als een lid zijn volledige bijdrage niet voor 1 december heeft betaald, wordt het door de secretaris-generaal dringend verzocht de betaling onmiddellijk te verrichten.

1.1.3.

Als de volledige betaling niet voor 1 februari is verricht, meldt het secretariaat-generaal dit aan de delegatiehoofden. Vervolgens overwegen de delegatiehoofden schorsing van alle stemrechten van het lid, behalve bij stemming over kwesties die rechtstreeks het gevolg zijn van een besluit om de Groep te liquideren.

1.1.4.

Als de volledige betaling niet voor 1 april is verricht, schorsen de delegatiehoofden alle secretariaatsdiensten aan het desbetreffende land, tenzij zij hier in buitengewone omstandigheden anders over beslissen.

1.1.5.

Als een lid zijn bijdrage op het einde van het begrotingsjaar niet volledig heeft betaald, wordt de verschuldigde bijdrage verhoogd met het jaarlijkse inflatiepercentage in het gastland, dat bij de opstelling van de jaarlijkse begroting wordt toegepast zolang de achterstallige bijdragen niet zijn betaald, tenzij de delegatiehoofden anders besluiten.

1.1.6.

Op het einde van elk kwartaal van het begrotingsjaar wordt het lid door de secretaris-generaal in kennis gesteld van de aldus herziene bijdrage.

1.1.7.

Beslissingen of maatregelen die krachtens bovenstaande bepaling worden genomen, doen geen afbreuk aan het recht van het lid.

1.2.   Bankrekening

1.2.1.

De Internationale Studiegroep voor Rubber heeft in het gastland een bankrekening op zijn naam.

1.2.2.

Van deze bankrekening kan alleen gebruik worden gemaakt door middel van cheques/elektronisch bankieren, gefiatteerd door:

a)

de secretaris-generaal;

b)

bij zijn afwezigheid het hoofd van de afdeling Economic and Statistics, of

c)

bij hun afwezigheid, de aangewezen vertegenwoordiger van de delegatiehoofden.

1.2.3.

Boven de grens van 15 000 SGD zijn voor cheques/elektronische banktransacties twee handtekeningen nodig, namelijk één van het secretariaat en één van de aangewezen vertegenwoordiger van het gastland bij de delegatiehoofden.

1.2.4.

De rekeningen van het secretariaat worden bijgehouden door het hoofd van de afdeling Management and Administration.

1.2.5.

Het secretariaat houdt toezicht op alle desbetreffende bankrekeningen in het gastland.

1.2.6.

Alle ontvangsten worden onmiddellijk op de bankrekening gestort. De secretaris-generaal beschikt over een voorschotrekening voor kleine betalingen en ontvangsten van minder dan 1 000 SGD.

1.3.   Aanbestedingen

Het secretariaat besteedt diensten aan door middel van een van de volgende methoden, gebaseerd op de vastgestelde EPV (Estimated Procurement Value — geschatte aanbestedingswaarde). Het secretariaat splitst de EPV niet om de aanbestedingsvoorschriften te ontwijken.

1.3.1.

Aankopen van geringe waarde met een EPV van niet meer dan 3 000 SGD, exclusief GST (goods and services tax — goederen- en dienstenbelasting). Aankopen rechtstreeks bij de leverancier zijn toegestaan wanneer a) de prijs van de goederen of diensten bekend is door een eerdere aankoop of b) de prijs is bekendgemaakt door leveranciers, de media of een andere betrouwbare informatiebron, zoals brochures of internet. De aanschafprijs moet ook redelijk zijn.

1.3.2.

Aankopen door middel van prijsopgaven bij een EPV van niet meer dan 70 000 SGD, exclusief GST. Het secretariaat vraagt prijsopgaven van ten minste drie geschikte leveranciers en kiest zo mogelijk het aanbod met de laagste prijs. Indien voor een aankoop niet het aanbod met de laagste prijs wordt gekozen, moet de motivatie door het nodige bewijsmateriaal worden gestaafd. Elke aankoopbeslissing moet door de secretaris-generaal worden goedgekeurd.

1.3.3.

Aankopen door middel van aanbesteding bij een EPV van meer dan 70 000 SGD, exclusief GST. Het secretariaat verzoekt om inschrijvingen van ten minste drie geschikte aanbieders. Het secretariaat stelt voor de delegatiehoofden een evaluatieverslag van de inschrijvingen met de nodige aanbevelingen en opmerkingen op. Elke aankoopbeslissing moet door de delegatiehoofden worden goedgekeurd.

1.4.   Aanstelling van accountants

1.4.1.

De aanstelling van accountants overeenkomstig artikel IX, punt 7, van de statuten gebeurt op aanbeveling van de secretaris-generaal, die verantwoordelijk is voor het toezicht op de prestaties van de accountants. Elke vier jaar verzoekt de secretaris-generaal om inschrijvingen van ten minste drie wettelijk erkende accountantskantoren.

1.4.2.

Zo spoedig mogelijk na het afsluiten van elk boekjaar, doch uiterlijk zes maanden na die datum, worden onafhankelijke accountantsverslagen inzake de rekeningen aan de leden ter beschikking gesteld. Zij worden door de delegatiehoofden bestudeerd teneinde op een passend geachte wijze bij de eerstvolgende zitting te worden goedgekeurd. Daarna wordt een samenvatting van de geverifieerde rekeningen alsmede de balans gepubliceerd op de website van de IRSG.

1.5.   Begroting

1.5.1.

De secretaris-generaal is ervoor verantwoordelijk dat vóór 31 maart van elk jaar een voorlopige begroting voor het volgende begrotingsjaar wordt opgesteld en ter goedkeuring bij de delegatiehoofden wordt ingediend.

1.5.2.

De secretaris-generaal legt de goedgekeurde begroting aan de leden voor.

1.5.3.

De reis- en verblijfkosten van de leden die aan de vergaderingen van de Groep deelnemen, zijn ten laste van de respectieve landen.

1.6.   Jaarrekening

1.6.1.

Zo snel mogelijk na het einde van het begrotingsjaar stuurt de secretaris-generaal alle leden een jaarrekening. Na goedkeuring door de delegatiehoofden wordt de jaarrekening gecertificeerd door de voorzitter of vicevoorzitter, de secretaris-generaal en de accountants.

1.6.2.

De naar behoren ondertekende en gecertificeerde rekening wordt bijgehouden door het secretariaat.

2.   Vergaderingen van de delegatiehoofden

2.1.

De delegatiehoofden kunnen bijzondere vergaderingen houden op verzoek bij gewone meerderheid van zijn leden, of van de secretaris-generaal met instemming van de voorzitter.

2.2.

De convocaties voor de zittingen, de voorlopige agenda en de schriftelijke uiteenzetting voor de zitting worden de leden door de secretaris-generaal, in overleg met de voorzitter, ten minste 30 dagen van tevoren toegezonden, behalve in spoedgevallen, waarin de kennisgeving ten minste 15 dagen van tevoren moet worden gedaan. Bij spoedgevallen moet de aard ervan in de kennisgeving worden vermeld.

2.3.

De voorlopige agenda voor elke zitting wordt opgesteld door de secretaris-generaal in overleg met de voorzitter. Indien een lid wenst dat een bepaalde kwestie tijdens een zitting wordt besproken, stelt hij de secretaris-generaal hiervan 60 dagen vóór het begin van de bijeenkomst in kennis, met een schriftelijke uitleg.

2.4.

Elk lid geeft de secretaris-generaal uiterlijk vijf dagen voor het begin van de zitting de namen van de afgevaardigden, de plaatsvervangers en de deskundigen die zijn aangewezen om hem bij een zitting te vertegenwoordigen.

3.   Aanstelling van de secretaris-generaal

3.1.

De aanstelling van een secretaris-generaal door de delegatiehoofden krachtens artikel X, punt 3, van de statuten, vindt plaats op basis van een aanbeveling door een hiertoe opgericht selectiecomité.

3.2.

Het selectiecomité wordt in normale omstandigheden minstens twaalf maanden voor het verstrijken van de ambtstermijn van de secretaris-generaal door de delegatiehoofden opgericht.

3.3.

Het selectiecomité is samengesteld uit de voorzitter en de vicevoorzitter van de delegatiehoofden, die respectievelijk de functie van voorzitter en vicevoorzitter van het selectiecomité bekleden, en uit alle andere leden die er deel van wensen uit te maken.

3.4.

De zittende secretaris-generaal neemt als adviseur deel aan de vergaderingen van het selectiecomité, maar is niet stemgerechtigd.

3.5.

De leden dragen alle kosten die hun vertegenwoordigers maken voor het bijwonen van de vergaderingen van het selectiecomité en voor deelneming aan de selectieprocedure.

3.6.

Het selectiecomité stelt de selectiecriteria vast en beslist over de advertentie voor de functie van secretaris-generaal. De advertentie wordt gepubliceerd in de daartoe geschikte internationale media en via kanalen van de Groep. De advertentie wordt aan alle leden beschikbaar gesteld met het oog op verspreiding in hun land.

3.7.

De sollicitaties moeten worden gericht aan de secretaris-generaal, die verantwoordelijk is voor de administratieve aspecten van de sollicitatieprocedure.

3.8.

Het selectiecomité stelt een lijst op van ten hoogste zes kandidaten die voor een sollicitatiegesprek worden uitgenodigd. De kandidaten zijn onderdaan van een lid of verblijven er.

3.9.

De sollicitatiegesprekken met de door het selectiecomité uitgenodigde kandidaten hebben tot doel unaniem of bij consensus een kandidaat te kiezen die over de vereiste ervaring en persoonlijkheid beschikt, onpartijdig is en doeltreffend kan samenwerken met hoge ambtenaren van de landen die lid zijn van de Groep en van andere landen, en met internationale en privéorganisaties, teneinde deze kandidaat aan de delegatiehoofden voor te dragen voor de functie van secretaris-generaal. Ook wordt een reservekandidaat voorgedragen, voor het geval dat de geselecteerde kandidaat de functie om gezondheidsredenen of om een andere reden niet kan opnemen. Als geen overeenstemming kan worden bereikt over een kandidaat, kunnen twee bij consensus verkozen kandidaten aan de delegatiehoofden worden voorgedragen.

3.10.

De aanstellings- en contractvoorwaarden worden vastgesteld door de delegatiehoofden.

3.11.

Voor een voortijdige beëindiging van de overeenkomst is een gewone meerderheid nodig binnen de groep van producenten van natuurlijk rubber en binnen de groep van de rubberverbruikers die aanwezig zijn en stemmen; bovendien moeten deze stemmen samen ten minste een tweederde meerderheid uitmaken van degenen die aanwezig zijn en stemmen.

4.   Werkzaamheden van het secretariaat

4.1.

Bij de vervulling van zijn taken ontplooit het secretariaat geen activiteiten die tot een belangenconflict kunnen leiden.

4.2.

Het secretariaat vraagt noch ontvangt instructies van individuele leden of van autoriteiten van buiten de Groep. De secretaris-generaal en het personeel onthouden zich van handelingen die onverenigbaar zijn met hun positie als internationaal ambtenaar die in laatste instantie verantwoording verschuldigd is aan de delegatiehoofden.

4.3.

Elk lid respecteert de verantwoordelijkheden van de secretaris-generaal en het andere personeel en probeert niet hen bij de vervulling van hun taak te beïnvloeden.

4.4.

Het secretariaat draagt er zorg voor dat bij publicatie van gegevens geen afbreuk wordt gedaan aan het vertrouwelijk karakter van de verrichtingen van personen of ondernemingen die natuurlijke rubber produceren, verwerken of op de markt brengen.

4.5.

Het secretariaat publiceert regelmatig een Rubber Statistical Bulletin en een Rubber Industry Report, alsmede verslagen over projecten en studies.

5.   Adviesorgaan voor de industrie

5.1.

Het Adviesorgaan voor de industrie bestaat uit niet meer dan dertig personen die in verband met hun bijzondere deskundigheid door de delegatiehoofden worden benoemd voor een termijn van hoogstens drie jaar. Het lidmaatschap kan met een termijn van drie jaar worden verlengd.

5.2.

Na de beslissing van de delegatiehoofden om de samenstelling van het Adviesorgaan voor de industrie te vernieuwen, verzoekt het secretariaat de leden, het Adviesorgaan voor de industrie en de geassocieerde leden om voorstellen voor kandidaten voor dit orgaan.

5.3.

Het secretariaat doet een aanbeveling omtrent deze kandidaten aan de delegatiehoofden ter bespreking en benoeming.

5.4.

De nieuwe benoeming treedt in werking bij besluit van de delegatiehoofden.

5.5.

De secretaris-generaal faciliteert de vergaderingen van het Adviesorgaan voor de industrie.

5.6.

Het Adviesorgaan voor de industrie stelt zijn eigen reglement van orde op, dat in overeenstemming is met de statuten van de Internationale Studiegroep voor Rubber en dit reglement van orde.

5.7.

Overeenkomstig de statuten geldt de waarnemersstatus bij alle vergaderingen van de Groep niet voor discussies over vertrouwelijke kwesties, begroting en financiële kwesties.

5.8.

De reis- en verblijfkosten van de leden van het Adviesorgaan voor de industrie die aan de vergaderingen deelnemen, worden door henzelf gedragen.

6.   Geassocieerde leden

6.1.

Alle bij de rubberindustrie betrokken ondernemingen of organisaties kunnen geassocieerd lid van dit comité worden, mits zij de jaarlijkse lidmaatschapsbijdrage betalen.

6.2.

De jaarlijkse lidmaatschapsbijdrage is 3 000 SGD voor organisaties of individuen die zijn gevestigd op het grondgebied van de leden en 6 000 SGD wanneer zij zijn gevestigd op het grondgebied van niet-leden.

6.3.

Geassocieerde leden hebben vrije toegang tot alle informatie die toegankelijk is op de website voor geassocieerde leden. Alle andere informatie wordt in rekening gebracht.

7.   World Rubber Summit

Wanneer de Groep door een niet-lid of een lid wordt uitgenodigd om de World Rubber Summit daar te laten plaatsvinden, neemt de Groep deze uitnodiging in beraad en aanvaardt zij deze alleen wanneer er voldoende financiële middelen voorhanden aanwezig zijn.

8.   Wijzigingen en intrekkingen

De delegatiehoofden kunnen deze regels elk ogenblik wijzigen of aanpassen, zij het uitsluitend bij consensus.


VERORDENINGEN

8.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 264/25


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 996/2011 VAN DE COMMISSIE

van 7 oktober 2011

tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 657/2008, (EG) nr. 1276/2008 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 met betrekking tot de kennisgevingsverplichtingen in het kader van de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale-GMO-verordening) (1), en met name artikel 102, artikel 103 nonies, artikel 170, onder c), en artikel 192, lid 2, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie van 31 augustus 2009 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de kennisgeving door de lidstaten aan de Commissie van de informatie en de documenten ter uitvoering van de gemeenschappelijke marktordening, de regeling voor rechtstreekse betalingen, de afzetbevordering voor landbouwproducten en de regelingen voor de ultraperifere gebieden en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee (2) zijn gemeenschappelijke bepalingen vastgesteld voor de kennisgeving van informatie en documenten door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten aan de Commissie. Die bepalingen betreffen met name de verplichting voor de lidstaten om de door de Commissie ter beschikking gestelde informatiesystemen te gebruiken, alsmede de validering van de toegangsrechten van de autoriteiten of van individuele personen die gemachtigd zijn om kennisgevingen te versturen. Verder zijn in die verordening gemeenschappelijke beginselen inzake de informatiesystemen vastgesteld die de authenticiteit, de integriteit en de langdurige leesbaarheid van de documenten garanderen, alsmede regels inzake de bescherming van persoonsgegevens.

(2)

Op grond van Verordening (EG) nr. 792/2009 moet de verplichting om de informatiesystemen overeenkomstig die verordening te gebruiken, worden opgenomen in de verordeningen waarbij een specifieke kennisgevingsverplichting wordt vastgesteld.

(3)

De Commissie heeft een informatiesysteem ontwikkeld waarmee documenten en procedures elektronisch kunnen worden beheerd in het kader van haar eigen interne werkprocedures en haar betrekkingen met de bij het gemeenschappelijk landbouwbeleid betrokken autoriteiten.

(4)

Er wordt van uitgegaan dat voortaan aan sommige kennisgevingsverplichtingen kan worden voldaan door middel van dat systeem overeenkomstig Verordening (EG) nr. 792/2009, met name de verplichtingen als bedoeld in Verordening (EG) nr. 657/2008 van de Commissie van 10 juli 2008 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad ten aanzien van de toekenning van communautaire steun voor de verstrekking van melk en bepaalde zuivelproducten aan leerlingen in onderwijsinstellingen (3), Verordening (EG) nr. 1276/2008 van de Commissie van 17 december 2008 inzake de controle aan de hand van fysieke controles bij de uitvoer van landbouwproducten waarvoor restituties of andere bedragen worden toegekend (4) en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (5).

(5)

Met het oog op een efficiënt beheer moet een aantal kennisgevingen worden vereenvoudigd en in die verordeningen nader worden omschreven, rekening houdend met de opgedane ervaring.

(6)

De Verordeningen (EG) nr. 657/2008, (EG) nr. 1276/2008 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In Verordening (EG) nr. 657/2008 wordt artikel 17 vervangen door:

„Artikel 17

Kennisgevingen

1.   Uiterlijk op 31 januari na afloop van de periode van 1 augustus tot en met 31 juli stellen de lidstaten de Commissie in kennis van de volgende gegevens, opgesplitst naar aanvrager in de zin van artikel 6 van deze verordening:

a)

aantal aanvragers;

b)

aantal gecontroleerde aanvragers;

c)

totaal aantal onderwijsinstellingen waaraan gecontroleerde aanvragers de voor communautaire steun in aanmerking komende producten hebben geleverd en aantal van deze onderwijsinstellingen waar controles ter plaatse zijn verricht;

d)

aantal controles van de samenstelling van de producten;

e)

bedrag van de aangevraagde, betaalde en ter plaatse gecontroleerde steun (in EUR);

f)

verminderde steun na administratieve controle (in EUR);

g)

overeenkomstig artikel 11, lid 3, tengevolge van late aanvraag verminderde steun (in EUR);

h)

overeenkomstig artikel 15, lid 9, teruggevorderde steun na controles ter plaatse (in EUR);

i)

overeenkomstig artikel 15, lid 10, opgelegde sancties voor fraude (in EUR);

j)

aantal overeenkomstig artikel 10 ingetrokken of opgeschorte aanvragen.

2.   Vóór 31 januari van elk jaar stellen de lidstaten de Commissie in kennis van ten minste de volgende gegevens over de vorige periode van 1 augustus tot en met 31 juli:

a)

de naar categorie en subcategorie opgesplitste hoeveelheden melk en zuivelproducten waarvoor steun is betaald;

b)

de toegestane maximumhoeveelheid;

c)

de EU-uitgaven;

d)

het geraamde aantal leerlingen dat aan de schoolmelkregeling deelneemt;

e)

de nationale aanvulling.

3.   De in deze verordening bedoelde kennisgevingen worden gedaan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie (6).

Artikel 2

In artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1276/2008 wordt de tweede alinea vervangen door:

„De in de eerste alinea bedoelde kennisgevingen worden gedaan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie (7).

Artikel 3

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 97 wordt de tweede zin van punt b) vervangen door:

„De in dit jaarverslag te vermelden gegevens zijn opgenomen in bijlage XIV en de kennisgeving ervan wordt gedaan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 792/2009 van de Commissie (8);

2)

In bijlage XIV, deel A, wordt punt 1, onder b) geschrapt.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 oktober 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 228 van 1.9.2009, blz. 3.

(3)  PB L 183 van 11.7.2008, blz. 17.

(4)  PB L 339 van 18.12.2008, blz. 53.

(5)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.

(6)  PB L 228 van 1.9.2009, blz. 3.”.

(7)  PB L 228 van 1.9.2009, blz. 3.”.

(8)  PB L 228 van 1.9.2009, blz. 3.”.


8.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 264/28


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 997/2011 VAN DE COMMISSIE

van 7 oktober 2011

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 8 oktober 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 oktober 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

61,3

MK

47,9

ZZ

54,6

0707 00 05

EG

98,1

MK

64,0

TR

126,8

ZZ

96,3

0709 90 70

TR

119,4

ZZ

119,4

0805 50 10

AR

68,2

BR

41,3

CL

60,5

TR

62,7

UY

56,8

ZA

75,6

ZZ

60,9

0806 10 10

BR

238,8

CL

79,6

MK

50,0

PE

228,3

TR

112,3

US

275,5

ZA

65,0

ZZ

149,9

0808 10 80

CL

69,1

CN

86,4

NZ

117,1

US

114,5

ZA

79,8

ZZ

93,4

0808 20 50

CN

53,8

TR

107,9

ZA

60,3

ZZ

74,0


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


8.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 264/30


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 998/2011 VAN DE COMMISSIE

van 7 oktober 2011

tot wijziging van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 971/2011 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor bepaalde producten uit de sector suiker voor het verkoopseizoen 2011/12

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (2), en met name artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en bepaalde stropen voor het verkoopseizoen 2011/12 zijn vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 971/2011 van de Commissie (3). Deze prijzen en rechten zijn laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 995/2011 van de Commissie (4).

(2)

Naar aanleiding van de gegevens waarover de Commissie momenteel beschikt, dienen deze bedragen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 951/2006 te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bij Verordening (EG) nr. 951/2006 voor het verkoopseizoen 2011/12 vastgestelde representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor de in artikel 36 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 971/2011 bedoelde producten worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 8 oktober 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 oktober 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(3)  PB L 254 van 30.9.2011, blz. 12.

(4)  PB L 263 van 7.10.2011, blz. 7.


BIJLAGE

Gewijzigde bedragen van de representatieve prijzen en aanvullende invoerrechten voor witte suiker, ruwe suiker en producten van GN-code 1702 90 95 die gelden met ingang van 8 oktober 2011

(EUR)

GN-code

Representatieve prijs per 100 kg netto van het betrokken product

Aanvullend recht per 100 kg netto van het betrokken product

1701 11 10 (1)

46,32

0,00

1701 11 90 (1)

46,32

1,01

1701 12 10 (1)

46,32

0,00

1701 12 90 (1)

46,32

0,71

1701 91 00 (2)

49,18

2,72

1701 99 10 (2)

49,18

0,00

1701 99 90 (2)

49,18

0,00

1702 90 95 (3)

0,49

0,22


(1)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt III, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(2)  Vaststelling voor de standaardkwaliteit als gedefinieerd in bijlage IV, punt II, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(3)  Vaststelling per procent sacharose.


BESLUITEN

8.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 264/32


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 4 oktober 2011

inzake het Europees register van goedgekeurde spoorwegvoertuigtypen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 6974)

(Voor de EER relevante tekst)

(2011/665/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (1), en met name artikel 34, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In overeenstemming met artikel 34, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG dient het Europees Spoorwegbureau een register op te zetten en bij te houden van typen voertuigen waarvoor de lidstaten een vergunning voor indienststelling op het spoorwegsysteem van de Unie hebben afgegeven.

(2)

Bepaalde bestaande voertuigen kunnen niet worden gecategoriseerd onder een voertuigtype waarvoor overeenkomstig artikel 26 van Richtlijn 2008/57/EG een vergunning is afgegeven. De mogelijkheid om de technische eigenschappen van alle in dienst gestelde voertuigen in een enkel register op te nemen, kan echter de spoorwegsector ten goede komen.

(3)

Voor de beperkingen ten aanzien van de exploitatiewijze van het rijtuig, waarvan sprake is in artikel 33, lid 2, onder e), van Richtlijn 2008/57/EG, bestaat meestal een specifieke code. Deze beperkingscodes moeten worden geharmoniseerd. Nationale beperkingscodes mogen uitsluitend worden gebruikt voor de beperkingen die het gevolg zijn van bijzondere eigenschappen van het bestaande spoorwegsysteem van een lidstaat en die hoogstwaarschijnlijk niet in dezelfde zin van toepassing zijn in andere lidstaten. Het Bureau moet de lijst van de geharmoniseerde beperkingscodes en nationale codes bijhouden en op zijn website publiceren.

(4)

Wanneer, in overeenstemming met artikel 34, lid 3, van Richtlijn 2008/57/EG, een typegoedkeuring in een lidstaat wordt verleend, gewijzigd, opgeschort of ingetrokken, moeten de nationale veiligheidsinstanties van deze lidstaat het Bureau daarvan in kennis stellen, zodat het Bureau het register kan bijwerken. Het register moet voertuigtypen omvatten waarvoor overeenkomstig artikel 26 van Richtlijn 2008/57/EG een vergunning is afgegeven. Daarom moeten de nationale veiligheidsinstanties, wanneer ze het Bureau in kennis stellen, aangeven welke parameters van het betreffende type werden gecontroleerd overeenkomstig de aangemelde nationale voorschriften. De nationale veiligheidsinstanties gebruiken hiervoor het referentiedocument waarvan sprake is in artikel 27, lid 4, van Richtlijn 2008/57/EG.

(5)

Het Europees Spoorwegbureau heeft zijn aanbeveling ERA/REC/07-2010/INT op 20 december 2010 ingediend bij de Commissie.

(6)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 29 van Richtlijn 2008/57/EG ingestelde comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Doel

Dit besluit stelt de specificatie vast voor het Europees register van goedgekeurde voertuigtypen als bedoeld in artikel 34 van Richtlijn 2008/57/EG.

Artikel 2

Specificatie van het Europees register van goedgekeurde voertuigtypen

1.   Het Bureau ontwikkelt en beheert het Europees register van goedgekeurde voertuigtypen, en houdt dit bij, op basis van de specificaties in de bijlagen I en II.

2.   Het Europees register van goedgekeurde voertuigtypen (ERATV) bevat gegevens over de typen voertuigen waarvoor de lidstaten overeenkomstig artikel 26 van Richtlijn 2008/57/EG een vergunning hebben afgegeven.

3.   Voertuigtypen waarvoor een lidstaat vóór 19 juli 2010 een vergunning heeft afgegeven en waarvoor minstens één voertuig in minstens één lidstaat overeenkomstig artikel 22 of 24 van Richtlijn 2008/57/EG is goedgekeurd na 19 juli 2010, worden geacht te voldoen aan artikel 26 van Richtlijn 2008/57/EG en worden bijgevolg in het ERATV opgenomen. In dit geval hoeven uitsluitend de parameters te worden opgenomen die tijdens de typegoedkeuringsprocedure zijn gecontroleerd.

4.   De voertuigtypen die vrijwillig kunnen worden geregistreerd, zijn vermeld in deel 1 van bijlage I.

5.   De structuur van het nummer dat aan elk voertuigtype wordt toegekend, is bepaald in bijlage III.

6.   Het register moet uiterlijk 31 december 2012 operationeel zijn. Intussen publiceert het Bureau de informatie over goedgekeurde voertuigtypen op zijn website.

Artikel 3

Door de nationale veiligheidsinstanties te verzenden informatie

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale veiligheidsinstanties de informatie verstrekken over de typegoedkeuringen die ze hebben afgegeven, zoals bepaald in bijlage II.

2.   De nationale veiligheidsinstanties verstrekken de in lid 1 van dit artikel bedoelde informatie overeenkomstig de voorschriften in punt 5.2 van bijlage I.

3.   De nationale veiligheidsinstanties delen de informatie mee aan de hand van het standaard webformulier waarvan ze de relevante velden invullen.

4.   De nationale veiligheidsinstanties dienen ten laatste vier maanden na de inwerkingtreding van onderhavig besluit de informatie in over de vergunningen voor voertuigtypen die ze na 19 juli 2010 en vóór de inwerkingtreding van onderhavig besluit hebben verleend.

Artikel 4

Beperkingscodes

1.   Geharmoniseerde beperkingscodes zijn geldig in alle lidstaten.

De lijst van de geharmoniseerde beperkingscodes voor het hele spoorwegsysteem van de Unie wordt door het Bureau bijgehouden en op zijn website gepubliceerd.

Indien een nationale veiligheidsinstantie van mening is dat een nieuwe code aan de lijst van geharmoniseerde beperkingscodes moet worden toegevoegd, vraagt ze het Bureau de opname van deze nieuwe code te beoordelen.

Het Bureau beoordeelt het verzoek in overleg met andere nationale veiligheidsinstanties. Het neemt vervolgens een nieuwe beperkingscode in de lijst op indien dit nodig blijkt. Voorafgaand aan de bekendmaking van de aangepaste lijst legt het Bureau de lijst samen met het veranderingsverzoek en zijn beoordeling voor aan de Commissie.

De Commissie licht de lidstaten in via het comité dat is ingesteld conform artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG.

2.   Het Bureau houdt de lijst van nationale beperkingscodes bij. Nationale beperkingscodes mogen uitsluitend worden gebruikt voor de beperkingen die het gevolg zijn van bijzondere eigenschappen van het bestaande spoorwegsysteem van een lidstaat en die wellicht niet in dezelfde zin van toepassing zijn in andere lidstaten.

Voor soorten beperkingen die niet in de in lid 1 bedoelde lijst staan, verzoekt de nationale veiligheidsinstantie het Bureau om een nieuwe code in de lijst van nationale beperkingscodes op te nemen. Het Bureau beoordeelt het verzoek in overleg met andere nationale veiligheidsinstanties. Het neemt vervolgens een nieuwe beperkingscode in de lijst op indien dit nodig blijkt. Voorafgaand aan de bekendmaking van de aangepaste lijst legt het Bureau de lijst samen met het veranderingsverzoek en zijn beoordeling voor aan de Commissie.

De Commissie licht de lidstaten in via het comité dat is ingesteld conform artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG.

3.   De beperkingscodes voor multinationale veiligheidsinstanties worden verwerkt als nationale beperkingscodes.

4.   Niet-gecodeerde beperkingen mogen uitsluitend worden gebruikt voor beperkingen die omwille van hun bijzondere karakter hoogstwaarschijnlijk niet van toepassing zijn op meerdere voertuigtypen.

Artikel 5

Slotbepalingen

1.   Het Bureau publiceert een leidraad voor het Europees register van goedgekeurde voertuigtypen en houdt deze bij. Deze leidraad bevat onder andere voor elke parameter een verwijzing naar de bepalingen van de technische specificaties voor interoperabiliteit waarin de eisen voor deze parameter zijn vermeld.

2.   Het Bureau dient ten laatste achttien maanden na de inwerkingtreding van onderhavig besluit een aanbeveling bij de Commissie in over de mogelijke opname in het register van voertuigtypen waarvoor voor 19 juli 2010 een vergunning is afgegeven en over mogelijke wijzigingen aan onderhavig besluit op basis van opgedane ervaring.

Artikel 6

Datum van toepassing

Onderhavig besluit treedt in werking op 15 april 2012.

Artikel 7

Adressaten

Onderhavig besluit is gericht tot het Europees Spoorwegbureau en de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 4 oktober 2011.

Voor de Commissie

Siim KALLAS

Vicevoorzitter


(1)  PB L 191 van 18.7.2008, blz. 1.


BIJLAGE I

SPECIFICATIE VOOR HET EUROPEES REGISTER VAN GOEDGEKEURDE VOERTUIGTYPEN

1.   VOERTUIGTYPEN DIE VRIJWILLIG WORDEN GEREGISTREERD

Voertuigtypen waarvoor voor 19 juli 2010 een vergunning werd afgegeven en waarvoor geen nieuwe voertuigen na 19 juli 2010 werden goedgekeurd, mogen vrijwillig in het ERATV worden geregistreerd.

Daarnaast mogen ook de volgende voertuigtypen vrijwillig worden geregistreerd:

voertuigen waarvoor voor 19 juli 2010 een vergunning tot indienststelling werd afgegeven en waarvoor een aanvullende vergunning tot indienststelling werd afgegeven overeenkomstig artikel 23 of 25 van Richtlijn 2008/57/EG;

voertuigen waarvoor voor 19 juli 2010 een vergunning tot indienststelling werd afgegeven en waarvoor een nieuwe vergunning tot indienststelling werd afgegeven na een verbetering of vernieuwing;

voertuigen uit derde landen die een vergunning hebben voor het EU-grondgebied overeenkomstig COTIF 1999 en met name aanhangsels F en G, of

voertuigen uit derde landen die zijn goedgekeurd krachtens artikel 21, lid 11, van Richtlijn 2008/57/EG.

In deze vier gevallen van vrijwillige registratie hoeven enkel de parameters te worden opgenomen die tijdens de goedkeuringsprocedure werden gecontroleerd.

Tijdelijke toelatingen, zoals toelatingen voor tests en proefritten, worden niet in het ERATV opgenomen.

2.   FUNCTIONELE ARCHITECTUUR

2.1.   Beheer van het ERATV

Het Bureau stelt het ERATV ter beschikking en beheert het. Het Bureau maakt gebruikersaccounts aan en kent toegangsrechten toe op verzoek van nationale veiligheidsinstanties overeenkomstig deze specificatie.

2.2.   Adres van het ERATV

Het ERATV is een onlinetoepassing. Het adres van het ERATV wordt bekendgemaakt op de website van het Bureau.

2.3.   Gebruikers en toegangsrechten van gebruikers

Het ERATV heeft de volgende gebruikers:

Gebruiker

Toegangsrechten

Aanmelding, gebruikersaccounts

Nationale veiligheidsinstantie van een lidstaat

Indienen van gegevens met betrekking tot deze lidstaat die door het Bureau moeten worden gevalideerd.

Onbeperkte raadpleging van gegevens, met inbegrip van de gegevens waarvan de validering nog niet is afgerond.

Aanmelden met gebruikersnaam en wachtwoord.

Er zijn geen functionele, noch anonieme accounts beschikbaar. Er worden meerdere accounts aangemaakt indien de nationale veiligheidsinstantie dit wenst.

Bureau

Validering van de conformiteit met deze specificatie en publicatie van de gegevens die een nationale veiligheidsinstantie heeft ingediend.

Onbeperkte raadpleging van gegevens, met inbegrip van de gegevens waarvan de validering nog niet is afgerond.

Aanmelden met gebruikersnaam en wachtwoord.

Het publiek

Raadpleging van gevalideerde gegevens.

Niet van toepassing

2.4.   Interface met externe systemen

Alle in het ERATV geregistreerde voertuigtypen (d.w.z. die zijn gevalideerd en gepubliceerd) zijn via een hyperlink beschikbaar. Deze hyperlinks mogen door externe toepassingen worden gebruikt.

Er wordt rekening gehouden met mogelijke koppelingen tussen het ERATV en het Europees centraal virtueel voertuigregister (EC VVR) (1).

2.5.   Koppeling met andere registers en gegevensbanken

Het Bureau houdt bij het ontwikkelen van het ERATV rekening met de interfaces, alsook met gecoördineerde overgangsperiodes, met de volgende registers en databanken:

Nationale voertuigenregisters (2) (NVR) en het EC VVR: het dataformaat van voertuigtypen in het EC VVR stemt volledig overeen met de aanduiding van de typen en, indien van toepassing, met de versies van de typen in het ERATV.

Infrastructuurregister (RINF) (3): de lijsten van parameters en het dataformaat van het RINF en het ERATV komen overeen, met inbegrip van aanpassingen en wijzigingen aan de RINF- en ERATV-specificaties.

Referentiedocument van de nationale voorschriften (artikel 27 van Richtlijn 2008/57/EG): nadat het referentiedocument beschikbaar is, stemt de lijst van parameters, waarvoor de conformiteit op basis van de nationale voorschriften in het ERATV werd beoordeeld, volledig overeen met de lijst van parameters in het referentiedocument. In het ERATV mag niet worden verwezen naar parameters die niet in het referentiedocument staan.

2.6.   Beschikbaarheid

Het ERATV is in principe 24 uur per dag, zeven dagen per week, 365 dagen per jaar beschikbaar. Men beoogt een beschikbaarheid van het systeem van 98 %. Indien echter een fout optreedt buiten de normale werktijden van het Bureau, wordt de dienst de eerstvolgende werkdag van het Bureau na het optreden van de fout hersteld. De onbeschikbaarheid van het systeem tijdens het onderhoud wordt beperkt.

2.7.   Beveiliging

De gebruikersaccounts en de wachtwoorden die het Bureau aanmaakt, mogen niet aan derden worden bekendgemaakt en mogen uitsluitend overeenkomstig deze specificatie worden gebruikt.

3.   TECHNISCHE ARCHITECTUUR

3.1.   Architectuur van het systeem

Het ERATV is een onlinetoepassing die door het Bureau beschikbaar wordt gesteld en beheerd.

Het ERATV kan volledige informatie bevatten voor 35 000 voertuigtypen.

De gebruikers kunnen via een klassieke internetverbinding met het ERATV verbinding maken.

De architectuur van het ERATV wordt op de volgende afbeelding weergegeven:

Image

3.2.   Systeemvereisten

Om verbinding te maken met het ERATV is een internetbrowser en internettoegang vereist.

4.   BEDRIJFSMODUS

Het ERATV heeft de volgende bedrijfsmodi:

normale modus: tijdens de normale bedrijfsmodus zijn alle functies beschikbaar;

onderhoudsmodus: tijdens de onderhoudsmodus is het ERATV niet beschikbaar voor de gebruikers.

5.   REGELS VOOR GEGEVENSINVOER EN RAADPLEGING

5.1.   Algemene beginselen

Elke nationale veiligheidsinstantie deelt informatie mee over de vergunningen voor voertuigtypen die ze heeft verleend.

Het ERATV bevat een onlinehulpmiddel voor het uitwisselen van informatie tussen de nationale veiligheidsinstanties en het Bureau. Met dit hulpmiddel kunnen de volgende informatieverrichtingen worden uitgevoerd:

1.

indienen van gegevens voor het register door een nationale veiligheidsinstantie bij het Bureau, zoals:

a)

gegevens over het verlenen van een vergunning voor een nieuw voertuigtype (in dit geval verstrekt de nationale veiligheidsinstantie alle in bijlage II bepaalde gegevens);

b)

gegevens over het verlenen van een vergunning voor een voertuigtype dat eerder in het ERATV is geregistreerd (in dit geval verstrekt de nationale veiligheidsinstantie uitsluitend de gegevens over de vergunning zelf, d.w.z. de velden in deel 3 van de lijst in bijlage II);

c)

gegevens over de wijziging aan een bestaande vergunning (in dit geval verstrekt de nationale veiligheidsinstantie uitsluitend gegevens voor de velden die moeten worden gewijzigd; dit mag geen wijziging van gegevens met betrekking tot de eigenschappen van het voertuig inhouden);

d)

gegevens over de opschorting van een bestaande vergunning (in dit geval verstrekt de nationale veiligheidsinstantie uitsluitend de datum van opschorting);

e)

gegevens over de reactivering van een bestaande vergunning (in dit geval verstrekt de nationale veiligheidsinstantie uitsluitend gegevens voor de velden die moeten worden gewijzigd), waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen

reactivering zonder wijziging van gegevens,

reactivering met wijziging van gegevens (deze gegevens mogen geen betrekking hebben op de eigenschappen van het voertuig);

f)

gegevens over de intrekking van een vergunning;

g)

gegevens met betrekking tot de verbetering van een fout;

2.

verzenden door het Bureau van verzoeken aan een nationale veiligheidsinstantie om verduidelijking en/of verbetering van gegevens;

3.

verzenden door een nationale veiligheidsinstantie van antwoorden op de verzoeken om verduidelijking en/of verbetering van het Bureau.

De nationale veiligheidsinstantie dient de gegevens voor het elektronisch bijwerken van het register in via een onlinetoepassing en aan de hand van een standaard webformulier waarvan ze de relevante velden overeenkomstig bijlage II invult.

Het Bureau controleert of de door de nationale veiligheidsinstantie ingediende gegevens in overeenstemming zijn met deze specificatie en valideert ze of verzoekt om verduidelijking.

Indien het Bureau van mening is dat de door de nationale veiligheidsinstantie ingediende gegevens niet in overeenstemming zijn met deze specificatie, stuurt het Bureau de nationale veiligheidsinstantie een verzoek om de ingediende gegevens te verbeteren of te verduidelijken.

Na elke bijwerking van gegevens over een voertuigtype, genereert het systeem een bevestiging. Deze bevestiging wordt per e-mail verstuurd naar de gebruikers van de nationale veiligheidsinstantie die de gegevens heeft ingediend, naar de nationale veiligheidsinstantie van alle andere lidstaten waar voor het betrokken type een vergunning is verleend, en naar het Bureau.

5.2.   Indienen van gegevens door de nationale veiligheidsinstantie

5.2.1.   Een vergunning verlenen voor een nieuw voertuigtype

De nationale veiligheidsinstantie brengt het Bureau binnen twintig (20) werkdagen na het verlenen van de vergunning op de hoogte van vergunningen voor nieuwe voertuigtypen.

Het Bureau controleert de door de nationale veiligheidsinstantie ingediende informatie. Binnen twintig (20) werkdagen na ontvangst van deze informatie valideert het Bureau de informatie en kent het aan het voertuigtype een nummer toe overeenkomstig bijlage III, of verzoekt het deze informatie te verbeteren of verduidelijken. Om te vermijden dat typen per ongeluk tweemaal in het ERATV worden opgenomen, controleert het Bureau met name, indien dit op basis van de in het ERATV beschikbare gegevens mogelijk is, of dit type niet eerder door een andere lidstaat werd geregistreerd.

Na validering van de door de nationale veiligheidsinstantie ingediende informatie kent het Bureau aan het nieuwe voertuigtype een nummer toe. De regels voor het toekennen van het voertuigtypenummer zijn opgenomen in bijlage III.

5.2.2.   Een vergunning verlenen voor een voertuigtype dat reeds in het ERATV is geregistreerd

De nationale veiligheidsinstantie brengt het Bureau binnen twintig (20) werkdagen na het verlenen van de vergunning op de hoogte van een vergunning voor een voertuigtype dat al in het ERATV werd geregistreerd (zoals een type dat door een andere lidstaat werd goedgekeurd).

Het Bureau controleert de door de nationale veiligheidsinstantie ingediende informatie. Binnen tien (10) werkdagen na ontvangst van de informatie valideert het Bureau deze informatie of verzoekt het om deze informatie te verbeteren of te verduidelijken.

Na validering van de door de nationale veiligheidsinstantie ingediende informatie, vult het Bureau de gegevens over dit voertuigtype aan met de gegevens over de vergunning in de lidstaat van de nationale veiligheidsinstantie die deze vergunning heeft verleend.

5.2.3.   Wijziging aan een bestaande vergunning

De nationale veiligheidsinstantie brengt het Bureau binnen twintig (20) werkdagen na de wijziging aan de vergunning op de hoogte van wijzigingen aan een bestaande vergunning voor een voertuigtype.

Het Bureau controleert de door de nationale veiligheidsinstantie ingediende informatie. Binnen tien (10) werkdagen na ontvangst van de informatie valideert het Bureau deze informatie of verzoekt het om deze informatie te verbeteren of te verduidelijken. Het Bureau controleert met name of de gevraagde veranderingen werkelijk een wijziging aan een vergunning voor een bestaand type (bv. wijziging aan vergunningsvoorwaarden, wijzigingen aan het typeonderzoekcertificaat) en geen nieuw voertuigtype betreffen.

Na validering van de door de nationale veiligheidsinstantie ingediende informatie, publiceert het Bureau de informatie.

5.2.4.   Opschorting

De nationale veiligheidsinstantie brengt het Bureau binnen vijf (5) werkdagen na de opschorting van de vergunning op de hoogte van opschortingen van een bestaande vergunning voor een voertuigtype.

Het Bureau controleert de door de nationale veiligheidsinstantie ingediende informatie. Binnen vijf (5) werkdagen na ontvangst van deze informatie valideert het Bureau deze informatie of verzoekt het om deze informatie te verbeteren of te verduidelijken.

5.2.5.   Reactivering zonder wijziging

De nationale veiligheidsinstantie brengt het Bureau binnen twintig (20) werkdagen na de reactivering van de vergunning op de hoogte van een reactivering van een vergunning voor een voertuigtype die eerder werd opgeschort. De nationale veiligheidsinstantie bevestigt dat de oorspronkelijke vergunning is gereactiveerd zonder wijzigingen.

Het Bureau controleert de door de nationale veiligheidsinstantie ingediende informatie. Binnen tien (10) werkdagen na ontvangst van de informatie valideert het Bureau deze informatie of verzoekt het om deze informatie te verbeteren of te verduidelijken.

5.2.6.   Reactivering met wijziging

De nationale veiligheidsinstantie brengt het Bureau op de hoogte van een reactivering van een vergunning voor een voertuigtype die eerder werd opgeschort binnen twintig (20) werkdagen na de reactivering van de vergunning. De nationale veiligheidsinstantie geeft aan dat de reactivering gepaard gaat met een wijziging aan de oorspronkelijke vergunning. De nationale veiligheidsinstantie dient informatie in over deze wijziging.

De procedure in punt 5.2.3 hierboven voor wijziging aan een vergunning is van toepassing.

5.2.7.   Intrekking

De nationale veiligheidsinstantie brengt het Bureau binnen vijf (5) werkdagen na de intrekking van de vergunning op de hoogte van intrekkingen van een bestaande vergunning voor een voertuigtype.

Het Bureau controleert de door de nationale veiligheidsinstantie ingediende informatie. Binnen vijf (5) werkdagen na ontvangst van deze informatie valideert het Bureau deze informatie of verzoekt het om deze informatie te verbeteren of te verduidelijken.

In gevallen waarin een vergunning een geldigheidstermijn heeft, verandert het IT-systeem de status van de vergunning automatisch in „vervallen” overeenkomstig de geldigheidstermijn die de relevante nationale veiligheidsinstantie heeft aangeduid.

5.2.8.   Een wijziging aan een vergunning kan leiden tot een wijziging aan een geregistreerd voertuigtype.

Alvorens een wijziging aan een vergunning aan te vragen die kan leiden tot een wijziging aan een geregistreerd voertuigtype, neemt de nationale veiligheidsinstantie contact op met de nationale veiligheidsinstanties die de vergunning voor het geregistreerde type hebben verleend, en met name de instantie die het type in het ERATV heeft geregistreerd.

5.3.   Invoeren of wijzigen van gegevens door het Bureau

Het Bureau voert normaal geen gegevens in het register in. De gegevens worden ingediend door de nationale veiligheidsinstantie en de rol van het Bureau beperkt zich tot het valideren en publiceren ervan.

In uitzonderlijke gevallen, zoals wanneer het technisch onmogelijk is de gewone procedure te volgen, mag het Bureau op verzoek van een nationale veiligheidsinstantie gegevens in het ERATV invoeren of wijzigen. In dit geval bevestigt de nationale veiligheidsinstantie die om het invoeren of wijzigen van gegevens heeft verzocht, de gegevens die het Bureau heeft ingevoerd of gewijzigd. Het Bureau documenteert de procedure naar behoren. De termijnen in punt 5.2 vastgestelde termijnen voor het invoeren van gegevens in het ERATV zijn van toepassing.

5.4.   Publicatie van gegevens door het Bureau

Het Bureau stelt de gevalideerde gegevens ter beschikking van het publiek.

5.5.   Foutenbehandeling voor ingediende gegevens

Het is mogelijk in het ERATV fouten in geregistreerde gegevens recht te zetten. Indien een fout werd verbeterd, vermeldt het ERATV de correctiedatum.

5.6.   Mogelijke zoekopdrachten en verslagen

De volgende rapporten kunnen in het ERATV worden opgevraagd:

1.

voor een nationale veiligheidsinstantie en het Bureau:

informatie zoals bedoeld in bijlage II die door een nationale veiligheidsinstantie is ingediend en niet door het Bureau is gevalideerd voor een voertuigtype waarvoor de vergunning actief, opgeschort of ingetrokken is (met inbegrip van vervallen vergunningen), voor zover deze informatie is bewaard;

verslagen die voor het publiek beschikbaar zijn;

2.

voor het publiek:

informatie zoals bedoeld in bijlage II die door een nationale veiligheidsinstantie is ingediend en door het Bureau is gevalideerd voor een voertuigtype waarvoor de vergunning actief, opgeschort of ingetrokken is (met inbegrip van vervallen vergunningen), voor zover deze informatie in historische gegevens wordt bewaard.

Het publiek kan in het ERATV zoekopdrachten uitvoeren op basis van minstens de volgende criteria en combinaties ervan:

typecode,

typenaam of deel ervan,

naam van de fabrikant of deel ervan,

voertuigcategorie/subcategorie,

TSI(’s) waaraan het type conform is,

lidstaat of combinatie van lidstaten waar voor het voertuigtype een vergunning is verleend,

status van de vergunning,

technische eigenschappen.

Bij de zoekcriteria voor een technische eigenschap kan een bereik worden aangeduid.

5.7.   Historische gegevens

In het ERATV worden alle historische gegevens over alle wijzigingen, met inbegrip van de correctie van fouten, verzoeken om verduidelijkingen en antwoorden, met betrekking tot een geregistreerd voertuigtype bijgehouden tot 10 jaar na de datum van intrekking van de vergunning in alle lidstaten en tot 10 jaar na de datum van intrekking van de registratie in een NVR van het laatste voertuig van dit type, waarbij de laatste van die twee data als referentie wordt genomen.

5.8.   Automatische kennisgeving van veranderingen

Na een wijziging, opschorting, reactivering of intrekking van een vergunning voor een voertuigtype, stuurt het IT-systeem een automatische e-mail over die verandering naar de nationale veiligheidsinstantie van de lidstaat of lidstaten waar voor het voertuigtype een vergunning is afgeleverd.

Indien een vergunning een geldigheidstermijn heeft, stuurt het IT-systeem drie (3) maanden voor de vervaldatum een automatische e-mail naar de betrokken nationale veiligheidsinstantie om haar op de hoogte te brengen van de nakende vervaldatum.

6.   VERKLARENDE WOORDENLIJST

Term of afkorting

Definitie

Voertuig

Spoorvoertuig als omschreven in artikel 2, onder c), van Richtlijn 2008/57/EG.

Type

Voertuigtype als omschreven in artikel 2, onder w), van Richtlijn 2008/57/EG. Het type moet de eenheid weergeven waarop de conformiteitsbeoordeling en de vergunning betrekking hebben. Deze eenheid kan een enkel voertuig zijn, een stel voertuigen of een treinstel.

Versie

Versie van een type waarop het typeonderzoekcertificaat betrekking heeft.

Fabrikant

Een natuurlijke of rechtspersoon die een voertuig vervaardigt of een voertuig laat ontwerpen of vervaardigen en dat voertuig onder zijn naam of handelsmerk verkoopt. De vermelding van de fabrikant in het ERATV is slechts ter informatie; het laat de intellectuele-eigendomsrechten, de contractuele aansprakelijkheden of de wettelijke aansprakelijkheid onverlet.

Houder van een vergunning

Entiteit die een vergunning voor een voertuigtype heeft aangevraagd en gekregen.

Beperking

Voorwaarden of beperking in de vergunning voor een voertuigtype die van toepassing zijn op de indienststelling of het gebruik van een voertuig dat overeenstemt met dit type. Beperkingen omvatten geen technische eigenschappen die zijn opgenomen in deel 4 van bijlage II (Lijst en formaat van parameters).

Wijziging aan een vergunning

Besluit van een nationale veiligheidsinstantie volgens hetwelk bepaalde voorwaarden van een vergunning voor een voertuigtype die eerder door deze nationale veiligheidsinstantie werd verleend, moeten worden veranderd. Wijzigingen aan een vergunning kunnen bestaan uit, maar zijn niet beperkt tot, beperkingen, een wijziging van de geldigheidsdatum, de vernieuwing van de vergunning na een verandering van de voorschriften.

Opschorting van een vergunning

Besluit van een nationale veiligheidsinstantie volgens hetwelk een vergunning voor een voertuigtype tijdelijk niet geldig is en voor geen enkel voertuig een vergunning tot indienststelling mag worden afgegeven op basis van zijn conformiteit met het betreffende type, totdat de redenen van de opschorting werden geanalyseerd. Een vergunning voor een voertuigtype dat reeds in dienst is, kan niet worden opgeschort.

Reactivering van een vergunning

Besluit van een nationale veiligheidsinstantie volgens hetwelk een opschorting van een vergunning die ze eerder heeft uitgesproken, niet meer van toepassing is.

Intrekking van een vergunning

Besluit van een nationale veiligheidsinstantie volgens hetwelk een vergunning voor een voertuigtype niet meer geldig is en voor geen enkel voertuig een vergunning tot indienststelling mag worden afgegeven op basis van zijn conformiteit met het betreffende type. Een vergunning voor een voertuigtype dat reeds in dienst is, kan niet worden ingetrokken.

Fout

Doorgegeven of gepubliceerde gegevens die niet overeenstemmen met de betreffende vergunning voor het voertuigtype. Deze definitie is niet van toepassing op een wijziging aan een vergunning.


(1)  Zoals bepaald in Beschikking 2007/756/EG van de Commissie van 9 november 2007 tot vaststelling van de gemeenschappelijke specificatie van het nationaal voertuigregister als bedoeld in de artikelen 14, leden 4 en 5, van de Richtlijnen 96/48/EG en 2001/16/EG (PB L 305 van 23.11.2007, blz. 30).

(2)  Zoals bepaald in Beschikking 2007/756/EG.

(3)  Zoals bepaald in Uitvoeringsbesluit 2011/633/EU van de Commissie van 15 september 2011 inzake de gemeenschappelijke specificaties van het register van de spoorweginfrastructuur (PB L 256 van 1.10.2011, blz. 1).


BIJLAGE II

TE REGISTREREN GEGEVENS EN FORMAAT

Voor elk goedgekeurd voertuigtype geeft het ERATV de volgende gegevens weer:

identificatie van het type,

fabrikant,

overeenstemming met de TSI’s,

vergunningen die in verschillende lidstaten zijn verleend, met inbegrip van algemene informatie over deze vergunningen, hun status (actief, opgeschort of ingetrokken), lijst van parameters waarvoor de overeenkomst met nationale voorschriften is gecontroleerd,

technische eigenschappen.

De gegevens die in het ERATV voor elk voertuigtype moeten worden geregistreerd en hun formaat zijn hieronder opgesomd. De te registreren gegevens zijn afhankelijk van de categorie van het voertuig zoals hieronder is aangegeven.

De waarden van de parameters inzake de technische eigenschappen komen overeen met de waarden in de technische documentatie die bij het typeonderzoekcertificaat zit.

In de gevallen waarin de mogelijke waarden van een parameter beperkt zijn tot een vooraf bepaalde lijst, beheert het Bureau deze lijsten en werkt ze bij.

Voor de voertuigtypen die niet in overeenstemming zijn met alle toepasselijke geldende TSI’s mag de nationale veiligheidsinstantie die de typevergunning heeft verleend de informatie over de technische eigenschappen in deel 4 hieronder beperken tot de parameters die overeenkomstig de toepasselijke voorschriften zijn gecontroleerd.

Parameter

Dataformaat

Toepasselijkheid op voertuigcategorieën (Ja, Neen, Facultatief, Open Punt)

1.

Tractievoertuigen

2.

Getrokken reizigersvoertuigen

3.

Goederenwagons

4.

Bijzondere voertuigen

0.

Identificatie van het type

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

0.1.

IDENTIFICATIEGEGEVENS TYPE

[getal] XX-XXX-XXXX-X (overeenkomstig bijlage III)

J

J

J

J

0.2.

Versies die tot dit type behoren

[getal] XXX + [tekenreeks] (overeenkomstig bijlage III)

J

J

J

J

0.3.

Datum van registratie in het ERATV

[datum] DD-MM-JJJJ

J

J

J

J

1.

Algemene gegevens

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

1.1.

Naam van het type

[tekenreeks] (max. 256 tekens)

F

F

F

F

1.2.

Alternatieve naam van het type

[tekenreeks] (max. 256 tekens)

F

F

F

F

1.3.

Naam van de fabrikant

[tekenreeks] (max. 256 tekens) Keuze uit een vooraf bepaalde lijst, mogelijkheid om nieuwe fabrikanten toe te voegen

J

J

J

J

1.4.

Categorie

[tekenreeks] Keuze uit een vooraf bepaalde lijst (overeenkomstig bijlage III)

J

J

J

J

1.5.

Subcategorie

[tekenreeks] Keuze uit een vooraf bepaalde lijst (overeenkomstig bijlage III)

J

J

J

J

2.

Overeenkomst met TSI’s

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

2.1.

Overeenkomst met TSI

Voor elke TSI:

[tekenreeks] J/N/Gedeeltelijk/NVT Keuze uit een vooraf bepaalde lijst van TSI’s die betrekking hebben op voertuigen (zowel TSI’s die momenteel van kracht zijn als TSI’s die vroeger van kracht waren) (meerdere keuzes mogelijk)

J

J

J

J

2.2.

Referentie van de „EG-typeonderzoekcertificaten” (indien SB-module van toepassing) en/of „EG-ontwerponderzoekcertificaten” (indien SH1-module van toepassing)

[tekenreeks] (mogelijkheid om meerdere certificaten aan te geven, bv. certificaten voor het subsysteem „Rollend materieel”, certificaat voor „Besturing en seingeving”, enz.)

J

J

J

J

2.3.

Toepasselijke bijzondere gevallen (bijzondere gevallen waarmee de overeenstemming werd beoordeeld)

[tekenreeks] Keuze uit een vooraf bepaalde lijst (meerdere keuzes mogelijk) op basis van TSI’s (voor elke TSI met een J of G)

J

J

J

J

2.4.

Delen van TSI waaraan niet is voldaan

[tekenreeks] Keuze uit een vooraf bepaalde lijst (meerdere keuzes mogelijk) op basis van TSI’s (voor elke TSI met een G)

J

J

J

J

3.

Vergunningen

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

3.1.

Vergunning in

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

3.1.1.

Lidstaat van vergunning

[tekenreeks] Keuze uit een vooraf bepaalde lijst De gebruikte landencodes zijn die welke officieel zijn bekendgemaakt en bijgewerkt in de interinstitutionele schrijfwijzer

J

J

J

J

3.1.2.

Huidige status

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

3.1.2.1.

Status

[tekenreeks] + [datum] Het systeem vult het veld automatisch in. Mogelijke opties: ActiefOpgeschort DD-MM-JJJJ, Ingetrokken DD-MM-JJJJ, Vervallen DD-MM-JJJJ

J

J

J

J

3.1.2.2.

Geldigheid van de vergunning (indien bepaald)

[datum] DD-MM-JJJJ

J

J

J

J

3.1.2.3.

Gecodeerde beperkingen

[tekenreeks] Code toegekend door het Bureau

J

J

J

J

3.1.2.4.

Niet-gecodeerde beperkingen

[tekenreeks]

J

J

J

J

3.1.3.

Historiek

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

3.1.3.1.

Oorspronkelijke vergunning

Titel (geen gegevens)

J

J

J

J

3.1.3.1.1.

Datum

[datum] DD-MM-JJJJ

J

J

J

J

3.1.3.1.2.

Houder van een vergunning

[tekenreeks] (max. 256 tekens) Keuze uit een vooraf bepaalde lijst, mogelijkheid om nieuwe organisaties toe te voegen

J

J

J

J

3.1.3.1.3.

Referentie vergunningsdocument

[tekenreeks] (EIN)

J

J

J

J

3.1.3.1.4.

Referenties nationaal certificaat (indien van toepassing)

[tekenreeks]

J

J

J

J

3.1.3.1.5.

Parameters waarvoor overeenkomst met toepasselijke nationale voorschriften werd beoordeeld

[tekenreeks] Keuze uit een vooraf bepaalde lijst (meerdere keuzes mogelijk) op basis van Beschikking 2009/965/EG van de Commissie

J

J

J

J

3.1.3.1.6.

Commentaar

[tekenreeks] (max. 1 024 tekens)

F

F

F

F

3.1.3.X.

Wijziging aan een vergunning

Titel (geen gegevens) (X is progressief vanaf 2, zo vaak als de vergunning voor het type werd gewijzigd)

J

J

J

J

3.1.3.X.1.

Soort wijziging

[tekenreeks] Tekst uit een vooraf bepaalde lijst (wijziging, opschorting, reactivering, intrekking)

J

J

J

J

3.1.3.X.2.

Datum

[datum] DD-MM-JJJJ

J

J

J

J

3.1.3.X.3.

Houder van de vergunning (indien van toepassing)

[tekenreeks] (max. 256 tekens) Keuze uit een vooraf bepaalde lijst, mogelijkheid om nieuwe organisaties toe te voegen

J

J

J

J

3.1.3.X.4.

Referentie van document voor wijziging vergunning

[tekenreeks]

J

J

J

J

3.1.3.X.5.

Referenties nationaal certificaat (indien van toepassing)

[tekenreeks]

J

J

J

J

3.1.3.X.6

Toepasselijke nationale voorschriften (indien van toepassing)

[tekenreeks] Keuze uit een vooraf bepaalde lijst (meerdere keuzes mogelijk) op basis van Beschikking 2009/965/EG van de Commissie

J

J

J

J

3.1.3.X.7.

Commentaar

[tekenreeks] (max. 1 024 tekens)

F

F

F

F

3.X.

Vergunning in

Titel (geen gegevens) (X is progressief en wordt met één eenheid verhoogd vanaf 2, telkens als een vergunning voor dit type werd verleend (met inbegrip van de opgeschorte en ingetrokken vergunningen)). Dit deel bevat dezelfde velden als 3.1

J

J

J

J

4.

Technische eigenschappen van het voertuig

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

4.1.

Algemene technische eigenschappen

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

4.1.1.

Aantal stuurcabines

[getal] 0/1/2

J

J

J

J

4.1.2.

Snelheid

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

4.1.2.1.

Maximale ontwerpsnelheid

[getal] km/u

J

J

J

J

4.1.2.2.

Maximumsnelheid zonder last

[getal] km/u

N

N

J

N

4.1.3.

Wielstelbreedte

[tekenreeks] Keuze uit een vooraf bepaalde lijst

J

J

J

J

4.1.4.

Gebruiksvoorwaarden voor treinsamenstelling

[tekenreeks] Keuze uit een vooraf bepaalde lijst

J

J

N

J

4.1.5.

Maximum aantal treinstellen of locomotieven die aan elkaar zijn gekoppeld in meervoudig bedrijf

[getal]

J

N

N

N

4.1.6.

Aantal elementen in een stel goederenwagons (enkel voor subcategorie „stel goederenwagons”)

[getal]

N

N

J

N

4.1.7.

Lettercodes

[tekenreeks] Keuze uit een vooraf bepaalde lijst (overeenkomstig bijlage P van TSI OPE)

N

N

J

N

4.1.8.

Type voldoet aan de toepasselijke eisen voor de geldigheid van de door een andere lidstaat voor het voertuig verleende vergunning

[tekenreeks] Keuze uit een vooraf bepaalde lijst

J

J

J

J

4.1.9.

Gevaarlijke goederen waarvoor het voertuig geschikt is (tankcode)

[tekenreeks] Tankcode

N

N

J

N

4.1.10.

Structurele categorie

[tekenreeks] Keuze uit een vooraf bepaalde lijst

J

J

J

J

4.2.

Kinematisch omgrenzingsprofiel

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

4.2.1.

Kinematisch omgrenzingsprofiel (interoperabel profiel)

[tekenreeks] Keuze uit een vooraf bepaalde lijst (meer dan een lijst mogelijk) (de lijst zal verschillend zijn voor de verschillende categorieën, afhankelijk van de toepasselijke TSI)

J

J

J

J

4.2.2.

Kinematisch omgrenzingsprofiel (andere profielen die aan de hand van de kinematische methode werden beoordeeld)

[tekenreeks] Keuze uit een vooraf bepaalde lijst (meer dan een lijst mogelijk)

F

F

F

F

4.3.

Omgevingsomstandigheden

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

4.3.1.

Temperatuurbereik

[tekenreeks] Keuze uit een vooraf bepaalde lijst (meer dan een lijst mogelijk)

J

J

J

J

4.3.2.

Hoogtebereik

[tekenreeks] Keuze uit een vooraf bepaalde lijst

J

J

N

J

4.3.3.

Sneeuw, ijs en hagel

[tekenreeks] Keuze uit een vooraf bepaalde lijst

J

J

N

J

4.3.4.

Ballastspatten (uitsluitend voor voertuigen van v ≥ 190 km/u)

Open punt

OP

OP

N

N

4.4.

Brandveiligheid

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

4.4.1.

Categorie brandveiligheid

[tekenreeks] Keuze uit een vooraf bepaalde lijst

J

J

N

J

4.5.

Ontwerpgewicht en lasten

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

4.5.1.

Toegelaten nuttige last voor verschillende lijncategorieën

[getal] t voor lijncategorie [tekenreeks]

OP

OP

J

OP

4.5.2.

Ontwerpgewicht

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

4.5.2.1.

Bedrijfsklaar ontwerpgewicht

[getal] kg

J

J

F

J

4.5.2.2.

Ontwerpgewicht bij normale belasting

[getal] kg

J

J

F

J

4.5.2.3.

Ontwerpgewicht bij uitzonderlijke belasting

[getal] kg

J

J

N

J

4.5.3.

Statische aslast

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

4.5.3.1.

Bedrijfsklare statische aslast

[getal] kg

J

J

F

J

4.5.3.2.

Statische aslast bij normale nuttige last/maximale nuttige last voor goederenwagons

[getal] kg

J

J

F

J

4.5.3.3.

Statische aslast bij uitzonderlijke belasting

[getal] kg

J

J

N

J

4.5.4.

Quasi statische geleidekracht (indien meer dan de grenswaarden in de TSI of niet bepaald in de TSI)

[getal] kN

J

J

N

J

4.6.

Dynamisch gedrag van het rollend materieel

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

4.6.1.

Verkantingstekort (maximale niet-gecompenseerde dwarsversnelling) waarvoor het voertuig werd beoordeeld

[getal] mm

In het geval van dubbele voertuigprofielen moeten de waarden voor elk profiel worden vermeld

J

J

F

J

4.6.2.

Voertuig uitgerust met een verkantingscompensatiesysteem („kantelbak”)

[Boole] J/N

J

J

J

J

4.6.3.

Bedrijfswaarden van equivalente coniciteit (of afgesleten wielprofiel) waarvoor het voertuig werd getest

Open punt

OP

OP

OP

OP

4.7.

Remkarakteristieken

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

4.7.1.

Maximumvertraging van de trein

[getal] m/s2

J

N

N

J

4.7.2.

Bedrijfsreminrichting

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

4.7.2.1.

Remprestaties op steile hellingen bij normale belasting

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

4.7.2.1.1.

Referentie van de TSI

[tekenreeks] Uit een vooraf bepaalde lijst

J

J

J

J

4.7.2.1.2.

Snelheid (indien geen referentie is vermeld)

[getal] km/u

J

J

J

J

4.7.2.1.3.

Helling (indien geen referentie is vermeld)

[getal] ‰ (mm/m)

J

J

J

J

4.7.2.1.4.

Afstand (indien geen referentie is vermeld)

[getal] km

J

J

J

J

4.7.2.1.5.

Tijd (indien de afstand niet is vermeld) (Indien geen referentie is vermeld)

[getal] min

J

J

J

J

4.7.3.

Parkeerrem

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

4.7.3.1.

Alle voertuigen van dit type moeten met een parkeerrem zijn uitgerust (parkeerrem verplicht voor voertuigen van dit type)

[Boole] J/N

N

N

J

J

4.7.3.2.

Type parkeerrem (als het voertuig ermee is uitgerust)

[tekenreeks] Uit een vooraf bepaalde lijst

J

J

J

J

4.7.3.3.

Maximale helling waarop de eenheid blijft stilstaan met enkel de parkeerrem aangetrokken (als het voertuig ermee is uitgerust)

[getal] ‰ (mm/m)

J

J

J

J

4.7.4.

Remsystemen op het voertuig

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

4.7.4.1.

Wervelstroomrem

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

4.7.4.1.1.

Wervelstroomrem geïnstalleerd

[Boole] J/N

J

J

N

J

4.7.4.1.2.

Mogelijkheid om het gebruik van de wervelstroomrem te vermijden (uitsluitend indien wervelstroom-remmen zijn geïnstalleerd)

[Boole] J/N

J

J

N

J

4.7.4.2.

Magneetrem

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

4.7.4.2.1.

Magneetrem geïnstalleerd

[Boole] J/N

J

J

N

J

4.7.4.2.2.

Mogelijkheid om het gebruik van de magneetrem te vermijden (uitsluitend indien magneetremmen zijn geïnstalleerd)

[Boole] J/N

J

J

N

J

4.7.4.3.

Recuperatierem (uitsluitend voor voertuigen met elektrische tractie)

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

4.7.4.3.1.

Recuperatierem geïnstalleerd

[Boole] J/N

J

N

N

J

4.7.4.3.2.

Mogelijkheid om het gebruik van de recuperatierem te vermijden (uitsluitend indien recuperatieremmen zijn geïnstalleerd)

[Boole] J/N

J

N

N

J

4.8.

Geometrische eigenschappen

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

4.8.1.

Lengte van het voertuig

[getal] m

J

J

J

J

4.8.2.

Minimumwieldiameter bij bedrijf

[getal] mm

J

J

J

J

4.8.3.

Rangeerbeperkingen

[Boole] J/N

N

N

J

N

4.8.4.

Mogelijke horizontale minimumboogstraal

[getal] m

J

J

J

J

4.8.5.

Mogelijke verticale bolle minimumboogstraal

[getal] m

F

F

F

F

4.8.6.

Mogelijke verticale holle minimumboogstraal

[getal] m

F

F

F

F

4.8.7.

Hoogte van laadplatform (voor platte wagons en gecombineerd vervoer)

[getal] mm

N

N

J

N

4.8.8.

Geschikt voor vervoer op ferry’s

[Boole] J/N

J

J

J

J

4.9.

Apparatuur

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

4.9.1.

Type eindkoppeling (met vermelding van trek- en drukkrachten)

[tekenreeks] Uit een vooraf bepaalde lijst (meerdere keuzes mogelijk)

J

J

J

J

4.9.2.

Aslagerbewaking (warmloperdetector)

[tekenreeks] Uit een vooraf bepaalde lijst (meerdere keuzes mogelijk)

J

J

J

J

4.9.3.

Smering van wielflenzen

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

4.9.3.1.

Smering van wielflenzen geïnstalleerd

[Boole] J/N

J

J

N

J

4.9.3.2.

Mogelijkheid om het smeertoestel uit te schakelen (uitsluitend indien smering van wielflenzen is geïnstalleerd)

[Boole] J/N

J

N

N

J

4.10.

Energievoorziening

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

4.10.1.

Energievoorzieningssysteem

[tekenreeks] Uit een vooraf bepaalde lijst (meerdere keuzes mogelijk)

J

J

N

J

4.10.2.

Maximale stroom (moet worden vermeld voor elk energievoorzieningssysteem waarvoor het voertuig is uitgerust)

[getal] kW voor [energievoorzieningssysteem wordt automatisch vooraf ingevuld]

F

F

N

F

4.10.3.

Maximale nominale stroomafname van de bovenleiding (moet worden vermeld voor elk energievoorzieningssysteem waarvoor het voertuig is uitgerust)

[getal] A voor [spanning wordt automatisch vooraf ingevuld]

J

J

N

J

4.10.4.

Maximale stroomafname per stroomafnemer bij stilstand (moet worden vermeld voor elk gelijkstroomsysteem waarvoor het voertuig is uitgerust)

[getal] A voor [spanning wordt automatisch vooraf ingevuld]

J

J

N

J

4.10.5.

Hoogte van interactie van stroomafnemer met rijdraden (boven de spoorstaaf) (moet worden vermeld voor elk energievoorzieningssysteem waarvoor het voertuig is uitgerust)

[getal] van [m] tot [m] (tot twee decimalen)

J

J

N

J

4.10.6.

Stroomafnemerkop (moet worden vermeld voor elk energievoorzieningssysteem waarvoor het voertuig is uitgerust)

[tekenreeks] Voor [energie-voorzieningssysteem wordt automatisch vooraf ingevuld]

Uit een vooraf bepaalde lijst (meerdere keuzes mogelijk)

J

J

N

J

4.10.7.

Aantal stroomafnemers in contact met de bovenleiding (moet worden vermeld voor elk energievoorzieningssysteem waarvoor het voertuig is uitgerust)

[getal]

J

J

N

J

4.10.8.

Kortste afstand tussen twee stroomafnemers in contact met de bovenleiding (moet worden vermeld voor elk energievoorzieningssysteem waarvoor het voertuig is uitgerust; moet worden vermeld voor enkelvoudig en, indien van toepassing, meervoudig bedrijf) (uitsluitend indien het aantal opgezette stroomafnemers meer dan 1 bedraagt)

[getal] m

J

J

N

J

4.10.9.

Soort bovenleiding die wordt gebruikt voor het testen van de stroomafname-kwaliteit (moet worden vermeld voor elk energievoorzieningssysteem waarvoor het voertuig is uitgerust) (uitsluitend indien het aantal opgezette stroomafnemers meer dan 1 bedraagt)

[tekenreeks] Voor [energievoorzieningssysteem wordt automatisch vooraf ingevuld]

Uit een vooraf bepaalde lijst (meerdere keuzes mogelijk)

J

N

N

J

4.10.10.

Materiaal van het sleepstuk van de stroomafnemer waarmee het voertuig uitgerust kan zijn (moet worden vermeld voor elk energievoorzieningssysteem waarvoor het voertuig is uitgerust)

[tekenreeks] Voor [energievoorzieningssysteem wordt automatisch vooraf ingevuld]

Uit een vooraf bepaalde lijst (meerdere keuzes mogelijk)

J

J

N

J

4.10.11.

Automatische strijkinrichting geïnstalleerd (moet worden vermeld voor elk energievoorzieningssysteem waarvoor het voertuig is uitgerust)

[Boole] J/N

J

J

N

J

4.10.12.

TSI-conforme energiemeter voor facturering aan boord geïnstalleerd

[Boole] J/N

J

J

N

J

4.11.

Geluidseigenschappen

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

4.11.1.

Passeergeluidsniveaus (dB(A))

[getal] (dB(A))

F

F

F

F

4.11.2.

Passeergeluidsniveaus werden gemeten onder referentieomstandigheden

[Boole] J/N

J

J

J

J

4.11.3.

Stationaire geluidsniveaus (dB(A))

[getal] (dB(A))

F

F

F

F

4.11.4.

Geluidsniveau bij het starten (dB(A))

[getal] (dB(A))

F

N

N

F

4.12.

Eigenschappen met betrekking tot reizigers

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

4.12.1.

Algemene eigenschappen met betrekking tot reizigers

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

4.12.1.1.

Aantal vaste zitplaatsen

Van [getal] tot [getal]

F

F

N

N

4.12.1.2.

Aantal toiletten

[getal]

F

F

N

N

4.12.1.3.

Aantal slaapplaatsen

Van [getal] tot [getal]

F

F

N

N

4.12.2.

Eigenschappen met betrekking tot personen met beperkte mobiliteit

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

4.12.2.1.

Aantal gereserveerde zitplaatsen

Van [getal] tot [getal]

J

J

N

N

4.12.2.2.

Aantal rolstoelplaatsen

Van [getal] tot [getal]

J

J

N

N

4.12.2.3.

Aantal toiletten die toegankelijk zijn voor personen met beperkte mobiliteit

[getal]

J

J

N

N

4.12.2.4.

Aantal rolstoeltoegankelijke slaapruimten

Van [getal] tot [getal]

J

J

N

N

4.12.3.

Toegang en uitgang voor passagiers

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

4.12.3.1.

Perronhoogten waarvoor het voertuig is ontworpen.

[getal] uit een vooraf bepaalde lijst (meerdere keuzes mogelijk)

J

J

N

N

4.12.3.2.

Beschrijving van de aan boord aanwezige instaphulpmiddelen (indien aanwezig)

[tekenreeks] Keuze uit een vooraf bepaalde lijst (meerdere keuzes mogelijk)

J

J

N

N

4.12.3.3.

Beschrijving van verplaatsbare instapmiddelen indien hiermee bij het ontwerp van het voertuig werd rekening gehouden om te voldoen aan de eisen van de TSI „Personen met beperkte mobiliteit”

[tekenreeks] Keuze uit een vooraf bepaalde lijst (meerdere keuzes mogelijk)

J

J

N

N

4.13.

Besturings- en seingevingsappara-tuur aan boord (voor voertuigen met uitsluitend een stuurcabine)

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

4.13.1.

Seingeving

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

4.13.1.1.

ETCS-apparatuur aan boord en niveau ervan

[tekenreeks] Uit een vooraf bepaalde lijst

J

J

J

J

4.13.1.2.

Referentie.versie (x.y) van ETCS. Indien de versie niet volledig compatibel is, moet dit tussen haakjes worden vermeld

[tekenreeks] Uit een vooraf bepaalde lijst

J

J

J

J

4.13.1.3.

ETCS-treinapparatuur voor ontvangst van infill-functie-informatie via loop of GSM-R

[tekenreeks] Uit een vooraf bepaalde lijst (meerdere opties mogelijk)

J

J

J

J

4.13.1.4

Nationale toepassingen van ETCS uitgevoerd (NID_XUSER van Packet 44)

[getal] Uit de vooraf bepaalde lijst overeenkomstig de lijst met de ETCS-variabelen (meerdere opties mogelijk)

J

J

J

J

4.13.1.5.

Klasse B- of andere treinbeveiligings-, besturings- en cabinesignaleringssystemen geïnstalleerd (systeem en, indien van toepassing, versie)

[tekenreeks] Uit een vooraf bepaalde lijst (meerdere opties mogelijk)

J

J

J

J

4.13.1.6.

Bijzondere voorzieningen aan boord voor het schakelen tussen verschillende treinbeveiligings-, besturings- en cabinesignaleringssystemen

[tekenreeks] Uit combinaties van aan boord geïnstalleerde systemen („Systeem XX”/„Systeem YY”) (meerdere opties mogelijk)

J

J

J

J

4.13.2.

Radio

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

4.13.2.1.

GSM-R-treinapparatuur en de versie ervan (FRS en SRS)

[tekenreeks] Uit een vooraf bepaalde lijst

J

J

J

J

4.13.2.2.

Aantal mobiele GSM-R-sets in stuurcabine voor gegevensoverdracht

[getal] 0, 1, 2 of 3

J

J

J

J

4.13.2.3.

Klasse B- of andere radiosystemen geïnstalleerd (systeem en, indien van toepassing, versie)

[tekenreeks] Uit een vooraf bepaalde lijst (meerdere opties mogelijk)

J

J

J

J

4.13.2.4.

Bijzondere voorzieningen aan boord voor het schakelen tussen verschillende radiosystemen

[tekenreeks] Uit combinaties van aan boord geïnstalleerde systemen („Systeem XX”/„Systeem YY”) (meerdere opties mogelijk)

J

J

J

J

4.14.

Compatibiliteit met treindetectiesystemen

Titel (geen gegevens)

 

 

 

 

4.14.1.

Type treindetectiesysteem waarvoor het voertuig werd ontworpen en beoordeeld

[tekenreeks] Uit een vooraf bepaalde lijst (meerdere opties mogelijk)

J

J

J

J

4.14.2.

Gedetailleerde voertuigeigenschappen met betrekking tot treindetectiesystemen

Titel (geen gegevens)

J

J

J

J

4.14.2.1.

Maximumafstand tussen opeenvolgende assen

[getal] mm

J

J

J

J

4.14.2.2.

Minimumafstand tussen opeenvolgende assen

[getal] mm

J

J

J

J

4.14.2.3.

Afstand tussen de eerste en laatste as

[getal] mm

J

J

J

J

4.14.2.4.

Maximumlengte van de neus van het voertuig

[getal] mm

J

J

J

J

4.14.2.5.

Minimumbreedte van de velg

[getal] mm

J

J

J

J

4.14.2.6.

Minimumwieldiameter

[getal] mm

J

J

J

J

4.14.2.7.

Minimumdikte wielflenzen

[getal] mm

J

J

J

J

4.14.2.8.

Minimumhoogte wielflenzen

[getal] mm

J

J

J

J

4.14.2.9.

Maximumhoogte wielflenzen

[getal] mm

J

J

J

J

4.14.2.10.

Minimumaslast

[getal] t

J

J

J

J

4.14.2.11.

Ruimte tussen wielen zonder metaal- en inductieve onderdelen

Open punt

OP

OP

OP

OP

4.14.2.12.

Het materiaal van de wielen is ferromagnetisch

[Boole] J/N

J

J

J

J

4.14.2.13.

Maximale zandstrooicapaciteit

[getal] g per [getal] s

J

N

N

J

4.14.2.14.

Mogelijkheid om het gebruik van zandstrooien te vermijden

J/N

J

N

N

J

4.14.2.15.

Metaalmassa van het voertuig

Open punt

OP

OP

OP

OP

4.14.2.16.

Maximumimpedantie tussen tegenovergestelde wielen van een wielset

[getal] Ω

J

J

J

J

4.14.2.17.

Minimumimpedantie van het voertuig (tussen wielen en stroomafnemer (uitsluitend voor voertuigen die zijn uitgerust voor 1 500 V of 3 000 V gelijkstroom)

[getal] Ω voor [getal] Hz (meer dan één lijn is mogelijk)

J

N

N

J

4.14.2.18.

Elektromagnetische storingen door retourstroom in de sporen

Open punt

OP

OP

OP

OP

4.14.2.19.

Elektromagnetische emissie van de trein in verband met de comptabiliteit met treindetectiesystemen

Open punt

OP

OP

OP

OP

Opmerkingen:

1:

Indien een parameter in de toepasselijke TSI is bepaald, is de waarde voor de parameter de waarde die tijdens de controleprocedure werd beoordeeld.

2:

Vooraf bepaalde lijsten worden door het Bureau bijgehouden en bijgewerkt in overeenstemming met de geldende TSI’s, met inbegrip van de TSI’s die van toepassing kunnen zijn tijdens een overgangsperiode.

3:

Voor parameters die nog ter discussie staan, open punten, worden geen gegevens ingevoerd totdat het open punt in de relevante TSI is gesloten.

4:

Voor parameters die facultatief zijn, beslist de aanvrager van de typevergunning of gegevens worden meegedeeld.

5:

Velden 0.1-0.3 worden door het Bureau ingevuld.


BIJLAGE III

STRUCTUUR VAN TYPENUMMER

Elk voertuigtype krijgt een nummer van 10 cijfers dat als volgt is samengesteld:

XX

XXX

XXXX

X

Categorie

Familie

Platform

Oplopend nummer

Controlecijfer

Subcategorie

 

 

 

Veld 1

Veld 2

Veld 3

Veld 4

Waarbij

Veld 1 (cijfers 1 en 2) wordt toegekend op basis van de categorie en subcategorie van het voertuigtype in overeenstemming met de volgende tabel:

Code

Categorie

Subcategorie

11

Tractievoertuigen

Locomotief

12

Gereserveerd

13

Zelfrijdend passagierstreinstel (incl. motorwagens)

14

Gereserveerd

15

Zelfrijdend goederentreinstel

16

Gereserveerd

17

Rangeervoertuig

18

Gereserveerd

19

Andere (trams, light-railvoertuigen, enz.)

31

Getrokken reizigersvoertuigen

Reizigersrijtuigen (incl. slaapwagens, restauratiewagens, enz.)

32

Gereserveerd

33

Bagagewagen

34

Gereserveerd

35

Wagen voor autovervoer

36

Gereserveerd

37

Dienstenvoertuig (bv. keuken)

38

Gereserveerd

39

Vast treinstel

40

Gereserveerd

41

Andere

42-49

Gereserveerd

51

Goederenwagons (getrokken)

Goederenwagon

52

Gereserveerd

53

Vast stel van goederenwagons

54-59

Gereserveerd

71

Bijzondere voertuigen

Zelfrijdend bijzonder voertuig

72

Gereserveerd

73

Getrokken bijzonder voertuig

74-79

Gereserveerd

Veld 2 (cijfers 3 tot en met 5) wordt toegekend op basis van de familie waartoe het voertuigtype behoort. Voor nieuwe families (d.w.z. families die nog niet in het ERATV zijn geregistreerd) worden de cijfers progressief verhoogd met één eenheid bij elke aanvraag die het Bureau ontvangt voor registratie van een voertuigtype dat tot een nieuwe familie behoort.

Veld 3 (cijfers 6 tot en met 9) is een progressief getal dat met één eenheid wordt verhoogd bij elke aanvraag die het Bureau ontvangt voor registratie van een voertuigtype dat tot een bepaalde familie behoort.

Veld 4 (cijfer 10) is een controlecijfer dat op de volgende manier is bepaald (Luhn-algoritme of modulus 10):

de cijfers op de even posities van het stamnummer (velden 1 tot en met 9 van links naar rechts tellend) behouden hun waarde;

de cijfers op de oneven posities van het stamnummer (van links naar rechts tellend) worden met 2 vermenigvuldigd;

de cijfers op de even posities worden opgeteld bij de resultaten van de vermenigvuldigingen op de oneven posities;

de eenheden van deze som worden onthouden;

het controlecijfer is het verschil tussen 10 en dat cijfer; mocht de uitkomst een nul zijn, dan is het controlecijfer ook een nul.

Voorbeelden van het bepalen van het controlecijfer

1 —

Neem het volgende stamnummer

3

3

8

4

4

7

9

6

1

Vermenigvuldigingsfactor

2

1

2

1

2

1

2

1

2

 

6

3

16

4

8

7

18

6

2

Som: 6 + 3 + 1 + 6 + 4 + 8 + 7 + 1 + 8 + 6 + 2 = 52

De eenheid van deze som is 2.

Het controlecijfer is dus 8 en het stamnummer wordt dan registratienummer 33 844 7961 - 8.

2 —

Neem het volgende stamnummer

3

1

5

1

3

3

2

0

4

Vermenigvuldigingsfactor

2

1

2

1

2

1

2

1

2

 

6

1

10

1

6

3

4

0

8

Som: 6 + 1 + 1 + 0 + 1 + 6 + 3 + 4 + 0 + 8 = 30

De eenheid van deze som is 0.

Het controlecijfer is dus 0 en het stamnummer wordt dan registratienummer 31 513 3204 - 0.

Indien het typeonderzoekcertificaat of het ontwerponderzoekcertificaat betrekking heeft op meer dan een versie van het voertuigtype, wordt elke versie geïdentificeerd door een oplopend nummer uit drie cijfers.


Rectificaties

8.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 264/55


Rectificatie van Besluit 2010/592/EU van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten van 29 september 2010 houdende benoeming van een rechter bij het Hof van Justitie

( Publicatieblad van de Europese Unie L 261 van 5 oktober 2010 )

Bladzijde 5, ondertekening:

in plaats van:

Voor de Raad

De voorzitter

J. DE RUYT”

te lezen:

De voorzitter

J. DE RUYT”.


8.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 264/55


Rectificatie van Besluit 2010/629/EU van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten van 20 oktober 2010 houdende benoeming van een rechter van het Gerecht

( Publicatieblad van de Europese Unie L 278 van 22 oktober 2010 )

Bladzijde 29, ondertekening:

in plaats van:

Voor de Raad

De voorzitter

J. De RUYT”

te lezen:

De voorzitter

J. DE RUYT”.


8.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 264/55


Rectificatie van Richtlijn 2011/15/EU van de Commissie van 23 februari 2011 tot wijziging van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart

( Publicatieblad van de Europese Unie L 49 van 24 februari 2011 )

Bladzijde 35, bijlage I, betreffende bijlage II bij Richtlijn 2002/59/EG, punt III, onder 2 a):

in plaats van:

„Passagiersschepen, ongeacht hun omvang, en andere schepen van ten minste 3 000 brutoton die op of na 1 juli 2002 zijn gebouwd en die internationale reizen maken, moeten zijn uitgerust met een reisgegevensrecorder (VDR) welke beantwoordt aan de technische en prestatienormen die zijn opgesteld overeenkomstig hoofdstuk V van het SOLAS-Verdrag.”,

te lezen:

„Passagiersschepen, ongeacht hun omvang, en andere schepen van ten minste 3 000 brutoton die op of na 1 juli 2002 zijn gebouwd en die niet-internationale reizen maken, moeten zijn uitgerust met een reisgegevensrecorder (VDR) welke beantwoordt aan de technische en prestatienormen die zijn opgesteld overeenkomstig hoofdstuk V van het SOLAS-Verdrag.”.


8.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 264/56


Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 826/2011 van de Commissie van 12 augustus 2011 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

( Publicatieblad van de Europese Unie L 211 van 18 augustus 2011 )

Bladzijde 8, bijlage, kolom (3), eerste alinea:

in plaats van:

„De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 1 op hoofdstuk 29, aanvullende aantekening 1 op hoofdstuk 30 en de tekst van de GN-codes 2106, 2106 90 en 2106 90 98.”,

te lezen:

„De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 1 op hoofdstuk 29, aanvullende aantekening 1 (GN) op hoofdstuk 30 en de tekst van de GN-codes 2106, 2106 90 en 2106 90 98.”.

Bladzijde 8, bijlage, kolom (3), vierde alinea:

in plaats van:

„Het product voldoet niet aan de vereisten van aanvullende aantekening 1 op hoofdstuk 30 aangezien het geen aanwijzingen vermeldt voor specifieke ziekten, aandoeningen of symptomen waarvoor het kan worden gebruikt. Het kan daarom niet worden ingedeeld onder post 3004.”,

te lezen:

„Het product voldoet niet aan de vereisten van aanvullende aantekening 1 (GN) op hoofdstuk 30, aangezien het geen aanwijzingen vermeldt voor specifieke ziekten, aandoeningen of symptomen waarvoor het kan worden gebruikt. Het kan daarom niet worden ingedeeld onder post 3004.”.


8.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 264/56


Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 827/2011 van de Commissie van 12 augustus 2011 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

( Publicatieblad van de Europese Unie L 211 van 18 augustus 2011 )

Bladzijde 10, bijlage, kolom (3), eerste alinea:

in plaats van:

„De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 2 op hoofdstuk VI en de tekst van de GN-codes 3212 en 3212 90 00.”,

te lezen:

„De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 2 op afdeling VI en de tekst van de GN-codes 3212 en 3212 90 00.”.

Bladzijde 10, bijlage, kolom (3), vierde alinea, eerste volzin:

in plaats van:

„Omdat het product kan worden ingedeeld onder post 3212 en het opgemaakt is in afgemeten doses of voor de verkoop in het klein, voldoet het aan de bepalingen van aantekening 2 op hoofdstuk VI.”,

te lezen:

„Omdat het product kan worden ingedeeld onder post 3212 en het opgemaakt is in afgemeten doses of voor de verkoop in het klein, voldoet het aan de bepalingen van aantekening 2 op afdeling VI.”.


8.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 264/56


Rectificatie van Uitvoeringsbesluit 2011/402/EU van de Commissie van 6 juli 2011 betreffende noodmaatregelen van toepassing op fenegriekzaden en bepaalde zaden en bonen uit Egypte

( Publicatieblad van de Europese Unie L 179 van 7 juli 2011 )

Bladzijde 11, artikel 2:

in plaats van:

„Het vrije verkeer in de EU van de in de bijlage vermelde zaden en bonen uit Egypte wordt tot 31 oktober 2011 verboden.”,

te lezen:

„Het in het vrije verkeer brengen in de EU van de in de bijlage vermelde zaden en bonen uit Egypte is tot 31 oktober 2011 verboden.”.