ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2011.100.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 100

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

54e jaargang
14 april 2011


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) nr. 359/2011 van de Raad van 12 april 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in verband met de situatie in Iran

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 360/2011 van de Raad van 12 april 2011 houdende uitvoering van artikel 16, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 204/2011 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Libië

12

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 361/2011 van de Commissie van 13 april 2011 tot verlening van een vergunning voor Enterococcus faecium NCIMB 10415 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen (vergunninghouder DSM Nutritional products Ltd, vertegenwoordigd door DSM Nutritional Products Sp. z o.o) en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 943/2005 ( 1 )

22

 

*

Verordening (EU) nr. 362/2011 van de Commissie van 13 april 2011 tot wijziging van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, wat de stof monepantel betreft ( 1 )

26

 

*

Verordening (EU) nr. 363/2011 van de Commissie van 13 april 2011 tot wijziging van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, wat de stof isoeugenol betreft ( 1 )

28

 

*

Verordening (EU) nr. 364/2011 van de Commissie van 13 april 2011 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1291/2008 van de Commissie wat betreft een salmonellabestrijdingsprogramma voor pluimvee en eieren in Kroatië overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad, en tot rectificatie van de Verordeningen (EU) nr. 925/2010 en (EU) nr. 955/2010 van de Commissie ( 1 )

30

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 365/2011 van de Commissie van 13 april 2011 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

37

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Uitvoeringsrichtlijn 2011/43/EU van de Commissie van 13 april 2011 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad om Californische pap op te nemen als werkzame stof en tot wijziging van Beschikking 2008/941/EG van de Commissie ( 1 )

39

 

*

Uitvoeringsrichtlijn 2011/44/EU van de Commissie van 13 april 2011 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad om azadirachtin op te nemen als werkzame stof en tot wijziging van Beschikking 2008/941/EG van de Commissie ( 1 )

43

 

*

Uitvoeringsrichtlijn 2011/45/EU van de Commissie van 13 april 2011 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad om diclofop op te nemen als werkzame stof en tot wijziging van Beschikking 2008/934/EG van de Commissie ( 1 )

47

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit 2011/235/GBVB van de Raad van 12 april 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten vanwege de situatie in Iran

51

 

*

Uitvoeringsbesluit 2011/236/GBVB van de Raad van 12 april 2011 tot uitvoering van Besluit 2011/137/GBVB betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië

58

 

 

2011/237/GBVB

 

*

Besluit Atalanta/1/2011 van het Politiek en Veiligheidscomité van 13 april 2011 tot benoeming van de commandant van de strijdkrachten van de Europese Unie voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (Atalanta)

72

 

 

2011/238/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 13 april 2011 tot wijziging van Beschikking 2007/843/EG wat betreft het programma ter bestrijding van salmonella in pluimvee en eieren in Tunesië (Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 2520)  ( 1 )

73

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Besluit 2011/101/GBVB van de Raad van 15 februari 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen Zimbabwe (PB L 42 van 16.2.2011)

74

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

14.4.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 100/1


VERORDENING (EU) Nr. 359/2011 VAN DE RAAD

van 12 april 2011

betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in verband met de situatie in Iran

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215, lid 2,

Gezien Besluit 2011/235/GBVB van de Raad van 12 april 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Iran (1), als vastgesteld overeenkomstig titel V, hoofdstuk 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Besluit 2011/235/GBVB voorziet in de bevriezing van de tegoeden en economische middelen van bepaalde personen die verantwoordelijk zijn voor ernstige mensenrechtenschendingen in Iran. Deze personen en entiteiten worden vermeld in de bijlage bij het genoemde besluit.

(2)

De beperkende maatregelen moeten gericht zijn tegen personen die medeplichtig zijn aan of verantwoordelijk voor het leidinggeven aan of uitvoeren van ernstige schendingen van de mensenrechten jegens vreedzame demonstranten, journalisten, mensenrechtenactivisten, studenten of andere personen die opkomen voor hun legitieme rechten, waaronder de vrijheid van meningsuiting, en tegen personen die medeplichtig zijn aan of verantwoordelijk voor het leiding geven aan of uitvoeren van ernstige schendingen van het recht op een eerlijke rechtsgang, foltering, en andere wrede, onmenselijke of onterende vormen van behandeling, of een willekeurige, buitensporige, toenemende uitvoering van de doodstraf, inclusief openbare terechtstellingen, steniging, ophanging of executies van minderjarige overtreders, in strijd met de internationale verplichtingen van Iran op het gebied van de mensenrechten.

(3)

Deze maatregelen vallen onder het toepassingsgebied van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en derhalve is regelgeving op het niveau van de Unie noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging, met name om te garanderen dat zij door de marktdeelnemers in alle lidstaten uniform worden toegepast.

(4)

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, met name het recht op een effectief rechtsmiddel en op een eerlijk proces en het recht op bescherming van persoonsgegevens. Deze verordening moet worden toegepast overeenkomstig deze rechten.

(5)

Gezien de politieke situatie in Iran alsmede om de samenhang met de wijzigings- en herzieningsprocedure voor de bijlage bij Besluit 2011/235/GBVB te waarborgen, dient de bevoegdheid om bijlage I bij deze verordening te wijzigen, te worden uitgeoefend door de Raad.

(6)

De procedure tot wijziging van bijlage I bij de verordening dient tevens in te houden dat de aangewezen personen, entiteiten of lichamen in kennis worden gesteld van de redenen voor plaatsing op de lijst, zodat zij opmerkingen kunnen indienen. Indien er opmerkingen worden ingediend of substantieel nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, toetst de Raad zijn besluit daaraan en brengt hij de persoon, de entiteit of het lichaam in kwestie daarvan op de hoogte.

(7)

Met het oog op de tenuitvoerlegging van deze verordening en op een zo groot mogelijke rechtszekerheid binnen de Unie dienen de namen en andere relevante gegevens over de natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen waarvan de tegoeden en economische middelen krachtens de verordening moeten worden bevroren, openbaar te worden gemaakt. Elke verwerking van persoonsgegevens dient de bepalingen te respecteren van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (2), alsook van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (3).

(8)

Om de effectiviteit van de maatregelen waarin deze verordening voorziet te waarborgen, moet deze verordening in werking treden op de dag waarop zij wordt vastgesteld,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)   „tegoeden”: financiële activa en voordelen van enigerlei aard, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:

b)   „bevriezing van tegoeden”: het voorkomen van het op enigerlei wijze muteren, overmaken, corrigeren en gebruiken van, toegang hebben tot of omgaan met tegoeden, met als gevolg wijzigingen van hun omvang, bedrag, locatie, eigenaar, bezit, onderscheidende kenmerken, bestemming of andere wijzigingen waardoor het gebruik van bedoelde tegoeden mogelijk zou worden gemaakt, inclusief het beheer van een beleggingsportefeuille;

c)   „economische middelen”: activa van enigerlei aard, materieel of immaterieel, roerend of onroerend, die geen tegoeden zijn, maar kunnen worden gebruikt om tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen;

d)   „bevriezing van economische middelen”: het voorkomen van het gebruiken van economische middelen om op enigerlei wijze tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen, inclusief, maar niet noodzakelijkerwijs beperkt tot het verkopen, verhuren of verhypothekeren ervan;

e)   „grondgebied van de Unie”: het grondgebied van alle lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is, onder de in het Verdrag bepaalde voorwaarden, met inbegrip van hun luchtruim.

Artikel 2

1.   Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan, eigendom zijn van, in het bezit zijn van of onder zeggenschap staan van de in bijlage I vermelde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen, worden bevroren.

2.   Aan of ten behoeve van de in bijlage I vermelde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen mogen geen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking worden gesteld.

3.   Het is verboden bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die tot doel of tot gevolg hebben dat de in de leden 1 en 2 bedoelde maatregelen direct of indirect worden omzeild.

Artikel 3

1.   Bijlage I omvat een lijst van personen die overeenkomstig artikel 2, lid 1, van Besluit 2011/235/GBVB van de Raad door de Raad zijn geïdentificeerd als zijnde verantwoordelijk voor ernstige mensenrechtenschendingen in Iran, en met hen geassocieerde personen, entiteiten of lichamen.

2.   In bijlage I worden de gronden voor de opneming van personen, entiteiten en lichamen in de lijst vermeld.

3.   Bijlage I bevat tevens, indien beschikbaar, de informatie die nodig is om de betrokken natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen te identificeren. Met betrekking tot natuurlijke personen kan die informatie bestaan uit namen, inclusief aliassen, geboortedatum en geboorteplaats, nationaliteit, paspoort- en identiteitskaartnummers, geslacht, adres, indien bekend, en functie of beroep. Met betrekking tot rechtspersonen, entiteiten of lichamen kan die informatie namen, plaats en datum van registratie, registratienummer en de plaats van vestiging omvatten.

Artikel 4

1.   In afwijking van het bepaalde in artikel 2 kunnen de in bijlage II genoemde bevoegde autoriteiten van de lidstaten, onder voorwaarden die zij passend achten, toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden en economische middelen of de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, indien zij hebben vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen:

a)

nodig zijn voor uitgaven in verband met basisbehoeften van de in bijlage I genoemde personen en de familieleden die van hen afhankelijk zijn, zoals betalingen voor levensmiddelen, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of medische behandelingen, belastingen, verzekeringspremies of nutsvoorzieningen;

b)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten;

c)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor alleen het aanhouden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen; of

d)

noodzakelijk zijn voor buitengewone uitgaven, mits de betrokken lidstaat aan alle andere lidstaten en de Commissie ten minste twee weken voordat de toelating wordt verleend, de redenen heeft meegedeeld waarom de toelating moet worden verleend.

2.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke op grond van lid 1 verleende toestemming.

Artikel 5

1.   In afwijking van artikel 2 kunnen de in bijlage II genoemde bevoegde autoriteiten van de lidstaten toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen indien aan volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de betrokken tegoeden of economische middelen zijn het voorwerp van een justitieel, administratief of arbitrair retentierecht dat is vastgesteld vóór de datum waarop de in artikel 2 bedoelde persoon, entiteit of lichaam in bijlage I is opgenomen, of van een justitieel, administratief of arbitrair vonnis dat van vóór die datum dateert;

b)

de betrokken tegoeden of economische middelen worden uitsluitend aangewend om te voldoen aan vorderingen die door een dergelijk retentierecht zijn gedekt of door een dergelijk vonnis geldig zijn verklaard, overeenkomstig de wet- en regelgeving tot vaststelling van de rechten van de personen die titularis zijn van dergelijke vorderingen;

c)

het retentierecht of het gerechtelijke vonnis is niet ten behoeve van een persoon, entiteit of lichaam van bijlage I; en

d)

de erkenning van het onderpand of van de uitspraak is niet in strijd met de openbare orde van de betrokken lidstaat.

2.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke op grond van lid 1 verleende toestemming.

Artikel 6

1.   Artikel 2, lid 2, is niet van toepassing op de bijboeking op bevroren rekeningen van:

a)

rente of andere inkomsten op die rekeningen; of

b)

betalingen op grond van contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of ontstaan vóór de datum waarop de in artikel 2 bedoelde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen zijn opgenomen in bijlage I,

mits deze rente, andere inkomsten en betalingen overeenkomstig artikel 2, lid 1, worden bevroren.

2.   Artikel 2, lid 2, vormt geen belemmering voor de creditering van bevroren rekeningen door financiële instellingen of kredietinstellingen in de Unie die tegoeden ontvangen die naar de rekening van een op de lijst voorkomende natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of lichaam zijn overgemaakt, op voorwaarde dat de bijgeboekte bedragen eveneens worden bevroren. De financiële instelling of kredietinstelling brengt de relevante bevoegde autoriteiten onverwijld op de hoogte van dergelijke verrichtingen.

Artikel 7

In afwijking van het bepaalde in artikel 2 en mits een betaling verschuldigd is door personen, entiteiten of lichamen in bijlage I op grond van een contract of overeenkomst die door hen is gesloten of een verplichting die voor hen is ontstaan vóór de datum waarop zij zijn aangewezen, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, zoals genoemd op de in bijlage II vermelde websites, op door hen passend geachte voorwaarden toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de betrokken bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat:

i)

de tegoeden of economische middelen gebruikt zullen worden voor een betaling door een persoon, entiteit of lichaam van bijlage I, en

ii)

de betaling niet in strijd is met artikel 2, lid 2; en

b)

de betrokken lidstaat heeft de andere lidstaten en de Commissie ten minste twee weken voordat de toestemming wordt verleend, in kennis gesteld van deze vaststelling door de bevoegde autoriteit en van het voornemen toestemming te verlenen.

Artikel 8

1.   De bevriezing van tegoeden of economische middelen of de weigering om tegoeden of economische middelen beschikbaar te stellen, die plaatsvindt in het vertrouwen dat die maatregel in overeenstemming met deze verordening is, levert geen aansprakelijkheid op van de natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen die die maatregel uitvoeren, of van directeuren of werknemers daarvan, tenzij het bewijs wordt geleverd dat de tegoeden en economische middelen als gevolg van nalatigheid zijn bevroren of ingehouden.

2.   De verbodsbepaling van artikel 2, lid 2, geeft geen aanleiding tot enigerlei aansprakelijkheid van de betrokken natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen die financiering of financiële bijstand verstrekten, indien deze niet wisten en geen gegronde reden hadden om te vermoeden dat hun acties een inbreuk zouden zijn op de bedoelde verbodsbepalingen.

Artikel 9

1.   Onverminderd de geldende regels inzake rapportage, vertrouwelijkheid en beroepsgeheim zijn natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen verplicht:

a)

alle informatie die de naleving van deze verordening vergemakkelijkt, zoals informatie over rekeningen en bedragen die overeenkomstig artikel 2 zijn bevroren, onverwijld te verstrekken aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar zij hun woonplaats hebben of gevestigd zijn, zoals genoemd op de lijst in bijlage II, vermelde websites en deze informatie, direct of via de lidstaten, aan de Commissie doen toekomen; en

b)

samen te werken met deze bevoegde autoriteit bij de verificatie van deze informatie.

2.   Overeenkomstig dit artikel verstrekte en ontvangen informatie mag uitsluitend worden gebruikt voor de doeleinden waarvoor de informatie is verstrekt of ontvangen.

Artikel 10

De lidstaten en de Commissie stellen elkaar onverwijld in kennis van de krachtens deze verordening getroffen maatregelen en wisselen onderling alle andere voor deze verordening relevante informatie waarover zij beschikken uit, met name betreffende inbreuken, handhavingsproblemen en uitspraken van nationale rechters.

Artikel 11

De Commissie wordt gemachtigd om bijlage II te wijzigen op basis van door de lidstaten verstrekte informatie.

Artikel 12

1.   Wanneer de Raad besluit een natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of lichaam te onderwerpen aan de in artikel 2, lid 1, bedoelde maatregelen, wijzigt hij bijlage I dienovereenkomstig.

2.   De Raad stelt de natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen in kennis van zijn besluit, met inbegrip van de redenen voor de plaatsing op de lijst, hetzij rechtstreeks, indien het adres bekend is, hetzij door een kennisgeving te publiceren, zodat de betrokken natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen daarover opmerkingen kunnen indienen.

3.   Indien er opmerkingen worden ingediend of substantieel nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, toetst de Raad zijn besluit en brengt hij de natuurlijke persoon, de rechtspersoon, de entiteit of het lichaam in kwestie daarvan op de hoogte.

4.   De lijst in bijlage I wordt met regelmatige tussenpozen en ten minste om de twaalf maanden opnieuw bezien.

Artikel 13

1.   De lidstaten stellen de voorschriften vast betreffende de sancties op inbreuken op de bepalingen van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de regels ten uitvoer worden gelegd. De aldus vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

2.   De lidstaten delen de voorschriften na de inwerkingtreding van deze verordening onverwijld mede aan de Commissie en melden alle latere wijzigingen ervan.

Artikel 14

Waar er in deze verordening sprake is van een meldingsplicht, of anderzijds van de verplichting de Commissie te informeren of met haar te communiceren, wordt daartoe gebruikgemaakt van het adres en de andere contactgegevens die zijn vermeld in bijlage II.

Artikel 15

Deze verordening is van toepassing:

a)

op het grondgebied van de Unie, met inbegrip van haar luchtruim;

b)

aan boord van vliegtuigen of vaartuigen die onder de rechtsbevoegdheid van een lidstaat vallen;

c)

op alle zich op of buiten het grondgebied van de Unie bevindende natuurlijke personen die onderdaan van een lidstaat zijn;

d)

op alle volgens het recht van een lidstaat erkende of opgerichte rechtspersonen, entiteiten of lichamen;

e)

op alle rechtspersonen, entiteiten of lichamen ten aanzien van alle geheel of gedeeltelijk binnen de Unie verrichte zakelijke transacties.

Artikel 16

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 12 april 2011.

Voor de Raad

De voorzitster

C. ASHTON


(1)  Zie bladzijde 51 van dit Publicatieblad.

(2)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(3)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.


BIJLAGE I

Lijst van natuurlijke en rechtspersonen, entiteiten en lichamen, bedoeld in artikel 2, lid 1

Personen

 

Naam

Informatie ter identificatie

Motivering

Datum van plaatsing op lijst

1.

AHMADI-MOQADDAM Esmail

Geboorteplaats: Teheran (Iran) - Geboortedatum: 1961

Hoofd van Nationale Politie van Iran. Troepen onder zijn commando hebben brute aanvallen uitgevoerd op vreedzame protesten en een gewelddadige aanval op de slaapzalen van de Universiteit van Teheran op 15 juni 2009.

 

2.

ALLAHKARAM Hossein

 

Hoofd van Ansar-e Hezbollah en kolonel in de IRGC. Medeoprichter van Ansar-e Hezbollah. Deze paramilitaire troepenmacht was verantwoordelijk voor extreem geweld tijdens het optreden tegen studenten en universiteiten in 1999, 2002 en 2009.

 

3.

ARAGHI (ERAGHI) Abdollah

 

Plaatsvervangend hoofd van de grondtroepen van de IRGC.

Was rechtstreeks en persoonlijk verantwoordelijk voor het neerslaan van protesten tijdens de zomer van 2009.

 

4.

FAZLI Ali

 

Plaatsvervangend bevelhebber van de Basij, voormalig hoofd van het Seyyed al-Shohada-korps van de IRGC, Provincie Teheran (tot februari 2010). Het Seyyed al-Shohada-korps is belast met de veiligheid in de provincie Teheran en speelde een hoofdrol bij de brute repressie van demonstranten in 2009.

 

5.

HAMEDANI Hossein

 

Hoofd van het Rassoulollah-korps van de IRGC, verantwoordelijk voor het district Teheran sinds november 2009. Het Rassoulollah-korps is belast met de veiligheid in het district Teheran en speelde een hoofdrol bij de gewelddadige onderdrukking van de protesten in 2009. Verantwoordelijk voor het neerslaan van de protesten tijdens de gebeurtenissen in Asjoera (december 2009) en daarna.

 

6.

JAFARI Mohammad-Ali

(oftewel “Aziz Jafari”)

Geboorteplaats: Yazd (Iran) - Geboortedatum: 1.9.1957

Algemeen bevelhebber van de IRGC. De IRGC en de Sarollah-basis onder bevel van generaal Aziz Jafari hebben een hoofdrol gespeeld bij het illegaal ingrijpen in de presidentsverkiezingen van 2009, waarbij politieke activisten werden aangehouden en vastgehouden, en aanvallen op demonstranten in de straten werden uitgevoerd.

 

7.

KHALILI Ali

 

Generaal van de IRGC, hoofd van de medische eenheid van de Sarollah-basis. Ondertekende een brief gericht aan het ministerie van Gezondheid van 26 juni 2009 waarbij een verbod werd gesteld op het toezenden van stukken of medische dossiers aan eenieder die gewond raakte of in een ziekenhuis werd opgenomen tijdens de gebeurtenissen na de verkiezingen.

 

8.

MOTLAGH Bahram Hosseini

 

Hoofd van het Seyyed al-Shohada-korps van de IRGC, provincie Teheran. Het Seyyed al-Shohada-korps speelde een hoofdrol in het organiseren van de repressie van de protesten.

 

9.

NAQDI Mohammad-Reza

Geboorteplaats: Najaf (Irak) - Geboortedatum: rond 1952

Bevelhebber van de Basij. Als bevelhebber van de Basij-militie van de IRGC was Naqdi verantwoordelijk voor of medeplichtig aan de misbruiken door de Basij eind 2009, waaronder de gewelddadige respons op de protesten op Asjoera in december 2009, die heeft geleid tot maar liefst 15 dodelijke slachtoffers en tot de aanhouding van honderden demonstranten.

Voor zijn benoeming tot bevelhebber van de Basij in oktober 2009 was Naqdi hoofd van de inlichtingeneenheid van de Basij en in die hoedanigheid verantwoordelijk voor het verhoren van de personen die tijdens de repressie na de verkiezingen werden aangehouden.

 

10.

RADAN Ahmad-Reza

Geboorteplaats: Isfahan (Iran) -Geboortedatum:1963

Plaatsvervangend hoofd van de Nationale Politie van Iran sinds 2008. In die hoedanigheid was Radan verantwoordelijk voor mishandeling, moord en willekeurige aanhoudingen en detenties van demonstranten door de politie.

 

11.

RAJABZADEH Azizollah

 

Voormalig hoofd van de Politie van Teheran (tot januari 2010). Als bevelhebber van de wetshandhavingsinstanties in het district Teheran is Azizollah Rajabzadeh de hoogstgeplaatste beschuldigde voor de misbruiken in het detentiecentrum in Kahrizak.

 

12.

SAJEDI-NIA Hossein

 

Hoofd van de Politie van Teheran, voormalig plaatsvervangend hoofd van de Nationale Politie van Iran verantwoordelijk voor politieoperaties. Belast met het coördineren, voor het ministerie van Binnenlandse Zaken, van de repressieoperaties in de Iraanse hoofdstad.

 

13.

TAEB Hossein

Geboorteplaats: Teheran - Geboortedatum: 1963

Voormalig bevelhebber van de Basij (tot oktober 2009). Thans plaatsvervangend IRGC-bevelhebber voor de inlichtingendienst. Troepen onder zijn bevel namen deel aan afranselingen, moorden, detenties en folteringen op grote schaal van vreedzame demonstranten.

 

14.

SHARIATI Seyeed Hassan

 

Hoofd van het gerechtelijk apparaat van Mashhad. Processen onder zijn supervisie werden summier en in besloten zittingen gevoerd, zonder inachtneming van de basisrechten van de aangeklaagden, en op grond van bekentenissen die onder druk en door folteringen verkregen zijn. Aangezien de vonnissen massaal werden uitgesproken, werden doodvonnissen uitgesproken zonder dat de procedures voor een eerlijke procesgang naar behoren werden gevolgd.

 

15.

DORRI-NADJAFABADI Ghorban-Ali

Geboorteplaats: Najafabad (Iran) Geboortedatum: 1945

Procureur-generaal van Iran tot september 2009 (voormalig minister van Inlichtingen tijdens het presidentschap van Khatami). Als procureur-generaal van Iran gelastte en superviseerde hij de showprocessen naar aanleiding van de eerste protesten na de verkiezingen, waarbij de aangeklaagden hun rechten werden ontzegd, zoals een advocaat. Tevens verantwoordelijk voor de misbruiken van Kahrizak.

 

16.

HADDAD Hassan

(alias Hassan ZAREH DEHNAVI)

 

Rechter, revolutionaire rechtbank van Teheran, afdeling 26. Was belast met de zaak van gedetineerden na de crises die volgden op de verkiezingen en bedreigde geregeld gezinnen van gedetineerden om hun het zwijgen op te leggen. Hielp bij het uitvaardigen van arrestatiebevelen voor het detentiecentrum van Kahrizak.

 

17.

Hodjatoleslam Seyed Mohammad SOLTANI

 

Rechter, revolutionaire rechtbank van Mashhad. Processen onder zijn rechtsmacht waren summier en vonden plaats achter gesloten deuren, zonder eerbiediging van de basisrechten van de beschuldigden. Aangezien de vonnissen massaal werden uitgesproken, werden doodvonnissen uitgesproken zonder eerlijke hoorzittingen.

 

18.

HEYDARIFAR Ali-Akbar

 

Rechter, revolutionaire rechtbank van Teheran. Nam deel aan de berechting van manifestanten. Door de rechterlijke macht ondervraagd over Kahrizak-afpersingen. Meegewerkt aan het uitvaardigen van bevelen om gedetineerden op te sluiten in het detentiecentrum van Kahrizak

 

19.

JAFARI-DOLATABADI Abbas

 

Hoofdaanklager van Teheran sedert augustus 2009. Zijn bureau klaagde veel manifestanten aan, onder wie deelnemers aan de protestdagen in Ashura Day in december 2009. Beval de sluiting van Karroubi’s bureau in september 2009 en de aanhouding van verscheidende hervormingsgezinde politici en verbood twee hervormingsgezinde politieke partijen in juni 2010. Zijn bureau klaagde manifestanten aan voor vijandigheid jegens God (Muharebeh), waarop de doodstraf staat, en weigerde degenen die de doodstraf te wachten stond een eerlijk proces. Heeft ook hervormingsgezinden vervolgd en gearresteerd, mensenrechtenactivisten en leden van de media, als onderdeel van een onderdrukking van de politieke oppositie.

 

20.

MOGHISSEH Mohammad

(a.k.a. NASSERIAN)

 

Rechter, hoofd van de revolutionaire rechtbank van Teheran, afdeling 28. Belast met zaken na de verkiezingen. Heeft langdurige gevangenisstraffen uitgesproken tijdens oneerlijke processen voor maatschappelijke en politieke activisten en journalisten en verscheidene doodstraffen tegen manifestanten en maatschappelijke en politieke activisten.

 

21.

MOHSENI-EJEI Gholam-Hossein

Geboorteplaats: Ejiyeh -Geboortedatum: circa 1956

Hoofdaanklager van Ian sedert september 2009 en woordvoerder van de rechterlijke macht (was minister van Inlichtingen tijdens de verkiezingen van 2009). Agenten die toen onder zijn bevel stonden waren verantwoordelijk voor detentie, foltering en het afdwingen van valse bekentenissen van honderden activisten, journalisten, dissidenten en hervormingsgezinde politici. Politici werden bovendien gedwongen tot valse bekentenissen tijdens ondraaglijke verhoren, met foltering, chantage en bedreiging van gezinsleden.

 

22.

MORTAZAVI Said

Geboorteplaats: Meybod, Yazd (Iran) - Geboortedatum: 1967

Hoofd van Irans antismokkel-Task Force, oud-hoofdaanklager van Teheran tot augustus 2009. Vaardigde toen bevelen uit voor de detentie van honderden activisten, journalisten en studenten. Geschorst in augustus 2010 na onderzoek door de Iraanse rechterlijke macht naar zijn rol in de dood van drie op zijn bevel gedetineerde mannen, na de verkiezingen.

 

23.

PIR-ABASSI Abbas

 

Revolutionaire rechtbank van Teheran, afdelingen 26 en 28. Belast met zaken van na de verkiezingen, sprak langdurige gevangenisstraffen uit tijdens oneerlijke processen tegen mensenrechtenactivisten en meerdere doodstraffen tegen manifestanten.

 

24.

MORTAZAVI Amir

 

Vervangend aanklager van Mashhad. Zijn processen waren summier en vonden plaats achter gesloten deuren, zonder naleving van de basisrechten van de beschuldigden. Massale vonnissen met als gevolg doodvonnissen zonder eerlijke hoorzittingen.

 

25.

SALAVATI Abdolghassem

 

Rechter, revolutionaire rechtbank van Teheran, afdeling 15. Belast met zaken na de verkiezingen. Zat de „showprocessen” voor in de zomer van 2009. Veroordeelde twee koningsgezinden tijdens de showprocessen. Heeft meer dan honderd politieke gevangenen, mensenrechtenactivisten en demonstranten tot lange gevangenisstraffen veroordeeld.

 

26.

SHARIFI Malek Adjar

 

Hoofd van de rechterlijke macht van Oost-Azerbeidzjan. Verantwoordelijk voor proces van Mohammadi-Ashtiani.

 

27.

ZARGAR Ahmad

 

Rechter, hof van beroep van Teheran, afdeling 36. Bevestigde langdurige gevangenisstraffen en doodstraffen tegen manifestanten.

 

28.

YASAGHI Ali-Akbar

 

Rechter, revolutionaire rechtbank van Mashhad. Zijn processen waren summier en vonden plaats achter gesloten deuren, zonder naleving van de basisrechten van de beschuldigden. Massale vonnissen met als gevolg doodvonnissen zonder eerlijke hoorzittingen.

 

29.

BOZORGNIA Mostafa

 

Hoofd afdeling 350 van de gevangenis van Evin. Heeft bij diverse gelegenheden onevenredig geweld gebruikt tegen gevangenen.

 

30.

ESMAILI Gholam-Hossein

 

Hoofd van Irans gevangenissenorganisatie. In die hoedanigheid medeplichtig aan de massale detentie van politieke manifestanten en aan het in de doofpot doen van mishandelingen in het gevangenissysteem.

 

31.

SEDAQAT Farajollah

 

Assistent-secretaris van het algemene gevangenisbestuur van Teheran - Hoofd van de gevangenis van Evin in Teheran tot oktober 2010 en in die tijd werd er gefolterd. Was bewaker en bedreigde talrijke malen gevangenen en zette hen onder druk.

 

32.

ZANJIREI Mohammad-Ali

 

Als vervangend hoofd van Irans gevangenissenorganisatie verantwoordelijk voor mishandeling en miskenning van de rechten in het detentiecentrum. Beval de eenzame opsluiting van veel gevangenen.

 


BIJLAGE II

Lijst van de bevoegde autoriteiten in de lidstaten bedoeld in artikel 4, lid 1, artikel 5, lid 1, artikel 7, en artikel 9, lid 1, en adres voor kennisgevingen aan de Commissie

A.

Bevoegde autoriteiten van de lidstaten

 

BELGIË

http://www.diplomatie.be/eusanctions

 

BULGARIJE

http://www.mfa.bg/bg/pages/view/5519

 

TSJECHIË

http://www.mfcr.cz/mezinarodnisankce

 

DENEMARKEN

http://www.um.dk/da/menu/Udenrigspolitik/FredSikkerhedOgInternationalRetsorden/Sanktioner/

 

DUITSLAND

http://www.bmwi.de/BMWi/Navigation/Aussenwirtschaft/Aussenwirtschaftsrecht/embargos.html

 

ESTLAND

http://www.vm.ee/est/kat_622/

 

IERLAND

http://www.dfa.ie/home/index.aspx?id = 28519

 

GRIEKENLAND

http://www.mfa.gr/www.mfa.gr/en-US/Policy/Multilateral+Diplomacy/Global+Issues/International+Sanctions/

 

SPANJE

http://www.maec.es/es/MenuPpal/Asuntos/Sanciones%20Internacionales/Paginas/ Sanciones_%20Internacionales.aspx

 

FRANKRIJK

http://www.diplomatie.gouv.fr/autorites-sanctions/

 

ITALIË

http://www.esteri.it/MAE/IT/Politica_Europea/Deroghe.htm

 

CYPRUS

http://www.mfa.gov.cy/sanctions

 

LETLAND

http://www.mfa.gov.lv/en/security/4539

 

LITOUWEN

http://www.urm.lt

 

LUXEMBURG

http://www.mae.lu/sanctions

 

HONGARIJE

http://www.kulugyminiszterium.hu/kum/hu/bal/Kulpolitikank/nemzetkozi_szankciok/

 

MALTA

http://www.doi.gov.mt/EN/bodies/boards/sanctions_monitoring.asp

 

NEDERLAND

http://www.minbuza.nl/sancties

 

OOSTENRIJK

http://www.bmeia.gv.at/view.php3?f_id = 12750&LNG = en&version=

 

POLEN

http://www.msz.gov.pl

 

PORTUGAL

http://www.min-nestrangeiros.pt

 

ROEMENIË

http://www.mae.ro/node/1548

 

SLOVENIË

http://www.mzz.gov.si/si/zunanja_politika/mednarodna_varnost/omejevalni_ukrepi/

 

SLOWAKIJE

http://www.foreign.gov.sk

 

FINLAND

http://formin.finland.fi/kvyhteistyo/pakotteet

 

ZWEDEN

http://www.ud.se/sanktioner

 

VERENIGD KONINKRIJK

www.fco.gov.uk/competentauthorities

B.

Adres voor kennisgevingen of andere mededelingen aan de Commissie:

Commissie

Dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid

CHAR 12/106

1049 Brussel

BELGIË

E-mail: relex-sanctions@ec.europa.eu

Tel. +32 22955585

Fax +32 22990873


14.4.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 100/12


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 360/2011 VAN DE RAAD

van 12 april 2011

houdende uitvoering van artikel 16, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 204/2011 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Libië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien Verordening (EU) nr. 204/2011 van de Raad van 2 maart 2011 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Libië (1), en met name artikel 16, leden 1 en 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 2 maart 2011 Verordening (EU) nr. 204/2011 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Libië vastgesteld.

(2)

Gezien de ernst van de situatie in Libië moeten aan de lijst van aan beperkende maatregelen onderworpen personen en entiteiten in bijlage III bij Verordening (EU) nr. 204/2011 personen en entiteiten worden toegevoegd.

(3)

Voorts moet één persoon van de lijst in bijlage III verwijderd worden, en moeten de gegevens over bepaalde personen en entiteiten op de lijsten in de bijlagen II en III bij die verordening worden bijgewerkt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen II en III bij Verordening (EU) nr. 204/2011 worden vervangen door de bijlagen I en II bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 12 april 2011.

Voor de Raad

De voorzitster

C. ASHTON


(1)  PB L 58 van 3.3.2011, blz. 1.


BIJLAGE I

„BIJLAGE II

Lijst van natuurlijke en rechtspersonen, entiteiten of lichamen als bedoeld in artikel 6, lid 1

1.

KADHAFI, Aisha Muammar

Geboortejaar: 1978. Geboorteplaats: Tripoli, Libië.

Dochter van Muammar KADHAFI. Nauw gelieerd aan het regime.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 26.2.2011.

2.

KADHAFI, Hannibal Muammar

Paspoortnummer: B/002210. Geboortedatum: 20.9.1975. Geboorteplaats: Tripoli, Libië.

Zoon van Muammar KADHAFI. Nauw gelieerd aan het regime.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 26.2.2011.

3.

KADHAFI, Khamis Muammar

Geboortejaar: 1978. Geboorteplaats: Tripoli, Libië.

Zoon van Muammar KADHAFI. Nauw gelieerd aan het regime. Bevelvoering van militaire eenheden die betrokken zijn bij het onderdrukken van demonstraties.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 26.2.2011.

4.

KADHAFI, Muammar Mohammed Abu Minyar

Geboortejaar: 1942. Geboorteplaats: Sirte, Libië.

Leider van de revolutie, opperbevelhebber van de strijdkrachten. Verantwoordelijkheid voor het bevelen tot het neerslaan van betogingen, schendingen van de mensenrechten.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 26.2.2011.

5.

KADHAFI, Mutassim

Geboortejaar: 1976. Geboorteplaats: Tripoli, Libië.

Nationaal veiligheidsadviseur. Zoon van Muammar KADHAFI. Nauw gelieerd aan het regime.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 26.2.2011.

6.

KADHAFI, Saif al-Islam

Directeur van de Kadhafi Foundation. Paspoortnummer: B014995. Geboortedatum: 25.6.1972. Geboorteplaats: Tripoli, Libië.

Zoon van Muammar KADHAFI. Nauw gelieerd aan het regime. Opruiende openbare verklaringen waarin tot geweld tegen demonstranten wordt aangezet.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 26.2.2011.

7.

DORDA, Abu Zayd Umar

Positie: directeur Externeveiligheidsorganisatie.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 17.3.2011 (datum plaatsing op de EU-lijst: 28.2.2011).

8.

JABIR, generaal-majoor Abu Bakr Yunis

Positie: minister van Defensie. Titel: generaal-majoor.

Geboortejaar: 1952. Geboorteplaats: Jalo, Libië.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 17.3.2011 (datum plaatsing op de EU-lijst: 28.2.2011).

9.

MATUQ, Matuq Mohammed

Positie: staatssecretaris van Nutsvoorzieningen.

Geboortejaar: 1956. Geboorteplaats: Khoms, Libië.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 17.3.2011 (datum plaatsing op de EU-lijst: 28.2.2011).

10.

KADHAFI, Mohammed Muammar

Zoon van Muammar KADHAFI. Nauwe banden met het regime.

Geboortejaar: 1970. Geboorteplaats: Tripoli, Libië.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 17.3.2011 (datum plaatsing op de EU-lijst: 28.2.2011).

11.

KADHAFI, Saadi

Positie: bevelhebber van de speciale strijdkrachten. Zoon van Muammar KADHAFI. Nauw gelieerd aan het regime. Bevelvoering van militaire eenheden die betrokken zijn bij het onderdrukken van demonstraties.

Geboortedatum: 27.5.1973. Geboorteplaats: Tripoli, Libië.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 17.3.2011 (datum plaatsing op de EU-lijst: 28.2.2011).

12.

KADHAFI, Saif al-Arab

Zoon van Muammar KADHAFI. Nauw gelieerd aan het regime.

Geboortejaar: 1982. Geboorteplaats: Tripoli, Libië.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 17.3.2011 (datum plaatsing op de EU-lijst: 28.2.2011).

13.

AL-SENUSSI, kolonel Abdullah

Positie: directeur militaire inlichtingen.

Geboortejaar: 1949. Geboorteplaats: Sudan.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 17.3.2011 (datum plaatsing op de EU-lijst: 28.2.2011).

Entiteiten

1.

Centrale Bank van Libië

Onder zeggenschap van Muammar KADHAFI en zijn familie, mogelijke financieringsbron voor zijn regime.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 17.3.2011 (datum plaatsing op de EU-lijst: 10.3.2011).

2.

Libyan Investment Authority

Onder zeggenschap van Muammar KADHAFI en zijn familie, mogelijke financieringsbron voor zijn regime

ook bekend als Libyan Arab Foreign Investment Company (LAFICO) 1 Fateh Tower Office No. 99, 22nd Floor, Borgaida Street, Tripoli, 1103 Libië.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 17.3.2011 (datum plaatsing op de EU-lijst: 10.3.2011).

3.

Libyan Foreign Bank

Onder zeggenschap van Muammar KADHAFI en zijn familie, mogelijke financieringsbron voor zijn regime.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 17.3.2011 (datum plaatsing op de EU-lijst: 10.3.2011).

4.

Libya Africa Investment Portfolio

Onder zeggenschap van Muammar KADHAFI en zijn familie, mogelijke financieringsbron voor zijn regime.

Jamahiriya Street, LAP Building, PO Box 91330, Tripoli, Libië.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 17.3.2011 (datum plaatsing op de EU-lijst: 10.3.2011).

5.

Libyan National Oil Corporation

Onder zeggenschap van Muammar KADHAFI en zijn familie, mogelijke financieringsbron voor zijn regime.

Bashir Saadwi Street, Tripoli, Tarabulus, Libië.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 17.3.2011.”


BIJLAGE II

„BIJLAGE III

Lijst van natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten of lichamen als bedoeld in artikel 6, lid 2

Personen

 

Naam

Informatie ter identificatie

Motivering

Datum van plaatsing op de lijst

1.

ABDULHAFIZ, Kolonel Mas'ud

Positie: commandant van de strijdkrachten

Derde in bevel van de strijdkrachten. Belangrijke rol in de militaire inlichtingendienst.

28.2.2011

2.

ABDUSSALAM, Abdussalam Mohammed

Positie: hoofd terreurbestrijding, External Security Organisation.

Geboortedatum: 1952

Geboorteplaats: Tripoli, Libië

Prominent lid van het revolutionair comité.

Nauwe bondgenoot van Muammar KADHAFI.

28.2.2011

3.

ABU SHAARIYA

Positie: plaatsvervangend hoofd externe veiligheidsorganisatie

Prominent lid van het regime.

Zwager van Muammar KADHAFI.

28.2.2011

4.

ASHKAL, Al-Barrani

Positie: plaatsvervangend directeur van de militaire inlichtingendienst

Hoge functionaris van het regime.

28.2.2011

5.

ASHKAL, Omar

Positie: hoofd van de revolutionaire comités.

Geboorteplaats: Sirte, Libië

Revolutionaire comités betrokken bij geweldpleging tegen demonstranten.

28.2.2011

6.

AL-BAGHDADI, Dr Abdulqader Mohammed

Positie: hoofd van het verbindings-bureau van de revolutionaire comités Paspoortnr. B010574

Geboortedatum: 1.7.1950

Revolutionaire comités betrokken bij geweldpleging tegen demonstranten.

28.2.2011

7.

DIBRI, Abdulqader Yusef

Positie: hoofd van de lijfwacht van Muammar KADHAFI.

Geboortedatum: 1946

Geboorteplaats: Houn, Libië

Verantwoordelijk voor de veiligheid van het regime. Voorgeschiedenis van geweldpleging tegen dissidenten.

28.2.2011

8.

KADHAF AL-DAM, Ahmed Mohammed

Geboortedatum: 1952

Geboorteplaats: Egypte

Neef van Muammar KADHAFI. Zou sedert 1995 aan het hoofd staan van een elitebataljon van het leger dat belast is met de persoonlijke beveiliging van Kadhafi en een sleutelrol hebben in de externe veiligheidsorganisatie. Betrokken bij de planning van operaties tegen Libische dissidenten in het buitenland en direct betrokken bij terroristische activiteiten.

28.2.2011

9.

KADHAF AL-DAM, Sayyid Mohammed

Geboortedatum: 1948

Geboorteplaats: Sirte, Libië

Neef van Muammar KADHAFI. Sayyid was in de jaren 80 betrokken bij de moordcampagne tegen dissidenten en zou verantwoordelijk zijn voor een aantal moorden in Europa. Voorts wordt aangenomen dat hij een rol heeft gespeeld bij de aanschaf van wapens.

28.2.2011

10.

AL-BARASSI, Safia Farkash

Geboortedatum: 1952

Geboorteplaats: Al Bayda, Libië

Vrouw van Muammar KADHAFI.

Nauw gelieerd aan het regime.

28.2.2011

11.

SALEH, Bachir

Geboortedatum: 1946

Geboorteplaats: Traghen

Hoofd kabinet van de Leider.

Nauw gelieerd aan het regime.

28.2.2011

12.

TOHAMI, Generaal Khaled

Geboortedatum: 1946

Geboorteplaats: Genzur

Directeur Bureau Interne Veiligheid.

Nauw gelieerd aan het regime.

28.2.2011

13.

FARKASH, Mohammed Boucharaya

Geboortedatum: 1 juli 1949

Geboorteplaats: Al-Bayda

Directeur inlichtingen in het Bureau Externe Veiligheid.

Nauw gelieerd aan het regime.

28.2.2011

14.

ZARTI, Mustafa

geboren op 29 maart 1970, Oostenrijks staatsburger (paspoortnr. P1362998, geldig van 6 november 2006 tot en met 5 november 2016)

Nauw gelieerd aan het regime en vice-CEO van de „Libyan Investment Authority”, bestuurslid van de National Oil Corporation en vicevoorzitter van de First Energy Bank in Bahrein.

10.3.2011

15.

EL-KASSIM ZOUAI, Mohamed Abou

 

Secretaris-generaal van het Algemeen Volkscongres; betrokken bij de repressie van manifestanten.

21.3.2011

16.

AL-MAHMOUDI, Baghdadi

 

Minister-president van de regering van kolonel Kadhafi; betrokken bij de repressie van manifestanten.

21.3.2011

17.

HIJAZI, Mohamad Mahmoud

 

Minister van Volksgezondheid en Milieu in de regering van kolonel Kadhafi; betrokken bij de repressie van manifestanten.

21.3.2011

18.

ZLITNI, Abdelhaziz

Geboortedatum: 1935

Minister van Planning en Financiën in de regering van kolonel Kadhafi; betrokken bij de repressie van manifestanten.

21.3.2011

19.

HOUEJ, Mohamad Ali

Geboortedatum: 1949

Geboorteplaats: Al-Azizia (bij Tripoli)

Minister van Industrie, Economie en Handel in de regering van kolonel Kadhafi; betrokken bij de repressie van manifestanten.

21.3.2011

20.

AL-GAOUD, Abdelmajid

Geboortedatum: 1943

Minister van Landbouw en Dierlijke en Maritieme Hulpbronnen in de regering van kolonel Kadhafi.

21.3.2011

21.

AL-CHARIF, Ibrahim Zarroug

 

Minister van Sociale Zaken in de regering van kolonel Kadhafi; betrokken bij de repressie van manifestanten.

21.3.2011

22.

FAKHIRI, Abdelkebir Mohamad

Geboortedatum: 4 mei 1963

Paspoortnummer: B/014965 (verstrijkt eind 2013)

Minister van Onderwijs, Hoger Onderwijs en Onderzoek in de regering van kolonel Kadhafi; betrokken bij de repressie van manifestanten.

21.3.2011

23.

ZIDANE, Mohamad Ali

Geboortedatum: 1958

Paspoortnummer: B/0105075 (verstrijkt eind 2013)

Minister van Vervoer in de regering van kolonel Kadhafi; betrokken bij de repressie van manifestanten.

21.3.2011

24.

MANSOUR, Abdallah

Geboortedatum: 8.7.1954

Paspoortnummer: B/014924 (verstrijkt eind 2013)

Naaste medewerker van kolonel Kadhafi; vooraanstaande rol in de veiligheidsdiensten, voormalig directeur van radio en televisie; betrokken bij de repressie van manifestanten.

21.3.2011

25.

AL KADHAFI, Quren Salih Quren

 

Libisch ambassadeur in Tsjaad. Is van Tsjaad naar Sabha vertrokken. Rechtstreeks betrokken bij het voor het regime inhuren en aansturen van huurlingen.

12.4.2011

26.

AL KUNI, Kolonel Amid Husain

 

Gouverneur van Ghat (Zuid-Libië). Rechtstreeks betrokken bij het inhuren van huurlingen.

12.4.2011


Entiteiten

 

Naam

Informatie ter identificatie

Motivering

Datum van plaatsing op de lijst

1.

Libyan Housing and Infrastructure Board (HIB)

Tajora, Tripoli, Libië Wetgevingsnummer: 60/2006 van het Algemeen Volkscomité van Libië

Tel.: +218 21 369 1840,

Fax: +218 21 369 6447

http://www.hib.org.ly

Onder zeggenschap van Muammar Kadhafi en zijn familie en mogelijke financieringsbron voor zijn regime.

10.3.2011

2.

Fonds voor economische en sociale ontwikkeling (ESDF)

Qaser Bin Ghasher road Salaheddine Cross - BP: 93599 Libya-Tripoli

Tel.: +218 21 490 8893 -

Fax: +218 21 491 8893 – E-mail: info@esdf.ly

Onder zeggenschap van het regime van Muammar Kadhafi en mogelijke financieringsbron voor deze laatste.

21.3.2011

3.

Libyan Arab African Investment Company - LAAICO

Site: http://www.laaico.com

Onderneming opgericht in 1981

76351 Janzour-Libië.

81370 Tripoli-Libië

Tel.: 00 218 (21) 4890146 – 4890586 - 4892613

Fax: 00 218 (21) 4893800 - 4891867

E-mail: info@laaico.com

Onder zeggenschap van het regime van Muammar Kadhafi en mogelijke financieringsbron voor deze laatste.

21.3.2011

4.

Stichting-Kadhafi voor internationale liefdadigheids-instellingen en ontwikkeling

Administratief adres: Hay Alandalus – Jian St. – Tripoli – P.O.Box: 1101 – LIBIE Tel.: (+218) 214778301 - Fax: (+218) 214778766; E-mail: info@gicdf.org

Onder zeggenschap van het regime van Muammar Kadhafi en mogelijke financieringsbron voor deze laatste.

21.3.2011

5.

Stichting Waatassimou

gevestigd in Tripoli

Onder zeggenschap van het regime van Muammar Kadhafi en mogelijke financieringsbron voor deze laatste.

21.3.2011

6.

Hoofdzetel van de Libische radio en televisie

Gegevens:

Tel.: 00 218 21 444 59 26;

00 21 444 59 00;

Fax: 00 218 21 340 21 07

http://www.ljbc.net;

E-mail: info@ljbc.net

Zet publiekelijk aan tot haat en geweld door deel te nemen aan desinformatiecampagnes betreffende de repressie van manifestanten.

21.3.2011

7.

Revolutionaire Garde

 

Betrokken bij de repressie van manifestanten

21.3.2011

8.

National Commercial Bank

Orouba Street

AlBayda,

Libië

Tel.

+218 21-361-2429

Fax

+218 21-446-705

www.ncb.ly

De National Commercial Bank is een commerciële bank in Libië. Zij is opgericht in 1970 en heeft haar zetel in AlBayda (Libië), met vestigingen in Tripoli en AlBayda en bijkantoren in Libië. Zij is voor 100 % in handen van de overheid en een mogelijke financieringsbron voor het regime.

21.3.2011

9.

Gumhouria Bank

Gumhouria Bank Building

Omar Al Mukhtar Avenue

Giaddal Omer Al Moukhtar

P.O. Box 685

Tarabulus

Tripoli

Libië

Tel.: +218 21-333-4035

+218 21-444-2541

+218 21-444-2544

+218 21-333-4031

Fax:

+218 21-444-2476

+218 21-333-2505

E-mail:

info@gumhouria-bank.com.ly

Website:

www.gumhouria-bank.com.ly

De Gumhouria Bank is een commerciële bank in Libië. De bank is in 2008 ontstaan als gevolg van de fusie tussen de Al Ummah Bank en de Gumhouria Bank. Zij is voor 100 % in handen van de overheid en een mogelijke financieringsbron voor het regime.

21.3.2011

10.

Sahara Bank

Sahara Bank Building

First of September Street

P.O. Box 270

Tarabulus

Tripoli

Libië

Tel.

+218 21-379-0022

Fax

+218 21-333-7922

E-mail:

info@saharabank.com.ly

Website:

www.saharabank.com.ly

De Sahara Bank is een commerciële bank in Libië. Zij is voor 81 % in handen van de overheid en een mogelijke financieringsbron voor het regime.

21.3.2011

11.

Azzawia (Azawiya) Refining

P.O. Box 6451

Tripoli

Libië

+218 023 7976 26778

http://www.arc.com.ly

Onder zeggenschap van Muammar Kadhafi en mogelijke financieringsbron voor zijn regime.

23.3.2011

12.

Ras Lanuf Oil and Gas Processing Company (RASCO)

Ras Lanuf Oil and Gas Processing Company Building

Ras Lanuf City

P.O. Box 2323

Libië

Tel.: +218 21-360-5171

+218 21-360-5177

+218 21-360-5182

Fax: +218 21-360-5174

E-mail: info@raslanuf.ly

Website: www.raslanuf.ly

Onder zeggenschap van Muammar Kadhafi en mogelijke financieringsbron voor zijn regime.

23.3.2011

13.

Brega

Head Office: Azzawia / coast road

P.O. Box Azzawia 16649

Tel.: 2 – 625021-023 / 3611222

Fax: 3610818

Telex: 30460 / 30461 / 30462

Onder zeggenschap van Muammar Kadhafi en mogelijke financieringsbron voor zijn regime.

23.3.2011

14.

Sirte Oil Company

Sirte Oil Company Building

Marsa Al Brega Area

P.O. Box 385

Tarabulus

Tripoli

Libië

Tel.:

+218 21-361-0376

+218 21-361-0390

Fax:

+218 21-361-0604

+218 21-360-5118

E-mail: info@soc.com.ly

Website: www.soc.com.ly

Onder zeggenschap van Muammar Kadhafi en mogelijke financieringsbron voor zijn regime.

23.3.2011

15.

Waha Oil Company

Waha Oil Company

Office Location: Off Airport Road

Tripoli

Tarabulus

Libië

Postal Address: P.O. Box 395

Tripoli

Libië

Tel.: +218 21-3331116

Fax: +218 21-3337169

Telex: 21058

Onder zeggenschap van Muammar Kadhafi en mogelijke financieringsbron voor zijn regime.

23.3.2011

16.

Libyan Agricultural Bank (ook bekend als Agricultural Bank; ook bekend als Al Masraf Al Zirae Agricultural Bank; ook bekend als Al Masraf Al Zirae; ook bekend als Libyan Agricultural Bank)

El Ghayran Area, Ganzor El Sharqya, P.O. Box 1100, Tripoli, Libië; Al Jumhouria Street, East Junzour, Al Gheran, Tripoli, Libië; E-mail: agbank@agribankly.org; SWIFT/BIC AGRULYLT (Libya);

Tel.: (218) 214870586;

Tel.: (218) 214870714;

Tel.: (218) 214870745;

Tel.: (218) 213338366;

Tel.: (218) 213331533;

Tel.: (218) 213333541;

Tel.: (218) 213333544;

Tel.: (218) 213333543;

Tel.: (218) 213333542;

Fax: (218) 214870747;

Fax: (218) 214870767;

Fax: (218) 214870777;

Fax: (218) 213330927;

Fax: (218) 213333545

Libische dochteronderneming van de Central Bank of Libya.

12.4.2011

17.

Tamoil Africa Holdings Limited (ook bekend als Oil Libya Holding Company)

 

Libische dochteronderneming van de Libyan Africa Investment Portfolio.

12.4.2011

18.

Al-Inma Holding Co. for Services Investments

 

Libische dochteronderneming van het Fonds voor economische en sociale ontwikkeling (ESDF).

12.4.2011

19.

Al-Inma Holding Co. For Industrial Investments

 

Libische dochteronderneming van het Fonds voor economische en sociale ontwikkeling (ESDF).

12.4.2011

20.

Al-Inma Holding Company for Tourism Investment

Hasan al-Mashay Street (off al-Zawiyah Street)

Tel.: (218) 213345187

Fax: +218.21.334.5188

E-mail: info@ethic.ly

Libische dochteronderneming van het Fonds voor economische en sociale ontwikkeling (ESDF).

12.4.2011

21.

Libyan Holding Company for Development and Investment

 

Libische dochteronderneming van het Fonds voor economische en sociale ontwikkeling (ESDF).

12.4.2011

22.

Al-Inma Holding Co. for Construction and Real Estate Developments

 

Libische dochteronderneming van het Fonds voor economische en sociale ontwikkeling (ESDF).

12.4.2011

23.

First Gulf Libyan Bank

The 7th of November Street, P.O. Box 81200, Tripoli, Libië; SWIFT/BIC FGLBLYLT (Libya);

Tel.: (218) 213622262;

Fax: (218) 213622205

Libische dochteronderneming van het Fonds voor economische en sociale ontwikkeling (ESDF).

12.4.2011

24.

LAP Green Networks (ook bekend als LAP Green Holding Company)

 

Libische dochteronderneming van de Libyan Africa Investment Portfolio.

12.4.2011

25.

National Oil Wells and Drilling and Workover Company (ook bekend als National Oil Wells Chemical and Drilling and Workover Equipment Co.; ook bekend als National Oil Wells Drilling And Workover Equipment Co.)

National Oil Wells Drilling and Workover Company Building, Omar Al Mokhtar Street, P.O. Box 1106, Tarabulus,Tripoli, Libië

Tel.: (218) 213332411;

Tel.: (218) 213368741;

Tel.: (218) 213368742

Fax: (218) 214446743

E-mail: info@nwd-ly.com

Website: www.nwd-ly.com

Libische dochteronderneming van de National Oil Corporation (NOC).

De onderneming is in 2010 ontstaan als gevolg van een fusie tussen de National Drilling Co. en de National Company for Oil Wells Services.

12.4.2011

26.

North African Geophysical Exploration Company (ook bekend als NAGECO; ook bekend als North African Geophysical Exploration)

Airport Road, Ben Ghasir 6.7 KM, Tripoli, Libië

Tel.: (218) 215634670/4

Fax: (218) 215634676

E-mail: mailto:nageco@nageco.comnageco@nageco.com

Website: http://www.nageco.com/www.nageco.com

Libische dochteronderneming van de National Oil Corporation (NOC).

In 2008 is de NOC voor 100 % eigenaar van NAGECO geworden.

12.4.2011

27.

National Oil Fields and Terminals Catering Company

Airport Road Km 3, Tripoli, Libië

Libische dochteronderneming van de National Oil Corporation (NOC).

12.4.2011

28.

Mabruk Oil Operations

Dat El-Emad 2, Ground Floor, PO Box 91171, Tripoli, Libië.

Joint venture tussen Total en de National Oil Corporation

12.4.2011

29.

Zuietina Oil Company (ook bekend als ZOC; ook bekend als Zueitina)

Zueitina Oil Building, Sidi Issa Street, Al Dahra Area, P.O. Box 2134, Tripoli, Libië

Joint venture tussen Occidental en de National Oil Corporation

12.4.2011

30.

Harouge Oil Operations (ook bekend als Harouge; ook bekend als Veba Oil Libya GMBH)

Al Magharba Street, P.O. Box 690, Tripoli, Libië

Joint venture tussen Petro Canada en de National Oil Corporation.

12.4.2011

31.

Jawaby Property Investment Limited

Cutlers Farmhouse, Marlow Road, Lane End, High Wycombe, Buckinghamshire, Verenigd Koninkrijk Overige info: Reg. nr. 01612618 (UK)

In het Verenigd Koninkrijk als vennootschap opgerichte dochteronderneming van de National Oil Corporation (NOC).

12.4.2011

32.

Tekxel Limited

One Wood Street, London, Verenigd Koninkrijk. Overige info: Reg. nr. 02439691

In het Verenigd Koninkrijk als vennootschap opgerichte dochteronderneming van de National Oil Corporation (NOC).

12.4.2011

33.

Sabtina Ltd

530-532 Elder Gate, Elder House, Milton Keynes, Verenigd Koninkrijk

Overige info: Reg. nr. 01794877 (UK)

In het Verenigd Koninkrijk als vennootschap opgerichte dochteronderneming van de Libyan Investment Authority.

12.4.2011

34.

Dalia Advisory Limited (LIA sub)

11 Upper Brook Street, London, Verenigd Koninkrijk Overige info: Reg. nr. 06962288 (Verenigd Koninkrijk)

In het Verenigd Koninkrijk als vennootschap opgerichte dochteronderneming van de Libyan Investment Authority.

12.4.2011

35.

Ashton Global Investments Limited

Woodbourne Hall, P.O.Box 3162, Road Town, Tortola, Britse Maagdeneilanden Overige info: Reg. nr. 1510484

Op de Britse Maagdeneilanden als vennootschap opgerichte dochteronderneming van de Libyan Investment Authority.

12.4.2011

36.

Capitana Seas Limited

c/o Trident Trust Company (BVI) Ltd, Trident Chambers, PO Box 146, Road Town, Tortola, Britse Maagdeneilanden

Overige info: Reg. nr. 1526359

Op de Britse Maagdeneilanden als vennootschap opgerichte entiteit die in handen is van Saadi Kadhafi.

12.4.2011

37.

Kinloss Property Limited

Woodbourne Hall, P.O.Box 3162, Road Town, Tortola, Britse Maagdeneilanden Overige info: Reg. nr. 1534407

Op de Britse Maagdeneilanden als vennootschap opgerichte dochteronderneming van de Libyan Investment Authority.

12.4.2011

38.

Baroque Investments Limited

c/o ILS Fiduciaries Ltd, First Floor, Millennium House, Victoria Road, Douglas, Isle of Man

Overige info: Reg. nr. 59058C (IOM)

Op het Eiland Man als vennootschap opgerichte dochteronderneming van de Libyan Investment Authority.

12.4.2011

39.

Mediterranean Oil Services Company (ook bekend als Mediterranean Sea Oil Services Company)

Bashir El Saadawy Street, P.O. Box 2655, Tripoli, Libië.

Is eigendom van of staat onder zeggenschap van de National Oil Corporation (NOC).

12.4.2011

40.

Mediterranean Oil Services GMBH (ook bekend als MED OIL OFFICE DUESSELDORF, ook bekend als MEDOIL)

Werdener Strasse 8

Düsseldorf

Nordhein-Westfalen, 40227

Duitsland

Is eigendom van of staat onder zeggenschap van de National Oil Corporation (NOC)

12.4.2011

41.

Libyan Arab Airlines

P.O. Box 2555

Haiti street

Tripoli, Libië

Tel. hoofdzetel: + 218 (21) 602 093

Fax hoofdzetel: + 218 (22) 30970

Voor 100 % in handen van de overheid

12.4.2011”


14.4.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 100/22


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 361/2011 VAN DE COMMISSIE

van 13 april 2011

tot verlening van een vergunning voor Enterococcus faecium NCIMB 10415 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen (vergunninghouder DSM Nutritional products Ltd, vertegenwoordigd door DSM Nutritional Products Sp. z o.o) en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 943/2005

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. Artikel 10 van die verordening voorziet in de herbeoordeling van toevoegingsmiddelen waarvoor een vergunning is verleend krachtens Richtlijn 70/524/EEG van de Raad (2).

(2)

Voor het preparaat van Enterococcus faecium NCIMB 10415 is overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG een vergunning verleend als toevoegingsmiddel voor diervoeding zonder tijdsbeperking voor gebruik bij kalveren tot zes maanden bij Verordening (EG) nr. 1288/2004 van de Commissie (3), voor gebruik bij mestkippen en mestvarkens bij Verordening (EG) nr. 943/2005 van de Commissie (4), voor gebruik bij zeugen bij Verordening (EG) nr. 1200/2005 van de Commissie (5), voor gebruik bij biggen bij Verordening (EG) nr. 252/2006 van de Commissie (6) en voor gebruik bij honden en katten bij Verordening (EG) nr. 102/2009 van de Commissie (7). Vervolgens is dat toevoegingsmiddel overeenkomstig artikel 10, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1831/2003 als bestaand product opgenomen in het Communautair repertorium van toevoegingsmiddelen voor diervoeding.

(3)

Overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 in samenhang met artikel 7 van die verordening is een aanvraag ingediend voor de herbeoordeling van Enterococcus faecium NCIMB 10415 als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen, waarbij is verzocht om indeling van het toevoegingsmiddel in de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen”. De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste gegevens en documenten zijn bij die aanvraag verstrekt.

(4)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 22 juni 2010 (8) geconcludeerd dat Enterococcus faecium NCIMB 10415 onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden geen ongunstige effecten voor de diergezondheid, de menselijke gezondheid en het milieu heeft en dat het gebruik van dat toevoegingsmiddel het eindgewicht van mestkippen kan verhogen. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. Zij heeft ook het verslag over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium van de Europese Unie voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding was ingediend.

(5)

Uit de beoordeling van Enterococcus faecium NCIMB 10415 blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van het preparaat zoals omschreven in bijlage I bij deze verordening moet daarom worden toegestaan.

(6)

Als gevolg van een nieuwe, bij deze verordening verleende vergunning moet de vermelding voor Enterococcus faecium NCIMB 10415 voor mestkippen in Verordening (EG) nr. 943/2005 worden geschrapt.

(7)

Aangezien de voorwaarden van de vergunning niet om veiligheidsredenen worden gewijzigd, moet worden voorzien in een overgangsperiode om de bestaande voorraden van voormengsels en mengvoeders op te gebruiken.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor het in bijlage I beschreven preparaat, dat behoort tot de categorie „zoötechnische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep „darmflorastabilisatoren”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel voor diervoeding verleend.

Artikel 2

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 943/2005 wordt vervangen door de tekst in bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Voormengsels en mengvoeders die Enterococcus faecium NCIMB 10415 bevatten en zijn geëtiketteerd overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG mogen verder in de handel worden gebracht en gebruikt totdat de voorraden zijn opgemaakt.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 april 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1.

(3)  PB L 243 van 15.7.2004, blz. 10.

(4)  PB L 159 van 22.6.2005, blz. 6.

(5)  PB L 195 van 27.7.2005, blz. 6.

(6)  PB L 44 van 15.2.2006, blz. 3.

(7)  PB L 34 van 4.2.2009, blz. 8.

(8)  EFSA Journal 2010; 8(7):1661.


BIJLAGE I

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Overige bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

CFU/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Categorie zoötechnische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: darmflorastabilisatoren.

4b1705

DSM Nutritional Products Ltd, vertegenwoordigd door DSM Nutritional products Sp. Z o.o.

Enterococcus faecium

NCIMB 10415

 

Samenstelling toevoegingsmiddel

Preparaat van Enterococcus faecium

NCIMB 10415 met minimaal:

 

gecoat (met schellak):

2 × 1010 CFU/g toevoegingsmiddel;

 

andere microcapsules:

1 × 1010 CFU/g toevoegingsmiddel

 

Karakterisering van de werkzame stof

Enterococcus faecium

NCIMB 10415

 

Analysemethode  (1)

Telling: spreidplaatmethode onder gebruikmaking van galesculineazideagar

Identificatie: pulsed-field-gelelektroforese (PFGE)

Mestkippen

 

3 × 108

1.

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden.

2.

Het gebruik is toegestaan in diervoeding die de volgende toegelaten coccidiostatica bevat: decoquinaat, monensin-natrium, robenidinehydrochloride, diclazuril of semduramicin.

4 mei 2021


(1)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende adres van het referentielaboratorium van de Europese Unie voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding: www.irmm.jrc.be/crl-feed-additives


BIJLAGE II

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 943/2005 van de Commissie wordt vervangen door:

„BIJLAGE I

EG-nr.

 

Toevoegingsmiddel

Chemische formule, beschrijving

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Overige bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

CFU/kg volledig diervoeder

Micro-organismen

E 1705

 

Enterococcus faecium

NCIMB 10415

Preparaat van Enterococcus faecium met ten minste:

 

microcapsules:

1,0 × 1010 CFU/g toevoegingsmiddel;

 

korrels:

3,5 × 1010 CFU/g toevoegingsmiddel

Mestvarkens

0,35 × 109

1,0 × 109

In de gebruiksaanwijzing voor het toevoegingsmiddel en het voormengsel de opslagtemperatuur, de houdbaarheid en de stabiliteit bij verwerking tot pellets vermelden.

Onbeperkt”


14.4.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 100/26


VERORDENING (EU) Nr. 362/2011 VAN DE COMMISSIE

van 13 april 2011

tot wijziging van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, wat de stof monepantel betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 14 juncto artikel 17,

Gezien het advies van het Europees Geneesmiddelenbureau dat is opgesteld door het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De maximumwaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen die in de Unie worden gebruikt in geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik die bestemd zijn voor voedselproducerende dieren of in biociden die in de veehouderij worden gebruikt, moeten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 470/2009 worden vastgesteld.

(2)

De farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong zijn vastgesteld in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie van 22 december 2009 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (2).

(3)

Monepantel is in tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 opgenomen als toegestane stof in het spierweefsel, het vetweefsel, de lever en de nieren van schapen en geiten, met uitzondering van dieren die melk voor menselijke consumptie produceren. De in die bijlage vastgestelde voorlopige maximumwaarden voor residuen („MRL’s”) van die substantie in geiten vervallen op 1 januari 2011.

(4)

Er is bij het Europees Geneesmiddelenbureau een aanvraag ingediend om de vervaldatum van de voorlopige MRL’s van monepantel in geiten te verlengen.

(5)

Het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik heeft aanbevolen de periode dat de voorlopige MRL’s van monepantel in geiten van toepassing zijn, te verlengen.

(6)

Tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 moet derhalve worden gewijzigd om de voorlopige MRL’s van monepantel in geiten te verlengen. De voorlopige MRL’s die in die tabel zijn opgenomen voor monepantel in geiten, moeten op 1 januari 2012 vervallen.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 april 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11.

(2)  PB L 15 van 20.1.2010, blz. 1.


BIJLAGE

De gegevens voor monepantel in tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 worden vervangen door:

Farmacologisch werkzame stof

Indicatorresidu

Diersoorten

MRL’s

Te onderzoeken weefsels

Overige bepalingen (overeenkomstig artikel 14, lid 7, van Verordening (EG) nr. 470/2009)

Therapeutische klassen

„Monepantel

Monepantelsulfon

Schapen

700 μg/kg

7 000 μg/kg

5 000 μg/kg

2 000 μg/kg

Spierweefsel

Vetweefsel

Lever

Nieren

Niet voor gebruik bij dieren die melk voor menselijke consumptie produceren

Antiparasitaire middelen/Geneesmiddelen tegen endoparasieten

Geiten

700 μg/kg

7 000 μg/kg

5 000 μg/kg

2 000 μg/kg

Spierweefsel

Vetweefsel

Lever

Nieren

De voorlopige maximumwaarden voor residuen zijn slechts van toepassing tot 1 januari 2012.

Niet voor gebruik bij dieren die melk voor menselijke consumptie produceren

Antiparasitaire middelen/Geneesmiddelen tegen endoparasieten”


14.4.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 100/28


VERORDENING (EU) Nr. 363/2011 VAN DE COMMISSIE

van 13 april 2011

tot wijziging van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, wat de stof isoeugenol betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 14 juncto artikel 17,

Gezien het advies van het Europees Geneesmiddelenbureau dat is opgesteld door het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De maximumwaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen die in de Unie worden gebruikt in geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik die bestemd zijn voor voedselproducerende dieren of in biociden die in de veehouderij worden gebruikt, moeten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 470/2009 worden vastgesteld.

(2)

De farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong zijn vastgelegd in de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 van de Commissie van 22 december 2009 betreffende farmacologisch werkzame stoffen en de indeling daarvan op basis van maximumwaarden voor residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (2).

(3)

Bij het Europees Geneesmiddelenbureau is een aanvraag tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen (hierna „MRL’s” genoemd) ingediend voor isoeugenol in zalm en regenboogforel.

(4)

Het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik heeft aanbevolen voor isoeugenol MRL’s vast te stellen voor spier en huid in natuurlijke verhoudingen van vis.

(5)

Aan tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 moet derhalve de stof isoeugenol voor vis worden toegevoegd.

(6)

De belanghebbenden moet een redelijke termijn worden geboden om eventuele maatregelen te nemen om aan de nieuwe MRL’s te voldoen.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 14 juli 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 april 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11.

(2)  PB L 15 van 20.1.2010, blz. 1.


BIJLAGE

In tabel 1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 37/2010 wordt de volgende stof in alfabetische volgorde ingevoegd:

Farmacologisch werkzame stof

Indicatorresidu

Diersoorten

MRL’s

Te onderzoeken weefsels

Overige bepalingen (overeenkomstig artikel 14, lid 7, van Verordening (EG) nr. 470/2009)

Therapeutische klassen

„Isoeugenol

Isoeugenol

Vissen

6 000 μg/kg

Spier en huid in natuurlijke verhoudingen

Niet van toepassing

Stoffen die inwerken op het zenuwstelsel/Stoffen die inwerken op het centrale zenuwstelsel”


14.4.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 100/30


VERORDENING (EU) Nr. 364/2011 VAN DE COMMISSIE

van 13 april 2011

tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1291/2008 van de Commissie wat betreft een salmonellabestrijdingsprogramma voor pluimvee en eieren in Kroatië overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad, en tot rectificatie van de Verordeningen (EU) nr. 925/2010 en (EU) nr. 955/2010 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (1), en met name artikel 9, lid 2, onder b),

Gezien Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers (2), en met name artikel 10, lid 2,

Gezien Richtlijn 2009/158/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren (3), en met name artikel 23, lid 1, en artikel 26, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie van 8 augustus 2008 tot vaststelling van een lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit pluimvee en pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (4) bevat de voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer in en de doorvoer door de Unie van de bedoelde producten. Zij bepaalt dat de onder die verordening vallende producten alleen mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Unie uit de derde landen, gebieden, zones of compartimenten die in de kolommen 1 en 3 van deel 1 van bijlage I bij die verordening zijn aangegeven.

(2)

De definitie van eieren in punt 5.1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (5) omvat geen gekookte eieren, terwijl de definitie van eiproducten in punt 7.3 van bijlage I bij die verordening wel op gekookte eieren van toepassing is. Daarom moet de desbetreffende code van het geharmoniseerde systeem van de Werelddouaneorganisatie (GS-code) voor gekookte eieren, namelijk 04.07, ook worden vermeld in het model van veterinair certificaat voor eiproducten in deel 2 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008.

(3)

Indien onder HS-code 04.07 vallende eiproducten afkomstig uit een gebied waarvoor veterinairrechtelijke beperkingen gelden in de Unie worden ingevoerd, moeten die producten een geschikte behandeling hebben ondergaan om ziekteverwekkers te inactiveren. Daartoe moeten bepaalde behandelingen voor eiproducten die in de Terrestrial Animal Health Code van de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE) als normen voor de internationale handel worden aanbevolen, in aanmerking worden genomen en worden vermeld in de verklaring inzake de diergezondheid in deel II van het model van veterinair certificaat voor eiproducten.

(4)

Het model van veterinair certificaat voor eiproducten in deel 2 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

Bij Verordening (EG) nr. 2160/2003 zijn voorschriften voor de bestrijding van salmonella bij diverse pluimveepopulaties in de Unie vastgesteld. Voorwaarde om te worden opgenomen of gehandhaafd in de in de wetgeving van de Unie vastgestelde lijsten van derde landen voor de betrokken diersoort of categorie waaruit de lidstaten onder die verordening vallende dieren of broedeieren mogen invoeren, is volgens die verordening dat het betrokken derde land bij de Commissie een salmonellabestrijdingsprogramma indient dat garanties biedt die gelijkwaardig zijn aan die van de nationale salmonellabestrijdingsprogramma’s van de lidstaten.

(6)

Bij Verordening (EG) nr. 1291/2008 van de Commissie van 18 december 2008 betreffende de goedkeuring van salmonellabestrijdingsprogramma’s in bepaalde derde landen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad en de opneming van bewakingsprogramma’s voor aviaire influenza in bepaalde derde landen in de desbetreffende lijst en tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 (6) zijn de op 11 maart 2008 door Kroatië ingediende bestrijdingsprogramma’s voor salmonella bij vermeerderingspluimvee van Gallus gallus, broedeieren daarvan, legkippen van Gallus gallus, consumptie-eieren daarvan en voor de fok of leg bestemde eendagskuiken van Gallus gallus goedgekeurd.

(7)

De door Kroatië op 11 maart 2008 ingediende bestrijdingsprogramma’s bieden ook de door Verordening (EG) nr. 2160/2003 vereiste garanties voor salmonellabestrijding bij andere koppels van Gallus gallus. Die programma’s moeten daarom ook worden goedgekeurd. Verordening (EG) nr. 1291/2008 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De vermelding voor Kroatië in de lijst in deel 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 moet worden gewijzigd in verband met de goedkeuring van de salmonellabestrijdingsprogramma’s voor alle koppels van Gallus gallus.

(9)

Bij Beschikking 2007/843/EG van de Commissie van 11 december 2007 tot goedkeuring van programma’s ter bestrijding van salmonella bij vermeerderingskoppels van Gallus gallus in bepaalde derde landen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Beschikking 2006/696/EG wat betreft bepaalde volksgezondheidsvoorschriften bij de invoer van pluimvee en broedeieren (7) is het door Tunesië ingediende programma ter bestrijding van salmonella bij vermeerderingskoppels overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2160/2003 goedgekeurd. In die beschikking, zoals gewijzigd bij Besluit 2011/238/EU van de Commissie (8), is het door Tunesië ingediende programma inmiddels geschrapt omdat dat derde land met het programma is gestopt. De vermelding voor Tunesië in de lijst in deel 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 moet in verband met die schrapping worden gewijzigd.

(10)

De Verordeningen (EG) nr. 798/2008 en (EG) nr. 1291/2008 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

Verordening (EU) nr. 925/2010 van de Commissie van 15 oktober 2010 tot wijziging van Beschikking 2007/777/EG en Verordening (EG) nr. 798/2008 wat betreft de doorvoer door de Unie van vlees van pluimvee en vleesproducten van pluimvee uit Rusland (9) bevat een kennelijke fout in de vermelding voor Israël (IL-2) in kolom 7 van de tabel in bijlage II bij die verordening, die moet worden gerectificeerd. De gerectificeerde verordening moet worden toegepast met ingang van de datum van inwerkingtreding van die verordening.

(12)

Verordening (EU) nr. 955/2010 van de Commissie van 22 oktober 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 798/2008 wat het gebruik van vaccins tegen Newcastle disease betreft (10) bevat een fout in het model van veterinair certificaat voor vlees van pluimvee (POU) in de bijlage. In vak I.28. van deel I (Gegevens betreffende de zending) van dat certificaat is namelijk abusievelijk de vermelding „Soort behandeling” opgenomen. De vermelding „Soort behandeling” geldt niet voor vlees van pluimvee en moet daarom uit het model worden geschrapt. Die fout moet worden gerectificeerd.

(13)

Er moet een overgangsperiode komen zodat de lidstaten en het bedrijfsleven de nodige maatregelen kunnen nemen om na de rectificatie van Verordening (EU) nr. 955/2010 aan de voorschriften inzake veterinaire certificering te voldoen.

(14)

De Verordeningen (EU) nr. 925/2010 en (EU) nr. 955/2010 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gerectificeerd.

(15)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Verordening (EG) nr. 798/2008

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Wijziging van Verordening (EG) nr. 1291/2008

Artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1291/2008 komt als volgt te luiden:

„Artikel 1

De bestrijdingsprogramma’s die Kroatië overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2160/2003 op 11 maart 2008 bij de Commissie heeft ingediend, worden goedgekeurd wat betreft salmonella bij alle koppels van Gallus gallus.”.

Artikel 3

Rectificatie van Verordening (EU) nr. 925/2010

In bijlage II bij Verordening (EU) nr. 925/2010 wordt kolom 7 in de vermelding voor Israël (IL-2) als volgt gerectificeerd:

a)

in de regel voor de modellen van veterinaire certificaten BPR, BPP, DOC, DOR, HEP, HER, SRP wordt de datum „1.5.2010” vervangen door de letter „A”;

b)

in de regel voor het model van veterinair certificaat WGM wordt de letter „A” geschrapt.

Artikel 4

Rectificatie van Verordening (EU) nr. 955/2010

In de bijlage bij Verordening (EU) nr. 955/201, onder a), worden in vak I.28 van deel I van het model van veterinair certificaat voor vlees van pluimvee (POU) de woorden „Soort behandeling” geschrapt.

Artikel 5

Inwerkingtreding en toepasselijkheid

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 mei 2011.

Artikel 3 is echter van toepassing met ingang van 5 november 2010 en artikel 4 met ingang van 1 juli 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 april 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.

(2)  PB L 325 van 12.12.2003, blz. 1.

(3)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 74.

(4)  PB L 226 van 23.8.2008, blz. 1.

(5)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.

(6)  PB L 340 van 19.12.2008, blz. 22.

(7)  PB L 332 van 18.12.2007, blz. 81.

(8)  Zie bladzijde 73 van dit Publicatieblad.

(9)  PB L 272 van 16.10.2010, blz. 1.

(10)  PB L 279 van 23.10.2010, blz. 3.


BIJLAGE

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wordt als volgt gewijzigd:

a)

deel 1 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de vermelding voor Kroatië komt als volgt te luiden:

„HR — Kroatië

HR-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

BPR, BPP, DOR, DOC, HEP, HER, SRA, SRP

 

N

 

 

A

 

ST0”

EP, E, POU, RAT, WGM

 

N

 

 

 

 

 

ii)

de vermelding voor Tunesië komt als volgt te luiden:

„TN — Tunesië

TN-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

DOR, BPR, BPP, HER

 

 

 

 

 

 

S0, ST0

WGM

VIII

 

 

 

 

 

 

EP, E, POU, RAT

 

 

 

 

 

 

S4”

b)

in deel 2 wordt het model van veterinair certificaat voor eiproducten (EP) vervangen door:

Veterinair certificaat voor eiproducten (EP)

Image

Image

Image


14.4.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 100/37


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 365/2011 VAN DE COMMISSIE

van 13 april 2011

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gezien Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 14 april 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 april 2011.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

José Manuel SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

EG

74,4

JO

78,3

MA

53,4

TN

113,1

TR

83,4

ZZ

80,5

0707 00 05

EG

152,2

TR

141,1

ZZ

146,7

0709 90 70

MA

82,8

TR

115,2

ZA

15,5

ZZ

71,2

0805 10 20

EG

56,1

IL

80,2

MA

50,5

TN

48,9

TR

74,0

ZZ

61,9

0805 50 10

EG

53,5

TR

48,6

ZZ

51,1

0808 10 80

AR

68,8

BR

79,1

CA

114,9

CL

92,7

CN

89,6

MK

50,2

NZ

116,0

US

124,4

UY

57,7

ZA

81,6

ZZ

87,5

0808 20 50

AR

95,2

CL

100,5

CN

55,8

US

72,1

ZA

91,5

ZZ

83,0


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


RICHTLIJNEN

14.4.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 100/39


UITVOERINGSRICHTLIJN 2011/43/EU VAN DE COMMISSIE

van 13 april 2011

tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad om Californische pap op te nemen als werkzame stof en tot wijziging van Beschikking 2008/941/EG van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name artikel 6, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij de Verordeningen (EG) nr. 1112/2002 (2) en (EG) nr. 2229/2004 (3) van de Commissie zijn de bepalingen voor de uitvoering van de vierde fase van het in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG bedoelde werkprogramma vastgesteld en is een lijst opgesteld van werkzame stoffen die moeten worden onderzocht voor eventuele opneming in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Californische pap is in die lijst opgenomen.

(2)

Overeenkomstig artikel 24 sexies van Verordening (EG) nr. 2229/2004 heeft de aanvrager zijn steun voor de opneming van die werkzame stof in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG binnen twee maanden na ontvangst van het ontwerpevaluatieverslag ingetrokken. Derhalve werd Beschikking 2008/941/EG van de Commissie van 8 december 2008 betreffende de niet-opneming van bepaalde werkzame stoffen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en de intrekking van de toelating voor gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stof bevatten (4), goedgekeurd met betrekking tot de niet-opneming van Californische pap.

(3)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG heeft de oorspronkelijke kennisgever („de aanvrager”) een nieuwe aanvraag ingediend om toepassing van de versnelde procedure zoals vastgesteld in de artikelen 14 tot en met 19 van Verordening (EG) nr. 33/2008 van de Commissie van 17 januari 2008 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de uitvoering van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad met betrekking tot een normale en een versnelde procedure voor de beoordeling van werkzame stoffen die deel uitmaakten van het in artikel 8, lid 2, van die richtlijn bedoelde werkprogramma, maar niet in bijlage I ervan zijn opgenomen (5).

(4)

De aanvraag is ingediend bij Spanje, dat bij Verordening (EG) nr. 2229/2004 tot als rapporteur optredende lidstaat was aangewezen. De termijn voor de versnelde procedure is nageleefd. De specificatie van de werkzame stof en de ondersteunde toepassingen zijn dezelfde als voor Beschikking 2008/941/EG. Die aanvraag voldoet ook aan de overige materiële en procedurele voorschriften van artikel 15 van Verordening (EG) nr. 33/2008.

(5)

Spanje heeft de door de aanvrager verstrekte nadere gegevens onderzocht en een aanvullend verslag opgesteld. Op 14 februari 2010 heeft Spanje dat verslag bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid („EFSA”) en bij de Commissie ingediend. De EFSA heeft het aanvullende verslag aan de overige lidstaten en aan de aanvrager voor commentaar meegedeeld en heeft de ontvangen opmerkingen naar de Commissie doorgestuurd. Overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 33/2008 en op verzoek van de Commissie heeft de EFSA haar conclusie over Californische pap op 28 oktober 2010 aan de Commissie overgelegd (6). Het ontwerpevaluatieverslag, het aanvullende verslag en de conclusie van de EFSA zijn door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 11 maart 2011 afgerond in de vorm van het evaluatieverslag van de Commissie voor Californische pap.

(6)

Uit de verschillende analysen is gebleken dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die Californische pap bevatten, in het algemeen zullen voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), van Richtlijn 91/414/EEG gestelde eisen, met name voor de toepassingen waarvoor zij zijn onderzocht en die zijn opgenomen in het evaluatieverslag van de Commissie. Californische pap moet derhalve in bijlage I worden opgenomen zodat gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stof bevatten, in alle lidstaten kunnen worden toegelaten overeenkomstig de bepalingen van die richtlijn.

(7)

Er moet worden voorzien in een redelijke termijn voordat een werkzame stof in bijlage I wordt opgenomen, zodat de lidstaten en de belanghebbende partijen zich kunnen voorbereiden op de nieuwe eisen die uit de opneming voortvloeien.

(8)

Onverminderd de verplichtingen die zijn vastgelegd in Richtlijn 91/414/EEG ten gevolge van de opneming van een werkzame stof in bijlage I, moeten de lidstaten na de opneming zes maanden de tijd krijgen om de bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die Californische pap bevatten, opnieuw te onderzoeken zodat aan de voorwaarden van Richtlijn 91/414/EEG, met name in artikel 13 en bijlage I, is voldaan. De lidstaten moeten de bestaande toelatingen naargelang het geval wijzigen, vervangen of intrekken overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG. In afwijking van bovenstaande termijn moet een langere termijn worden vastgesteld voor de indiening en beoordeling van het volledige dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG voor elk gewasbeschermingsmiddel en elke beoogde toepassing overeenkomstig de in die richtlijn vastgestelde uniforme beginselen.

(9)

Bij eerdere opnemingen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van werkzame stoffen die zijn onderzocht in het kader van Verordening (EEG) nr. 3600/92 van de Commissie van 11 december 1992 houdende bepalingen voor de uitvoering van de eerste fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (7), is gebleken dat de uitlegging van de verplichtingen van houders van bestaande toelatingen wat de toegang tot gegevens betreft, tot problemen kan leiden. Om nog meer problemen te voorkomen, moeten de verplichtingen van de lidstaten worden verduidelijkt, met name de plicht om te verifiëren of de houder van een toelating toegang verschaft tot een dossier dat voldoet aan de voorschriften van bijlage II bij die richtlijn. Deze verduidelijking legt de lidstaten of de houders van toelatingen echter ten opzichte van de tot nu toe goedgekeurde richtlijnen tot wijziging van bijlage I geen nieuwe verplichtingen op.

(10)

Richtlijn 91/414/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

Beschikking 2008/941/EG voorziet in de niet-opneming van Californische pap en de intrekking van de toelating voor gewasbeschermingsmiddelen die deze stof bevatten uiterlijk op 31 december 2011. In de bijlage bij die beschikking moet de regel betreffende Californische pap worden geschrapt.

(12)

Beschikking 2008/941/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(13)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

In de bijlage bij Beschikking 2008/941/EG wordt de regel betreffende Californische pap geschrapt.

Artikel 3

De lidstaten dienen uiterlijk op 30 november 2011 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 december 2011.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 4

1.   De lidstaten moeten, overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG, zo nodig bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die Californische pap als werkzame stof bevatten, uiterlijk op 30 november 2011 wijzigen of intrekken.

Uiterlijk op die datum verifiëren zij met name of aan de voorwaarden van bijlage I bij die richtlijn met betrekking tot Californische pap is voldaan, met uitzondering van de voorwaarden in deel B van de tekst betreffende die werkzame stof, en of de houder van de toelating in het bezit is van of toegang heeft tot een dossier dat overeenkomstig de voorwaarden van artikel 13 van die richtlijn voldoet aan de voorschriften van bijlage II bij die richtlijn.

2.   In afwijking van lid 1 voeren de lidstaten op basis van een dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG en rekening houdend met deel B van de tekst betreffende Californische pap in bijlage I bij die richtlijn, overeenkomstig de uniforme beginselen in bijlage VI bij die richtlijn een nieuwe evaluatie uit voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat Californische pap bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle uiterlijk op 30 april 2011 in bijlage I bij die richtlijn zijn opgenomen. Aan de hand van die evaluatie bepalen zij of het gewasbeschermingsmiddel voldoet aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, onder b), c), d) en e), van Richtlijn 91/414/EEG.

Daarna zorgen de lidstaten ervoor dat:

a)

als Californische pap de enige werkzame stof in het gewasbeschermingsmiddel is, de toelating indien nodig uiterlijk op 31 mei 2015 wordt gewijzigd of ingetrokken, of

b)

als het gewasbeschermingsmiddel naast Californische pap nog één of meer andere werkzame stoffen bevat, de toelating indien nodig uiterlijk op 31 mei 2015 of, als dat later is, op de datum die voor een dergelijke wijziging of intrekking is vastgesteld in de richtlijnen waarbij die stoffen aan bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG zijn toegevoegd, wordt gewijzigd of ingetrokken.

Artikel 5

Deze richtlijn treedt in werking op 1 juni 2011.

Artikel 6

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 13 april 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(2)  PB L 168 van 27.6.2002, blz. 14.

(3)  PB L 379 van 24.12.2004, blz. 13.

(4)  PB L 335 van 13.12.2008, blz. 91.

(5)  PB L 15 van 18.1.2008, blz. 5.

(6)  Europese Autoriteit voor voedselveiligheid; Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance lime sulphur. EFSA Journal 2010; 8(11):1890. [45 pp].doi:10.2903/j.efsa.2010.1890. Online te vinden op www.efsa.europa.eu.

(7)  PB L 366 van 15.12.1992, blz. 10.


BIJLAGE

Aan het einde van de tabel in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt de volgende tekst toegevoegd:

Nr.

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid (1)

Inwerkingtreding

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

„349

Californische pap

CAS-nr.: 1344 - 81 - 6

CIPAC-nr.: 17

Calciumpolysulfide

≥ 290 g/kg

1 juni 2011

31 mei 2021

DEEL A

De stof mag alleen worden toegestaan voor gebruik als fungicide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over Californische pap dat op 11 maart 2011 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met name met de aanhangsels I en II.

Bij deze algemene evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

de veiligheid van degene die de stof toedient en ervoor zorgen dat de voorwaarden voor de toelating in de toepassing van adequate beschermingsmaatregelen voorzien;

de bescherming van in het water levende organismen en van geleedpotigen die niet tot de doelsoorten behoren, en ervoor zorgen dat de toelatingsvoorwaarden waar nodig ook risicobeperkende maatregelen omvatten.”.


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


14.4.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 100/43


UITVOERINGSRICHTLIJN 2011/44/EU VAN DE COMMISSIE

van 13 april 2011

tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad om azadirachtin op te nemen als werkzame stof en tot wijziging van Beschikking 2008/941/EG van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name artikel 6, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij de Verordeningen (EG) nr. 1112/2002 (2) en (EG) nr. 2229/2004 (3) van de Commissie zijn de bepalingen voor de uitvoering van de vierde fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG vastgesteld en is een lijst opgesteld van werkzame stoffen die moeten worden onderzocht met het oog op hun opneming in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Azadirachtin is in die lijst opgenomen.

(2)

Overeenkomstig artikel 24 sexies van Verordening (EG) nr. 2229/2004 heeft de aanvrager zijn steun voor de opneming van die werkzame stof in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG binnen twee maanden na ontvangst van het ontwerpevaluatieverslag ingetrokken. Bijgevolg werd Beschikking 2008/941/EG van de Commissie van 8 december 2008 betreffende de niet-opneming van bepaalde werkzame stoffen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en de intrekking van de toelating voor gewasbeschermingsmiddelen die deze stoffen bevatten (4), goedgekeurd met betrekking tot de niet-opneming van azadirachtin.

(3)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG heeft de oorspronkelijke kennisgever („de aanvrager”) een nieuwe aanvraag ingediend om toepassing van de versnelde procedure zoals vastgesteld in de artikelen 14 tot en met 19 van Verordening (EG) nr. 33/2008 van de Commissie van 17 januari 2008 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de uitvoering van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad met betrekking tot een normale en een versnelde procedure voor de beoordeling van werkzame stoffen die deel uitmaakten van het in artikel 8, lid 2, van die richtlijn bedoelde werkprogramma, maar niet in bijlage I ervan zijn opgenomen (5).

(4)

De aanvraag is ingediend bij Duitsland, dat bij Verordening (EG) nr. 2229/2004 als rapporterende lidstaat was aangewezen. De termijn voor de versnelde procedure is nageleefd. De specificatie van de werkzame stof en de ondersteunde toepassingen zijn dezelfde als voor Beschikking 2008/941/EG. Die aanvraag voldoet ook aan de overige materiële en procedurele voorschriften van artikel 15 van Verordening (EG) nr. 33/2008.

(5)

Duitsland heeft de door de aanvrager verstrekte aanvullende gegevens onderzocht en een aanvullend verslag opgesteld. Op 10 december 2009 heeft Duitsland dat verslag bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en bij de Commissie ingediend. De EFSA heeft het aanvullende verslag aan de andere lidstaten en de aanvrager toegezonden en de naar aanleiding daarvan ontvangen opmerkingen naar de Commissie doorgestuurd. Overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 33/2008 en op verzoek van de Commissie heeft de EFSA haar conclusie over azadirachtin op 28 oktober 2010 aan de Commissie overgelegd (6). Het ontwerpevaluatieverslag, het aanvullende verslag en de conclusie van de EFSA werden door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 11 maart 2011 afgerond in de vorm van het evaluatieverslag van de Commissie voor azadirachtin.

(6)

Uit de verschillende analyses is gebleken dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die azadirachtin bevatten, in het algemeen zullen voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), van Richtlijn 91/414/EEG gestelde eisen, met name voor de toepassingen waarvoor zij zijn onderzocht en die zijn opgenomen in het evaluatieverslag van de Commissie. Azadirachtin moet daarom in bijlage I worden opgenomen om ervoor te zorgen dat gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stof bevatten, in alle lidstaten kunnen worden toegelaten overeenkomstig de bepalingen van die richtlijn.

(7)

Onverminderd die conclusie moet nadere informatie over bepaalde specifieke punten worden ingewonnen. Artikel 6, lid 1, van Richtlijn 91/414/EEG bepaalt dat aan de opneming van een werkzame stof in bijlage I voorwaarden kunnen worden verbonden. Daarom moet worden voorgeschreven dat de aanvrager nadere informatie verstrekt ter bevestiging van de relatie tussen azadirachtin A en de rest van de werkzame bestanddelen in het neemzaadextract ten aanzien van hoeveelheid, biologische activiteit en persistentie ter bevestiging van de lead-active-compoundaanpak ten aanzien van azadirachtin A en ter bevestiging van de specificatie van het technische materiaal, de residudefinitie en de grondwaterrisicobeoordeling.

(8)

Er moet worden voorzien in een redelijke termijn voordat een werkzame stof in bijlage I wordt opgenomen, zodat de lidstaten en de belanghebbende partijen zich kunnen voorbereiden op de nieuwe eisen die uit de opneming voortvloeien.

(9)

Onverminderd de verplichtingen die zijn vastgelegd in Richtlijn 91/414/EEG ten gevolge van de opneming van een werkzame stof in bijlage I, moeten de lidstaten na de opneming zes maanden de tijd krijgen om de bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die azadirachtin bevatten, opnieuw te onderzoeken zodat aan de voorwaarden van Richtlijn 91/414/EEG, met name in artikel 13 en bijlage I, wordt voldaan. De lidstaten moeten de bestaande toelatingen naargelang het geval wijzigen, vervangen of intrekken overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG. In afwijking van bovenstaande termijn moet een langere termijn worden vastgesteld voor de indiening en beoordeling van het volledige dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG voor elk gewasbeschermingsmiddel en elke beoogde toepassing overeenkomstig de in die richtlijn vastgestelde uniforme beginselen.

(10)

Bij eerdere opnemingen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van werkzame stoffen die in het kader van Verordening (EEG) nr. 3600/92 van de Commissie van 11 december 1992 houdende bepalingen voor de uitvoering van de eerste fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (7) zijn onderzocht, is gebleken dat de uitlegging van de verplichtingen van houders van bestaande toelatingen wat de toegang tot gegevens betreft tot problemen kan leiden. Om nog meer problemen te voorkomen, moeten de verplichtingen van de lidstaten worden verduidelijkt, en met name de plicht om te verifiëren of de houder van een toelating toegang verschaft tot een dossier dat voldoet aan de voorschriften van bijlage II bij die richtlijn. Deze verduidelijking legt de lidstaten of de houders van toelatingen echter ten opzichte van de tot nu toe goedgekeurde richtlijnen tot wijziging van bijlage I geen nieuwe verplichtingen op.

(11)

Richtlijn 91/414/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(12)

Beschikking 2008/941/EG voorziet in de niet-opneming van azadirachtin en de intrekking van de toelating voor gewasbeschermingsmiddelen die deze stof bevatten uiterlijk op 31 december 2011. In de bijlage bij die beschikking moet de regel betreffende azadirachtin worden geschrapt.

(13)

Beschikking 2008/941/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(14)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

In de bijlage bij Beschikking 2008/941/EG wordt de regel betreffende azadirachtin geschrapt.

Artikel 3

De lidstaten dienen uiterlijk op 30 november 2011 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 december 2011.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 4

1.   De lidstaten moeten, overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG, zo nodig bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die azadirachtin als werkzame stof bevatten, uiterlijk op 30 november 2011 wijzigen of intrekken.

Uiterlijk op die datum verifiëren zij met name dat aan de voorwaarden van bijlage I bij die richtlijn met betrekking tot azadirachtin is voldaan, met uitzondering van de voorwaarden in deel B van de tekst betreffende die werkzame stof, en dat de houder van de toelating in het bezit is van of toegang heeft tot een dossier dat overeenkomstig de voorwaarden van artikel 13 van die richtlijn voldoet aan de voorschriften van bijlage II bij die richtlijn.

2.   In afwijking van lid 1 voeren de lidstaten op basis van een dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG en rekening houdend met deel B van de tekst betreffende azadirachtin in bijlage I bij die richtlijn, overeenkomstig de uniforme beginselen in bijlage VI bij die richtlijn een nieuwe evaluatie uit voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat azadirachtin bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle uiterlijk op 30 april 2011 in bijlage I bij die richtlijn zijn opgenomen. Aan de hand van die evaluatie bepalen zij of het gewasbeschermingsmiddel voldoet aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, onder b), c), d) en e), van Richtlijn 91/414/EEG.

Daarna zorgen de lidstaten ervoor dat:

a)

als azadirachtin de enige werkzame stof in het gewasbeschermingsmiddel is, de toelating indien nodig uiterlijk op 31 mei 2015 wordt gewijzigd of ingetrokken, of

b)

als het gewasbeschermingsmiddel naast azadirachtin nog een of meer andere werkzame stoffen bevat, de toelating indien nodig uiterlijk op 31 mei 2015 of, als dat later is, op de datum die voor een dergelijke wijziging of intrekking is vastgesteld in de richtlijnen waarbij die stoffen aan bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG zijn toegevoegd, wordt gewijzigd of ingetrokken.

Artikel 5

Deze richtlijn treedt in werking op 1 juni 2011.

Artikel 6

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 13 april 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(2)  PB L 168 van 27.6.2002, blz. 14.

(3)  PB L 379 van 24.12.2004, blz. 13.

(4)  PB L 335 van 13.12.2008, blz. 91.

(5)  PB L 15 van 18.1.2008, blz. 5.

(6)  Europese Autoriteit voor voedselveiligheid; Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance azadirachtin. EFSA Journal 2011;9(3):2008 [76 blz.].doi:10.2903/j.efsa2011.2088. Online te vinden op: www.efsa.europa.eu.

(7)  PB L 366 van 15.12.1992, blz. 10.


BIJLAGE

Aan het einde van de tabel in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt de volgende tekst toegevoegd:

Nr.

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid (1)

Inwerkingtreding

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

„350

Azadirachtin

CAS-nr.: 11141-17-6 als azadirachtin A

CIPAC-nr.: 627 als azadirachtin A

Azadirachtin A:

dimethyl (2aR,3S,4S,4aR,5S,7aS,8S,10R,10aS,10bR)-10-acetoxy-3,5-dihydroxy-4-[(1aR,2S,3aS,6aS,7S,7aS)-6a-hydroxy-7a-methyl-3a,6a,7,7a-tetrahydro-2,7-methanofuro[2,3-b]oxireno[e]oxepin-1a(2H)-yl]-4-methyl-8-{[(2E)-2-methylbut-2-enoyl]oxy}octahydro-1H-nafto[1,8a-c:4,5-b'c']difuraan-5,10a(8H)-dicarboxylaat.

Uitgedrukt als azadirachtin A:

≥ 111 g/kg

De som van de aflatoxinen B1, B2, G1, G2 mag niet meer bedragen dan 300 μg/kg van het azadirachtin A-gehalte.

1 juni 2011

31 mei 2021

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als insecticide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over azadirachtin (en met name met de aanhangsels I en II), dat op 11 maart 2011 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

Bij deze algemene evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

de blootstelling van de consument via de voeding, met het oog op toekomstige herzieningen van de maximumresidugehalten;

de bescherming van niet tot de doelsoorten behorende geleedpotigen en in het water levende organismen. Indien nodig moeten risicobeperkende maatregelen worden toegepast.

De betrokken lidstaten moeten verzoeken om overlegging van bevestigende informatie over:

de relatie tussen azadirachtin A en de rest van de werkzame bestanddelen in het neemzaadextract ten aanzien van hoeveelheid, biologische activiteit en persistentie ter bevestiging van de lead-active-compoundaanpak ten aanzien van azadirachtin A en ter bevestiging van de specificatie van het technische materiaal, de residudefinitie en de grondwaterrisicobeoordeling.

De betrokken lidstaten moeten ervoor zorgen dat de aanvrager deze informatie uiterlijk 31 december 2013 bij de Commissie indient.”


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


14.4.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 100/47


UITVOERINGSRICHTLIJN 2011/45/EU VAN DE COMMISSIE

van 13 april 2011

tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad om diclofop op te nemen als werkzame stof en tot wijziging van Beschikking 2008/934/EG van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name artikel 6, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij de Verordeningen (EG) nr. 451/2000 (2) en (EG) nr. 1490/2002 (3) van de Commissie zijn de bepalingen voor de uitvoering van de derde fase van het in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG bedoelde werkprogramma vastgesteld en is een lijst opgesteld van werkzame stoffen die moeten worden onderzocht met het oog op hun opneming in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Diclofop is in die lijst opgenomen.

(2)

Overeenkomstig artikel 11 sexies van Verordening (EG) nr. 1490/2002 heeft de kennisgever zijn steun voor de opneming van die werkzame stof in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG binnen twee maanden na ontvangst van het ontwerpevaluatieverslag ingetrokken. Bijgevolg werd Beschikking 2008/934/EG van de Commissie van 5 december 2008 betreffende de niet-opneming van bepaalde werkzame stoffen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en de intrekking van de toelating voor gewasbeschermingsmiddelen die deze stoffen bevatten (4), goedgekeurd met betrekking tot de niet-opneming van diclofop.

(3)

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG heeft de oorspronkelijke kennisgever („de aanvrager”) een nieuwe aanvraag ingediend met het oog op de toepassing van de versnelde procedure, als vastgesteld in de artikelen 14 tot en met 19 van Verordening (EG) nr. 33/2008 van de Commissie van 17 januari 2008 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de uitvoering van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad met betrekking tot een normale en een versnelde procedure voor de beoordeling van werkzame stoffen die deel uitmaakten van het in artikel 8, lid 2, van die richtlijn bedoelde werkprogramma, maar niet in bijlage I ervan zijn opgenomen (5).

(4)

De aanvraag is ingediend bij Frankrijk, dat bij Verordening (EG) nr. 1490/2002 als rapporterende lidstaat was aangewezen. De termijn voor de versnelde procedure is nageleefd. De specificatie van de werkzame stof en de ondersteunde toepassingen zijn dezelfde als voor Beschikking 2008/934/EG. Die aanvraag voldoet ook aan de overige materiële en procedurele voorschriften van artikel 15 van Verordening (EG) nr. 33/2008.

(5)

Frankrijk heeft de door de aanvrager ingediende aanvullende gegevens onderzocht en een aanvullend verslag opgesteld. Het heeft dat verslag op 11 augustus 2009 aan de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en de Commissie toegezonden. De EFSA heeft het aanvullende verslag aan de andere lidstaten en de aanvrager toegezonden en de naar aanleiding daarvan ontvangen opmerkingen naar de Commissie doorgestuurd. Overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EG) nr. 33/2008 en op verzoek van de Commissie heeft de EFSA haar conclusie over diclofop op 1 september 2010 aan de Commissie overgelegd (6). Het ontwerpevaluatieverslag, het aanvullende verslag en de conclusie van de EFSA zijn door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 11 maart 2011 afgerond in de vorm van het evaluatieverslag van de Commissie voor diclofop.

(6)

Uit de verschillende analyses is gebleken dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die diclofop bevatten, in het algemeen zullen voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), van Richtlijn 91/414/EEG gestelde eisen, met name voor de toepassingen waarvoor zij zijn onderzocht en die zijn opgenomen in het evaluatieverslag van de Commissie. Diclofop moet derhalve in bijlage I worden opgenomen zodat gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stof bevatten, in alle lidstaten kunnen worden toegelaten overeenkomstig het bepaalde in die richtlijn.

(7)

Onverminderd die conclusie moet nadere informatie over bepaalde specifieke punten worden ingewonnen. Artikel 6, lid 1, van Richtlijn 91/414/EEG bepaalt dat aan de opneming van een werkzame stof in bijlage I voorwaarden kunnen worden verbonden. Daarom moet worden voorgeschreven dat de aanvrager nadere informatie verstrekt ter bevestiging van de resultaten van de risicobeoordeling op basis van de meest recente wetenschappelijke kennis wat een metabolismestudie over granen betreft. Bovendien moet worden voorgeschreven dat bevestigende informatie wordt verstrekt over het mogelijke milieu-effect van de preferentiële afbraak/omzetting van de isomeren.

(8)

Er moet worden voorzien in een redelijke termijn voordat een werkzame stof in bijlage I wordt opgenomen, zodat de lidstaten en de belanghebbende partijen zich kunnen voorbereiden op de nieuwe eisen die uit de opneming voortvloeien.

(9)

Onverminderd de verplichtingen die zijn vastgelegd in Richtlijn 91/414/EEG ten gevolge van de opneming van een werkzame stof in bijlage I, moeten de lidstaten na de opneming zes maanden de tijd krijgen om de bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die diclofop bevatten, opnieuw te onderzoeken en ervoor te zorgen dat aan de voorwaarden van Richtlijn 91/414/EEG, met name in artikel 13 en bijlage I, is voldaan. De lidstaten moeten de bestaande toelatingen naargelang het geval wijzigen, vervangen of intrekken overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG. In afwijking van bovenstaande termijn moet een langere termijn worden vastgesteld voor de indiening en de beoordeling van het volledige dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG voor elk gewasbeschermingsmiddel en elke beoogde toepassing overeenkomstig de in die richtlijn vastgestelde uniforme beginselen.

(10)

Bij eerdere opnemingen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van werkzame stoffen die in het kader van Verordening (EEG) nr. 3600/92 van de Commissie van 11 december 1992 houdende bepalingen voor de uitvoering van de eerste fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (7) zijn onderzocht, is gebleken dat de uitlegging van de verplichtingen van houders van bestaande toelatingen wat de toegang tot gegevens betreft tot problemen kan leiden. Om nog meer problemen te voorkomen, moeten de verplichtingen van de lidstaten worden verduidelijkt, en met name de plicht om te verifiëren of de houder van een toelating toegang verschaft tot een dossier dat voldoet aan de voorschriften van bijlage II bij die richtlijn. Deze verduidelijking legt de lidstaten of de houders van toelatingen echter ten opzichte van de tot nu toe goedgekeurde richtlijnen tot wijziging van bijlage I geen nieuwe verplichtingen op.

(11)

Richtlijn 91/414/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(12)

Beschikking 2008/934/EG voorziet in de niet-opneming van diclofop-methyl en de intrekking van de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die deze stof bevatten uiterlijk op 31 december 2011. De regel betreffende diclofop-methyl in de bijlage bij die beschikking moet worden geschrapt.

(13)

Beschikking 2008/934/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(14)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

In de bijlage bij Beschikking 2008/934/EG wordt de regel betreffende diclofop-methyl geschrapt.

Artikel 3

De lidstaten dienen uiterlijk op 30 november 2011 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 december 2011.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 4

1.   De lidstaten moeten, overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG, zo nodig bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die diclofop als werkzame stof bevatten, uiterlijk op 30 november 2011 wijzigen of intrekken. Uiterlijk op die datum verifiëren zij met name dat aan de voorwaarden van bijlage I bij die richtlijn met betrekking tot diclofop is voldaan, met uitzondering van de voorwaarden in deel B van de tekst betreffende die werkzame stof, en dat de houder van de toelating in het bezit is van of toegang heeft tot een dossier dat overeenkomstig de voorwaarden van artikel 13 van die richtlijn aan de eisen van bijlage II bij die richtlijn voldoet.

2.   In afwijking van lid 1 voeren de lidstaten op basis van een dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG en rekening houdend met deel B van de tekst betreffende diclofop in bijlage I bij die richtlijn, overeenkomstig de uniforme beginselen in bijlage VI bij die richtlijn een nieuwe evaluatie uit voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat diclofop bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle uiterlijk op 31 mei 2011 in bijlage I bij die richtlijn zijn opgenomen. Aan de hand van die evaluatie bepalen zij of het gewasbeschermingsmiddel voldoet aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, onder b), c), d) en e), van Richtlijn 91/414/EEG.

Daarna zorgen de lidstaten ervoor dat:

a)

als diclofop de enige werkzame stof in het gewasbeschermingsmiddel is, de toelating indien nodig uiterlijk op 31 mei 2015 wordt gewijzigd of ingetrokken, of

b)

als het gewasbeschermingsmiddel naast diclofop nog een of meer andere werkzame stoffen bevat, de toelating indien nodig uiterlijk op 31 mei 2015 of, als dat later is, op de datum die voor een dergelijke wijziging of intrekking is vastgesteld in de richtlijnen waarbij die stoffen aan bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG zijn toegevoegd, wordt gewijzigd of ingetrokken.

Artikel 5

Deze richtlijn treedt in werking op 1 juni 2011.

Artikel 6

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 13 april 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(2)  PB L 55 van 29.2.2000, blz. 25.

(3)  PB L 224 van 21.8.2002, blz. 23.

(4)  PB L 333 van 11.12.2008, blz. 11.

(5)  PB L 15 van 18.1.2008, blz. 5.

(6)  Europese Autoriteit voor voedselveiligheid: Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance diclofop. EFSA Journal 2010; 8(10):1718. [74 blz.]. doi:10.2903/j.efsa.2010.1718. Online te vinden op: www.efsa.europa.eu.

(7)  PB L 366 van 15.12.1992, blz. 10.


BIJLAGE

Aan het einde van de tabel in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt de volgende tekst toegevoegd:

Nr.

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid (1)

Inwerkingtreding

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

„348

Diclofop

CAS-nr. 40843-25-2 (moederstof)

CAS-nr. 257-141-8 (diclofop-methyl)

CIPAC-nr.: 358 (moederstof)

CIPAC-nr.: 358201 (diclofop-methyl)

 

Diclofop

(RS)-2-[4-(2,4-dichloorfenoxy)fenoxy] propionzuur

 

Diclofop-methyl

methyl (RS)-2-[4-(2,4-dichloorfenoxy)fenoxy] propionaat

≥ 980 g/kg (uitgedrukt als diclofop-methyl)

1 juni 2011

31 mei 2021

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als herbicide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over diclofop (en met name met de aanhangsels I en II), dat op 11 maart 2011 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

Bij deze algemene evaluatie moeten de lidstaten:

bijzondere aandacht besteden aan de veiligheid van de toedieners en de werknemers en als voorwaarde voor toelating het gebruik van geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen voorschrijven;

bijzondere aandacht besteden aan het risico voor in het water levende organismen en niet tot de doelsoorten behorende planten en voorschrijven dat risicobeperkende maatregelen worden toegepast.

De betrokken lidstaten moeten verzoeken om overlegging van bevestigende informatie over:

a)

een metabolismestudie over granen;

b)

een bijwerking van de risicobeoordeling betreffende het mogelijke milieu-efect van de preferentiële afbraak/omzetting van de isomeren.

De betrokken lidstaten moeten ervoor zorgen dat de aanvrager de onder a) vermelde informatie uiterlijk 31 mei 2013 en de onder b) vermelde informatie uiterlijk twee jaar na de goedkeuring van een specifieke leidraad voor de evaluatie van isomeermengsels bij de Commissie indient.”


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


BESLUITEN

14.4.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 100/51


BESLUIT 2011/235/GBVB VAN DE RAAD

van 12 april 2011

betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten vanwege de situatie in Iran

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 21 maart 2011 heeft de Raad opnieuw zijn grote verontrusting uitgesproken over de verslechtering van de mensenrechtensituatie in Iran.

(2)

De Raad wees met name op de sterke toename van het aantal terechtstellingen in de afgelopen maanden, en op de systematische repressie tegen Iraanse burgers, die het gevaar lopen geïntimideerd en opgepakt te worden omdat zij hun legitiem recht op vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vreedzame vergadering uitoefenen. De Unie herhaalde tevens dat zij foltering en andere vormen van wrede, onmenselijke en onterende behandeling ten strengste veroordeelt.

(3)

In dit verband herhaalde de Raad dat hij vastbesloten is schendingen van de mensenrechten in Iran te blijven aanpakken, en verklaarde hij zich bereid beperkende maatregelen te nemen tegen personen die verantwoordelijk zijn voor ernstige mensenrechtenschendingen in Iran.

(4)

De beperkende maatregelen moeten gericht zijn tegen personen die medeplichtig zijn aan of verantwoordelijk voor het leiding geven aan of uitvoeren van ernstige schendingen van de mensenrechten jegens vreedzame demonstranten, journalisten, mensenrechtenactivisten, studenten of andere personen die opkomen voor hun legitieme rechten, waaronder de vrijheid van meningsuiting, en tegen personen die medeplichtig zijn aan of verantwoordelijk voor het leiding geven aan of uitvoeren van ernstige schendingen van het recht op een eerlijke rechtsgang, foltering, en andere wrede, onmenselijke of onterende vormen van behandeling, of een willekeurige, buitensporige, toenemende uitvoering van de doodstraf, inclusief openbare terechtstellingen, steniging, ophanging of executies van minderjarige overtreders, in strijd met de internationale verplichtingen van Iran op het gebied van de mensenrechten.

(5)

Ter uitvoering van bepaalde maatregelen is verder optreden van de Unie nodig,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om binnenkomst op of doorreis via hun grondgebied te beletten van de op de lijst in de bijlage vermelde personen die verantwoordelijk zijn voor ernstige mensenrechtenschendingen in Iran en van met hen geassocieerde personen.

2.   Lid 1 verplicht lidstaten niet eigen onderdanen te beletten hun grondgebied binnen te komen.

3.   Lid 1 laat gevallen onverlet waarin lidstaten uit hoofde van het internationale recht gebonden zijn, en wel:

a)

als gastland van een internationale intergouvernementele organisatie;

b)

als gastland van een internationale conferentie die is bijeengeroepen door, of plaatsvindt onder auspiciën van de Verenigde Naties;

c)

krachtens een multilaterale overeenkomst die voorrechten en immuniteiten verleent, of

d)

krachtens het Concordaat (Verdrag van Lateranen) van 1929 dat werd gesloten tussen de Heilige Stoel (Vaticaanstad) en Italië.

4.   Lid 3 wordt ook geacht van toepassing te zijn op gevallen waarin een lidstaat optreedt als gastland van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE).

5.   De Raad wordt naar behoren geïnformeerd in elk van de gevallen waarin een lidstaat krachtens lid 3 of lid 4 een vrijstelling verleent.

6.   De lidstaten kunnen vrijstellingen van de krachtens lid 1 opgelegde maatregelen verlenen voor reizen die plaatsvinden op grond van dringende humanitaire noden, of om vergaderingen van intergouvernementele instanties, met inbegrip van door de Unie geïnitieerde vergaderingen, of vergaderingen waarvoor een lidstaat als fungerend voorzitter van de OVSE als gastheer optreedt, bij te wonen wanneer een politieke dialoog wordt gevoerd waarbij de democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat in Iran rechtstreeks worden bevorderd.

7.   Een lidstaat die ontheffingen als bedoeld in lid 6 wil verlenen, brengt zulks schriftelijk ter kennis van de Raad. De vrijstelling wordt geacht te zijn toegestaan, tenzij door één of meer leden van de Raad binnen twee werkdagen na ontvangst van de kennisgeving van de voorgestelde vrijstelling, schriftelijk bezwaar wordt gemaakt bij de Raad. Indien één of meer leden van de Raad bezwaar maken, kan de Raad niettemin met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten de voorgestelde vrijstelling te verlenen.

8.   Wanneer een lidstaat krachtens de leden 3, 4, 6 of 7 een machtiging verleent tot binnenkomst op of doorreis via zijn grondgebied van de in de bijlage vermelde personen, dan geldt deze machtiging uitsluitend voor het doel waarvoor ze is verleend en voor de daarbij betrokken personen.

Artikel 2

1.   Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan, eigendom zijn of in bezit zijn van dan wel gecontroleerd worden door personen die verantwoordelijk zijn voor ernstige schendingen van de mensenrechten in Iran, en alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan, eigendom zijn of in bezit zijn van dan wel gecontroleerd worden door met hen geassocieerde personen en entiteiten, als vermeld in de bijlage, worden bevroren.

2.   Er worden geen tegoeden of economische middelen direct of indirect aan of ten behoeve van de in de bijlage genoemde personen en entiteiten ter beschikking gesteld.

3.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen, onder voorwaarden die zij passend achten, toestemming geven voor de vrijgave of de beschikbaarstelling van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, indien zij hebben vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen:

a)

noodzakelijk zijn voor het dekken van uitgaven voor de basisbehoeften van de in de bijlage genoemde personen en de leden van hun gezin die van hen afhankelijk zijn, zoals betalingen voor voedsel, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of geneeskundige behandelingen, belastingen, verzekeringspremies of openbare voorzieningen;

b)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en de vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten;

c)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor het loutere houden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen, of

d)

noodzakelijk zijn voor de betaling van buitengewone lasten, mits de bevoegde autoriteit de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie ten minste twee weken voor zij de toestemming geeft, in kennis stelt van de redenen waarom zij meent dat specifieke toestemming moet worden gegeven.

De betrokken lidstaat stelt de overige lidstaten en de Commissie in kennis van elke toestemming die overeenkomstig dit lid is verleend.

4.   In afwijking van lid 1 kunnen de bevoegde autoriteiten van een lidstaat toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de tegoeden of economische middelen zijn het voorwerp van een gerechtelijk, administratief of arbitraal retentierecht of vonnis dat is vastgesteld vóór de datum waarop de persoon of entiteit, bedoeld in lid 1, in de bijlage werd opgenomen;

b)

de tegoeden of economische middelen worden uitsluitend benut om te voldoen aan vorderingen die door een dergelijk retentierecht zijn gewaarborgd of door een dergelijk vonnis geldig zijn verklaard, overeenkomstig de wet- en regelgeving tot vaststelling van de rechten van de personen die titularis zijn van dergelijke vorderingen;

c)

het onderpand of de gerechtelijke uitspraak is niet ten behoeve van een in de bijlage bij dit besluit opgenomen persoon of entiteit, en

d)

de erkenning van het onderpand of van de uitspraak is niet in strijd met de openbare orde van de betrokken lidstaat.

De betrokken lidstaat stelt de overige lidstaten en de Commissie in kennis van elke toestemming die overeenkomstig dit lid is verleend.

5.   Lid 1 belet een op de lijst vermelde persoon of een entiteit niet, betalingen te verrichten uit hoofde van een overeenkomst die is gesloten vóór de datum waarop de betrokken persoon of entiteit in de bijlage is opgenomen, mits de betrokken lidstaat heeft vastgesteld dat de betaling niet direct of indirect wordt ontvangen door een in lid 1 bedoelde persoon of entiteit.

6.   Lid 2 is niet van toepassing op het overmaken op bevroren rekeningen van:

a)

rente of andere inkomsten op bevroren rekeningen, of

b)

betalingen die verschuldigd zijn krachtens contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of ontstaan vóór de datum waarop de maatregelen van de leden 1 en 2 op deze rekeningen van toepassing werden,

mits deze rente, andere inkomsten en betalingen onder de maatregelen van lid 1 blijven vallen.

Artikel 3

1.   De Raad stelt op voorstel van een lidstaat of van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid de in de bijlage opgenomen lijst en eventuele wijzigingen daarin vast.

2.   De Raad stelt de betrokken persoon of entiteit in kennis van zijn besluit en van de motivering voor plaatsing op de lijst, hetzij rechtstreeks, indien het adres bekend is, hetzij middels de publicatie van een kennisgeving, zodat de persoon of entiteit daarover opmerkingen kan indienen.

3.   Indien er opmerkingen worden ingediend of substantieel nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, heroverweegt de Raad zijn besluit en brengt hij de betrokken persoon of entiteit van de resultaten daarvan op de hoogte.

Artikel 4

1.   In de bijlage worden de gronden voor opneming van de betrokken personen en entiteiten in de lijst vermeld.

2.   De bijlage bevat ook de informatie, indien beschikbaar, die nodig is voor het identificeren van de betrokken personen of entiteiten. Met betrekking tot personen kan die informatie bestaan uit namen, inclusief aliassen, geboortedatum en geboorteplaats, nationaliteit, paspoort- en identiteitskaartnummers, geslacht, adres en functie of beroep. Met betrekking tot entiteiten kan die informatie namen, plaats en datum van registerinschrijving, registratienummer en de plaats van vestiging omvatten.

Artikel 5

Om het effect van de in dit besluit vastgestelde maatregelen zo groot mogelijk te maken, moedigt de Unie derde landen aan soortgelijke beperkende maatregelen te treffen.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Dit besluit is van toepassing tot 13 april 2012. Het wordt voortdurend geëvalueerd. Het kan zo nodig worden verlengd of gewijzigd indien de Raad van oordeel is dat de doelstellingen ervan niet zijn verwezenlijkt.

Gedaan te Luxemburg, 12 april 2011.

Voor de Raad

De voorzitster

C. ASHTON


BIJLAGE

Lijst van personen en entiteiten, bedoeld in de artikelen 1 en 2

Personen

 

Naam

Informatie ter identificatie

Motivering

Datum van plaatsing op lijst

1.

AHMADI-MOQADDAM Esmail

Geboorteplaats: Teheran (Iran) - Geboortedatum: 1961

Hoofd van Nationale Politie van Iran. Troepen onder zijn commando hebben brute aanvallen uitgevoerd op vreedzame protesten en een gewelddadige aanval op de slaapzalen van de Universiteit van Teheran op 15 juni 2009.

 

2.

ALLAHKARAM Hossein

 

Hoofd van Ansar-e Hezbollah en kolonel in de IRGC. Medeoprichter van Ansar-e Hezbollah. Deze paramilitaire troepenmacht was verantwoordelijk voor extreem geweld tijdens het optreden tegen studenten en universiteiten in 1999, 2002 en 2009.

 

3.

ARAGHI (ERAGHI) Abdollah

 

Plaatsvervangend hoofd van de grondtroepen van de IRGC.

Was rechtstreeks en persoonlijk verantwoordelijk voor het neerslaan van protesten tijdens de zomer van 2009.

 

4.

FAZLI Ali

 

Plaatsvervangend bevelhebber van de Basij, voormalig hoofd van het Seyyed al-Shohada-korps van de IRGC, Provincie Teheran (tot februari 2010). Het Seyyed al-Shohada-korps is belast met de veiligheid in de provincie Teheran en speelde een hoofdrol bij de brute repressie van demonstranten in 2009.

 

5.

HAMEDANI Hossein

 

Hoofd van het Rassoulollah-korps van de IRGC, verantwoordelijk voor het district Teheran sinds november 2009. Het Rassoulollah-korps is belast met de veiligheid in het district Teheran en speelde een hoofdrol bij de gewelddadige onderdrukking van de protesten in 2009. Verantwoordelijk voor het neerslaan van de protesten tijdens de gebeurtenissen in Asjoera (december 2009) en daarna.

 

6.

JAFARI Mohammad-Ali

(oftewel “Aziz Jafari”)

Geboorteplaats: Yazd (Iran) - Geboortedatum: 1.9.1957

Algemeen bevelhebber van de IRGC. De IRGC en de Sarollah-basis onder bevel van generaal Aziz Jafari hebben een hoofdrol gespeeld bij het illegaal ingrijpen in de presidentsverkiezingen van 2009, waarbij politieke activisten werden aangehouden en vastgehouden, en aanvallen op demonstranten in de straten werden uitgevoerd.

 

7.

KHALILI Ali

 

Generaal van de IRGC, hoofd van de medische eenheid van de Sarollah-basis. Ondertekende een brief gericht aan het ministerie van Gezondheid van 26 juni 2009 waarbij een verbod werd gesteld op het toezenden van stukken of medische dossiers aan eenieder die gewond raakte of in een ziekenhuis werd opgenomen tijdens de gebeurtenissen na de verkiezingen.

 

8.

MOTLAGH Bahram Hosseini

 

Hoofd van het Seyyed al-Shohada-korps van de IRGC, provincie Teheran. Het Seyyed al-Shohada-korps speelde een hoofdrol in het organiseren van de repressie van de protesten.

 

9.

NAQDI Mohammad-Reza

Geboorteplaats: Najaf (Irak) - Geboortedatum: rond 1952

Bevelhebber van de Basij. Als bevelhebber van de Basij-militie van de IRGC was Naqdi verantwoordelijk voor of medeplichtig aan de misbruiken door de Basij eind 2009, waaronder de gewelddadige respons op de protesten op Asjoera in december 2009, die heeft geleid tot maar liefst 15 dodelijke slachtoffers en tot de aanhouding van honderden demonstranten.

Voor zijn benoeming tot bevelhebber van de Basij in oktober 2009 was Naqdi hoofd van de inlichtingeneenheid van de Basij en in die hoedanigheid verantwoordelijk voor het verhoren van de personen die tijdens de repressie na de verkiezingen werden aangehouden.

 

10.

RADAN Ahmad-Reza

Geboorteplaats: Isfahan (Iran) -Geboortedatum:1963

Plaatsvervangend hoofd van de Nationale Politie van Iran sinds 2008. In die hoedanigheid was Radan verantwoordelijk voor mishandeling, moord en willekeurige aanhoudingen en detenties van demonstranten door de politie.

 

11.

RAJABZADEH Azizollah

 

Voormalig hoofd van de Politie van Teheran (tot januari 2010). Als bevelhebber van de wetshandhavingsinstanties in het district Teheran is Azizollah Rajabzadeh de hoogstgeplaatste beschuldigde voor de misbruiken in het detentiecentrum in Kahrizak.

 

12.

SAJEDI-NIA Hossein

 

Hoofd van de Politie van Teheran, voormalig plaatsvervangend hoofd van de Nationale Politie van Iran verantwoordelijk voor politieoperaties. Belast met het coördineren, voor het ministerie van Binnenlandse Zaken, van de repressieoperaties in de Iraanse hoofdstad.

 

13.

TAEB Hossein

Geboorteplaats: Teheran - Geboortedatum: 1963

Voormalig bevelhebber van de Basij (tot oktober 2009). Thans plaatsvervangend IRGC-bevelhebber voor de inlichtingendienst. Troepen onder zijn bevel namen deel aan afranselingen, moorden, detenties en folteringen op grote schaal van vreedzame demonstranten.

 

14.

SHARIATI Seyeed Hassan

 

Hoofd van het gerechtelijk apparaat van Mashhad. Processen onder zijn supervisie werden summier en in besloten zittingen gevoerd, zonder inachtneming van de basisrechten van de aangeklaagden, en op grond van bekentenissen die onder druk en door folteringen verkregen zijn. Aangezien de vonnissen massaal werden uitgesproken, werden doodvonnissen uitgesproken zonder dat de procedures voor een eerlijke procesgang naar behoren werden gevolgd.

 

15.

DORRI-NADJAFABADI Ghorban-Ali

Geboorteplaats: Najafabad (Iran) Geboortedatum: 1945

Procureur-generaal van Iran tot september 2009 (voormalig minister van Inlichtingen tijdens het presidentschap van Khatami). Als procureur-generaal van Iran gelastte en superviseerde hij de showprocessen naar aanleiding van de eerste protesten na de verkiezingen, waarbij de aangeklaagden hun rechten werden ontzegd, zoals een advocaat. Tevens verantwoordelijk voor de misbruiken van Kahrizak.

 

16.

HADDAD Hassan

(alias Hassan ZAREH DEHNAVI)

 

Rechter, revolutionaire rechtbank van Teheran, afdeling 26. Was belast met de zaak van gedetineerden na de crises die volgden op de verkiezingen en bedreigde geregeld gezinnen van gedetineerden om hun het zwijgen op te leggen. Hielp bij het uitvaardigen van arrestatiebevelen voor het detentiecentrum van Kahrizak.

 

17.

Hodjatoleslam Seyed Mohammad SOLTANI

 

Rechter, revolutionaire rechtbank van Mashhad. Processen onder zijn rechtsmacht waren summier en vonden plaats achter gesloten deuren, zonder eerbiediging van de basisrechten van de beschuldigden. Aangezien de vonnissen massaal werden uitgesproken, werden doodvonnissen uitgesproken zonder eerlijke hoorzittingen.

 

18.

HEYDARIFAR Ali-Akbar

 

Rechter, revolutionaire rechtbank van Teheran. Nam deel aan de berechting van manifestanten. Door de rechterlijke macht ondervraagd over Kahrizak-afpersingen. Meegewerkt aan het uitvaardigen van bevelen om gedetineerden op te sluiten in het detentiecentrum van Kahrizak

 

19.

JAFARI-DOLATABADI Abbas

 

Hoofdaanklager van Teheran sedert augustus 2009. Zijn bureau klaagde veel manifestanten aan, onder wie deelnemers aan de protestdagen in Ashura Day in december 2009. Beval de sluiting van Karroubi’s bureau in september 2009 en de aanhouding van verscheidende hervormingsgezinde politici en verbood twee hervormingsgezinde politieke partijen in juni 2010. Zijn bureau klaagde manifestanten aan voor vijandigheid jegens God (Muharebeh), waarop de doodstraf staat, en weigerde degenen die de doodstraf te wachten stond een eerlijk proces. Heeft ook hervormingsgezinden vervolgd en gearresteerd, mensenrechtenactivisten en leden van de media, als onderdeel van een onderdrukking van de politieke oppositie.

 

20.

MOGHISSEH Mohammad

(a.k.a. NASSERIAN)

 

Rechter, hoofd van de revolutionaire rechtbank van Teheran, afdeling 28. Belast met zaken na de verkiezingen. Heeft langdurige gevangenisstraffen uitgesproken tijdens oneerlijke processen voor maatschappelijke en politieke activisten en journalisten en verscheidene doodstraffen tegen manifestanten en maatschappelijke en politieke activisten.

 

21.

MOHSENI-EJEI Gholam-Hossein

Geboorteplaats: Ejiyeh - Geboortedatum: circa 1956

Hoofdaanklager van Ian sedert september 2009 en woordvoerder van de rechterlijke macht (was minister van Inlichtingen tijdens de verkiezingen van 2009). Agenten die toen onder zijn bevel stonden waren verantwoordelijk voor detentie, foltering en het afdwingen van valse bekentenissen van honderden activisten, journalisten, dissidenten en hervormingsgezinde politici. Politici werden bovendien gedwongen tot valse bekentenissen tijdens ondraaglijke verhoren, met foltering, chantage en bedreiging van gezinsleden.

 

22.

MORTAZAVI Said

Geboorteplaats: Meybod, Yazd (Iran) - Geboortedatum: 1967

Hoofd van Irans antismokkel-Task Force, oud-hoofdaanklager van Teheran tot augustus 2009. Vaardigde toen bevelen uit voor de detentie van honderden activisten, journalisten en studenten. Geschorst in augustus 2010 na onderzoek door de Iraanse rechterlijke macht naar zijn rol in de dood van drie op zijn bevel gedetineerde mannen, na de verkiezingen.

 

23.

PIR-ABASSI Abbas

 

Revolutionaire rechtbank van Teheran, afdelingen 26 en 28. Belast met zaken van na de verkiezingen, sprak langdurige gevangenisstraffen uit tijdens oneerlijke processen tegen mensenrechtenactivisten en meerdere doodstraffen tegen manifestanten.

 

24.

MORTAZAVI Amir

 

Vervangend aanklager van Mashhad. Zijn processen waren summier en vonden plaats achter gesloten deuren, zonder naleving van de basisrechten van de beschuldigden. Massale vonnissen met als gevolg doodvonnissen zonder eerlijke hoorzittingen.

 

25.

SALAVATI Abdolghassem

 

Rechter, revolutionaire rechtbank van Teheran, afdeling 15. Belast met zaken na de verkiezingen. Zat de „showprocessen” voor in de zomer van 2009. Veroordeelde twee koningsgezinden tijdens de showprocessen. Heeft meer dan honderd politieke gevangenen, mensenrechtenactivisten en demonstranten tot lange gevangenisstraffen veroordeeld.

 

26.

SHARIFI Malek Adjar

 

Hoofd van de rechterlijke macht van Oost-Azerbeidzjan. Verantwoordelijk voor proces van Mohammadi-Ashtiani.

 

27.

ZARGAR Ahmad

 

Rechter, hof van beroep van Teheran, afdeling 36. Bevestigde langdurige gevangenisstraffen en doodstraffen tegen manifestanten.

 

28.

YASAGHI Ali-Akbar

 

Rechter, revolutionaire rechtbank van Mashhad. Zijn processen waren summier en vonden plaats achter gesloten deuren, zonder naleving van de basisrechten van de beschuldigden. Massale vonnissen met als gevolg doodvonnissen zonder eerlijke hoorzittingen.

 

29.

BOZORGNIA Mostafa

 

Hoofd afdeling 350 van de gevangenis van Evin. Heeft bij diverse gelegenheden onevenredig geweld gebruikt tegen gevangenen.

 

30.

ESMAILI Gholam-Hossein

 

Hoofd van Irans gevangenissenorganisatie. In die hoedanigheid medeplichtig aan de massale detentie van politieke manifestanten en aan het in de doofpot doen van mishandelingen in het gevangenissysteem.

 

31.

SEDAQAT Farajollah

 

Assistent-secretaris van het algemene gevangenisbestuur van Teheran - Hoofd van de gevangenis van Evin in Teheran tot oktober 2010 en in die tijd werd er gefolterd. Was bewaker en bedreigde talrijke malen gevangenen en zette hen onder druk.

 

32.

ZANJIREI Mohammad-Ali

 

Als vervangend hoofd van Irans gevangenissenorganisatie verantwoordelijk voor mishandeling en miskenning van de rechten in het detentiecentrum. Beval de eenzame opsluiting van veel gevangenen.

 


14.4.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 100/58


UITVOERINGSBESLUIT 2011/236/GBVB VAN DE RAAD

van 12 april 2011

tot uitvoering van Besluit 2011/137/GBVB betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien Besluit 2011/137/GBVB van de Raad van 28 februari 2011 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië (1), en met name artikel 8, leden 1 en 2, juncto artikel 31, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 28 februari 2011 heeft de Raad Besluit 2011/137/GBVB betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië vastgesteld.

(2)

Gezien de ernst van de situatie in Libië moeten meer personen en entiteiten worden opgenomen op de lijst van aan beperkende maatregelen onderworpen personen en entiteiten in bijlage IV van Besluit 2011/137/GBVB.

(3)

Voorts moet één persoon van de lijst in de bijlagen II en IV verwijderd worden, en moeten de gegevens over bepaalde personen en entiteiten op de lijsten in de bijlagen I, II, III en IV bij dat besluit worden bijgewerkt,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I, II, III en IV bij Besluit 2010/137/GBVB worden vervangen door de bijlagen I, II, III en IV bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxembourg, 12 april 2011.

Voor de Raad

De voorzitster

C. ASHTON


(1)  PB L 58 van 3.3.2011, blz. 53.


BIJLAGE I

„BIJLAGE I

Lijst van personen bedoeld in artikel 5, lid 1, onder a)

1.

AL-BAGHDADI, Dr Abdulqader Mohammed

Paspoortnummer: B010574. Geboortedatum: 1.7.1950.

Hoofd van het verbindingsbureau van de revolutionaire comités. Revolutionaire comités betrokken bij geweldpleging tegen demonstranten.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 26.2.2011.

2.

DIBRI, Abdulqader Yusef

Geboortejaar: 1946. Geboorteplaats: Houn, Libië.

Hoofd van de lijfwacht van Muammar KADHAFI. Verantwoordelijkheid voor de veiligheid van het regime. Voorgeschiedenis van geweldpleging tegen dissidenten.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 26.2.2011.

3.

DORDA, Abu Zayd Umar

Directeur externe veiligheidsorganisatie. Loyalist van het regime. Hoofd van het bureau externe inlichtingen.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 26.2.2011.

4.

JABIR, generaal-majoor Abu Bakr Yunis

Geboortejaar: 1952. Geboorteplaats: Jalo, Libië.

Minister van Defensie. Algehele verantwoordelijkheid voor acties van de strijdkrachten.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 26.2.2011.

5.

MATUQ, Matuq Mohammed

Geboortejaar: 1956. Geboorteplaats: Khoms, Libië.

Staatssecretaris van nutsvoorzieningen. Prominent figuur van het regime. Actief in de revolutionaire comités. Voorgeschiedenis van betrokkenheid bij onderdrukking van dissidenten en bij geweldpleging.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 26.2.2011.

6.

KADHAF AL-DAM, Sayyid Mohammed

Geboortejaar:1948. Geboorteplaats: Sirte, Libië.

Neef van Muammar KADHAFI. Sayyid was in de jaren tachtig betrokken bij de moordcampagne tegen dissidenten en zou verantwoordelijk zijn voor een aantal moorden in Europa. Voorts wordt aangenomen dat hij een rol heeft gespeeld bij de aanschaf van wapens.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 26.2.2011.

7.

KADHAFI, Aisha Muammar

Geboortejaar: 1978. Geboorteplaats: Tripoli, Libië.

Dochter van Muammar KADHAFI. Nauw gelieerd aan het regime.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 26.2.2011.

8.

KADHAFI, Hannibal Muammar

Paspoortnummer: B/002210. Geboortedatum: 20.9.1975. Geboorteplaats: Tripoli, Libië.

Zoon van Muammar KADHAFI. Nauw gelieerd aan het regime.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 26.2.2011.

9.

KADHAFI, Khamis Muammar

Geboortejaar: 1978. Geboorteplaats: Tripoli, Libië.

Zoon van Muammar KADHAFI. Nauw gelieerd aan het regime. Bevel over militaire eenheden die betrokken zijn bij het onderdrukken van demonstraties.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 26.2.2011.

10.

KADHAFI, Mohammed Muammar

Geboortejaar: 1970. Geboorteplaats: Tripoli, Libië.

Zoon van Muammar KADHAFI. Nauw gelieerd aan het regime.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 26.2.2011.

11.

KADHAFI, Muammar Mohammed Abu Minyar

Geboortejaar: 1942. Geboorteplaats: Sirte, Libië.

Leider van de revolutie, opperbevelhebber van de strijdkrachten. Verantwoordelijk voor bevelen tot onderdrukking van demonstraties, schending van mensenrechten.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 26.2.2011.

12.

KADHAFI, Mutassim

Geboortejaar: 1976. Geboorteplaats: Tripoli, Libië.

Nationale veiligheidsadviseur. Zoon van Muammar KADHAFI. Nauw gelieerd aan het regime.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 26.2.2011.

13.

KADHAFI, Saadi

Paspoortnummer: 014797. Geboortedatum: 27.5.1973. Geboorteplaats: Tripoli, Libië.

Bevelhebber van de speciale strijdkrachten. Zoon van Muammar KADHAFI. Nauw gelieerd aan het regime. Bevel over militaire eenheden die betrokken zijn bij het onderdrukken van demonstraties.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 26.2.2011.

14.

KADHAFI, Saif al-Arab

Geboortejaar: 1982. Geboorteplaats: Tripoli, Libië.

Zoon van Muammar KADHAFI. Nauw gelieerd aan het regime.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 26.2.2011.

15.

KADHAFI, Saif al-Islam

Paspoortnummer: B014995. Geboortedatum: 25.6.1972. Geboorteplaats: Tripoli, Libië.

Directeur van de Kadhafi Foundation. Zoon van Muammar KADHAFI. Nauw gelieerd aan het regime. Opruiende toespraken waarin tot geweld tegen demonstranten wordt aangezet.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 26.2.2011.

16.

AL-SENUSSI, Kolonel Abdullah

Geboortejaar: 1949. Geboorteplaats: Sudan.

Directeur militaire inlichtingen. Betrokkenheid van de militaire inlichtingendienst bij het onderdrukken van demonstraties. Wordt ervan verdacht betrokken te zijn geweest bij het bloedbad in de gevangenis van Abu Selim. Bij verstek veroordeeld voor de bomaanslag op de UTA-vlucht. Zwager van Muammar KADHAFI.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 26.2.2011.

17.

AL KADHAFI, Quren Salih Quren

Libisch ambassadeur in Tsjaad. Is van Tsjaad naar Sabha vertrokken. Rechtstreeks betrokken bij het voor het regime inhuren en aansturen van huurlingen.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 17.3.2011.

18.

AL KUNI, Kolonel Amid Husain

Gouverneur van Ghat (Zuid-Libië). Rechtstreeks betrokken bij het inhuren van huurlingen.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 17.3.2011.”


BIJLAGE II

„BIJLAGE II

Lijst van personen bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b)

 

Naam

Informatie ter identificatie

Motivering

Datum van plaatsing op de lijst

1.

ABDULHAFIZ, Kolonel Mas'ud

Positie: commandant strijdkrachten

Derde in bevel strijdkrachten. Belangrijke rol in militaire inlichtingendienst.

28.2.2011

2.

ABDUSSALAM, Abdussalam Mohammed

Positie: hoofd terreurbestrijding, externe veiligheidsorganisatie

Geboortejaar: 1952

Geboorteplaats: Tripoli, Libië

Prominent lid revolutionair comité. Nauwe bondgenoot van Muammar Kadhafi.

28.2.2011

3.

ABU SHAARIYA

Positie: plaatsvervangend hoofd externe veiligheidsorganisatie

Prominent lid van het regime. Zwager van Muammar KADHAFI.

28.2.2011

4.

ASHKAL, Al-Barrani

Positie: plaatsvervangend directeur militaire inlichtingen

Hoge functionaris van het regime.

28.2.2011

5.

ASHKAL, Omar

Positie: hoofd Beweging van revolutionaire comités

Geboorteplaats: Sirte, Libië.

Revolutionaire comités betrokken bij geweldpleging tegen demonstranten.

28.2.2011

6.

QADHAF AL-DAM, Ahmed Mohammed

Geboortejaar: 1952

Geboorteplaats: Egypte

Neef van Muammar KADHAFI. Zou sedert 1995 aan het hoofd staan van een elitebataljon van het leger dat belast is met de persoonlijke beveiliging van Kadhafi en een sleutelrol vervullen in de externe veiligheidsorganisatie. Betrokken bij de planning van operaties tegen Libische dissidenten in het buitenland en direct betrokken bij terroristische activiteiten.

28.2.2011

7.

AL-BARASSI, Safia Farkash

Geboortejaar: 1952

Geboorteplaats: Al Bayda, Libië

Vrouw van Muammar KADHAFI.

Nauw gelieerd aan het regime.

28.2.2011

8.

SALEH, Bachir

Geboortejaar: 1946

Geboorteplaats: Traghen

Hoofd kabinet van de Leider.

Nauw gelieerd aan het regime.

28.2.2011

9.

Generaal TOHAMI, Khaled

Geboortejaar: 1946

Geboorteplaats: Genzur

Directeur bureau binnenlandse veiligheid.

Nauw gelieerd aan het regime.

28.2.2011

10.

FARKASH, Mohammed Boucharaya

Geboortedatum: 1.7.1949

Geboorteplaats: Al-Bayda

Directeur inlichtingen bureau externe veiligheid.

Nauw gelieerd aan het regime.

28.2.2011

11.

EL-KASSIM ZOUAI, Mohamed Abou

 

Secretaris-generaal van het Algemeen Volkscongres; betrokken bij geweldpleging tegen demonstranten.

21.3.2011

12.

AL-MAHMOUDI, Baghdadi

 

Minister-president van de regering van kolonel Khadafi; betrokken bij geweldpleging tegen demonstranten.

21.3.2011

13.

HIJAZI, Mohamad Mahmoud

 

Minister van Volksgezondheid en Milieu in de regering van kolonel Khadafi; betrokken bij geweldpleging tegen demonstranten.

21.3.2011

14.

ZLITNI, Abdelhaziz

Geboortejaar: 1935

Minister van Planning en Financiën in de regering van kolonel Khadafi; betrokken bij geweldpleging tegen demonstranten.

21.3.2011

15.

HOUEJ, Mohamad Ali

Geboortejaar: 1949

Geboorteplaats:Al-Azizia (bij Tripoli)

Minister van Industrie, Economie en Handel in de regering van kolonel Khadafi; betrokken bij geweldpleging tegen demonstranten.

21.3.2011

16.

AL-GAOUD, Abdelmajid

Geboortejaar: 1943

Minister van Landbouw, en Dierlijke en Maritieme Hulpbronnen in de regering van kolonel Khadafi.

21.3.2011

17.

AL-CHARIF, Ibrahim Zarroug

 

Minister van Sociale Zaken in de regering van kolonel Khadafi; betrokken bij geweldpleging tegen demonstranten.

21.3.2011

18.

FAKHIRI, Abdelkebir Mohamad

Geboortedatum: 4.5.1963

Paspoortnummer: B/014965 (verloopt eind 2013)

Minister van Onderwijs, Hoger Onderwijs en Onderzoek in de regering van kolonel Khadafi; betrokken bij geweldpleging tegen demonstranten.

21.3.2011

19.

ZIDANE, Mohamad Ali

Geboortejaar: 1958

Paspoortnummer: B/0105075 (verloopt eind 2013)

Minister van Vervoer in de regering van kolonel Khadafi; betrokken bij geweldpleging tegen demonstranten.

21.3.2011

20.

MANSOUR, Abdallah

Geboortedatum: 8.7.1954

Paspoortnummer: B/014924 (verloopt eind 2013)

Naaste medewerker van kolonel Kadhafi, vooraanstaande rol in de veiligheidsdiensten, voormalig directeur van radio en televisie; betrokken bij geweldpleging tegen demonstranten.

21.3.2011”


BIJLAGE III

„BIJLAGE III

Lijst van personen en entiteiten bedoeld in artikel 6, lid 1, onder a)

1.

KADHAFI, Aisha Muammar

Geboortejaar: 1978. Geboorteplaats: Tripoli, Libië.

Dochter van Muammar KADHAFI. Nauw gelieerd aan het regime.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 26.2.2011.

2.

KADHAFI, Hannibal Muammar

Paspoortnummer: B/002210. Geboortedatum: 20.9.1975. Geboorteplaats: Tripoli, Libië.

Zoon van Muammar KADHAFI. Nauw gelieerd aan het regime.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 26.2.2011.

3.

KADHAFI, Khamis Muammar

Geboortejaar: 1978. Geboorteplaats: Tripoli, Libië.

Zoon van Muammar KADHAFI. Nauw gelieerd aan het regime. Bevel over militaire eenheden die betrokken zijn bij het onderdrukken van demonstraties.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 26.2.2011.

4.

KADHAFI, Muammar Mohammed Abu Minyar

Geboortejaar: 1942. Geboorteplaats: Sirte, Libië.

Leider van de revolutie, opperbevelhebber van de strijdkrachten. Verantwoordelijk voor bevelen tot onderdrukking van demonstraties, schending van mensenrechten.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 26.2.2011.

5.

KADHAFI, Mutassim

Geboortejaar: 1976. Geboorteplaats: Tripoli, Libië.

Nationale veiligheidsadviseur. Zoon van Muammar KADHAFI. Nauw gelieerd aan het regime.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 26.2.2011.

6.

KADHAFI, Saif al-Islam

Directeur van de Kadhafi Foundation. Paspoortnummer: B014995. Geboortedatum: 25.6.1972. Geboorteplaats: Tripoli, Libië. Zoon van Muammar KADHAFI. Nauw gelieerd aan het regime. Opruiende toespraken waarin tot geweld tegen demonstranten wordt aangezet.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 26.2.2011.

7.

DORDA, Abu Zayd Umar

Directeur externe veiligheidsorganisatie. Loyalist van het regime. Hoofd van het bureau externe inlichtingen.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 17.3.2011 (datum plaatsing op EU-lijst: 28.2.2011)

8.

JABIR, generaal-majoor Abu Bakr Yunis

Geboortejaar: 1952. Geboorteplaats: Jalo, Libië.

Minister van Defensie. Algehele verantwoordelijkheid voor acties van de strijdkrachten.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 17.3.2011 (datum plaatsing op EU-lijst: 28.2.2011)

9.

MATUQ, Matuq Mohammed

Geboortejaar: 1956. Geboorteplaats: Khoms, Libië.

Staatssecretaris van nutsvoorzieningen. Prominent figuur van het regime. Actief in de revolutionaire comités. Voorgeschiedenis van betrokkenheid bij onderdrukking van dissidenten en bij geweldpleging.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 17.3.2011 (datum plaatsing op EU-lijst: 28.2.2011)

10.

KADHAFI, Mohammed Muammar

Geboortejaar: 1970. Geboorteplaats: Tripoli, Libië.

Zoon van Muammar KADHAFI. Nauw gelieerd aan het regime.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 17.3.2011 (datum plaatsing op EU-lijst: 28.2.2011)

11.

KADHAFI, Saadi

Bevelhebber van de speciale strijdkrachten.

Zoon van Muammar KADHAFI. Nauw gelieerd aan het regime. Bevel over militaire eenheden die betrokken zijn bij het onderdrukken van demonstraties.

Geboortedatum: 27.5.1973. Geboorteplaats: Tripoli, Libië. Paspoortnummer: 014797.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 17.3.2011 (datum plaatsing op EU-lijst: 28.2.2011)

12.

KADHAFI, Saif al-Arab

Zoon van Muammar KADHAFI Nauw gelieerd aan het regime.

Geboortejaar: 1982. Geboorteplaats: Tripoli, Libië.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 17.3.2011 (datum plaatsing op EU-lijst: 28.2.2011)

13.

AL-SENUSSI, Kolonel Abdullah

Geboortejaar: 1949. Geboorteplaats: Sudan.

Directeur militaire inlichtingen. Betrokkenheid van de militaire inlichtingendienst bij het onderdrukken van demonstraties. Wordt ervan verdacht betrokken te zijn geweest bij het bloedbad in de gevangenis van Abu Selim. Bij verstek veroordeeld voor de bomaanslag op de UTA-vlucht. Zwager van Muammar KADHAFI.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 17.3.2011 (datum plaatsing op EU-lijst: 28.2.2011)

Entiteiten

1.

Centrale Bank van Libië

Onder zeggenschap van Muammar KADHAFI en zijn familie, mogelijke financieringsbron voor zijn regime.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 17.3.2011 (datum plaatsing op EU-lijst: 10.3.2011)

2.

Libyan Investment Authority

Onder zeggenschap van Muammar KADHAFI en zijn familie, mogelijke financieringsbron voor zijn regime.

Ook bekend als Libyan Arab Foreign Investment Company (LAFICO)

1 Fateh Tower Office No. 99, 22nd Floor, Borgaida Street, Tripoli, 1103 Libya

Datum plaatsing op de VN-lijst: 17.3.2011 (datum plaatsing op EU-lijst: 10.3.2011)

3.

Libyan Foreign Bank

Onder zeggenschap van Muammar KADHAFI en zijn familie, mogelijke financieringsbron voor zijn regime.

Datum plaatsing op de VN-lijst: 17.3.2011 (datum plaatsing op EU-lijst: 10.3.2011)

4.

Libyan Africa Investment Portfolio

Onder zeggenschap van Muammar KADHAFI en zijn familie, mogelijke financieringsbron voor zijn regime.

Jamahiriya Street, LAP Building, PO Box 91330, Tripoli, Libya

Datum plaatsing op de VN-lijst: 17.3.2011 (datum plaatsing op EU-lijst: 10.3.2011)

5.

Libyan National Oil Corporation

Onder zeggenschap van Muammar KADHAFI en zijn familie, mogelijke financieringsbron voor zijn regime.

Bashir Saadwi Street, Tripoli, Tarabulus, Libya

Datum plaatsing op de VN-lijst: 17.3.2011”


BIJLAGE IV

„BIJLAGE IV

Lijst van personen en entiteiten bedoeld in artikel 6, lid 1, onder b)

Personen

 

Naam

Informatie ter identificatie

Motivering

Datum van plaatsing op de lijst

1.

ABDULHAFIZ, Kolonel Mas'ud

Positie: commandant van de strijdkrachten

Derde in bevel van de strijdkrachten. Belangrijke rol in de militaire inlichtingendienst.

28.2.2011

2.

ABDUSSALAM, Abdussalam Mohammed

Positie: hoofd terreurbestrijding, External Security Organisation.

Geboortedatum: 1952

Geboorteplaats: Tripoli, Libië

Prominent lid van het revolutionair comité.

Nauwe bondgenoot van Muammar KADHAFI.

28.2.2011

3.

ABU SHAARIYA

Positie: plaatsvervangend hoofd externe veiligheidsorganisatie

Prominent lid van het regime.

Zwager van Muammar KADHAFI.

28.2.2011

4.

ASHKAL, Al-Barrani

Positie: plaatsvervangend directeur van de militaire inlichtingendienst

Hoge functionaris van het regime.

28.2.2011

5.

ASHKAL, Omar

Positie: hoofd van de revolutionaire comités.

Geboorteplaats: Sirte, Libië

Revolutionaire comités betrokken bij geweldpleging tegen demonstranten.

28.2.2011

6.

AL-BAGHDADI, Dr Abdulqader Mohammed

Positie: hoofd van het verbindings-bureau van de revolutionaire comités Paspoortnr. B010574

Geboortedatum: 1.7.1950

Revolutionaire comités betrokken bij geweldpleging tegen demonstranten.

28.2.2011

7.

DIBRI, Abdulqader Yusef

Positie: hoofd van de lijfwacht van Muammar KADHAFI.

Geboortedatum: 1946

Geboorteplaats: Houn, Libië

Verantwoordelijk voor de veiligheid van het regime. Voorgeschiedenis van geweldpleging tegen dissidenten.

28.2.2011

8.

KADHAF AL-DAM, Ahmed Mohammed

Geboortedatum: 1952

Geboorteplaats: Egypte

Neef van Muammar KADHAFI. Zou sedert 1995 aan het hoofd staan van een elitebataljon van het leger dat belast is met de persoonlijke beveiliging van Kadhafi en een sleutelrol hebben in de externe veiligheidsorganisatie. Betrokken bij de planning van operaties tegen Libische dissidenten in het buitenland en direct betrokken bij terroristische activiteiten.

28.2.2011

9.

KADHAF AL-DAM, Sayyid Mohammed

Geboortedatum: 1948

Geboorteplaats: Sirte, Libië

Neef van Muammar KADHAFI. Sayyid was in de jaren 80 betrokken bij de moordcampagne tegen dissidenten en zou verantwoordelijk zijn voor een aantal moorden in Europa. Voorts wordt aangenomen dat hij een rol heeft gespeeld bij de aanschaf van wapens.

28.2.2011

10.

AL-BARASSI, Safia Farkash

Geboortedatum: 1952

Geboorteplaats: Al Bayda, Libië

Vrouw van Muammar KADHAFI.

Nauw gelieerd aan het regime.

28.2.2011

11.

SALEH, Bachir

Geboortedatum: 1946

Geboorteplaats: Traghen

Hoofd kabinet van de Leider.

Nauw gelieerd aan het regime.

28.2.2011

12.

TOHAMI, Generaal Khaled

Geboortedatum: 1946

Geboorteplaats: Genzur

Directeur Bureau Interne Veiligheid.

Nauw gelieerd aan het regime.

28.2.2011

13.

FARKASH, Mohammed Boucharaya

Geboortedatum: 1 juli 1949

Geboorteplaats: Al-Bayda

Directeur inlichtingen in het Bureau Externe Veiligheid.

Nauw gelieerd aan het regime.

28.2.2011

14.

ZARTI, Mustafa

geboren op 29 maart 1970, Oostenrijks staatsburger (paspoortnr. P1362998, geldig van 6 november 2006 tot en met 5 november 2016)

Nauw gelieerd aan het regime en vice-CEO van de „Libyan Investment Authority”, bestuurslid van de National Oil Corporation en vicevoorzitter van de First Energy Bank in Bahrein.

10.3.2011

15.

EL-KASSIM ZOUAI, Mohamed Abou

 

Secretaris-generaal van het Algemeen Volkscongres; betrokken bij de repressie van manifestanten.

21.3.2011

16.

AL-MAHMOUDI, Baghdadi

 

Minister-president van de regering van kolonel Kadhafi; betrokken bij de repressie van manifestanten.

21.3.2011

17.

HIJAZI, Mohamad Mahmoud

 

Minister van Volksgezondheid en Milieu in de regering van kolonel Kadhafi; betrokken bij de repressie van manifestanten.

21.3.2011

18.

ZLITNI, Abdelhaziz

Geboortedatum: 1935

Minister van Planning en Financiën in de regering van kolonel Kadhafi; betrokken bij de repressie van manifestanten.

21.3.2011

19.

HOUEJ, Mohamad Ali

Geboortedatum: 1949

Geboorteplaats: Al-Azizia (bij Tripoli)

Minister van Industrie, Economie en Handel in de regering van kolonel Kadhafi; betrokken bij de repressie van manifestanten.

21.3.2011

20.

AL-GAOUD, Abdelmajid

Geboortedatum: 1943

Minister van Landbouw en Dierlijke en Maritieme Hulpbronnen in de regering van kolonel Kadhafi.

21.3.2011

21.

AL-CHARIF, Ibrahim Zarroug

 

Minister van Sociale Zaken in de regering van kolonel Kadhafi; betrokken bij de repressie van manifestanten.

21.3.2011

22.

FAKHIRI, Abdelkebir Mohamad

Geboortedatum: 4 mei 1963

Paspoortnummer: B/014965 (verstrijkt eind 2013)

Minister van Onderwijs, Hoger Onderwijs en Onderzoek in de regering van kolonel Kadhafi; betrokken bij de repressie van manifestanten.

21.3.2011

23.

ZIDANE, Mohamad Ali

Geboortedatum: 1958

Paspoortnummer: B/0105075 (verstrijkt eind 2013)

Minister van Vervoer in de regering van kolonel Kadhafi; betrokken bij de repressie van manifestanten.

21.3.2011

24.

MANSOUR, Abdallah

Geboortedatum: 8.7.1954

Paspoortnummer: B/014924 (verstrijkt eind 2013)

Naaste medewerker van kolonel Kadhafi; vooraanstaande rol in de veiligheidsdiensten, voormalig directeur van radio en televisie; betrokken bij de repressie van manifestanten.

21.3.2011

25.

AL KADHAFI, Quren Salih Quren

 

Libisch ambassadeur in Tsjaad. Is van Tsjaad naar Sabha vertrokken. Rechtstreeks betrokken bij het voor het regime inhuren en aansturen van huurlingen.

12.4.2011

26.

AL KUNI, Kolonel Amid Husain

 

Gouverneur van Ghat (Zuid-Libië). Rechtstreeks betrokken bij het inhuren van huurlingen.

12.4.2011


Entiteiten

 

Naam

Informatie ter identificatie

Motivering

Datum van plaatsing op de lijst

1.

Libyan Housing and Infrastructure Board (HIB)

Tajora, Tripoli, Libië Wetgevingsnummer: 60/2006 van het Algemeen Volkscomité van Libië

Tel.: +218 21 369 1840,

Fax: +218 21 369 6447

http://www.hib.org.ly

Onder zeggenschap van Muammar Kadhafi en zijn familie en mogelijke financieringsbron voor zijn regime.

10.3.2011

2.

Fonds voor economische en sociale ontwikkeling (ESDF)

Qaser Bin Ghasher road Salaheddine Cross - BP: 93599 Libya-Tripoli

Tel.: +218 21 490 8893 -

Fax: +218 21 491 8893 – E-mail: info@esdf.ly

Onder zeggenschap van het regime van Muammar Kadhafi en mogelijke financieringsbron voor deze laatste.

21.3.2011

3.

Libyan Arab African Investment Company - LAAICO

Site: http://www.laaico.com

Onderneming opgericht in 1981

76351 Janzour-Libië.

81370 Tripoli-Libië

Tel.: 00 218 (21) 4890146 – 4890586 - 4892613

Fax: 00 218 (21) 4893800 - 4891867

E-mail: info@laaico.com

Onder zeggenschap van het regime van Muammar Kadhafi en mogelijke financieringsbron voor deze laatste.

21.3.2011

4.

Stichting-Kadhafi voor internationale liefdadigheids-instellingen en ontwikkeling

Administratief adres: Hay Alandalus – Jian St. – Tripoli – P.O.Box: 1101 – LIBIE Tel.: (+218) 214778301 - Fax: (+218) 214778766; E-mail: info@gicdf.org

Onder zeggenschap van het regime van Muammar Kadhafi en mogelijke financieringsbron voor deze laatste.

21.3.2011

5.

Stichting Waatassimou

gevestigd in Tripoli

Onder zeggenschap van het regime van Muammar Kadhafi en mogelijke financieringsbron voor deze laatste.

21.3.2011

6.

Hoofdzetel van de Libische radio en televisie

Gegevens:

Tel.: 00 218 21 444 59 26;

00 21 444 59 00;

Fax: 00 218 21 340 21 07

http://www.ljbc.net;

E-mail: info@ljbc.net

Zet publiekelijk aan tot haat en geweld door deel te nemen aan desinformatiecampagnes betreffende de repressie van manifestanten.

21.3.2011

7.

Revolutionaire Garde

 

Betrokken bij de repressie van manifestanten

21.3.2011

8.

National Commercial Bank

Orouba Street

AlBayda,

Libië

Tel.

+218 21-361-2429

Fax

+218 21-446-705

www.ncb.ly

De National Commercial Bank is een commerciële bank in Libië. Zij is opgericht in 1970 en heeft haar zetel in AlBayda (Libië), met vestigingen in Tripoli en AlBayda en bijkantoren in Libië. Zij is voor 100 % in handen van de overheid en een mogelijke financieringsbron voor het regime.

21.3.2011

9.

Gumhouria Bank

Gumhouria Bank Building

Omar Al Mukhtar Avenue

Giaddal Omer Al Moukhtar

P.O. Box 685

Tarabulus

Tripoli

Libië

Tel.: +218 21-333-4035

+218 21-444-2541

+218 21-444-2544

+218 21-333-4031

Fax:

+218 21-444-2476

+218 21-333-2505

E-mail:

info@gumhouria-bank.com.ly

Website:

www.gumhouria-bank.com.ly

De Gumhouria Bank is een commerciële bank in Libië. De bank is in 2008 ontstaan als gevolg van de fusie tussen de Al Ummah Bank en de Gumhouria Bank. Zij is voor 100 % in handen van de overheid en een mogelijke financieringsbron voor het regime.

21.3.2011

10.

Sahara Bank

Sahara Bank Building

First of September Street

P.O. Box 270

Tarabulus

Tripoli

Libië

Tel.

+218 21-379-0022

Fax

+218 21-333-7922

E-mail:

info@saharabank.com.ly

Website:

www.saharabank.com.ly

De Sahara Bank is een commerciële bank in Libië. Zij is voor 81 % in handen van de overheid en een mogelijke financieringsbron voor het regime.

21.3.2011

11.

Azzawia (Azawiya) Refining

P.O. Box 6451

Tripoli

Libië

+218 023 7976 26778

http://www.arc.com.ly

Onder zeggenschap van Muammar Kadhafi en mogelijke financieringsbron voor zijn regime.

23.3.2011

12.

Ras Lanuf Oil and Gas Processing Company (RASCO)

Ras Lanuf Oil and Gas Processing Company Building

Ras Lanuf City

P.O. Box 2323

Libië

Tel.: +218 21-360-5171

+218 21-360-5177

+218 21-360-5182

Fax: +218 21-360-5174

E-mail: info@raslanuf.ly

Website: www.raslanuf.ly

Onder zeggenschap van Muammar Kadhafi en mogelijke financieringsbron voor zijn regime.

23.3.2011

13.

Brega

Head Office: Azzawia / coast road

P.O. Box Azzawia 16649

Tel.: 2 – 625021-023 / 3611222

Fax: 3610818

Telex: 30460 / 30461 / 30462

Onder zeggenschap van Muammar Kadhafi en mogelijke financieringsbron voor zijn regime.

23.3.2011

14.

Sirte Oil Company

Sirte Oil Company Building

Marsa Al Brega Area

P.O. Box 385

Tarabulus

Tripoli

Libië

Tel.:

+218 21-361-0376

+218 21-361-0390

Fax:

+218 21-361-0604

+218 21-360-5118

E-mail: info@soc.com.ly

Website: www.soc.com.ly

Onder zeggenschap van Muammar Kadhafi en mogelijke financieringsbron voor zijn regime.

23.3.2011

15.

Waha Oil Company

Waha Oil Company

Office Location: Off Airport Road

Tripoli

Tarabulus

Libië

Postal Address: P.O. Box 395

Tripoli

Libië

Tel.: +218 21-3331116

Fax: +218 21-3337169

Telex: 21058

Onder zeggenschap van Muammar Kadhafi en mogelijke financieringsbron voor zijn regime.

23.3.2011

16.

Libyan Agricultural Bank (ook bekend als Agricultural Bank; ook bekend als Al Masraf Al Zirae Agricultural Bank; ook bekend als Al Masraf Al Zirae; ook bekend als Libyan Agricultural Bank)

El Ghayran Area, Ganzor El Sharqya, P.O. Box 1100, Tripoli, Libië; Al Jumhouria Street, East Junzour, Al Gheran, Tripoli, Libië; E-mail: agbank@agribankly.org; SWIFT/BIC AGRULYLT (Libya);

Tel.: (218) 214870586;

Tel.: (218) 214870714;

Tel.: (218) 214870745;

Tel.: (218) 213338366;

Tel.: (218) 213331533;

Tel.: (218) 213333541;

Tel.: (218) 213333544;

Tel.: (218) 213333543;

Tel.: (218) 213333542;

Fax: (218) 214870747;

Fax: (218) 214870767;

Fax: (218) 214870777;

Fax: (218) 213330927;

Fax: (218) 213333545

Libische dochteronderneming van de Central Bank of Libya.

12.4.2011

17.

Tamoil Africa Holdings Limited (ook bekend als Oil Libya Holding Company)

 

Libische dochteronderneming van de Libyan Africa Investment Portfolio.

12.4.2011

18.

Al-Inma Holding Co. for Services Investments

 

Libische dochteronderneming van het Fonds voor economische en sociale ontwikkeling (ESDF).

12.4.2011

19.

Al-Inma Holding Co. For Industrial Investments

 

Libische dochteronderneming van het Fonds voor economische en sociale ontwikkeling (ESDF).

12.4.2011

20.

Al-Inma Holding Company for Tourism Investment

Hasan al-Mashay Street (off al-Zawiyah Street)

Tel.: (218) 213345187

Fax: +218.21.334.5188

E-mail: info@ethic.ly

Libische dochteronderneming van het Fonds voor economische en sociale ontwikkeling (ESDF).

12.4.2011

21.

Libyan Holding Company for Development and Investment

 

Libische dochteronderneming van het Fonds voor economische en sociale ontwikkeling (ESDF).

12.4.2011

22.

Al-Inma Holding Co. for Construction and Real Estate Developments

 

Libische dochteronderneming van het Fonds voor economische en sociale ontwikkeling (ESDF).

12.4.2011

23.

First Gulf Libyan Bank

The 7th of November Street, P.O. Box 81200, Tripoli, Libië; SWIFT/BIC FGLBLYLT (Libya);

Tel.: (218) 213622262;

Fax: (218) 213622205

Libische dochteronderneming van het Fonds voor economische en sociale ontwikkeling (ESDF).

12.4.2011

24.

LAP Green Networks (ook bekend als LAP Green Holding Company)

 

Libische dochteronderneming van de Libyan Africa Investment Portfolio.

12.4.2011

25.

National Oil Wells and Drilling and Workover Company (ook bekend als National Oil Wells Chemical and Drilling and Workover Equipment Co.; ook bekend als National Oil Wells Drilling And Workover Equipment Co.)

National Oil Wells Drilling and Workover Company Building, Omar Al Mokhtar Street, P.O. Box 1106, Tarabulus,Tripoli, Libië

Tel.: (218) 213332411;

Tel.: (218) 213368741;

Tel.: (218) 213368742

Fax: (218) 214446743

E-mail: info@nwd-ly.com

Website: www.nwd-ly.com

Libische dochteronderneming van de National Oil Corporation (NOC).

De onderneming is in 2010 ontstaan als gevolg van een fusie tussen de National Drilling Co. en de National Company for Oil Wells Services.

12.4.2011

26.

North African Geophysical Exploration Company (ook bekend als NAGECO; ook bekend als North African Geophysical Exploration)

Airport Road, Ben Ghasir 6.7 KM, Tripoli, Libië

Tel.: (218) 215634670/4

Fax: (218) 215634676

E-mail: nageco@nageco.com

Website: www.nageco.com

Libische dochteronderneming van de National Oil Corporation (NOC).

In 2008 is de NOC voor 100 % eigenaar van NAGECO geworden.

12.4.2011

27.

National Oil Fields and Terminals Catering Company

Airport Road Km 3, Tripoli, Libië

Libische dochteronderneming van de National Oil Corporation (NOC).

12.4.2011

28.

Mabruk Oil Operations

Dat El-Emad 2, Ground Floor, PO Box 91171, Tripoli, Libië.

Joint venture tussen Total en de National Oil Corporation

12.4.2011

29.

Zuietina Oil Company (ook bekend als ZOC; ook bekend als Zueitina)

Zueitina Oil Building, Sidi Issa Street, Al Dahra Area, P.O. Box 2134, Tripoli, Libië

Joint venture tussen Occidental en de National Oil Corporation

12.4.2011

30.

Harouge Oil Operations (ook bekend als Harouge; ook bekend als Veba Oil Libya GMBH)

Al Magharba Street, P.O. Box 690, Tripoli, Libië

Joint venture tussen Petro Canada en de National Oil Corporation.

12.4.2011

31.

Jawaby Property Investment Limited

Cutlers Farmhouse, Marlow Road, Lane End, High Wycombe, Buckinghamshire, Verenigd Koninkrijk Overige info: Reg. nr. 01612618 (UK)

In het Verenigd Koninkrijk als vennootschap opgerichte dochteronderneming van de National Oil Corporation (NOC).

12.4.2011

32.

Tekxel Limited

One Wood Street, London, Verenigd Koninkrijk. Overige info: Reg. nr. 02439691

In het Verenigd Koninkrijk als vennootschap opgerichte dochteronderneming van de National Oil Corporation (NOC).

12.4.2011

33.

Sabtina Ltd

530-532 Elder Gate, Elder House, Milton Keynes, Verenigd Koninkrijk

Overige info: Reg. nr. 01794877 (UK)

In het Verenigd Koninkrijk als vennootschap opgerichte dochteronderneming van de Libyan Investment Authority.

12.4.2011

34.

Dalia Advisory Limited (LIA sub)

11 Upper Brook Street, London, Verenigd Koninkrijk Overige info: Reg. nr. 06962288 (Verenigd Koninkrijk)

In het Verenigd Koninkrijk als vennootschap opgerichte dochteronderneming van de Libyan Investment Authority.

12.4.2011

35.

Ashton Global Investments Limited

Woodbourne Hall, P.O.Box 3162, Road Town, Tortola, Britse Maagdeneilanden Overige info: Reg. nr. 1510484

Op de Britse Maagdeneilanden als vennootschap opgerichte dochteronderneming van de Libyan Investment Authority.

12.4.2011

36.

Capitana Seas Limited

c/o Trident Trust Company (BVI) Ltd, Trident Chambers, PO Box 146, Road Town, Tortola, Britse Maagdeneilanden

Overige info: Reg. nr. 1526359

Op de Britse Maagdeneilanden als vennootschap opgerichte entiteit die in handen is van Saadi Kadhafi.

12.4.2011

37.

Kinloss Property Limited

Woodbourne Hall, P.O.Box 3162, Road Town, Tortola, Britse Maagdeneilanden Overige info: Reg. nr. 1534407

Op de Britse Maagdeneilanden als vennootschap opgerichte dochteronderneming van de Libyan Investment Authority.

12.4.2011

38.

Baroque Investments Limited

c/o ILS Fiduciaries Ltd, First Floor, Millennium House, Victoria Road, Douglas, Isle of Man

Overige info: Reg. nr. 59058C (IOM)

Op het Eiland Man als vennootschap opgerichte dochteronderneming van de Libyan Investment Authority.

12.4.2011

39.

Mediterranean Oil Services Company (ook bekend als Mediterranean Sea Oil Services Company)

Bashir El Saadawy Street, P.O. Box 2655, Tripoli, Libië.

Is eigendom van of staat onder zeggenschap van de National Oil Corporation (NOC).

12.4.2011

40.

Mediterranean Oil Services GMBH (ook bekend als MED OIL OFFICE DUESSELDORF, ook bekend als MEDOIL)

Werdener Strasse 8

Düsseldorf

Nordhein-Westfalen, 40227

Duitsland

Is eigendom van of staat onder zeggenschap van de National Oil Corporation (NOC)

12.4.2011

41.

Libyan Arab Airlines

P.O. Box 2555

Haiti street

Tripoli, Libië

Tel. hoofdzetel: + 218 (21) 602 093

Fax hoofdzetel: + 218 (22) 30970

Voor 100 % in handen van de overheid

12.4.2011”


14.4.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 100/72


BESLUIT ATALANTA/1/2011 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ

van 13 april 2011

tot benoeming van de commandant van de strijdkrachten van de Europese Unie voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (Atalanta)

(2011/237/GBVB)

HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38,

Gezien Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB van de Raad van 10 november 2008 inzake de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (1) (Atalanta), en met name artikel 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van artikel 6 van Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB heeft de Raad het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) gemachtigd besluiten te nemen inzake de benoeming van de commandant van de EU-strijdkrachten.

(2)

Het PVC heeft op 26 november 2010 Besluit Atalanta/5/2010 (2) aangenomen, waarbij flottieljeadmiraal Juan RODRÍGUEZ GARAT werd benoemd tot commandant van de EU-strijdkrachten voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust.

(3)

De operationeel commandant van de Europese Unie heeft aanbevolen commodore Alberto Manuel Silvestre CORREIA te benoemen tot commandant van de EU-strijdkrachten voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust.

(4)

Het Militair Comité van de EU steunt deze aanbeveling.

(5)

Overeenkomstig artikel 5 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en de uitvoering van besluiten en acties van de Unie die gevolgen hebben op defensiegebied,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Commodore Alberto Manuel Silvestre CORREIA wordt benoemd tot commandant van de EU-strijdkrachten voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op 14 april 2011.

Gedaan te Brussel, 13 april 2011.

Voor het Politiek en Veiligheidscomité

De voorzitter

O. SKOOG


(1)  PB L 301 van 12.11.2008, blz. 33.

(2)  PB L 320 van 7.12.2010, blz. 8.


14.4.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 100/73


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 13 april 2011

tot wijziging van Beschikking 2007/843/EG wat betreft het programma ter bestrijding van salmonella in pluimvee en eieren in Tunesië

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 2520)

(Voor de EER relevante tekst)

(2011/238/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers (1), en met name artikel 10, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 2160/2003 zijn voorschriften voor de bestrijding van salmonella bij diverse pluimveepopulaties in de Unie vastgesteld. De verordening bepaalt dat om voor de desbetreffende soort of categorie te worden opgenomen of gehandhaafd in de in de wetgeving van de Unie vastgestelde lijst van derde landen waaruit de lidstaten onder die verordening vallende dieren of broedeieren mogen invoeren, het betrokken derde land bij de Commissie een salmonellabestrijdingsprogramma moet indienen dat garanties biedt die gelijkwaardig zijn aan die van de nationale salmonellabestrijdingsprogramma’s van de lidstaten.

(2)

Beschikking 2007/843/EG van de Commissie van 11 december 2007 tot goedkeuring van programma’s ter bestrijding van salmonella bij vermeerderingskoppels van Gallus gallus in bepaalde derde landen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Beschikking 2006/696/EG wat betreft bepaalde volksgezondheidsvoorschriften bij de invoer van pluimvee en broedeieren (2) heeft het door Tunesië ingediende programma ter bestrijding van salmonella bij vermeerderingskoppels overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2160/2003 goedgekeurd.

(3)

Tunesië heeft de Commissie nu meegedeeld dat dat programma is stopgezet. Bijgevolg is de goedkeuring van dat door Tunesië ingediende programma niet langer geldig. Beschikking 2007/843/EG moet daarom worden gewijzigd.

(4)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 1 van Beschikking 2007/843/EG wordt vervangen door:

„Artikel 1

De bestrijdingsprogramma’s die Canada, Israël en de Verenigde Staten overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2160/2003 hebben ingediend, worden goedgekeurd wat betreft salmonella bij vermeerderingskoppels.”.

Artikel 2

Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 mei 2011.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 13 april 2011.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 325 van 12.12.2003, blz. 1.

(2)  PB L 332 van 18.12.2007, blz. 81.


Rectificaties

14.4.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 100/74


Rectificatie van Besluit 2011/101/GBVB van de Raad van 15 februari 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen Zimbabwe

( Publicatieblad van de Europese Unie L 42 van 16 februari 2011 )

Bladzijde 6, artikel 3, lid 1:

in plaats van:

„Artikel 3

1.   Artikel 2 is niet van toepassing op:

a)

de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van niet-dodelijke militaire uitrusting, alsmede uitrusting die kan worden gebruikt voor binnenlandse repressie, die uitsluitend is bedoeld voor humanitair of beschermend gebruik, of voor programma's voor institutionele opbouw van de VN of de EU, of voor materieel dat bedoeld is voor crisisbeheersingsoperaties van de EU of de VN;

b)

het verstrekken van financieringsmiddelen of financiële bijstand in verband met dergelijke uitrusting;

c)

het verstrekken van technische bijstand in verband met dergelijke uitrusting, mits de uitvoer daarvan van tevoren door de terzake bevoegde autoriteit is goedgekeurd.”,

te lezen:

„Artikel 3

1.   Artikel 2 is niet van toepassing op:

a)

de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van niet-dodelijke militaire uitrusting, alsmede uitrusting die kan worden gebruikt voor binnenlandse repressie, die uitsluitend is bedoeld voor humanitair of beschermend gebruik, of voor programma's voor institutionele opbouw van de VN of de EU, of voor materieel dat bedoeld is voor crisisbeheersingsoperaties van de EU of de VN;

b)

het verstrekken van financieringsmiddelen of financiële bijstand in verband met dergelijke uitrusting;

c)

het verstrekken van technische bijstand in verband met dergelijke uitrusting,

mits de uitvoer daarvan van tevoren door de terzake bevoegde autoriteit is goedgekeurd.”.