ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2010.280.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 280

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

53e jaargang
26 oktober 2010


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures

1

 

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EU) nr. 960/2010 van de Commissie van 25 oktober 2010 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

8

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit 2010/638/GBVB van de Raad van 25 oktober 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen de Republiek Guinee

10

 

*

Besluit 2010/639/GBVB van de Raad van 25 oktober 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde functionarissen van Belarus

18

 

 

2010/640/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 21 oktober 2010 tot wijziging van Beschikkingen 2006/920/EG en 2008/231/EG wat betreft de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem Exploitatie en beheer van het treinverkeer van de trans-Europese conventionele en hogesnelheidsspoorwegsystemen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 7179)  ( 1 )

29

 

 

2010/641/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 22 oktober 2010 tot wijziging van Beschikking 2008/866/EG wat de toepassingsperiode betreft (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 7183)  ( 1 )

59

 

 

2010/642/EU

 

*

Besluit van de Commissie van 25 oktober 2010 tot toelating van een methode voor de indeling van varkenskarkassen in Griekenland (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 7230)

60

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

 

2010/643/EU

 

*

Besluit nr. 2/2010 van het Statistisch Comité Europese Unie/Zwitserland van 1 oktober 2010 tot wijziging van bijlage A bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat over samenwerking op het gebied van statistiek

62

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

RICHTLIJNEN

26.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 280/1


RICHTLIJN 2010/64/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 20 oktober 2010

betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 82, lid 2, alinea 2, onder b),

Gezien het initiatief van het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden (1),

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Unie stelt zich ten doel een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te handhaven en te ontwikkelen. Volgens de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Tampere van 15 en 16 oktober 1999, en met name punt 33, moet het beginsel van wederzijdse erkenning van vonnissen en andere beslissingen van rechterlijke instanties de hoeksteen van de justitiële samenwerking in burgerlijke en in strafzaken binnen de Unie worden, omdat een versterkte wederzijdse erkenning en de noodzakelijke onderlinge aanpassing van de wetgevingen de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten en de rechterlijke bescherming van de rechten van het individu ten goede zouden komen.

(2)

Op 29 november 2000 heeft de Raad, in overeenstemming met de conclusies van Tampere, een programma van maatregelen goedgekeurd om uitvoering te geven aan het beginsel van wederzijdse erkenning van strafrechtelijke beslissingen (3). In de inleiding van dit programma werd gesteld dat wederzijdse erkenning is „bedoeld om de samenwerking tussen de lidstaten en de bescherming van de rechten van het individu te versterken”.

(3)

De toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning van strafrechtelijke beslissingen veronderstelt wederzijds vertrouwen van de lidstaten in elkaars strafrechtstelsels. De omvang van die wederzijdse erkenning hangt nauw samen met het bestaan en de inhoud van bepaalde parameters, waaronder regelingen voor de bescherming van de rechten van verdachten en beklaagden en gemeenschappelijke minimumnormen, die noodzakelijk zijn om de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning te vergemakkelijken.

(4)

Wederzijdse erkenning van beslissingen in strafzaken kan alleen effectief functioneren in een geest van vertrouwen, waarbij niet alleen de gerechtelijke autoriteiten, maar alle bij de strafprocedure betrokken actoren beslissingen van de gerechtelijke autoriteiten van de andere lidstaten als gelijkwaardig aan hun eigen beslissingen beschouwen; daarbij gaat het niet alleen om het vertrouwen dat de regels van de andere lidstaten adequaat zijn, maar ook om het vertrouwen dat die regels correct worden toegepast.

(5)

In artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna het „EVRM”) en in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna „het Handvest”) is het recht op een eerlijk proces vastgelegd. Artikel 48, lid 2, van het Handvest garandeert de eerbiediging van de rechten van verdediging. Deze richtlijn eerbiedigt deze rechten en moet dienovereenkomstig worden uitgevoerd.

(6)

Hoewel al de lidstaten partij zijn bij het EVRM, heeft de ervaring geleerd dat dit gegeven alleen niet altijd zorgt voor voldoende vertrouwen in de strafrechtstelsels van andere lidstaten.

(7)

Voor een versterking van het wederzijdse vertrouwen is een consistentere toepassing van de in artikel 6 van het recht EVRM vastgelegde rechten en waarborgen nodig. Middels deze richtlijn en andere maatregelen, is evenzeer een verdere ontwikkeling nodig binnen de Unie van de in het EVRM en in het Handvest vastgelegde minimumnormen.

(8)

Artikel 82, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voorziet in de vaststelling van minimumvoorschriften die in de lidstaten van toepassing zijn, ter bevordering van wederzijdse erkenning van vonnissen en rechterlijke beslissingen en van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken met een grensoverschrijdende dimensie. Artikel 82, lid 2, tweede alinea, onder b), verwijst naar „de rechten van personen in de strafvordering” als een van de gebieden waarop minimumvoorschriften kunnen worden vastgesteld.

(9)

Gemeenschappelijke minimumvoorschriften moeten leiden tot meer vertrouwen in de strafrechtstelsels van alle lidstaten, dat op zijn beurt zou moeten leiden tot efficiëntere justitiële samenwerking in een klimaat van wederzijds vertrouwen. Dergelijke gemeenschappelijke minimumvoorschriften moeten worden vastgesteld op het gebied van vertolking en vertaling in strafprocedures.

(10)

Op 30 november 2009 keurde de Raad een resolutie over een routekaart ter versterking van de procedurele rechten van verdachten en beklaagden in strafprocedures (4) goed. In de routekaart, waarin een stapsgewijze benadering wordt voorgestaan, werd opgeroepen tot de vaststelling van maatregelen met betrekking tot het recht op vertaling en vertolking (maatregel A), het recht op informatie over de rechten en informatie over de beschuldiging (maatregel B), het recht op juridisch advies en rechtsbijstand (maatregel C) en het recht op communicatie met familie, werkgever en consulaire autoriteiten (maatregel D) en met betrekking tot bijzondere waarborgen voor kwetsbare verdachten of beklaagden (maatregel E).

(11)

In het programma van Stockholm, dat werd goedgekeurd op 10 december 2009, verklaarde de Europese Raad zich ingenomen met de routekaart en maakte hij deze tot onderdeel van het programma van Stockholm (punt 2.4). De Europese Raad onderstreepte het feit dat de routekaart niet uitputtend is, door de Commissie uit te nodigen te onderzoeken welke minimale procedurele rechten verdachten en beklaagden verder kunnen worden toegekend, en te beoordelen of andere vraagstukken, bijvoorbeeld het vermoeden van onschuld, dienen te worden aangepakt om op dit gebied tot een betere samenwerking te komen.

(12)

Deze richtlijn heeft betrekking op maatregel A van de routekaart. Er worden gemeenschappelijke minimumregels in vastgesteld die op het gebied van vertolking en vertaling in strafprocedures moeten gelden, om het wederzijdse vertrouwen tussen de lidstaten te vergroten.

(13)

In deze richtlijn wordt geput uit het voorstel van de Commissie voor een kaderbesluit van de Raad betreffende het recht op tolk- en vertaaldiensten in strafprocedures van 8 juli 2009, en het voorstel van de Commissie voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het recht op tolk- en vertaaldiensten in strafprocedures van 9 maart 2010.

(14)

Het recht op vertolking en vertaling ten behoeve van personen die de taal van de procedure niet spreken of verstaan, is vastgelegd in artikel 6 van het EVRM, zoals uitgelegd in de rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens. De bepalingen van deze richtlijn vergemakkelijken de toepassing van dit recht in de praktijk. Te dien einde strekt deze richtlijn ertoe het recht van een beklaagde of verdachte op vertolking en vertaling in strafprocedures te garanderen, met het oog op het verzekeren van zijn recht op een eerlijk proces.

(15)

De rechten waarin in deze richtlijn is voorzien, moeten tevens gelden, als noodzakelijke begeleidende maatregelen, voor de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel (5) binnen de bij deze richtlijn gestelde grenzen. De lidstaten van tenuitvoerlegging dienen vertolking en vertaling te verstrekken ten behoeve van de gezochte persoon die de taal van de procedure niet spreekt of verstaat, en de kosten daarvoor te dragen.

(16)

In sommige lidstaten is een andere autoriteit dan een in strafzaken bevoegde rechtbank bevoegd tot het opleggen van sancties met betrekking tot relatief lichte strafbare feiten. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn met betrekking tot verkeersovertredingen die op grote schaal worden begaan en die kunnen worden vastgesteld naar aanleiding van een verkeerscontrole. In dergelijke situaties zou het onredelijk zijn de bevoegde autoriteit te verplichten alle rechten te waarborgen waarin deze richtlijn voorziet. Als de wet van een lidstaat erin voorziet dat voor lichte strafbare feiten een sanctie worden opgelegd door een dergelijke autoriteit, en tegen het opleggen van deze sanctie beroep bij een in strafzaken bevoegde rechtbank kan worden ingesteld, moet deze richtlijn derhalve alleen van toepassing zijn op de procedure die bij deze rechtbank wordt gevoerd naar aanleiding van dit beroep.

(17)

Deze richtlijn dient kosteloze en toereikende taalkundige bijstandsverlening te waarborgen, zodat verdachten of beklaagden die de taal van de strafprocedure niet spreken of verstaan, hun recht van verdediging volledig kunnen uitoefenen en het eerlijke verloop van de procedure wordt gewaarborgd.

(18)

Vertolking voor de verdachte of beklaagde moet onverwijld worden verstrekt. Er kan echter enige tijd verstrijken voordat vertolking wordt verstrekt, zonder dat dit een schending oplevert van de vereiste dat de vertolking onverwijld moet worden verstrekt, zolang deze termijn redelijk is in de gegeven omstandigheden.

(19)

Communicatie tussen de verdachte of beklaagde en zijn raadsman moet worden uitgelegd in overeenstemming met deze richtlijn. De verdachte of beklaagde moet onder meer zijn versie van de feiten aan zijn raadsman kunnen uitleggen, zijn raadsman kunnen wijzen op verklaringen waarmee hij het niet eens is en zijn raadsman kunnen informeren over feiten die tot zijn verdediging zouden moeten worden aangevoerd.

(20)

Om de voorbereiding van de verdediging mogelijk te maken, dient communicatie tussen de verdachte of beklaagde en zijn raadsman die rechtstreeks verband houdt met een zitting of ondervraging tijdens de procedure, met de instelling van een beroep of met andere procedurele verzoeken, bijvoorbeeld een verzoek om vrijlating op borgtocht, te worden vertolkt, indien dit nodig is om het eerlijke verloop van de procedure te garanderen.

(21)

De lidstaten zorgen ervoor dat er een procedure of mechanisme bestaat om te controleren of de verdachte of beklaagde de taal van de strafprocedure spreekt en verstaat en of hij de bijstand van een tolk nodig heeft. Deze procedure of dit mechanisme houdt in dat de bevoegde autoriteit op welke adequate wijze ook, inclusief door de verdachte of beklaagde te raadplegen, verifieert of deze de taal van de strafprocedure spreekt en verstaat en of hij de bijstand van een tolk nodig heeft.

(22)

De vertolking en vertaling die uit hoofde van deze richtlijn wordt verstrekt, dient te geschieden in de moedertaal van de verdachte of beklaagde of in een andere taal die hij spreekt of verstaat, zodat hij zijn recht van verdediging volledig kan uitoefenen en zodat het eerlijke verloop van de procedure wordt gegarandeerd.

(23)

De eerbiediging van het recht op vertolking en vertaling waarin deze richtlijn voorziet, mag niet ten koste gaan van andere procedurele waarborgen waarin de nationale wet voorziet.

(24)

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat controle kan worden uitgeoefend over de adequaatheid van de verstrekte vertolking en vertaling, wanneer de bevoegde autoriteiten in een gegeven geval gewaarschuwd zijn.

(25)

De verdachte of beklaagde of de persoon tegen wie een procedure voor de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel loopt, moet het recht hebben de vaststelling dat er geen vertolking nodig is, aan te vechten, overeenkomstig procedures in het nationale recht. Dit recht houdt niet in dat de lidstaten verplicht zijn te voorzien in een afzonderlijk mechanisme of een afzonderlijke klachtenprocedure om deze vaststelling aan te vechten en het mag geen afbreuk doen aan de tijdslimieten die gelden voor de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel.

(26)

Wanneer de kwaliteit van de vertolking onvoldoende wordt geacht om het recht op een eerlijk proces te garanderen, moeten de bevoegde autoriteiten de aangestelde tolk kunnen vervangen.

(27)

De zorgplicht ten aanzien van verdachten of beklaagden die in een mogelijk zwakke positie verkeren, met name vanwege enige lichamelijke beperking waardoor hun vermogen om doeltreffend te communiceren is aangetast, ligt ten grondslag aan een eerlijke rechtsbedeling. De vervolgende instantie, de rechtshandhavingsautoriteiten en de gerechtelijke autoriteiten moeten daarom garanderen dat die personen de rechten waarin deze richtlijn voorziet, daadwerkelijk kunnen uitoefenen, bijvoorbeeld door rekening te houden met elke mogelijke kwetsbaarheid waardoor zij de procedure niet goed kunnen volgen en zich niet goed verstaanbaar kunnen maken, en door passende maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat die rechten gewaarborgd worden.

(28)

Wanneer voor vertolking op afstand gebruik wordt gemaakt van videoconferenties, moeten de bevoegde autoriteiten gebruik kunnen maken van instrumenten die ontwikkeld worden in het kader van de Europese e-justitie (bijvoorbeeld informatie over rechtbanken met videoconferentieapparatuur of -handboeken).

(29)

Deze richtlijn moet in het licht van de in de praktijk opgedane ervaring worden geëvalueerd. Indien nodig moet zij worden gewijzigd om de waarborgen die erin worden vastgelegd, te verbeteren.

(30)

Het garanderen van een eerlijk verloop van de procedure vereist dat essentiële processtukken, of ten minste de relevante onderdelen daaruit, ten behoeve van de verdachte of beklaagde vertaald worden overeenkomstig deze richtlijn. Bepaalde stukken moeten in dit opzicht altijd worden beschouwd als essentiële processtukken en moeten bijgevolg worden vertaald, zoals beslissingen tot vrijheidsbeneming, de tenlastelegging of dagvaarding en vonnissen. Het behoort de bevoegde autoriteiten van de lidstaten toe om uit eigen beweging of op verzoek van de verdachte of beklaagde of van diens raadsman te besluiten welke andere processtukken essentieel zijn om het eerlijke verloop van de procedure te waarborgen en bijgevolg eveneens moeten worden vertaald.

(31)

De lidstaten moeten de toegang tot nationale gegevensbanken van gerechtsvertalers en -tolken faciliteren, waar deze gegevensbanken bestaan. In verband hiermee moet met name aandacht worden besteed aan de doelstelling toegang te verlenen tot bestaande gegevensbanken via de e-justitie-portaalsite, als gepland in het meerjarenactieplan 2009-2013 voor de Europese e-justitie van 27 november 2008 (6).

(32)

Met deze richtlijn moeten minimumvoorschriften worden vastgesteld. De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om de in deze richtlijn vastgestelde rechten uit te breiden, om ook in situaties die niet in deze richtlijn aan bod komen, een hoger beschermingsniveau te bieden. Het beschermingsniveau mag nooit lager zijn dan de normen die zijn opgenomen in het EVRM of het Handvest, zoals uitgelegd in de rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens of het Hof van Justitie van de Europese Unie.

(33)

De bepalingen van deze richtlijn die met door het EVRM en door het Handvest gewaarborgde rechten overeenkomen, moeten worden uitgelegd en toegepast in overeenstemming met deze rechten, zoals deze zijn ontwikkeld in de desbetreffende rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens en het Hof van Justitie van de Europese Unie.

(34)

Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk het vaststellen van gemeenschappelijke minimumregels, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve, vanwege de omvang en de gevolgen ervan, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(35)

Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol (nr. 21) betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, hebben deze lidstaten kennis gegeven van hun wens deel te nemen aan de vaststelling en toepassing van deze richtlijn.

(36)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gehechte Protocol (nr. 22) betreffende de positie van Denemarken, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze richtlijn; deze richtlijn is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing in Denemarken,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Voorwerp en werkingssfeer

1.   Deze richtlijn legt voorschriften vast met betrekking tot het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures en procedures voor de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel.

2.   Het in lid 1 bedoelde recht geldt voor personen, vanaf het ogenblik waarop de bevoegde autoriteiten van een lidstaat hen er door middel van een officiële kennisgeving of anderszins van in kennis stellen dat zij ervan worden verdacht of beschuldigd een strafbaar feit te hebben begaan tot de beëindiging van de procedure, dat wil zeggen, tot de definitieve vaststelling dat zij het strafbare feit al dan niet hebben begaan, met inbegrip van, indien van toepassing, de strafoplegging en de uitkomst in een eventuele beroepsprocedure.

3.   Als de wet van een lidstaat erin voorziet dat voor lichte strafbare feiten een sanctie wordt opgelegd door een andere autoriteit dan een in strafzaken bevoegde rechtbank en tegen het opleggen van deze sanctie beroep bij deze rechtbank kan worden ingesteld, is deze richtlijn alleen van toepassing op de procedure voor deze rechtbank als gevolg van dit beroep.

4.   Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de nationale regelgeving betreffende de aanwezigheid van een raadsman in welke fase van de strafprocedure ook en evenmin aan de nationale regelgeving betreffende het recht van een verdachte of beklaagde om kennis te nemen van processtukken in een strafprocedure.

Artikel 2

Recht op vertolking

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat een verdachte of beklaagde die de taal van de strafprocedure niet spreekt of verstaat, onverwijld door een tolk wordt bijgestaan tijdens de strafprocedure voor onderzoeks- en gerechtelijke autoriteiten, onder meer tijdens politieverhoren, alle zittingen van het gerecht en alle noodzakelijke tussentijdse zittingen.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat, waar dit nodig is om het eerlijke verloop van de procedure te garanderen, vertolking beschikbaar is voor communicatie tussen de verdachte of beklaagde en zijn raadsman die rechtstreeks verband houdt met een verhoor of zitting tijdens de procedure, met de instelling van een beroep of met andere procedurele verzoeken.

3.   Het recht op vertolking uit hoofde van de leden 1 en 2 omvat passende bijstand aan personen met gehoor- of spraakstoornissen.

4.   De lidstaten zorgen ervoor dat er een procedure of mechanisme bestaat om te controleren of de verdachte of beklaagde de taal van de strafprocedure spreekt en verstaat en of hij de bijstand van een tolk nodig heeft.

5.   De lidstaten zorgen ervoor dat de verdachte of beklaagde, overeenkomstig de procedures in het nationale recht, het recht heeft een besluit aan te vechten waarbij wordt vastgesteld dat er geen vertolking nodig is en, wanneer vertolking is verstrekt, de mogelijkheid heeft om een klacht te formuleren omdat de kwaliteit hiervan onvoldoende is om het eerlijke verloop van de procedure te garanderen.

6.   In voorkomend geval kan gebruik worden gemaakt van communicatietechnologie zoals videoconferentie, telefoon of het internet, tenzij de aanwezigheid van de tolk ter plaatse vereist is om het eerlijke verloop van de procedure te waarborgen.

7.   In een procedure voor de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel zorgt de lidstaat van tenuitvoerlegging ervoor dat door zijn bevoegde autoriteiten aan personen tegen wie die procedure wordt gevoerd en die de taal van de procedure niet spreken of verstaan, tijdens die procedure vertolking wordt aangeboden overeenkomstig dit artikel.

8.   Vertolking die overeenkomstig dit artikel wordt verstrekt, is van voldoende kwaliteit om het eerlijke verloop van de procedure te waarborgen, met name door ervoor te zorgen dat de verdachte of beklaagde geïnformeerd is over de zaak tegen hem en in staat is zijn recht van verdediging uit te oefenen.

Artikel 3

Recht op vertaling van essentiële processtukken

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat een verdachte of beklaagde die de taal van de strafprocedure niet verstaat, binnen een redelijke termijn een schriftelijke vertaling ontvangt van alle processtukken die essentieel zijn om te garanderen dat hij zijn recht van verdediging kan uitoefenen en om het eerlijke verloop van de procedure te waarborgen.

2.   De essentiële processtukken omvatten beslissingen tot vrijheidsbeneming, de tenlastelegging of dagvaarding en vonnissen.

3.   De bevoegde autoriteiten besluiten per geval of andere processtukken essentieel zijn. De verdachte of beklaagde of zijn raadsman kan een met redenen omkleed verzoek met deze strekking indienen.

4.   Onderdelen van essentiële processtukken die niet relevant zijn om de verdachte of beklaagde in staat te stellen van de zaak tegen hem kennis te laten nemen, hoeven niet te worden vertaald.

5.   De lidstaten zorgen ervoor dat de verdachte of beklaagde, overeenkomstig de procedures in het nationale recht, het recht heeft een besluit aan te vechten waarbij wordt vastgesteld dat er geen vertaling van processtukken of onderdelen daarvan nodig is en, wanneer een vertaling is verstrekt, de mogelijkheid om een klacht te formuleren dat de kwaliteit ervan onvoldoende is om het eerlijke verloop van de procedure te garanderen.

6.   In procedures voor de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel zorgt de lidstaat van tenuitvoerlegging ervoor dat zijn bevoegde autoriteiten aan eenieder tegen wie die procedure wordt gevoerd en die de taal waarin het Europese aanhoudingsbevel is gesteld of waarin het door de uitvaardigende lidstaat is vertaald niet verstaat, een schriftelijke vertaling van dat stuk verstrekken.

7.   Als uitzondering op de in de leden 1, 2, 3 en 6 opgenomen algemene regels kan, in plaats van een schriftelijke vertaling een mondelinge vertaling of mondelinge samenvatting van de essentiële processtukken worden verstrekt, op voorwaarde dat deze mondelinge vertaling of mondelinge samenvatting het eerlijke verloop van de procedure onverlet laat.

8.   Van het in dit artikel bedoelde recht op vertaling van processtukken kan alleen afstand worden gedaan, als de verdachte of beklaagde vooraf juridisch advies heeft gekregen of anderszins volledig is geïnformeerd over de gevolgen van deze afstand en als de afstand op ondubbelzinnige wijze en vrijwillig is gedaan.

9.   Vertaling die overeenkomstig dit artikel wordt verstrekt, is van voldoende kwaliteit om het eerlijke verloop van de procedure te waarborgen, met name door ervoor te zorgen dat de verdachte of beklaagde geïnformeerd is over de zaak tegen hem en in staat is zijn recht van verdediging uit te oefenen.

Artikel 4

Kosten van de tolk- en vertaaldiensten

De lidstaten nemen de kosten van vertolking en vertaling die uit de toepassing van de artikelen 2 en 3 voortvloeien, voor hun rekening, ongeacht de uitkomst van de procedure.

Artikel 5

Kwaliteit van vertolking en vertaling

1.   De lidstaten nemen concrete maatregelen om ervoor te zorgen dat de verstrekte vertolking en vertaling voldoen aan de kwaliteitsvereisten in artikel 2, lid 8, en artikel 3, lid 9.

2.   Om adequate vertolking en vertaling en efficiënte toegang hiertoe te bevorderen, streven de lidstaten naar de instelling van een register of registers van onafhankelijke vertalers en tolken die naar behoren zijn gekwalificeerd. Als dit register of deze registers eenmaal zijn ingesteld, krijgen raadslieden en bevoegde autoriteiten er, in voorkomend geval, toegang toe.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat tolken en vertalers verplicht worden de vertrouwelijkheid in acht te nemen ten aanzien van overeenkomstig deze richtlijn verstrekte vertolking en vertaling.

Artikel 6

Opleiding

Onverminderd de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en verschillen in gerechtelijke organisatie binnen de Unie, verzoeken de lidstaten degenen die verantwoordelijk zijn voor de opleiding van rechters, aanklagers en justitieel personeel betrokken bij strafprocedures, om bijzondere aandacht te besteden aan de bijzondere kenmerken van communicatie met bijstand van een tolk, teneinde voor efficiënte en doeltreffende communicatie te zorgen.

Artikel 7

Registratie

De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer een verdachte of beklaagde door onderzoeks- of gerechtelijke autoriteiten is ondervraagd of verhoord met bijstand van een tolk overeenkomstig artikel 2, wanneer in de aanwezigheid van deze autoriteiten een mondelinge vertaling of mondelinge samenvatting van essentiële processtukken is verstrekt overeenkomstig artikel 3, lid 7, of wanneer een persoon afstand van het recht op vertaling heeft gedaan overeenkomstig artikel 3, lid 8, hiervan registratie wordt gedaan, volgens de registratieprocedure waarin de wet van de lidstaat in kwestie voorziet.

Artikel 8

Non-regressie

Geen enkele bepaling in deze richtlijn mag worden opgevat als een beperking of afwijking van de rechten en procedurele waarborgen die voortvloeien uit het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, uit het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, uit andere relevante bepalingen van het internationale recht of uit de wetten van de lidstaten die een hoger beschermingsniveau bieden.

Artikel 9

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 27 oktober 2013 aan deze richtlijn te voldoen.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van deze bepalingen mee.

3.   Wanneer de lidstaten deze bepalingen vaststellen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 10

Verslag

De Commissie dient uiterlijk op 27 oktober 2014 een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad, waarin wordt beoordeeld in hoeverre de lidstaten de nodige maatregelen hebben genomen om aan deze richtlijn te voldoen, indien nodig vergezeld van wetgevingsvoorstellen.

Artikel 11

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 12

Geadresseerden

Deze richtlijn is gericht aan de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Straatsburg, 20 oktober 2010.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitter

O. CHASTEL


(1)  PB C 69 van 18.3.2010, blz. 1.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 16 juni 2010 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 7 oktober 2010.

(3)  PB C 12 van 15.1.2001, blz. 10.

(4)  PB C 295 van 4.12.2009, blz. 1.

(5)  Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (PB L 190 van 18.7.2002, blz. 1).

(6)  PB C 75 van 31.3.2009, blz. 1.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

26.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 280/8


VERORDENING (EU) Nr. 960/2010 VAN DE COMMISSIE

van 25 oktober 2010

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 26 oktober 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 oktober 2010.

Voor de Commissie, namens de voorzitter,

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

78,7

MK

80,0

XS

73,2

ZZ

77,3

0707 00 05

MK

87,5

TR

152,9

ZZ

120,2

0709 90 70

TR

143,9

ZZ

143,9

0805 50 10

AR

88,4

BR

68,9

CL

65,0

TR

93,2

UY

61,0

ZA

90,2

ZZ

77,8

0806 10 10

BR

220,8

TR

133,9

US

155,2

ZA

64,2

ZZ

143,5

0808 10 80

AR

77,3

BR

59,6

CL

110,2

CN

82,6

NZ

101,3

US

82,6

ZA

94,6

ZZ

86,9

0808 20 50

CN

92,7

ZA

88,6

ZZ

90,7


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

26.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 280/10


BESLUIT 2010/638/GBVB VAN DE RAAD

van 25 oktober 2010

betreffende beperkende maatregelen tegen de Republiek Guinee

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 27 oktober 2009 heeft de Raad Gemeenschappelijk Standpunt 2009/788/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen de Republiek Guinee (1) vastgesteld als reactie op het gewelddadig optreden van de veiligheidstroepen tegen politieke demonstranten in Conakry op 28 september 2009.

(2)

Op 22 december 2009 heeft de Raad Besluit 2009/1003/GBVB houdende wijziging van Gemeenschappelijk Standpunt 2009/788/GBVB (2) vastgesteld, waarin aanvullende beperkende maatregelen zijn opgenomen.

(3)

Op 29 maart 2010 heeft de Raad Besluit 2010/186/GBVB houdende wijziging van Gemeenschappelijk Standpunt 2009/788/GBVB (3) vastgesteld.

(4)

Op basis van een toetsing van Gemeenschappelijk Standpunt 2009/788/GBVB moeten de beperkende maatregelen tot en met 27 oktober 2011 worden verlengd.

(5)

De uitvoeringsmaatregelen van de Unie zijn vervat in Verordening (EU) nr. 1284/2009 van de Raad van 22 december 2009 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen ten aanzien van de Republiek Guinee (4),

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De verkoop, levering, overdracht of uitvoer van wapens en alle soorten aanverwant materieel, waaronder wapens en munitie, militaire voertuigen en militaire uitrusting, paramilitaire uitrusting en onderdelen daarvoor, alsmede uitrusting die voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt, aan de Republiek Guinee door onderdanen van de lidstaten of vanaf het grondgebied van de lidstaten - ongeacht of de goederen daar oorspronkelijk vandaan komen - of met gebruik van onder hun vlag varende schepen of hun luchtvaartuigen, is verboden.

2.   Er wordt een verbod ingesteld op:

a)

het direct of indirect verlenen van technische bijstand, bemiddelings- of andere diensten die gerelateerd zijn aan de in lid 1 genoemde voorwerpen, of aan de levering, de fabricage, het onderhoud of het gebruik van die voorwerpen, aan natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen in, of voor gebruik in, de Republiek Guinee;

b)

het direct of indirect verstrekken van financieringsmiddelen of financiële bijstand in verband met de in lid 1 genoemde voorwerpen, met inbegrip van met name subsidies, leningen en exportkredietverzekering, voor de verkoop, de levering, de overbrenging of de uitvoer van die voorwerpen, of voor het verlenen van daarmee verband houdende technische bijstand, bemiddelings- of andere diensten, aan personen, entiteiten of lichamen in, of voor gebruik in, de Republiek Guinee;

c)

het bewust en opzettelijk deelnemen aan activiteiten die ertoe strekken of die tot gevolg hebben dat de onder (a) of (b) bedoelde verbodsbepalingen worden omzeild.

Artikel 2

1.   Artikel 1 is niet van toepassing op:

a)

de verkoop, levering, overbrenging of uitvoer van niet-dodelijke militaire uitrusting, alsmede uitrusting die kan worden gebruikt voor binnenlandse repressie, die uitsluitend is bedoeld voor humanitair of beschermend gebruik, of voor programma’s voor institutionele opbouw van de Verenigde Naties (VN) en de Europese Unie, of voor crisisbeheersingsoperaties van de Unie en de VN;

b)

de verkoop, levering, overbrenging of uitvoer van andere voertuigen dan gevechtsvoertuigen, die zijn gemaakt van of uitgerust met materiaal dat bescherming biedt tegen kogels en die uitsluitend bestemd zijn voor de bescherming van personeel van de Unie en haar lidstaten in de Republiek Guinee,

c)

het verstrekken van technische bijstand, bemiddelings- en andere diensten in verband met dergelijke uitrusting of met dergelijke programma’s en operaties;

d)

het verstrekken van financieringsmiddelen en financiële bijstand in verband met dergelijke uitrusting of met dergelijke programma’s en operaties,

mits deze uitvoer en bijstand van tevoren door de ter zake bevoegde autoriteit zijn goedgekeurd.

2.   Artikel 1 is niet van toepassing op beschermende kleding, met inbegrip van kogelvrije vesten en militaire helmen, die door personeel van de VN, personeel van de Unie of haar lidstaten, vertegenwoordigers van de media, medewerkers van humanitaire en ontwikkelingsorganisaties en daarmee verbonden personeel, louter voor persoonlijk gebruik tijdelijk naar de Republiek Guinee worden uitgevoerd.

Artikel 3

1.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om binnenkomst op of doorreis via hun grondgebied te beletten van de op de lijst in de bijlage vermelde individuele leden van de nationale raad voor democratie en ontwikkeling (Conseil national pour la démocratie et le développement - CNDD) en met hen geassocieerde personen.

2.   Lid 1 houdt niet in dat de lidstaten verplicht zijn hun eigen onderdanen de toegang tot het grondgebied te ontzeggen.

3.   Lid 1 laat de gevallen onverlet waarin lidstaten uit hoofde van het internationale recht gebonden zijn, en wel:

a)

als gastland van een internationale intergouvernementele organisatie;

b)

als gastland van een internationale conferentie die is bijeengeroepen door, of plaatsvindt onder auspiciën van de VN; of

c)

krachtens een multilaterale overeenkomst die voorrechten en immuniteiten verleent; of

d)

krachtens het Concordaat (Verdrag van Lateranen) van 1929, dat werd gesloten tussen de Heilige Stoel (Vaticaanstad) en Italië.

4.   Lid 3 wordt ook geacht van toepassing te zijn op gevallen waarin een lidstaat optreedt als gastland van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE).

5.   De Raad wordt naar behoren geïnformeerd over alle gevallen waarin een lidstaat krachtens lid 3 of lid 4 een ontheffing verleent.

6.   De lidstaten kunnen vrijstellingen van de krachtens lid 1 opgelegde maatregelen verlenen voor reizen die plaatsvinden op grond van dringende humanitaire noden, of om vergaderingen van intergouvernementele instanties, met inbegrip van door de Unie geïnitieerde vergaderingen, of vergaderingen waarvoor een lidstaat als fungerend voorzitter van de OVSE als gastheer optreedt, bij te wonen wanneer een politieke dialoog wordt gevoerd waarbij de democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat in de Republiek Guinee rechtstreeks worden bevorderd.

7.   Een lidstaat die de in lid 6 bedoelde vrijstellingen wil verlenen, brengt zulks schriftelijk ter kennis van de Raad. De vrijstelling wordt geacht te zijn toegestaan, tenzij door één of meer leden van de Raad binnen twee werkdagen na ontvangst van de kennisgeving van de voorgestelde vrijstelling, schriftelijk bezwaar wordt gemaakt bij de Raad. Indien door één of meer leden van de Raad bezwaar wordt gemaakt, kan de Raad met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten de voorgestelde vrijstelling te verlenen.

8.   Wanneer een lidstaat krachtens de leden 3, 4, 6 of 7 een machtiging verleent tot binnenkomst op of doorreis via zijn grondgebied van de in de bijlage vermelde personen, dan geldt deze machtiging uitsluitend voor het doel waarvoor ze is verleend en voor de daarbij betrokken personen.

Artikel 4

1.   Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan, eigendom zijn van, in bezit zijn van of onder zeggenschap staan van de in de bijlage vermelde individuele leden van de CNDD en de met hen geassocieerde natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen worden bevroren.

2.   Er worden geen tegoeden of economische middelen rechtstreeks of onrechtstreeks ter beschikking gesteld aan of ten behoeve van de in de bijlage genoemde natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen.

3.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen, onder voorwaarden die zij passend achten, toestemming geven voor de vrijgave of de beschikbaarstelling van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, indien zij hebben vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen:

a)

noodzakelijk zijn voor het dekken van uitgaven voor de basisbehoeften van de in de bijlage genoemde personen en de leden van hun gezin die van hen afhankelijk zijn, zoals betalingen voor voedsel, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of geneeskundige behandelingen, belastingen, verzekeringspremies of openbare voorzieningen;

b)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en de vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten;

c)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor het loutere houden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen; of

d)

noodzakelijk zijn voor de betaling van buitengewone lasten, mits de bevoegde autoriteit de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie ten minste twee weken voor zij de toestemming geeft, in kennis stelt van de redenen waarom zij meent dat specifieke toestemming moet worden gegeven.

De lidstaten stellen elkaar en de Commissie in kennis van elke toestemming die overeenkomstig dit lid is verleend.

4.   In afwijking van lid 1 kunnen de bevoegde autoriteiten van een lidstaat toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de tegoeden of economische middelen zijn het voorwerp van een gerechtelijk, administratief of arbitraal retentierecht of vonnis dat is vastgesteld vóór de datum waarop de natuurlijke of rechtspersoon, de entiteit of het lichaam, bedoeld in artikel 4, lid 1, op de lijst werd geplaatst;

b)

de tegoeden of economische middelen worden uitsluitend aangewend om te voldoen aan vorderingen die door een dergelijk retentierecht zijn gewaarborgd of door een dergelijk vonnis geldig zijn verklaard, overeenkomstig de wet- en regelgeving tot vaststelling van de rechten van de personen die titularis zijn van dergelijke vorderingen;

c)

het retentierecht of het vonnis komt niet ten goede aan een natuurlijke of rechtspersoon, entiteit of lichaam genoemd in de bijlage; en

d)

de erkenning van het retentierecht of het vonnis is niet in strijd met de openbare orde van de betrokken lidstaat.

De lidstaten stellen elkaar en de Commissie in kennis van elke toestemming die overeenkomstig dit lid is verleend.

5.   Lid 2 is niet van toepassing op de bijboeking op bevroren rekeningen van:

a)

rente of andere inkomsten op die bevroren rekeningen; of

b)

betalingen die verschuldigd zijn krachtens contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of ontstaan vóór de datum waarop Gemeenschappelijk Standpunt 2009/788/GBVB op die rekeningen van toepassing werd,

mits deze rente, andere inkomsten en betalingen onder lid 1 blijven vallen.

Artikel 5

1.   De Raad stelt op voorstel van een lidstaat of van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid de wijzigingen van de lijst in de bijlage vast die op grond van de politieke ontwikkelingen in de Republiek Guinee nodig zijn.

2.   De Raad stelt de betrokken persoon in kennis van zijn besluit en van de motivering voor plaatsing op de lijst, hetzij rechtstreeks, indien het adres bekend is, hetzij middels de bekendmaking van een kennisgeving, zodat de betrokken persoon daarover opmerkingen kan indienen.

3.   Indien er opmerkingen worden ingediend of substantieel nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, toetst de Raad zijn besluit en brengt hij de betrokken persoon daarvan op de hoogte.

Artikel 6

Om het effect van voornoemde maatregelen zo groot mogelijk te maken, moedigt de Unie derde landen aan soortgelijke beperkende maatregelen als de in dit besluit vervatte te treffen.

Artikel 7

Gemeenschappelijk Standpunt 2009/788/GBVB wordt ingetrokken.

Artikel 8

1.   Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

2.   Dit besluit is van toepassing tot en met 27 oktober 2011. Het wordt voortdurend getoetst. Het kan zo nodig worden verlengd of gewijzigd indien de Raad van oordeel is dat de doelstellingen ervan niet zijn verwezenlijkt.

Gedaan te Luxemburg, 25 oktober 2010.

Voor de Raad

De voorzitster

C. ASHTON


(1)  PB L 281 van 28.10.2009, blz. 7.

(2)  PB L 346 van 23.12.2009, blz. 51.

(3)  PB L 83 van 30.3.2010, blz. 23.

(4)  PB L 346 van 23.12.2009, blz. 26.


BIJLAGE

Lijst van de in artikel 3 en 4 bedoelde personen

 

Naam (en eventuele aliassen)

Nadere gegevens (geboortedatum en -plaats, nummer paspoort/identiteitsbewijs, enz.

Redenen

1.

Kapitein Moussa Dadis CAMARA

Geboortedatum: 1.1.1964 of 29.12.1968

Nummer paspoort: R0001318

Voorzitter van de CNDD

2.

Kolonel Mathurin BANGOURA

Geboortedatum: 15.11.1962

Nummer paspoort: R0003491

Minister van Telecommunicatie en van Nieuwe Informatietechnologieën

3.

Luitenant-kolonel Aboubacar Sidiki (alias Idi Amin) CAMARA

Geboortedatum: 22.10.1979

Nummer paspoort: R0017873

Minister en permanent secretaris van de CNDD (op 26.1.2009 ontslagen uit het leger)

4.

Commandant Oumar BALDÉ

Geboortedatum: 26.12.1964

Nummer paspoort: R0003076

Lid van de CNDD

5.

Commandant Mamadi (alias Mamady) MARA

Geboortedatum: 1.1.1954

Nummer paspoort: R0001343

Lid van de CNDD

6.

Commandant Almamy CAMARA

Geboortedatum: 17.10.1975

Nummer paspoort: R0023013

Lid van de CNDD

7.

Luitenant-kolonel Mamadou Bhoye DIALLO

Geboortedatum: 1.1.1956

Nummer paspoort: R0001855

Lid van de CNDD

8.

Kapitein Koulako BÉAVOGUI

 

Lid van de CNDD

9.

Luitenant-kolonel (bij de politie) Kandia (alias Kandja) MARA

Nummer paspoort: R0178636

Lid van de CNDD

regionaal directeur veiligheid van Labé

10.

Kolonel Sékou MARA

Geboortedatum: 1957

Lid van de CNDD

Adjunct-directeur van de nationale politie

11.

Dhr. Morciré CAMARA

Geboortedatum: 1.1.1949

Nummer paspoort: R0003216

Lid van de CNDD

12.

Dhr. Alpha Yaya DIALLO

 

Lid van de CNDD

Nationaal directeur van de Douane

13.

Kolonel Mamadou Korka DIALLO

Geboortedatum: 19.2.1962

Minister van Handel, Industrie en van het MKB

14.

Kolonel Fodeba TOURÉ

Geboortedatum: 7.6.1961

Nummer paspoort: R0003417 /R0002132

Gouverneur van Kindia (voormalig minister van Jeugdzaken, ontslagen als minister op 7.5.2009)

15.

Commandant Cheick Sékou (alias Ahmed) Tidiane CAMARA

Geboortedatum: 12.5.1966

Lid van de CNDD

16.

Kolonel Sékou (alias Sékouba) SAKO

 

Lid van de CNDD

17.

Luitenant Jean-Claude PIVI (alias Coplan)

Geboortedatum: 1.1.1960

Lid van de CNDD

Minister voor de Beveiliging van de President

18.

Kapitein Saa Alphonse TOURÉ

Geboortedatum: 3.6.1970

Lid van de CNDD

19.

Kolonel Moussa KEITA

Geboortedatum: 1.1.1966

Lid van de CNDD

Minister, permanent secretaris van de CNDD, belast met de betrekkingen met de instellingen van de Republiek

20.

Luitenant-kolonel Aïdor (alias Aëdor) BAH

 

Lid van de CNDD

21.

Majoor Bamou LAMA

 

Lid van de CNDD

22.

Mohamed Lamine KABA

 

Lid van de CNDD

23.

Kapitein Daman (alias Dama) CONDÉ

 

Lid van de CNDD

24.

Commandant Aboubacar Amadou DOUMBOUYA

 

Lid van de CNDD

25.

Commandant Moussa Tiégboro CAMARA

Geboortedatum: 1.1.1968

Nummer paspoort: 7190

Lid van de CNDD

Minister, vallend onder de president, belast met de speciale diensten ter bestrijding van drugshandel en georganiseerde criminaliteit

26.

Kapitein Issa CAMARA

Geboortedatum: 1954

Lid van de CNDD

Gouverneur van Mamou

27.

Kolonel Dr. Abdoulaye Chérif DIABY

Geboortedatum: 26.2.1957

Nummer paspoort: 13683

Lid van de CNDD

Minister van Volksgezondheid en Volkshygiëne

28.

Dhr. Mamady CONDÉ

Geboortedatum: 28.11.1952

Nummer paspoort: R0003212

Lid van de CNDD

29.

Onderluitenant Cheikh Ahmed TOURÉ

 

Lid van de CNDD

30.

Luitenant-kolonel Aboubacar Biro CONDÉ

Geboortedatum: 15.10.1962

Nummer paspoort: 2443/R0004700

Lid van de CNDD

31.

Dhr. Bouna KEITA

 

Lid van de CNDD

32.

Dhr. Idrissa CHERIF

Geboortedatum: 13.11.1967

Nummer paspoort: R0105758

Minister van Communicatie, vallend onder de president en de minister van Defensie

33.

Dhr. Mamoudou (alias Mamadou) CONDÉ

Geboortedatum: 9.12.1960

Nummer paspoort: R0020803

Staatssecretaris, belast met strategische aangelegenheden en duurzame ontwikkeling

34.

Luitenant Aboubacar Chérif (alias Toumba) DIAKITÉ

 

Adjudant van de president

35.

Dhr. Ibrahima Khalil DIAWARA

Geboortedatum: 1.1.1976

Nummer paspoort: R0000968

Speciaal adviseur van Aboubacar Chérif „Toumba” Diakité

36.

Onderluitenant Marcel KOIVOGUI

 

Adjunct van Aboubacar Chérif „Toumba” Diakité

37.

Dhr. Papa Koly KOUROUMA

Geboortedatum: 3.11.1962

Nummer paspoort: R11914/R001534

minister van Milieubeheer en Duurzame Ontwikkeling

38.

Commandant Nouhou THIAM

Geboortedatum: 1960

Nummer paspoort: 5180

Inspecteur-generaal van de krijgsmacht

woordvoerder van de CNDD

39.

Kapitein van politie Théodore (alias Siba) KOUROUMA

Geboortedatum: 13.5.1971

Nummer dienstpaspoort: R0001204

Toegevoegd aan het kabinet van de president

40.

Kapitein Mamadou SANDÉ

Geboortedatum: 12.12.1969

Nummer paspoort: R0003465

Minister, vallend onder de president, belast met economie en financiën

41.

Dhr. Alhassane (alias Al-Hassane) Siba ONIPOGUI

Geboortedatum: 31.12.1961

Nummer paspoort: 5938/R00003488

Minister, vallend onder de President, belast met de staatscontrole

42.

Dhr. Joseph KANDUNO

 

Minster, belast met audits, transparantie en goed bestuur

43.

Dhr. Fodéba (alias Isto) KÉIRA

Geboortedatum: 4.6.1961

Nummer paspoort: R0001767

Minister van Jeugdzaken, Sport en Bevordering van de werkgelegenheid voor jongeren

44.

Kolonel Siba LOHALAMOU

Geboortedatum: 1.8.1962

Nummer paspoort: R0001376

Minister van Justitie, (Garde des Sceaux)

45.

Dr. Frédéric KOLIÉ

Geboortedatum: 1.1.1960

Nummer paspoort: R0001714

Minister van Grondgebiedbeheer en Politieke Zaken

46.

Dhr. Alexandre Cécé LOUA

Geboortedatum: 1.1.1956

Nummer paspoort: R0001757/

diplomatiek paspoort: R0000027

Minister van Buitenlandse Zaken en Guinese onderdanen in het buitenland

47.

Dhr. Mamadou (alias Mahmoud) THIAM

Geboortedatum: 4.10.1968

Nummer paspoort: R0001758

Minister van mijnbouw en Energie

48.

Dhr. Boubacar BARRY

Geboortedatum: 28.5.1964

Nummer paspoort: R0003408

Minister van Staat, vallend onder de President, belast met Openbare Werken, Ruimtelijke Ordening en Openbare gebouwen

49.

Dhr. Demba FADIGA

Geboortedatum: 1.1.1952

Nummer verblijfskaart FR365845/365857

Lid van de CNDD

Speciaal Ambassadeur en gevolmachtigde, belast met de betrekkingen tussen de CNDD en de regering

50.

Dhr. Mohamed DIOP

Geboortedatum: 1.1.1963

Nummer paspoort: R0001798

Lid van de CNDD

Gouverneur van Conakry

51.

Sergeant Mohamed (alias Tigre) CAMARA

 

Lid van de veiligheidstroepen van de presidentiële garde „Koundara”

52.

Dhr. Habib HANN

Geboortedatum: 15.12.1950

Nummer paspoort: 341442

Comité audit en bewaking van de strategische sectoren van de staat

53.

Dhr. Ousmane KABA

 

Comité audit en bewaking van de strategische sectoren van de staat

54.

Dhr. Alfred MATHOS

 

Comité audit en bewaking van de strategische sectoren van de staat

55.

Kapitein Mandiou DIOUBATÉ

Geboortedatum: 1.1.1960

Nummer paspoort: R0003622

Directeur persbureau van de president

Woordvoerder van de CNDD

56.

Dhr. Cheik Sydia DIABATÉ

Geboortedatum: 23.4.1968

Nummer paspoort: R0004490

Lid van de strijdkrachten

Directeur van de dienst inlichtingen en opsporingen van het ministerie van Defensie

57.

Dhr. Ibrahima Ahmed BARRY

Geboortedatum: 11.11.1961

Nummer paspoort: R0048243

Directeur-generaal van de radio- en televisieomroep van Guinee

58.

Dhr. Alhassane BARRY

Geboortedatum: 15.11.1962

Nummer paspoort: R0003484

Gouverneur van de Centrale Bank

59.

Dhr. Roda Namatala FAWAZ

Geboortedatum: 6.7.1947

Nummer paspoort: R0001977

Zakenman, verbonden aan de CNDD, heeft de CNDD financieel gesteund

60.

Dhr. Dioulde DIALLO

 

Zakenman, verbonden aan de CNDD, heeft de CNDD financieel gesteund

61.

Dhr. Kerfalla CAMARA KPC

 

Algemeen directeur van Guicopress

Zakenman, verbonden aan de CNDD, heeft de CNDD financieel gesteund

62.

Dr. Moustapha ZABATT

Geboortedatum: 6.2.1965

Arts en persoonlijk adviseur van de president

63.

Dhr. Aly MANET

 

Beweging „Dadis Doit Rester”

64.

Dhr. Louis M’bemba SOUMAH

 

Minister van Arbeid, Administratieve hervorming en Openbaar ambt

65.

Dhr. Cheik Fantamady CONDÉ

 

Minister van Informatie en Cultuur

66.

Dhr. Boureima CONDÉ

 

Minister van Landbouw en Veehouderij

67.

Mevr. Mariame SYLLA

 

Minister van Decentralisatie en Plaatselijk bestuur


26.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 280/18


BESLUIT 2010/639/GBVB VAN DE RAAD

van 25 oktober 2010

betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde functionarissen van Belarus

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 10 april 2006 Gemeenschappelijk Standpunt 2006/276/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde functionarissen van Belarus vastgesteld (1).

(2)

Bij Gemeenschappelijk Standpunt 2009/314/GBVB van 6 april 2009 houdende wijziging van Gemeenschappelijk Standpunt 2006/276/GBVB (2) zijn deze beperkende maatregelen verlengd tot en met 15 maart 2010. De aan bepaalde leidende figuren in Belarus opgelegde reisbeperkingen werden echter opgeschort tot en met 15 december 2009, met uitzondering van de beperkingen die waren opgelegd aan degenen die betrokken waren bij de verdwijningen in 1999 en 2000, en aan de voorzitter van de centrale verkiezingscommissie.

(3)

Op 15 december 2009 heeft de Raad Besluit 2009/969/GBVB (3) vastgesteld, waarbij hij zowel de beperkende maatregelen als de opschorting verlengd heeft tot en met 31 oktober 2010.

(4)

Na heroverweging van Gemeenschappelijk Standpunt 2006/276/GBVB dienen de beperkende maatregelen verlengd te worden tot en met 31 oktober 2011, terwijl de opschorting van de reisbeperkingen eveneens met dezelfde periode dient te worden verlengd.

(5)

De uitvoeringsmaatregelen van de Unie staan in Verordening (EG) nr. 765/2006 van de Raad van 18 mei 2006 betreffende beperkende maatregelen tegen president Loekasjenko en bepaalde functionarissen van Belarus (4),

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de binnenkomst op of doorreis via hun grondgebied te beletten van personen die:

a)

verantwoordelijk zijn voor, maar hebben nagelaten een aanvang te maken met, het onafhankelijk onderzoek en de vervolging van de vermoedelijke misdaden en degenen die in het Pourgourides-verslag worden aangemerkt als centrale figuren in de verdwijning van vier algemeen bekende personen in Belarus in 1999/2000 en bij de daaropvolgende doofpotoperatie, gezien hun klaarblijkelijke tegenwerking van het gerecht; de lijst van deze personen staat in bijlage I;

b)

verantwoordelijk zijn voor het frauduleuze verloop van de verkiezingen en het referendum op 17 oktober 2004 in Belarus, alsook van de personen die verantwoordelijk zijn voor de ernstige mensenrechtenschendingen tijdens de onderdrukking van een vreedzame betoging in de nasleep van de verkiezingen en het referendum in Belarus; de lijst van deze personen staat in bijlage II;

c)

verantwoordelijk zijn voor de schendingen van de internationale verkiezingsnormen bij de presidentsverkiezingen in Belarus op 19 maart 2006, en voor het hardhandig optreden tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie; de lijst van deze personen staat in bijlage III.

2.   Lid 1 houdt niet in dat de lidstaten verplicht zijn de binnenkomst op hun grondgebied van eigen onderdanen te beletten.

3.   Lid 1 laat de gevallen onverlet waarin lidstaten uit hoofde van het internationale recht gebonden zijn, en wel:

i)

als gastland van een internationale intergouvernementele organisatie;

ii)

als gastland van een internationale conferentie die is bijeengeroepen door of plaatsvindt onder auspiciën van de Verenigde Naties;

iii)

krachtens een multilaterale overeenkomst die voorrechten en immuniteiten verleent;

of

iv)

krachtens het Concordaat (Verdrag van Lateranen) van 1929 tussen de Heilige Stoel (Vaticaanstad) en Italië.

4.   Lid 3 wordt ook geacht van toepassing te zijn op gevallen waarin een lidstaat optreedt als gastland van de Organisatie voor veiligheid en samenwerking in Europa (OVSE).

5.   De Raad wordt naar behoren geïnformeerd in elk van de gevallen waarin een lidstaat krachtens lid 3 of lid 4 een vrijstelling verleent.

6.   De lidstaten kunnen vrijstellingen van de krachtens lid 1 opgelegde maatregelen verlenen voor reizen die plaatsvinden op grond van dringende humanitaire noden, of om vergaderingen van intergouvernementele instanties, met inbegrip van door de Unie geïnitieerde vergaderingen, of vergaderingen waarvoor een lidstaat als fungerend voorzitter van de OVSE als gastheer optreedt, bij te wonen wanneer een politieke dialoog wordt gevoerd waarbij de democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat in Belarus rechtstreeks worden bevorderd.

7.   Een lidstaat die de in lid 6 bedoelde vrijstellingen wil verlenen, brengt zulks schriftelijk ter kennis van de Raad. De vrijstelling wordt geacht te zijn toegestaan tenzij één of meer leden van de Raad binnen twee werkdagen na ontvangst van de kennisgeving van de voorgestelde vrijstelling schriftelijk bezwaar maken bij de Raad. Indien één of meer leden van de Raad bezwaar maken, kan de Raad met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten de voorgestelde vrijstelling te verlenen.

8.   Wanneer een lidstaat krachtens de leden 3, 4, 6 en 7 een machtiging verleent tot binnenkomst op of doorreis via zijn grondgebied van de in de bijlagen I, II en III vermelde personen, dan geldt deze machtiging uitsluitend voor het doel waarvoor ze is verleend en voor de daarbij betrokken personen.

Artikel 2

1.   Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan, eigendom zijn, in het bezit zijn van of gecontroleerd worden door de in bijlage IV vermelde personen, die verantwoordelijk zijn voor de schendingen van de internationale verkiezingsnormen bij de presidentsverkiezingen in Belarus op 19 maart 2006 en voor het hardhandig optreden tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie, en natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of instanties die met hen zijn geassocieerd, worden bevroren.

2.   Aan of ten behoeve van de in bijlage IV genoemde personen mogen geen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking worden gesteld.

Artikel 3

1.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen, onder voorwaarden die zij passend achten, toestemming geven voor de vrijgave of de beschikbaarstelling van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, indien zij hebben vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen:

a)

nodig zijn ter dekking van de basisbehoeften van de in bijlage IV genoemde personen en de familieleden die van hen afhankelijk zijn, zoals voedsel, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of geneeskundige behandelingen, belastingen, verzekeringspremies of openbare nutsvoorzieningen;

b)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en de vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten;

c)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor alleen het houden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen;

d)

nodig zijn voor buitengewone uitgaven, mits de bevoegde autoriteit de overige bevoegde autoriteiten en de Commissie ten minste twee weken op voorhand in kennis stelt van de gronden waarop volgens haar een specifieke toestemming moet worden verleend.

De lidstaten stellen de overige lidstaten en de Commissie op de hoogte van alle krachtens dit artikel verleende vergunningen.

2.   Artikel 2, lid 2, is niet van toepassing op de bijboeking op bevroren rekeningen van:

a)

rente of andere inkomsten uit deze rekeningen; of

b)

betalingen die verschuldigd zijn krachtens contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of ontstaan vóór de datum waarop Gemeenschappelijk Standpunt 2006/276/GBVB op deze rekeningen van toepassing werd,

mits ten aanzien van deze rente, andere inkomsten en betalingen steeds aan artikel 2, lid 1, van dit besluit wordt voldaan.

Artikel 4

1.   De Raad stelt, op voorstel van een lidstaat of de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de wijzigingen vast die eventueel als gevolg van de politieke ontwikkelingen in Belarus in de lijsten in de bijlagen I, II, III en IV moeten worden aangebracht.

2.   De Raad stelt de betrokken persoon in kennis van zijn besluit en van de motivering voor plaatsing op de lijst, hetzij rechtstreeks, indien het adres bekend is, hetzij middels de bekendmaking van een aankondiging, zodat de betrokken persoon daarover opmerkingen kan indienen.

3.   Indien er opmerkingen worden ingediend of substantieel nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, toetst de Raad zijn besluit en brengt hij de betrokken persoon daarvan op de hoogte.

Artikel 5

Om het effect van voornoemde maatregelen zo groot mogelijk te maken, moedigt de Unie derde landen aan soortgelijke beperkende maatregelen als de in dit besluit genoemde te treffen.

Artikel 6

Gemeenschappelijk Standpunt 2006/276/GBVB wordt ingetrokken.

Artikel 7

1.   Dit besluit wordt van kracht op de dag waarop het wordt vastgesteld.

2.   Dit besluit is van toepassing tot en met 31 oktober 2011. Het wordt voortdurend getoetst. Het wordt zo nodig verlengd of gewijzigd indien de Raad van oordeel is dat de doelstellingen ervan niet zijn verwezenlijkt.

3.   De in artikel 1, lid 1, onder b), bedoelde maatregelen, in zoverre als ze van toepassing zijn op de heer Joeri Nikolajevitsj PODOBED, worden, evenals de in artikel 1, lid 1, onder c), bedoelde maatregelen opgeschort tot en met 31 oktober 2011.

Gedaan te Luxemburg, 25 oktober 2010.

Voor de Raad

De voorzitster

C. ASHTON


(1)  PB L 101 van 11.4.2006, blz. 5.

(2)  PB L 93 van 7.4.2009, blz. 21.

(3)  PB L 332 van 17.12.2009, blz. 76.

(4)  PB L 134 van 20.5.2006, blz. 1.


BIJLAGE I

Personen als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder a)

1.

SIVAKOV, JOERI (JOERIJ) Leonidovitsj, voormalig minister van Toerisme en Sport van Belarus, geboren op 5 augustus 1946 in de regio Sachalin, voormalige Russische Socialistische Federatieve Sovjetrepubliek.

2.

SJEJMAN (SJEIMAN), VIKTOR Vladimirovitsj, staatssecretaris van de veiligheidsraad van Belarus, geboren op 26 mei 1958 in de regio Grodno.

3.

PAVLITSJENKO (PAVLIOETSJENKO), DMITRI (Dmitry) Valerijevitsj, hoofd van de speciale reactiegroep bij het ministerie van Binnenlandse Zaken van Belarus, geboren in 1966 te Vitebsk.

4.

NAOEMOV, VLADIMIR Vladimirovitsj, minister van Binnenlandse Zaken, geboren in 1956.


BIJLAGE II

Personen als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b)

1.

Lidia Mihajlovna JERMOSJINA, voorzitter van de centrale verkiezingscommissie van Belarus, geboren op 29 januari 1953 te Sloetsk (regio Minsk).

2.

Joeri Nikolajevitsj PODOBED, luitenant-kolonel van de speciale politie-eenheid (OMON), ministerie van Binnenlandse Zaken, geboren op 5 maart 1962 te Sloetsk (regio Minsk).


BIJLAGE III

Personen als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder c)

Naam (Nederlandse spelling)

Naam (Belarussische spelling)

Naam (Russische spelling)

Geboortedatum

Geboorteplaats

Adres

Paspoortnummer

Functie

Loekasjenko Aleksandr Grigorjevitsj

(Loekasjenka Aljaksandr Rygoravitsj)

Лукашенка Аляксандр Рыгоравiч

ЛУКАШЕНКО Александр Григорьевич

30.8.1954

Kopys, district Vitebsk

 

 

President

Njevyglas Gennadi Nikolajevitsj

(Njevyglas Genadz Mikalajevitsj)

Невыглас Генадзь Мiкалаевiч

НЕВЫГЛАС Геннадий Николаевич

11.2.1954

Parachonsk, district Pinsk

 

 

Hoofd van het kabinet van de President

Petkevitsj Natalija Vladimirovna

(Pjatkevitsj Natallja Uladzimirauna)

Пяткевiч Наталля Уладзiмiраўна

ПЕТКЕВИЧ Наталья Владимировна

24.10.1972

Minsk

 

 

Adjunct-hoofd van het kabinet van de President

Roebinov Anatoli Nikolajevitsj

(Roebinau Anatol Mikalajevitsj)

Рубiнаў Анатоль Мiкалаевiч

РУБИНОВ Анатолий Николаевич

15.4.1939

Mogilev

 

 

Adjunct-hoofd belast met media en ideologie, kabinet van de President

Proljeskovski Oleg Vitoldovitsj

(Praljaskouski Aleg Vitoldavitsj)

Праляскоўскi Алег Вiтольдавiч

ПРОЛЕСКОВСКИЙ Олег Витольдович

1.10.1963

Zagorsk (Rusland, thans Sergijev Posad)

 

 

Medewerker en hoofd van het hoofddepartement ideologie, kabinet van de President

Radkov Aleksandr Michailovitsj

(Radzkou Aljaksandr Michailavitsj)

Радзькоў Аляксандр Мiхайлавiч

РАДЬКОВ Александр Михайлович

1.7.1951

Votnja, district Bychov, oblast Mogilev Вотня Быховского района Могилевской области

 

 

Minister van Onderwijs

Roesakevitsj Vladimir Vasiljevitsj

(Roesakevitsj Uladzimir Vasiljevitsj)

Русакевiч Уладзiмiр Васiльевiч

РУСАКЕВИЧ Владимир Васильевич

13.9.1947

Vygonosjtsji, oblast Brest Выгонощи, Брестская область

 

 

Minister van Voorlichting

Golovanov Viktor Grigorevitsj

(Galavanau Viktar Rygoravitsj)

Галаванаў Вiктар Рыгоравiч

ГОЛОВАНОВ Виктор Григорьевич

1952

Borisov

 

 

Minister van Justitie

Zimowski Aleksandr Leonidovitsj

(Zimouski Aljaksandr Lieanidavich)

Зiмоўскi Аляксандр Леанiдавiч

ЗИМОВСКИЙ Александр Леонидович

10.1.1961

Duitsland

 

 

Lid van de Eerste Kamer van het Parlement; hoofd van het staatsbedrijf voor radio en televisie

Konopljev Vladimir Nikolajevitsj

(Kanapljou Uladzimir Mikalajevitsj)

Канаплёў Уладзiмiр Мiкалаевiч

КОНОПЛЕВ Владимир Николаевич

3.1.1954

Akoelintsy, district Mogilev Акулинцы Могилевского района

 

 

Voorzitter van de Tweede Kamer van het Parlement

Tsjerginjets Nikolaj Ivanovitsj

(Tsjarginjets Mikalaj Ivanavitsj)

Чаргiнец Мiкалай Iванавiч

ЧЕРГИНЕЦ Николай Иванович

17.10.1937

Minsk

 

 

Voorzitter van de Commissie buitenlandse zaken van de Eerste Kamer

Kostjan Sergej Ivanovitsj

(Kastsian Siargej Ivanavitsj)

Касцян Сяргей Iванавiч

КОСТЯН Сергей Иванович

15.1.1941

Oesochi, district Klitsjov, oblast Mogilev

Усохи Кличевского района Могилевской области

 

 

Voorzitter van de Commissie buitenlandse zaken van de Tweede Kamer

Orda Michail Sergejevitsj

(Orda Michail Siargejevitsj)

Орда Мiхаiл Сяргеевiч

ОРДА Михаил Сергеевич

28.9.1966

Djatlovo, district Grodno,

Дятлово Гродненской области

 

 

Lid van de Eerste Kamer, leider van de BRSM (Republikeinse Unie van de Belarussische Jeugd)

Lozovik Nikolaj Ivanovitsj

(Lazavik Mikalaj Ivanavitsj)

Лазавiк Мiкалай Iванавiч

ЛОЗОВИК Николай Иванович

18.1.1951

Nevinjany, district Vilejka, oblast Minsk,

Невиняны Вилейского р-на Минской обл

 

 

Afgevaardigde van de centrale verkiezingscommissie

Miklasjevitsj Pjotr Petrovitsj

(Miklasjevitsj Pjotr Pjatrovitsj)

Мiклашэвiч Пётр Пятровiч

МИКЛАШЕВИЧ Петр Петрович

1954

Kosoeta, oblast Minsk,

Косута Минской области

 

 

Procureur-generaal

Slizjevski Oleg Leonidovitsj

(Slizjeuski Aleg Leanidavitsj)

Слiжэўскi Алег Леанiдавiч

СЛИЖЕВСКИЙ Олег Леонидович

 

 

 

 

Hoofd van de afdeling sociale organisaties, sociale partners en NGO's, ministerie van Justitie

Chariton Aleksandr

(Charyton Aljaksandr)

Харытон Аляксандр

ХАРИТОН Александр

 

 

 

 

Adviseur van de afdeling sociale organisaties, sociale partners en NGO's, ministerie van Justitie

Smirnov Jevgeni Aleksandrovitsj

(Smirnou Jaugen Aljaksandravitsj)

Смiрноў Яўген Аляксандравiч

CМИРНОВ Евгений Александрович

15.3.1949

district Rjazan, Rusland

 

 

Eerste vice-voorzitter van het Economisch Hof

Reoetskaja Nadezjda Zalovna

(Ravutskaja Nadzeja Zalauna)

Равуцкая Надзея Залаўна

РЕУТСКАЯ Надежда Заловна

 

 

 

 

Rechter in het district Moskou van Minsk

Troebnikov Nikolaj Aleksejevitsj

(Troebnikau Mikalaj Aljaksejevitsj)

Трубнiкаў Мiкалай Аляксеевiч

ТРУБНИКОВ Николай Алексеевич

 

 

 

 

Rechter in het district Partizanski van Minsk

Koeprijanov Nikolaj Michailovitsj

(Koepryjanau Mikalaj Michailavitsj)

Купрыянаў Мiкалай Мiхайлавiч

КУПРИЯНОВ Николай Михайлович

 

 

 

 

Adjunct-procureur-generaal

Soechorenko Stepan Nikolajevitsj

(Sucharenka Stsiapan Mikalajevitsj)

Сухарэнка Сцяпан Мiкалаевiч

СУХОРЕНКО Степан Николаевич

27.1.1957

Zdoeditsji, district Svetlogorsk, oblast Gomel

Здудичи Светлогорского района Гомельской области

 

 

Voorzitter van de KGB

Dementej Vasili Ivanovitsj

(Dzemjantsiej Vasil Ivanavitsj)

Дземянцей Васiль Iванавiч

ДЕМЕНТЕЙ Василий Иванович

 

 

 

 

Eerste vice-voorzitter, KGB

Kozik Leonid Petrovitsj

(Kozik Leanid Pjatrovitsj)

Козiк Леанiд Пятровiч

КОЗИК Леонид Петрович

13.7.1948

Borisov

 

 

Hoofd van de federatie van vakbonden

Koljeda Aleksandr Michailovitsj

(Kaljada Aljaksandr Michailavitsj)

Каляда Аляксандр Мiхайлавiч

КОЛЕДА Александр Михайлович

 

 

 

 

Voorzitter van de verkiezingscommissie van het district Brest

Michasev Vladimir Ilitsj

(Michasiou Uladzimir Ilitsj)

Мiхасёў Уладзiмiр Iльiч

МИХАСЕВ Владимир Ильич

 

 

 

 

Voorzitter van de centrale verkiezingscommissie van het district Gomel

Loetsjina Leonid Aleksandrovitsj

Лучына Леанiд Аляксандравiч

ЛУЧИНА Леонид Александрович

18.11.1947

district Minsk

 

 

Voorzitter van de centrale verkiezingscommissie van het district Grodno

Karpenko Igor Vasiljevitsj

(Karpenka Igar Vasiljevitsj)

Карпенка Iгар Васiльевiч

КАРПЕНКО Игорь Васильевич

28.4.1964

Novokoeznetsk, oblast Kemerov, Rusland

Новокузнецк Кемеровской области, Россия

 

 

Voorzitter van de centrale verkiezingscommissie van de stad Minsk

Koerlovitsj Vladimir Anatoljevitsj

(Koerlovitsj Uladzimir Anatoljevitsj)

Курловiч Уладзiмiр Анатольевiч

КУРЛОВИЧ Владимир Анатольевич

 

 

 

 

Voorzitter van de centrale verkiezingscommissie van het district Minsk

Metelitsa Nikolaj Timofejevitsj

(Mjatselitsa Mikalaj Tsimafejevitsj)

Мяцелiца Мiкалай Цiмафеевiч

МЕТЕЛИЦА Николай Тимофеевич

 

 

 

 

Voorzitter van de centrale verkiezingscommissie van het district Mogilev

Pisjtsjoeljenok Michail Vasiljevitsj

(Pisjtsjoelenak Michail Vasiljevitsj)

Пiшчулёнак Мiхаiл Васiльевiч

ПИЩУЛЕНОК Михаил Васильевич

 

 

 

 

Voorzitter van de centrale verkiezingscommissie van het district Vitebsk

Rybakov Alexej

Рыбакоў Аляксей

РЫБАКОВ Алексей

 

 

Ul. Jesenina 31-1-104, Minsk

 

Rechter bij het hof van het district Moskou van Minsk

Bortnik Sergej Aleksandrovitsj

Бортнiк Сяргей Аляксандравiч

БОРТНИК Сергей Александрович

28.5.1953

Minsk

Ul. Surganovo 80-263, Minsk

MP0469554

Openbaar aanklager

Jasinovitsj Leonid Stanislavovitsj

Ясiновiч Леанiд Станiслававiч

ЯСИНОВИЧ Леонид Станиславович

26.11.1961

Boetsjany, district Vitebsk

Ul. Gorovtsa 4-104, Minsk

MP0515811

Rechter bij het hof van het centraal district van Minsk

Migoen Andrej Arkadjevitsj

Мiгун Андрэй Аркадзевiч

МИГУН Андрей Аркадевич

5.2.1978

Minsk

UI. Goretskovo Maksima 53-16, Minsk

MP1313262

Openbaar aanklager


BIJLAGE IV

Personen als bedoeld in artikel 2

Naam (Nederlandse spelling)

Naam (Belarussische spelling)

Naam (Russische spelling)

Geboortedatum

Geboorteplaats

Adres

Paspoortnummer

Functie

Loekasjenko Aleksandr Grigorjevitsj

Loekasjenka Aljaksandr Rygoravitsj)

Лукашенка Аляксандр Рыгоравiч

ЛУКАШЕНКО Александр Григорьевич

30.8.1954

Kopys, district Vitebsk

 

 

President

Njevyglas Gennadi Nikolajevitsj

(Njevyglas Genadz Mikalajevitsj)

Невыглас Генадзь Мiкалаевiч

НЕВЫГЛАС Геннадий Николаевич

11.2.1954

Parachonsk, district Pinsk

 

 

Hoofd van het Kabinet van de President

Petkevitsj Natalija Vladimirovna

(Pjatkevitsj Natallja Uladzimirauna)

Пяткевiч Наталля Уладзiмiраўна

ПЕТКЕВИЧ Наталья Владимировна

24.10.1972

Minsk

 

 

Adjunct-hoofd van het kabinet van de President

Roebinov Anatoli Nikolajevitsj

(Roebinau Anatol Mikalajevitsj)

Рубiнаў Анатоль Мiкалаевiч

РУБИНОВ Анатолий Николаевич

15.4.1939

Mogilev

 

 

Adjunct-hoofd belast met media en ideologie, kabinet van de President

Proljeskovski Oleg Vitoldovitsj

(Praljaskouski Aleg Vitoldavitsj)

Праляскоўскi Алег Вiтольдавiч

ПРОЛЕСКОВСКИЙ Олег Витольдович

1.10.1963

Zagorsk (Rusland, thans Sergijev Posad)

 

 

Medewerker en hoofd van hoofddepartement ideologie, kabinet van de president

Radkov Aleksandr Michailovitsj

(Radzkou Aljaksandr Michailavitsj)

Радзькоў Аляксандр Мiхайлавiч

РАДЬКОВ Александр Михайлович

1.7.1951

Votnja, district Bychov, oblast Mogilev Вотня Быховского района Могилевской области

 

 

Minister van Onderwijs

Roesakevitsj Vladimir Vasiljevitsj

(Roesakevitsj Uladzimir Vasiljevitsj)

Русакевiч Уладзiмiр Васiльевiч

РУСАКЕВИЧ Владимир Васильевич

13.9.1947

Vygonosjtsji, oblast Brest Выгонощи, Брестская область

 

 

Minister van Voorlichting

Golovanov Viktor Grigorevitsj

(Galavanau Viktar Rygoravitsj)

Галаванаў Вiктар Рыгоравiч

ГОЛОВАНОВ Виктор Григорьевич

1952

Borisov

 

 

Minister van Justitie

Zimowski Aleksandr Leonidovitsj

(Zimouski Alaksandr Lieanidavich)

Зiмоўскi Аляксандр Леанiдавiч

ЗИМОВСКИЙ Александр Леонидович

10.1.1961

Duitsland

 

 

Lid van de Eerste Kamer van het Parlement; hoofd van het staatsbedrijf voor radio en televisie

Konopljev Vladimir Nikolajevitsj

(Kanapljou Uladzimir Mikalajevitsj)

Канаплёў Уладзiмiр Мiкалаевiч

КОНОПЛЕВ Владимир Николаевич

3.1.1954

Akoelintsy, Акулинцы Могилевского района

 

 

Voorzitter van de Tweede Kamer van het Parlement

Tsjerginjets Nikolaj Ivanovitsj

(Tsjarginjets Mikalaj Ivanavitsj)

Чаргiнец Мiкалай Iванавiч

ЧЕРГИНЕЦ Николай Иванович

17.10.1937

Minsk

 

 

Voorzitter van de Commissie buitenlandse zaken van de Eerste Kamer

Kostjan Sergej Ivanovitsj

(Kastsian Siargej Ivanavitsj)

Касцян Сяргей Iванавiч

КОСТЯН Сергей Иванович

15.1.1941

Oesochi, district Mogilev

Усохи Кличевского района Могилевской области

 

 

Voorzitter van de Commissie buitenlandse zaken van de Tweede Kamer

Orda Michail Sergejevitsj

(Orda Michail Siargejevitsj)

Орда Мiхаiл Сяргеевiч

ОРДА Михаил Сергеевич

28.9.1966

Djatlovo, district Grodno,

Дятлово Гродненской области

 

 

Lid van de Eerste Kamer, leider van de BRSM (Republikeinse Unie van de Belarussische Jeugd)

Lozovik Nikolaj Ivanovitsj

(Lazavik Mikalaj Ivanavitsj)

Лазавiк Мiкалай Iванавiч

ЛОЗОВИК Николай Иванович

18.1.1951

Nevinjany, district Minsk,

Невиняны Вилейского р-на Минской обл

 

 

Afgevaardigde van de centrale verkiezingscommissie

Miklasjevitsj Pjotr Petrovitsj

(Miklasjevitsj Pjotr Pjatrovitsj)

Мiклашэвiч Пётр Пятровiч

МИКЛАШЕВИЧ Петр Петрович

1954

Kosoeta, district Minsk,

Косута Минской области

 

 

Procureur-generaal

Slizjevski Oleg Leonidovitsj

(Slizjeuski Aleg Leanidavitsj)

Слiжэўскi Алег Леанiдавiч

СЛИЖЕВСКИЙ Олег Леонидович

 

 

 

 

Hoofd van de afdeling sociale organisaties, sociale partners en NGO’s, ministerie van Justitie

Chariton Aleksandr

(Charyton Aljaksandr)

Харытон Аляксандр

ХАРИТОН Александр

 

 

 

 

Adviseur van de afdeling sociale organisaties, sociale partners en NGO’s, ministerie van Justitie

Smirnov Jevgeni Aleksandrovitsj

(Smirnou Jaugen Aljaksandravitsj)

Смiрноў Яўген Аляксандравiч

CМИРНОВ Евгений Александрович

15.3.1949

district Rjazan, Rusland

 

 

Eerste vice-voorzitter van het Economisch Hof

Reoetskaja Nadezjda Zalovna

(Ravutskaja Nadzeja Zalauna)

Равуцкая Надзея Залаўна

РЕУТСКАЯ Надежда Заловна

 

 

 

 

Rechter in het district Moskou van Minsk

Troebnikov Nikolaj Aleksejevitsj

(Troebnikau Mikalaj Aljaksejevitsj)

Трубнiкаў Мiкалай Аляксеевiч

ТРУБНИКОВ Николай Алексеевич

 

 

 

 

Rechter in het district Partizanski van Minsk

Koeprijanov Nikolaj Michailovitsj

(Koepryjanau Mikalaj Michailavitsj)

Купрыянаў Мiкалай Мiхайлавiч

КУПРИЯНОВ Николай Михайлович

 

 

 

 

Adjunct-procureur-generaal

Soechorenko Stepan Nikolajevitsj

(Sucharenka Stsiapan Mikalajevitsj)

Сухарэнка Сцяпан Мiкалаевiч

СУХОРЕНКО Степан Николаевич

27.1.1957

Zdoeditsji, district Mogilev

Здудичи Светлогорского района Гомельской области

 

 

Voorzitter van de KGB

Dementej Vasili Ivanovitsj

(Dzemjantsiej Vasil Ivanavitsj)

Дземянцей Васiль Iванавiч

ДЕМЕНТЕЙ Василий Иванович

 

 

 

 

Eerste vice-voorzitter, KGB

Kozik Leonid Petrovitsj

(Kozik Leanid Pjatrovitsj)

Козiк Леанiд Пятровiч

КОЗИК Леонид Петрович

13.7.1948

Borisov

 

 

Hoofd van de federatie van vakbonden

Koljeda Aleksandr Michailovitsj

(Kaljada Aljaksandr Michailavitsj)

Каляда Аляксандр Мiхайлавiч

КОЛЕДА Александр Михайлович

 

 

 

 

Voorzitter van de verkiezingscommissie van het district Brest

Michasev Vladimir Ilitsj

(Michasiou Uladzimir Ilitsj)

Мiхасёў Уладзiмiр Iльiч

МИХАСЕВ Владимир Ильич

 

 

 

 

Voorzitter van de centrale verkiezingscommissie van het district Gomel

Loetsjina Leonid Aleksandrovitsj

Лучына Леанiд Аляксандравiч

ЛУЧИНА Леонид Александрович

18.11.1947

district Minsk

 

 

Voorzitter van de centrale verkiezingscommissie van het district Grodno

Karpenko Igor Vasiljevitsj

(Karpenka Igar Vasiljevitsj)

Карпенка Iгар Васiльевiч

КАРПЕНКО Игорь Васильевич

28.4.1964

Novokoeznetsk, Rusland

Новокузнецк Кемеровской области, Россия

 

 

Voorzitter van de centrale verkiezingscommissie van de stad Minsk

Koerlovitsj Vladimir Anatoljevitsj

(Koerlovitsj Uladzimir Anatoljevitsj)

Курловiч Уладзiмiр Анатольевiч

КУРЛОВИЧ Владимир Анатольевич

 

 

 

 

Voorzitter van de centrale verkiezingscommissie van het district Minsk

Metelitsa Nikolaj Timofejevitsj

(Mjatselitsa Mikalaj Tsimafejevitsj)

Мяцелiца Мiкалай Цiмафеевiч

МЕТЕЛИЦА Николай Тимофеевич

 

 

 

 

Voorzitter van de centrale verkiezingscommissie van het district Mogilev

Pisjtsjoeljenok Michail Vasiljevitsj

(Pisjtsjoelenak Michail Vasiljevitsj)

Пiшчулёнак Мiхаiл Васiльевiч

ПИЩУЛЕНОК Михаил Васильевич

 

 

 

 

Voorzitter van de centrale verkiezingscommissie van het district Vitebsk

Sjejman (Sjeiman)

Viktor Vladimirovitsj

 

 

26.5.1958

regio Grodno

 

 

Staatssecretaris van de Veiligheidsraad

Pavlitsjenko (Pavlioetsjenko),

Dmitri Valerijevitsj

 

 

1966

Vitebsk

 

 

Hoofd van de speciale reactiegroep bij het ministerie van Binnenlandse Zaken (SOBR)

Naoemov

Vladimir Vladimïrovitsj

 

 

7.2.1956

 

 

 

Minister van Binnenlandse Zaken

Jermosjina Lidija Michajlovna

 

 

29.1.1953

Sloetsk (regio Minsk)

 

 

Voorzitter van de centrale verkiezingscommissie

Podobjed Joeri Nikolajevitsj

 

 

5.3.1962

Sloetsk (regio Minsk)

 

 

Luitenant-kolonel van de speciale politie-eenheid (OMON), ministerie van Binnenlandse Zaken

Rybakov Alexej

Рыбакоў Аляксей

РЫБАКОВ Алексей

 

 

Ul. Jesenina 31-1-104, Minsk

 

Rechter bij het hof van het district Moskou van Minsk

Bortnik Sergej Aleksandrovitsj

Бортнiк Сяргей Аляксандравiч

БОРТНИК Сергей Александрович

28.5.1953

Minsk

Ul. Surganovo 80-263, Minsk

MP0469554

Openbaar aanklager

Jasinovitsj Leonid Stanislavovitsj

Ясiновiч Леанiд Станiслававiч

ЯСИНОВИЧ Леонид Станиславович

26.11.1961

Boetsjany, district Vitebsk

Ul. Gorovtsa 4-104, Minsk

MP0515811

Rechter bij het hof van het centraal district van Minsk

Migoen Andrej Arkadjevitsj

Мiгун Андрэй Аркадзевiч

МИГУН Андрей Аркадевич

5.2.1978

Minsk

UI. Goretskovo Maksima 53-16, Minsk

MP1313262

Openbaar aanklager


26.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 280/29


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 21 oktober 2010

tot wijziging van Beschikkingen 2006/920/EG en 2008/231/EG wat betreft de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem „Exploitatie en beheer van het treinverkeer” van de trans-Europese conventionele en hogesnelheidsspoorwegsystemen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 7179)

(Voor de EER relevante tekst)

(2010/640/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (1), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van het Europees Spoorwegbureau van 17 juli 2009 inzake de samenhang van de ERTMS-voorschriften in de TSI’s besturing en seingeving en exploitatie en verkeersleiding (ERA/REC/2009-02/INT), de herziene bijlage P van de TSI’s exploitatie en verkeersleiding voor het conventionele en hogesnelheidsspoorwegsysteem (ERA/REC/2009-03/INT), de herziene bijlage T van de TSI exploitatie en verkeersleiding van het conventionele spoorwegsysteem (ERA/REC/2009-04/INT) en inzake een amendement om Richtlijn 2007/59/EG en de TSI’s exploitatie en verkeersleiding op het gebied van de beroepsbekwaamheden voor treinbestuurders met elkaar in overeenstemming te brengen (ERA/REC/2009-05/INT),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 881/2004 van het Europees Parlement en de Raad (2) dient het Europees Spoorwegbureau (hierna „het Bureau” genoemd) erop toe te zien dat de technische specificaties voor interoperabiliteit („TSI’s”) zijn aangepast aan de technische vooruitgang, marktontwikkelingen en maatschappelijke eisen en dient het de Commissie voorstellen te doen voor amendementen van TSI’s die het noodzakelijk acht.

(2)

Bij Beschikking C(2007) 3371 van 13 juli 2007 heeft de Commissie het Bureau een kadermandaat gegeven om bepaalde activiteiten uit te voeren overeenkomstig Richtlijn 96/48/EG van de Raad van 23 juli 1996 betreffende de interoperabiliteit van het trans-Europese hogesnelheidsspoorwegsysteem (3) en Richtlijn 2001/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2001 betreffende de interoperabiliteit van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem (4). Op grond van dit kadermandaat is het Bureau gevraagd een evaluatie te maken van de TSI exploitatie en verkeersleiding van het conventionele spoorwegsysteem, die door de Commissie is vastgesteld bij Beschikking 2006/920/EG (5), en van de herziene TSI exploitatie en verkeersleiding van het hogesnelheidsspoorwegsysteem, die door de Commissie is vastgesteld bij Beschikking 2008/231/EG (6), alsmede een technisch advies te formuleren over een aantal kritieke fouten en een lijst te publiceren van de kleine fouten in deze TSI’s.

(3)

ETCS (European Train Control System, Europees verkeersleidingsysteem voor de spoorwegen) en GSM-R (Global System for Mobile communication — Railways) zijn belangrijke instrumenten voor de harmonisering van het Europese spoorwegsysteem. De voorschriften betreffende deze systemen moeten derhalve zo snel mogelijk worden geharmoniseerd. Op grond van dat beginsel zijn de specificaties van ETCS en GSM-R vastgesteld in TSI’s.

(4)

Het is essentieel dat de in de TSI’s vervatte eisen samenhangend en eenduidig zijn. Dit betekent dat in verschillende TSI’s niet mag worden verwezen naar technische eisen die zich niet in hetzelfde ontwikkelingsstadium bevinden. In alle TSI’s moet derhalve naar dezelfde technische eisen worden verwezen.

(5)

Om de relevante voorschriften in de TSI’s voor het conventionele en hogesnelheidsspoorwegsysteem te harmoniseren, moeten de exploitatievoorschriften in de vorm van een technisch document worden gepubliceerd op de website van het Bureau.

(6)

In de TSI exploitatie en verkeersleiding van het conventionele spoorwegsysteem moeten dezelfde referenties worden opgenomen als in de herziene TSI exploitatie en verkeersleiding voor het hogesnelheidsspoorwegsysteem.

(7)

„Bijlage A van de TSI OPE” moet worden herzien volgens het „Change Control Management proces (CCM)”, dat wordt toegepast voor de validering van de technische ERTMS-specificaties.

(8)

Op grond van artikel 32, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG moet bij de verlening van de eerste vergunning voor indienststelling aan elk voertuig een Europees voertuignummer (EVN) worden toegekend. Overeenkomstig Beschikking 2007/756/EG van 9 november 2007 tot vaststelling van de gemeenschappelijke specificatie van het nationaal voertuigregister als bedoeld in de artikelen 14, leden 4 en 5, van de Richtlijnen 96/48/EG en 2001/16/EG (7), wordt het EVN opgenomen in het nationaal voertuigregister dat wordt beheerd en bijgehouden door een daartoe door de lidstaten aangestelde nationale instantie.

(9)

De in bijlage P van de TSI exploitatie en verkeersleiding (voor het conventionele en hogesnelheidsspoorwegsysteem) vastgestelde eisen inzake voertuigidentificatie moeten worden herzien rekening houdend met de ontwikkeling van het regelgevingskader van Richtlijn 2008/57/EG en Beschikking 2007/756/EG. Aangezien een aantal technische codes door de technische vooruitgang wijzigen, moet het Bureau de opdracht krijgen lijsten van technische codes bij te houden en te publiceren.

(10)

De voorschriften inzake remkarakteristieken zijn een open punt in de TSI exploitatie en verkeersleiding voor het conventionele spoorwegsysteem. De operationele aspecten inzake remprestaties moeten worden geharmoniseerd.

(11)

De eisen inzake beroepskwalificaties en de lichamelijke en psychologische geschiktheid van treinbestuurders zijn vastgesteld in Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en van de Raad (8). Teneinde overlapping te vermijden, mogen die eisen niet worden opgenomen in de TSI’s exploitatie en verkeersleiding.

(12)

De Beschikkingen 2006/920/EG en 2008/231/EG moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(13)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG ingestelde comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Beschikking 2006/920/EG

Beschikking 2006/920/EG wordt als volgt gewijzigd:

a)

De volgende artikelen 1 bis en 1 ter worden ingevoegd:

„Artikel 1 bis

Beheer van technische codes

1.   Het Europees Spoorwegbureau (ERA) publiceert op zijn website de lijst van de in de bijlagen P.9, P.10, P.11, P.12 en P.13 bedoelde technische codes.

2.   Het Bureau houdt de lijsten van de in lid 1 bedoelde codes bij en stelt de Commissie in kennis van hun ontwikkeling. De Commissie houdt de lidstaten via het overeenkomstig artikel 29 van Richtlijn 2008/57/EG ingestelde comité op de hoogte van de ontwikkeling van deze technische codes.

Artikel 1 ter

Tot 31 december 2013 mag aan een voertuig dat wordt verkocht of verhuurd gedurende een ononderbroken periode van meer dan 6 maanden en waarvan alle technische kenmerken op grond waarvan een vergunning voor de indienststelling van het voertuig is afgegeven ongewijzigd blijven, een nieuw Europees voertuignummer (EVN) worden toegekend door middel van een nieuwe inschrijving van het voertuig en de intrekking van de eerste inschrijving.

Indien het voertuig in een andere lidstaat wordt ingeschreven dan die waar de eerste inschrijving plaatsvond, mag de instantie die bevoegd is voor de nieuwe inschrijving een afschrift vragen van de documentatie in verband met de eerste inschrijving.

Een wijziging van het EVN doet geen afbreuk aan de toepassing van de artikelen 21 tot en met 26 van Richtlijn 2008/57/EG in verband met de procedure voor de vergunning voor de indienststelling.

De administratiekosten voor de wijziging van het EVN worden gedragen door de partij die de wijziging van het EVN aanvraagt.”

b)

De bijlagen worden gewijzigd als aangegeven in bijlage I.

Artikel 2

Wijziging van Beschikking 2008/231/EG

Beschikking 2008/231/EG wordt als volgt gewijzigd:

a)

De volgende artikelen 1 bis en 1 ter worden ingevoegd:

„Artikel 1 bis

Beheer van technische codes

1.   Het Europees Spoorwegbureau (ERA) publiceert op zijn website de lijst van de in de bijlagen P.9, P.10, P.11, P.12 en P.13 bedoelde technische codes.

2.   Het Bureau houdt de lijsten van de in lid 1 bedoelde codes bij en stelt de Commissie in kennis van hun ontwikkeling. De Commissie houdt de lidstaten via het overeenkomstig artikel 29 van Richtlijn 2008/57/EG ingestelde comité op de hoogte van de ontwikkeling van deze technische codes.

Artikel 1 ter

Tot 31 december 2013 mag aan een voertuig dat wordt verkocht of verhuurd gedurende een ononderbroken periode van meer dan 6 maanden en waarvan alle technische kenmerken op grond waarvan een vergunning voor de indienststelling van het voertuig is afgegeven ongewijzigd blijven, een nieuw Europees voertuignummer (EVN) worden toegekend door middel van een nieuwe inschrijving van het voertuig en de intrekking van de eerste inschrijving.

Indien het voertuig in een andere lidstaat wordt ingeschreven dan die waar de eerste inschrijving plaatsvond, mag de instantie die bevoegd is voor de nieuwe inschrijving een afschrift vragen van de documentatie in verband met de eerste inschrijving.

Een wijziging van het EVN doet geen afbreuk aan de toepassing van de artikelen 21 tot en met 26 van Richtlijn 2008/57/EG in verband met de procedure voor de vergunning voor de indienststelling.

De administratiekosten voor de wijziging van het EVN worden gedragen door de partij die de wijziging van het EVN aanvraagt.”

b)

De bijlagen worden gewijzigd als aangegeven in bijlage II.

Artikel 3

Dit besluit is van toepassing met ingang van 25 oktober 2010.

Punt 6 van bijlage I en punt 5 van bijlage II zijn evenwel van toepassing vanaf 1 januari 2014.

Artikel 4

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 21 oktober 2010.

Voor de Commissie

Siim KALLAS

Vicevoorzitter


(1)  PB L 191 van 18.7.2008, blz. 1.

(2)  PB L 164 van 30.4.2004, blz. 1.

(3)  PB L 235 van 17.9.1996, blz. 6.

(4)  PB L 110 van 20.4.2001, blz. 1.

(5)  PB L 359 van 18.12.2006, blz. 1.

(6)  PB L 84 van 26.3.2008, blz. 1.

(7)  PB L 305 van 23.11.2007, blz. 30.

(8)  PB L 315 van 3.12.2007, blz. 51.


BIJLAGE I

De bijlagen bij Beschikking 2006/920/EG worden als volgt gewijzigd:

1)

De bijlage wordt als volgt gewijzigd:

a)

paragraaf 2.2.1 wordt vervangen door:

„2.2.1.   PERSONEEL EN TREINEN

De delen 4.6 en 4.7 zijn van toepassing op treinpersoneel belast met de veiligheidskritische taak van treinbegeleiding wanneer hierbij een of meer grenzen met lidstaten worden overschreden of wanneer verder landinwaarts wordt gewerkt dan de plaats of plaatsen die in de netwerkverklaring van een infrastructuurbeheerder als de grens is/zijn aangeduid en opgenomen is/zijn in zijn veiligheidscertificering.

Paragraaf „4.6.2 Talenkennis” is eveneens van toepassing op machinisten als uiteengezet in bijlage VI, punt 8, van Richtlijn 2007/59/EG.

Een lid van het treinpersoneel wordt niet beschouwd een grens te overschrijden wanneer de werkzaamheden alleen worden uitgevoerd tot aan de in de eerste alinea van dit punt beschreven grensplaats of -plaatsen.

Voor spoorwegpersoneel belast met de veiligheidskritische taak van verkeers- en treindienstleiding geldt tussen de lidstaten wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties en van de gezondheids- en veiligheidsvoorschriften.

Voor spoorwegpersoneel belast met de veiligheidskritische taak van het treffen van de laatste voorbereidingen van treinen voor deze een grens of grenzen overschrijden en dat verder landinwaarts werkt dan de in de eerste alinea van dit punt beschreven grensplaats(en) is tussen de lidstaten paragraaf 4.6 van toepassing met wederzijdse erkenning van gezondheids- en veiligheidsvoorschriften. Een trein wordt niet als grensoverschrijdend beschouwd wanneer alle rijtuigen van die trein niet verder landinwaarts gaan dan de in de eerste alinea van dit punt omschreven grensplaats(en).

Dit kan schematisch worden voorgesteld in de onderstaande tabel:

Spoorwegpersoneel dat is betrokken bij de exploitatie van treinen die landsgrenzen overschrijden en verder landinwaarts rijden dan de grensplaats

Taak

Beroepskwalificaties

Medische eisen

Treinbegeleiding

4.6

4.7

Treindienstleiding

Wederzijdse erkenning

Wederzijdse erkenning

Treinvoorbereiding

4.6

Wederzijdse erkenning

Verkeersleiding

Wederzijdse erkenning

Wederzijdse erkenning


Spoorwegpersoneel dat is betrokken bij treinen die geen landsgrenzen overschrijden of niet verder rijden dan de grensplaatsen

Taak

Beroepskwalificaties

Medische eisen

Treinbegeleiding

Wederzijdse erkenning

Wederzijdse erkenning

Treindienstleiding

Wederzijdse erkenning

Wederzijdse erkenning

Treinvoorbereiding

Wederzijdse erkenning

Wederzijdse erkenning

Verkeersleiding

Wederzijdse erkenning

Wederzijdse erkenning”

b)

de vierde alinea van paragraaf 2.2.2 komt als volgt te luiden:

„In bijlage A bij deze TSI zijn voortaan ook gedetailleerde exploitatieregels opgenomen voor het Europees systeem voor treinbesturing (European Train Control System, ETCS) en het globale systeem voor mobiele communicatie — rail (Global System for Mobile communication — Railways, GSM-R).”

c)

punt 4.2.2.6.2 wordt vervangen door:

„4.2.2.6.2.   Remvermogen

De infrastructuurbeheerder dient de spoorwegonderneming in kennis te stellen van het vereiste remvermogen met desgevallend opgave van de gebruiksvoorwaarden voor remsystemen die de infrastructuur kunnen beïnvloeden, zoals magneetremmen, remmen met energieterugwinning en wervelstroomremmen.

De spoorwegonderneming moet ervoor zorgen dat de trein over een voldoende remvermogen beschikt door de vaststelling van door haar personeel na te leven remvoorschriften.

De voorschiften inzake het remvermogen moeten worden beheerd binnen het veiligheidsbeheersysteem van de infrastructuurbeheerder en de spoorwegonderneming.

De overige eisen zijn gespecificeerd in bijlage T”.

d)

punt 4.3.2.6 komt als volgt te luiden:

„4.3.2.6.    Zandstrooien. Minimale eisen ten aanzien van de beroepskwalificaties van treinmachinisten

Met betrekking tot zandstrooien zijn er raakvlakken tussen bijlage B (deel C1) van deze TSI enerzijds en paragraaf 4.2.11 (Compatibiliteit met baansystemen voor treindetectie) en deel 4.1 van aanhangsel 1 van bijlage A (als aangehaald in subparagraaf 4.3.1.10) van de TSI CCS CR anderzijds.”

e)

punt 4.3.3.11 komt als volgt te luiden:

„4.3.3.11.   Treinsamenstelling, bijlage L

Er bestaat een raakvlak tussen punt 4.2.2.5 en bijlage L van deze TSI en punt 4.2.3.5 (drukkrachten in langsrichting) van de TSI RST CR (goederenwagens) met betrekking tot het besturen van treinen, het laden en lossen van treinen en de verdeling van voertuigen in een trein.

Er komt een raakvlak met toekomstige versies van de TSI „Rollend materieel” wanneer hierin tractie-eenheden en reizigersvoertuigen behandeld worden.”

f)

De laatste zin van paragraaf 4.6.1 wordt vervangen door het volgende:

„Minimumtaakvereisten zijn vervat in de bijlagen J en L.”

g)

De punten C en D van punt 4.6.3.1 worden als volgt vervangen:

„C   Toelatingstoets

basisvoorwaarden

toetsingsprogramma inclusief praktijkexamen

kwalificatie van de instructeurs

afgifte van een bewijs van bevoegdheid

D   Instandhouding van kennis en kunde

principes voor het in stand houden van kennis en kunde

methodologie

formalisering van het instandhoudingsproces

toetsingsproces”

h)

Punt 4.6.3.2.3.1 komt als volgt te luiden:

„4.6.3.2.3.1.   Routekennis

De spoorwegonderneming moet de methode bepalen voor het verwerven en in stand houden van de routekennis van het treinpersoneel. Deze methode moet:

gebaseerd worden op de door de infrastructuurbeheerder verstrekte gegevens en

overeenstemmen met het in punt 4.2.1 van deze TSI beschreven proces.”

i)

Punt 4.7.5.4 wordt geschrapt.

j)

Paragraaf 4.7.6 wordt geschrapt.

k)

Paragraaf 7.3.2 wordt vervangen door:

„7.3.2   LIJST VAN SPECIFIEKE GEVALLEN

Gereserveerd.”

2)

De bijlagen A1 en A2 worden vervangen door de volgende bijlage A:

„BIJLAGE A

EXPLOITATIEREGELS VOOR ERTMS/ETCS EN ERTMS/GSM-R

De exploitatievoorschriften voor ERTMS/ETCS en ERTMS/GSM-R zijn vastgesteld in het technische document „ETCS and GSM-R rules and principles — versie 1”, dat is gepubliceerd op de website van het Spoorwegbureau (www.era.europa.eu).”

3)

In bijlage G wordt de tabel als volgt gewijzigd:

a)

Bij de parameter „gezondheid en veiligheid” wordt in de kolom „voor elke parameter te keuren elementen” het aspect „zwangerschap (machinistes)” geschrapt;

b)

Bij de parameter „gezondheid en veiligheid” wordt de rij met „Speciale eisen te stellen aan machinisten: gezichtsvermogen, gehoor- en spraakvermogen, antropometrie” geschrapt, samen met de verwijzing naar paragraaf 4.7.6.

4)

Bijlage H wordt geschrapt.

5)

In bijlage N wordt de laatste rij van de tabel (4.7.6 — Specifieke vereisten ten aanzien van het besturen van een trein) geschrapt.

6)

De bijlagen P, P1, P2, P3, P4, P5, P6, P7, P8, P9, P10, P11, P12 en P13 worden als volgt vervangen:

„BIJLAGE P

VOERTUIGIDENTIFICATIE

1.   Algemene opmerkingen

In deze bijlage worden het Europees voertuignummer en de bijbehorende markering beschreven die op zichtbare en permanente wijze op het voertuig moeten worden aangebracht om het te identificeren. Andere permanente nummers of markeringen die tijdens de constructie op het chassis worden gegraveerd of bevestigd of op de hoofdonderdelen van het voertuig worden aangebracht, worden in deze bijlage niet beschreven.

2.   Europees voertuignummer en bijbehorende afkortingen

Elk spoorwegvoertuig heeft een nummer van 12 cijfers (het Europees voertuignummer (EVN)) dat als volgt is samengesteld:

Type rollend materieel

Type voertuig en aanduiding van interoperabiliteit

(2 cijfers)

Land waarin het voertuig is ingeschreven

(2 cijfers)

Technische kenmerken

(4 cijfers)

Serie-nummer

(3 cijfers)

Controlecijfer

(1 cijfer)

Wagens

00 tot 09

10 tot 19

20 tot 29

30 tot 39

40 tot 49

80 tot 89

(zie bijlage P.6)

01 tot 99

(zie bijlage P.4)

0000 tot 9999

(zie bijlage P.9)

000 tot 999

0 tot 9

(zie bijlage P.3)

Getrokken reizigersvoertuigen

50 tot 59

60 tot 69

70 tot 79

(zie bijlage P.7)

0000 tot 9999

(zie bijlage P.10)

000 tot 999

Tractiematerieel en eenheden van een vast of vooraf gedefinieerd treinstel

90 tot 99

(zie bijlage P.8)

0000000 tot 8999999

(De betekenis van deze cijfers wordt door de lidstaten en eventueel middels bilaterale of multilaterale overeenkomsten bepaald)

Bijzondere voertuigen

9000 tot 9999

(zie bijlage P.11)

000 tot 999

In elk land moeten de 7 cijfers van de technische kenmerken en het serienummer volstaan om een voertuig te identificeren binnen een groep van getrokken reizigersvoertuigen en bijzondere voertuigen (1).

Het nummer wordt aangevuld met lettertekens:

a)

de aanduiding van de mate van interoperabiliteit (zie bijlage P.5);

b)

de afkorting van het land waarin het voertuig is ingeschreven (zie bijlage P.4);

c)

de afkorting van de exploitant (zie bijlage P.1);

d)

de afkorting van de technische kenmerken (zie bijlage P12 voor wagens en bijlage P13 voor getrokken reizigersvoertuigen)

3.   Nummertoewijzing

Het Europees voertuignummer moet worden toegekend overeenkomstig de voorschriften van Beschikking 2007/756/EG van de Commissie van 9 november 2007 tot vaststelling van de gemeenschappelijke specificatie van het nationaal voertuigregister als bedoeld in de artikelen 14, leden 4 en 5, van de Richtlijnen 96/48/EG en 2001/16/EG.

Het Europees voertuignummer wordt gewijzigd wanneer het vanwege technische aanpassingen aan het voertuig niet meer overeenstemt met de interoperabiliteit of de technische kenmerken van het voertuig als vastgesteld in deze bijlage. Bij dergelijke aanpassingen kan op grond van de artikelen 20 tot en met 25 van Richtlijn 2008/57/EG een nieuwe vergunning voor indienststelling vereist zijn.

BIJLAGE P.1

AFKORTING VAN DE EXPLOITANT

1.   Definitie van de Afkorting Voertuig Exploitant (AVE)

De afkorting voertuigexploitant (AVE) is een lettercode van 2 tot 5 letters (2 4 5 9). De AVE wordt op elk spoorwegvoertuig aangebracht, naast het Europees voertuignummer. De AVE is een weergave van de in het nationale voertuigregister inschreven exploitant.

De AVE is uniek en geldt in alle landen waarin deze TSI van toepassing is en in alle landen die een overeenkomst aangaan waarin is bepaald dat het in deze TSI beschreven systeem voor voertuignummering en afkorting van de exploitant moet worden toegepast.

2.   Formaat van de Afkorting Voertuig Exploitant

De AVE geeft de volledige naam of afkorting van de exploitant weer, zo mogelijk op herkenbare wijze. Alle 26 letters van het Latijnse alfabet mogen worden gebruikt. De AVE moet in hoofdletters worden geschreven. Voor letters die geen beginletter zijn van een woord in de naam van de exploitant mogen kleine letters worden gebruikt. Voor de controle van de eenduidigheid gelden de kleine letters als hoofdletters.

De letters mogen diakritische tekens bevatten (3 6 10). Bij de controle van de eenduidigheid wordt geen rekening gehouden met de diakritische tekens.

Voor voertuigen die in het bezit zijn van exploitanten die zijn gevestigd in landen die het Latijnse alfabet niet gebruiken, mag na de AVE en een schuine streep („/”) een transliteratie worden gebruikt. Bij de gegevensverwerking wordt echter geen rekening gehouden met vertalingen.

3.   Bepalingen voor het toewijzen van een Afkorting Voertuig Exploitant

Aan één exploitant kan meer dan een AVE toegewezen worden wanneer:

de exploitant officieel een naam in meer dan een taal heeft;

de exploitant goede redenen heeft om binnen zijn organisatie onderscheid te maken tussen twee voertuigparken.

Aan een groep ondernemingen kan één enkele AVE worden toegewezen wanneer:

ze tot een groep ondernemingen behoren (bijv. een holdingstructuur);

de voertuigen toebehoren aan een groep ondernemingen die één organisatie binnen haar structuur heeft aangesteld die bevoegd is om voor alle leden van de groep op te treden;

de groep ondernemingen een afzonderlijke rechtspersoonlijkheid heeft aangesteld om alle kwesties af te handelen in naam van de groep, in welk geval deze rechtspersoonlijkheid de exploitant is.

4.   Register van Afkortingen Voertuig Exploitant en toewijzingsprocedure

Het AVE-register is openbaar en wordt permanent bijgewerkt.

Een aanvraag voor een AVE wordt ingediend bij de bevoegde nationale instantie van de exploitant en doorgestuurd naar het Bureau. Een AVE mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd.

Een exploitant moet de bevoegde nationale instantie inlichten wanneer hij de AVE niet langer gebruikt, waarop de bevoegde nationale instantie het Bureau hiervan op de hoogte stelt. De AVE wordt ingetrokken wanneer de exploitant heeft aangetoond dat deze op alle betrokken voertuigen is veranderd. De AVE kan binnen 10 jaar niet opnieuw worden toegewezen tenzij aan de oorspronkelijke exploitant of, op diens verzoek, aan een andere exploitant.

Een AVE kan aan een andere exploitant overgedragen worden indien deze de wettelijke opvolger is van de oorspronkelijke exploitant. Een AVE blijft geldig wanneer de houder ervan zijn naam verandert in een naam die niet op de AVE gelijkt.

BIJLAGE P.2

AANBRENGEN VAN NUMMER EN AANVULLENDE LETTERS OP BAKKEN

1.   Algemene voorschriften inzake merktekens aan de buitenkant

De hoofdletters en cijfers van het merkteken moeten minimaal 80 mm groot en van een schreefloos, niet-proportioneel lettertype zijn. Minder grote letters mogen worden gebruikt wanneer de merktekens alleen op langsliggers kunnen worden aangebracht.

Het merkteken mag niet hoger dan 2 m boven de spoorstaafkop worden aangebracht.

2.   Wagens

Merktekens moeten op de volgende wijze op de wagenbak worden aangebracht:

23

TEN

 

80

-RFC

 

7369

 

553-4

Zcs

 

 

31

TEN

 

80

-DB

 

0691

 

235-2

Tanoos

 

 

33

TEN

 

84

-ACTS

 

4796

 

100-8

Slpss

 

 

Bij wagenbakken waarop hiervoor niet genoeg plaats is - met name platte wagens - moet het merkteken als volgt worden aangebracht:

01 87 3320 644-7

TEN

-SNCF

Ks

Wanneer op een wagen een of meer letters met een nationale definitie worden aangebracht, moeten deze na de internationale letters worden aangebracht en daarvan worden gescheiden met een koppelteken.

01 87 3320 644-7

TEN

-SNCF

Ks-xy

3.   Rijtuigen en getrokken reizigersmaterieel

Het nummer moet op elke zijkant worden aangebracht en wel op de volgende manier:

-SNCF

61 87 – 7

 

B10 tu

De letters van het land waarin het voertuig is ingeschreven alsmede de technische gegevens worden onmiddellijk vóór, achter of onder het Europees voertuignummer aangebracht.

Bij rijtuigen met een bestuurderscabine wordt het Europees voertuignummer ook in de cabine aangebracht.

4.   Tractievoertuigen, motorwagens en bijzondere voertuigen

Bij tractievoertuigen moet het Europees voertuignummer als volgt op beide zijden worden aangebracht:

92 10 1108 062-6

Het Europees voertuignummer moet eveneens in elke cabine van het tractiematerieel worden aangebracht.

De exploitant mag in cijfers groter dan het Europees voertuignummer een eigen nummer aanbrengen (meestal de cijfers van het serienummer aangevuld met een lettercode) indien dit nuttig is voor de desbetreffende activiteiten. De plaats van dit eigen nummer wordt aan de exploitant overgelaten; er moet echter steeds een duidelijk onderscheid zijn tussen het EVN en het eigen nummer van de exploitant.

BIJLAGE P.3

VOORSCHRIFTEN VOOR HET BEPALEN VAN HET CONTROLECIJFER (HET TWAALFDE CIJFER)

Het controlecijfer wordt als volgt bepaald:

de cijfers op de even posities van het stamnummer (van links naar rechts tellend) behouden hun waarde;

de cijfers op de oneven posities van het stamnummer (van links naar rechts tellend) worden met 2 vermenigvuldigd;

de cijfers op de even posities worden opgeteld bij de resultaten van de vermenigvuldigingen op de oneven posities;

het cijfer van de eenheden van deze som wordt behouden;

het controlecijfer is het verschil tussen 10 en dat cijfer; als het eenheidscijfer nul is, dan is het controlecijfer ook nul.

Voorbeelden

1 —

Stamnummer

3

3

8

4

4

7

9

6

1

0

0

Vermenigvuldigingsfactor

2

1

2

1

2

1

2

1

2

1

2

 

6

3

16

4

8

7

18

6

2

0

0

Som: 6 + 3 + 1 + 6 + 4 + 8 + 7 + 1 + 8 + 6 + 2 + 0 + 0 = 52

De eenheid van deze soms is 2.

Het controlecijfer is dus 8 en het stamnummer wordt dan registratienummer 33 84 4796 100 – 8

2 —

Stamnummer

3

1

5

1

3

3

2

0

1

9

8

Vermenigvuldigingsfactor

2

1

2

1

2

1

2

1

2

1

2

 

6

1

10

1

6

3

4

0

2

9

16

Som: 6 + 1 + 1 + 0 + 1 + 6 + 3 + 4 + 0 + 2 + 9 + 1 + 6 = 40

De eenheid van deze soms is 0.

Het controlecijfer is dus 0 en het stamnummer wordt dan registratienummer 31 51 3320 198 – 0

BIJLAGE P.4

CODES VAN LANDEN WAARIN DE VOERTUIGEN ZIJN INGESCHREVEN (CIJFERS 3-4 EN AFKORTING)

Informatie met betrekking tot derde landen wordt uitsluitend ter informatie vermeld.

Landen

Lettercode per land (2 4 5 9)

Cijfercode per land

Albanië

AL

41

Algerije

DZ

92

Armenië

AM

58

Oostenrijk

A

81

Azerbeidzjan

AZ

57

Wit-Rusland

BY

21

België

B

88

Bosnië en Herzegovina

BIH

49

Bulgarije

BG

52

China

RC

33

Kroatië

HR

78

Cuba

CU (2 4 5 9)

40

Cyprus

CY

 

Tsjechië

CZ

54

Denemarken

DK

86

Egypte

ET

90

Estland

EST

26

Finland

FIN

10

Frankrijk

F

87

Georgië

GE

28

Duitsland

D

80

Griekenland

GR

73

Hongarije

H

55

Iran

IR

96

Irak

IRQ (2 4 5 9)

99

Ierland

IRL

60

Israël

IL

95

Italië

I

83

Japan

J

42

Kazachstan

KZ

27

Kirgizië

KS

59

Letland

LV

25

Libanon

RL

98

Liechtenstein

FL

 

Litouwen

LT

24

Luxemburg

L

82

Macedonië

MK

65

Malta

M

 

Moldavië

MD (2 4 5 9)

23

Monaco

MC

 

Mongolië

MGL

31

Montenegro

ME

62

Marokko

MA

93

Nederland

NL

84

Noord-Korea

PRK (2 4 5 9)

30

Noorwegen

N

76

Polen

PL

51

Portugal

P

94

Roemenië

RO

53

Rusland

RUS

20

Servië

SRB

72

Slowakije

SK

56

Slovenië

SLO

79

Zuid-Korea

ROK

61

Spanje

E

71

Zweden

SE

74

Zwitserland

CH

85

Syrië

SYR

97

Tadzjikistan

TJ

66

Tunesië

TN

91

Turkije

TR

75

Turkmenistan

TM

67

Oekraïne

UA

22

Verenigd Koninkrijk

GB

70

Oezbekistan

UZ

29

Vietnam

VN (2 4 5 9)

32

BIJLAGE P.5

LETTERCODE VOOR DE MATE VAN INTEROPERABILITEIT

„TEN”: voertuig dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

het voldoet aan alle relevante TSI’s die op het ogenblik van de indienststelling van kracht zijn en voor het voertuig is een vergunning voor de indienststelling afgegeven overeenkomstig artikel 22, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG;

voor het voertuig is overeenkomstig artikel 23, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG een vergunning afgegeven die in alle lidstaten geldt, of zijn, bij wijze van alternatief, door alle lidstaten individuele vergunningen toegekend.

„PPV/PPW”: wagen die voldoet aan de PPV/PPW-overeenkomst (in OSSHD-staten)

(origineel: PPV/PPW: ППВ (Правила пользования вагонами в международном сообщении; PGW: Правила Пользования Грузовыми Вагонами)

Opmerkingen:

a)

Voertuigen met een TEN-markering komen overeen met de codes 0 tot en met 3 van het eerste cijfer van het in bijlage P.6 genoemde voertuignummer.

b)

Op voertuigen waarvoor geen vergunning voor indienstelling in alle lidstaten is afgegeven, moet worden vermeld voor welke lidstaten een vergunning is afgegeven. De lijst van de lidstaten die een vergunning hebben verleend, moet in een van de volgende vormen op het voertuig worden vermeld, waarbij D staat voor de lidstaat die als eerste een vergunning verleende (in onderhavig geval, Duitsland) en F staat voor de lidstaat die als tweede een vergunning verleende (in onderhavig geval, Frankrijk). De lidstaten krijgen een code overeenkomstig bijlage P.4. Dit kan gelden voor wagens die aan de TSI voldoen, maar ook voor niet-TSI-conforme wagens. Deze voertuigen komen overeen met codes 4 of 8 van het eerste cijfer van het in bijlage P.6 genoemde voertuignummer.

Image

Image

BIJLAGE P.6

INTEROPERABILITEITSCODES VOOR WAGENS (1STE EN 2E CIJFER)

 

2de cijfer

1ste cijfer

0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

2de cijfer

1ste cijfer

 

 

Spoorbreedte

vast of variabel

vast

variabel

vast

variabel

vast

variabel

vast

variabel

vast of variabel

Spoorbreedte

 

TEN (2 4 5 9)

en/of

COTIF (3 6 10)

en/of

PPV/PPW

0

met assen

Gereserveerd

TEN (2 4 5 9)- en/of COTIF-wagens

Gereserveerd (8)

PPV/PPW-wagens

(variabele spoorbreedte)

met assen

0

1

met draaistellen

met draaistellen

1

TEN (2 4 5 9)

en/of

COTIF (3 6 10)

en/of

PPV/PPW

2

met assen

TEN (2 4 5 9)- en/of COTIF-wagens

PPV/PPW-wagens

(vaste spoorbreedte)

met assen

2

3

met draaistellen

met draaistellen

3

Andere wagens

4

met assen (7 11)

onderhouds-voertuig

Andere wagens

Vanwege technische redenen speciaal genummerde wagens die niet in de Europese Unie in dienst werden gesteld

met assen

4

8

met draaistellen (7 11)

met draaistellen

8

 

 

Vervoer

Binnenlands vervoer of internationaal vervoer met speciale vergunning

 

 

 

1ste cijfer

2de cijfer

0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

1ste cijfer

2de cijfer

BIJLAGE P.7

INTERNATIONALE VERVOERSCODES VOOR GETROKKEN REIZIGERSVOERTUIGEN (1STE EN 2E CIJFER)

 

Binnenlands vervoer

TEN (2 4 5 9) en/of COTIF (3 6 10) en/of PPW

Binnenlands of internationaal vervoer met speciale vergunning

TEN (2 4 5 9) en/of COTIF (3 6 10)

PPV/PPW

2de cijfer

1ste cijfer

0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

5

Voertuigen voor binnenlands vervoer

Voertuigen met vaste spoorbreedte zonder airconditioning (m.i.v. wagens voor autovervoer)

Voertuigen met variabele spoorbreedte (1435/1520) zonder airconditioning

Gereserveerd

Voertuigen met variabele spoorbreedte (1435/1668) zonder airconditioning

Historisch materieel

Gereserveerd (7 11)

Voertuigen met vaste spoorbreedte

Voertuigen met variabele spoorbreedte (1435/1520) en verwisselbare draaistellen

Voertuigen met variabele spoorbreedte (1435/1520) en verstelbare assen

6

Dienstvoertuigen

Voertuigen met vaste spoorbreedte en airconditioning

Voertuigen met variabele spoorbreedte (1435/1520) met airconditioning

Dienstvoertuigen

Voertuigen met variabele spoorbreedte (1435/1668) met airconditioning

Wagens voor autovervoer

Gereserveerd (7 11)

7

Drukdichte voertuigen met airconditioning

Gereserveerd

Gereserveerd

Drukdichte voertuigen met vaste spoorbreedte en airconditioning

Gereserveerd

Andere voertuigen

Gereserveerd

Gereserveerd

Gereserveerd

Gereserveerd

BIJLAGE P.8

TYPES TRACTIEMATERIEEL EN EENHEDEN VAN EEN VAST OF VOORAF GEDEFINIEERD TREINSTEL (1STE EN 2E CIJFER)

Het eerste cijfer is „9”.

Wanneer het tweede cijfer het type tractiematerieel aanduidt, is de volgende codering verplicht:

Code

Algemeen voertuigtype

0

Diversen

1

Elektrische locomotief

2

Diesellocomotief

3

Elektrisch motorstel (hogesnelheid) (motor- of aanhangwagen)

4

Elektrisch motorstel (m.u.v. hogesnelheid) (motor- of aanhangwagen)

5

Dieseltreinstel (motor- of aanhangwagen)

6

Speciale aanhangwagen

7

Elektrische rangeerlocomotief

8

Dieselrangeerlocomotief

9

Bijzondere voertuigen

BIJLAGE P.9

STAMNUMMERS VOOR WAGENS (5DE T.E.M. 8STE CIJFER)

Deze bijlage biedt een overzicht van de codes voor de voornaamste technische wagenkenmerken en wordt gepubliceerd op de website van het Bureau (www.era.europa.eu).

Aanvragen van nieuwe codes worden ingediend bij de instantie die het rollendmaterieelregister bijhoudt (als bedoeld in Beschikking 2007/756/EG) en doorgestuurd naar het Bureau. Een nieuwe code mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd.

BIJLAGE P.10

CODES VOOR DE TECHNISCHE GEGEVENS VAN GETROKKEN REIZIGERSMATERIEEL (5DE EN 6DE CIJFER)

Bijlage P.10 wordt gepubliceerd op de website van het Bureau (www.era.europa.eu).

Aanvragen van nieuwe codes worden ingediend bij de instantie die het rollendmaterieelregister bijhoudt (als bedoeld in Beschikking 2007/756/EG) en doorgestuurd naar het Bureau. Een nieuwe code mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd.

BIJLAGE P.11

CODES VOOR DE TECHNISCHE GEGEVENS VAN BIJZONDERE VOERTUIGEN (6DE T.E.M. 8STE CIJFER)

Bijlage P.11 wordt gepubliceerd op de website van het Bureau (www.era.europa.eu).

Aanvragen van nieuwe codes worden ingediend bij de instantie die het rollendmaterieelregister bijhoudt (als bedoeld in Beschikking 2007/756/EG) en doorgestuurd naar het Bureau. Een nieuwe code mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd.

BIJLAGE P.12

LETTERCODES VOOR WAGENS MET UITZONDERING VAN GELEDE EN MEERVOUDIGE WAGENS

Bijlage P.12 wordt gepubliceerd op de website van het Bureau (www.era.europa.eu).

Aanvragen van nieuwe codes worden ingediend bij de instantie die het rollendmaterieelregister bijhoudt (als bedoeld in Beschikking 2007/756/EG) en doorgestuurd naar het Bureau. Een nieuwe code mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd.

BIJLAGE P.13

LETTERCODES VOOR GETROKKEN REIZIGERSMATERIEEL

Bijlage P.13 wordt gepubliceerd op de website van het Bureau (www.era.europa.eu).

Aanvragen van nieuwe codes worden ingediend bij de instantie die het rollendmaterieelregister bijhoudt (als bedoeld in Beschikking 2007/756/EG) en doorgestuurd naar het Bureau. Een nieuwe code mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd.

7)

Bijlage P.14 wordt geschrapt.

8)

Bijlage T wordt vervangen door:

„BIJLAGE T

REMVERMOGEN

Rol van de infrastructuurbeheerder

De infrastructuurbeheerder stelt de spoorwegonderneming in kennis van het voor elke route vereiste remvermogen en van de kenmerken van het traject. De infrastructuurbeheerder dient bij de vaststelling van het vereiste remvermogen rekening te houden met de impact van de trajectkenmerken en de marges in verband met de spoorbaan.

Het vereiste remvermogen wordt in principe uitgedrukt in remgewichtpercentage tenzij de infrastructuurbeheerder en de spoorwegonderneming zijn overeengekomen het remvermogen in een andere eenheid uit te drukken (bijv. geremde tonnage, remvermogen, deceleratiewaarden, deceleratieprofiel).

Voor treinstellen en vaste treinsamenstellingen drukt de infrastructuurbeheerder het vereiste remvermogen uit in deceleratiewaarden indien de spoorwegonderneming daarom verzoekt.

Rol van de spoorwegonderneming

De spoorwegonderneming dient ervoor te zorgen dat elke trein minstens over het door de infrastructuurbeheerder opgelegde remvermogen beschikt. Bij de berekening van het remvermogen van een trein dient de spoorwegonderneming derhalve rekening te houden met de samenstelling van de trein.

De spoorwegonderneming dient bij de indienststelling rekening te houden met het remvermogen van het voertuig of treinstel. Daarbij dient rekening te worden gehouden met materieelgerelateerde marges inzake de betrouwbaarheid en faling van de remmen. Bij de bepaling van het remvermogen om een trein tot stilstand te brengen en vast te zetten, moet de spoorwegonderneming tevens rekening houden met de informatie over de trajectkenmerken die een invloed hebben op het functioneren van de trein.

Het door controle van de trein bepaalde remvermogen (samenstelling, beschikbaarheid en remafstelling) wordt gebruikt als input voor alle op de trein toe te passen exploitatievoorschriften.

Ontoereikend remvermogen

De infrastructuurbeheerder dient regels op te stellen voor gevallen waarin een trein niet over het vereiste remvermogen beschikt en deelt die regels mee aan de spoorwegondernemingen.

Indien een trein niet over het voor het af te leggen traject vereiste remvermogen beschikt, dient de spoorwegonderneming de daaruit volgende beperkingen, zoals een snelheidsbeperking, na te leven.”

9)

Bijlage U wordt vervangen door:

„BIJLAGE U

LIJST VAN TER DISCUSSIE STAANDE PUNTEN

Punt 4.2.2 —   Treinsamenstellingsdocument

Bijlage B (zie subparagraaf 4.4 van deze TSI) — andere voorschriften voor een coherent gebruik van nieuwe structurele subsystemen

Bijlage R (zie subparagraaf 4.2.3.2 van deze TSI) — treinidentificatie

Bijlage S (zie subparagraaf 4.2.2.1.3 van deze TSI) — treinzichtbaarheid — sluitseinen.”


(1)  Bijzondere voertuigen dienen in elk land over een uniek nummer te beschikken dat het eerste en de 5 laatste cijfers omvat van de technische kenmerken en het serienummer.

(2)  Voor de NMBS/SNCB mag de omcirkelde letter B gehandhaafd worden.

(3)  Diakritische tekens zijn „accenten” zoals in À, Ç, Ö, Č, Ž, Å enz. Bijzondere letters als Ø en Æ worden weergegeven met één enkele letter; bij de controle op eenduidigheid wordt de Ø behandeld als een O en Æ als een A.

(4)  Volgens het in bijlage 4 van de conventie van 1949 beschreven alfabetische lettercodesysteem en artikel 45, lid 4, van de conventie van 1968.

(5)  Wagens waarop het TEN-kenmerk mag worden aangebracht, zie bijlage P.5.

(6)  Met inbegrip van wagens waarop op grond van de bestaande regelgeving de in deze tabel vastgestelde cijfers zijn aangebracht. COTIF: voertuig dat bij de ingebruikneming aan het op dat moment geldende COTIF-verdrag voldoet.

(7)  Vaste of variabele spoorbreedte.

(8)  Uitgezonderd voor wagens van categorie I (Koelwagens), niet gebruiken voor in dienst gestelde nieuwe wagens.

(9)  Conformiteit met de toepasselijke TSI’s, zie bijlage P.5.

(10)  Met inbegrip van voertuigen waarop op grond van de bestaande regelgeving de in deze tabel vastgestelde cijfers zijn aangebracht. COTIF: voertuig dat bij de ingebruikneming aan het op dat moment geldende COTIF-verdrag voldoet

(11)  Uitgezonderd voor rijtuigen met vaste spoorbreedte (56) en variabele spoorbreedte (66) die reeds in dienst zijn, niet voor nieuwe voertuigen.


BIJLAGE II

De bijlagen bij Beschikking 2008/231/EG worden als volgt gewijzigd:

1)

De bijlage wordt als volgt gewijzigd:

a)

paragraaf 2.2.1 wordt vervangen door:

„2.2.1.   Personeel en treinen

De delen 4.6 en 4.7 zijn van toepassing op treinpersoneel belast met de veiligheidskritische taak van treinbegeleiding wanneer hierbij een of meer grenzen met lidstaten worden overschreden of wanneer verder landinwaarts wordt gewerkt dan de plaats of plaatsen die in de netwerkverklaring van een infrastructuurbeheerder als de grens is/zijn aangeduid en opgenomen is/zijn in zijn veiligheidscertificering.

Paragraaf „4.6.2. Talenkennis” is eveneens van toepassing op machinisten als uiteengezet in bijlage VI, punt 8, van Richtlijn 2007/59/EG.

Een lid van het treinpersoneel wordt niet beschouwd een grens te overschrijden wanneer de werkzaamheden alleen worden uitgevoerd tot aan de in de eerste alinea van dit punt beschreven grensplaats of -plaatsen.

Voor spoorwegpersoneel belast met de veiligheidskritische taak van verkeers- en treindienstleiding geldt tussen de lidstaten wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties en van de gezondheids- en veiligheidsvoorschriften.

Voor spoorwegpersoneel belast met de veiligheidskritische taak van het treffen van de laatste voorbereidingen van treinen voor deze een grens of grenzen overschrijden en dat verder landinwaarts werkt dan de in de eerste alinea van dit punt beschreven grensplaats(en) is tussen de lidstaten paragraaf 4.6 van toepassing met wederzijdse erkenning van gezondheids- en veiligheidsvoorschriften. Een trein wordt niet als grensoverschrijdend beschouwd wanneer alle rijtuigen van die trein niet verder landinwaarts gaan dan de in de eerste alinea van dit punt omschreven grensplaats(en).

Dit kan schematisch worden voorgesteld in de onderstaande tabel:

Spoorwegpersoneel dat is betrokken bij treinen die landsgrenzen overschrijden en verder landinwaarts rijden dan de grensplaats

Taak

Beroepskwalificaties

Medische eisen

Treinbegeleiding

4.6

4.7

Treindienstleiding

Wederzijdse erkenning

Wederzijdse erkenning

Treinvoorbereiding

4.6

Wederzijdse erkenning

Verkeersleiding

Wederzijdse erkenning

Wederzijdse erkenning


Spoorwegpersoneel dat is betrokken bij treinen die geen landsgrenzen overschrijden of niet verder rijden dan de grensplaatsen

Taak

Beroepskwalificaties

Medische eisen

Treinbegeleiding

Wederzijdse erkenning

Wederzijdse erkenning

Treindienstleiding

Wederzijdse erkenning

Wederzijdse erkenning

Treinvoorbereiding

Wederzijdse erkenning

Wederzijdse erkenning

Verkeersleiding

Wederzijdse erkenning

Wederzijdse erkenning”

b)

In punt 4.2.2.1.2 komt de laatste zin als volgt te luiden:

„Zie punt 4.3.3.3.1. voor de gedetailleerde specificatie hiervan.”

c)

punt 4.3.2.6 komt als volgt te luiden:

„4.3.2.6.   Zandstrooien. Minimale eisen ten aanzien van de beroepskwalificaties van treinmachinisten

Met betrekking tot zandstrooien zijn er raakvlakken tussen bijlage B (deel C1) van deze TSI enerzijds en paragraaf 4.2.11 (Compatibiliteit met baansystemen voor treindetectie) en deel 4.1 van aanhangsel 1 van bijlage A (als aangehaald in subparagraaf 4.3.1.10) van de TSI CCS HS anderzijds.”

d)

punt 4.3.3.2 komt als volgt te luiden:

„4.3.3.2.   Eisen ten aanzien van reizigersvoertuigen

Er zijn raakvlakken tussen punt 4.2.2.4 van deze TSI OPE en punten 4.2.2.4 (Deuren), 4.2.5.3 (Alarminstallaties), 4.3.5.17 (Alarminstallaties die door de reizigers kunnen worden bediend) en 4.2.7.1 (Nooduitgangen) van de TSI Rollend materieel HS.”

e)

punt 4.3.3.9 komt als volgt te luiden:

„4.3.3.9.   Zandstrooien

Wat zandstrooien betreft, is er een raakvlak tussen bijlage B (punt C1) van deze TSI enerzijds en punt 4.2.3.10 van de TSI Rollend materieel HS anderzijds.”

f)

punt 4.3.3.10 komt als volgt te luiden:

„4.3.3.10.   Treinsamenstelling, bijlage J

Wat de kennis van het treinpersoneel over de werking van het rollend materieel betreft, bestaan er raakvlakken tussen punt 4.2.2.5 en bijlage J van deze TSI enerzijds en punten 4.2.1.2 (Treinontwerp) en 4.2.7.10 (Beginsel van toezicht en signalering) van de TSI Rollend materieel HS.”

g)

punt 4.3.3.12 komt als volgt te luiden:

„4.3.3.12.   Vastleggen van gegevens

Er bestaat een raakvlak tussen punt 4.2.3.5.2 (Vastleggen van gegevens op de trein) van deze TSI en punt 4.2.7.10 van de TSI Rollend materieel HS (Beginsel van toezicht en signalering).”

h)

In paragraaf 4.6.1 komt de laatste zin als volgt te luiden:

„Minimumtaakvereisten zijn vervat in de bijlagen J en L.”

i)

De punten C en D van punt 4.6.3.1 worden als volgt vervangen:

„C.   Toelatingstoets

basisvoorwaarden

toetsingsprogramma inclusief praktijkexamen

kwalificatie van de instructeurs

afgifte van een bewijs van bekwaamheid.

D.   Instandhouding van kwalificaties

beginselen voor het in stand houden van kwalificaties

methodologie

formalisering van de procedure voor de instandhouding van kwalificaties;

toetsingsproces.”

j)

Punt 4.6.3.2.3.1 komt als volgt te luiden:

„4.6.3.2.3.1.   Routekennis

De spoorwegonderneming moet de methode bepalen voor het verwerven en in stand houden van de routekennis van het treinpersoneel. Deze methode moet:

gebaseerd zijn op de door de infrastructuurbeheerder verstrekte gegevens en

overeenstemmen met het in punt 4.2.1 van deze TSI beschreven proces.”

k)

Punt 4.7.5.4 wordt geschrapt.

l)

Paragraaf 4.7.6 wordt geschrapt.

m)

paragraaf 7.3.2 wordt vervangen door:

„7.3.2   Lijst van specifieke gevallen

Gereserveerd.”

2)

In bijlage G wordt de tabel als volgt gewijzigd:

a)

Bij de parameter „gezondheid en veiligheid” wordt in de kolom „voor elke parameter te keuren elementen” het aspect „zwangerschap (machinistes)” geschrapt;

b)

Bij de parameter „gezondheid en veiligheid” wordt de rij met „Speciale eisen te stellen aan machinisten: gezichtsvermogen, gehoor- en spraakvermogen, antropometrie” geschrapt, samen met de verwijzing naar paragraaf 4.7.6.

3)

Bijlage H wordt geschrapt.

4)

In bijlage N wordt de laatste rij van de tabel (4.7.6 — Specifieke vereisten ten aanzien van het besturen van een trein) geschrapt.

5)

De bijlagen P, P1, P2, P3, P4, P5, P6, P7, P8, P9, P10, P11, P12 en P13 worden als volgt vervangen:

„BIJLAGE P

VOERTUIGIDENTIFICATIE

1.   Algemene opmerkingen

In deze bijlage worden het Europees voertuignummer en de bijbehorende markering beschreven die op zichtbare en permanente wijze op het voertuig moeten worden aangebracht om het te identificeren. Andere permanente nummers of markeringen die tijdens de constructie op het chassis worden gegraveerd of bevestigd of op de hoofdonderdelen van het voertuig worden aangebracht, worden in deze bijlage niet beschreven.

2.   Europees voertuignummer en bijbehorende afkortingen

Elk spoorwegvoertuig heeft een nummer van 12 cijfers (het Europees voertuignummer (EVN)) dat als volgt is samengesteld:

Type rollend materieel

Type voertuig en aanduiding van interoperabiliteit

(2 cijfers)

Land waarin het voertuig is ingeschreven

(2 cijfers)

Technische eigenschappen

(4 cijfers)

Serie-nummer

(3 cijfers)

Controlecijfer

(1 cijfer)

Wagens

00 tot 09

10 tot 19

20 tot 29

30 tot 39

40 tot 49

80 tot 89

(zie bijlage P.6)

01 tot 99

(zie bijlage P.4)

0000 tot 9999

(zie bijlage P.9)

000 tot 999

0 tot 9

(zie bijlage P.3)

Getrokken reizigersvoertuigen

50 tot 59

60 tot 69

70 tot 79

(zie bijlage P.7)

0000 tot 9999

(zie bijlage P.10)

000 tot 999

Tractiematerieel en eenheden van een vast of vooraf gedefinieerd treinstel

90 tot 99

(zie bijlage P.8)

0000000 tot 8999999

(De betekenis van deze cijfers wordt door de lidstaten en eventueel middels bilaterale of multilaterale overeenkomsten bepaald)

Bijzondere voertuigen

9000 tot 9999

(zie bijlage P.11)

000 tot 999

In elk land moeten de 7 cijfers van de technische kenmerken en het serienummer volstaan om een voertuig te identificeren binnen een groep van getrokken reizigersvoertuigen en bijzondere voertuigen (1)

Het nummer wordt aangevuld met lettertekens:

a)

de aanduiding van de mate van interoperabiliteit (zie bijlage P.5);

b)

de afkorting van het land waarin het voertuig is ingeschreven (zie bijlage P.4);

c)

de afkorting van de exploitant (zie bijlage P.1);

d)

de afkorting van de technische kenmerken (zie bijlage P.12 voor wagens en bijlage P.13 voor getrokken reizigersvoertuigen)

3.   Nummertoewijzing

Het Europees voertuignummer moet worden toegekend overeenkomstig de voorschriften van Beschikking 2007/756/EG van de Commissie van 9 november 2007 tot vaststelling van de gemeenschappelijke specificatie van het nationaal voertuigregister als bedoeld in de artikelen 14, leden 4 en 5, van de Richtlijnen 96/48/EG en 2001/16/EG.

Het Europees voertuignummer wordt gewijzigd wanneer het vanwege technische aanpassingen aan het voertuig niet meer overeenstemt met de interoperabiliteit of de technische kenmerken van het voertuig als vastgesteld in deze bijlage. Bij dergelijke aanpassingen kan op grond van de artikelen 20 tot en met 25 van Richtlijn 2008/57/EG een nieuwe vergunning voor indienststelling vereist zijn.

BIJLAGE P.1

AFKORTING VAN DE EXPLOITANT

1.   Definitie van de Afkorting Voertuig Exploitant (AVE)

De afkorting voertuigexploitant (AVE) is een lettercode van 2 tot 5 letters (2 4 5 9). De AVE wordt op elk spoorwegvoertuig aangebracht, naast het Europees voertuignummer. De AVE is een weergave van de in het nationale voertuigregister inschreven exploitant.

De AVE is uniek en geldt in alle landen waarin deze TSI van toepassing is en in alle landen die een overeenkomst aangaan waarin is bepaald dat het in deze TSI beschreven systeem voor voertuignummering en afkorting van de exploitant moet worden toegepast.

2.   Formaat van de Afkorting Voertuig Exploitant

De AVE geeft de volledige naam of afkorting van de exploitant weer, zo mogelijk op herkenbare wijze. Alle 26 letters van het Latijnse alfabet mogen worden gebruikt. De AVE moet in hoofdletters worden geschreven. Voor letters die geen beginletter zijn van een woord in de naam van de exploitant mogen kleine letters worden gebruikt. Voor de controle van de eenduidigheid gelden de kleine letters als hoofdletters.

De letters mogen diakritische tekens bevatten (3 6 10). Bij de controle van de eenduidigheid wordt geen rekening gehouden met de diakritische tekens.

Voor voertuigen die in het bezit zijn van exploitanten die zijn gevestigd in landen die het Latijnse alfabet niet gebruiken, mag na de AVE en een schuine streep („/”) een transliteratie worden gebruikt. Bij de gegevensverwerking wordt echter geen rekening gehouden met vertalingen.

3.   Bepalingen voor het toewijzen van een Afkorting Voertuig Exploitant

Aan één exploitant kan meer dan een AVE toegewezen worden wanneer:

de exploitant officieel een naam in meer dan een taal heeft;

de exploitant goede redenen heeft om binnen zijn organisatie onderscheid te maken tussen twee voertuigparken.

Aan een groep ondernemingen kan één enkele AVE worden toegewezen wanneer:

ze tot een groep ondernemingen behoren (bv. een holdingstructuur);

de voertuigen toebehoren aan een groep ondernemingen die één organisatie binnen haar structuur heeft aangesteld die bevoegd is om voor alle leden van de groep op te treden;

de groep ondernemingen een afzonderlijke rechtspersoonlijkheid heeft aangesteld om alle kwesties af te handelen in naam van de groep, in welk geval deze rechtspersoonlijkheid de exploitant is.

4.   Register van Afkortingen Voertuig Exploitant en toewijzingsprocedure

Het AVE-register is openbaar en wordt permanent bijgewerkt.

Een aanvraag voor een AVE wordt ingediend bij de bevoegde nationale instantie van de exploitant en doorgestuurd naar het Bureau. Een AVE mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd.

Een exploitant moet de bevoegde nationale instantie inlichten wanneer hij de AVE niet langer gebruikt, waarop de bevoegde nationale instantie het Bureau hiervan op de hoogte stelt. De AVE wordt ingetrokken wanneer de exploitant heeft aangetoond dat deze op alle betrokken voertuigen is veranderd. De AVE kan binnen 10 jaar niet opnieuw worden toegewezen tenzij aan de oorspronkelijke exploitant of, op diens verzoek, aan een andere exploitant.

Een AVE kan aan een andere exploitant overgedragen worden, indien deze de wettelijke opvolger is van de oorspronkelijke exploitant. Een AVE blijft geldig wanneer de houder ervan zijn naam verandert in een naam die niet op de AVE gelijkt.

BIJLAGE P.2

AANBRENGEN VAN NUMMER EN AANVULLENDE LETTERS OP BAKKEN

1.   Algemene voorschriften inzake merktekens aan de buitenkant

De hoofdletters en cijfers van het merkteken moeten minimaal 80 mm groot en van een schreefloos, niet-proportioneel lettertype zijn. Minder grote letters mogen worden gebruikt wanneer de merktekens alleen op langsliggers kunnen worden aangebracht.

Het merkteken mag niet hoger dan 2 m boven de spoorstaafkop worden aangebracht.

2.   Wagens

Merktekens moeten op de volgende wijze op de wagenbak worden aangebracht:

23.

TEN

 

80

-RFC

 

7369

 

553-4

Zcs

 

 

31.

TEN

 

80

-DB

 

0691

 

235-2

Tanoos

 

 

33.

TEN

 

84

-ACTS

 

4796

 

100-8

Slpss

 

 

Bij wagenbakken waarop hiervoor niet genoeg plaats is - met name platte wagens - moet het merkteken als volgt worden aangebracht:

01 87 3320 644-7

TEN

-SNCF

Ks

Wanneer op een wagen een of meer letters met een nationale definitie worden aangebracht, moeten deze na de internationale letters worden aangebracht en daarvan worden gescheiden met een koppelteken.

01 87 3320 644-7

TEN

-SNCF

Ks-xy

3.   Rijtuigen en getrokken reizigersmaterieel

Het nummer moet op elke zijkant worden aangebracht en wel op de volgende manier:

-SNCF

61 87 - 7

 

B10 tu

De letters van het land waarin het voertuig is ingeschreven alsmede de technische gegevens worden onmiddellijk vóór, achter of onder het Europees voertuignummer aangebracht.

Bij rijtuigen met een bestuurderscabine wordt het Europees voertuignummer ook in de cabine aangebracht.

4.   Tractievoertuigen, motorwagens en bijzondere voertuigen

Bij tractievoertuigen moet het Europees voertuignummer als volgt op beide zijden worden aangebracht:

92 10 1108 062-6

Het Europees voertuignummer moet eveneens in elke cabine van het tractiematerieel worden aangebracht.

De exploitant mag in cijfers groter dan het Europees voertuignummer een eigen nummer aanbrengen (meestal de cijfers van het serienummer aangevuld met een lettercode) indien dit nuttig is voor de desbetreffende activiteiten. De plaats van dit eigen nummer wordt aan de exploitant overgelaten; er moet echter steeds een duidelijk onderscheid zijn tussen het EVN en het eigen nummer van de exploitant.

BIJLAGE P.3

VOORSCHRIFTEN VOOR HET BEPALEN VAN HET CONTROLECIJFER (HET TWAALFDE CIJFER)

Het controlecijfer wordt als volgt bepaald:

de cijfers op de even posities van het stamnummer (van links naar rechts tellend) behouden hun waarde;

de cijfers op de oneven posities van het stamnummer (van links naar rechts tellend) worden met 2 vermenigvuldigd;

de cijfers op de even posities worden opgeteld bij de resultaten van de vermenigvuldigingen op de oneven posities;

het cijfer van de eenheden van deze som wordt behouden;

het controlecijfer is het verschil tussen 10 en dat cijfer; als het eenheidscijfer nul is, dan is het controlecijfer ook nul.

Voorbeelden:

1 —

Stamnummer

3

3

8

4

4

7

9

6

1

0

0

Vermenigvuldigingsfactor

2

1

2

1

2

1

2

1

2

1

2

 

6

3

16

4

8

7

18

6

2

0

0

Som: 6 + 3 + 1 + 6 + 4 + 8 + 7 + 1 + 8 + 6 + 2 + 0 + 0 = 52

De eenheid van deze soms is 2.

Het controlecijfer is dus 8 en het stamnummer wordt dan registratienummer 33 84 4796 100 – 8

2 —

Stamnummer

3

1

5

1

3

3

2

0

1

9

8

Vermenigvuldigingsfactor

2

1

2

1

2

1

2

1

2

1

2

 

6

1

10

1

6

3

4

0

2

9

16

Som: 6 + 1 + 1 + 0 + 1 + 6 + 3 + 4 + 0 + 2 + 9 + 1 + 6 = 40

De eenheid van deze soms is 0.

Het controlecijfer is dus 0 en het stamnummer wordt dan registratienummer 31 51 3320 198 – 0

BIJLAGE P.4

CODES VAN LANDEN WAARIN DE VOERTUIGEN ZIJN INGESCHREVEN (CIJFERS 3-4 EN AFKORTING)

Informatie met betrekking tot derde landen wordt uitsluitend ter informatie vermeld.

Landen

Lettercode per land (2 4 5 9)

Cijfercode per land

Albanië

AL

41

Algerije

DZ

92

Armenië

AM

58

Oostenrijk

A

81

Azerbeidzjan

AZ

57

Wit-Rusland

BY

21

België

B

88

Bosnië en Herzegovina

BIH

49

Bulgarije

BG

52

China

RC

33

Kroatië

HR

78

Cuba

CU (2 4 5 9)

40

Cyprus

CY

 

Tsjechië

CZ

54

Denemarken

DK

86

Egypte

ET

90

Estland

EST

26

Finland

FIN

10

Frankrijk

F

87

Georgië

GE

28

Duitsland

D

80

Griekenland

GR

73

Hongarije

H

55

Iran

IR

96

Irak

IRQ (2 4 5 9)

99

Ierland

IRL

60

Israël

IL

95

Italië

I

83

Japan

J

42

Kazachstan

KZ

27

Kirgizië

KS

59

Letland

LV

25

Libanon

RL

98

Liechtenstein

FL

 

Litouwen

LT

24

Luxemburg

L

82

Macedonië

MK

65

Malta

M

 

Moldavië

MD (2 4 5 9)

23

Monaco

MC

 

Mongolië

MGL

31

Montenegro

ME

62

Marokko

MA

93

Nederland

NL

84

Noord-Korea

PRK (2 4 5 9)

30

Noorwegen

N

76

Polen

PL

51

Portugal

P

94

Roemenië

RO

53

Rusland

RUS

20

Servië

SRB

72

Slowakije

SK

56

Slovenië

SLO

79

Zuid-Korea

ROK

61

Spanje

E

71

Zweden

SE

74

Zwitserland

CH

85

Syrië

SYR

97

Tadzjikistan

TJ

66

Tunesië

TN

91

Turkije

TR

75

Turkmenistan

TM

67

Oekraïne

UA

22

Verenigd Koninkrijk

GB

70

Oezbekistan

UZ

29

Vietnam

VN (2 4 5 9)

32

BIJLAGE P.5

LETTERCODE VOOR DE MATE VAN INTEROPERABILITEIT

„TEN”: voertuig dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

het voldoet aan alle relevante TSI’s die op het ogenblik van de indienststelling van kracht zijn en voor het voertuig is een vergunning voor de indienststelling afgegeven overeenkomstig artikel 22, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG;

voor het voertuig is overeenkomstig artikel 23, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG een vergunning afgegeven die in alle lidstaten geldt, of zijn, bij wijze van alternatief, door alle lidstaten individuele vergunningen toegekend.

„PPV/PPW”: wagen die voldoet aan de PPV/PPW-overeenkomst (in OSSHD-staten)

(origineel: PPV/PPW:ППВ (Правила пользования вагонами в международном сообщении; PGW: Правила Пользования Грузовыми Вагонами)

Opmerkingen:

a)

Voertuigen met een TEN-markering komen overeen met de codes 0 tot en met 3 van het eerste cijfer van het in bijlage P.6 genoemde voertuignummer.

b)

Op voertuigen waarvoor geen vergunning voor indienstelling in alle lidstaten is afgegeven, moet worden vermeld voor welke lidstaten een vergunning is afgegeven. De lijst van de lidstaten die een vergunning hebben verleend, moet in een van de volgende vormen op het voertuig worden vermeld, waarbij D staat voor de lidstaat die als eerste een vergunning verleende (in onderhavig geval, Duitsland) en F staat voor de lidstaat die als tweede een vergunning verleende (in onderhavig geval, Frankrijk). De lidstaten krijgen een code overeenkomstig bijlage P.4. Dit kan gelden voor wagens die aan de TSI voldoen, maar ook voor niet-TSI-conforme wagens. Deze voertuigen komen overeen met codes 4 of 8 van het eerste cijfer van het in bijlage P.6 genoemde voertuigcijfer.

Image

Image

BIJLAGE P.6

INTEROPERABILITEITSCODES VOOR WAGENS (1STE EN 2E CIJFER)

 

2de cijfer

1ste cijfer

0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

2de cijfer

1ste cijfer

 

 

Spoorbreedte

vast of variabel

vast

variabel

vast

variabel

vast

variabel

vast

variabel

vast of variabel

Spoorbreedte

 

TEN (2 4 5 9)

en/of

COTIF (3 6 10)

en/of

PPV/PPW

0

met assen

Gereserveerd

TEN (2 4 5 9)- en/of COTIF-wagens

Gereserveerd (8)

PPV/PPW-wagens

(variabele spoorbreedte)

met assen

0

1

met draaistellen

met draaistellen

1

TEN (2 4 5 9)

en/of

COTIF (3 6 10)

en/of

PPV/PPW

2

met assen

TEN (2 4 5 9)– en/of COTIF-wagens

PPV/PPW- wagens

(vaste spoorbreedte)

met assen

2

3

met draaistellen

met draaistellen

3

Andere wagens

4

met assen (7 11)

onderhouds-voertuig

Andere wagens

Vanwege technische redenen speciaal genummerde wagens die niet in de Europese Unie in dienst werden gesteld

met assen

4

8

met draaistellen (7 11)

met draaistellen

8

 

 

Vervoer

Binnenlands vervoer of internationaal vervoer met speciale vergunning

 

 

 

1ste cijfer

2de cijfer

0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

1ste cijfer

2de cijfer

BIJLAGE P.7

INTERNATIONALE VERVOERSCODES VOOR GETROKKEN REIZIGERSVOERTUIGEN (1STE EN 2E CIJFER)

 

Binnenlands vervoer

TEN (2 4 5 9) en/of COTIF (3 6 10) en/of PPW

Binnenlands of internationaal vervoer met speciale vergunning

TEN (2 4 5 9) en/of COTIF (3 6 10)

PPV/PPW

2de cijfer

1ste cijfer

0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

5

Voertuigen voor binnenlands vervoer

Voertuigen met vaste spoorbreedte zonder airconditioning (m.i.v. wagens voor autovervoer)

Voertuigen met variabele spoorbreedte (1435/1520) zonder airconditioning

Gereserveerd

Voertuigen met variabele spoorbreedte (1435/1668) zonder airconditioning

Historisch materieel

Gereserveerd (7 11)

Voertuigen met vaste spoorbreedte

Voertuigen met variabele spoorbreedte (1435/1520) en verwisselbare draaistellen

Voertuigen met variabele spoorbreedte (1435/1520) en verstelbare assen

6

Dienstvoertuigen

Voertuigen met vaste spoorbreedte en airconditioning

Voertuigen met variabele spoorbreedte (1435/1520) met airconditioning

Dienstvoertuigen

Voertuigen met variabele spoorbreedte (1435/1668) met airconditioning

Wagens voor autovervoer

Gereserveerd (7 11)

7

Drukdichte voertuigen met airconditioning

Gereserveerd

Gereserveerd

Drukdichte voertuigen met vaste spoorbreedte en airconditioning

Gereserveerd

Andere voertuigen

Gereserveerd

Gereserveerd

Gereserveerd

Gereserveerd

BIJLAGE P.8

TYPES TRACTIEMATERIEEL EN EENHEDEN VAN EEN VAST OF VOORAF GEDEFINIEERD TREINSTEL (1STE EN 2E CIJFER)

Het eerste cijfer is „9”.

Wanneer het tweede cijfer het type tractiematerieel aanduidt, is de volgende codering verplicht:

Code

Algemeen voertuigtype

0

Diversen

1

Elektrische locomotief

2

Diesellocomotief

3

Elektrisch motorstel (hogesnelheid) (motor- of aanhangwagen)

4

Elektrisch motorstel (m.u.v. hogesnelheid) (motor- of aanhangwagen)

5

Dieseltreinstel (motor- of aanhangwagen)

6

Speciale aanhangwagen

7

Elektrische rangeerlocomotief

8

Dieselrangeerlocomotief

9

Bijzondere voertuigen

BIJLAGE P.9

STAMNUMMERS VOOR WAGENS (5DE T.E.M. 8STE CIJFER)

Deze bijlage biedt een overzicht van de codes voor de voornaamste technische wagenkenmerken en wordt gepubliceerd op de website van het Bureau (www.era.europa.eu).

Aanvragen van nieuwe codes worden ingediend bij de instantie die het rollendmaterieelregister bijhoudt (als bedoeld in Beschikking 2007/756/EG) en doorgestuurd naar het Bureau. Een nieuwe code mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd.

BIJLAGE P.10

CODES VOOR DE TECHNISCHE GEGEVENS VAN GETROKKEN REIZIGERSMATERIEEL (5DE EN 6DE CIJFER)

Bijlage P.10 wordt gepubliceerd op de website van het Bureau (www.era.europa.eu).

Aanvragen van nieuwe codes worden ingediend bij de instantie die het rollendmaterieelregister bijhoudt (als bedoeld in Beschikking 2007/756/EG) en doorgestuurd naar het Bureau. Een nieuwe code mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd.

BIJLAGE P.11

CODES VOOR DE TECHNISCHE GEGEVENS VAN BIJZONDERE VOERTUIGEN (6DE T.E.M. 8STE CIJFER)

Bijlage P.11 wordt gepubliceerd op de website van het Bureau (www.era.europa.eu).

Aanvragen van nieuwe codes worden ingediend bij de instantie die het rollendmaterieelregister bijhoudt (als bedoeld in Beschikking 2007/756/EG) en doorgestuurd naar het Bureau. Een nieuwe code mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd.

BIJLAGE P.12

LETTERCODES VOOR WAGENS MET UITZONDERING VAN GELEDE EN MEERVOUDIGE WAGENS

Bijlage P.12 wordt gepubliceerd op de website van het Bureau (www.era.europa.eu).

Aanvragen van nieuwe codes worden ingediend bij de instantie die het rollendmaterieelregister bijhoudt (als bedoeld in Beschikking 2007/756/EG) en doorgestuurd naar het Bureau. Een nieuwe code mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd.

BIJLAGE P.13

LETTERCODES VOOR GETROKKEN REIZIGERSMATERIEEL

Bijlage P.13 wordt gepubliceerd op de website van het Bureau (www.era.europa.eu).

Aanvragen van nieuwe codes worden gestuurd naar de instantie die het rollendmaterieelregister bijhoudt (als bedoeld in Beschikking 2007/756/EG) en naar het Bureau. Een nieuwe code mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd.

6)

Bijlage P.14 wordt geschrapt.


(1)  Bijzondere voertuigen dienen in elk land over een uniek nummer te beschikken dat het eerste en de 5 laatste cijfers omvat van de technische kenmerken en het serienummer.

(2)  Voor de NMBS/SNCB mag de omcirkelde letter B gehandhaafd worden.

(3)  Diakritische tekens zijn „accenten” zoals in À, Ç, Ö, Č, Ž, Å enz. Bijzondere letters als Ø en Æ worden weergegeven met één enkele letter; bij de controle op eenduidigheid wordt de Ø behandeld als een O en Æ als een A.

(4)  Volgens het in bijlage 4 van de conventie van 1949 beschreven alfabetische lettercodesysteem en artikel 45, lid 4, van de conventie van 1968 inzake het wegverkeer.

(5)  Wagens waarop het TEN-kenmerk mag worden aangebracht, zie bijlage P.5.

(6)  Met inbegrip van wagens waarop op grond van de bestaande regelgeving de in deze tabel vastgestelde cijfers zijn aangebracht. COTIF: voertuig dat bij de ingebruikneming aan het op dat moment geldende COTIF-verdrag voldoet.

(7)  Vaste of variabele spoorbreedte.

(8)  Uitgezonderd voor wagens van categorie I (Koelwagens), niet gebruiken voor in dienst gestelde nieuwe wagens.

(9)  Conformiteit met de toepasselijke TSI’s, zie bijlage P.5.

(10)  Met inbegrip van voertuigen waarop op grond van de bestaande regelgeving de in deze tabel vastgestelde cijfers zijn aangebracht. COTIF: voertuig dat bij de ingebruikneming aan het op dat moment geldende COTIF-verdrag voldoet.

(11)  Uitgezonderd voor rijtuigen met vaste spoorbreedte (56) en variabele spoorbreedte (66) die reeds in dienst zijn, niet voor nieuwe voertuigen.


26.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 280/59


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 22 oktober 2010

tot wijziging van Beschikking 2008/866/EG wat de toepassingsperiode betreft

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 7183)

(Voor de EER relevante tekst)

(2010/641/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (1), en met name artikel 53, lid 1, onder b), i),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 2008/866/EG van de Commissie van 12 november 2008 inzake noodmaatregelen tot opschorting van de invoer uit Peru van bepaalde tweekleppige weekdieren bestemd voor menselijke consumptie (2) werd vastgesteld naar aanleiding van de besmetting met het hepatitis A-virus (HAV) van bepaalde uit Peru ingevoerde tweekleppige weekdieren die de oorzaak bleken te zijn van een uitbraak van hepatitis A bij de mens. Die beschikking was oorspronkelijk van toepassing tot en met 31 maart 2009 maar deze toepassingsperiode werd bij Beschikking 2009/862/EG van de Commissie van 30 november 2009 tot wijziging van Beschikking 2008/866/EG wat de verlenging van de toepassingsperiode betreft (3), verlengd tot en met 30 november 2010.

(2)

De Peruaanse autoriteiten hebben informatie verstrekt betreffende de genomen corrigerende maatregelen tot verbetering van de controle van de productie van voor uitvoer naar de Unie bestemde tweekleppige weekdieren.

(3)

In september 2009 heeft de Commissie een inspectiebezoek afgelegd om de bestaande controlesystemen voor de productie van voor uitvoer naar de Unie bestemde tweekleppige weekdieren en visserijproducten te evalueren. Tijdens het inspectiebezoek bleek dat de Peruaanse autoriteiten de corrigerende maatregelen namen die staan vermeld in de informatie die zij na de uitbraak van hepatitis A hadden verstrekt. Op het moment van de inspectie waren deze maatregelen echter nog niet volledig ten uitvoer gelegd.

(4)

De Peruaanse autoriteiten hebben de Commissie onlangs meegedeeld dat zij de tenuitvoerlegging van de corrigerende maatregelen hebben voltooid. Om de gezondheid van de consumenten te beschermen, is het echter nodig dat de bij Beschikking 2008/866/EG vastgestelde beschermingsmaatregelen worden gehandhaafd totdat de Commissie heeft geverifieerd of de Peruaanse autoriteiten de tenuitvoerlegging van de corrigerende maatregelen hebben voltooid en tot de conclusie komt dat de in Peru geproduceerde tweekleppige weekdieren die voor de uitvoer naar de Unie zijn bestemd, voldoen aan de eisen die in het recht van de Unie zijn vastgesteld.

(5)

Daarom moet de toepassingsperiode van Beschikking 2008/866/EG tot en met 30 november 2011 worden verlengd, onverminderd de bevoegdheid van de Commissie om die maatregelen te wijzigen, in te trekken of uit te breiden in het licht van eventuele nieuwe informatie over de ontwikkeling van de situatie in Peru en de resultaten van de inspecties door haar diensten.

(6)

Beschikking 2008/866/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 5 van Beschikking 2008/866/EG wordt de datum „30 november 2010” vervangen door de datum „30 november 2011”.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 22 oktober 2010.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(2)  PB L 307 van 18.11.2008, blz. 9.

(3)  PB L 314 van 1.12.2009, blz. 90.


26.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 280/60


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 25 oktober 2010

tot toelating van een methode voor de indeling van varkenskarkassen in Griekenland

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 7230)

(Slechts de tekst in de Griekse taal is authentiek)

(2010/642/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 43, onder m), juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens punt B.IV, punt 1, van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 moet, met het oog op de indeling van varkenskarkassen, het aandeel mager vlees worden geschat volgens door de Commissie toegestane indelingsmethoden en mogen in dit verband uitsluitend statistisch bewezen schattingsmethoden op basis van de fysieke opmeting van één of meer onderdelen van de anatomie van het geslachte varken worden toegestaan. Indelingsmethoden worden slechts toegelaten als een maximumtolerantie voor de statistische fout bij de schatting in acht wordt genomen. Deze tolerantie is vastgesteld in artikel 23, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/2008 van de Commissie van 10 december 2008 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de communautaire indelingsschema’s voor runder-, varkens- en schapenkarkassen en voor de mededeling van de prijzen daarvan (2).

(2)

Griekenland heeft de Commissie verzocht een methode voor de indeling van onthuide varkenskarkassen toe te staan. Deze lidstaat heeft een gedetailleerde beschrijving van de uniforme wijze van het onthuiden van de karkassen, alsmede de resultaten van de versnijdingsproeven ingediend in, respectievelijk deel één en deel twee van het in artikel 23, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/2008 bedoelde protocol. Beide delen van het protocol zijn in 2008, 2009 en 2010 aan de overige lidstaten overgelegd in het kader van Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten.

(3)

Uit het onderzoek van dit verzoek is gebleken dat aan de voorwaarden voor toelating van deze indelingsmethode is voldaan. Deze indelingsmethode dient derhalve te worden toegestaan in Griekenland.

(4)

Krachtens punt B.III, tweede alinea, van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan aan de lidstaten toelating worden verleend een andere aanbiedingsvorm van varkenskarkassen vast te stellen, onder meer indien de normale handelspraktijk op hun grondgebied afwijkt van de in de eerste alinea van dat punt omschreven standaardaanbiedingsvorm.

(5)

Griekenland heeft aan de Commissie meegedeeld dat volgens de handelspraktijk van sommige slachthuizen in Griekenland naast de in de hierboven bedoelde eerste alinea bedoelde tong, borstels, hoeven, geslachtsorganen, niervet, nieren en middenrif ook nog de huid van het varkenskarkas moet worden verwijderd. Deze van de standaardaanbiedingsvorm afwijkende aanbiedingsvorm dient derhalve in Griekenland te worden toegestaan.

(6)

Het apparaat of de indelingsmethode mag slechts worden gewijzigd bij een nieuw besluit van de Commissie waarin met de opgedane ervaring rekening is gehouden. In dat geval kan de bij het onderhavige besluit verleende toelating worden ingetrokken.

(7)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de indeling van onthuide varkenskarkassen overeenkomstig punt B.IV, punt 1, van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 mag in Griekenland de volgende methode worden gebruikt: het „Hennessy Grading Probe (HGP 4)” genaamde apparaat en de bijbehorende schattingsmethode, die nader zijn beschreven in de bijlage.

Artikel 2

Onverminderd de in punt B.III, eerste alinea, van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde standaardaanbiedingsvorm mogen varkenskarkassen in Griekenland op een uniforme wijze worden onthuid alvorens te worden gewogen en ingedeeld. Met het oog op de vergelijkbaarheid van de noteringen van varkenskarkassen wordt het geconstateerde warm geslacht gewicht aangepast volgens de volgende formule:

warm geslacht gewicht = 1,05232 × gewicht van het onthuide karkas.

Artikel 3

Het apparaat en de schattingsmethode mogen niet worden gewijzigd.

Artikel 4

Dit besluit is gericht tot de Helleense Republiek.

Gedaan te Brussel, 25 oktober 2010.

Voor de Commissie

Dacian CIOLOŞ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 337 van 16.12.2008, blz. 3.


BIJLAGE

METHODE VOOR DE INDELING VAN VARKENSKARKASSEN IN GRIEKENLAND

1.

De onthuide varkenskarkassen worden ingedeeld met behulp van het „Hennessy Grading Probe (HGP 4)” genaamde apparaat.

2.

Het apparaat is voorzien van een sonde met een diameter van 5,95 mm (6,3 mm bij het mes aan de punt van de sonde) met een fotodiode (Siemens LED type LYU 260-EO) en een fotodetector type Silonex SLCD-61N1 en heeft een meetbereik van 0 tot 120 mm. De verkregen meetwaarden worden door de HGP 4 zelf of met behulp van een daaraan gekoppelde computer omgezet in een geschat magervleesaandeel.

3.

Het magervleesaandeel van het karkas wordt aan de hand van de onderstaande formule berekend.

Ŷ = 62,400 – 0,495Χ1 – 0,559Χ2 + 0,129Χ3

waarbij:

Ŷ

=

het geschatte aandeel mager vlees van het karkas,

Χ1

=

de rugspekdikte (zonder zwoerd) in mm, gemeten op 8 cm van de middellijn van het karkas ter hoogte van de laatste rib,

Χ2

=

de rugspekdikte (zonder zwoerd) in mm, gemeten op 6 cm van de scheiding van het halve karkas tussen de derde- en de vierdelaatste rib,

Χ3

=

de rugspierdikte in mm, in één handeling en op dezelfde plaats gemeten als X2.

De formule is geldig voor karkassen met een gewicht tussen 60 en 120 kg.


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

26.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 280/62


BESLUIT Nr. 2/2010 VAN HET STATISTISCH COMITÉ EUROPESE UNIE/ZWITSERLAND

van 1 oktober 2010

tot wijziging van bijlage A bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat over samenwerking op het gebied van statistiek

(2010/643/EU)

HET STATISTISCH COMITÉ EUROPESE UNIE/ZWITSERLAND,

Gezien de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat over samenwerking op het gebied van statistiek (1), en met name artikel 4, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat is op 1 januari 2007 in werking getreden en bevat bijlage A betreffende wetgeving op het gebied van statistiek.

(2)

Er is nieuwe wetgeving op het gebied van statistiek vastgesteld en deze moet aan bijlage A worden toegevoegd. Bijlage A moet dan ook worden herzien.

BESLUIT:

Artikel 1

Bijlage A bij de overeenkomst wordt vervangen door de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.

Gedaan te Sofia, 1 oktober 2010.

Voor het Gezamenlijk Comité

Het hoofd van de EU-delegatie

Walter RADERMACHER

Het hoofd van deZwitserse delegatie

Jürg MARTI


(1)  PB L 90 van 28.3.2006, blz. 2.


BIJLAGE

„BIJLAGE A

WETGEVING OP HET GEBIED VAN STATISTIEK ALS BEDOELD IN ARTIKEL 2

SECTORALE AANPASSING

1.

De term „lidstaat” of „lidstaten” in de in deze bijlage genoemde besluiten wordt geacht om, naast de betekenis in de desbetreffende besluiten van de Gemeenschap, ook Zwitserland te omvatten.

2.

Verwijzingen naar de „Nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschappen (NACE Rev. 1)” worden, tenzij anders bepaald, gelezen als verwijzingen naar de „Nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschappen (NACE Rev. 2)”, zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (1). De codenummers waarnaar wordt verwezen, worden gelezen als de overeenkomstige omgezette codenummers in NACE Rev. 2.

3.

Bepalingen waarin is vastgelegd voor wiens rekening de kosten van uitvoering van enquêtes en dergelijke komen, zijn voor deze overeenkomst niet van toepassing.

BESLUITEN

ONDERNEMINGENSTATISTIEK

32008 R 0295: Verordening (EG) nr. 295/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 betreffende structurele bedrijfsstatistieken (herschikking) (PB L 97 van 9.4.2008, blz. 13), gewijzigd bij:

32009 R 0251: Verordening (EG) nr. 251/2009 van de Commissie van 11 maart 2009 (PB L 86 van 31.3.2009, blz. 170);

32009 R 0250: Verordening (EG) nr. 250/2009 van de Commissie van 11 maart 2009 (PB L 86 van 31.3.2009, blz. 1).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

a)

Zwitserland is niet gebonden aan de in de verordening verlangde regionale uitsplitsing van de gegevens;

b)

Zwitserland is vrijgesteld van het verschaffen van gegevens op 4-cijferniveau van de NACE Rev 2;

c)

Zwitserland is vrijgesteld van het verschaffen van de in de verordening verlangde gegevens voor eenheden van economische activiteit;

d)

voor de volgende variabelen van bijlage IX: 11910, 11930, 16910, 16911, 16930 en 16931, levert Zwitserland gegevens met referentiejaar 2011;

e)

in bijlage VII wordt Zwitserland vrijgesteld van het verschaffen van de gegevens „Geografische indeling” van de reeks 7E.

31998 R 2700: Verordening (EG) nr. 2700/98 van de Commissie van 17 december 1998 betreffende de definities van kenmerken voor de structurele bedrijfsstatistieken (PB L 344 van 18.12.1998, blz. 49), gewijzigd bij:

32002 R 1614: Verordening (EG) nr. 1614/2002 van de Commissie van 6 september 2002 (PB L 244 van 12.9.2002, blz. 7);

32003 R 1670: Verordening (EG) nr. 1670/2003 van de Commissie van 1 september 2003 (PB L 244 van 29.9.2003, blz. 74).

31998 R 2701: Verordening (EG) nr. 2701/98 van de Commissie van 17 december 1998 betreffende reeksen gegevens die moeten worden geproduceerd voor de structurele bedrijfsstatistieken (PB L 344 van 18.12.1998, blz. 81), gewijzigd bij:

32002 R 1614: Verordening (EG) nr. 1614/2002 van de Commissie van 6 september 2002 (PB L 244 van 12.9.2002, blz. 7);

32003 R 1669: Verordening (EG) nr. 1669/2003 van de Commissie van 1 september 2003 (PB L 244 van 29.9.2003, blz. 57).

31998 R 2702: Verordening (EG) nr. 2702/98 van de Commissie van 17 december 1998 betreffende het technische formaat voor de indiening van structurele bedrijfsstatistieken (PB L 344 van 18.12.1998, blz. 102), gewijzigd bij:

32002 R 1614: Verordening (EG) nr. 1614/2002 van de Commissie van 6 september 2002 (PB L 244 van 12.9.2002, blz. 7);

32003 R 1668: Verordening (EG) nr. 1668/2003 van de Commissie van 1 september 2003 (PB L 244 van 29.9.2003, blz. 32);

32006 R 1792: Verordening (EG) nr. 1792/2006 van de Commissie van 23 oktober 2006 (PB L 362 van 20.12.2006, blz. 1).

31999 R 1618: Verordening (EG) nr. 1618/1999 van de Commissie van 23 juli 1999 inzake de criteria voor de kwaliteitsbeoordeling van structurele bedrijfsstatistieken (PB L 192 van 24.7.1999, blz. 11).

31999 R 1225: Verordening (EG) nr. 1225/1999 van de Commissie van 27 mei 1999 betreffende de definities van kenmerken voor de statistieken van verzekeringsdiensten (PB L 154 van 19.6.1999, blz. 1).

31999 R 1227: Verordening (EG) nr. 1227/1999 van de Commissie van 28 mei 1999 betreffende het technische formaat voor de indiening van statistieken van verzekeringsdiensten (PB L 154 van 19.6.1999, blz. 75), gewijzigd bij:

12003 T 003: Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, goedgekeurd op 16 april 2003 (PB L 236 van 23.9.2003, blz. 33);

32006 R 1792: Verordening (EG) nr. 1792/2006 van de Commissie van 23 oktober 2006 (PB L 362 van 20.12.2006, blz. 1).

31999 R 1228: Verordening (EG) nr. 1228/1999 van de Commissie van 28 mei 1999 betreffende de reeksen gegevens die moeten worden geproduceerd voor de statistieken van verzekeringsdiensten (PB L 154 van 19.6.1999, blz. 91), gewijzigd bij:

12003 T 003: Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, goedgekeurd op 16 april 2003 (PB L 236 van 23.9.2003, blz. 33);

32006 R 1792: Verordening (EG) nr. 1792/2006 van de Commissie van 23 oktober 2006 (PB L 362 van 20.12.2006, blz. 1).

32003 R 1668: Verordening (EG) nr. 1668/2003 van de Commissie van 1 september 2003 ter uitvoering van Verordening (EG, Euratom) nr. 58/97 van de Raad, wat het technische formaat voor de indiening van structurele bedrijfsstatistieken betreft, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2702/98 betreffende het technische formaat voor de indiening van structurele bedrijfsstatistieken (PB L 244 van 29.9.2003, blz. 32), gewijzigd bij:

32006 R 1792: Verordening (EG) nr. 1792/2006 van de Commissie van 23 oktober 2006 (PB L 362 van 20.12.2006, blz. 1).

32003 R 1669: Verordening (EG) nr. 1669/2003 van de Commissie van 1 september 2003 ter uitvoering van Verordening (EG, Euratom) nr. 58/97 van de Raad met betrekking tot de reeksen gegevens die moeten worden geproduceerd voor de structurele bedrijfsstatistieken en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2701/98 betreffende de reeksen gegevens die moeten worden geproduceerd voor de structurele bedrijfsstatistieken (PB L 244 van 29.9.2003, blz. 57).

32003 R 1670: Verordening (EG) nr. 1670/2003 van de Commissie van 1 september 2003 ter uitvoering van Verordening (EG, Euratom) nr. 58/97 van de Raad met betrekking tot de definities van kenmerken voor de structurele bedrijfsstatistieken en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2700/98 betreffende de definities van kenmerken voor de structurele bedrijfsstatistieken (PB L 244 van 29.9.2003, blz. 74).

31998 R 1165: Verordening (EG) nr. 1165/98 van de Raad van 19 mei 1998 inzake kortetermijnstatistieken (PB L 162 van 5.6.1998, blz. 1), gewijzigd bij:

32005 R 1158: Verordening (EG) nr. 1158/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2005 (PB L 191 van 22.7.2005, blz. 1);

32006 R 1503: Verordening (EG) nr. 1503/2006 van de Commissie van 28 september 2006 (PB L 281 van 12.10.2006, blz. 15);

32008 R 1178: Verordening (EG) nr. 1178/2008 van de Commissie van 28 november 2008 (PB L 319 van 29.11.2008, blz. 16).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

Zwitserland is vrijgesteld van het verschaffen van gegevens op 4-cijferniveau van de NACE Rev. 1.

32009 R 0329: Verordening (EG) nr. 329/2009 van de Commissie van 22 april 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1165/98 van de Raad inzake kortetermijnstatistieken, wat de bijwerking van de lijst van variabelen, de frequentie waarmee de statistieken worden opgesteld en de indelings- en samenvoegingsniveaus voor de variabelen betreft (PB L 103 van 23.4.2009, blz. 3).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

Zwitserland is tot 2013 vrijgesteld van het verschaffen van gegevens voor de variabelen 220 en 230.

32009 R 0596: Verordening (EG) nr. 596/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot aanpassing aan Besluit 1999/468/EG van de Raad van een aantal besluiten waarop de procedure van artikel 251 van het Verdrag van toepassing is, wat de regelgevingsprocedure met toetsing betreft - Aanpassing aan de regelgevingsprocedure met toetsing - Deel vier (PB L 188 van 18.7.2009, blz. 14).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

Zwitserland is tot 2013 vrijgesteld van het verschaffen van gegevens voor de variabelen 220 en 230.

32001 R 0586: Verordening (EG) nr. 586/2001 van de Commissie van 26 maart 2001 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1165/98 van de Raad inzake kortetermijnstatistieken, wat de definitie van belangrijke industriegroepen (BIG’s) betreft (PB L 86 van 27.3.2001, blz. 11), gewijzigd bij:

32006 R 1503: Verordening (EG) nr. 1503/2006 van de Commissie van 28 september 2006 (PB L 281 van 12.10.2006, blz. 15);

32007 R 0656: Verordening (EG) nr. 656/2007 van de Commissie van 14 juni 2007 (PB L 155 van 15.6.2007, blz. 3).

32008 R 0177: Verordening (EG) nr. 177/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor ondernemingsregisters voor statistische doeleinden en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2186/93 van de Raad (PB L 61 van 5.3.2008, blz. 6).

31993 R 2186: Verordening (EEG) nr. 2186/93 van de Raad van 22 juli 1993 betreffende de communautaire coördinatie van de inrichting van ondernemingsregisters voor statistische doeleinden (PB L 196 van 5.8.1993, blz. 1).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

Punt 1 k) van bijlage II bij de verordening is voor Zwitserland niet van toepassing.

32009 R 0192: Verordening (EG) nr. 192/2009 van de Commissie van 11 maart 2009 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 177/2008 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor ondernemingsregisters voor statistische doeleinden, wat de uitwisseling van vertrouwelijke gegevens tussen de Commissie (Eurostat) en de lidstaten betreft (PB L 67 van 12.3.2009, blz. 14).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

Zwitserland is tot eind 2013 vrijgesteld van het verschaffen van individuele omzetgegevens voor de ondernemingen zoals omschreven in individuele omzetgegevens van bijlage A.

32009 D 0252: Beschikking 2009/252/EG van de Commissie van 11 maart 2009 betreffende afwijkingen van bepaalde bepalingen van Verordening (EG) nr. 177/2008 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor ondernemingsregisters voor statistische doeleinden (PB L 75 van 21.3.2009, blz. 11).

VERVOERS- EN TOERISMESTATISTIEK

31998 R 1172: Verordening (EG) nr. 1172/98 van de Raad van 25 mei 1998 betreffende de statistische registratie van het goederenvervoer over de weg (PB L 163 van 6.6.1998, blz. 1), gewijzigd bij:

31999 R 2691: Verordening (EG) nr. 2691/1999 van de Commissie van 17 december 1999 (PB L 326 van 18.12.1999, blz. 39);

12003 T 003: Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, goedgekeurd op 16 april 2003 (PB L 236 van 23.9.2003, blz. 33);

32006 R 1791: Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad van 20 november 2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1);

32006 R 1893: Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1);

32007 R 1304: Verordening (EG) nr. 1304/2007 van de Commissie van 7 november 2007 (PB L 290 van 8.11.2007, blz. 14);

32009 R 0399: Verordening (EG) nr. 399/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 (PB L 126 van 21.5.2009, blz. 9).

32001 R 2163: Verordening (EG) nr. 2163/2001 van de Commissie van 7 november 2001 betreffende de technische aspecten van de toezending van gegevens voor de statistiek van het goederenvervoer over de weg (PB L 291 van 8.11.2001, blz. 13), gewijzigd bij:

32007 R 0973: Verordening (EG) nr. 973/2007 van de Commissie van 20 augustus 2007 (PB L 216 van 21.8.2007, blz. 10).

32004 R 0642: Verordening (EG) nr. 642/2004 van de Commissie van 6 april 2004 inzake de nauwkeurigheidseisen voor de gegevens die ingevolge Verordening (EG) nr. 1172/98 van de Raad betreffende de statistische registratie van het goederenvervoer over de weg worden verzameld (PB L 102 van 7.4.2004, blz. 26).

32007 R 0833: Verordening (EG) nr. 833/2007 van de Commissie van 16 juli 2007 tot beëindiging van de overgangsperiode zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 1172/98 van de Raad betreffende de statistische registratie van het goederenvervoer over de weg (PB L 185 van 17.7.2007, blz. 9).

32003 R 0006: Verordening (EG) nr. 6/2003 van de Commissie van 30 december 2002 betreffende de verspreiding van statistieken inzake het goederenvervoer over de weg (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 45).

31993 D 0704: Beschikking 93/704/EG van de Raad van 30 november 1993 betreffende de oprichting van een communautaire gegevensbank inzake ongevallen in het wegverkeer (PB L 329 van 30.12.1993, blz. 63).

32003 R 0091: Verordening (EG) nr. 91/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende de statistieken van het spoorvervoer (PB L 14 van 21.1.2003, blz. 1), gewijzigd bij:

32003 R 1192: Verordening (EG) nr. 1192/2003 van de Commissie van 3 juli 2003 (PB L 167 van 4.7.2003, blz. 13);

32007 R 1304: Verordening (EG) nr. 1304/2007 van de Commissie van 7 november 2007 (PB L 290 van 8.11.2007, blz. 14).

32007 R 0332: Verordening (EG) nr. 332/2007 van de Commissie van 27 maart 2007 betreffende de technische regelingen voor de indiening van statistieken over het spoorvervoer (PB L 88 van 29.3.2007, blz. 16).

32003 R 0437: Verordening (EG) nr. 437/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2003 betreffende de statistische registratie van het passagiers-, vracht- en postvervoer door de lucht (PB L 66 van 11.3.2003, blz. 1), gewijzigd bij:

32003 R 1358: Verordening (EG) nr. 1358/2003 van de Commissie van 31 juli 2003 (PB L 194 van 1.8.2003, blz. 9);

32005 R 0546: Verordening (EG) nr. 546/2005 van de Commissie van 8 april 2005 (PB L 91 van 9.4.2005, blz. 5).

32003 R 1358: Verordening (EG) nr. 1358/2003 van de Commissie van 31 juli 2003 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 437/2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de statistische registratie van het passagiers-, vracht- en postvervoer door de lucht en tot wijziging van de bijlagen I en II daarbij (PB L 194 van 1.8.2003, blz. 9), gewijzigd bij:

32005 R 0546: Verordening (EG) nr. 546/2005 van de Commissie van 8 april 2005 (PB L 91 van 9.4.2005, blz. 5);

32006 R 1792: Verordening (EG) nr. 1792/2006 van de Commissie van 23 oktober 2006 (PB L 362 van 20.12.2006, blz. 1);

32007 R 0158: Verordening (EG) nr. 158/2007 van de Commissie van 16 februari 2007 (PB L 49 van 17.2.2007, blz. 9).

31980 L 1119: Richtlijn 80/1119/EEG van de Raad van 17 november 1980 betreffende de statistische registratie van het goederenvervoer over de binnenwateren (PB L 339 van 15.12.1980, blz. 30).

31995 L 0057: Richtlijn 95/57/EG van de Raad van 23 november 1995 betreffende de verzameling van statistische informatie op het gebied van het toerisme (PB L 291 van 6.12.1995, blz. 32), gewijzigd bij:

120 03 T 003: Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, goedgekeurd op 16 april 2003 (PB L 236 van 23.9.2003, blz. 33);

32004 D 0883: Beschikking 2004/883/EG van de Commissie van 10 december 2004 (PB L 373 van 21.12.2004, blz. 69);

32006 L 0110: Richtlijn 2006/110/EG van de Raad van 20 november 2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 418).

31999 D 0035: Beschikking 1999/35/EG van de Commissie van 9 december 1998 inzake de procedures ter uitvoering van Richtlijn 95/57/EG van de Raad betreffende de verzameling van statistische informatie op het gebied van het toerisme (PB L 9 van 15.1.1999, blz. 23).

32007 R 0973: Verordening (EG) nr. 973/2007 van de Commissie van 20 augustus 2007 tot wijziging van enkele Verordeningen (EG) betreffende specifieke statistische gebieden waarop de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 ten uitvoer wordt gelegd (PB L 216 van 21.8.2007, blz. 10).

STATISTIEK VAN DE BUITENLANDSE HANDEL

32009 R 0471: Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1172/95 van de Raad (PB L 152 van 16.6.2009, blz. 23), uitgevoerd bij:

32010 R 0092: Verordening (EU) nr. 92/2010 van de Commissie van 2 februari 2010 (PB L 31 van 3.2.2010, blz. 4);

32010 R 0113: Verordening (EG) nr. 113/2010 van de Commissie van 9 februari 2010 (PB L 37 van 10.2.2010, blz. 1).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van Verordening (EG) nr. 471/2009 als volgt gelezen:

a)

Zwitserland doet de nodige maatregelen in werking treden om met ingang van 1 januari 2012 aan deze verordening te voldoen. Alle verwijzingen naar de gecentraliseerde afhandeling en soortgelijke bepalingen zijn irrelevant;

b)

artikel 2, Definitie: Het statistisch registratiegebied omvat het douanegebied met uitzondering van de douane-entrepots en de belastingvrije entrepots.

Zwitserland is niet verplicht statistieken voor het handelsverkeer tussen Zwitserland en Liechtenstein op te stellen;

c)

artikel 4, Gegevensbron: Artikel 4, lid 3, komt als volgt te luiden: „Zwitserland mag andere gegevensbronnen gebruiken voor de opstelling van zijn nationale statistieken.”;

d)

artikel 5, lid 1, Statistische gegevens:De statistische gegevens bedoeld in artikel 5, lid 1, onder e), worden voor het eerst verzameld per 1 januari 2016:

de bepalingen van artikel 5, lid 1, onder f) en k), zijn niet van toepassing,

de in artikel 5, lid 1, onder h), bedoelde indeling vindt ten minste op 6-cijferniveau plaats,

de bepalingen van artikel 5, lid 1, onder m), ii) en iii), zijn niet van toepassing op Zwitserland;

e)

artikel 6, Opstelling van statistieken van de buitenlandse handel: Artikel 6 is niet van toepassing op statistische gegevens waarvoor Zwitserland van verzameling is vrijgesteld op grond van artikel 5 van de verordening;

f)

artikel 7, Uitwisseling van gegevens: artikel 7 is niet van toepassing;

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van Verordening (EU) nr. 113/2010 als volgt gelezen:

g)

aan artikel 4, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Voor Zwitserland wordt de douanewaarde gedefinieerd overeenkomstig de nationale regels.”;

h)

aan artikel 7, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Voor Zwitserland is het „land van oorsprong” het land waar de goederen hun oorsprong hebben in de zin van de respectieve nationale oorsprongsregels.”;

i)

de verwijzing in artikel 15, lid 4, naar Verordening (EEG) nr. 2454/93 is niet van toepassing.

32006 R 1833: Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie van 13 december 2006 betreffende de nomenclatuur van landen en gebieden voor de statistieken van de buitenlandse handel van de Gemeenschap en van de handel tussen de lidstaten (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19).

STATISTISCHE BEGINSELEN, STATISTISCHE GEHEIMHOUDING

31990 R 1588: Verordening (Euratom/EEG) nr. 1588/90 van de Raad van 11 juni 1990 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen (PB L 151 van 15.6.1990, blz. 1).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

a)

aan artikel 2 wordt het volgende punt toegevoegd:

„personeelsleden van het Bureau van de statistisch adviseur van de EVA: personeelsleden van het EVA-secretariaat die ten kantore van het BSEG werkzaam zijn”;

b)

in de tweede zin van artikel 5, lid 1, wordt „BSEG” vervangen door „BSEG en van het Bureau van de statistisch adviseur van de EVA”;

c)

aan artikel 5, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„De vertrouwelijke statistische gegevens die via het Bureau van de statistisch adviseur van de EVA aan het BSEG worden toegezonden, zijn ook toegankelijk voor de personeelsleden van dat Bureau.”;

d)

in artikel 6 wordt onder „BSEG” in dit verband ook het Bureau van de statistisch adviseur van de EVA verstaan.

32009 R 0223: Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek en Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

Zwitserland doet de nodige maatregelen in werking treden om met ingang van 31 december 2012 aan deze verordening te voldoen.

31997 R 0322: Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad van 17 februari 1997 betreffende de communautaire statistiek (PB L 52 van 22.2.1997, blz. 1).

32002 R 0831: Verordening (EG) nr. 831/2002 van de Commissie van 17 mei 2002 tot tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek, met betrekking tot de toegang tot vertrouwelijke gegevens voor wetenschappelijke doeleinden (PB L 133 van 18.5.2002, blz. 7), gewijzigd bij:

32006 R 1104: Verordening (EG) nr. 1104/2006 van de Commissie van 18 juli 2006 (PB L 197 van 19.7.2006, blz. 3);

32008 R 606: Verordening (EG) nr. 606/2008 van de Commissie van 26 juni 2008 (PB L 166 van 27.6.2008, blz. 16).

32004 D 0452: Beschikking 2004/452/EG van 29 april 2004 (PB L 156 van 30.4.2004, blz. 1) tot vaststelling van een lijst van organen waarvan de onderzoekers voor wetenschappelijke doeleinden toegang hebben tot vertrouwelijke gegevens, gewijzigd bij:

32008 D 0876: Beschikking 2008/876/EG van de Commissie van 6 november 2008 (PB L 310 van 21.11.2008, blz. 28).

32008 D 0234: Besluit nr. 234/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 tot oprichting van een Europees Raadgevend Comité voor de statistiek en tot intrekking van Besluit 91/116/EEG van de Raad (PB L 73 van 15.3.2008, blz. 13).

32008 D 0235: Besluit nr. 235/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 tot instelling van de Europese Adviescommissie voor statistische governance (PB L 73 van 15.3.2008, blz. 17).

Besluiten waarvan de overeenkomstsluitende partijen nota dienen te nemen

De overeenkomstsluitende partijen nemen nota van de inhoud van het volgende besluit:

52005 PC 0217: Aanbeveling van de Commissie (COM(2005) 217) van 25 mei 2005 over de onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordingsplicht van de nationale en communautaire statistische instanties (PB C 172 van 12.7.2005, blz. 22).

SOCIALE EN BEVOLKINGSSTATISTIEK

32007 R 0862: Verordening (EG) nr. 862/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende communautaire statistieken over migratie en internationale bescherming en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 311/76 van de Raad betreffende de opstelling van statistieken over buitenlandse werknemers (PB L 199 van 31.7.2007, blz. 23).

31998 R 0577: Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad van 9 maart 1998 betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap (PB L 77 van 14.3.1998, blz. 3), gewijzigd bij:

32002 R 1991: Verordening (EG) nr. 1991/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 8 oktober 2002 (PB L 308 van 9.11.2002, blz. 1);

32002 R 2104: Verordening (EG) nr. 2104/2002 van de Commissie van 28 november 2002 (PB L 324 van 29.11.2002, blz. 14);

32003 R 2257: Verordening (EG) nr. 2257/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2003 (PB L 336 van 23.12.2003, blz. 6);

32007 R 1372: Verordening (EG) nr. 1372/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 42).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

Voor Zwitserland is de steekproefeenheid ongeacht de bepalingen van artikel 2, lid 4, het individu en kan de informatie voor de andere leden van het huishouden ten minste de in artikel 4, lid 1, genoemde kenmerken omvatten.

32000 R 1575: Verordening (EG) nr. 1575/2000 van de Commissie van 19 juli 2000 houdende uitvoering van Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap, wat de te gebruiken codering voor de overbrenging van de gegevens vanaf het jaar 2001 betreft (PB L 181 van 20.7.2000, blz. 16).

32000 R 1897: Verordening (EG) nr. 1897/2000 van de Commissie van 7 september 2000 houdende uitvoering van Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap, wat de operationele definitie van werkloosheid betreft (PB L 228 van 8.9.2000, blz. 18).

32002 R 2104: Verordening (EG) nr. 2104/2002 van de Commissie van 28 november 2002 tot aanpassing van Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap, alsmede van Verordening (EG) nr. 1575/2000 houdende uitvoering van Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad, wat de lijst van variabelen voor onderwijs en opleiding en de vanaf 2003 voor de indiening van gegevens te gebruiken codering van deze variabelen betreft (PB L 324 van 29.11.2002, blz. 14), uitgevoerd bij:

32003 R 0246: Verordening (EG) nr. 246/2003 van de Commissie van 10 februari 2003 tot vaststelling van het programma van speciale modules voor de jaren 2004-2006 bij de steekproefenquête naar de arbeidskrachten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad (PB L 34 van 11.2.2003, blz. 3);

32005 R 0384: Verordening (EG) nr. 384/2005 van de Commissie van 7 maart 2005 tot vaststelling van het programma van speciale modules voor de jaren 2007-2009 bij de steekproefenquête naar de arbeidskrachten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad (PB L 61 van 8.3.2005, blz. 23).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

Ongeacht artikel 1 is Zwitserland vrijgesteld van de uitvoering van de speciale module 2007.

32005 R 0430: Verordening (EG) nr. 430/2005 van de Commissie van 15 maart 2005 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap, wat de codering voor de overbrenging van de gegevens vanaf het jaar 2006 en het gebruik van een deelsteekproef voor de verzameling van gegevens over structurele variabelen betreft (PB L 71 van 17.3.2005, blz. 36).

32007 R 0973: Verordening (EG) nr. 973/2007 van de Commissie van 20 augustus 2007 (PB L 216 van 21.8.2007, blz. 10).

32007 R 0102: Verordening (EG) nr. 102/2007 van de Commissie van 2 februari 2007 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad, van de kenmerken van de speciale module 2008 over de arbeidsmarktsituatie van migranten en hun directe nakomelingen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 430/2005 (PB L 28 van 3.2.2007, blz. 3), gewijzigd bij:

32008 R 0391: Verordening (EG) nr. 391/2008 van de Commissie van 30 april 2008 (PB L 117 van 1.5.2008, blz. 15).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

Ongeacht artikel 2 is Zwitserland vrijgesteld van de indiening van de variabelen in de kolommen 211, 212 en 215 van de bijlage.

32008 R 0207: Verordening (EG) nr. 207/2008 van de Commissie van 5 maart 2008 tot vaststelling van de specificaties voor de speciale module 2009 over de toegang van jongeren tot de arbeidsmarkt, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad (PB L 62 van 6.3.2008, blz. 4).

32008 R 0365: Verordening (EG) nr. 365/2008 van de Commissie van 23 april 2008 tot vaststelling van het programma van speciale modules voor de jaren 2010, 2011 en 2012 bij de steekproefenquête naar de arbeidskrachten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad (PB L 112 van 24.4.2008, blz. 22).

32008 R 0377: Verordening (EG) nr. 377/2008 van de Commissie van 25 april 2008 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap, wat de codering voor de indiening van de gegevens vanaf 2009, het gebruik van een substeekproef voor de verzameling van gegevens over structurele variabelen en de vaststelling van de referentiekwartalen betreft (PB L 114 van 26.4.2008, blz. 57).

32009 R 0020: Verordening (EG) nr. 20/2009 van de Commissie van 13 januari 2009 tot vaststelling van de specificaties voor de speciale module 2010 over de combinatie van werk en gezin, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad (PB L 9 van 14.1.2009, blz. 7).

31999 R 0530: Verordening (EG) nr. 530/1999 van de Raad van 9 maart 1999 betreffende structuurstatistieken van lonen en loonkosten (PB L 63 van 12.3.1999, blz. 6), gewijzigd bij:

31999 R 1726: Verordening (EG) nr. 1726/1999 van de Commissie van 27 juli 1999 (PB L 203 van 3.8.1999, blz. 28);

32005 R 1737: Verordening (EG) nr. 1737/2005 van de Commissie van 21 oktober 2005 (PB L 279 van 22.10.2005, blz. 11);

32006 R 1893: Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

a)

wat de statistieken van de structuur en de spreiding van de lonen betreft, verzamelt Zwitserland de in artikel 6, lid 2, van deze verordening verlangde gegevens voor het eerst in 2010;

b)

wat de statistieken van het peil en de samenstelling van de loonkosten betreft, verzamelt Zwitserland de in artikel 6, lid 1, van deze verordening verlangde gegevens in 2008 voor slechts enkele variabelen, en voor het eerst in 2012 voor alle variabelen;

c)

voor het jaar 2008 mag Zwitserland:

de in artikel 6, lid 1, onder a), verlangde gegevens verstrekken op basis van ondernemingen (in plaats van plaatselijke eenheden) op nationaal niveau, overeenkomstig de NACE Rev. 1.1 op het niveau van secties en sectieaggregaten en zonder uitsplitsing naar grootte van de onderneming;

de resultaten indienen binnen een periode van 24 maanden na het einde van het referentiejaar (in plaats van 18 maanden zoals bepaald in artikel 9).

32007 R 0973: Verordening (EG) nr. 973/2007 van de Commissie van 20 augustus 2007 (PB L 216 van 21.8.2007, blz. 10).

32000 R 1916: Verordening (EG) nr. 1916/2000 van de Commissie van 8 september 2000 houdende uitvoering van Verordening (EG) nr. 530/1999 van de Raad betreffende structuurstatistieken van lonen en loonkosten, wat de definitie en de indiening van gegevens over de loonstructuur betreft (PB L 229 van 9.9.2000, blz. 3), gewijzigd bij:

32005 R 1738: Verordening (EG) nr. 1738/2005 van de Commissie van 21 oktober 2005 (PB L 279 van 22.10.2005, blz. 32);

32007 R 0973: Verordening (EG) nr. 973/2007 van de Commissie van 20 augustus 2007 (PB L 216 van 21.8.2007, blz. 10).

32006 R 0698: Verordening (EG) nr. 698/2006 van de Commissie van 5 mei 2006 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 530/1999 van de Raad, wat de kwaliteitsbeoordeling van de structuurstatistieken van de loonkosten en lonen betreft (PB L 121 van 6.5.2006, blz. 30).

32003 R 0450: Verordening (EG) nr. 450/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2003 betreffende de loonkostenindex (PB L 69 van 13.3.2003, blz. 1), uitgevoerd bij:

32006 R 1893: Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).

32003 R 1216: Verordening (EG) nr. 1216/2003 van de Commissie van 7 juli 2003 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 450/2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de loonkostenindex (PB L 169 van 8.7.2003, blz. 37).

32007 R 0973: Verordening (EG) nr. 973/2007 van de Commissie van 20 augustus 2007 tot wijziging van enkele Verordeningen (EG) betreffende specifieke statistische gebieden waarop de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 ten uitvoer wordt gelegd (PB L 216 van 21.8.2007, blz. 10).

32008 R 0453: Verordening (EG) nr. 453/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kwartaalstatistieken van vacatures in de Gemeenschap (PB L 145 van 4.6.2008, blz. 234).

32008 R 1062: Verordening (EG) nr. 1062/2008 van de Commissie van 28 oktober 2008 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 453/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwartaalstatistieken van vacatures in de Gemeenschap, wat de correctieprocedures voor seizoensinvloeden en de kwaliteitsverslagen betreft (PB L 285 van 29.10.2008, blz. 3).

32009 R 0019: Verordening (EG) nr. 19/2009 van de Commissie van 13 januari 2009 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 453/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwartaalstatistieken van vacatures in de Gemeenschap, wat de definitie van een vacature, de peildata voor de gegevensverzameling, de specificaties voor de indiening van de gegevens en haalbaarheidsstudies betreft (PB L 9 van 14.1.2009, blz. 3).

32003 R 1177: Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC) (PB L 165 van 3.7.2003, blz. 1), gewijzigd bij:

32005 R 1553: Verordening (EG) nr. 1553/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 6).

32003 R 1980: Verordening (EG) nr. 1980/2003 van de Commissie van 21 oktober 2003 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), wat de definities en bijgewerkte definities betreft (PB L 298 van 17.11.2003, blz. 1), gewijzigd bij:

32006 R 0676: Verordening (EG) nr. 676/2006 van de Commissie van 2 mei 2006 (PB L 118 van 3.5.2006, blz. 3).

32003 R 1981: Verordening (EG) nr. 1981/2003 van de Commissie van 21 oktober 2003 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), wat het veldwerk en de imputatieprocedures betreft (PB L 298 van 17.11.2003, blz. 23).

32003 R 1982: Verordening (EG) nr. 1982/2003 van de Commissie van 21 oktober 2003 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), wat de voorschriften voor de steekproeftrekking en de opsporing betreft (PB L 298 van 17.11.2003, blz. 29).

32003 R 1983: Verordening (EG) nr. 1983/2003 van de Commissie van 7 november 2003 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), wat de lijst van primaire doelvariabelen betreft (PB L 298 van 17.11.2003, blz. 34), gewijzigd bij:

32007 R 0973: Verordening (EG) nr. 973/2007 van de Commissie van 20 augustus 2007 (PB L 216 van 21.8.2007, blz. 10).

32004 R 0028: Verordening (EG) nr. 28/2004 van de Commissie van 5 januari 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), wat de gedetailleerde inhoud van het tussentijdse en het eindverslag over de kwaliteit betreft (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 42).

32006 R 0315: Verordening (EG) nr. 315/2006 van de Commissie van 22 februari 2006 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC) met betrekking tot de lijst van secundaire doelvariabelen betreffende huisvestingsomstandigheden (PB L 52 van 23.2.2006, blz. 16).

32007 R 0215: Verordening (EG) nr. 215/2007 van de Commissie van 28 februari 2007 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC) wat de lijst van secundaire doelvariabelen betreffende overmatige schuldenlast en financiële uitsluiting betreft (PB L 62 van 1.3.2007, blz. 8).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

Zwitserland is tot eind 2010 vrijgesteld van het verschaffen van gegevens.

32008 R 0362: Verordening (EG) nr. 362/2008 van de Raad van 14 april 2008 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), wat de lijst van secundaire doelvariabelen voor 2009 betreffende materiële deprivatie betreft (PB L 112 van 24.4.2008, blz. 1).

32009 R 0646: Verordening (EG) nr. 646/2009 van de Commissie van 23 juli 2009 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC) met betrekking tot de lijst van secundaire doelvariabelen voor 2010 betreffende het gedeelde gebruik van middelen binnen het huishouden (PB L 192 van 24.7.2009, blz. 3).

ECONOMISCHE STATISTIEK

31995 R 2494: Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad van 23 oktober 1995 inzake geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen (PB L 257 van 27.10.1995, blz. 1).

Voor Zwitserland is de verordening van toepassing op de harmonisatie van de indexcijfers van de consumptieprijzen voor internationale vergelijkingen.

Zij is daarentegen niet relevant voor zover het uitdrukkelijk gaat om de berekening van geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen in het kader van de Economische en Monetaire Unie.

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

a)

artikel 2, onder c), en de verwijzingen naar het MUICP in artikel 8, lid 1, en artikel 11 zijn niet van toepassing;

b)

artikel 5, lid 1, onder a), is niet van toepassing;

c)

artikel 5, lid 2, is niet van toepassing;

d)

de in artikel 5, lid 3, genoemde raadpleging van het EMI is niet van toepassing.

32009 R 0330: Verordening (EG) nr. 330/2009 van de Commissie van 22 april 2009 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad, wat minimumnormen voor de behandeling van seizoensgebonden producten in de geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen (GICP’s) betreft (PB L 103 van 23.4.2009, blz. 6).

31996 R 1749: Verordening (EG) nr. 1749/96 van de Commissie van 9 september 1996 inzake initiële maatregelen tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad inzake geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen (PB L 229 van 10.9.1996, blz. 3), gewijzigd bij:

31998 R 1687: Verordening (EG) nr. 1687/98 van de Raad van 20 juli 1998 (PB L 214 van 31.7.1998, blz. 12);

31998 R 1688: Verordening (EG) nr. 1688/98 van de Raad van 20 juli 1998 (PB L 214 van 31.7.1998, blz. 23);

32007 R 1334: Verordening (EG) nr. 1334/2007 van de Commissie van 14 november 2007 (PB L 296 van 15.11.2007, blz. 22).

31996 R 2214: Verordening (EG) nr. 2214/96 van de Commissie van 20 november 1996 inzake geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen: indiening en verspreiding van subindexcijfers van het GICP (PB L 296 van 21.11.1996, blz. 8), gewijzigd bij:

31999 R 1617: Verordening (EG) nr. 1617/1999 van de Commissie van 23 juli 1999 (PB L 192 van 24.7.1999, blz. 9);

31999 R 1749: Verordening (EG) nr. 1749/1999 van de Commissie van 23 juli 1999 (PB L 214 van 13.8.1999, blz. 1), gerectificeerd in PB L 267 van 15.10.1999, blz. 59;

32001 R 1920: Verordening (EG) nr. 1920/2001 van de Commissie van 28 september 2001 (PB L 261 van 29.9.2001, blz. 46), gerectificeerd in PB L 295 van 13.11.2001, blz. 34;

32005 R 1708: Verordening (EG) nr. 1708/2005 van de Commissie van 19 oktober 2005 (PB L 274 van 20.10.2005, blz. 9).

31997 R 2454: Verordening (EG) nr. 2454/97 van de Commissie van 10 december 1997 houdende vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad met betrekking tot minimumnormen voor de kwaliteit van GICP-wegingen (PB L 340 van 11.12.1997, blz. 24).

31998 R 2646: Verordening (EG) nr. 2646/98 van de Commissie van 9 december 1998 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad wat de minimumnormen voor de behandeling van tarieven in het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen betreft (PB L 335 van 10.12.1998, blz. 30).

31999 R 1617: Verordening (EG) nr. 1617/1999 van de Commissie van 23 juli 1999 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad wat de minimumnormen voor de behandeling van verzekeringen in het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen betreft, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2214/96 (PB L 192 van 24.7.1999, blz. 9).

31999 R 2166: Verordening (EG) nr. 2166/1999 van de Raad van 8 oktober 1999 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 voor wat betreft de minimumnormen voor de behandeling van tot de sectoren gezondheid, onderwijs en sociale bescherming behorende producten in het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen (PB L 266 van 14.10.1999, blz. 1).

32000 R 2601: Verordening (EG) nr. 2601/2000 van de Commissie van 17 november 2000 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad wat het moment van registratie van aankoopprijzen in het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen betreft (PB L 300 van 29.11.2000, blz. 14).

32000 R 2602: Verordening (EG) nr. 2602/2000 van de Commissie van 17 november 2000 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad wat de minimumnormen voor de behandeling van kortingen in het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen betreft (PB L 300 van 29.11.2000, blz. 16), gewijzigd bij:

32001 R 1921: Verordening (EG) nr. 1921/2001 van de Commissie van 28 september 2001 (PB L 261 van 29.9.2001, blz. 49), gerectificeerd in PB L 295 van 13.11.2001, blz. 34.

32001 R 1920: Verordening (EG) nr. 1920/2001 van de Commissie van 28 september 2001 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad wat de minimumnormen voor de behandeling van in een percentage van de transactiewaarde uitgedrukte kosten van diensten in het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen betreft, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2214/96 (PB L 261 van 29.9.2001, blz. 46), gerectificeerd in PB L 295 van 13.11.2001, blz. 34.

32001 R 1921: Verordening (EG) nr. 1921/2001 van de Commissie van 28 september 2001 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad wat de minimumnormen voor de behandeling van in een percentage van de transactiewaarde uitgedrukte kosten van diensten in het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen betreft, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2602/2000 (PB L 261 van 29.9.2001, blz. 49), gerectificeerd in PB L 295 van 13.11.2001, blz. 34.

32005 R 1708: Verordening (EG) nr. 1708/2005 van de Commissie van 19 oktober 2005 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad, wat de gemeenschappelijke referentieperiode voor het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen betreft, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2214/96 (PB L 274 van 20.10.2005, blz. 9).

32006 R 0701: Verordening (EG) nr. 701/2006 van de Raad van 25 april 2006 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95, wat de dekking in de tijd van de verzameling van prijzen in het kader van het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen betreft (PB L 122 van 9.5.2006, blz. 3).

32007 R 1445: Verordening (EG) nr. 1445/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor de levering van basisgegevens over koopkrachtpariteiten en voor de berekening en verspreiding van deze pariteiten (PB L 336 van 20.12.2007, blz. 1).

31996 R 2223: Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1), gewijzigd bij:

31998 R 0448: Verordening (EG) nr. 448/98 van de Raad van 16 februari 1998 (PB L 58 van 27.2.1998, blz. 1);

32000 R 1500: Verordening (EG) nr. 1500/2000 van de Commissie van 10 juli 2000 (PB L 172 van 12.7.2000, blz. 3);

32000 R 2516: Verordening (EG) nr. 2516/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 7 november 2000 (PB L 290 van 17.11.2000, blz. 1);

32001 R 0995: Verordening (EG) nr. 995/2001 van de Commissie van 22 mei 2001 (PB L 139 van 23.5.2001, blz. 3);

32001 R 2558: Verordening (EG) nr. 2558/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 (PB L 344 van 28.12.2001, blz. 1);

32002 R 0113: Verordening (EG) nr. 113/2002 van de Commissie van 23 januari 2002 (PB L 21 van 24.1.2002, blz. 3);

32002 R 1889: Verordening (EG) nr. 1889/2002 van de Commissie van 23 oktober 2002 (PB L 286 van 24.10.2002, blz. 1);

32003 R 1267: Verordening (EG) nr. 1267/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 (PB L 180 van 18.7.2003, blz. 1);

32009 R 0400: Verordening (EG) nr. 400/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 (PB L 126.van 21.5.2009, blz 11).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

a)

Zwitserland mag de gegevens opstellen naar institutionele eenheid wanneer de verordening spreekt van bedrijfstak;

b)

Zwitserland is niet gebonden aan de in de verordening verlangde regionale uitsplitsing van de gegevens;

c)

Zwitserland is niet gebonden aan de in de verordening verlangde uitsplitsing van de in- en uitvoer van diensten in Europese Unie en derde landen;

d)

in bijlage B, Afwijkingen met betrekking tot de tabellen die moeten worden geleverd in het kader van de „ESR 95”-vragenlijst per land, wordt na punt 15 (IJsland) het volgende toegevoegd:

„16.   ZWITSERLAND

16.1.   Afwijkingen voor de tabellen

Tabel nr.

Tabel

Derogatie

Tot

1

Belangrijkste aggregaten, jaarlijks en driemaandelijks

Indiening vanaf 1990

 

2

Belangrijkste aggregaten van de overheid

Indieningstermijn: t + 8 maanden

Onbeperkt

Frequentie: jaarlijks

Onbeperkt

Indiening vanaf 1990

 

3

Tabellen per bedrijfstak

Indiening vanaf 1990

 

4

In-en uitvoer ingedeeld naar EU en derde landen

Indiening vanaf 1998

 

5

Consumptieve bestedingen van huishoudens naar functie

Indiening vanaf 1990

 

6

Financiële rekeningen naar institutionele sector

Indiening vanaf 1998

2006

7

Balansen voor vorderingen en schulden

Indiening vanaf 1998

2006

8

Niet-financiële rekeningen naar institutionele sector

Indieningstermijn: t + 18 maanden

Indiening vanaf 1990

Onbeperkt

9

Gedetailleerde opbrengsten van de belastingen en de sociale premies naar sector

Indieningstermijn: t + 18 maanden

Indiening vanaf 1998

Onbeperkt

10

Tabellen naar bedrijfstak en regio, nuts ii, a17

Geen regionale indeling

 

11

Overheidsuitgaven naar functie

Indiening vanaf 2005

geen retropolaties

2007

12

Tabellen naar bedrijfstak en regio, nuts iii, a3

Geen regionale indeling

 

13

Rekeningen van de huishoudens per regio, nuts ii

Geen regionale indeling

 

14-22

In overeenstemming met afwijking a) op deze verordening is Zwitserland vrijgesteld van het verstrekken van gegevens voor de tabellen 14 tot en met 22.”

 

31997 D 0178: Beschikking 97/178/EG, Euratom van de Commissie van 10 februari 1997 inzake de vaststelling van methoden voor de overgang tussen het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (ESR 95) en het Europees stelsel van economische rekeningen (ESER, 2e druk) (PB L 75 van 15.3.1997, blz. 44).

31998 D 0715: Beschikking 98/715/EG van de Commissie van 30 november 1998 ter verduidelijking van bijlage A van Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap met betrekking tot de beginselen voor prijs- en volumemetingen (PB L 340 van 16.12.1998, blz. 33).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de beschikking als volgt gelezen:

Artikel 3 (Classificatie van methoden per product) geldt niet voor Zwitserland.

32002 R 1889: Verordening (EG) nr. 1889/2002 van de Commissie van 23 oktober 2002 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 448/98 van de Raad tot aanvulling en wijziging van Verordening (EG) nr. 2223/96 wat betreft de toerekening van de indirect gemeten diensten van financiële intermediairs (IGDFI) in het kader van het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen (ESR) (PB L 286 van 24.10.2002, blz. 11).

32003 R 1287: Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 van de Raad van 15 juli 2003 betreffende de harmonisatie van het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen („BNI-verordening”) (PB L 181 van 19.7.2003, blz. 1).

32005 R 0116: Verordening (EG, Euratom) nr. 116/2005 van de Commissie van 26 januari 2005 betreffende de behandeling van btw-teruggaven aan niet-belastingplichtigen en aan belastingplichtigen voor vrijgestelde handelingen bij de toepassing van Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 van de Raad betreffende de harmonisatie van het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen (PB L 24 van 27.1.2005, blz. 6).

32005 R 1722: Verordening (EG) nr. 1722/2005 van de Commissie van 20 oktober 2005 betreffende de beginselen voor de schatting van woondiensten ten behoeve van Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 van de Raad betreffende de harmonisatie van het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen (PB L 276 van 21.10.2005, blz. 5).

31999 D 0622: Beschikking 1999/622/EG, Euratom van de Commissie van 8 september 1999 over de behandeling van btw-teruggaven aan niet-belastingplichtige eenheden en aan belastingplichtige eenheden voor vrijgestelde handelingen bij de uitvoering van Richtlijn 89/130/EEG, Euratom van de Raad betreffende de harmonisatie van de opstelling van het bruto nationaal product tegen marktprijzen (PB L 245 van 17.9.1999, blz. 51).

32006 R 0601: Verordening (EG) nr. 601/2006 van de Commissie van 18 april 2006 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 184/2005 van het Europees Parlement en de Raad, wat het formaat en de procedure voor de toezending van gegevens betreft (PB L 106 van 19.4.2006, blz. 7).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

Zwitserland is tot eind 2013 vrijgesteld van uitvoering van de procedures betreffende het formaat en procedures voor de indiening van gegevens.

32000 R 0264: Verordening (EG) nr. 264/2000 van de Commissie van 3 februari 2000 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad met betrekking tot kortetermijnstatistieken van de overheidsfinanciën (PB L 29 van 4.2.2000, blz. 4).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de tabellen 25.1 en 25.2 van de verordening als volgt gelezen:

Zwitserland is vrijgesteld van de uitsplitsing van de sociale uitkeringen D.60 in D.62 en D.631M,

Zwitserland is vrijgesteld van de uitsplitsing van de sociale premies D.61 in D.611 en D.612,

Zwitserland is vrijgesteld van de uitsplitsing van de kapitaaloverdrachten D.9 in D.91 en D.9N,

de eerste gegevens worden ingediend in 2012 + t6 (eind juni) voor het eerste kwartaal van 2012 en met terugwerkende kracht vanaf het eerste kwartaal van 1999.

32002 R 1221: Verordening (EG) nr. 1221/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 met betrekking tot niet-financiële kwartaalrekeningen van de overheid (PB L 179 van 9.7.2002, blz. 1).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de tabellen 25.1 en 25.2 van de verordening als volgt gelezen:

Zwitserland is vrijgesteld van de uitsplitsing van de sociale uitkeringen D.60 in D.62 en D.631M,

Zwitserland is vrijgesteld van de uitsplitsing van de sociale premies D.61 in D.611 en D.612,

Zwitserland is vrijgesteld van de uitsplitsing van de kapitaaloverdrachten D.9 in D.91 en D.9N,

de eerste gegevens worden ingediend in 2012 + t6 (eind juni) voor het eerste kwartaal van 2012 en met terugwerkende kracht vanaf het eerste kwartaal van 1999.

32005 R 0184: Verordening (EG) nr. 184/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 12 januari 2005 betreffende de communautaire statistiek inzake de betalingsbalans, de internationale handel in diensten en buitenlandse directe investeringen (PB L 35 van 8.2.2005, blz. 23), gewijzigd bij:

32006 R 0602: Verordening (EG) nr. 602/2006 van de Commissie van 18 april 2006 (PB L 106 van 19.4.2006, blz. 10);

32009 R 0707: Verordening (EG) nr. 707/2009 van de Commissie van 5 augustus 2009 (PB L 204 van 6.8.2009, blz. 3).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

Zwitserland is vrijgesteld van het verschaffen van gegevens voor:

Tabel 1 (Euro-indicatoren): volledige tabel,

Tabel 2 (Kwartaalstatistieken betalingsbalans): Effectenverkeer uitsplitsing naar land,

Tabel 3 (Internationale handel in diensten): Totaal diensten geografische uitsplitsing Niveau 3 en Overheidsdiensten onderafdelingen,

Tabel 4 (Directe-investeringsstromen T + 21) en Tabel 5 (Directe-investeringsposities T + 21): Economische sector volgens NOGA, niveau van driecijferige codes.

Zwitserland is tot eind 2014 vrijgesteld van de indiening van gegevens voor:

Tabel 2 (Kwartaalstatistieken betalingsbalans): Betalingsbalans anders dan effectenverkeer,

Tabel 3 (Internationale handel in diensten): Totaal diensten geografische uitsplitsing Niveau 2,

Tabel 4 (directe-investeringsstromen T + 9): Directe investeringen in het buitenland — totaal: Geografische uitsplitsing Niveau 3 en Directe investeringen in rapporterende economie: totaal: Geografische uitsplitsing niveau 3,

Tabel 4 (directe-investeringsstromen T + 21): Directe investeringen in het buitenland: totaal: Geografische uitsplitsing Niveau 3 en Directe investeringen in rapporterende economie: totaal: Geografische uitsplitsing Niveau 3 en economische sector volgens NOGA, niveau van tweecijferige codes,

Tabel 5 (directe-investeringsstromen T + 21): Directe investeringen in het buitenland: totale activa: Geografische uitsplitsing Niveau 3 en Directe investeringen in rapporterende economie: totaal passiva: Geografische uitsplitsing Niveau 3 en economische sector volgens NOGA, niveau van tweecijferige codes.

NOMENCLATUREN

31990 R 3037: Verordening (EEG) nr. 3037/90 van de Raad van 9 oktober 1990 betreffende de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap (PB L 293 van 24.10.1990, blz. 1), gewijzigd bij:

31993 R 0761: Verordening (EEG) nr. 761/93 van de Raad van 24 maart 1993 (PB L 83 van 3.4.1993, blz. 1);

32002 R 0029: Verordening (EG) nr. 29/2002 van de Commissie van 19 december 2001 (PB L 6 van 10.1.2002, blz. 3);

32006 R 1893: Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).

31993 R 0696: Verordening (EEG) nr. 696/93 van de Raad van 15 maart 1993 inzake de statistische eenheden voor waarneming en analyse van het productiestelsel in de Gemeenschap (PB L 76 van 30.3.1993, blz. 1), gewijzigd bij:

1 94 N: Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond (PB C 241 van 29.8.1994, blz. 21, aangepast bij PB L 1 van 1.1.1995, blz. 1).

32003 R 1053: Verordening (EG) nr. 1053/2003 van de Commissie van 19 juni 2003 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft snelle tests (PB L 152 van 20.6.2003, blz. 8).

32003 R 1059: Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1), gewijzigd bij:

32008 R 0011: Verordening (EG) nr. 11/2008 van de Commissie van 8 januari 2008 (PB L 5 van 9.1.2008, blz. 13);

32008 R 0176: Verordening (EG) nr. 176/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 (PB L 61 van 5.3.2008, blz. 1).

32008 R 0451: Verordening (EG) nr. 451/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van een nieuwe statistische classificatie van producten gekoppeld aan activiteiten (CPA) en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3696/93 van de Raad (PB L 145 van 4.6.2008, blz. 65).

32006 R 1893: Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).

LANDBOUWSTATISTIEK

31996 L 0016: Richtlijn 96/16/EG van de Raad van 19 maart 1996 betreffende statistische enquêtes inzake melk en zuivelproducten (PB L 78 van 28.3.1996, blz. 27), gewijzigd bij:

32003 L 0107: Richtlijn 2003/107/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 december 2003 (PB L 7 van 13.1.2004, blz. 40).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de richtlijn als volgt gelezen:

Zwitserland is niet gebonden aan de in de richtlijn verlangde regionale uitsplitsing van de gegevens.

31997 D 0080: Beschikking 97/80/EG van de Commissie van 18 december 1996 houdende uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 96/16/EG betreffende statistische enquêtes inzake melk en zuivelproducten (PB L 24 van 25.1.1997, blz. 26), gewijzigd bij:

31998 D 0582: Beschikking 98/582/EG van de Raad van 6 oktober 1998 (PB L 281 van 17.10.1998, blz. 36).

32005 D 0288: Beschikking 2005/288/EG van de Commissie van 18 maart 2005 tot wijziging van Beschikking 97/80/EG houdende uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 96/16/EG van de Raad betreffende statistische enquêtes inzake melk en zuivelproducten (PB L 88 van 7.4.2005, blz. 10).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

Zwitserland is niet gebonden aan de regionale uitsplitsing die wordt verlangd in bijlage I, tabel 1: Jaarlijkse productie van koemelk.

32008 R 1166: Verordening (EG) nr. 1166/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven en de enquête naar de productiemethoden in de landbouw en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 571/88 van de Raad (PB L 321 van 1.12.2008, blz. 14).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de beschikking als volgt gelezen:

Voor Zwitserland is post VII van bijlage III bij de Verordening (die twaalf kenmerken van steun voor plattelandsontwikkeling omvat) niet van toepassing.

32008 R 1242: Verordening (EG) nr. 1242/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende invoering van een communautaire typologie van de landbouwbedrijven (PB L 335 van 13.12.2008, blz. 3).

32000 D 0115: Beschikking 2000/115/EG van de Commissie van 24 november 1999 betreffende de definities van de kenmerken, de lijst van landbouwproducten, de uitzonderingen op de definities en de regio’s en gebieden voor de enquêtes inzake de structuur van de landbouwbedrijven (PB L 38 van 12.2.2000, blz. 1), gewijzigd bij:

32002 R 1444: Verordening (EG) nr. 1444/2002 van de Commissie van 24 juli 2002 (PB L 216 van 12.8.2002, blz. 1);

32004 R 2139: Verordening (EG) nr. 2139/2004 van de Commissie van 8 december 2004 (PB L 369 van 16.12.2004, blz. 26);

32006 R 0204: Verordening (EG) nr. 204/2006 van de Commissie van 6 februari 2006 (PB L 34 van 7.2.2006, blz. 3).

32008 D 0690: Beschikking 2008/690/EG van de Commissie van 4 augustus 2008 tot wijziging van Richtlijn 2001/109/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 2002/38/EG, wat betreft de door de lidstaten uitgevoerde statistische enquêtes naar bepaalde soorten fruitbomen (PB L 225 van 23.8.2008, blz. 14).

32009 R 0543: Verordening (EG) nr. 543/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende gewasstatistieken en houdende intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 837/90 en (EEG) nr. 959/93 van de Raad (PB L 167 van 29.6.2009, blz. 1).

32004 R 0138: Verordening (EG) nr. 138/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 5 december 2003 betreffende de landbouwrekeningen in de Gemeenschap (PB L 33 van 5.2.2004, blz. 1), gewijzigd bij:

32005 R 0306: Verordening (EG) nr. 306/2005 van de Commissie van 24 februari 2005 (PB L 52 van 25.2.2005, blz. 9);

32006 R 0909: Verordening (EG) nr. 909/2006 van de Commissie van 20 juni 2006 (PB L 168 van 21.6.2006, blz. 14);

32008 R 0212: Verordening (EG) nr. 212/2008 van de Commissie van 7 maart 2008 (PB L 65 van 8.3.2008, blz. 5).

32008 R 1165: Verordening (EG) nr. 1165/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende vee- en vleesstatistieken en houdende intrekking van Richtlijnen 93/23/EEG, 93/24/EEG en 93/25/EEG van de Raad (PB L 321 van 1.12.2008, blz. 1).

Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:

a)

Zwitserland is niet gebonden aan de volgende in bijlage II bij de verordening verlangde gedetailleerde categorieën van veestatistieken:

Zwitserland is vrijgesteld van de indiening van de statistieken van slachtvaarzen, die worden verlangd in bijlage II, categorieën van veestatistieken, runderen ouder dan één jaar maar jonger dan twee jaar, vrouwelijk (vaarzen; dieren die nog niet hebben gekalfd).

Zwitserland is vrijgesteld van de indiening van „andere”, die worden verlangd in bijlage II, categorieën van veestatistieken, runderen ouder dan één jaar maar jonger dan twee jaar, vrouwelijk (vaarzen; dieren die nog niet hebben gekalfd).

Zwitserland is vrijgesteld van de indiening van de statistieken van slachtvaarzen, die worden verlangd in bijlage II, categorieën van veestatistieken, runderen van twee jaar of ouder, vrouwelijk, vaarzen.

Zwitserland is vrijgesteld van de indiening van de statistieken van „andere”, die worden verlangd in bijlage II, categorieën van veestatistieken, runderen van twee jaar of ouder, vrouwelijk, vaarzen.

Zwitserland is vrijgesteld van de indiening van de statistieken van varkens van 50 kg of meer, doch minder dan 80 kg, die worden verlangd in bijlage II, categorieën van veestatistieken, mestvarkens, met inbegrip van uitgeschifte beren en zeugen.

Zwitserland is vrijgesteld van de indiening van de statistieken van varkens van 80 kg of meer, doch minder dan 110 kg, die worden verlangd in bijlage II, categorieën van veestatistieken, mestvarkens, met inbegrip van uitgeschifte beren en zeugen.

Zwitserland is vrijgesteld van de indiening van de statistieken van varkens van 110 kg of meer, die worden verlangd in bijlage II, categorieën van veestatistieken, mestvarkens, met inbegrip van uitgeschifte beren en zeugen.

Zwitserland is vrijgesteld van de indiening van de statistieken van zeugen die voor de eerste maal gedekt zijn, die worden verlangd in bijlage II, categorieën van veestatistieken, fokvarkens met een levend gewicht van 50 kg of meer, gedekte zeugen.

Zwitserland is vrijgesteld van de indiening van de statistieken van jonge, nog niet gedekte zeugen, die worden verlangd in bijlage II, categorieën van veestatistieken, fokvarkens met een levend gewicht van 50 kg of meer, andere zeugen;

b)

Zwitserland is vrijgesteld van de indiening van de statistieken van jongvee, die worden verlangd in bijlage IV, categorieën van slachtstatistieken, runderen;

c)

Zwitserland is vrijgesteld van de indiening van de statistieken van lammeren en overige soorten, die worden verlangd in bijlage IV, categorieën van slachtstatistieken, schapen;

d)

Zwitserland is vrijgesteld van de indiening van de statistieken van geiten, die worden verlangd in bijlage IV, categorieën van slachtstatistieken;

e)

Zwitserland is vrijgesteld van de indiening van de statistieken van eenden en overige soorten, die worden verlangd in bijlage IV, categorieën van slachtstatistieken, pluimvee.

VISSERIJSTATISTIEK

31991 R 1382: Verordening (EEG) nr. 1382/91 van de Raad van 21 mei 1991 inzake de indiening van gegevens over de aanvoer van visserijproducten in de lidstaten (PB L 133 van 28.5.1991, blz. 1), gewijzigd bij:

31993 R 2104: Verordening (EG) nr. 2104/93 van de Raad van 22 juli 1993 (PB L 191 van 31.7.1993, blz. 1).

31991 R 3880: Verordening (EEG) nr. 3880/91 van de Raad van 17 december 1991 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordoostelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen (PB L 365 van 31.12.1991, blz. 1), gewijzigd bij:

32001 R 1637: Verordening (EG) nr. 1637/2001 van de Commissie van 23 juli 2001 (PB L 222 van 17.8.2001, blz. 20).

31993 R 2018: Verordening (EEG) nr. 2018/93 van de Raad van 30 juni 1993 inzake de indiening van statistieken van de vangsten en de visserijactiviteit van de lidstaten die in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan vissen (PB L 186 van 28.7.1993, blz. 1), gewijzigd bij:

32001 R 1636: Verordening (EG) nr. 1636/2001 van de Commissie van 23 juli 2001 (PB L 222 van 17.8.2001, blz. 1).

31995 R 2597: Verordening (EG) nr. 2597/95 van de Raad van 23 oktober 1995 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten in bepaalde gebieden buiten de Noord-Atlantische Oceaan (PB L 270 van 13.11.1995, blz. 1), gewijzigd bij:

32001 R 1638: Verordening (EG) nr. 1638/2001 van de Commissie van 24 juli 2001 (PB L 222 van 17.8.2001, blz. 29).

31996 R 0788: Verordening (EG) nr. 788/96 van de Raad van 22 april 1996 betreffende de indiening door de lidstaten van statistieken over de aquacultuurproductie (PB L 108 van 1.5.1996, blz. 1).

ENERGIESTATISTIEK

31990 L 0377: Richtlijn 90/377/EEG van de Raad van 29 juni 1990 betreffende een communautaire procedure inzake de doorzichtigheid van de prijzen van gas en elektriciteit voor industriële eindgebruikers (PB L 185 van 17.7.1990, blz. 16).

MILIEUSTATISTIEK

32006 R 1893: Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).

32007 R 0973: Verordening (EG) nr. 973/2007 van de Commissie van 20 augustus 2007 (PB L 216 van 21.8.2007, blz. 10).”


(1)  PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1.