ISSN 1725-2598 doi:10.3000/17252598.L_2010.280.nld |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 280 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
53e jaargang |
Inhoud |
|
I Wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
RICHTLIJNEN |
|
|
* |
|
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
|
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
|
||
|
|
BESLUITEN |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
|
2010/640/EU |
|
|
* |
Besluit van de Commissie van 21 oktober 2010 tot wijziging van Beschikkingen 2006/920/EG en 2008/231/EG wat betreft de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem Exploitatie en beheer van het treinverkeer van de trans-Europese conventionele en hogesnelheidsspoorwegsystemen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 7179) ( 1 ) |
|
|
|
2010/641/EU |
|
|
* |
Besluit van de Commissie van 22 oktober 2010 tot wijziging van Beschikking 2008/866/EG wat de toepassingsperiode betreft (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 7183) ( 1 ) |
|
|
|
2010/642/EU |
|
|
* |
||
|
|
HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN |
|
|
|
2010/643/EU |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Wetgevingshandelingen
RICHTLIJNEN
26.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 280/1 |
RICHTLIJN 2010/64/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 20 oktober 2010
betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 82, lid 2, alinea 2, onder b),
Gezien het initiatief van het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden (1),
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Unie stelt zich ten doel een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te handhaven en te ontwikkelen. Volgens de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Tampere van 15 en 16 oktober 1999, en met name punt 33, moet het beginsel van wederzijdse erkenning van vonnissen en andere beslissingen van rechterlijke instanties de hoeksteen van de justitiële samenwerking in burgerlijke en in strafzaken binnen de Unie worden, omdat een versterkte wederzijdse erkenning en de noodzakelijke onderlinge aanpassing van de wetgevingen de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten en de rechterlijke bescherming van de rechten van het individu ten goede zouden komen. |
(2) |
Op 29 november 2000 heeft de Raad, in overeenstemming met de conclusies van Tampere, een programma van maatregelen goedgekeurd om uitvoering te geven aan het beginsel van wederzijdse erkenning van strafrechtelijke beslissingen (3). In de inleiding van dit programma werd gesteld dat wederzijdse erkenning is „bedoeld om de samenwerking tussen de lidstaten en de bescherming van de rechten van het individu te versterken”. |
(3) |
De toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning van strafrechtelijke beslissingen veronderstelt wederzijds vertrouwen van de lidstaten in elkaars strafrechtstelsels. De omvang van die wederzijdse erkenning hangt nauw samen met het bestaan en de inhoud van bepaalde parameters, waaronder regelingen voor de bescherming van de rechten van verdachten en beklaagden en gemeenschappelijke minimumnormen, die noodzakelijk zijn om de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning te vergemakkelijken. |
(4) |
Wederzijdse erkenning van beslissingen in strafzaken kan alleen effectief functioneren in een geest van vertrouwen, waarbij niet alleen de gerechtelijke autoriteiten, maar alle bij de strafprocedure betrokken actoren beslissingen van de gerechtelijke autoriteiten van de andere lidstaten als gelijkwaardig aan hun eigen beslissingen beschouwen; daarbij gaat het niet alleen om het vertrouwen dat de regels van de andere lidstaten adequaat zijn, maar ook om het vertrouwen dat die regels correct worden toegepast. |
(5) |
In artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna het „EVRM”) en in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna „het Handvest”) is het recht op een eerlijk proces vastgelegd. Artikel 48, lid 2, van het Handvest garandeert de eerbiediging van de rechten van verdediging. Deze richtlijn eerbiedigt deze rechten en moet dienovereenkomstig worden uitgevoerd. |
(6) |
Hoewel al de lidstaten partij zijn bij het EVRM, heeft de ervaring geleerd dat dit gegeven alleen niet altijd zorgt voor voldoende vertrouwen in de strafrechtstelsels van andere lidstaten. |
(7) |
Voor een versterking van het wederzijdse vertrouwen is een consistentere toepassing van de in artikel 6 van het recht EVRM vastgelegde rechten en waarborgen nodig. Middels deze richtlijn en andere maatregelen, is evenzeer een verdere ontwikkeling nodig binnen de Unie van de in het EVRM en in het Handvest vastgelegde minimumnormen. |
(8) |
Artikel 82, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voorziet in de vaststelling van minimumvoorschriften die in de lidstaten van toepassing zijn, ter bevordering van wederzijdse erkenning van vonnissen en rechterlijke beslissingen en van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken met een grensoverschrijdende dimensie. Artikel 82, lid 2, tweede alinea, onder b), verwijst naar „de rechten van personen in de strafvordering” als een van de gebieden waarop minimumvoorschriften kunnen worden vastgesteld. |
(9) |
Gemeenschappelijke minimumvoorschriften moeten leiden tot meer vertrouwen in de strafrechtstelsels van alle lidstaten, dat op zijn beurt zou moeten leiden tot efficiëntere justitiële samenwerking in een klimaat van wederzijds vertrouwen. Dergelijke gemeenschappelijke minimumvoorschriften moeten worden vastgesteld op het gebied van vertolking en vertaling in strafprocedures. |
(10) |
Op 30 november 2009 keurde de Raad een resolutie over een routekaart ter versterking van de procedurele rechten van verdachten en beklaagden in strafprocedures (4) goed. In de routekaart, waarin een stapsgewijze benadering wordt voorgestaan, werd opgeroepen tot de vaststelling van maatregelen met betrekking tot het recht op vertaling en vertolking (maatregel A), het recht op informatie over de rechten en informatie over de beschuldiging (maatregel B), het recht op juridisch advies en rechtsbijstand (maatregel C) en het recht op communicatie met familie, werkgever en consulaire autoriteiten (maatregel D) en met betrekking tot bijzondere waarborgen voor kwetsbare verdachten of beklaagden (maatregel E). |
(11) |
In het programma van Stockholm, dat werd goedgekeurd op 10 december 2009, verklaarde de Europese Raad zich ingenomen met de routekaart en maakte hij deze tot onderdeel van het programma van Stockholm (punt 2.4). De Europese Raad onderstreepte het feit dat de routekaart niet uitputtend is, door de Commissie uit te nodigen te onderzoeken welke minimale procedurele rechten verdachten en beklaagden verder kunnen worden toegekend, en te beoordelen of andere vraagstukken, bijvoorbeeld het vermoeden van onschuld, dienen te worden aangepakt om op dit gebied tot een betere samenwerking te komen. |
(12) |
Deze richtlijn heeft betrekking op maatregel A van de routekaart. Er worden gemeenschappelijke minimumregels in vastgesteld die op het gebied van vertolking en vertaling in strafprocedures moeten gelden, om het wederzijdse vertrouwen tussen de lidstaten te vergroten. |
(13) |
In deze richtlijn wordt geput uit het voorstel van de Commissie voor een kaderbesluit van de Raad betreffende het recht op tolk- en vertaaldiensten in strafprocedures van 8 juli 2009, en het voorstel van de Commissie voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het recht op tolk- en vertaaldiensten in strafprocedures van 9 maart 2010. |
(14) |
Het recht op vertolking en vertaling ten behoeve van personen die de taal van de procedure niet spreken of verstaan, is vastgelegd in artikel 6 van het EVRM, zoals uitgelegd in de rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens. De bepalingen van deze richtlijn vergemakkelijken de toepassing van dit recht in de praktijk. Te dien einde strekt deze richtlijn ertoe het recht van een beklaagde of verdachte op vertolking en vertaling in strafprocedures te garanderen, met het oog op het verzekeren van zijn recht op een eerlijk proces. |
(15) |
De rechten waarin in deze richtlijn is voorzien, moeten tevens gelden, als noodzakelijke begeleidende maatregelen, voor de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel (5) binnen de bij deze richtlijn gestelde grenzen. De lidstaten van tenuitvoerlegging dienen vertolking en vertaling te verstrekken ten behoeve van de gezochte persoon die de taal van de procedure niet spreekt of verstaat, en de kosten daarvoor te dragen. |
(16) |
In sommige lidstaten is een andere autoriteit dan een in strafzaken bevoegde rechtbank bevoegd tot het opleggen van sancties met betrekking tot relatief lichte strafbare feiten. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn met betrekking tot verkeersovertredingen die op grote schaal worden begaan en die kunnen worden vastgesteld naar aanleiding van een verkeerscontrole. In dergelijke situaties zou het onredelijk zijn de bevoegde autoriteit te verplichten alle rechten te waarborgen waarin deze richtlijn voorziet. Als de wet van een lidstaat erin voorziet dat voor lichte strafbare feiten een sanctie worden opgelegd door een dergelijke autoriteit, en tegen het opleggen van deze sanctie beroep bij een in strafzaken bevoegde rechtbank kan worden ingesteld, moet deze richtlijn derhalve alleen van toepassing zijn op de procedure die bij deze rechtbank wordt gevoerd naar aanleiding van dit beroep. |
(17) |
Deze richtlijn dient kosteloze en toereikende taalkundige bijstandsverlening te waarborgen, zodat verdachten of beklaagden die de taal van de strafprocedure niet spreken of verstaan, hun recht van verdediging volledig kunnen uitoefenen en het eerlijke verloop van de procedure wordt gewaarborgd. |
(18) |
Vertolking voor de verdachte of beklaagde moet onverwijld worden verstrekt. Er kan echter enige tijd verstrijken voordat vertolking wordt verstrekt, zonder dat dit een schending oplevert van de vereiste dat de vertolking onverwijld moet worden verstrekt, zolang deze termijn redelijk is in de gegeven omstandigheden. |
(19) |
Communicatie tussen de verdachte of beklaagde en zijn raadsman moet worden uitgelegd in overeenstemming met deze richtlijn. De verdachte of beklaagde moet onder meer zijn versie van de feiten aan zijn raadsman kunnen uitleggen, zijn raadsman kunnen wijzen op verklaringen waarmee hij het niet eens is en zijn raadsman kunnen informeren over feiten die tot zijn verdediging zouden moeten worden aangevoerd. |
(20) |
Om de voorbereiding van de verdediging mogelijk te maken, dient communicatie tussen de verdachte of beklaagde en zijn raadsman die rechtstreeks verband houdt met een zitting of ondervraging tijdens de procedure, met de instelling van een beroep of met andere procedurele verzoeken, bijvoorbeeld een verzoek om vrijlating op borgtocht, te worden vertolkt, indien dit nodig is om het eerlijke verloop van de procedure te garanderen. |
(21) |
De lidstaten zorgen ervoor dat er een procedure of mechanisme bestaat om te controleren of de verdachte of beklaagde de taal van de strafprocedure spreekt en verstaat en of hij de bijstand van een tolk nodig heeft. Deze procedure of dit mechanisme houdt in dat de bevoegde autoriteit op welke adequate wijze ook, inclusief door de verdachte of beklaagde te raadplegen, verifieert of deze de taal van de strafprocedure spreekt en verstaat en of hij de bijstand van een tolk nodig heeft. |
(22) |
De vertolking en vertaling die uit hoofde van deze richtlijn wordt verstrekt, dient te geschieden in de moedertaal van de verdachte of beklaagde of in een andere taal die hij spreekt of verstaat, zodat hij zijn recht van verdediging volledig kan uitoefenen en zodat het eerlijke verloop van de procedure wordt gegarandeerd. |
(23) |
De eerbiediging van het recht op vertolking en vertaling waarin deze richtlijn voorziet, mag niet ten koste gaan van andere procedurele waarborgen waarin de nationale wet voorziet. |
(24) |
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat controle kan worden uitgeoefend over de adequaatheid van de verstrekte vertolking en vertaling, wanneer de bevoegde autoriteiten in een gegeven geval gewaarschuwd zijn. |
(25) |
De verdachte of beklaagde of de persoon tegen wie een procedure voor de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel loopt, moet het recht hebben de vaststelling dat er geen vertolking nodig is, aan te vechten, overeenkomstig procedures in het nationale recht. Dit recht houdt niet in dat de lidstaten verplicht zijn te voorzien in een afzonderlijk mechanisme of een afzonderlijke klachtenprocedure om deze vaststelling aan te vechten en het mag geen afbreuk doen aan de tijdslimieten die gelden voor de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel. |
(26) |
Wanneer de kwaliteit van de vertolking onvoldoende wordt geacht om het recht op een eerlijk proces te garanderen, moeten de bevoegde autoriteiten de aangestelde tolk kunnen vervangen. |
(27) |
De zorgplicht ten aanzien van verdachten of beklaagden die in een mogelijk zwakke positie verkeren, met name vanwege enige lichamelijke beperking waardoor hun vermogen om doeltreffend te communiceren is aangetast, ligt ten grondslag aan een eerlijke rechtsbedeling. De vervolgende instantie, de rechtshandhavingsautoriteiten en de gerechtelijke autoriteiten moeten daarom garanderen dat die personen de rechten waarin deze richtlijn voorziet, daadwerkelijk kunnen uitoefenen, bijvoorbeeld door rekening te houden met elke mogelijke kwetsbaarheid waardoor zij de procedure niet goed kunnen volgen en zich niet goed verstaanbaar kunnen maken, en door passende maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat die rechten gewaarborgd worden. |
(28) |
Wanneer voor vertolking op afstand gebruik wordt gemaakt van videoconferenties, moeten de bevoegde autoriteiten gebruik kunnen maken van instrumenten die ontwikkeld worden in het kader van de Europese e-justitie (bijvoorbeeld informatie over rechtbanken met videoconferentieapparatuur of -handboeken). |
(29) |
Deze richtlijn moet in het licht van de in de praktijk opgedane ervaring worden geëvalueerd. Indien nodig moet zij worden gewijzigd om de waarborgen die erin worden vastgelegd, te verbeteren. |
(30) |
Het garanderen van een eerlijk verloop van de procedure vereist dat essentiële processtukken, of ten minste de relevante onderdelen daaruit, ten behoeve van de verdachte of beklaagde vertaald worden overeenkomstig deze richtlijn. Bepaalde stukken moeten in dit opzicht altijd worden beschouwd als essentiële processtukken en moeten bijgevolg worden vertaald, zoals beslissingen tot vrijheidsbeneming, de tenlastelegging of dagvaarding en vonnissen. Het behoort de bevoegde autoriteiten van de lidstaten toe om uit eigen beweging of op verzoek van de verdachte of beklaagde of van diens raadsman te besluiten welke andere processtukken essentieel zijn om het eerlijke verloop van de procedure te waarborgen en bijgevolg eveneens moeten worden vertaald. |
(31) |
De lidstaten moeten de toegang tot nationale gegevensbanken van gerechtsvertalers en -tolken faciliteren, waar deze gegevensbanken bestaan. In verband hiermee moet met name aandacht worden besteed aan de doelstelling toegang te verlenen tot bestaande gegevensbanken via de e-justitie-portaalsite, als gepland in het meerjarenactieplan 2009-2013 voor de Europese e-justitie van 27 november 2008 (6). |
(32) |
Met deze richtlijn moeten minimumvoorschriften worden vastgesteld. De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om de in deze richtlijn vastgestelde rechten uit te breiden, om ook in situaties die niet in deze richtlijn aan bod komen, een hoger beschermingsniveau te bieden. Het beschermingsniveau mag nooit lager zijn dan de normen die zijn opgenomen in het EVRM of het Handvest, zoals uitgelegd in de rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens of het Hof van Justitie van de Europese Unie. |
(33) |
De bepalingen van deze richtlijn die met door het EVRM en door het Handvest gewaarborgde rechten overeenkomen, moeten worden uitgelegd en toegepast in overeenstemming met deze rechten, zoals deze zijn ontwikkeld in de desbetreffende rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens en het Hof van Justitie van de Europese Unie. |
(34) |
Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk het vaststellen van gemeenschappelijke minimumregels, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve, vanwege de omvang en de gevolgen ervan, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. |
(35) |
Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol (nr. 21) betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, hebben deze lidstaten kennis gegeven van hun wens deel te nemen aan de vaststelling en toepassing van deze richtlijn. |
(36) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gehechte Protocol (nr. 22) betreffende de positie van Denemarken, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze richtlijn; deze richtlijn is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing in Denemarken, |
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Voorwerp en werkingssfeer
1. Deze richtlijn legt voorschriften vast met betrekking tot het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures en procedures voor de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel.
2. Het in lid 1 bedoelde recht geldt voor personen, vanaf het ogenblik waarop de bevoegde autoriteiten van een lidstaat hen er door middel van een officiële kennisgeving of anderszins van in kennis stellen dat zij ervan worden verdacht of beschuldigd een strafbaar feit te hebben begaan tot de beëindiging van de procedure, dat wil zeggen, tot de definitieve vaststelling dat zij het strafbare feit al dan niet hebben begaan, met inbegrip van, indien van toepassing, de strafoplegging en de uitkomst in een eventuele beroepsprocedure.
3. Als de wet van een lidstaat erin voorziet dat voor lichte strafbare feiten een sanctie wordt opgelegd door een andere autoriteit dan een in strafzaken bevoegde rechtbank en tegen het opleggen van deze sanctie beroep bij deze rechtbank kan worden ingesteld, is deze richtlijn alleen van toepassing op de procedure voor deze rechtbank als gevolg van dit beroep.
4. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de nationale regelgeving betreffende de aanwezigheid van een raadsman in welke fase van de strafprocedure ook en evenmin aan de nationale regelgeving betreffende het recht van een verdachte of beklaagde om kennis te nemen van processtukken in een strafprocedure.
Artikel 2
Recht op vertolking
1. De lidstaten zorgen ervoor dat een verdachte of beklaagde die de taal van de strafprocedure niet spreekt of verstaat, onverwijld door een tolk wordt bijgestaan tijdens de strafprocedure voor onderzoeks- en gerechtelijke autoriteiten, onder meer tijdens politieverhoren, alle zittingen van het gerecht en alle noodzakelijke tussentijdse zittingen.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat, waar dit nodig is om het eerlijke verloop van de procedure te garanderen, vertolking beschikbaar is voor communicatie tussen de verdachte of beklaagde en zijn raadsman die rechtstreeks verband houdt met een verhoor of zitting tijdens de procedure, met de instelling van een beroep of met andere procedurele verzoeken.
3. Het recht op vertolking uit hoofde van de leden 1 en 2 omvat passende bijstand aan personen met gehoor- of spraakstoornissen.
4. De lidstaten zorgen ervoor dat er een procedure of mechanisme bestaat om te controleren of de verdachte of beklaagde de taal van de strafprocedure spreekt en verstaat en of hij de bijstand van een tolk nodig heeft.
5. De lidstaten zorgen ervoor dat de verdachte of beklaagde, overeenkomstig de procedures in het nationale recht, het recht heeft een besluit aan te vechten waarbij wordt vastgesteld dat er geen vertolking nodig is en, wanneer vertolking is verstrekt, de mogelijkheid heeft om een klacht te formuleren omdat de kwaliteit hiervan onvoldoende is om het eerlijke verloop van de procedure te garanderen.
6. In voorkomend geval kan gebruik worden gemaakt van communicatietechnologie zoals videoconferentie, telefoon of het internet, tenzij de aanwezigheid van de tolk ter plaatse vereist is om het eerlijke verloop van de procedure te waarborgen.
7. In een procedure voor de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel zorgt de lidstaat van tenuitvoerlegging ervoor dat door zijn bevoegde autoriteiten aan personen tegen wie die procedure wordt gevoerd en die de taal van de procedure niet spreken of verstaan, tijdens die procedure vertolking wordt aangeboden overeenkomstig dit artikel.
8. Vertolking die overeenkomstig dit artikel wordt verstrekt, is van voldoende kwaliteit om het eerlijke verloop van de procedure te waarborgen, met name door ervoor te zorgen dat de verdachte of beklaagde geïnformeerd is over de zaak tegen hem en in staat is zijn recht van verdediging uit te oefenen.
Artikel 3
Recht op vertaling van essentiële processtukken
1. De lidstaten zorgen ervoor dat een verdachte of beklaagde die de taal van de strafprocedure niet verstaat, binnen een redelijke termijn een schriftelijke vertaling ontvangt van alle processtukken die essentieel zijn om te garanderen dat hij zijn recht van verdediging kan uitoefenen en om het eerlijke verloop van de procedure te waarborgen.
2. De essentiële processtukken omvatten beslissingen tot vrijheidsbeneming, de tenlastelegging of dagvaarding en vonnissen.
3. De bevoegde autoriteiten besluiten per geval of andere processtukken essentieel zijn. De verdachte of beklaagde of zijn raadsman kan een met redenen omkleed verzoek met deze strekking indienen.
4. Onderdelen van essentiële processtukken die niet relevant zijn om de verdachte of beklaagde in staat te stellen van de zaak tegen hem kennis te laten nemen, hoeven niet te worden vertaald.
5. De lidstaten zorgen ervoor dat de verdachte of beklaagde, overeenkomstig de procedures in het nationale recht, het recht heeft een besluit aan te vechten waarbij wordt vastgesteld dat er geen vertaling van processtukken of onderdelen daarvan nodig is en, wanneer een vertaling is verstrekt, de mogelijkheid om een klacht te formuleren dat de kwaliteit ervan onvoldoende is om het eerlijke verloop van de procedure te garanderen.
6. In procedures voor de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel zorgt de lidstaat van tenuitvoerlegging ervoor dat zijn bevoegde autoriteiten aan eenieder tegen wie die procedure wordt gevoerd en die de taal waarin het Europese aanhoudingsbevel is gesteld of waarin het door de uitvaardigende lidstaat is vertaald niet verstaat, een schriftelijke vertaling van dat stuk verstrekken.
7. Als uitzondering op de in de leden 1, 2, 3 en 6 opgenomen algemene regels kan, in plaats van een schriftelijke vertaling een mondelinge vertaling of mondelinge samenvatting van de essentiële processtukken worden verstrekt, op voorwaarde dat deze mondelinge vertaling of mondelinge samenvatting het eerlijke verloop van de procedure onverlet laat.
8. Van het in dit artikel bedoelde recht op vertaling van processtukken kan alleen afstand worden gedaan, als de verdachte of beklaagde vooraf juridisch advies heeft gekregen of anderszins volledig is geïnformeerd over de gevolgen van deze afstand en als de afstand op ondubbelzinnige wijze en vrijwillig is gedaan.
9. Vertaling die overeenkomstig dit artikel wordt verstrekt, is van voldoende kwaliteit om het eerlijke verloop van de procedure te waarborgen, met name door ervoor te zorgen dat de verdachte of beklaagde geïnformeerd is over de zaak tegen hem en in staat is zijn recht van verdediging uit te oefenen.
Artikel 4
Kosten van de tolk- en vertaaldiensten
De lidstaten nemen de kosten van vertolking en vertaling die uit de toepassing van de artikelen 2 en 3 voortvloeien, voor hun rekening, ongeacht de uitkomst van de procedure.
Artikel 5
Kwaliteit van vertolking en vertaling
1. De lidstaten nemen concrete maatregelen om ervoor te zorgen dat de verstrekte vertolking en vertaling voldoen aan de kwaliteitsvereisten in artikel 2, lid 8, en artikel 3, lid 9.
2. Om adequate vertolking en vertaling en efficiënte toegang hiertoe te bevorderen, streven de lidstaten naar de instelling van een register of registers van onafhankelijke vertalers en tolken die naar behoren zijn gekwalificeerd. Als dit register of deze registers eenmaal zijn ingesteld, krijgen raadslieden en bevoegde autoriteiten er, in voorkomend geval, toegang toe.
3. De lidstaten zorgen ervoor dat tolken en vertalers verplicht worden de vertrouwelijkheid in acht te nemen ten aanzien van overeenkomstig deze richtlijn verstrekte vertolking en vertaling.
Artikel 6
Opleiding
Onverminderd de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en verschillen in gerechtelijke organisatie binnen de Unie, verzoeken de lidstaten degenen die verantwoordelijk zijn voor de opleiding van rechters, aanklagers en justitieel personeel betrokken bij strafprocedures, om bijzondere aandacht te besteden aan de bijzondere kenmerken van communicatie met bijstand van een tolk, teneinde voor efficiënte en doeltreffende communicatie te zorgen.
Artikel 7
Registratie
De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer een verdachte of beklaagde door onderzoeks- of gerechtelijke autoriteiten is ondervraagd of verhoord met bijstand van een tolk overeenkomstig artikel 2, wanneer in de aanwezigheid van deze autoriteiten een mondelinge vertaling of mondelinge samenvatting van essentiële processtukken is verstrekt overeenkomstig artikel 3, lid 7, of wanneer een persoon afstand van het recht op vertaling heeft gedaan overeenkomstig artikel 3, lid 8, hiervan registratie wordt gedaan, volgens de registratieprocedure waarin de wet van de lidstaat in kwestie voorziet.
Artikel 8
Non-regressie
Geen enkele bepaling in deze richtlijn mag worden opgevat als een beperking of afwijking van de rechten en procedurele waarborgen die voortvloeien uit het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, uit het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, uit andere relevante bepalingen van het internationale recht of uit de wetten van de lidstaten die een hoger beschermingsniveau bieden.
Artikel 9
Omzetting
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 27 oktober 2013 aan deze richtlijn te voldoen.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van deze bepalingen mee.
3. Wanneer de lidstaten deze bepalingen vaststellen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
Artikel 10
Verslag
De Commissie dient uiterlijk op 27 oktober 2014 een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad, waarin wordt beoordeeld in hoeverre de lidstaten de nodige maatregelen hebben genomen om aan deze richtlijn te voldoen, indien nodig vergezeld van wetgevingsvoorstellen.
Artikel 11
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 12
Geadresseerden
Deze richtlijn is gericht aan de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.
Gedaan te Straatsburg, 20 oktober 2010.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
J. BUZEK
Voor de Raad
De voorzitter
O. CHASTEL
(1) PB C 69 van 18.3.2010, blz. 1.
(2) Standpunt van het Europees Parlement van 16 juni 2010 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 7 oktober 2010.
(3) PB C 12 van 15.1.2001, blz. 10.
(4) PB C 295 van 4.12.2009, blz. 1.
(5) Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (PB L 190 van 18.7.2002, blz. 1).
(6) PB C 75 van 31.3.2009, blz. 1.
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
26.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 280/8 |
VERORDENING (EU) Nr. 960/2010 VAN DE COMMISSIE
van 25 oktober 2010
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 26 oktober 2010.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 25 oktober 2010.
Voor de Commissie, namens de voorzitter,
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
MA |
78,7 |
MK |
80,0 |
|
XS |
73,2 |
|
ZZ |
77,3 |
|
0707 00 05 |
MK |
87,5 |
TR |
152,9 |
|
ZZ |
120,2 |
|
0709 90 70 |
TR |
143,9 |
ZZ |
143,9 |
|
0805 50 10 |
AR |
88,4 |
BR |
68,9 |
|
CL |
65,0 |
|
TR |
93,2 |
|
UY |
61,0 |
|
ZA |
90,2 |
|
ZZ |
77,8 |
|
0806 10 10 |
BR |
220,8 |
TR |
133,9 |
|
US |
155,2 |
|
ZA |
64,2 |
|
ZZ |
143,5 |
|
0808 10 80 |
AR |
77,3 |
BR |
59,6 |
|
CL |
110,2 |
|
CN |
82,6 |
|
NZ |
101,3 |
|
US |
82,6 |
|
ZA |
94,6 |
|
ZZ |
86,9 |
|
0808 20 50 |
CN |
92,7 |
ZA |
88,6 |
|
ZZ |
90,7 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
BESLUITEN
26.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 280/10 |
BESLUIT 2010/638/GBVB VAN DE RAAD
van 25 oktober 2010
betreffende beperkende maatregelen tegen de Republiek Guinee
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 27 oktober 2009 heeft de Raad Gemeenschappelijk Standpunt 2009/788/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen de Republiek Guinee (1) vastgesteld als reactie op het gewelddadig optreden van de veiligheidstroepen tegen politieke demonstranten in Conakry op 28 september 2009. |
(2) |
Op 22 december 2009 heeft de Raad Besluit 2009/1003/GBVB houdende wijziging van Gemeenschappelijk Standpunt 2009/788/GBVB (2) vastgesteld, waarin aanvullende beperkende maatregelen zijn opgenomen. |
(3) |
Op 29 maart 2010 heeft de Raad Besluit 2010/186/GBVB houdende wijziging van Gemeenschappelijk Standpunt 2009/788/GBVB (3) vastgesteld. |
(4) |
Op basis van een toetsing van Gemeenschappelijk Standpunt 2009/788/GBVB moeten de beperkende maatregelen tot en met 27 oktober 2011 worden verlengd. |
(5) |
De uitvoeringsmaatregelen van de Unie zijn vervat in Verordening (EU) nr. 1284/2009 van de Raad van 22 december 2009 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen ten aanzien van de Republiek Guinee (4), |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De verkoop, levering, overdracht of uitvoer van wapens en alle soorten aanverwant materieel, waaronder wapens en munitie, militaire voertuigen en militaire uitrusting, paramilitaire uitrusting en onderdelen daarvoor, alsmede uitrusting die voor binnenlandse repressie zou kunnen worden gebruikt, aan de Republiek Guinee door onderdanen van de lidstaten of vanaf het grondgebied van de lidstaten - ongeacht of de goederen daar oorspronkelijk vandaan komen - of met gebruik van onder hun vlag varende schepen of hun luchtvaartuigen, is verboden.
2. Er wordt een verbod ingesteld op:
a) |
het direct of indirect verlenen van technische bijstand, bemiddelings- of andere diensten die gerelateerd zijn aan de in lid 1 genoemde voorwerpen, of aan de levering, de fabricage, het onderhoud of het gebruik van die voorwerpen, aan natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen in, of voor gebruik in, de Republiek Guinee; |
b) |
het direct of indirect verstrekken van financieringsmiddelen of financiële bijstand in verband met de in lid 1 genoemde voorwerpen, met inbegrip van met name subsidies, leningen en exportkredietverzekering, voor de verkoop, de levering, de overbrenging of de uitvoer van die voorwerpen, of voor het verlenen van daarmee verband houdende technische bijstand, bemiddelings- of andere diensten, aan personen, entiteiten of lichamen in, of voor gebruik in, de Republiek Guinee; |
c) |
het bewust en opzettelijk deelnemen aan activiteiten die ertoe strekken of die tot gevolg hebben dat de onder (a) of (b) bedoelde verbodsbepalingen worden omzeild. |
Artikel 2
1. Artikel 1 is niet van toepassing op:
a) |
de verkoop, levering, overbrenging of uitvoer van niet-dodelijke militaire uitrusting, alsmede uitrusting die kan worden gebruikt voor binnenlandse repressie, die uitsluitend is bedoeld voor humanitair of beschermend gebruik, of voor programma’s voor institutionele opbouw van de Verenigde Naties (VN) en de Europese Unie, of voor crisisbeheersingsoperaties van de Unie en de VN; |
b) |
de verkoop, levering, overbrenging of uitvoer van andere voertuigen dan gevechtsvoertuigen, die zijn gemaakt van of uitgerust met materiaal dat bescherming biedt tegen kogels en die uitsluitend bestemd zijn voor de bescherming van personeel van de Unie en haar lidstaten in de Republiek Guinee, |
c) |
het verstrekken van technische bijstand, bemiddelings- en andere diensten in verband met dergelijke uitrusting of met dergelijke programma’s en operaties; |
d) |
het verstrekken van financieringsmiddelen en financiële bijstand in verband met dergelijke uitrusting of met dergelijke programma’s en operaties, |
mits deze uitvoer en bijstand van tevoren door de ter zake bevoegde autoriteit zijn goedgekeurd.
2. Artikel 1 is niet van toepassing op beschermende kleding, met inbegrip van kogelvrije vesten en militaire helmen, die door personeel van de VN, personeel van de Unie of haar lidstaten, vertegenwoordigers van de media, medewerkers van humanitaire en ontwikkelingsorganisaties en daarmee verbonden personeel, louter voor persoonlijk gebruik tijdelijk naar de Republiek Guinee worden uitgevoerd.
Artikel 3
1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om binnenkomst op of doorreis via hun grondgebied te beletten van de op de lijst in de bijlage vermelde individuele leden van de nationale raad voor democratie en ontwikkeling (Conseil national pour la démocratie et le développement - CNDD) en met hen geassocieerde personen.
2. Lid 1 houdt niet in dat de lidstaten verplicht zijn hun eigen onderdanen de toegang tot het grondgebied te ontzeggen.
3. Lid 1 laat de gevallen onverlet waarin lidstaten uit hoofde van het internationale recht gebonden zijn, en wel:
a) |
als gastland van een internationale intergouvernementele organisatie; |
b) |
als gastland van een internationale conferentie die is bijeengeroepen door, of plaatsvindt onder auspiciën van de VN; of |
c) |
krachtens een multilaterale overeenkomst die voorrechten en immuniteiten verleent; of |
d) |
krachtens het Concordaat (Verdrag van Lateranen) van 1929, dat werd gesloten tussen de Heilige Stoel (Vaticaanstad) en Italië. |
4. Lid 3 wordt ook geacht van toepassing te zijn op gevallen waarin een lidstaat optreedt als gastland van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE).
5. De Raad wordt naar behoren geïnformeerd over alle gevallen waarin een lidstaat krachtens lid 3 of lid 4 een ontheffing verleent.
6. De lidstaten kunnen vrijstellingen van de krachtens lid 1 opgelegde maatregelen verlenen voor reizen die plaatsvinden op grond van dringende humanitaire noden, of om vergaderingen van intergouvernementele instanties, met inbegrip van door de Unie geïnitieerde vergaderingen, of vergaderingen waarvoor een lidstaat als fungerend voorzitter van de OVSE als gastheer optreedt, bij te wonen wanneer een politieke dialoog wordt gevoerd waarbij de democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat in de Republiek Guinee rechtstreeks worden bevorderd.
7. Een lidstaat die de in lid 6 bedoelde vrijstellingen wil verlenen, brengt zulks schriftelijk ter kennis van de Raad. De vrijstelling wordt geacht te zijn toegestaan, tenzij door één of meer leden van de Raad binnen twee werkdagen na ontvangst van de kennisgeving van de voorgestelde vrijstelling, schriftelijk bezwaar wordt gemaakt bij de Raad. Indien door één of meer leden van de Raad bezwaar wordt gemaakt, kan de Raad met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten de voorgestelde vrijstelling te verlenen.
8. Wanneer een lidstaat krachtens de leden 3, 4, 6 of 7 een machtiging verleent tot binnenkomst op of doorreis via zijn grondgebied van de in de bijlage vermelde personen, dan geldt deze machtiging uitsluitend voor het doel waarvoor ze is verleend en voor de daarbij betrokken personen.
Artikel 4
1. Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan, eigendom zijn van, in bezit zijn van of onder zeggenschap staan van de in de bijlage vermelde individuele leden van de CNDD en de met hen geassocieerde natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen worden bevroren.
2. Er worden geen tegoeden of economische middelen rechtstreeks of onrechtstreeks ter beschikking gesteld aan of ten behoeve van de in de bijlage genoemde natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of lichamen.
3. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen, onder voorwaarden die zij passend achten, toestemming geven voor de vrijgave of de beschikbaarstelling van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, indien zij hebben vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen:
a) |
noodzakelijk zijn voor het dekken van uitgaven voor de basisbehoeften van de in de bijlage genoemde personen en de leden van hun gezin die van hen afhankelijk zijn, zoals betalingen voor voedsel, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of geneeskundige behandelingen, belastingen, verzekeringspremies of openbare voorzieningen; |
b) |
uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en de vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten; |
c) |
uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor het loutere houden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen; of |
d) |
noodzakelijk zijn voor de betaling van buitengewone lasten, mits de bevoegde autoriteit de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie ten minste twee weken voor zij de toestemming geeft, in kennis stelt van de redenen waarom zij meent dat specifieke toestemming moet worden gegeven. |
De lidstaten stellen elkaar en de Commissie in kennis van elke toestemming die overeenkomstig dit lid is verleend.
4. In afwijking van lid 1 kunnen de bevoegde autoriteiten van een lidstaat toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) |
de tegoeden of economische middelen zijn het voorwerp van een gerechtelijk, administratief of arbitraal retentierecht of vonnis dat is vastgesteld vóór de datum waarop de natuurlijke of rechtspersoon, de entiteit of het lichaam, bedoeld in artikel 4, lid 1, op de lijst werd geplaatst; |
b) |
de tegoeden of economische middelen worden uitsluitend aangewend om te voldoen aan vorderingen die door een dergelijk retentierecht zijn gewaarborgd of door een dergelijk vonnis geldig zijn verklaard, overeenkomstig de wet- en regelgeving tot vaststelling van de rechten van de personen die titularis zijn van dergelijke vorderingen; |
c) |
het retentierecht of het vonnis komt niet ten goede aan een natuurlijke of rechtspersoon, entiteit of lichaam genoemd in de bijlage; en |
d) |
de erkenning van het retentierecht of het vonnis is niet in strijd met de openbare orde van de betrokken lidstaat. |
De lidstaten stellen elkaar en de Commissie in kennis van elke toestemming die overeenkomstig dit lid is verleend.
5. Lid 2 is niet van toepassing op de bijboeking op bevroren rekeningen van:
a) |
rente of andere inkomsten op die bevroren rekeningen; of |
b) |
betalingen die verschuldigd zijn krachtens contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of ontstaan vóór de datum waarop Gemeenschappelijk Standpunt 2009/788/GBVB op die rekeningen van toepassing werd, |
mits deze rente, andere inkomsten en betalingen onder lid 1 blijven vallen.
Artikel 5
1. De Raad stelt op voorstel van een lidstaat of van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid de wijzigingen van de lijst in de bijlage vast die op grond van de politieke ontwikkelingen in de Republiek Guinee nodig zijn.
2. De Raad stelt de betrokken persoon in kennis van zijn besluit en van de motivering voor plaatsing op de lijst, hetzij rechtstreeks, indien het adres bekend is, hetzij middels de bekendmaking van een kennisgeving, zodat de betrokken persoon daarover opmerkingen kan indienen.
3. Indien er opmerkingen worden ingediend of substantieel nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, toetst de Raad zijn besluit en brengt hij de betrokken persoon daarvan op de hoogte.
Artikel 6
Om het effect van voornoemde maatregelen zo groot mogelijk te maken, moedigt de Unie derde landen aan soortgelijke beperkende maatregelen als de in dit besluit vervatte te treffen.
Artikel 7
Gemeenschappelijk Standpunt 2009/788/GBVB wordt ingetrokken.
Artikel 8
1. Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.
2. Dit besluit is van toepassing tot en met 27 oktober 2011. Het wordt voortdurend getoetst. Het kan zo nodig worden verlengd of gewijzigd indien de Raad van oordeel is dat de doelstellingen ervan niet zijn verwezenlijkt.
Gedaan te Luxemburg, 25 oktober 2010.
Voor de Raad
De voorzitster
C. ASHTON
(1) PB L 281 van 28.10.2009, blz. 7.
(2) PB L 346 van 23.12.2009, blz. 51.
(3) PB L 83 van 30.3.2010, blz. 23.
(4) PB L 346 van 23.12.2009, blz. 26.
BIJLAGE
Lijst van de in artikel 3 en 4 bedoelde personen
|
Naam (en eventuele aliassen) |
Nadere gegevens (geboortedatum en -plaats, nummer paspoort/identiteitsbewijs, enz. |
Redenen |
1. |
Kapitein Moussa Dadis CAMARA |
Geboortedatum: 1.1.1964 of 29.12.1968 Nummer paspoort: R0001318 |
Voorzitter van de CNDD |
2. |
Kolonel Mathurin BANGOURA |
Geboortedatum: 15.11.1962 Nummer paspoort: R0003491 |
Minister van Telecommunicatie en van Nieuwe Informatietechnologieën |
3. |
Luitenant-kolonel Aboubacar Sidiki (alias Idi Amin) CAMARA |
Geboortedatum: 22.10.1979 Nummer paspoort: R0017873 |
Minister en permanent secretaris van de CNDD (op 26.1.2009 ontslagen uit het leger) |
4. |
Commandant Oumar BALDÉ |
Geboortedatum: 26.12.1964 Nummer paspoort: R0003076 |
Lid van de CNDD |
5. |
Commandant Mamadi (alias Mamady) MARA |
Geboortedatum: 1.1.1954 Nummer paspoort: R0001343 |
Lid van de CNDD |
6. |
Commandant Almamy CAMARA |
Geboortedatum: 17.10.1975 Nummer paspoort: R0023013 |
Lid van de CNDD |
7. |
Luitenant-kolonel Mamadou Bhoye DIALLO |
Geboortedatum: 1.1.1956 Nummer paspoort: R0001855 |
Lid van de CNDD |
8. |
Kapitein Koulako BÉAVOGUI |
|
Lid van de CNDD |
9. |
Luitenant-kolonel (bij de politie) Kandia (alias Kandja) MARA |
Nummer paspoort: R0178636 |
Lid van de CNDD regionaal directeur veiligheid van Labé |
10. |
Kolonel Sékou MARA |
Geboortedatum: 1957 |
Lid van de CNDD Adjunct-directeur van de nationale politie |
11. |
Dhr. Morciré CAMARA |
Geboortedatum: 1.1.1949 Nummer paspoort: R0003216 |
Lid van de CNDD |
12. |
Dhr. Alpha Yaya DIALLO |
|
Lid van de CNDD Nationaal directeur van de Douane |
13. |
Kolonel Mamadou Korka DIALLO |
Geboortedatum: 19.2.1962 |
Minister van Handel, Industrie en van het MKB |
14. |
Kolonel Fodeba TOURÉ |
Geboortedatum: 7.6.1961 Nummer paspoort: R0003417 /R0002132 |
Gouverneur van Kindia (voormalig minister van Jeugdzaken, ontslagen als minister op 7.5.2009) |
15. |
Commandant Cheick Sékou (alias Ahmed) Tidiane CAMARA |
Geboortedatum: 12.5.1966 |
Lid van de CNDD |
16. |
Kolonel Sékou (alias Sékouba) SAKO |
|
Lid van de CNDD |
17. |
Luitenant Jean-Claude PIVI (alias Coplan) |
Geboortedatum: 1.1.1960 |
Lid van de CNDD Minister voor de Beveiliging van de President |
18. |
Kapitein Saa Alphonse TOURÉ |
Geboortedatum: 3.6.1970 |
Lid van de CNDD |
19. |
Kolonel Moussa KEITA |
Geboortedatum: 1.1.1966 |
Lid van de CNDD Minister, permanent secretaris van de CNDD, belast met de betrekkingen met de instellingen van de Republiek |
20. |
Luitenant-kolonel Aïdor (alias Aëdor) BAH |
|
Lid van de CNDD |
21. |
Majoor Bamou LAMA |
|
Lid van de CNDD |
22. |
Mohamed Lamine KABA |
|
Lid van de CNDD |
23. |
Kapitein Daman (alias Dama) CONDÉ |
|
Lid van de CNDD |
24. |
Commandant Aboubacar Amadou DOUMBOUYA |
|
Lid van de CNDD |
25. |
Commandant Moussa Tiégboro CAMARA |
Geboortedatum: 1.1.1968 Nummer paspoort: 7190 |
Lid van de CNDD Minister, vallend onder de president, belast met de speciale diensten ter bestrijding van drugshandel en georganiseerde criminaliteit |
26. |
Kapitein Issa CAMARA |
Geboortedatum: 1954 |
Lid van de CNDD Gouverneur van Mamou |
27. |
Kolonel Dr. Abdoulaye Chérif DIABY |
Geboortedatum: 26.2.1957 Nummer paspoort: 13683 |
Lid van de CNDD Minister van Volksgezondheid en Volkshygiëne |
28. |
Dhr. Mamady CONDÉ |
Geboortedatum: 28.11.1952 Nummer paspoort: R0003212 |
Lid van de CNDD |
29. |
Onderluitenant Cheikh Ahmed TOURÉ |
|
Lid van de CNDD |
30. |
Luitenant-kolonel Aboubacar Biro CONDÉ |
Geboortedatum: 15.10.1962 Nummer paspoort: 2443/R0004700 |
Lid van de CNDD |
31. |
Dhr. Bouna KEITA |
|
Lid van de CNDD |
32. |
Dhr. Idrissa CHERIF |
Geboortedatum: 13.11.1967 Nummer paspoort: R0105758 |
Minister van Communicatie, vallend onder de president en de minister van Defensie |
33. |
Dhr. Mamoudou (alias Mamadou) CONDÉ |
Geboortedatum: 9.12.1960 Nummer paspoort: R0020803 |
Staatssecretaris, belast met strategische aangelegenheden en duurzame ontwikkeling |
34. |
Luitenant Aboubacar Chérif (alias Toumba) DIAKITÉ |
|
Adjudant van de president |
35. |
Dhr. Ibrahima Khalil DIAWARA |
Geboortedatum: 1.1.1976 Nummer paspoort: R0000968 |
Speciaal adviseur van Aboubacar Chérif „Toumba” Diakité |
36. |
Onderluitenant Marcel KOIVOGUI |
|
Adjunct van Aboubacar Chérif „Toumba” Diakité |
37. |
Dhr. Papa Koly KOUROUMA |
Geboortedatum: 3.11.1962 Nummer paspoort: R11914/R001534 |
minister van Milieubeheer en Duurzame Ontwikkeling |
38. |
Commandant Nouhou THIAM |
Geboortedatum: 1960 Nummer paspoort: 5180 |
Inspecteur-generaal van de krijgsmacht woordvoerder van de CNDD |
39. |
Kapitein van politie Théodore (alias Siba) KOUROUMA |
Geboortedatum: 13.5.1971 Nummer dienstpaspoort: R0001204 |
Toegevoegd aan het kabinet van de president |
40. |
Kapitein Mamadou SANDÉ |
Geboortedatum: 12.12.1969 Nummer paspoort: R0003465 |
Minister, vallend onder de president, belast met economie en financiën |
41. |
Dhr. Alhassane (alias Al-Hassane) Siba ONIPOGUI |
Geboortedatum: 31.12.1961 Nummer paspoort: 5938/R00003488 |
Minister, vallend onder de President, belast met de staatscontrole |
42. |
Dhr. Joseph KANDUNO |
|
Minster, belast met audits, transparantie en goed bestuur |
43. |
Dhr. Fodéba (alias Isto) KÉIRA |
Geboortedatum: 4.6.1961 Nummer paspoort: R0001767 |
Minister van Jeugdzaken, Sport en Bevordering van de werkgelegenheid voor jongeren |
44. |
Kolonel Siba LOHALAMOU |
Geboortedatum: 1.8.1962 Nummer paspoort: R0001376 |
Minister van Justitie, (Garde des Sceaux) |
45. |
Dr. Frédéric KOLIÉ |
Geboortedatum: 1.1.1960 Nummer paspoort: R0001714 |
Minister van Grondgebiedbeheer en Politieke Zaken |
46. |
Dhr. Alexandre Cécé LOUA |
Geboortedatum: 1.1.1956 Nummer paspoort: R0001757/ diplomatiek paspoort: R0000027 |
Minister van Buitenlandse Zaken en Guinese onderdanen in het buitenland |
47. |
Dhr. Mamadou (alias Mahmoud) THIAM |
Geboortedatum: 4.10.1968 Nummer paspoort: R0001758 |
Minister van mijnbouw en Energie |
48. |
Dhr. Boubacar BARRY |
Geboortedatum: 28.5.1964 Nummer paspoort: R0003408 |
Minister van Staat, vallend onder de President, belast met Openbare Werken, Ruimtelijke Ordening en Openbare gebouwen |
49. |
Dhr. Demba FADIGA |
Geboortedatum: 1.1.1952 Nummer verblijfskaart FR365845/365857 |
Lid van de CNDD Speciaal Ambassadeur en gevolmachtigde, belast met de betrekkingen tussen de CNDD en de regering |
50. |
Dhr. Mohamed DIOP |
Geboortedatum: 1.1.1963 Nummer paspoort: R0001798 |
Lid van de CNDD Gouverneur van Conakry |
51. |
Sergeant Mohamed (alias Tigre) CAMARA |
|
Lid van de veiligheidstroepen van de presidentiële garde „Koundara” |
52. |
Dhr. Habib HANN |
Geboortedatum: 15.12.1950 Nummer paspoort: 341442 |
Comité audit en bewaking van de strategische sectoren van de staat |
53. |
Dhr. Ousmane KABA |
|
Comité audit en bewaking van de strategische sectoren van de staat |
54. |
Dhr. Alfred MATHOS |
|
Comité audit en bewaking van de strategische sectoren van de staat |
55. |
Kapitein Mandiou DIOUBATÉ |
Geboortedatum: 1.1.1960 Nummer paspoort: R0003622 |
Directeur persbureau van de president Woordvoerder van de CNDD |
56. |
Dhr. Cheik Sydia DIABATÉ |
Geboortedatum: 23.4.1968 Nummer paspoort: R0004490 |
Lid van de strijdkrachten Directeur van de dienst inlichtingen en opsporingen van het ministerie van Defensie |
57. |
Dhr. Ibrahima Ahmed BARRY |
Geboortedatum: 11.11.1961 Nummer paspoort: R0048243 |
Directeur-generaal van de radio- en televisieomroep van Guinee |
58. |
Dhr. Alhassane BARRY |
Geboortedatum: 15.11.1962 Nummer paspoort: R0003484 |
Gouverneur van de Centrale Bank |
59. |
Dhr. Roda Namatala FAWAZ |
Geboortedatum: 6.7.1947 Nummer paspoort: R0001977 |
Zakenman, verbonden aan de CNDD, heeft de CNDD financieel gesteund |
60. |
Dhr. Dioulde DIALLO |
|
Zakenman, verbonden aan de CNDD, heeft de CNDD financieel gesteund |
61. |
Dhr. Kerfalla CAMARA KPC |
|
Algemeen directeur van Guicopress Zakenman, verbonden aan de CNDD, heeft de CNDD financieel gesteund |
62. |
Dr. Moustapha ZABATT |
Geboortedatum: 6.2.1965 |
Arts en persoonlijk adviseur van de president |
63. |
Dhr. Aly MANET |
|
Beweging „Dadis Doit Rester” |
64. |
Dhr. Louis M’bemba SOUMAH |
|
Minister van Arbeid, Administratieve hervorming en Openbaar ambt |
65. |
Dhr. Cheik Fantamady CONDÉ |
|
Minister van Informatie en Cultuur |
66. |
Dhr. Boureima CONDÉ |
|
Minister van Landbouw en Veehouderij |
67. |
Mevr. Mariame SYLLA |
|
Minister van Decentralisatie en Plaatselijk bestuur |
26.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 280/18 |
BESLUIT 2010/639/GBVB VAN DE RAAD
van 25 oktober 2010
betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde functionarissen van Belarus
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 10 april 2006 Gemeenschappelijk Standpunt 2006/276/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde functionarissen van Belarus vastgesteld (1). |
(2) |
Bij Gemeenschappelijk Standpunt 2009/314/GBVB van 6 april 2009 houdende wijziging van Gemeenschappelijk Standpunt 2006/276/GBVB (2) zijn deze beperkende maatregelen verlengd tot en met 15 maart 2010. De aan bepaalde leidende figuren in Belarus opgelegde reisbeperkingen werden echter opgeschort tot en met 15 december 2009, met uitzondering van de beperkingen die waren opgelegd aan degenen die betrokken waren bij de verdwijningen in 1999 en 2000, en aan de voorzitter van de centrale verkiezingscommissie. |
(3) |
Op 15 december 2009 heeft de Raad Besluit 2009/969/GBVB (3) vastgesteld, waarbij hij zowel de beperkende maatregelen als de opschorting verlengd heeft tot en met 31 oktober 2010. |
(4) |
Na heroverweging van Gemeenschappelijk Standpunt 2006/276/GBVB dienen de beperkende maatregelen verlengd te worden tot en met 31 oktober 2011, terwijl de opschorting van de reisbeperkingen eveneens met dezelfde periode dient te worden verlengd. |
(5) |
De uitvoeringsmaatregelen van de Unie staan in Verordening (EG) nr. 765/2006 van de Raad van 18 mei 2006 betreffende beperkende maatregelen tegen president Loekasjenko en bepaalde functionarissen van Belarus (4), |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de binnenkomst op of doorreis via hun grondgebied te beletten van personen die:
a) |
verantwoordelijk zijn voor, maar hebben nagelaten een aanvang te maken met, het onafhankelijk onderzoek en de vervolging van de vermoedelijke misdaden en degenen die in het Pourgourides-verslag worden aangemerkt als centrale figuren in de verdwijning van vier algemeen bekende personen in Belarus in 1999/2000 en bij de daaropvolgende doofpotoperatie, gezien hun klaarblijkelijke tegenwerking van het gerecht; de lijst van deze personen staat in bijlage I; |
b) |
verantwoordelijk zijn voor het frauduleuze verloop van de verkiezingen en het referendum op 17 oktober 2004 in Belarus, alsook van de personen die verantwoordelijk zijn voor de ernstige mensenrechtenschendingen tijdens de onderdrukking van een vreedzame betoging in de nasleep van de verkiezingen en het referendum in Belarus; de lijst van deze personen staat in bijlage II; |
c) |
verantwoordelijk zijn voor de schendingen van de internationale verkiezingsnormen bij de presidentsverkiezingen in Belarus op 19 maart 2006, en voor het hardhandig optreden tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie; de lijst van deze personen staat in bijlage III. |
2. Lid 1 houdt niet in dat de lidstaten verplicht zijn de binnenkomst op hun grondgebied van eigen onderdanen te beletten.
3. Lid 1 laat de gevallen onverlet waarin lidstaten uit hoofde van het internationale recht gebonden zijn, en wel:
i) |
als gastland van een internationale intergouvernementele organisatie; |
ii) |
als gastland van een internationale conferentie die is bijeengeroepen door of plaatsvindt onder auspiciën van de Verenigde Naties; |
iii) |
krachtens een multilaterale overeenkomst die voorrechten en immuniteiten verleent; of |
iv) |
krachtens het Concordaat (Verdrag van Lateranen) van 1929 tussen de Heilige Stoel (Vaticaanstad) en Italië. |
4. Lid 3 wordt ook geacht van toepassing te zijn op gevallen waarin een lidstaat optreedt als gastland van de Organisatie voor veiligheid en samenwerking in Europa (OVSE).
5. De Raad wordt naar behoren geïnformeerd in elk van de gevallen waarin een lidstaat krachtens lid 3 of lid 4 een vrijstelling verleent.
6. De lidstaten kunnen vrijstellingen van de krachtens lid 1 opgelegde maatregelen verlenen voor reizen die plaatsvinden op grond van dringende humanitaire noden, of om vergaderingen van intergouvernementele instanties, met inbegrip van door de Unie geïnitieerde vergaderingen, of vergaderingen waarvoor een lidstaat als fungerend voorzitter van de OVSE als gastheer optreedt, bij te wonen wanneer een politieke dialoog wordt gevoerd waarbij de democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat in Belarus rechtstreeks worden bevorderd.
7. Een lidstaat die de in lid 6 bedoelde vrijstellingen wil verlenen, brengt zulks schriftelijk ter kennis van de Raad. De vrijstelling wordt geacht te zijn toegestaan tenzij één of meer leden van de Raad binnen twee werkdagen na ontvangst van de kennisgeving van de voorgestelde vrijstelling schriftelijk bezwaar maken bij de Raad. Indien één of meer leden van de Raad bezwaar maken, kan de Raad met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten de voorgestelde vrijstelling te verlenen.
8. Wanneer een lidstaat krachtens de leden 3, 4, 6 en 7 een machtiging verleent tot binnenkomst op of doorreis via zijn grondgebied van de in de bijlagen I, II en III vermelde personen, dan geldt deze machtiging uitsluitend voor het doel waarvoor ze is verleend en voor de daarbij betrokken personen.
Artikel 2
1. Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan, eigendom zijn, in het bezit zijn van of gecontroleerd worden door de in bijlage IV vermelde personen, die verantwoordelijk zijn voor de schendingen van de internationale verkiezingsnormen bij de presidentsverkiezingen in Belarus op 19 maart 2006 en voor het hardhandig optreden tegen het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie, en natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten of instanties die met hen zijn geassocieerd, worden bevroren.
2. Aan of ten behoeve van de in bijlage IV genoemde personen mogen geen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking worden gesteld.
Artikel 3
1. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen, onder voorwaarden die zij passend achten, toestemming geven voor de vrijgave of de beschikbaarstelling van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, indien zij hebben vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen:
a) |
nodig zijn ter dekking van de basisbehoeften van de in bijlage IV genoemde personen en de familieleden die van hen afhankelijk zijn, zoals voedsel, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of geneeskundige behandelingen, belastingen, verzekeringspremies of openbare nutsvoorzieningen; |
b) |
uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en de vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten; |
c) |
uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor alleen het houden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen; |
d) |
nodig zijn voor buitengewone uitgaven, mits de bevoegde autoriteit de overige bevoegde autoriteiten en de Commissie ten minste twee weken op voorhand in kennis stelt van de gronden waarop volgens haar een specifieke toestemming moet worden verleend. |
De lidstaten stellen de overige lidstaten en de Commissie op de hoogte van alle krachtens dit artikel verleende vergunningen.
2. Artikel 2, lid 2, is niet van toepassing op de bijboeking op bevroren rekeningen van:
a) |
rente of andere inkomsten uit deze rekeningen; of |
b) |
betalingen die verschuldigd zijn krachtens contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of ontstaan vóór de datum waarop Gemeenschappelijk Standpunt 2006/276/GBVB op deze rekeningen van toepassing werd, |
mits ten aanzien van deze rente, andere inkomsten en betalingen steeds aan artikel 2, lid 1, van dit besluit wordt voldaan.
Artikel 4
1. De Raad stelt, op voorstel van een lidstaat of de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de wijzigingen vast die eventueel als gevolg van de politieke ontwikkelingen in Belarus in de lijsten in de bijlagen I, II, III en IV moeten worden aangebracht.
2. De Raad stelt de betrokken persoon in kennis van zijn besluit en van de motivering voor plaatsing op de lijst, hetzij rechtstreeks, indien het adres bekend is, hetzij middels de bekendmaking van een aankondiging, zodat de betrokken persoon daarover opmerkingen kan indienen.
3. Indien er opmerkingen worden ingediend of substantieel nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, toetst de Raad zijn besluit en brengt hij de betrokken persoon daarvan op de hoogte.
Artikel 5
Om het effect van voornoemde maatregelen zo groot mogelijk te maken, moedigt de Unie derde landen aan soortgelijke beperkende maatregelen als de in dit besluit genoemde te treffen.
Artikel 6
Gemeenschappelijk Standpunt 2006/276/GBVB wordt ingetrokken.
Artikel 7
1. Dit besluit wordt van kracht op de dag waarop het wordt vastgesteld.
2. Dit besluit is van toepassing tot en met 31 oktober 2011. Het wordt voortdurend getoetst. Het wordt zo nodig verlengd of gewijzigd indien de Raad van oordeel is dat de doelstellingen ervan niet zijn verwezenlijkt.
3. De in artikel 1, lid 1, onder b), bedoelde maatregelen, in zoverre als ze van toepassing zijn op de heer Joeri Nikolajevitsj PODOBED, worden, evenals de in artikel 1, lid 1, onder c), bedoelde maatregelen opgeschort tot en met 31 oktober 2011.
Gedaan te Luxemburg, 25 oktober 2010.
Voor de Raad
De voorzitster
C. ASHTON
(1) PB L 101 van 11.4.2006, blz. 5.
(2) PB L 93 van 7.4.2009, blz. 21.
(3) PB L 332 van 17.12.2009, blz. 76.
(4) PB L 134 van 20.5.2006, blz. 1.
BIJLAGE I
Personen als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder a)
1. |
SIVAKOV, JOERI (JOERIJ) Leonidovitsj, voormalig minister van Toerisme en Sport van Belarus, geboren op 5 augustus 1946 in de regio Sachalin, voormalige Russische Socialistische Federatieve Sovjetrepubliek. |
2. |
SJEJMAN (SJEIMAN), VIKTOR Vladimirovitsj, staatssecretaris van de veiligheidsraad van Belarus, geboren op 26 mei 1958 in de regio Grodno. |
3. |
PAVLITSJENKO (PAVLIOETSJENKO), DMITRI (Dmitry) Valerijevitsj, hoofd van de speciale reactiegroep bij het ministerie van Binnenlandse Zaken van Belarus, geboren in 1966 te Vitebsk. |
4. |
NAOEMOV, VLADIMIR Vladimirovitsj, minister van Binnenlandse Zaken, geboren in 1956. |
BIJLAGE II
Personen als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b)
1. |
Lidia Mihajlovna JERMOSJINA, voorzitter van de centrale verkiezingscommissie van Belarus, geboren op 29 januari 1953 te Sloetsk (regio Minsk). |
2. |
Joeri Nikolajevitsj PODOBED, luitenant-kolonel van de speciale politie-eenheid (OMON), ministerie van Binnenlandse Zaken, geboren op 5 maart 1962 te Sloetsk (regio Minsk). |
BIJLAGE III
Personen als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder c)
Naam (Nederlandse spelling) |
Naam (Belarussische spelling) |
Naam (Russische spelling) |
Geboortedatum |
Geboorteplaats |
Adres |
Paspoortnummer |
Functie |
Loekasjenko Aleksandr Grigorjevitsj (Loekasjenka Aljaksandr Rygoravitsj) |
Лукашенка Аляксандр Рыгоравiч |
ЛУКАШЕНКО Александр Григорьевич |
30.8.1954 |
Kopys, district Vitebsk |
|
|
President |
Njevyglas Gennadi Nikolajevitsj (Njevyglas Genadz Mikalajevitsj) |
Невыглас Генадзь Мiкалаевiч |
НЕВЫГЛАС Геннадий Николаевич |
11.2.1954 |
Parachonsk, district Pinsk |
|
|
Hoofd van het kabinet van de President |
Petkevitsj Natalija Vladimirovna (Pjatkevitsj Natallja Uladzimirauna) |
Пяткевiч Наталля Уладзiмiраўна |
ПЕТКЕВИЧ Наталья Владимировна |
24.10.1972 |
Minsk |
|
|
Adjunct-hoofd van het kabinet van de President |
Roebinov Anatoli Nikolajevitsj (Roebinau Anatol Mikalajevitsj) |
Рубiнаў Анатоль Мiкалаевiч |
РУБИНОВ Анатолий Николаевич |
15.4.1939 |
Mogilev |
|
|
Adjunct-hoofd belast met media en ideologie, kabinet van de President |
Proljeskovski Oleg Vitoldovitsj (Praljaskouski Aleg Vitoldavitsj) |
Праляскоўскi Алег Вiтольдавiч |
ПРОЛЕСКОВСКИЙ Олег Витольдович |
1.10.1963 |
Zagorsk (Rusland, thans Sergijev Posad) |
|
|
Medewerker en hoofd van het hoofddepartement ideologie, kabinet van de President |
Radkov Aleksandr Michailovitsj (Radzkou Aljaksandr Michailavitsj) |
Радзькоў Аляксандр Мiхайлавiч |
РАДЬКОВ Александр Михайлович |
1.7.1951 |
Votnja, district Bychov, oblast Mogilev Вотня Быховского района Могилевской области |
|
|
Minister van Onderwijs |
Roesakevitsj Vladimir Vasiljevitsj (Roesakevitsj Uladzimir Vasiljevitsj) |
Русакевiч Уладзiмiр Васiльевiч |
РУСАКЕВИЧ Владимир Васильевич |
13.9.1947 |
Vygonosjtsji, oblast Brest Выгонощи, Брестская область |
|
|
Minister van Voorlichting |
Golovanov Viktor Grigorevitsj (Galavanau Viktar Rygoravitsj) |
Галаванаў Вiктар Рыгоравiч |
ГОЛОВАНОВ Виктор Григорьевич |
1952 |
Borisov |
|
|
Minister van Justitie |
Zimowski Aleksandr Leonidovitsj (Zimouski Aljaksandr Lieanidavich) |
Зiмоўскi Аляксандр Леанiдавiч |
ЗИМОВСКИЙ Александр Леонидович |
10.1.1961 |
Duitsland |
|
|
Lid van de Eerste Kamer van het Parlement; hoofd van het staatsbedrijf voor radio en televisie |
Konopljev Vladimir Nikolajevitsj (Kanapljou Uladzimir Mikalajevitsj) |
Канаплёў Уладзiмiр Мiкалаевiч |
КОНОПЛЕВ Владимир Николаевич |
3.1.1954 |
Akoelintsy, district Mogilev Акулинцы Могилевского района |
|
|
Voorzitter van de Tweede Kamer van het Parlement |
Tsjerginjets Nikolaj Ivanovitsj (Tsjarginjets Mikalaj Ivanavitsj) |
Чаргiнец Мiкалай Iванавiч |
ЧЕРГИНЕЦ Николай Иванович |
17.10.1937 |
Minsk |
|
|
Voorzitter van de Commissie buitenlandse zaken van de Eerste Kamer |
Kostjan Sergej Ivanovitsj (Kastsian Siargej Ivanavitsj) |
Касцян Сяргей Iванавiч |
КОСТЯН Сергей Иванович |
15.1.1941 |
Oesochi, district Klitsjov, oblast Mogilev Усохи Кличевского района Могилевской области |
|
|
Voorzitter van de Commissie buitenlandse zaken van de Tweede Kamer |
Orda Michail Sergejevitsj (Orda Michail Siargejevitsj) |
Орда Мiхаiл Сяргеевiч |
ОРДА Михаил Сергеевич |
28.9.1966 |
Djatlovo, district Grodno, Дятлово Гродненской области |
|
|
Lid van de Eerste Kamer, leider van de BRSM (Republikeinse Unie van de Belarussische Jeugd) |
Lozovik Nikolaj Ivanovitsj (Lazavik Mikalaj Ivanavitsj) |
Лазавiк Мiкалай Iванавiч |
ЛОЗОВИК Николай Иванович |
18.1.1951 |
Nevinjany, district Vilejka, oblast Minsk, Невиняны Вилейского р-на Минской обл |
|
|
Afgevaardigde van de centrale verkiezingscommissie |
Miklasjevitsj Pjotr Petrovitsj (Miklasjevitsj Pjotr Pjatrovitsj) |
Мiклашэвiч Пётр Пятровiч |
МИКЛАШЕВИЧ Петр Петрович |
1954 |
Kosoeta, oblast Minsk, Косута Минской области |
|
|
Procureur-generaal |
Slizjevski Oleg Leonidovitsj (Slizjeuski Aleg Leanidavitsj) |
Слiжэўскi Алег Леанiдавiч |
СЛИЖЕВСКИЙ Олег Леонидович |
|
|
|
|
Hoofd van de afdeling sociale organisaties, sociale partners en NGO's, ministerie van Justitie |
Chariton Aleksandr (Charyton Aljaksandr) |
Харытон Аляксандр |
ХАРИТОН Александр |
|
|
|
|
Adviseur van de afdeling sociale organisaties, sociale partners en NGO's, ministerie van Justitie |
Smirnov Jevgeni Aleksandrovitsj (Smirnou Jaugen Aljaksandravitsj) |
Смiрноў Яўген Аляксандравiч |
CМИРНОВ Евгений Александрович |
15.3.1949 |
district Rjazan, Rusland |
|
|
Eerste vice-voorzitter van het Economisch Hof |
Reoetskaja Nadezjda Zalovna (Ravutskaja Nadzeja Zalauna) |
Равуцкая Надзея Залаўна |
РЕУТСКАЯ Надежда Заловна |
|
|
|
|
Rechter in het district Moskou van Minsk |
Troebnikov Nikolaj Aleksejevitsj (Troebnikau Mikalaj Aljaksejevitsj) |
Трубнiкаў Мiкалай Аляксеевiч |
ТРУБНИКОВ Николай Алексеевич |
|
|
|
|
Rechter in het district Partizanski van Minsk |
Koeprijanov Nikolaj Michailovitsj (Koepryjanau Mikalaj Michailavitsj) |
Купрыянаў Мiкалай Мiхайлавiч |
КУПРИЯНОВ Николай Михайлович |
|
|
|
|
Adjunct-procureur-generaal |
Soechorenko Stepan Nikolajevitsj (Sucharenka Stsiapan Mikalajevitsj) |
Сухарэнка Сцяпан Мiкалаевiч |
СУХОРЕНКО Степан Николаевич |
27.1.1957 |
Zdoeditsji, district Svetlogorsk, oblast Gomel Здудичи Светлогорского района Гомельской области |
|
|
Voorzitter van de KGB |
Dementej Vasili Ivanovitsj (Dzemjantsiej Vasil Ivanavitsj) |
Дземянцей Васiль Iванавiч |
ДЕМЕНТЕЙ Василий Иванович |
|
|
|
|
Eerste vice-voorzitter, KGB |
Kozik Leonid Petrovitsj (Kozik Leanid Pjatrovitsj) |
Козiк Леанiд Пятровiч |
КОЗИК Леонид Петрович |
13.7.1948 |
Borisov |
|
|
Hoofd van de federatie van vakbonden |
Koljeda Aleksandr Michailovitsj (Kaljada Aljaksandr Michailavitsj) |
Каляда Аляксандр Мiхайлавiч |
КОЛЕДА Александр Михайлович |
|
|
|
|
Voorzitter van de verkiezingscommissie van het district Brest |
Michasev Vladimir Ilitsj (Michasiou Uladzimir Ilitsj) |
Мiхасёў Уладзiмiр Iльiч |
МИХАСЕВ Владимир Ильич |
|
|
|
|
Voorzitter van de centrale verkiezingscommissie van het district Gomel |
Loetsjina Leonid Aleksandrovitsj |
Лучына Леанiд Аляксандравiч |
ЛУЧИНА Леонид Александрович |
18.11.1947 |
district Minsk |
|
|
Voorzitter van de centrale verkiezingscommissie van het district Grodno |
Karpenko Igor Vasiljevitsj (Karpenka Igar Vasiljevitsj) |
Карпенка Iгар Васiльевiч |
КАРПЕНКО Игорь Васильевич |
28.4.1964 |
Novokoeznetsk, oblast Kemerov, Rusland Новокузнецк Кемеровской области, Россия |
|
|
Voorzitter van de centrale verkiezingscommissie van de stad Minsk |
Koerlovitsj Vladimir Anatoljevitsj (Koerlovitsj Uladzimir Anatoljevitsj) |
Курловiч Уладзiмiр Анатольевiч |
КУРЛОВИЧ Владимир Анатольевич |
|
|
|
|
Voorzitter van de centrale verkiezingscommissie van het district Minsk |
Metelitsa Nikolaj Timofejevitsj (Mjatselitsa Mikalaj Tsimafejevitsj) |
Мяцелiца Мiкалай Цiмафеевiч |
МЕТЕЛИЦА Николай Тимофеевич |
|
|
|
|
Voorzitter van de centrale verkiezingscommissie van het district Mogilev |
Pisjtsjoeljenok Michail Vasiljevitsj (Pisjtsjoelenak Michail Vasiljevitsj) |
Пiшчулёнак Мiхаiл Васiльевiч |
ПИЩУЛЕНОК Михаил Васильевич |
|
|
|
|
Voorzitter van de centrale verkiezingscommissie van het district Vitebsk |
Rybakov Alexej |
Рыбакоў Аляксей |
РЫБАКОВ Алексей |
|
|
Ul. Jesenina 31-1-104, Minsk |
|
Rechter bij het hof van het district Moskou van Minsk |
Bortnik Sergej Aleksandrovitsj |
Бортнiк Сяргей Аляксандравiч |
БОРТНИК Сергей Александрович |
28.5.1953 |
Minsk |
Ul. Surganovo 80-263, Minsk |
MP0469554 |
Openbaar aanklager |
Jasinovitsj Leonid Stanislavovitsj |
Ясiновiч Леанiд Станiслававiч |
ЯСИНОВИЧ Леонид Станиславович |
26.11.1961 |
Boetsjany, district Vitebsk |
Ul. Gorovtsa 4-104, Minsk |
MP0515811 |
Rechter bij het hof van het centraal district van Minsk |
Migoen Andrej Arkadjevitsj |
Мiгун Андрэй Аркадзевiч |
МИГУН Андрей Аркадевич |
5.2.1978 |
Minsk |
UI. Goretskovo Maksima 53-16, Minsk |
MP1313262 |
Openbaar aanklager |
BIJLAGE IV
Personen als bedoeld in artikel 2
Naam (Nederlandse spelling) |
Naam (Belarussische spelling) |
Naam (Russische spelling) |
Geboortedatum |
Geboorteplaats |
Adres |
Paspoortnummer |
Functie |
Loekasjenko Aleksandr Grigorjevitsj Loekasjenka Aljaksandr Rygoravitsj) |
Лукашенка Аляксандр Рыгоравiч |
ЛУКАШЕНКО Александр Григорьевич |
30.8.1954 |
Kopys, district Vitebsk |
|
|
President |
Njevyglas Gennadi Nikolajevitsj (Njevyglas Genadz Mikalajevitsj) |
Невыглас Генадзь Мiкалаевiч |
НЕВЫГЛАС Геннадий Николаевич |
11.2.1954 |
Parachonsk, district Pinsk |
|
|
Hoofd van het Kabinet van de President |
Petkevitsj Natalija Vladimirovna (Pjatkevitsj Natallja Uladzimirauna) |
Пяткевiч Наталля Уладзiмiраўна |
ПЕТКЕВИЧ Наталья Владимировна |
24.10.1972 |
Minsk |
|
|
Adjunct-hoofd van het kabinet van de President |
Roebinov Anatoli Nikolajevitsj (Roebinau Anatol Mikalajevitsj) |
Рубiнаў Анатоль Мiкалаевiч |
РУБИНОВ Анатолий Николаевич |
15.4.1939 |
Mogilev |
|
|
Adjunct-hoofd belast met media en ideologie, kabinet van de President |
Proljeskovski Oleg Vitoldovitsj (Praljaskouski Aleg Vitoldavitsj) |
Праляскоўскi Алег Вiтольдавiч |
ПРОЛЕСКОВСКИЙ Олег Витольдович |
1.10.1963 |
Zagorsk (Rusland, thans Sergijev Posad) |
|
|
Medewerker en hoofd van hoofddepartement ideologie, kabinet van de president |
Radkov Aleksandr Michailovitsj (Radzkou Aljaksandr Michailavitsj) |
Радзькоў Аляксандр Мiхайлавiч |
РАДЬКОВ Александр Михайлович |
1.7.1951 |
Votnja, district Bychov, oblast Mogilev Вотня Быховского района Могилевской области |
|
|
Minister van Onderwijs |
Roesakevitsj Vladimir Vasiljevitsj (Roesakevitsj Uladzimir Vasiljevitsj) |
Русакевiч Уладзiмiр Васiльевiч |
РУСАКЕВИЧ Владимир Васильевич |
13.9.1947 |
Vygonosjtsji, oblast Brest Выгонощи, Брестская область |
|
|
Minister van Voorlichting |
Golovanov Viktor Grigorevitsj (Galavanau Viktar Rygoravitsj) |
Галаванаў Вiктар Рыгоравiч |
ГОЛОВАНОВ Виктор Григорьевич |
1952 |
Borisov |
|
|
Minister van Justitie |
Zimowski Aleksandr Leonidovitsj (Zimouski Alaksandr Lieanidavich) |
Зiмоўскi Аляксандр Леанiдавiч |
ЗИМОВСКИЙ Александр Леонидович |
10.1.1961 |
Duitsland |
|
|
Lid van de Eerste Kamer van het Parlement; hoofd van het staatsbedrijf voor radio en televisie |
Konopljev Vladimir Nikolajevitsj (Kanapljou Uladzimir Mikalajevitsj) |
Канаплёў Уладзiмiр Мiкалаевiч |
КОНОПЛЕВ Владимир Николаевич |
3.1.1954 |
Akoelintsy, Акулинцы Могилевского района |
|
|
Voorzitter van de Tweede Kamer van het Parlement |
Tsjerginjets Nikolaj Ivanovitsj (Tsjarginjets Mikalaj Ivanavitsj) |
Чаргiнец Мiкалай Iванавiч |
ЧЕРГИНЕЦ Николай Иванович |
17.10.1937 |
Minsk |
|
|
Voorzitter van de Commissie buitenlandse zaken van de Eerste Kamer |
Kostjan Sergej Ivanovitsj (Kastsian Siargej Ivanavitsj) |
Касцян Сяргей Iванавiч |
КОСТЯН Сергей Иванович |
15.1.1941 |
Oesochi, district Mogilev Усохи Кличевского района Могилевской области |
|
|
Voorzitter van de Commissie buitenlandse zaken van de Tweede Kamer |
Orda Michail Sergejevitsj (Orda Michail Siargejevitsj) |
Орда Мiхаiл Сяргеевiч |
ОРДА Михаил Сергеевич |
28.9.1966 |
Djatlovo, district Grodno, Дятлово Гродненской области |
|
|
Lid van de Eerste Kamer, leider van de BRSM (Republikeinse Unie van de Belarussische Jeugd) |
Lozovik Nikolaj Ivanovitsj (Lazavik Mikalaj Ivanavitsj) |
Лазавiк Мiкалай Iванавiч |
ЛОЗОВИК Николай Иванович |
18.1.1951 |
Nevinjany, district Minsk, Невиняны Вилейского р-на Минской обл |
|
|
Afgevaardigde van de centrale verkiezingscommissie |
Miklasjevitsj Pjotr Petrovitsj (Miklasjevitsj Pjotr Pjatrovitsj) |
Мiклашэвiч Пётр Пятровiч |
МИКЛАШЕВИЧ Петр Петрович |
1954 |
Kosoeta, district Minsk, Косута Минской области |
|
|
Procureur-generaal |
Slizjevski Oleg Leonidovitsj (Slizjeuski Aleg Leanidavitsj) |
Слiжэўскi Алег Леанiдавiч |
СЛИЖЕВСКИЙ Олег Леонидович |
|
|
|
|
Hoofd van de afdeling sociale organisaties, sociale partners en NGO’s, ministerie van Justitie |
Chariton Aleksandr (Charyton Aljaksandr) |
Харытон Аляксандр |
ХАРИТОН Александр |
|
|
|
|
Adviseur van de afdeling sociale organisaties, sociale partners en NGO’s, ministerie van Justitie |
Smirnov Jevgeni Aleksandrovitsj (Smirnou Jaugen Aljaksandravitsj) |
Смiрноў Яўген Аляксандравiч |
CМИРНОВ Евгений Александрович |
15.3.1949 |
district Rjazan, Rusland |
|
|
Eerste vice-voorzitter van het Economisch Hof |
Reoetskaja Nadezjda Zalovna (Ravutskaja Nadzeja Zalauna) |
Равуцкая Надзея Залаўна |
РЕУТСКАЯ Надежда Заловна |
|
|
|
|
Rechter in het district Moskou van Minsk |
Troebnikov Nikolaj Aleksejevitsj (Troebnikau Mikalaj Aljaksejevitsj) |
Трубнiкаў Мiкалай Аляксеевiч |
ТРУБНИКОВ Николай Алексеевич |
|
|
|
|
Rechter in het district Partizanski van Minsk |
Koeprijanov Nikolaj Michailovitsj (Koepryjanau Mikalaj Michailavitsj) |
Купрыянаў Мiкалай Мiхайлавiч |
КУПРИЯНОВ Николай Михайлович |
|
|
|
|
Adjunct-procureur-generaal |
Soechorenko Stepan Nikolajevitsj (Sucharenka Stsiapan Mikalajevitsj) |
Сухарэнка Сцяпан Мiкалаевiч |
СУХОРЕНКО Степан Николаевич |
27.1.1957 |
Zdoeditsji, district Mogilev Здудичи Светлогорского района Гомельской области |
|
|
Voorzitter van de KGB |
Dementej Vasili Ivanovitsj (Dzemjantsiej Vasil Ivanavitsj) |
Дземянцей Васiль Iванавiч |
ДЕМЕНТЕЙ Василий Иванович |
|
|
|
|
Eerste vice-voorzitter, KGB |
Kozik Leonid Petrovitsj (Kozik Leanid Pjatrovitsj) |
Козiк Леанiд Пятровiч |
КОЗИК Леонид Петрович |
13.7.1948 |
Borisov |
|
|
Hoofd van de federatie van vakbonden |
Koljeda Aleksandr Michailovitsj (Kaljada Aljaksandr Michailavitsj) |
Каляда Аляксандр Мiхайлавiч |
КОЛЕДА Александр Михайлович |
|
|
|
|
Voorzitter van de verkiezingscommissie van het district Brest |
Michasev Vladimir Ilitsj (Michasiou Uladzimir Ilitsj) |
Мiхасёў Уладзiмiр Iльiч |
МИХАСЕВ Владимир Ильич |
|
|
|
|
Voorzitter van de centrale verkiezingscommissie van het district Gomel |
Loetsjina Leonid Aleksandrovitsj |
Лучына Леанiд Аляксандравiч |
ЛУЧИНА Леонид Александрович |
18.11.1947 |
district Minsk |
|
|
Voorzitter van de centrale verkiezingscommissie van het district Grodno |
Karpenko Igor Vasiljevitsj (Karpenka Igar Vasiljevitsj) |
Карпенка Iгар Васiльевiч |
КАРПЕНКО Игорь Васильевич |
28.4.1964 |
Novokoeznetsk, Rusland Новокузнецк Кемеровской области, Россия |
|
|
Voorzitter van de centrale verkiezingscommissie van de stad Minsk |
Koerlovitsj Vladimir Anatoljevitsj (Koerlovitsj Uladzimir Anatoljevitsj) |
Курловiч Уладзiмiр Анатольевiч |
КУРЛОВИЧ Владимир Анатольевич |
|
|
|
|
Voorzitter van de centrale verkiezingscommissie van het district Minsk |
Metelitsa Nikolaj Timofejevitsj (Mjatselitsa Mikalaj Tsimafejevitsj) |
Мяцелiца Мiкалай Цiмафеевiч |
МЕТЕЛИЦА Николай Тимофеевич |
|
|
|
|
Voorzitter van de centrale verkiezingscommissie van het district Mogilev |
Pisjtsjoeljenok Michail Vasiljevitsj (Pisjtsjoelenak Michail Vasiljevitsj) |
Пiшчулёнак Мiхаiл Васiльевiч |
ПИЩУЛЕНОК Михаил Васильевич |
|
|
|
|
Voorzitter van de centrale verkiezingscommissie van het district Vitebsk |
Sjejman (Sjeiman) Viktor Vladimirovitsj |
|
|
26.5.1958 |
regio Grodno |
|
|
Staatssecretaris van de Veiligheidsraad |
Pavlitsjenko (Pavlioetsjenko), Dmitri Valerijevitsj |
|
|
1966 |
Vitebsk |
|
|
Hoofd van de speciale reactiegroep bij het ministerie van Binnenlandse Zaken (SOBR) |
Naoemov Vladimir Vladimïrovitsj |
|
|
7.2.1956 |
|
|
|
Minister van Binnenlandse Zaken |
Jermosjina Lidija Michajlovna |
|
|
29.1.1953 |
Sloetsk (regio Minsk) |
|
|
Voorzitter van de centrale verkiezingscommissie |
Podobjed Joeri Nikolajevitsj |
|
|
5.3.1962 |
Sloetsk (regio Minsk) |
|
|
Luitenant-kolonel van de speciale politie-eenheid (OMON), ministerie van Binnenlandse Zaken |
Rybakov Alexej |
Рыбакоў Аляксей |
РЫБАКОВ Алексей |
|
|
Ul. Jesenina 31-1-104, Minsk |
|
Rechter bij het hof van het district Moskou van Minsk |
Bortnik Sergej Aleksandrovitsj |
Бортнiк Сяргей Аляксандравiч |
БОРТНИК Сергей Александрович |
28.5.1953 |
Minsk |
Ul. Surganovo 80-263, Minsk |
MP0469554 |
Openbaar aanklager |
Jasinovitsj Leonid Stanislavovitsj |
Ясiновiч Леанiд Станiслававiч |
ЯСИНОВИЧ Леонид Станиславович |
26.11.1961 |
Boetsjany, district Vitebsk |
Ul. Gorovtsa 4-104, Minsk |
MP0515811 |
Rechter bij het hof van het centraal district van Minsk |
Migoen Andrej Arkadjevitsj |
Мiгун Андрэй Аркадзевiч |
МИГУН Андрей Аркадевич |
5.2.1978 |
Minsk |
UI. Goretskovo Maksima 53-16, Minsk |
MP1313262 |
Openbaar aanklager |
26.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 280/29 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 21 oktober 2010
tot wijziging van Beschikkingen 2006/920/EG en 2008/231/EG wat betreft de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem „Exploitatie en beheer van het treinverkeer” van de trans-Europese conventionele en hogesnelheidsspoorwegsystemen
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 7179)
(Voor de EER relevante tekst)
(2010/640/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (1), en met name artikel 6, lid 1,
Gezien de aanbeveling van het Europees Spoorwegbureau van 17 juli 2009 inzake de samenhang van de ERTMS-voorschriften in de TSI’s besturing en seingeving en exploitatie en verkeersleiding (ERA/REC/2009-02/INT), de herziene bijlage P van de TSI’s exploitatie en verkeersleiding voor het conventionele en hogesnelheidsspoorwegsysteem (ERA/REC/2009-03/INT), de herziene bijlage T van de TSI exploitatie en verkeersleiding van het conventionele spoorwegsysteem (ERA/REC/2009-04/INT) en inzake een amendement om Richtlijn 2007/59/EG en de TSI’s exploitatie en verkeersleiding op het gebied van de beroepsbekwaamheden voor treinbestuurders met elkaar in overeenstemming te brengen (ERA/REC/2009-05/INT),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op grond van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 881/2004 van het Europees Parlement en de Raad (2) dient het Europees Spoorwegbureau (hierna „het Bureau” genoemd) erop toe te zien dat de technische specificaties voor interoperabiliteit („TSI’s”) zijn aangepast aan de technische vooruitgang, marktontwikkelingen en maatschappelijke eisen en dient het de Commissie voorstellen te doen voor amendementen van TSI’s die het noodzakelijk acht. |
(2) |
Bij Beschikking C(2007) 3371 van 13 juli 2007 heeft de Commissie het Bureau een kadermandaat gegeven om bepaalde activiteiten uit te voeren overeenkomstig Richtlijn 96/48/EG van de Raad van 23 juli 1996 betreffende de interoperabiliteit van het trans-Europese hogesnelheidsspoorwegsysteem (3) en Richtlijn 2001/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2001 betreffende de interoperabiliteit van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem (4). Op grond van dit kadermandaat is het Bureau gevraagd een evaluatie te maken van de TSI exploitatie en verkeersleiding van het conventionele spoorwegsysteem, die door de Commissie is vastgesteld bij Beschikking 2006/920/EG (5), en van de herziene TSI exploitatie en verkeersleiding van het hogesnelheidsspoorwegsysteem, die door de Commissie is vastgesteld bij Beschikking 2008/231/EG (6), alsmede een technisch advies te formuleren over een aantal kritieke fouten en een lijst te publiceren van de kleine fouten in deze TSI’s. |
(3) |
ETCS (European Train Control System, Europees verkeersleidingsysteem voor de spoorwegen) en GSM-R (Global System for Mobile communication — Railways) zijn belangrijke instrumenten voor de harmonisering van het Europese spoorwegsysteem. De voorschriften betreffende deze systemen moeten derhalve zo snel mogelijk worden geharmoniseerd. Op grond van dat beginsel zijn de specificaties van ETCS en GSM-R vastgesteld in TSI’s. |
(4) |
Het is essentieel dat de in de TSI’s vervatte eisen samenhangend en eenduidig zijn. Dit betekent dat in verschillende TSI’s niet mag worden verwezen naar technische eisen die zich niet in hetzelfde ontwikkelingsstadium bevinden. In alle TSI’s moet derhalve naar dezelfde technische eisen worden verwezen. |
(5) |
Om de relevante voorschriften in de TSI’s voor het conventionele en hogesnelheidsspoorwegsysteem te harmoniseren, moeten de exploitatievoorschriften in de vorm van een technisch document worden gepubliceerd op de website van het Bureau. |
(6) |
In de TSI exploitatie en verkeersleiding van het conventionele spoorwegsysteem moeten dezelfde referenties worden opgenomen als in de herziene TSI exploitatie en verkeersleiding voor het hogesnelheidsspoorwegsysteem. |
(7) |
„Bijlage A van de TSI OPE” moet worden herzien volgens het „Change Control Management proces (CCM)”, dat wordt toegepast voor de validering van de technische ERTMS-specificaties. |
(8) |
Op grond van artikel 32, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG moet bij de verlening van de eerste vergunning voor indienststelling aan elk voertuig een Europees voertuignummer (EVN) worden toegekend. Overeenkomstig Beschikking 2007/756/EG van 9 november 2007 tot vaststelling van de gemeenschappelijke specificatie van het nationaal voertuigregister als bedoeld in de artikelen 14, leden 4 en 5, van de Richtlijnen 96/48/EG en 2001/16/EG (7), wordt het EVN opgenomen in het nationaal voertuigregister dat wordt beheerd en bijgehouden door een daartoe door de lidstaten aangestelde nationale instantie. |
(9) |
De in bijlage P van de TSI exploitatie en verkeersleiding (voor het conventionele en hogesnelheidsspoorwegsysteem) vastgestelde eisen inzake voertuigidentificatie moeten worden herzien rekening houdend met de ontwikkeling van het regelgevingskader van Richtlijn 2008/57/EG en Beschikking 2007/756/EG. Aangezien een aantal technische codes door de technische vooruitgang wijzigen, moet het Bureau de opdracht krijgen lijsten van technische codes bij te houden en te publiceren. |
(10) |
De voorschriften inzake remkarakteristieken zijn een open punt in de TSI exploitatie en verkeersleiding voor het conventionele spoorwegsysteem. De operationele aspecten inzake remprestaties moeten worden geharmoniseerd. |
(11) |
De eisen inzake beroepskwalificaties en de lichamelijke en psychologische geschiktheid van treinbestuurders zijn vastgesteld in Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en van de Raad (8). Teneinde overlapping te vermijden, mogen die eisen niet worden opgenomen in de TSI’s exploitatie en verkeersleiding. |
(12) |
De Beschikkingen 2006/920/EG en 2008/231/EG moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(13) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG ingestelde comité, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging van Beschikking 2006/920/EG
Beschikking 2006/920/EG wordt als volgt gewijzigd:
a) |
De volgende artikelen 1 bis en 1 ter worden ingevoegd: „Artikel 1 bis Beheer van technische codes 1. Het Europees Spoorwegbureau (ERA) publiceert op zijn website de lijst van de in de bijlagen P.9, P.10, P.11, P.12 en P.13 bedoelde technische codes. 2. Het Bureau houdt de lijsten van de in lid 1 bedoelde codes bij en stelt de Commissie in kennis van hun ontwikkeling. De Commissie houdt de lidstaten via het overeenkomstig artikel 29 van Richtlijn 2008/57/EG ingestelde comité op de hoogte van de ontwikkeling van deze technische codes. Artikel 1 ter Tot 31 december 2013 mag aan een voertuig dat wordt verkocht of verhuurd gedurende een ononderbroken periode van meer dan 6 maanden en waarvan alle technische kenmerken op grond waarvan een vergunning voor de indienststelling van het voertuig is afgegeven ongewijzigd blijven, een nieuw Europees voertuignummer (EVN) worden toegekend door middel van een nieuwe inschrijving van het voertuig en de intrekking van de eerste inschrijving. Indien het voertuig in een andere lidstaat wordt ingeschreven dan die waar de eerste inschrijving plaatsvond, mag de instantie die bevoegd is voor de nieuwe inschrijving een afschrift vragen van de documentatie in verband met de eerste inschrijving. Een wijziging van het EVN doet geen afbreuk aan de toepassing van de artikelen 21 tot en met 26 van Richtlijn 2008/57/EG in verband met de procedure voor de vergunning voor de indienststelling. De administratiekosten voor de wijziging van het EVN worden gedragen door de partij die de wijziging van het EVN aanvraagt.” |
b) |
De bijlagen worden gewijzigd als aangegeven in bijlage I. |
Artikel 2
Wijziging van Beschikking 2008/231/EG
Beschikking 2008/231/EG wordt als volgt gewijzigd:
a) |
De volgende artikelen 1 bis en 1 ter worden ingevoegd: „Artikel 1 bis Beheer van technische codes 1. Het Europees Spoorwegbureau (ERA) publiceert op zijn website de lijst van de in de bijlagen P.9, P.10, P.11, P.12 en P.13 bedoelde technische codes. 2. Het Bureau houdt de lijsten van de in lid 1 bedoelde codes bij en stelt de Commissie in kennis van hun ontwikkeling. De Commissie houdt de lidstaten via het overeenkomstig artikel 29 van Richtlijn 2008/57/EG ingestelde comité op de hoogte van de ontwikkeling van deze technische codes. Artikel 1 ter Tot 31 december 2013 mag aan een voertuig dat wordt verkocht of verhuurd gedurende een ononderbroken periode van meer dan 6 maanden en waarvan alle technische kenmerken op grond waarvan een vergunning voor de indienststelling van het voertuig is afgegeven ongewijzigd blijven, een nieuw Europees voertuignummer (EVN) worden toegekend door middel van een nieuwe inschrijving van het voertuig en de intrekking van de eerste inschrijving. Indien het voertuig in een andere lidstaat wordt ingeschreven dan die waar de eerste inschrijving plaatsvond, mag de instantie die bevoegd is voor de nieuwe inschrijving een afschrift vragen van de documentatie in verband met de eerste inschrijving. Een wijziging van het EVN doet geen afbreuk aan de toepassing van de artikelen 21 tot en met 26 van Richtlijn 2008/57/EG in verband met de procedure voor de vergunning voor de indienststelling. De administratiekosten voor de wijziging van het EVN worden gedragen door de partij die de wijziging van het EVN aanvraagt.” |
b) |
De bijlagen worden gewijzigd als aangegeven in bijlage II. |
Artikel 3
Dit besluit is van toepassing met ingang van 25 oktober 2010.
Punt 6 van bijlage I en punt 5 van bijlage II zijn evenwel van toepassing vanaf 1 januari 2014.
Artikel 4
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 21 oktober 2010.
Voor de Commissie
Siim KALLAS
Vicevoorzitter
(1) PB L 191 van 18.7.2008, blz. 1.
(2) PB L 164 van 30.4.2004, blz. 1.
(3) PB L 235 van 17.9.1996, blz. 6.
(4) PB L 110 van 20.4.2001, blz. 1.
(5) PB L 359 van 18.12.2006, blz. 1.
(6) PB L 84 van 26.3.2008, blz. 1.
(7) PB L 305 van 23.11.2007, blz. 30.
(8) PB L 315 van 3.12.2007, blz. 51.
BIJLAGE I
De bijlagen bij Beschikking 2006/920/EG worden als volgt gewijzigd:
1) |
De bijlage wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
De bijlagen A1 en A2 worden vervangen door de volgende bijlage A: „BIJLAGE A EXPLOITATIEREGELS VOOR ERTMS/ETCS EN ERTMS/GSM-R De exploitatievoorschriften voor ERTMS/ETCS en ERTMS/GSM-R zijn vastgesteld in het technische document „ETCS and GSM-R rules and principles — versie 1”, dat is gepubliceerd op de website van het Spoorwegbureau (www.era.europa.eu).” |
3) |
In bijlage G wordt de tabel als volgt gewijzigd:
|
4) |
Bijlage H wordt geschrapt. |
5) |
In bijlage N wordt de laatste rij van de tabel (4.7.6 — Specifieke vereisten ten aanzien van het besturen van een trein) geschrapt. |
6) |
De bijlagen P, P1, P2, P3, P4, P5, P6, P7, P8, P9, P10, P11, P12 en P13 worden als volgt vervangen: „BIJLAGE P VOERTUIGIDENTIFICATIE 1. Algemene opmerkingen In deze bijlage worden het Europees voertuignummer en de bijbehorende markering beschreven die op zichtbare en permanente wijze op het voertuig moeten worden aangebracht om het te identificeren. Andere permanente nummers of markeringen die tijdens de constructie op het chassis worden gegraveerd of bevestigd of op de hoofdonderdelen van het voertuig worden aangebracht, worden in deze bijlage niet beschreven. 2. Europees voertuignummer en bijbehorende afkortingen Elk spoorwegvoertuig heeft een nummer van 12 cijfers (het Europees voertuignummer (EVN)) dat als volgt is samengesteld:
In elk land moeten de 7 cijfers van de technische kenmerken en het serienummer volstaan om een voertuig te identificeren binnen een groep van getrokken reizigersvoertuigen en bijzondere voertuigen (1). Het nummer wordt aangevuld met lettertekens:
3. Nummertoewijzing Het Europees voertuignummer moet worden toegekend overeenkomstig de voorschriften van Beschikking 2007/756/EG van de Commissie van 9 november 2007 tot vaststelling van de gemeenschappelijke specificatie van het nationaal voertuigregister als bedoeld in de artikelen 14, leden 4 en 5, van de Richtlijnen 96/48/EG en 2001/16/EG. Het Europees voertuignummer wordt gewijzigd wanneer het vanwege technische aanpassingen aan het voertuig niet meer overeenstemt met de interoperabiliteit of de technische kenmerken van het voertuig als vastgesteld in deze bijlage. Bij dergelijke aanpassingen kan op grond van de artikelen 20 tot en met 25 van Richtlijn 2008/57/EG een nieuwe vergunning voor indienststelling vereist zijn. BIJLAGE P.1 AFKORTING VAN DE EXPLOITANT 1. Definitie van de Afkorting Voertuig Exploitant (AVE) De afkorting voertuigexploitant (AVE) is een lettercode van 2 tot 5 letters (2 4 5 9). De AVE wordt op elk spoorwegvoertuig aangebracht, naast het Europees voertuignummer. De AVE is een weergave van de in het nationale voertuigregister inschreven exploitant. De AVE is uniek en geldt in alle landen waarin deze TSI van toepassing is en in alle landen die een overeenkomst aangaan waarin is bepaald dat het in deze TSI beschreven systeem voor voertuignummering en afkorting van de exploitant moet worden toegepast. 2. Formaat van de Afkorting Voertuig Exploitant De AVE geeft de volledige naam of afkorting van de exploitant weer, zo mogelijk op herkenbare wijze. Alle 26 letters van het Latijnse alfabet mogen worden gebruikt. De AVE moet in hoofdletters worden geschreven. Voor letters die geen beginletter zijn van een woord in de naam van de exploitant mogen kleine letters worden gebruikt. Voor de controle van de eenduidigheid gelden de kleine letters als hoofdletters. De letters mogen diakritische tekens bevatten (3 6 10). Bij de controle van de eenduidigheid wordt geen rekening gehouden met de diakritische tekens. Voor voertuigen die in het bezit zijn van exploitanten die zijn gevestigd in landen die het Latijnse alfabet niet gebruiken, mag na de AVE en een schuine streep („/”) een transliteratie worden gebruikt. Bij de gegevensverwerking wordt echter geen rekening gehouden met vertalingen. 3. Bepalingen voor het toewijzen van een Afkorting Voertuig Exploitant Aan één exploitant kan meer dan een AVE toegewezen worden wanneer:
Aan een groep ondernemingen kan één enkele AVE worden toegewezen wanneer:
4. Register van Afkortingen Voertuig Exploitant en toewijzingsprocedure Het AVE-register is openbaar en wordt permanent bijgewerkt. Een aanvraag voor een AVE wordt ingediend bij de bevoegde nationale instantie van de exploitant en doorgestuurd naar het Bureau. Een AVE mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd. Een exploitant moet de bevoegde nationale instantie inlichten wanneer hij de AVE niet langer gebruikt, waarop de bevoegde nationale instantie het Bureau hiervan op de hoogte stelt. De AVE wordt ingetrokken wanneer de exploitant heeft aangetoond dat deze op alle betrokken voertuigen is veranderd. De AVE kan binnen 10 jaar niet opnieuw worden toegewezen tenzij aan de oorspronkelijke exploitant of, op diens verzoek, aan een andere exploitant. Een AVE kan aan een andere exploitant overgedragen worden indien deze de wettelijke opvolger is van de oorspronkelijke exploitant. Een AVE blijft geldig wanneer de houder ervan zijn naam verandert in een naam die niet op de AVE gelijkt. BIJLAGE P.2 AANBRENGEN VAN NUMMER EN AANVULLENDE LETTERS OP BAKKEN 1. Algemene voorschriften inzake merktekens aan de buitenkant De hoofdletters en cijfers van het merkteken moeten minimaal 80 mm groot en van een schreefloos, niet-proportioneel lettertype zijn. Minder grote letters mogen worden gebruikt wanneer de merktekens alleen op langsliggers kunnen worden aangebracht. Het merkteken mag niet hoger dan 2 m boven de spoorstaafkop worden aangebracht. 2. Wagens Merktekens moeten op de volgende wijze op de wagenbak worden aangebracht:
Bij wagenbakken waarop hiervoor niet genoeg plaats is - met name platte wagens - moet het merkteken als volgt worden aangebracht:
Wanneer op een wagen een of meer letters met een nationale definitie worden aangebracht, moeten deze na de internationale letters worden aangebracht en daarvan worden gescheiden met een koppelteken.
3. Rijtuigen en getrokken reizigersmaterieel Het nummer moet op elke zijkant worden aangebracht en wel op de volgende manier:
De letters van het land waarin het voertuig is ingeschreven alsmede de technische gegevens worden onmiddellijk vóór, achter of onder het Europees voertuignummer aangebracht. Bij rijtuigen met een bestuurderscabine wordt het Europees voertuignummer ook in de cabine aangebracht. 4. Tractievoertuigen, motorwagens en bijzondere voertuigen Bij tractievoertuigen moet het Europees voertuignummer als volgt op beide zijden worden aangebracht: 92 10 1108 062-6 Het Europees voertuignummer moet eveneens in elke cabine van het tractiematerieel worden aangebracht. De exploitant mag in cijfers groter dan het Europees voertuignummer een eigen nummer aanbrengen (meestal de cijfers van het serienummer aangevuld met een lettercode) indien dit nuttig is voor de desbetreffende activiteiten. De plaats van dit eigen nummer wordt aan de exploitant overgelaten; er moet echter steeds een duidelijk onderscheid zijn tussen het EVN en het eigen nummer van de exploitant. BIJLAGE P.3 VOORSCHRIFTEN VOOR HET BEPALEN VAN HET CONTROLECIJFER (HET TWAALFDE CIJFER) Het controlecijfer wordt als volgt bepaald:
Voorbeelden
BIJLAGE P.4 CODES VAN LANDEN WAARIN DE VOERTUIGEN ZIJN INGESCHREVEN (CIJFERS 3-4 EN AFKORTING) Informatie met betrekking tot derde landen wordt uitsluitend ter informatie vermeld.
BIJLAGE P.5 LETTERCODE VOOR DE MATE VAN INTEROPERABILITEIT „TEN”: voertuig dat voldoet aan de volgende voorwaarden: het voldoet aan alle relevante TSI’s die op het ogenblik van de indienststelling van kracht zijn en voor het voertuig is een vergunning voor de indienststelling afgegeven overeenkomstig artikel 22, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG; voor het voertuig is overeenkomstig artikel 23, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG een vergunning afgegeven die in alle lidstaten geldt, of zijn, bij wijze van alternatief, door alle lidstaten individuele vergunningen toegekend. „PPV/PPW”: wagen die voldoet aan de PPV/PPW-overeenkomst (in OSSHD-staten) (origineel: PPV/PPW: ППВ (Правила пользования вагонами в международном сообщении; PGW: Правила Пользования Грузовыми Вагонами) Opmerkingen:
BIJLAGE P.6 INTEROPERABILITEITSCODES VOOR WAGENS (1STE EN 2E CIJFER)
BIJLAGE P.7 INTERNATIONALE VERVOERSCODES VOOR GETROKKEN REIZIGERSVOERTUIGEN (1STE EN 2E CIJFER)
BIJLAGE P.8 TYPES TRACTIEMATERIEEL EN EENHEDEN VAN EEN VAST OF VOORAF GEDEFINIEERD TREINSTEL (1STE EN 2E CIJFER) Het eerste cijfer is „9”. Wanneer het tweede cijfer het type tractiematerieel aanduidt, is de volgende codering verplicht:
BIJLAGE P.9 STAMNUMMERS VOOR WAGENS (5DE T.E.M. 8STE CIJFER) Deze bijlage biedt een overzicht van de codes voor de voornaamste technische wagenkenmerken en wordt gepubliceerd op de website van het Bureau (www.era.europa.eu). Aanvragen van nieuwe codes worden ingediend bij de instantie die het rollendmaterieelregister bijhoudt (als bedoeld in Beschikking 2007/756/EG) en doorgestuurd naar het Bureau. Een nieuwe code mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd. BIJLAGE P.10 CODES VOOR DE TECHNISCHE GEGEVENS VAN GETROKKEN REIZIGERSMATERIEEL (5DE EN 6DE CIJFER) Bijlage P.10 wordt gepubliceerd op de website van het Bureau (www.era.europa.eu). Aanvragen van nieuwe codes worden ingediend bij de instantie die het rollendmaterieelregister bijhoudt (als bedoeld in Beschikking 2007/756/EG) en doorgestuurd naar het Bureau. Een nieuwe code mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd. BIJLAGE P.11 CODES VOOR DE TECHNISCHE GEGEVENS VAN BIJZONDERE VOERTUIGEN (6DE T.E.M. 8STE CIJFER) Bijlage P.11 wordt gepubliceerd op de website van het Bureau (www.era.europa.eu). Aanvragen van nieuwe codes worden ingediend bij de instantie die het rollendmaterieelregister bijhoudt (als bedoeld in Beschikking 2007/756/EG) en doorgestuurd naar het Bureau. Een nieuwe code mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd. BIJLAGE P.12 LETTERCODES VOOR WAGENS MET UITZONDERING VAN GELEDE EN MEERVOUDIGE WAGENS Bijlage P.12 wordt gepubliceerd op de website van het Bureau (www.era.europa.eu). Aanvragen van nieuwe codes worden ingediend bij de instantie die het rollendmaterieelregister bijhoudt (als bedoeld in Beschikking 2007/756/EG) en doorgestuurd naar het Bureau. Een nieuwe code mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd. BIJLAGE P.13 LETTERCODES VOOR GETROKKEN REIZIGERSMATERIEEL Bijlage P.13 wordt gepubliceerd op de website van het Bureau (www.era.europa.eu). Aanvragen van nieuwe codes worden ingediend bij de instantie die het rollendmaterieelregister bijhoudt (als bedoeld in Beschikking 2007/756/EG) en doorgestuurd naar het Bureau. Een nieuwe code mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd. |
7) |
Bijlage P.14 wordt geschrapt. |
8) |
Bijlage T wordt vervangen door: „BIJLAGE T REMVERMOGEN Rol van de infrastructuurbeheerder De infrastructuurbeheerder stelt de spoorwegonderneming in kennis van het voor elke route vereiste remvermogen en van de kenmerken van het traject. De infrastructuurbeheerder dient bij de vaststelling van het vereiste remvermogen rekening te houden met de impact van de trajectkenmerken en de marges in verband met de spoorbaan. Het vereiste remvermogen wordt in principe uitgedrukt in remgewichtpercentage tenzij de infrastructuurbeheerder en de spoorwegonderneming zijn overeengekomen het remvermogen in een andere eenheid uit te drukken (bijv. geremde tonnage, remvermogen, deceleratiewaarden, deceleratieprofiel). Voor treinstellen en vaste treinsamenstellingen drukt de infrastructuurbeheerder het vereiste remvermogen uit in deceleratiewaarden indien de spoorwegonderneming daarom verzoekt. Rol van de spoorwegonderneming De spoorwegonderneming dient ervoor te zorgen dat elke trein minstens over het door de infrastructuurbeheerder opgelegde remvermogen beschikt. Bij de berekening van het remvermogen van een trein dient de spoorwegonderneming derhalve rekening te houden met de samenstelling van de trein. De spoorwegonderneming dient bij de indienststelling rekening te houden met het remvermogen van het voertuig of treinstel. Daarbij dient rekening te worden gehouden met materieelgerelateerde marges inzake de betrouwbaarheid en faling van de remmen. Bij de bepaling van het remvermogen om een trein tot stilstand te brengen en vast te zetten, moet de spoorwegonderneming tevens rekening houden met de informatie over de trajectkenmerken die een invloed hebben op het functioneren van de trein. Het door controle van de trein bepaalde remvermogen (samenstelling, beschikbaarheid en remafstelling) wordt gebruikt als input voor alle op de trein toe te passen exploitatievoorschriften. Ontoereikend remvermogen De infrastructuurbeheerder dient regels op te stellen voor gevallen waarin een trein niet over het vereiste remvermogen beschikt en deelt die regels mee aan de spoorwegondernemingen. Indien een trein niet over het voor het af te leggen traject vereiste remvermogen beschikt, dient de spoorwegonderneming de daaruit volgende beperkingen, zoals een snelheidsbeperking, na te leven.” |
9) |
Bijlage U wordt vervangen door: „BIJLAGE U LIJST VAN TER DISCUSSIE STAANDE PUNTEN Punt 4.2.2 — Treinsamenstellingsdocument Bijlage B (zie subparagraaf 4.4 van deze TSI) — andere voorschriften voor een coherent gebruik van nieuwe structurele subsystemen Bijlage R (zie subparagraaf 4.2.3.2 van deze TSI) — treinidentificatie Bijlage S (zie subparagraaf 4.2.2.1.3 van deze TSI) — treinzichtbaarheid — sluitseinen.” |
(1) Bijzondere voertuigen dienen in elk land over een uniek nummer te beschikken dat het eerste en de 5 laatste cijfers omvat van de technische kenmerken en het serienummer.
(2) Voor de NMBS/SNCB mag de omcirkelde letter B gehandhaafd worden.
(3) Diakritische tekens zijn „accenten” zoals in À, Ç, Ö, Č, Ž, Å enz. Bijzondere letters als Ø en Æ worden weergegeven met één enkele letter; bij de controle op eenduidigheid wordt de Ø behandeld als een O en Æ als een A.
(4) Volgens het in bijlage 4 van de conventie van 1949 beschreven alfabetische lettercodesysteem en artikel 45, lid 4, van de conventie van 1968.
(5) Wagens waarop het TEN-kenmerk mag worden aangebracht, zie bijlage P.5.
(6) Met inbegrip van wagens waarop op grond van de bestaande regelgeving de in deze tabel vastgestelde cijfers zijn aangebracht. COTIF: voertuig dat bij de ingebruikneming aan het op dat moment geldende COTIF-verdrag voldoet.
(7) Vaste of variabele spoorbreedte.
(8) Uitgezonderd voor wagens van categorie I (Koelwagens), niet gebruiken voor in dienst gestelde nieuwe wagens.
(9) Conformiteit met de toepasselijke TSI’s, zie bijlage P.5.
(10) Met inbegrip van voertuigen waarop op grond van de bestaande regelgeving de in deze tabel vastgestelde cijfers zijn aangebracht. COTIF: voertuig dat bij de ingebruikneming aan het op dat moment geldende COTIF-verdrag voldoet
(11) Uitgezonderd voor rijtuigen met vaste spoorbreedte (56) en variabele spoorbreedte (66) die reeds in dienst zijn, niet voor nieuwe voertuigen.
BIJLAGE II
De bijlagen bij Beschikking 2008/231/EG worden als volgt gewijzigd:
1) |
De bijlage wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
In bijlage G wordt de tabel als volgt gewijzigd:
|
3) |
Bijlage H wordt geschrapt. |
4) |
In bijlage N wordt de laatste rij van de tabel (4.7.6 — Specifieke vereisten ten aanzien van het besturen van een trein) geschrapt. |
5) |
De bijlagen P, P1, P2, P3, P4, P5, P6, P7, P8, P9, P10, P11, P12 en P13 worden als volgt vervangen: „BIJLAGE P VOERTUIGIDENTIFICATIE 1. Algemene opmerkingen In deze bijlage worden het Europees voertuignummer en de bijbehorende markering beschreven die op zichtbare en permanente wijze op het voertuig moeten worden aangebracht om het te identificeren. Andere permanente nummers of markeringen die tijdens de constructie op het chassis worden gegraveerd of bevestigd of op de hoofdonderdelen van het voertuig worden aangebracht, worden in deze bijlage niet beschreven. 2. Europees voertuignummer en bijbehorende afkortingen Elk spoorwegvoertuig heeft een nummer van 12 cijfers (het Europees voertuignummer (EVN)) dat als volgt is samengesteld:
In elk land moeten de 7 cijfers van de technische kenmerken en het serienummer volstaan om een voertuig te identificeren binnen een groep van getrokken reizigersvoertuigen en bijzondere voertuigen (1) Het nummer wordt aangevuld met lettertekens:
3. Nummertoewijzing Het Europees voertuignummer moet worden toegekend overeenkomstig de voorschriften van Beschikking 2007/756/EG van de Commissie van 9 november 2007 tot vaststelling van de gemeenschappelijke specificatie van het nationaal voertuigregister als bedoeld in de artikelen 14, leden 4 en 5, van de Richtlijnen 96/48/EG en 2001/16/EG. Het Europees voertuignummer wordt gewijzigd wanneer het vanwege technische aanpassingen aan het voertuig niet meer overeenstemt met de interoperabiliteit of de technische kenmerken van het voertuig als vastgesteld in deze bijlage. Bij dergelijke aanpassingen kan op grond van de artikelen 20 tot en met 25 van Richtlijn 2008/57/EG een nieuwe vergunning voor indienststelling vereist zijn. BIJLAGE P.1 AFKORTING VAN DE EXPLOITANT 1. Definitie van de Afkorting Voertuig Exploitant (AVE) De afkorting voertuigexploitant (AVE) is een lettercode van 2 tot 5 letters (2 4 5 9). De AVE wordt op elk spoorwegvoertuig aangebracht, naast het Europees voertuignummer. De AVE is een weergave van de in het nationale voertuigregister inschreven exploitant. De AVE is uniek en geldt in alle landen waarin deze TSI van toepassing is en in alle landen die een overeenkomst aangaan waarin is bepaald dat het in deze TSI beschreven systeem voor voertuignummering en afkorting van de exploitant moet worden toegepast. 2. Formaat van de Afkorting Voertuig Exploitant De AVE geeft de volledige naam of afkorting van de exploitant weer, zo mogelijk op herkenbare wijze. Alle 26 letters van het Latijnse alfabet mogen worden gebruikt. De AVE moet in hoofdletters worden geschreven. Voor letters die geen beginletter zijn van een woord in de naam van de exploitant mogen kleine letters worden gebruikt. Voor de controle van de eenduidigheid gelden de kleine letters als hoofdletters. De letters mogen diakritische tekens bevatten (3 6 10). Bij de controle van de eenduidigheid wordt geen rekening gehouden met de diakritische tekens. Voor voertuigen die in het bezit zijn van exploitanten die zijn gevestigd in landen die het Latijnse alfabet niet gebruiken, mag na de AVE en een schuine streep („/”) een transliteratie worden gebruikt. Bij de gegevensverwerking wordt echter geen rekening gehouden met vertalingen. 3. Bepalingen voor het toewijzen van een Afkorting Voertuig Exploitant Aan één exploitant kan meer dan een AVE toegewezen worden wanneer:
Aan een groep ondernemingen kan één enkele AVE worden toegewezen wanneer:
4. Register van Afkortingen Voertuig Exploitant en toewijzingsprocedure Het AVE-register is openbaar en wordt permanent bijgewerkt. Een aanvraag voor een AVE wordt ingediend bij de bevoegde nationale instantie van de exploitant en doorgestuurd naar het Bureau. Een AVE mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd. Een exploitant moet de bevoegde nationale instantie inlichten wanneer hij de AVE niet langer gebruikt, waarop de bevoegde nationale instantie het Bureau hiervan op de hoogte stelt. De AVE wordt ingetrokken wanneer de exploitant heeft aangetoond dat deze op alle betrokken voertuigen is veranderd. De AVE kan binnen 10 jaar niet opnieuw worden toegewezen tenzij aan de oorspronkelijke exploitant of, op diens verzoek, aan een andere exploitant. Een AVE kan aan een andere exploitant overgedragen worden, indien deze de wettelijke opvolger is van de oorspronkelijke exploitant. Een AVE blijft geldig wanneer de houder ervan zijn naam verandert in een naam die niet op de AVE gelijkt. BIJLAGE P.2 AANBRENGEN VAN NUMMER EN AANVULLENDE LETTERS OP BAKKEN 1. Algemene voorschriften inzake merktekens aan de buitenkant De hoofdletters en cijfers van het merkteken moeten minimaal 80 mm groot en van een schreefloos, niet-proportioneel lettertype zijn. Minder grote letters mogen worden gebruikt wanneer de merktekens alleen op langsliggers kunnen worden aangebracht. Het merkteken mag niet hoger dan 2 m boven de spoorstaafkop worden aangebracht. 2. Wagens Merktekens moeten op de volgende wijze op de wagenbak worden aangebracht:
Bij wagenbakken waarop hiervoor niet genoeg plaats is - met name platte wagens - moet het merkteken als volgt worden aangebracht:
Wanneer op een wagen een of meer letters met een nationale definitie worden aangebracht, moeten deze na de internationale letters worden aangebracht en daarvan worden gescheiden met een koppelteken.
3. Rijtuigen en getrokken reizigersmaterieel Het nummer moet op elke zijkant worden aangebracht en wel op de volgende manier:
De letters van het land waarin het voertuig is ingeschreven alsmede de technische gegevens worden onmiddellijk vóór, achter of onder het Europees voertuignummer aangebracht. Bij rijtuigen met een bestuurderscabine wordt het Europees voertuignummer ook in de cabine aangebracht. 4. Tractievoertuigen, motorwagens en bijzondere voertuigen Bij tractievoertuigen moet het Europees voertuignummer als volgt op beide zijden worden aangebracht: 92 10 1108 062-6 Het Europees voertuignummer moet eveneens in elke cabine van het tractiematerieel worden aangebracht. De exploitant mag in cijfers groter dan het Europees voertuignummer een eigen nummer aanbrengen (meestal de cijfers van het serienummer aangevuld met een lettercode) indien dit nuttig is voor de desbetreffende activiteiten. De plaats van dit eigen nummer wordt aan de exploitant overgelaten; er moet echter steeds een duidelijk onderscheid zijn tussen het EVN en het eigen nummer van de exploitant. BIJLAGE P.3 VOORSCHRIFTEN VOOR HET BEPALEN VAN HET CONTROLECIJFER (HET TWAALFDE CIJFER) Het controlecijfer wordt als volgt bepaald:
Voorbeelden:
BIJLAGE P.4 CODES VAN LANDEN WAARIN DE VOERTUIGEN ZIJN INGESCHREVEN (CIJFERS 3-4 EN AFKORTING) Informatie met betrekking tot derde landen wordt uitsluitend ter informatie vermeld.
BIJLAGE P.5 LETTERCODE VOOR DE MATE VAN INTEROPERABILITEIT „TEN”: voertuig dat voldoet aan de volgende voorwaarden: het voldoet aan alle relevante TSI’s die op het ogenblik van de indienststelling van kracht zijn en voor het voertuig is een vergunning voor de indienststelling afgegeven overeenkomstig artikel 22, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG; voor het voertuig is overeenkomstig artikel 23, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG een vergunning afgegeven die in alle lidstaten geldt, of zijn, bij wijze van alternatief, door alle lidstaten individuele vergunningen toegekend. „PPV/PPW”: wagen die voldoet aan de PPV/PPW-overeenkomst (in OSSHD-staten) (origineel: PPV/PPW:ППВ (Правила пользования вагонами в международном сообщении; PGW: Правила Пользования Грузовыми Вагонами) Opmerkingen:
BIJLAGE P.6 INTEROPERABILITEITSCODES VOOR WAGENS (1STE EN 2E CIJFER)
BIJLAGE P.7 INTERNATIONALE VERVOERSCODES VOOR GETROKKEN REIZIGERSVOERTUIGEN (1STE EN 2E CIJFER)
BIJLAGE P.8 TYPES TRACTIEMATERIEEL EN EENHEDEN VAN EEN VAST OF VOORAF GEDEFINIEERD TREINSTEL (1STE EN 2E CIJFER) Het eerste cijfer is „9”. Wanneer het tweede cijfer het type tractiematerieel aanduidt, is de volgende codering verplicht:
BIJLAGE P.9 STAMNUMMERS VOOR WAGENS (5DE T.E.M. 8STE CIJFER) Deze bijlage biedt een overzicht van de codes voor de voornaamste technische wagenkenmerken en wordt gepubliceerd op de website van het Bureau (www.era.europa.eu). Aanvragen van nieuwe codes worden ingediend bij de instantie die het rollendmaterieelregister bijhoudt (als bedoeld in Beschikking 2007/756/EG) en doorgestuurd naar het Bureau. Een nieuwe code mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd. BIJLAGE P.10 CODES VOOR DE TECHNISCHE GEGEVENS VAN GETROKKEN REIZIGERSMATERIEEL (5DE EN 6DE CIJFER) Bijlage P.10 wordt gepubliceerd op de website van het Bureau (www.era.europa.eu). Aanvragen van nieuwe codes worden ingediend bij de instantie die het rollendmaterieelregister bijhoudt (als bedoeld in Beschikking 2007/756/EG) en doorgestuurd naar het Bureau. Een nieuwe code mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd. BIJLAGE P.11 CODES VOOR DE TECHNISCHE GEGEVENS VAN BIJZONDERE VOERTUIGEN (6DE T.E.M. 8STE CIJFER) Bijlage P.11 wordt gepubliceerd op de website van het Bureau (www.era.europa.eu). Aanvragen van nieuwe codes worden ingediend bij de instantie die het rollendmaterieelregister bijhoudt (als bedoeld in Beschikking 2007/756/EG) en doorgestuurd naar het Bureau. Een nieuwe code mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd. BIJLAGE P.12 LETTERCODES VOOR WAGENS MET UITZONDERING VAN GELEDE EN MEERVOUDIGE WAGENS Bijlage P.12 wordt gepubliceerd op de website van het Bureau (www.era.europa.eu). Aanvragen van nieuwe codes worden ingediend bij de instantie die het rollendmaterieelregister bijhoudt (als bedoeld in Beschikking 2007/756/EG) en doorgestuurd naar het Bureau. Een nieuwe code mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd. BIJLAGE P.13 LETTERCODES VOOR GETROKKEN REIZIGERSMATERIEEL Bijlage P.13 wordt gepubliceerd op de website van het Bureau (www.era.europa.eu). Aanvragen van nieuwe codes worden gestuurd naar de instantie die het rollendmaterieelregister bijhoudt (als bedoeld in Beschikking 2007/756/EG) en naar het Bureau. Een nieuwe code mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd. |
6) |
Bijlage P.14 wordt geschrapt. |
(1) Bijzondere voertuigen dienen in elk land over een uniek nummer te beschikken dat het eerste en de 5 laatste cijfers omvat van de technische kenmerken en het serienummer.
(2) Voor de NMBS/SNCB mag de omcirkelde letter B gehandhaafd worden.
(3) Diakritische tekens zijn „accenten” zoals in À, Ç, Ö, Č, Ž, Å enz. Bijzondere letters als Ø en Æ worden weergegeven met één enkele letter; bij de controle op eenduidigheid wordt de Ø behandeld als een O en Æ als een A.
(4) Volgens het in bijlage 4 van de conventie van 1949 beschreven alfabetische lettercodesysteem en artikel 45, lid 4, van de conventie van 1968 inzake het wegverkeer.
(5) Wagens waarop het TEN-kenmerk mag worden aangebracht, zie bijlage P.5.
(6) Met inbegrip van wagens waarop op grond van de bestaande regelgeving de in deze tabel vastgestelde cijfers zijn aangebracht. COTIF: voertuig dat bij de ingebruikneming aan het op dat moment geldende COTIF-verdrag voldoet.
(7) Vaste of variabele spoorbreedte.
(8) Uitgezonderd voor wagens van categorie I (Koelwagens), niet gebruiken voor in dienst gestelde nieuwe wagens.
(9) Conformiteit met de toepasselijke TSI’s, zie bijlage P.5.
(10) Met inbegrip van voertuigen waarop op grond van de bestaande regelgeving de in deze tabel vastgestelde cijfers zijn aangebracht. COTIF: voertuig dat bij de ingebruikneming aan het op dat moment geldende COTIF-verdrag voldoet.
(11) Uitgezonderd voor rijtuigen met vaste spoorbreedte (56) en variabele spoorbreedte (66) die reeds in dienst zijn, niet voor nieuwe voertuigen.
26.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 280/59 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 22 oktober 2010
tot wijziging van Beschikking 2008/866/EG wat de toepassingsperiode betreft
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 7183)
(Voor de EER relevante tekst)
(2010/641/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (1), en met name artikel 53, lid 1, onder b), i),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Beschikking 2008/866/EG van de Commissie van 12 november 2008 inzake noodmaatregelen tot opschorting van de invoer uit Peru van bepaalde tweekleppige weekdieren bestemd voor menselijke consumptie (2) werd vastgesteld naar aanleiding van de besmetting met het hepatitis A-virus (HAV) van bepaalde uit Peru ingevoerde tweekleppige weekdieren die de oorzaak bleken te zijn van een uitbraak van hepatitis A bij de mens. Die beschikking was oorspronkelijk van toepassing tot en met 31 maart 2009 maar deze toepassingsperiode werd bij Beschikking 2009/862/EG van de Commissie van 30 november 2009 tot wijziging van Beschikking 2008/866/EG wat de verlenging van de toepassingsperiode betreft (3), verlengd tot en met 30 november 2010. |
(2) |
De Peruaanse autoriteiten hebben informatie verstrekt betreffende de genomen corrigerende maatregelen tot verbetering van de controle van de productie van voor uitvoer naar de Unie bestemde tweekleppige weekdieren. |
(3) |
In september 2009 heeft de Commissie een inspectiebezoek afgelegd om de bestaande controlesystemen voor de productie van voor uitvoer naar de Unie bestemde tweekleppige weekdieren en visserijproducten te evalueren. Tijdens het inspectiebezoek bleek dat de Peruaanse autoriteiten de corrigerende maatregelen namen die staan vermeld in de informatie die zij na de uitbraak van hepatitis A hadden verstrekt. Op het moment van de inspectie waren deze maatregelen echter nog niet volledig ten uitvoer gelegd. |
(4) |
De Peruaanse autoriteiten hebben de Commissie onlangs meegedeeld dat zij de tenuitvoerlegging van de corrigerende maatregelen hebben voltooid. Om de gezondheid van de consumenten te beschermen, is het echter nodig dat de bij Beschikking 2008/866/EG vastgestelde beschermingsmaatregelen worden gehandhaafd totdat de Commissie heeft geverifieerd of de Peruaanse autoriteiten de tenuitvoerlegging van de corrigerende maatregelen hebben voltooid en tot de conclusie komt dat de in Peru geproduceerde tweekleppige weekdieren die voor de uitvoer naar de Unie zijn bestemd, voldoen aan de eisen die in het recht van de Unie zijn vastgesteld. |
(5) |
Daarom moet de toepassingsperiode van Beschikking 2008/866/EG tot en met 30 november 2011 worden verlengd, onverminderd de bevoegdheid van de Commissie om die maatregelen te wijzigen, in te trekken of uit te breiden in het licht van eventuele nieuwe informatie over de ontwikkeling van de situatie in Peru en de resultaten van de inspecties door haar diensten. |
(6) |
Beschikking 2008/866/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(7) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
In artikel 5 van Beschikking 2008/866/EG wordt de datum „30 november 2010” vervangen door de datum „30 november 2011”.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 22 oktober 2010.
Voor de Commissie
John DALLI
Lid van de Commissie
(1) PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.
(2) PB L 307 van 18.11.2008, blz. 9.
(3) PB L 314 van 1.12.2009, blz. 90.
26.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 280/60 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 25 oktober 2010
tot toelating van een methode voor de indeling van varkenskarkassen in Griekenland
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 7230)
(Slechts de tekst in de Griekse taal is authentiek)
(2010/642/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name artikel 43, onder m), juncto artikel 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens punt B.IV, punt 1, van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 moet, met het oog op de indeling van varkenskarkassen, het aandeel mager vlees worden geschat volgens door de Commissie toegestane indelingsmethoden en mogen in dit verband uitsluitend statistisch bewezen schattingsmethoden op basis van de fysieke opmeting van één of meer onderdelen van de anatomie van het geslachte varken worden toegestaan. Indelingsmethoden worden slechts toegelaten als een maximumtolerantie voor de statistische fout bij de schatting in acht wordt genomen. Deze tolerantie is vastgesteld in artikel 23, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1249/2008 van de Commissie van 10 december 2008 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor de communautaire indelingsschema’s voor runder-, varkens- en schapenkarkassen en voor de mededeling van de prijzen daarvan (2). |
(2) |
Griekenland heeft de Commissie verzocht een methode voor de indeling van onthuide varkenskarkassen toe te staan. Deze lidstaat heeft een gedetailleerde beschrijving van de uniforme wijze van het onthuiden van de karkassen, alsmede de resultaten van de versnijdingsproeven ingediend in, respectievelijk deel één en deel twee van het in artikel 23, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1249/2008 bedoelde protocol. Beide delen van het protocol zijn in 2008, 2009 en 2010 aan de overige lidstaten overgelegd in het kader van Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten. |
(3) |
Uit het onderzoek van dit verzoek is gebleken dat aan de voorwaarden voor toelating van deze indelingsmethode is voldaan. Deze indelingsmethode dient derhalve te worden toegestaan in Griekenland. |
(4) |
Krachtens punt B.III, tweede alinea, van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 kan aan de lidstaten toelating worden verleend een andere aanbiedingsvorm van varkenskarkassen vast te stellen, onder meer indien de normale handelspraktijk op hun grondgebied afwijkt van de in de eerste alinea van dat punt omschreven standaardaanbiedingsvorm. |
(5) |
Griekenland heeft aan de Commissie meegedeeld dat volgens de handelspraktijk van sommige slachthuizen in Griekenland naast de in de hierboven bedoelde eerste alinea bedoelde tong, borstels, hoeven, geslachtsorganen, niervet, nieren en middenrif ook nog de huid van het varkenskarkas moet worden verwijderd. Deze van de standaardaanbiedingsvorm afwijkende aanbiedingsvorm dient derhalve in Griekenland te worden toegestaan. |
(6) |
Het apparaat of de indelingsmethode mag slechts worden gewijzigd bij een nieuw besluit van de Commissie waarin met de opgedane ervaring rekening is gehouden. In dat geval kan de bij het onderhavige besluit verleende toelating worden ingetrokken. |
(7) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de indeling van onthuide varkenskarkassen overeenkomstig punt B.IV, punt 1, van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 mag in Griekenland de volgende methode worden gebruikt: het „Hennessy Grading Probe (HGP 4)” genaamde apparaat en de bijbehorende schattingsmethode, die nader zijn beschreven in de bijlage.
Artikel 2
Onverminderd de in punt B.III, eerste alinea, van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde standaardaanbiedingsvorm mogen varkenskarkassen in Griekenland op een uniforme wijze worden onthuid alvorens te worden gewogen en ingedeeld. Met het oog op de vergelijkbaarheid van de noteringen van varkenskarkassen wordt het geconstateerde warm geslacht gewicht aangepast volgens de volgende formule:
warm geslacht gewicht = 1,05232 × gewicht van het onthuide karkas.
Artikel 3
Het apparaat en de schattingsmethode mogen niet worden gewijzigd.
Artikel 4
Dit besluit is gericht tot de Helleense Republiek.
Gedaan te Brussel, 25 oktober 2010.
Voor de Commissie
Dacian CIOLOŞ
Lid van de Commissie
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 337 van 16.12.2008, blz. 3.
BIJLAGE
METHODE VOOR DE INDELING VAN VARKENSKARKASSEN IN GRIEKENLAND
1. |
De onthuide varkenskarkassen worden ingedeeld met behulp van het „Hennessy Grading Probe (HGP 4)” genaamde apparaat. |
2. |
Het apparaat is voorzien van een sonde met een diameter van 5,95 mm (6,3 mm bij het mes aan de punt van de sonde) met een fotodiode (Siemens LED type LYU 260-EO) en een fotodetector type Silonex SLCD-61N1 en heeft een meetbereik van 0 tot 120 mm. De verkregen meetwaarden worden door de HGP 4 zelf of met behulp van een daaraan gekoppelde computer omgezet in een geschat magervleesaandeel. |
3. |
Het magervleesaandeel van het karkas wordt aan de hand van de onderstaande formule berekend. Ŷ = 62,400 – 0,495Χ1 – 0,559Χ2 + 0,129Χ3 waarbij:
De formule is geldig voor karkassen met een gewicht tussen 60 en 120 kg. |
HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN
26.10.2010 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 280/62 |
BESLUIT Nr. 2/2010 VAN HET STATISTISCH COMITÉ EUROPESE UNIE/ZWITSERLAND
van 1 oktober 2010
tot wijziging van bijlage A bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat over samenwerking op het gebied van statistiek
(2010/643/EU)
HET STATISTISCH COMITÉ EUROPESE UNIE/ZWITSERLAND,
Gezien de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat over samenwerking op het gebied van statistiek (1), en met name artikel 4, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat is op 1 januari 2007 in werking getreden en bevat bijlage A betreffende wetgeving op het gebied van statistiek. |
(2) |
Er is nieuwe wetgeving op het gebied van statistiek vastgesteld en deze moet aan bijlage A worden toegevoegd. Bijlage A moet dan ook worden herzien. |
BESLUIT:
Artikel 1
Bijlage A bij de overeenkomst wordt vervangen door de bijlage bij dit besluit.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.
Gedaan te Sofia, 1 oktober 2010.
Voor het Gezamenlijk Comité
Het hoofd van de EU-delegatie
Walter RADERMACHER
Het hoofd van deZwitserse delegatie
Jürg MARTI
(1) PB L 90 van 28.3.2006, blz. 2.
BIJLAGE
„BIJLAGE A
WETGEVING OP HET GEBIED VAN STATISTIEK ALS BEDOELD IN ARTIKEL 2
SECTORALE AANPASSING
1. |
De term „lidstaat” of „lidstaten” in de in deze bijlage genoemde besluiten wordt geacht om, naast de betekenis in de desbetreffende besluiten van de Gemeenschap, ook Zwitserland te omvatten. |
2. |
Verwijzingen naar de „Nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschappen (NACE Rev. 1)” worden, tenzij anders bepaald, gelezen als verwijzingen naar de „Nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschappen (NACE Rev. 2)”, zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (1). De codenummers waarnaar wordt verwezen, worden gelezen als de overeenkomstige omgezette codenummers in NACE Rev. 2. |
3. |
Bepalingen waarin is vastgelegd voor wiens rekening de kosten van uitvoering van enquêtes en dergelijke komen, zijn voor deze overeenkomst niet van toepassing. |
BESLUITEN
ONDERNEMINGENSTATISTIEK
— |
32008 R 0295: Verordening (EG) nr. 295/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 betreffende structurele bedrijfsstatistieken (herschikking) (PB L 97 van 9.4.2008, blz. 13), gewijzigd bij:
Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:
|
— |
31998 R 2700: Verordening (EG) nr. 2700/98 van de Commissie van 17 december 1998 betreffende de definities van kenmerken voor de structurele bedrijfsstatistieken (PB L 344 van 18.12.1998, blz. 49), gewijzigd bij:
|
— |
31998 R 2701: Verordening (EG) nr. 2701/98 van de Commissie van 17 december 1998 betreffende reeksen gegevens die moeten worden geproduceerd voor de structurele bedrijfsstatistieken (PB L 344 van 18.12.1998, blz. 81), gewijzigd bij:
|
— |
31998 R 2702: Verordening (EG) nr. 2702/98 van de Commissie van 17 december 1998 betreffende het technische formaat voor de indiening van structurele bedrijfsstatistieken (PB L 344 van 18.12.1998, blz. 102), gewijzigd bij:
|
— |
31999 R 1618: Verordening (EG) nr. 1618/1999 van de Commissie van 23 juli 1999 inzake de criteria voor de kwaliteitsbeoordeling van structurele bedrijfsstatistieken (PB L 192 van 24.7.1999, blz. 11). |
— |
31999 R 1225: Verordening (EG) nr. 1225/1999 van de Commissie van 27 mei 1999 betreffende de definities van kenmerken voor de statistieken van verzekeringsdiensten (PB L 154 van 19.6.1999, blz. 1). |
— |
31999 R 1227: Verordening (EG) nr. 1227/1999 van de Commissie van 28 mei 1999 betreffende het technische formaat voor de indiening van statistieken van verzekeringsdiensten (PB L 154 van 19.6.1999, blz. 75), gewijzigd bij:
|
— |
31999 R 1228: Verordening (EG) nr. 1228/1999 van de Commissie van 28 mei 1999 betreffende de reeksen gegevens die moeten worden geproduceerd voor de statistieken van verzekeringsdiensten (PB L 154 van 19.6.1999, blz. 91), gewijzigd bij:
|
— |
32003 R 1668: Verordening (EG) nr. 1668/2003 van de Commissie van 1 september 2003 ter uitvoering van Verordening (EG, Euratom) nr. 58/97 van de Raad, wat het technische formaat voor de indiening van structurele bedrijfsstatistieken betreft, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2702/98 betreffende het technische formaat voor de indiening van structurele bedrijfsstatistieken (PB L 244 van 29.9.2003, blz. 32), gewijzigd bij:
|
— |
32003 R 1669: Verordening (EG) nr. 1669/2003 van de Commissie van 1 september 2003 ter uitvoering van Verordening (EG, Euratom) nr. 58/97 van de Raad met betrekking tot de reeksen gegevens die moeten worden geproduceerd voor de structurele bedrijfsstatistieken en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2701/98 betreffende de reeksen gegevens die moeten worden geproduceerd voor de structurele bedrijfsstatistieken (PB L 244 van 29.9.2003, blz. 57). |
— |
32003 R 1670: Verordening (EG) nr. 1670/2003 van de Commissie van 1 september 2003 ter uitvoering van Verordening (EG, Euratom) nr. 58/97 van de Raad met betrekking tot de definities van kenmerken voor de structurele bedrijfsstatistieken en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2700/98 betreffende de definities van kenmerken voor de structurele bedrijfsstatistieken (PB L 244 van 29.9.2003, blz. 74). |
— |
31998 R 1165: Verordening (EG) nr. 1165/98 van de Raad van 19 mei 1998 inzake kortetermijnstatistieken (PB L 162 van 5.6.1998, blz. 1), gewijzigd bij:
Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen: Zwitserland is vrijgesteld van het verschaffen van gegevens op 4-cijferniveau van de NACE Rev. 1.
Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen: Zwitserland is tot 2013 vrijgesteld van het verschaffen van gegevens voor de variabelen 220 en 230.
Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen: Zwitserland is tot 2013 vrijgesteld van het verschaffen van gegevens voor de variabelen 220 en 230. |
— |
32001 R 0586: Verordening (EG) nr. 586/2001 van de Commissie van 26 maart 2001 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1165/98 van de Raad inzake kortetermijnstatistieken, wat de definitie van belangrijke industriegroepen (BIG’s) betreft (PB L 86 van 27.3.2001, blz. 11), gewijzigd bij:
|
— |
32008 R 0177: Verordening (EG) nr. 177/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor ondernemingsregisters voor statistische doeleinden en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2186/93 van de Raad (PB L 61 van 5.3.2008, blz. 6). |
— |
31993 R 2186: Verordening (EEG) nr. 2186/93 van de Raad van 22 juli 1993 betreffende de communautaire coördinatie van de inrichting van ondernemingsregisters voor statistische doeleinden (PB L 196 van 5.8.1993, blz. 1). Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen: Punt 1 k) van bijlage II bij de verordening is voor Zwitserland niet van toepassing. |
— |
32009 R 0192: Verordening (EG) nr. 192/2009 van de Commissie van 11 maart 2009 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 177/2008 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor ondernemingsregisters voor statistische doeleinden, wat de uitwisseling van vertrouwelijke gegevens tussen de Commissie (Eurostat) en de lidstaten betreft (PB L 67 van 12.3.2009, blz. 14). Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen: Zwitserland is tot eind 2013 vrijgesteld van het verschaffen van individuele omzetgegevens voor de ondernemingen zoals omschreven in individuele omzetgegevens van bijlage A. |
— |
32009 D 0252: Beschikking 2009/252/EG van de Commissie van 11 maart 2009 betreffende afwijkingen van bepaalde bepalingen van Verordening (EG) nr. 177/2008 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor ondernemingsregisters voor statistische doeleinden (PB L 75 van 21.3.2009, blz. 11). |
VERVOERS- EN TOERISMESTATISTIEK
— |
31998 R 1172: Verordening (EG) nr. 1172/98 van de Raad van 25 mei 1998 betreffende de statistische registratie van het goederenvervoer over de weg (PB L 163 van 6.6.1998, blz. 1), gewijzigd bij:
|
— |
32001 R 2163: Verordening (EG) nr. 2163/2001 van de Commissie van 7 november 2001 betreffende de technische aspecten van de toezending van gegevens voor de statistiek van het goederenvervoer over de weg (PB L 291 van 8.11.2001, blz. 13), gewijzigd bij:
|
— |
32004 R 0642: Verordening (EG) nr. 642/2004 van de Commissie van 6 april 2004 inzake de nauwkeurigheidseisen voor de gegevens die ingevolge Verordening (EG) nr. 1172/98 van de Raad betreffende de statistische registratie van het goederenvervoer over de weg worden verzameld (PB L 102 van 7.4.2004, blz. 26). |
— |
32007 R 0833: Verordening (EG) nr. 833/2007 van de Commissie van 16 juli 2007 tot beëindiging van de overgangsperiode zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 1172/98 van de Raad betreffende de statistische registratie van het goederenvervoer over de weg (PB L 185 van 17.7.2007, blz. 9). |
— |
32003 R 0006: Verordening (EG) nr. 6/2003 van de Commissie van 30 december 2002 betreffende de verspreiding van statistieken inzake het goederenvervoer over de weg (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 45). |
— |
31993 D 0704: Beschikking 93/704/EG van de Raad van 30 november 1993 betreffende de oprichting van een communautaire gegevensbank inzake ongevallen in het wegverkeer (PB L 329 van 30.12.1993, blz. 63). |
— |
32003 R 0091: Verordening (EG) nr. 91/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende de statistieken van het spoorvervoer (PB L 14 van 21.1.2003, blz. 1), gewijzigd bij:
|
— |
32007 R 0332: Verordening (EG) nr. 332/2007 van de Commissie van 27 maart 2007 betreffende de technische regelingen voor de indiening van statistieken over het spoorvervoer (PB L 88 van 29.3.2007, blz. 16). |
— |
32003 R 0437: Verordening (EG) nr. 437/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2003 betreffende de statistische registratie van het passagiers-, vracht- en postvervoer door de lucht (PB L 66 van 11.3.2003, blz. 1), gewijzigd bij:
|
— |
32003 R 1358: Verordening (EG) nr. 1358/2003 van de Commissie van 31 juli 2003 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 437/2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de statistische registratie van het passagiers-, vracht- en postvervoer door de lucht en tot wijziging van de bijlagen I en II daarbij (PB L 194 van 1.8.2003, blz. 9), gewijzigd bij:
|
— |
31980 L 1119: Richtlijn 80/1119/EEG van de Raad van 17 november 1980 betreffende de statistische registratie van het goederenvervoer over de binnenwateren (PB L 339 van 15.12.1980, blz. 30). |
— |
31995 L 0057: Richtlijn 95/57/EG van de Raad van 23 november 1995 betreffende de verzameling van statistische informatie op het gebied van het toerisme (PB L 291 van 6.12.1995, blz. 32), gewijzigd bij:
|
— |
31999 D 0035: Beschikking 1999/35/EG van de Commissie van 9 december 1998 inzake de procedures ter uitvoering van Richtlijn 95/57/EG van de Raad betreffende de verzameling van statistische informatie op het gebied van het toerisme (PB L 9 van 15.1.1999, blz. 23). |
— |
32007 R 0973: Verordening (EG) nr. 973/2007 van de Commissie van 20 augustus 2007 tot wijziging van enkele Verordeningen (EG) betreffende specifieke statistische gebieden waarop de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 ten uitvoer wordt gelegd (PB L 216 van 21.8.2007, blz. 10). |
STATISTIEK VAN DE BUITENLANDSE HANDEL
— |
32009 R 0471: Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1172/95 van de Raad (PB L 152 van 16.6.2009, blz. 23), uitgevoerd bij:
Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van Verordening (EG) nr. 471/2009 als volgt gelezen:
|
— |
32006 R 1833: Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie van 13 december 2006 betreffende de nomenclatuur van landen en gebieden voor de statistieken van de buitenlandse handel van de Gemeenschap en van de handel tussen de lidstaten (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). |
STATISTISCHE BEGINSELEN, STATISTISCHE GEHEIMHOUDING
— |
31990 R 1588: Verordening (Euratom/EEG) nr. 1588/90 van de Raad van 11 juni 1990 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen (PB L 151 van 15.6.1990, blz. 1). Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:
|
— |
32009 R 0223: Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek en Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164). Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen: Zwitserland doet de nodige maatregelen in werking treden om met ingang van 31 december 2012 aan deze verordening te voldoen. |
— |
31997 R 0322: Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad van 17 februari 1997 betreffende de communautaire statistiek (PB L 52 van 22.2.1997, blz. 1). |
— |
32002 R 0831: Verordening (EG) nr. 831/2002 van de Commissie van 17 mei 2002 tot tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek, met betrekking tot de toegang tot vertrouwelijke gegevens voor wetenschappelijke doeleinden (PB L 133 van 18.5.2002, blz. 7), gewijzigd bij:
|
— |
32004 D 0452: Beschikking 2004/452/EG van 29 april 2004 (PB L 156 van 30.4.2004, blz. 1) tot vaststelling van een lijst van organen waarvan de onderzoekers voor wetenschappelijke doeleinden toegang hebben tot vertrouwelijke gegevens, gewijzigd bij:
|
— |
32008 D 0234: Besluit nr. 234/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 tot oprichting van een Europees Raadgevend Comité voor de statistiek en tot intrekking van Besluit 91/116/EEG van de Raad (PB L 73 van 15.3.2008, blz. 13). |
— |
32008 D 0235: Besluit nr. 235/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 tot instelling van de Europese Adviescommissie voor statistische governance (PB L 73 van 15.3.2008, blz. 17). |
Besluiten waarvan de overeenkomstsluitende partijen nota dienen te nemen
De overeenkomstsluitende partijen nemen nota van de inhoud van het volgende besluit:
— |
52005 PC 0217: Aanbeveling van de Commissie (COM(2005) 217) van 25 mei 2005 over de onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordingsplicht van de nationale en communautaire statistische instanties (PB C 172 van 12.7.2005, blz. 22). |
SOCIALE EN BEVOLKINGSSTATISTIEK
— |
32007 R 0862: Verordening (EG) nr. 862/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende communautaire statistieken over migratie en internationale bescherming en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 311/76 van de Raad betreffende de opstelling van statistieken over buitenlandse werknemers (PB L 199 van 31.7.2007, blz. 23). |
— |
31998 R 0577: Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad van 9 maart 1998 betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap (PB L 77 van 14.3.1998, blz. 3), gewijzigd bij:
Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen: Voor Zwitserland is de steekproefeenheid ongeacht de bepalingen van artikel 2, lid 4, het individu en kan de informatie voor de andere leden van het huishouden ten minste de in artikel 4, lid 1, genoemde kenmerken omvatten. |
— |
32000 R 1575: Verordening (EG) nr. 1575/2000 van de Commissie van 19 juli 2000 houdende uitvoering van Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap, wat de te gebruiken codering voor de overbrenging van de gegevens vanaf het jaar 2001 betreft (PB L 181 van 20.7.2000, blz. 16). |
— |
32000 R 1897: Verordening (EG) nr. 1897/2000 van de Commissie van 7 september 2000 houdende uitvoering van Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap, wat de operationele definitie van werkloosheid betreft (PB L 228 van 8.9.2000, blz. 18). |
— |
32002 R 2104: Verordening (EG) nr. 2104/2002 van de Commissie van 28 november 2002 tot aanpassing van Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap, alsmede van Verordening (EG) nr. 1575/2000 houdende uitvoering van Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad, wat de lijst van variabelen voor onderwijs en opleiding en de vanaf 2003 voor de indiening van gegevens te gebruiken codering van deze variabelen betreft (PB L 324 van 29.11.2002, blz. 14), uitgevoerd bij:
Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen: Ongeacht artikel 1 is Zwitserland vrijgesteld van de uitvoering van de speciale module 2007. |
— |
32005 R 0430: Verordening (EG) nr. 430/2005 van de Commissie van 15 maart 2005 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap, wat de codering voor de overbrenging van de gegevens vanaf het jaar 2006 en het gebruik van een deelsteekproef voor de verzameling van gegevens over structurele variabelen betreft (PB L 71 van 17.3.2005, blz. 36). |
— |
32007 R 0973: Verordening (EG) nr. 973/2007 van de Commissie van 20 augustus 2007 (PB L 216 van 21.8.2007, blz. 10). |
— |
32007 R 0102: Verordening (EG) nr. 102/2007 van de Commissie van 2 februari 2007 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad, van de kenmerken van de speciale module 2008 over de arbeidsmarktsituatie van migranten en hun directe nakomelingen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 430/2005 (PB L 28 van 3.2.2007, blz. 3), gewijzigd bij:
Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen: Ongeacht artikel 2 is Zwitserland vrijgesteld van de indiening van de variabelen in de kolommen 211, 212 en 215 van de bijlage. |
— |
32008 R 0207: Verordening (EG) nr. 207/2008 van de Commissie van 5 maart 2008 tot vaststelling van de specificaties voor de speciale module 2009 over de toegang van jongeren tot de arbeidsmarkt, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad (PB L 62 van 6.3.2008, blz. 4). |
— |
32008 R 0365: Verordening (EG) nr. 365/2008 van de Commissie van 23 april 2008 tot vaststelling van het programma van speciale modules voor de jaren 2010, 2011 en 2012 bij de steekproefenquête naar de arbeidskrachten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad (PB L 112 van 24.4.2008, blz. 22). |
— |
32008 R 0377: Verordening (EG) nr. 377/2008 van de Commissie van 25 april 2008 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap, wat de codering voor de indiening van de gegevens vanaf 2009, het gebruik van een substeekproef voor de verzameling van gegevens over structurele variabelen en de vaststelling van de referentiekwartalen betreft (PB L 114 van 26.4.2008, blz. 57). |
— |
32009 R 0020: Verordening (EG) nr. 20/2009 van de Commissie van 13 januari 2009 tot vaststelling van de specificaties voor de speciale module 2010 over de combinatie van werk en gezin, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad (PB L 9 van 14.1.2009, blz. 7). |
— |
31999 R 0530: Verordening (EG) nr. 530/1999 van de Raad van 9 maart 1999 betreffende structuurstatistieken van lonen en loonkosten (PB L 63 van 12.3.1999, blz. 6), gewijzigd bij:
Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:
|
— |
32007 R 0973: Verordening (EG) nr. 973/2007 van de Commissie van 20 augustus 2007 (PB L 216 van 21.8.2007, blz. 10). |
— |
32000 R 1916: Verordening (EG) nr. 1916/2000 van de Commissie van 8 september 2000 houdende uitvoering van Verordening (EG) nr. 530/1999 van de Raad betreffende structuurstatistieken van lonen en loonkosten, wat de definitie en de indiening van gegevens over de loonstructuur betreft (PB L 229 van 9.9.2000, blz. 3), gewijzigd bij:
|
— |
32006 R 0698: Verordening (EG) nr. 698/2006 van de Commissie van 5 mei 2006 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 530/1999 van de Raad, wat de kwaliteitsbeoordeling van de structuurstatistieken van de loonkosten en lonen betreft (PB L 121 van 6.5.2006, blz. 30). |
— |
32003 R 0450: Verordening (EG) nr. 450/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2003 betreffende de loonkostenindex (PB L 69 van 13.3.2003, blz. 1), uitgevoerd bij:
|
— |
32003 R 1216: Verordening (EG) nr. 1216/2003 van de Commissie van 7 juli 2003 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 450/2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de loonkostenindex (PB L 169 van 8.7.2003, blz. 37). |
— |
32007 R 0973: Verordening (EG) nr. 973/2007 van de Commissie van 20 augustus 2007 tot wijziging van enkele Verordeningen (EG) betreffende specifieke statistische gebieden waarop de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 ten uitvoer wordt gelegd (PB L 216 van 21.8.2007, blz. 10). |
— |
32008 R 0453: Verordening (EG) nr. 453/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kwartaalstatistieken van vacatures in de Gemeenschap (PB L 145 van 4.6.2008, blz. 234). |
— |
32008 R 1062: Verordening (EG) nr. 1062/2008 van de Commissie van 28 oktober 2008 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 453/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwartaalstatistieken van vacatures in de Gemeenschap, wat de correctieprocedures voor seizoensinvloeden en de kwaliteitsverslagen betreft (PB L 285 van 29.10.2008, blz. 3). |
— |
32009 R 0019: Verordening (EG) nr. 19/2009 van de Commissie van 13 januari 2009 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 453/2008 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwartaalstatistieken van vacatures in de Gemeenschap, wat de definitie van een vacature, de peildata voor de gegevensverzameling, de specificaties voor de indiening van de gegevens en haalbaarheidsstudies betreft (PB L 9 van 14.1.2009, blz. 3). |
— |
32003 R 1177: Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC) (PB L 165 van 3.7.2003, blz. 1), gewijzigd bij:
|
— |
32003 R 1980: Verordening (EG) nr. 1980/2003 van de Commissie van 21 oktober 2003 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), wat de definities en bijgewerkte definities betreft (PB L 298 van 17.11.2003, blz. 1), gewijzigd bij:
|
— |
32003 R 1981: Verordening (EG) nr. 1981/2003 van de Commissie van 21 oktober 2003 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), wat het veldwerk en de imputatieprocedures betreft (PB L 298 van 17.11.2003, blz. 23). |
— |
32003 R 1982: Verordening (EG) nr. 1982/2003 van de Commissie van 21 oktober 2003 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), wat de voorschriften voor de steekproeftrekking en de opsporing betreft (PB L 298 van 17.11.2003, blz. 29). |
— |
32003 R 1983: Verordening (EG) nr. 1983/2003 van de Commissie van 7 november 2003 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), wat de lijst van primaire doelvariabelen betreft (PB L 298 van 17.11.2003, blz. 34), gewijzigd bij:
|
— |
32004 R 0028: Verordening (EG) nr. 28/2004 van de Commissie van 5 januari 2004 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), wat de gedetailleerde inhoud van het tussentijdse en het eindverslag over de kwaliteit betreft (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 42). |
— |
32006 R 0315: Verordening (EG) nr. 315/2006 van de Commissie van 22 februari 2006 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC) met betrekking tot de lijst van secundaire doelvariabelen betreffende huisvestingsomstandigheden (PB L 52 van 23.2.2006, blz. 16). |
— |
32007 R 0215: Verordening (EG) nr. 215/2007 van de Commissie van 28 februari 2007 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC) wat de lijst van secundaire doelvariabelen betreffende overmatige schuldenlast en financiële uitsluiting betreft (PB L 62 van 1.3.2007, blz. 8). Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen: Zwitserland is tot eind 2010 vrijgesteld van het verschaffen van gegevens. |
— |
32008 R 0362: Verordening (EG) nr. 362/2008 van de Raad van 14 april 2008 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC), wat de lijst van secundaire doelvariabelen voor 2009 betreffende materiële deprivatie betreft (PB L 112 van 24.4.2008, blz. 1). |
— |
32009 R 0646: Verordening (EG) nr. 646/2009 van de Commissie van 23 juli 2009 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake de communautaire statistiek van inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC) met betrekking tot de lijst van secundaire doelvariabelen voor 2010 betreffende het gedeelde gebruik van middelen binnen het huishouden (PB L 192 van 24.7.2009, blz. 3). |
ECONOMISCHE STATISTIEK
— |
31995 R 2494: Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad van 23 oktober 1995 inzake geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen (PB L 257 van 27.10.1995, blz. 1). Voor Zwitserland is de verordening van toepassing op de harmonisatie van de indexcijfers van de consumptieprijzen voor internationale vergelijkingen. Zij is daarentegen niet relevant voor zover het uitdrukkelijk gaat om de berekening van geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen in het kader van de Economische en Monetaire Unie. Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:
|
— |
32009 R 0330: Verordening (EG) nr. 330/2009 van de Commissie van 22 april 2009 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad, wat minimumnormen voor de behandeling van seizoensgebonden producten in de geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen (GICP’s) betreft (PB L 103 van 23.4.2009, blz. 6). |
— |
31996 R 1749: Verordening (EG) nr. 1749/96 van de Commissie van 9 september 1996 inzake initiële maatregelen tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad inzake geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen (PB L 229 van 10.9.1996, blz. 3), gewijzigd bij:
|
— |
31996 R 2214: Verordening (EG) nr. 2214/96 van de Commissie van 20 november 1996 inzake geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen: indiening en verspreiding van subindexcijfers van het GICP (PB L 296 van 21.11.1996, blz. 8), gewijzigd bij:
|
— |
31997 R 2454: Verordening (EG) nr. 2454/97 van de Commissie van 10 december 1997 houdende vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad met betrekking tot minimumnormen voor de kwaliteit van GICP-wegingen (PB L 340 van 11.12.1997, blz. 24). |
— |
31998 R 2646: Verordening (EG) nr. 2646/98 van de Commissie van 9 december 1998 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad wat de minimumnormen voor de behandeling van tarieven in het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen betreft (PB L 335 van 10.12.1998, blz. 30). |
— |
31999 R 1617: Verordening (EG) nr. 1617/1999 van de Commissie van 23 juli 1999 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad wat de minimumnormen voor de behandeling van verzekeringen in het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen betreft, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2214/96 (PB L 192 van 24.7.1999, blz. 9). |
— |
31999 R 2166: Verordening (EG) nr. 2166/1999 van de Raad van 8 oktober 1999 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 voor wat betreft de minimumnormen voor de behandeling van tot de sectoren gezondheid, onderwijs en sociale bescherming behorende producten in het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen (PB L 266 van 14.10.1999, blz. 1). |
— |
32000 R 2601: Verordening (EG) nr. 2601/2000 van de Commissie van 17 november 2000 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad wat het moment van registratie van aankoopprijzen in het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen betreft (PB L 300 van 29.11.2000, blz. 14). |
— |
32000 R 2602: Verordening (EG) nr. 2602/2000 van de Commissie van 17 november 2000 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad wat de minimumnormen voor de behandeling van kortingen in het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen betreft (PB L 300 van 29.11.2000, blz. 16), gewijzigd bij:
|
— |
32001 R 1920: Verordening (EG) nr. 1920/2001 van de Commissie van 28 september 2001 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad wat de minimumnormen voor de behandeling van in een percentage van de transactiewaarde uitgedrukte kosten van diensten in het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen betreft, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2214/96 (PB L 261 van 29.9.2001, blz. 46), gerectificeerd in PB L 295 van 13.11.2001, blz. 34. |
— |
32001 R 1921: Verordening (EG) nr. 1921/2001 van de Commissie van 28 september 2001 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad wat de minimumnormen voor de behandeling van in een percentage van de transactiewaarde uitgedrukte kosten van diensten in het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen betreft, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2602/2000 (PB L 261 van 29.9.2001, blz. 49), gerectificeerd in PB L 295 van 13.11.2001, blz. 34. |
— |
32005 R 1708: Verordening (EG) nr. 1708/2005 van de Commissie van 19 oktober 2005 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95 van de Raad, wat de gemeenschappelijke referentieperiode voor het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen betreft, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2214/96 (PB L 274 van 20.10.2005, blz. 9). |
— |
32006 R 0701: Verordening (EG) nr. 701/2006 van de Raad van 25 april 2006 houdende gedetailleerde regels voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 2494/95, wat de dekking in de tijd van de verzameling van prijzen in het kader van het geharmoniseerde indexcijfer van de consumptieprijzen betreft (PB L 122 van 9.5.2006, blz. 3). |
— |
32007 R 1445: Verordening (EG) nr. 1445/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor de levering van basisgegevens over koopkrachtpariteiten en voor de berekening en verspreiding van deze pariteiten (PB L 336 van 20.12.2007, blz. 1). |
— |
31996 R 2223: Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (PB L 310 van 30.11.1996, blz. 1), gewijzigd bij:
Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:
|
— |
31997 D 0178: Beschikking 97/178/EG, Euratom van de Commissie van 10 februari 1997 inzake de vaststelling van methoden voor de overgang tussen het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (ESR 95) en het Europees stelsel van economische rekeningen (ESER, 2e druk) (PB L 75 van 15.3.1997, blz. 44). |
— |
31998 D 0715: Beschikking 98/715/EG van de Commissie van 30 november 1998 ter verduidelijking van bijlage A van Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad inzake het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap met betrekking tot de beginselen voor prijs- en volumemetingen (PB L 340 van 16.12.1998, blz. 33). Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de beschikking als volgt gelezen: Artikel 3 (Classificatie van methoden per product) geldt niet voor Zwitserland. |
— |
32002 R 1889: Verordening (EG) nr. 1889/2002 van de Commissie van 23 oktober 2002 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 448/98 van de Raad tot aanvulling en wijziging van Verordening (EG) nr. 2223/96 wat betreft de toerekening van de indirect gemeten diensten van financiële intermediairs (IGDFI) in het kader van het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen (ESR) (PB L 286 van 24.10.2002, blz. 11). |
— |
32003 R 1287: Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 van de Raad van 15 juli 2003 betreffende de harmonisatie van het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen („BNI-verordening”) (PB L 181 van 19.7.2003, blz. 1). |
— |
32005 R 0116: Verordening (EG, Euratom) nr. 116/2005 van de Commissie van 26 januari 2005 betreffende de behandeling van btw-teruggaven aan niet-belastingplichtigen en aan belastingplichtigen voor vrijgestelde handelingen bij de toepassing van Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 van de Raad betreffende de harmonisatie van het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen (PB L 24 van 27.1.2005, blz. 6). |
— |
32005 R 1722: Verordening (EG) nr. 1722/2005 van de Commissie van 20 oktober 2005 betreffende de beginselen voor de schatting van woondiensten ten behoeve van Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 van de Raad betreffende de harmonisatie van het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen (PB L 276 van 21.10.2005, blz. 5). |
— |
31999 D 0622: Beschikking 1999/622/EG, Euratom van de Commissie van 8 september 1999 over de behandeling van btw-teruggaven aan niet-belastingplichtige eenheden en aan belastingplichtige eenheden voor vrijgestelde handelingen bij de uitvoering van Richtlijn 89/130/EEG, Euratom van de Raad betreffende de harmonisatie van de opstelling van het bruto nationaal product tegen marktprijzen (PB L 245 van 17.9.1999, blz. 51). |
— |
32006 R 0601: Verordening (EG) nr. 601/2006 van de Commissie van 18 april 2006 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 184/2005 van het Europees Parlement en de Raad, wat het formaat en de procedure voor de toezending van gegevens betreft (PB L 106 van 19.4.2006, blz. 7). Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen: Zwitserland is tot eind 2013 vrijgesteld van uitvoering van de procedures betreffende het formaat en procedures voor de indiening van gegevens. |
— |
32000 R 0264: Verordening (EG) nr. 264/2000 van de Commissie van 3 februari 2000 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad met betrekking tot kortetermijnstatistieken van de overheidsfinanciën (PB L 29 van 4.2.2000, blz. 4). Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de tabellen 25.1 en 25.2 van de verordening als volgt gelezen:
|
— |
32002 R 1221: Verordening (EG) nr. 1221/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 met betrekking tot niet-financiële kwartaalrekeningen van de overheid (PB L 179 van 9.7.2002, blz. 1). Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de tabellen 25.1 en 25.2 van de verordening als volgt gelezen:
|
— |
32005 R 0184: Verordening (EG) nr. 184/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 12 januari 2005 betreffende de communautaire statistiek inzake de betalingsbalans, de internationale handel in diensten en buitenlandse directe investeringen (PB L 35 van 8.2.2005, blz. 23), gewijzigd bij:
Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen: Zwitserland is vrijgesteld van het verschaffen van gegevens voor:
Zwitserland is tot eind 2014 vrijgesteld van de indiening van gegevens voor:
|
NOMENCLATUREN
— |
31990 R 3037: Verordening (EEG) nr. 3037/90 van de Raad van 9 oktober 1990 betreffende de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap (PB L 293 van 24.10.1990, blz. 1), gewijzigd bij:
|
— |
31993 R 0696: Verordening (EEG) nr. 696/93 van de Raad van 15 maart 1993 inzake de statistische eenheden voor waarneming en analyse van het productiestelsel in de Gemeenschap (PB L 76 van 30.3.1993, blz. 1), gewijzigd bij:
|
— |
32003 R 1053: Verordening (EG) nr. 1053/2003 van de Commissie van 19 juni 2003 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft snelle tests (PB L 152 van 20.6.2003, blz. 8). |
— |
32003 R 1059: Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1), gewijzigd bij:
|
— |
32008 R 0451: Verordening (EG) nr. 451/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van een nieuwe statistische classificatie van producten gekoppeld aan activiteiten (CPA) en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3696/93 van de Raad (PB L 145 van 4.6.2008, blz. 65). |
— |
32006 R 1893: Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1). |
LANDBOUWSTATISTIEK
— |
31996 L 0016: Richtlijn 96/16/EG van de Raad van 19 maart 1996 betreffende statistische enquêtes inzake melk en zuivelproducten (PB L 78 van 28.3.1996, blz. 27), gewijzigd bij:
Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de richtlijn als volgt gelezen: Zwitserland is niet gebonden aan de in de richtlijn verlangde regionale uitsplitsing van de gegevens. |
— |
31997 D 0080: Beschikking 97/80/EG van de Commissie van 18 december 1996 houdende uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 96/16/EG betreffende statistische enquêtes inzake melk en zuivelproducten (PB L 24 van 25.1.1997, blz. 26), gewijzigd bij:
|
— |
32005 D 0288: Beschikking 2005/288/EG van de Commissie van 18 maart 2005 tot wijziging van Beschikking 97/80/EG houdende uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 96/16/EG van de Raad betreffende statistische enquêtes inzake melk en zuivelproducten (PB L 88 van 7.4.2005, blz. 10). Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen: Zwitserland is niet gebonden aan de regionale uitsplitsing die wordt verlangd in bijlage I, tabel 1: Jaarlijkse productie van koemelk. |
— |
32008 R 1166: Verordening (EG) nr. 1166/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven en de enquête naar de productiemethoden in de landbouw en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 571/88 van de Raad (PB L 321 van 1.12.2008, blz. 14). Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de beschikking als volgt gelezen: Voor Zwitserland is post VII van bijlage III bij de Verordening (die twaalf kenmerken van steun voor plattelandsontwikkeling omvat) niet van toepassing. |
— |
32008 R 1242: Verordening (EG) nr. 1242/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende invoering van een communautaire typologie van de landbouwbedrijven (PB L 335 van 13.12.2008, blz. 3). |
— |
32000 D 0115: Beschikking 2000/115/EG van de Commissie van 24 november 1999 betreffende de definities van de kenmerken, de lijst van landbouwproducten, de uitzonderingen op de definities en de regio’s en gebieden voor de enquêtes inzake de structuur van de landbouwbedrijven (PB L 38 van 12.2.2000, blz. 1), gewijzigd bij:
|
— |
32008 D 0690: Beschikking 2008/690/EG van de Commissie van 4 augustus 2008 tot wijziging van Richtlijn 2001/109/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 2002/38/EG, wat betreft de door de lidstaten uitgevoerde statistische enquêtes naar bepaalde soorten fruitbomen (PB L 225 van 23.8.2008, blz. 14). |
— |
32009 R 0543: Verordening (EG) nr. 543/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende gewasstatistieken en houdende intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 837/90 en (EEG) nr. 959/93 van de Raad (PB L 167 van 29.6.2009, blz. 1). |
— |
32004 R 0138: Verordening (EG) nr. 138/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 5 december 2003 betreffende de landbouwrekeningen in de Gemeenschap (PB L 33 van 5.2.2004, blz. 1), gewijzigd bij:
|
— |
32008 R 1165: Verordening (EG) nr. 1165/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende vee- en vleesstatistieken en houdende intrekking van Richtlijnen 93/23/EEG, 93/24/EEG en 93/25/EEG van de Raad (PB L 321 van 1.12.2008, blz. 1). Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de bepalingen van de verordening als volgt gelezen:
|
VISSERIJSTATISTIEK
— |
31991 R 1382: Verordening (EEG) nr. 1382/91 van de Raad van 21 mei 1991 inzake de indiening van gegevens over de aanvoer van visserijproducten in de lidstaten (PB L 133 van 28.5.1991, blz. 1), gewijzigd bij:
|
— |
31991 R 3880: Verordening (EEG) nr. 3880/91 van de Raad van 17 december 1991 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordoostelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen (PB L 365 van 31.12.1991, blz. 1), gewijzigd bij:
|
— |
31993 R 2018: Verordening (EEG) nr. 2018/93 van de Raad van 30 juni 1993 inzake de indiening van statistieken van de vangsten en de visserijactiviteit van de lidstaten die in het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan vissen (PB L 186 van 28.7.1993, blz. 1), gewijzigd bij:
|
— |
31995 R 2597: Verordening (EG) nr. 2597/95 van de Raad van 23 oktober 1995 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten in bepaalde gebieden buiten de Noord-Atlantische Oceaan (PB L 270 van 13.11.1995, blz. 1), gewijzigd bij:
|
— |
31996 R 0788: Verordening (EG) nr. 788/96 van de Raad van 22 april 1996 betreffende de indiening door de lidstaten van statistieken over de aquacultuurproductie (PB L 108 van 1.5.1996, blz. 1). |
ENERGIESTATISTIEK
— |
31990 L 0377: Richtlijn 90/377/EEG van de Raad van 29 juni 1990 betreffende een communautaire procedure inzake de doorzichtigheid van de prijzen van gas en elektriciteit voor industriële eindgebruikers (PB L 185 van 17.7.1990, blz. 16). |
MILIEUSTATISTIEK
— |
32006 R 1893: Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1). |
— |
32007 R 0973: Verordening (EG) nr. 973/2007 van de Commissie van 20 augustus 2007 (PB L 216 van 21.8.2007, blz. 10).” |