ISSN 1725-2598

doi:10.3000/17252598.L_2009.182.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 182

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

52e jaargang
15 juli 2009


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EG) nr. 617/2009 van de Raad van 13 juli 2009 houdende opening van een autonoom tariefcontingent voor de invoer van rundvlees van hoge kwaliteit

1

 

 

Verordening (EG) nr. 618/2009 van de Commissie van 14 juli 2009 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

2

 

*

Verordening (EG) nr. 619/2009 van de Commissie van 13 juli 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 474/2006 tot opstelling van de communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap ( 1 )

4

 

*

Verordening (EG) nr. 620/2009 van de Commissie van 13 juli 2009 tot vaststelling van de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van rundvlees van hoge kwaliteit

25

 

*

Verordening (EG) nr. 621/2009 van de Commissie van 14 juli 2009 tot vaststelling van een verbod op de visserij op makreel in de gebieden VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; EG-wateren van Vb; internationale wateren van IIa, XII en XIV door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

31

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2009/548/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 30 juni 2009 tot vaststelling van een model voor nationale actieplannen voor energie uit hernieuwbare bronnen krachtens Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 5174)  ( 1 )

33

 

 

2009/549/EG

 

*

Besluit van de Commissie van 13 juli 2009 tot aanwijzing van een uit de publieke sector afkomstig lid van de raad van toezicht van de European Financial Reporting Advisory Group

63

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

15.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 182/1


VERORDENING (EG) Nr. 617/2009 VAN DE RAAD

van 13 juli 2009

houdende opening van een autonoom tariefcontingent voor de invoer van rundvlees van hoge kwaliteit

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 133,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Aangezien de Gemeenschap belang heeft bij harmonieuze handelsbetrekkingen met derde landen, dient te worden voorzien in de opening, als autonome maatregel, van een communautair invoertariefcontingent van 20 000 t vers, gekoeld of bevroren rundvlees van hoge kwaliteit.

(2)

In artikel 144 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1) is bepaald dat de tariefcontingenten voor onder die verordening vallende producten door de Commissie worden geopend en beheerd overeenkomstig bepalingen die worden vastgesteld volgens de in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 bedoelde procedure,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Bij deze verordening wordt een jaarlijks communautair tariefcontingent, met volgnummer 09.4449, vastgesteld voor de invoer van 20 000 t vers, gekoeld of bevroren rundvlees van de GN-codes 0201, 0202, 0206 10 95 en 0206 29 91, uitgedrukt in productgewicht.

2.   Voor het in lid 1 bedoelde contingent worden de invoerrechten van het gemeenschappelijk douanetarief vastgesteld op 0 %.

3.   Het contingentjaar loopt van 1 juli tot en met 30 juni.

Artikel 2

Het in artikel 1 bedoelde tariefcontingent wordt beheerd door de Commissie overeenkomstig artikel 144 en artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 augustus 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

E. ERLANDSSON


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.


15.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 182/2


VERORDENING (EG) Nr. 618/2009 VAN DE COMMISSIE

van 14 juli 2009

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 15 juli 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 juli 2009.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MK

30,0

ZZ

30,0

0707 00 05

TR

106,6

ZZ

106,6

0709 90 70

TR

102,0

ZZ

102,0

0805 50 10

AR

49,3

TR

53,0

ZA

67,1

ZZ

56,5

0808 10 80

AR

85,4

BR

73,6

CL

97,7

CN

94,7

NZ

96,5

US

98,1

ZA

81,9

ZZ

89,7

0808 20 50

AR

84,7

CL

76,8

NZ

87,2

ZA

101,6

ZZ

87,6

0809 10 00

HR

90,0

TR

189,4

XS

103,5

ZZ

127,6

0809 20 95

TR

262,6

ZZ

262,6

0809 30

TR

145,4

ZZ

145,4


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


15.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 182/4


VERORDENING (EG) Nr. 619/2009 VAN DE COMMISSIE

van 13 juli 2009

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 474/2006 tot opstelling van de communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2005 betreffende de vaststelling van een communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod binnen de Gemeenschap is opgelegd en het informeren van luchtreizigers over de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaatschappij, en tot intrekking van artikel 9 van Richtlijn 2004/36/EG (1), en met name op artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 474/2006 van de Commissie van 22 maart 2006 is de in hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad (2) bedoelde communautaire lijst opgesteld van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap.

(2)

Overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2111/2005 heeft een aantal lidstaten de Commissie informatie verstrekt die relevant is voor de bijwerking van de communautaire lijst. Ook derde landen hebben relevante informatie meegedeeld. De communautaire lijst moet op basis daarvan worden bijgewerkt.

(3)

De Commissie heeft alle betrokken luchtvaartmaatschappijen rechtstreeks of, wanneer dit praktisch niet mogelijk was, via de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor regelgevend toezicht op die maatschappijen, in kennis gesteld van de essentiële feiten en overwegingen die aan de basis liggen van haar beslissing om aan deze luchtvaartmaatschappijen een exploitatieverbod op te leggen in de Gemeenschap of om de voorwaarden te wijzigen van een exploitatieverbod voor een luchtvaartmaatschappij op de communautaire lijst.

(4)

De Commissie heeft de betrokken luchtvaartmaatschappijen de gelegenheid gegeven om de door de lidstaten verstrekte documenten te raadplegen, om schriftelijke opmerkingen in te dienen en om binnen tien werkdagen een mondelinge uiteenzetting te geven aan de Commissie en aan het bij Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad van 16 december 1991 inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart ingestelde Comité inzake veiligheid van de luchtvaart (3).

(5)

De autoriteiten die belast zijn met het regelgevend toezicht op de betrokken luchtvaartmaatschappijen, zijn door de Commissie en, in specifieke gevallen, door een aantal lidstaten geraadpleegd.

(6)

Verordening (EG) nr. 474/2006 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

Sommige lidstaten hebben bepaalde handhavingsmaatregelen genomen op basis van vaststellingen die zijn gedaan bij SAFA-platforminspecties van luchtvaartuigen van bepaalde communautaire luchtvaartmaatschappijen en bij door hun nationale luchtvaartautoriteiten uitgevoerde inspecties en audits op specifieke gebieden. Zij hebben de Commissie en het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart in kennis gesteld van deze maatregelen. De bevoegde autoriteiten van Griekenland hebben op 8 mei 2009 het Air Operator Certificate (AOC) van de maatschappij EuroAir Ltd ingetrokken; de bevoegde autoriteiten van Zweden hebben op 23 januari 2009 het AOC van de maatschappij Nordic Airways AB („Regional”) en op 31 maart 2009 dat van de maatschappij Fly Excellence AB ingetrokken.

(8)

Op 8 april 2009 hebben de bevoegde autoriteiten van Thailand (het Thaise burgerluchtvaartdepartement) de Commissie meegedeeld dat zij het AOC van de maatschappij One Two Go hadden ingetrokken. One Two Go heeft hiertegen beroep aangetekend, maar het Thaise burgerluchtvaartdepartement heeft de intrekkingsbeschikking op 4 mei 2009 bevestigd.

(9)

Aangezien de maatschappij haar AOC is kwijtgeraakt en zij dus niet meer over een geldige exploitatievergunning beschikt, wordt op basis van de gemeenschappelijke criteria geoordeeld dat One Two Go niet langer een „luchtvaartmaatschappij” is als omschreven in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2111/2005 en derhalve uit bijlage A dient te worden geschrapt.

(10)

Overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG) nr. 298/2009 van de Commissie van 8 april 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 474/2006 tot opstelling van de communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap (4) heeft het Thaise burgerluchtvaartdepartement de Commissie informatie verstrekt over de doeltreffendheid van de door Orient Thai genomen corrigerende maatregelen alsook van de door het departement zelf genomen maatregelen ter verhelping van eerder vastgestelde veiligheidstekortkomingen, die hadden geleid tot de schorsing van de vluchten van de maatschappij met luchtvaartuigen van het type MD-80 gedurende een periode van 75 dagen tot 7 oktober 2008.

(11)

Op basis van deze informatie is de Commissie van oordeel dat geen verdere maatregelen hoeven te worden genomen.

(12)

Na de vaststelling van Verordening (EG) nr. 298/2009 heeft een team van Europese deskundigen van 25 tot 29 mei 2009 een bezoek gebracht aan Oekraïne om na te gaan welke vooruitgang er was geboekt met de uitvoering van het door de bevoegde autoriteiten van Oekraïne ingediende actieplan ter versterking van het toezicht en welke de veiligheidssituatie was bij de twee luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod was opgelegd in de Gemeenschap, namelijk Ukraine Cargo Airways en Ukrainian Mediterranean Airlines. Teneinde de toezichtuitoefening door de nationale luchtvaartadministratie van Oekraïne te beoordelen, heeft het Europese team van deskundigen ook contact gehad met twee luchtvaartmaatschappijen (South Airlines en Khors Air Company) die vluchten naar de Gemeenschap uitvoeren en zowel in de Gemeenschap als in andere ECAC-landen aan platforminspecties zijn onderworpen.

(13)

De nationale luchtvaartadministratie heeft beperkte vooruitgang geboekt met de uitvoering van haar actieplan. Alle acties (12/12) die zij in haar op 31 mei 2008 ingediende actieplan ter versterking van de toezichtuitoefening heeft opgenomen, staan nog open. Er heeft geen certificering plaatsgevonden volgens de voorschriften die de administratie had aangekondigd, de desbetreffende wetgeving is niet uitgevaardigd en de vaststelling van de corrigerende maatregelen zal ten vroegste in juli 2011 worden voltooid, waarbij de uitvoering in sommige gevallen vertraging zal oplopen tot 2015.

(14)

De uitvoering van het actieplan hangt rechtstreeks samen met de complexiteit van de Oekraïense wet- en regelgeving, op grond waarvan niet duidelijk kan worden vastgesteld welke normen er voor de goedkeuring van luchtvaartuigen en exploitanten worden gebruikt en of deze ook in overeenstemming zijn met de bijlagen van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO). Dit werd in de gesprekken met de vier exploitanten bevestigd.

(15)

Uit het verslag van het bezoek blijkt ook dat de bevoegde autoriteiten van Oekraïne niet over voldoende gekwalificeerd personeel beschikken om het toezicht op de 74 AOC-houders (luchtwaardigheid en vluchtuitvoering) te kunnen uitoefenen. Er kon niet ten volle worden aangetoond dat voortdurend toezicht wordt uitgeoefend; de door de bevoegde autoriteiten van Oekraïne na het bezoek gemaakte opmerkingen hebben hierover niet meer duidelijkheid verschaft. Voorts is uit een grondige doorlichting van het AOC-systeem dat door de bevoegde autoriteiten van Oekraïne wordt gehanteerd, gebleken dat onduidelijk is op basis van welke voorschriften en normen de certificering geschiedt en dat er geen zekerheid bestaat over de precieze vloot waarvoor een exploitatievergunning is afgegeven of de precieze vergunningen die zijn verleend.

(16)

De bevoegde autoriteiten van Oekraïne hebben opmerkingen gemaakt die evenwel niet volstonden om de tijdens het bezoek gedane bevindingen aan te passen. De verschillende corrigerende maatregelen die zij hebben aangekondigd, zullen op de voet moeten worden gevolgd en regelmatig moeten worden beoordeeld, daarbij rekening houdende met de resultaten van de USOAP-audit van de ICAO in juni 2008. Na het bezoek hebben de bevoegde autoriteiten van Oekraïne ook een nieuw actieplan met corrigerende maatregelen ingediend, waarvan de uitvoering afhangt van de vaststelling van een nieuwe luchtvaartwet in Oekraïne, die voor 2010 is gepland. Daardoor zal de vaststelling van diverse uitvoeringsvoorschriften niet worden voltooid vóór de tweede helft van 2011 wat de exploitatie van luchtvaartuigen betreft, eind 2012 wat licenties van bemanningen betreft, en eind 2015 wat permanente luchtwaardigheid betreft.

(17)

Gelet op de resultaten van het bezoek en de uiteenzettingen die tijdens de bijeenkomst van het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart op 1 juli 2009 zijn gegeven, zal de Commissie de uitvoering van deze acties op de voet blijven volgen en samenwerken met de bevoegde autoriteiten van Oekraïne, zodat deze het toezicht kunnen versterken en tekortkomingen verhelpen. Voorts zullen de lidstaten de daadwerkelijke naleving van de relevante veiligheidsnormen systematisch controleren door overeenkomstig Verordening (EG) nr. 351/2008 van de Commissie (5) prioriteit te geven aan platforminspecties van luchtvaartuigen van in Oekraïne geregistreerde luchtvaartuigen.

(18)

Na de vaststelling van Verordening (EG) nr. 298/2009 werd de maatschappij verzocht om alle relevante informatie te verstrekken, onder meer over de corrigerende maatregelen om de eerder vastgestelde veiligheidstekortkomingen te verhelpen. De bevoegde autoriteiten van Oekraïne hebben informatie verstrekt over de maatregelen die met betrekking tot het AOC van de maatschappij zijn genomen. Motor Sich heeft op 4 juni 2009 documenten verstrekt waaruit blijkt dat het bedrijf een oorzakenanalyse van de veiligheidstekortkomingen heeft verricht en corrigerende maatregelen heeft genomen om deze te verhelpen. De analyse en de corrigerende maatregelen zijn door de bevoegde autoriteiten van Oekraïne goedgekeurd. Op 15 juni heeft het bedrijf een brief, waarin ook de corrigerende maatregelen worden beschreven, gericht aan de bevoegde autoriteiten van Frankrijk, die het luchtvaartuig AN-12 (UR-11819) aan een inspectie (6) hadden onderworpen. In het actieplan met corrigerende maatregelen is aangegeven dat de handboeken en documentatie (procedurehandboek en vluchthandboek) werden gewijzigd om ze in overeenstemming te brengen met de ICAO-normen en een correcte vluchtvoorbereiding mogelijk te maken.

(19)

De opleiding die de piloten en bemanningen in staat moet stellen de herziene handboeken en procedures effectief toe te passen, is evenwel ontoereikend om het grote aantal wijzigingen op passende wijze te kunnen behandelen. De Commissie heeft van de bevoegde autoriteiten van Oekraïne ook geen informatie ontvangen dat er is geverifieerd in hoeverre deze maatregelen zijn uitgevoerd dan wel effectief zijn voltooid, teneinde de vastgestelde veiligheidstekortkomingen op blijvende wijze te verhelpen.

(20)

In het licht van deze bevindingen en op basis van de gemeenschappelijke criteria is de Commissie van mening dat de maatschappij Motor Sich momenteel niet aan de relevante veiligheidsnormen voldoet en derhalve in bijlage A opgenomen dient te blijven.

(21)

Na de vaststelling van Verordening (EG) nr. 298/2009 heeft het team van Europese deskundigen op 27 mei 2009 een bezoek gebracht bij de maatschappij Ukraine Cargo Airways (UCA). In het verslag van dit bezoek is vermeld dat de UCA-vloot in een jaar tijd aanzienlijk is ingekrompen, namelijk van 20 luchtvaartuigen begin 2008 (tien IL-76, drie AN-12, drie AN-26, drie MIL-8 helikopters en één Tupolev Tu-134) tot 4 luchtvaartuigen op het ogenblik van het bezoek (twee IL-76, één AN-12 en één AN-26). Van de vier luchtvaartuigen in het AOC is slechts één toestel, een IL-76 (UR-UCC), luchtwaardig; de bewijzen van luchtwaardigheid van de overige drie zijn verstreken. De maatschappij heeft verklaard dat alle andere luchtvaartuigen niet meer luchtwaardig zijn en op geen enkele wijze worden geëxploiteerd.

(22)

Volgens het verslag heeft UCA aanzienlijke vooruitgang geboekt met de uitvoering van zijn op 1 april 2008 bij de Commissie ingediende actieplan met corrigerende maatregelen. Van de 22 geplande maatregelen zijn er 19 voltooid en afgesloten. Het veiligheidsbeleid en de desbetreffende documentatie zijn herzien en verbeterd. Er is een afdeling voor interne veiligheidsinspectie opgericht. De technische staat van de luchtvaartuigen is verbeterd. De procedures voor de opleiding van de bemanningen zijn herzien en verbeterd. Drie van de in het actieplan voorgestelde corrigerende maatregelen staan evenwel nog open; de meest urgente daarvan is het ontbreken van snel opzetbare zuurstofmaskers in luchtvaartuigen van het type IL-76, AN-12 en AN-26, zoals door de ICAO voor vluchten boven een bepaalde hoogte is voorgeschreven.

(23)

Het verslag maakt ook melding van ernstige veiligheidstekortkomingen op het gebied van vluchtuitvoering, opleiding en controles, permanente luchtwaardigheid en onderhoud. Bovendien schiet het kwaliteitsbeheerssysteem tekort omdat het niet garandeert dat door de interne audit of de bevoegde autoriteiten van Oekraïne geconstateerde incidenten worden verholpen en geverifieerd voordat zij definitief worden afgesloten, noch dat tekortkomingen systematisch worden geanalyseerd. Deze bevindingen doen twijfels rijzen over de duurzaamheid van de corrigerende maatregelen die de maatschappij na de oplegging van het exploitatieverbod heeft genomen.

(24)

De maatschappij werd verzocht om opmerkingen te maken. UCA heeft op 10 juni documenten voorgelegd met betrekking tot de tijdens het bezoek gedane bevindingen. Van de 16 nieuwe bevindingen die tijdens het bezoek zijn gedaan, kon er één op basis van de door de maatschappij verstrekte documenten effectief worden gesloten. Met betrekking tot twee bevindingen (procedurehandboek en AOC) deelde de maatschappij mee dat zij de bevoegde autoriteiten van Oekraïne had verzocht om wijzigingen in haar procedurehandboek goed te keuren en in haar AOC een beperking van het vliegniveau op te nemen voor de luchtvaartuigen van het type AN-12 (UR-UCN) en AN-26 (UR-UDM).

(25)

De Commissie heeft geen informatie ontvangen over de goedkeuring van de door de maatschappij gevraagde wijzigingen (beperkingen). De maatschappij heeft op eigen verzoek op 1 juli haar zaak uiteengezet bij de Commissie en het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart en betoogd dat er van in totaal 51 corrigerende maatregelen nog 15 moesten worden uitgevoerd voor eind augustus 2009, waarna de bevoegde autoriteiten van Oekraïne hun verificatie zouden verrichten. De Commissie behoudt zich het recht voor de uitvoering van de corrigerende maatregelen door de maatschappij te verifiëren.

(26)

In het licht van deze bevindingen is de Commissie van mening, op basis van de gemeenschappelijke criteria, dat de maatschappij momenteel niet aan de relevante veiligheidsnormen voldoet en derhalve in bijlage A opgenomen dient te blijven.

(27)

Na de vaststelling van Verordening (EG) nr. 298/2009 heeft het team van Europese deskundigen op 28 mei 2009 een bezoek gebracht bij de maatschappij. Volgens het verslag heeft UMAir aanzienlijke vooruitgang geboekt met zijn documentatiesysteem, dat volledig herzien werd. Er is een veiligheidsafdeling opgericht en een contactpunt aangewezen voor SAFA-inspecties. Ook de opleidingsprocedures zijn herzien en verbeterd. Ofschoon UMAir stelt dat het de uitvoering van zijn actieplan met corrigerende maatregelen heeft voltooid, hetgeen door de bevoegde autoriteiten van Oekraïne is geverifieerd, blijkt uit steekproeven die het team ten aanzien van de corrigerende maatregelen heeft verricht, dat er nog altijd enkele tekortkomingen zijn. De corrigerende maatregelen van UMAir met betrekking tot de loadsheet/dry operating index worden kennelijk niet effectief toegepast op alle in het AOC vermelde luchtvaartuigtypes. Een aantal corrigerende maatregelen voor tekortkomingen die bij een SAFA-inspectie zijn geconstateerd, wordt niet systematisch toegepast, noch wordt de initiële oorzaak ervan vastgesteld (olielek bij een motor, ontbrekende schroeven, prestatiebeperking in de MEL enz.).

(28)

Voorts werden ernstige veiligheidsrisico's geconstateerd op het gebied van exploitatie en permanente luchtwaardigheid alsook onderhoud en engineering. Er is geen duidelijke procedure voor het boordpersoneel van UMAir wanneer een motor tijdens de vlucht uitvalt (daalvlucht) en in het procedurehandboek is niet vermeld hoe een noodsituatie moet worden gemeld wanneer tijdens de vlucht de verwachte/berekende brandstof bij landing onder het minimumniveau zal dalen. Voorts kon voor een luchtvaartuig (UR-CFF) en de motor ervan geen bewijs worden voorgelegd dat zij aan de luchtwaardigheidsvereisten voldoen, werden er verschillende tekortkomingen vastgesteld voor luchtvaartuigen van het type DC-9 en MD-83, en worden de voorschriften van het corrosiepreventie- en -bewakingsprogramma CPCP (vaststelling en rapportage van het corrosieniveau) niet gevolgd. Ten aanzien van het kwaliteitssysteem van de maatschappij stelde het Europese team in zijn verslag vast dat de organisatie niet kon aantonen dat alle aspecten van het onderhouds- en vluchtuitvoeringsproces op regelmatige basis aan een audit worden onderworpen, dat bij de uitgevoerde maatregelen niet altijd rekening wordt gehouden met de initiële oorzaak en dat er geen alomvattend systeem bestaat om openstaande vaststellingen te controleren (interne en externe audits, inclusief bevindingen van de nationale luchtvaartadministratie van Oekraïne).

(29)

De maatschappij werd verzocht om opmerkingen te maken. UMAir heeft een door de bevoegde autoriteiten van Oekraïne goedgekeurd actieplan met corrigerende maatregelen voorgelegd op de vergadering van het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart op 1 juli 2009. Dit actieplan werd opgesteld om de tijdens het bezoek geconstateerde veiligheidstekortkomingen aan te pakken. Op basis van de uiteenzetting van de maatschappij was het evenwel niet mogelijk de tijdens het bezoek gedane bevindingen, met name op het gebied van permanente luchtwaardigheid, bevredigend af te doen. De Commissie behoudt zich het recht voor de uitvoering van de corrigerende maatregelen door de maatschappij te verifiëren.

(30)

In het licht van deze bevindingen is de Commissie van mening, op basis van de gemeenschappelijke criteria, dat de maatschappij momenteel niet aan de relevante veiligheidsnormen voldoet en derhalve in bijlage A opgenomen dient te blijven.

(31)

Uit verificaties is gebleken dat de autoriteit die belast is met het veiligheidstoezicht op de in Kazachstan gecertificeerde luchtvaartmaatschappijen, niet in staat is de relevante veiligheidsnormen toe te passen en te handhaven; dit is aan het licht gekomen tijdens de audit die door de ICAO is uitgevoerd in het kader van haar Universal Safety Oversight Audit Programme (USOAP).

(32)

Na de in april 2009 verrichte USOAP-audit van Kazachstan heeft de ICAO alle landen die partij zijn bij het Verdrag van Chicago, mededeling gedaan van het bestaan van ernstige veiligheidsrisico's met betrekking tot het veiligheidstoezicht op in Kazachstan geregistreerde maatschappijen en luchtvaartuigen, enerzijds op het gebied van vluchtuitvoering (7) en anderzijds op het gebied van luchtwaardigheid (8), omdat er in het in Kazachstan toegepaste certificeringsproces voor de afgifte van AOC's geen rekening wordt gehouden met alle toepasselijke bepalingen van ICAO-bijlage 6. Het merendeel van de bestaande AOC's is afgegeven zonder dat een gekwalificeerd luchtwaardigheidsinspecteur bij dit proces werd betrokken. Met name de volgende punten ontbreken in het certificeringsproces: indiening van onderhoudsprogramma's, herziening van minimumuitrustingslijsten (MEL), vereisten inzake permanente luchtwaardigheid voor de afgifte van specifieke exploitatiegoedkeuringen zoals ETOPS en CAT III. Voorts zijn de meeste bewijzen van luchtwaardigheid afgegeven zonder een technische inspectie van de luchtvaartuigen en hebben de bevoegde autoriteiten van Kazachstan geen periodieke inspecties van luchtvaartuigen verricht. De ICAO heeft geweigerd de door deze autoriteiten voorgestelde actieplannen met corrigerende maatregelen te aanvaarden, omdat er geen uitvoeringsdatums zijn vastgelegd voor de corrigerende maatregelen die onmiddellijk moeten worden genomen om deze ernstige veiligheidsrisico's te verhelpen.

(33)

Gelet op de twee ernstige veiligheidsrisico's waarvan mededeling is gedaan kort na het bezoek van de ICAO, alsook op de SAFA-verslagen is de Commissie in overleg getreden met de bevoegde autoriteiten van Kazachstan om haar grote zorg te uiten over de veiligheid van de activiteiten die door in dat land geregistreerde luchtvaartmaatschappijen worden verricht, en om verduidelijking te vragen over de maatregelen die de bevoegde autoriteiten hebben genomen als reactie op de ICAO-bevindingen en de SAFA-bevindingen.

(34)

De bevoegde autoriteiten van Kazachstan hebben tussen 5 en 29 juni documenten verstrekt en op 30 juni 2009 hun zaak uiteengezet bij het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart. Bij deze gelegenheid hebben zij de Commissie en het Comité meegedeeld dat er een actieplan met corrigerende maatregelen werd opgesteld om de door de ICAO gemelde tekortkomingen te verhelpen alsook dat zij een aanvang hadden gemaakt met de uitvoering van dat plan, dat ervoor moet zorgen dat alle ICAO-veiligheidseisen in juni 2010 kunnen worden nageleefd. Voor de twee ernstige veiligheidsrisico's waarvan door de ICAO mededeling is gedaan, wordt geen oplossing verwacht voor december 2009. De bevoegde autoriteiten van Kazachstan hebben de Commissie en het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart ook meegedeeld dat zij kwartaalverslagen zullen voorleggen over de vooruitgang bij de uitvoering van de door de ICAO voorgestelde corrigerende maatregelen.

(35)

Voorts hebben de bevoegde autoriteiten van Kazachstan verduidelijkt dat er in totaal 69 AOC's zijn afgegeven en dat zij maatregelen hebben genomen om elf hiervan met ingang van 1 april 2009 te schorsen of in te trekken. Er blijft evenwel onzekerheid bestaan over de handhavingsmaatregelen die zijn uitgevoerd in reactie op de door de ICAO gemelde ernstige veiligheidsrisico's, omdat de door de bevoegde autoriteiten van Kazachstan genoemde schorsingen/intrekkingen zijn afgekondigd vóór de USOAP-audit van de ICAO, er geen bewijs is geleverd dat de AOC's daadwerkelijk zijn ingetrokken, en sommige van de AOC's die op 1 april 2009 als ingetrokken waren vermeld, op 1 juni 2009 opnieuw als geldig waren vermeld. De bevoegde autoriteiten van Kazachstan hebben ook erkend dat de Kazachse wetgeving momenteel toestaat dat luchtvaartuigen door verschillende maatschappijen tegelijkertijd worden geëxploiteerd, waardoor niet duidelijk is aangegeven welke organisatie verantwoordelijk is voor de luchtwaardigheid en de exploitatie van een gegeven luchtvaartuig.

(36)

Op 30 juni 2009 is de in Kazachstan gecertificeerde maatschappij Berkut State Airline op eigen verzoek gehoord door de Commissie en het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart. De maatschappij heeft bij die gelegenheid geen alomvattend actieplan gepresenteerd dat zij heeft uitgevoerd om de naleving van de veiligheidsnormen te garanderen en mogelijke verwarring weg te nemen in verband met de maatschappij BEK Air, voorheen Berkut Air, die sinds april 2009 in bijlage A is vermeld. Berkut State Airline heeft ook te kennen gegeven dat het voornemens is zijn commerciële activiteiten en de exploitatie van oude luchtvaartuigen stop te zetten.

(37)

De bevoegde autoriteiten van Kazachstan hebben geen informatie verstrekt over de certificaten in het bezit van BEK Air, voorheen Berkut Air, of over de uitvoering van corrigerende maatregelen ten aanzien van de veiligheidstekortkomingen die ertoe geleid hebben dat de maatschappij in april 2009 in bijlage A is opgenomen, noch enig bewijs geleverd waaruit blijkt dat de luchtvaartmaatschappij aan handhavingsmaatregelen is onderworpen.

(38)

De bevoegde autoriteiten van Kazachstan hebben het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart het bestaan van een derde maatschappij, Berkut KZ, meegedeeld maar geen informatie verstrekt over de certificaten die deze maatschappij heeft.

(39)

Op 30 juni 2009 is de in Kazachstan gecertificeerde maatschappij SCAT op eigen (te laat ingediend) verzoek gehoord door de Commissie en het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart. Bij deze gelegenheid heeft de maatschappij erkend dat sommige luchtvaartuigen zoals de Yak 42 met registratiemerkteken UP-Y4210 ook door andere, in Kazachstan gecertificeerde maatschappijen worden geëxploiteerd, waardoor niet duidelijk kan worden aangegeven welke organisatie verantwoordelijk is voor de luchtwaardigheid en de exploitatie van die luchtvaartuigen. De maatschappij en de bevoegde autoriteiten van Kazachstan hebben ook niet het bewijs geleverd dat de permanente luchtwaardigheid van de in Litouwen geregistreerde luchtvaartuigen van het type Boeing B-737-522 en B-757-204 (registratiemerktekens LY-AWE, LY-AWD, LY-FLB en LY-FLG) wordt gegarandeerd en het onderhoud ervan wordt verricht volgens de toepasselijke Europese verordeningen.

(40)

De Commissie erkent de inspanningen die zijn geleverd om het burgerluchtvaartsysteem in Kazachstan te hervormen, alsook de eerste stappen die zijn gezet om de door de ICAO gemelde veiligheidstekortkomingen te verhelpen. Op basis van de gemeenschappelijke criteria wordt evenwel geoordeeld, in afwachting van de effectieve uitvoering van passende corrigerende maatregelen om de door de ICAO gemelde ernstige veiligheidsrisico's aan te pakken, dat de bevoegde autoriteiten van Kazachstan momenteel niet in staat zijn de relevante veiligheidsnormen toe te passen en te handhaven ten aanzien van alle luchtvaartmaatschappijen waarop zij regelgevend toezicht uitoefenen. Bijgevolg moet aan alle in Kazachstan gecertificeerde luchtvaartmaatschappijen een exploitatieverbod worden opgelegd en moeten deze maatschappijen, met uitzondering van Air Astana, in bijlage A worden opgenomen.

(41)

Op 30 juni 2009 is de in Kazachstan gecertificeerde maatschappij Air Astana op eigen verzoek gehoord door de Commissie en het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart. Bij deze gelegenheid heeft de maatschappij een uitgebreide reeks corrigerende maatregelen en een oorzakenanalyse gepresenteerd, die tot doel hebben de talrijke veiligheidstekortkomingen aan te pakken die tijdens in het kader van het SAFA-programma verrichte platforminspecties bij haar waren vastgesteld door Duitsland (9), Nederland (10), het Verenigd Koninkrijk (11) en andere ECAC-landen (12). Wat de veiligheidssituatie van de vloot van de luchtvaartmaatschappij betreft, zijn alle luchtvaartuigen op haar AOC buiten Kazachstan (Aruba) geregistreerd. De bevoegde autoriteit van Aruba is belast met het toezicht op de luchtvaartuigen van de vloot van Air Astana in overeenstemming met de bepalingen van bijlage 1 en 8 bij het Verdrag van Chicago en van bijlage 6 voor de aspecten van permanente luchtwaardigheid.

(42)

Gelet op het bovenstaande wordt het niet nodig geacht de maatschappij Air Astana in bijlage A op te nemen. Rekening houdende met de resultaten van recente platforminspecties (13) op communautaire luchthavens in het kader van het SAFA-programma alsook de toezegging van de lidstaten om meer platforminspecties te verrichten van de luchtvaartuigen die door Air Astana worden gebruikt voor vluchten naar de Gemeenschap, acht de Commissie het passend een specifiek toezicht in te stellen op de vluchten van Air Astana naar de Gemeenschap onder strikte voorwaarden en deze vluchten strikt te beperken tot het huidige niveau en de thans gebruikte luchtvaartuigen. Op basis van de gemeenschappelijke criteria wordt geoordeeld dat deze maatschappij, onder deze voorwaarden, in bijlage B moet worden opgenomen.

(43)

Na de schorsing van de activiteiten van de Zambiaanse nationale luchtvaartmaatschappij Zambian Airways in januari 2009 en de bekendmaking van een ernstig veiligheidsrisico in februari 2009 door de ICAO volgend op de USOAP-audit betreffende exploitatie van luchtvaartuigen, certificering en toezicht door de burgerluchtvaartautoriteit van Zambia, heeft de Commissie in april 2009 deze autoriteit om informatie verzocht om te verifiëren of er corrigerende maatregelen waren uitgevoerd om dit risico te verhelpen. Het ernstige veiligheidsrisico houdt verband met het feit dat het Zambiaanse burgerluchtvaartdepartement 21 luchtdienstvergunningen heeft afgegeven aan commerciële exploitanten, in sommige gevallen ook voor internationale vluchten. Deze luchtdienstvergunningen zien veeleer op economische dan op veiligheidsgerelateerde kwesties. De houders van deze luchtdienstvergunningen voeren internationale vluchten uit, ofschoon de exploitatie- en luchtwaardigheidsinspecties die moeten worden verricht voordat een AOC wordt afgegeven, niet hebben plaatsgevonden. Bovendien wordt in periodieke inspecties van het burgerluchtvaartdepartement melding gemaakt van veiligheidstekortkomingen zonder dat is aangegeven of zij een oplossing hebben gekregen.

(44)

Uit de door de Zambiaanse autoriteiten in mei 2009 verstrekte informatie kan niet worden opgemaakt of de corrigerende maatregelen die dringend nodig waren om de door de ICAO gemelde ernstige veiligheidsrisico's aan te pakken, werden genomen. Er zijn met name geen certificeringsplan en –procedures voorgelegd noch regels of voorschriften die de ICAO-vereisten in bijlage 6 bij het Verdrag van Chicago betreffende certificering ondersteunen. Er is ook geen bewijs voorgelegd dat er beperkingen gelden voor de Zambiaanse „luchtdienstvergunningen” en er zijn geen documenten verstrekt die aantonen dat het certificeringsproces verloopt volgens ICAO-bijlage 6.

(45)

De aanvullende documentatie die de bevoegde autoriteiten van Zambia op 1 juni 2009 hebben toegezonden, heeft niet kunnen aantonen dat het AOC (Z/AOC/001/2009) dat op 29 mei 2009 aan de in Zambia gecertificeerde maatschappij Zambezi Airlines is afgegeven, aan de ICAO-vereisten voldoet en dat het veiligheidsrisico is verholpen. De ICAO heeft haar melding van het veiligheidsrisico tot op heden nog niet ingetrokken.

(46)

In het licht van deze bevindingen en gelet op het potentiële risico dat deze situatie inhoudt voor de veiligheid van activiteiten van de in Zambia gecertificeerde luchtvaartmaatschappijen die internationale vluchten mogen uitvoeren, is de Commissie van mening dat, op basis van de gemeenschappelijke criteria, alle in Zambia gecertificeerde maatschappijen in bijlage A moeten worden opgenomen.

(47)

Het Indonesische directoraat-generaal voor de burgerluchtvaart (DGCA) heeft de Commissie documenten verstrekt waaruit blijkt dat de luchtvaartmaatschappijen Garuda Indonesia, Airfast Indonesia, Mandala Airlines en Ekspres Transportasi Antarbenua (onder de handelsnaam Premiair) op 10 juni 2009 een nieuw AOC hebben ontvangen in het kader van de nieuwe Indonesische veiligheidsvoorschriften voor de burgerluchtvaart (CASR's). Met name de luchtvaartmaatschappijen Garuda en Airfast hebben, na een volledig audit- en hercertificeringsproces te hebben doorlopen, een nieuw AOC ontvangen dat geldig is voor twee jaar. Mandala en Premi Air hebben een audit ondergaan die uitsluitend betrekking had op de nieuwe voorschriften in het kader van de nieuwe CASR's.

(48)

Op verzoek van het Indonesische DGCA heeft een team van Europese deskundigen van 15 tot 18 juni 2009 een bezoek gebracht aan Indonesië om te verifiëren of de toezichtactiviteiten thans volledig worden uitgevoerd en of het systeem voor de toezichtactiviteiten is gemoderniseerd zodat een passende follow-up kan worden verricht van de bevindingen die het DGCA bij de Indonesische maatschappijen doet. In dit kader zijn ook twee maatschappijen (Mandala Airlines en Premi Air) bezocht, teneinde na te gaan of het Indonesische DGCA in staat is het veiligheidstoezicht op deze maatschappijen te garanderen overeenkomstig de relevante normen (nieuwe CASR's).

(49)

Uit de bezoeken is gebleken dat het toezicht van het DGCA op de vier genoemde maatschappijen, in combinatie met de hercertificering, momenteel effectief genoeg is om de naleving van de nieuwe voorschriften te garanderen, en dit toezicht wordt toereikend geacht. Het systeem voor toezicht werd versterkt zodat een passende follow-up kan worden verricht van de bevindingen die het DGCA bij Indonesische maatschappijen doet. Het DGCA heeft een systeem ontwikkeld om de gegevens van de toezichtactiviteiten efficiënt te kunnen beheren, waarbij ook de streefdatum en de werkelijke datum voor het afsluiten van een bevinding alsook door het DGCA toegestane verlengingen kunnen worden getraceerd.

(50)

Voorts zijn de afwijkingen ten opzichte van bijlage 6 bij het Verdrag van Chicago, die op 20 februari 2009 door het DGCA aan de ICAO waren gemeld en een negatief effect konden hebben op de veiligheid van de activiteiten van de Indonesische maatschappijen, op 25 maart 2009 geschrapt. Na een technische herziening door het DGCA heeft de ICAO op 28 mei 2009 een nieuwe kennisgeving met slechts beperkte afwijkingen ontvangen. De ICAO-normen zullen derhalve vanaf 30 november 2009 op de Indonesische maatschappijen worden toegepast. Deze nieuw aangenomen normen worden evenwel al toegepast op de maatschappijen Garuda, Mandala, Premiair en Airfast sinds 10 juni 2009, de datum waarop hun nieuwe AOC werd afgegeven.

(51)

Op 30 juni 2009 is het DGCA op eigen verzoek gehoord door het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart. Het DGCA heeft de Commissie meegedeeld dat het door Premi Air geëxploiteerde luchtvaartuig van het type Embraer EMB-120 met registratiemerkteken PK-RJC momenteel niet was uitgerust met TCAS-apparatuur zoals in de nieuwe CASR's is vereist, en dat deze apparatuur uiterlijk 30 november 2009 geïnstalleerd moet zijn. Deze voorwaarde is duidelijk opgenomen in het AOC van de maatschappij, zoals uit het verslag van het EU-team blijkt.

(52)

Op basis van de gemeenschappelijke criteria wordt geoordeeld dat het toezicht van het DGCA momenteel effectief genoeg is om de adequate handhaving van de relevante veiligheidsnormen bij en de naleving daarvan door vier maatschappijen die opnieuw gecertificeerd werden, te garanderen: Garuda Indonesia, Airfast Indonesia, Mandala Airlines en Ekspres Transportasi Antarbenua (onder de handelsnaam Premiair). Deze vier luchtvaartmaatschappijen moeten bijgevolg uit bijlage A worden geschrapt. Alle andere Indonesische maatschappijen moeten vooralsnog in bijlage A opgenomen blijven. De Commissie zal nauw overleg plegen met de bevoegde autoriteiten van Indonesië na de hercertificering van andere Indonesische maatschappijen.

(53)

De autoriteiten van Indonesië hebben bij de Commissie ook een bijgewerkte lijst van luchtvaartmaatschappijen met een AOC ingediend. Behalve de vier hierboven genoemde luchtvaartmaatschappijen zijn momenteel de volgende maatschappijen in Indonesië gecertificeerd: Merpati Nusantara, Kartika Airlines, Trigana Air Service, Metro Batavia, Pelita Air Service, Indonesia Air Asia, Lion Mentari Airlines, Wing Adabi Airlines, Cardig Air, Riau Airlines, Transwisata Prima Aviation, Tri MG Intra Asia Airlines, Manunggal Air Service, Megantara, Indonesia Air Transport, Sriwijaya Air, Travel Express Aviation Service, Republic Express Airlines, KAL Star, Sayap Garuda Indah, Survei Udara Penas, Nusantara Air Charter, Nusantara Buana Air, Nyaman Air, Travira Utama, Derazona Air Service, National Utility Helicopter, Deraya Air Taxi, Dirgantara Air Service, SMAC, Kura-Kura Aviation, Gatari Air Service, Intan Angkasa Air Service, Air Pacific Utama, Asco Nusa Air, Pura Wisata Baruna, Penerbangan Angkasa Semesta, ASI Pudjiastuti, Aviastar Mandiri, Dabi Air Nusantara, Sampoerna Air Nusantara, Mimika Air, Alfa Trans Dirgantara, Unindo, Sky Aviation, Johnlin Air Transport en Eastindo. De communautaire lijst moet dienovereenkomstig worden bijgewerkt en deze maatschappijen moeten in bijlage A worden opgenomen.

(54)

De bevoegde autoriteiten van Angola (INAVIC) hebben de Commissie meegedeeld dat de luchtvaartmaatschappij TAAG Angola Airlines op 28 mei 2009, na een volledig hercertificeringsproces te hebben doorlopen, een nieuw AOC heeft ontvangen overeenkomstig de Angolese veiligheidsvoorschriften voor de luchtvaart (AASR's).

(55)

Op verzoek van INAVIC en van TAAG Angola Airlines heeft een team van Europese deskundigen van 8 tot 11 juni 2009 een bezoek gebracht aan Angola om feiten te verzamelen. Hierbij is gebleken dat er aanzienlijke vooruitgang is geboekt met de naleving van de ICAO-normen. INAVIC heeft 66 % van de bevindingen die bij het vorige EU-bezoek in februari 2008 waren gedaan, afgesloten en TAAG 75 %. Angola heeft met name nieuwe veiligheidsvoorschriften voor de luchtvaart aangenomen die in overeenstemming zijn met de ICAO-normen, en de nationale luchtvaartmaatschappij TAAG werd opnieuw gecertificeerd volgens dit nieuwe wetgevingskader.

(56)

Op 1 juli 2009 is TAAG, daarbij bijgestaan door INAVIC, op eigen verzoek gehoord door het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart. De maatschappij heeft het Comité ook meegedeeld dat het in mei 2009 een IOSA-audit heeft ondergaan waarbij slechts een beperkt aantal bevindingen was gedaan, die bovendien op 29 juni 2009 allemaal waren afgesloten.

(57)

De maatschappij heeft het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart overtuigend bewijs geleverd dat er na het bezoek verdere maatregelen zijn genomen en dat er zeer goede vooruitgang is geboekt met het aanpakken van de nog openstaande bevindingen; zij presenteerde uitgebreide maatregelen waaruit bleek dat meer dan 90 % van de bevindingen thans zijn afgesloten en dat de resterende maatregelen lopende zijn. De maatschappij kon evenwel niet aantonen dat op vluchten met luchtvaartuigen van het type B-747 en B-737-200 de vereiste vluchtgegevenscontrole wordt toegepast.

(58)

De Portugese autoriteiten hebben het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart meegedeeld dat zij ermee hebben ingestemd om de bevoegde autoriteiten van Angola bijstand te verlenen om het veiligheidstoezicht op TAAG te versterken zodat deze maatschappij vluchten naar Portugal kan uitvoeren. Zij hebben het Comité met name meegedeeld dat zij vluchten met bepaalde luchtvaartuigen die worden onderworpen aan direct aan de vlucht voorafgaande inspecties in Angola en aan platforminspecties bij aankomst in Portugal, zouden accepteren. De bevoegde autoriteiten van Angola hebben bevestigd dat zij instemden met direct aan de vlucht voorafgaande platforminspecties in Luanda, uitgevoerd met de steun van de Portugese autoriteiten, voor alle luchtvaartuigen die TAAG inzet op de vluchten naar Lissabon. De bevoegde autoriteiten van Portugal zullen platforminspecties in het kader van het SAFA-programma uitvoeren op iedere door TAAG uitgevoerde vlucht.

(59)

Op basis van de gemeenschappelijke criteria wordt derhalve geoordeeld dat TAAG in eerste instantie van bijlage A moet worden geschrapt en in bijlage B moet worden opgenomen op voorwaarde dat de maatschappij niet meer dan tien vluchten per week van Luanda naar Lissabon uitvoert met de luchtvaartuigen van het type Boeing B-777 met registratiemerktekens D2-TED, D2-TEE en D2-TEF. Deze vluchten mogen slechts worden uitgevoerd nadat de Angolese autoriteiten, vóór ieder vertrek vanuit Angola, een platforminspectie hebben verricht op het te gebruiken luchtvaartuig, en nadat de Portugese autoriteiten, in Portugal, een platforminspectie hebben verricht op ieder luchtvaartuig. Dit is een tijdelijke maatregel en de Commissie zal de situatie opnieuw bekijken op basis van alle beschikbare informatie en met name een evaluatie van de bevoegde autoriteiten van Portugal.

(60)

Bij de feitenvinding in Angola van 8 tot 11 juni 2009 is gebleken dat de exploitanten PHA en SERVISAIR een AOC hadden gekregen zonder dat zij een passend certificeringsproces hadden doorlopen. Ofschoon INAVIC deze twee AOC's tijdelijk geschorst heeft, is de Commissie, op basis van de gemeenschappelijke criteria, van mening dat de desbetreffende maatschappijen in bijlage A moeten worden vermeld.

(61)

De Commissie neemt nota van de hercertificering die INAVIC momenteel bij achttien maatschappijen verricht en die naar verwachting eind 2010 zal worden voltooid, en moedigt INAVIC aan dit proces voort te zetten met vastberadenheid en passende aandacht voor potentiële veiligheidsrisico's die in dit kader worden geconstateerd. In dit verband neemt de Commissie er ook kennis van dat INAVIC handhavingsmaatregelen heeft genomen ten aanzien van enkele AOC-houders, waarbij er zes van de negentien tijdelijk werden geschorst.

(62)

In afwachting van de volledige hercertificering van de luchtvaartmaatschappijen door INAVIC in volledige overeenstemming met de nieuwe Angolese veiligheidsvoorschriften voor de luchtvaart is de Commissie, op basis van de gemeenschappelijke criteria, van mening dat deze maatschappijen in bijlage A opgenomen moeten blijven.

(63)

Op 1 juli 2009 is de in Gabon gecertificeerde luchtvaartmaatschappij SN2AG op eigen verzoek gehoord door het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart omdat zij wilde aantonen dat de activiteiten met de luchtvaartuigen van het type Challenger CL601 met registratiemerkteken TR-AAG en van het type HS-125-800 met registratiemerkteken ZS-AFG aan de relevante normen voldeden. De Commissie heeft nota genomen van het feit dat deze luchtvaartmaatschappij haar reorganisatie heeft voortgezet en aanzienlijke vooruitgang heeft geboekt met haar corrigerende maatregelen om te voldoen aan de internationale normen. De Commissie heeft er ook nota van genomen dat SN2AG door de bevoegde autoriteiten van Gabon in februari 2009 aan een hercertificeringsaudit is onderworpen en in diezelfde maand een nieuw AOC heeft ontvangen.

(64)

De bevoegde autoriteiten van Gabon (ANAC) hebben het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart op 1 juli 2009 ook de vorderingen gepresenteerd die zij hebben gemaakt met de versterking van hun structuur en personeelsbestand; zij hebben verklaard dat ze nu over voldoende gekwalificeerd personeel beschikken om het toezicht op de activiteiten en het onderhoud van deze maatschappij te garanderen in overeenstemming met de ICAO-bepalingen. Dit werd bevestigd door de ICAO-deskundigen die Gabon tot maart 2010 bij het toezicht ondersteunen.

(65)

Op basis van de gemeenschappelijke criteria wordt daarom geoordeeld dat SN2AG voldoet aan de relevante veiligheidsnormen, uitsluitend voor vluchten uitgevoerd met de luchtvaartuigen van het type Challenger CL601 met registratiemerkteken TR-AAG en van het type HS-125-800 met registratiemerkteken ZS-AFG. Aan de maatschappij SN2AG moeten derhalve exploitatiebeperkingen worden opgelegd met betrekking tot alle andere luchtvaartuigen in haar vloot en zij moet van bijlage A naar bijlage B worden verplaatst.

(66)

Er is gebleken dat zich talrijke veiligheidstekortkomingen voordoen bij het in Egypte gecertificeerde Egypt Air. Deze tekortkomingen zijn vastgesteld bij 75 controles die sinds januari 2008 zijn verricht, hoofdzakelijk in Oostenrijk, Frankrijk, Duitsland, Italië, Nederland, Spanje en andere ECAC-landen, in de vorm van platforminspecties in het kader van het SAFA-programma. Het feit dat deze bevindingen herhaaldelijk werden vastgesteld (in totaal 240 bevindingen, waarvan 91 van categorie 2 en 69 van categorie 3), laat vrezen dat deze veiligheidstekortkomingen systemisch zijn.

(67)

Gelet op de SAFA-verslagen is de Commissie op 25 mei 2009 in formeel overleg getreden met de bevoegde autoriteiten van Egypte (ECAA) om haar grote bezorgdheid over de veiligheid van de activiteiten van deze maatschappij te uiten en bij de maatschappij en de bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2111/2005 aan te dringen op maatregelen die een bevredigende oplossing bieden voor de geconstateerde veiligheidstekortkomingen.

(68)

De maatschappij heeft op 10, 16, 17, 19 en 26 juni 2009 zeer uitgebreide documentatie verstrekt. De verstrekte documenten bevatten, behalve een oorzakenanalyse, ook corrigerende maatregelen die na de platforminspecties reeds zijn of nog zullen worden genomen, hetgeen tot oplossingen op de lange termijn moet leiden. De maatschappij heeft gevraagd een mondelinge uiteenzetting te mogen geven voor het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart, wat op 30 juni 2009 is gebeurd.

(69)

Gelet op het feit dat er nog steeds ernstige bevindingen worden gedaan op het gebied van permanente luchtwaardigheid, onderhoud, exploitatie en veiligheid van de goederen aan boord, vraagt de Commissie de bevoegde autoriteiten van Egypte om haar maandelijks een rapport toe te zenden over de verificatie van de uitvoering van het actieplan met corrigerende maatregelen, alsook andere rapporten van audits die zij met betrekking tot Egypt Air uitvoeren. De Commissie wil ook een verslag ontvangen van de eindaudit die de bevoegde autoriteiten van Egypte aan het eind van deze periode moeten uitvoeren en waarvan de resultaten haar, samen met de aanbevelingen van deze autoriteiten, zullen worden meegedeeld.

(70)

De maatschappij en de bevoegde autoriteiten van Egypte hebben ingestemd met een bezoek van Europese deskundigen om de uitvoering van het actieplan met corrigerende maatregelen te verifiëren. De Commissie heeft de maatschappij met klem verzocht onverwijld een duurzame oplossing te bieden voor de diverse bevindingen, zo niet zullen passende maatregelen moeten worden genomen. Op deze basis wordt momenteel geoordeeld dat de maatschappij niet in bijlage A moet worden opgenomen.

(71)

De lidstaten zien erop toe dat het aantal inspecties van Egypt Air wordt verhoogd zodat er een nieuwe beoordeling kan worden verricht tijdens de volgende bijeenkomst van het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart in november 2009.

(72)

De bevoegde autoriteiten van de Russische Federatie hebben de Commissie op 11 juni 2009 in kennis gesteld van een wijziging van hun besluit van 25 april 2008, waarbij zij in het AOC van 13 Russische luchtvaartmaatschappijen een verbod hadden opgenomen voor vluchten naar de Gemeenschap met luchtvaartuigen die toen niet waren uitgerust om overeenkomstig de ICAO-normen internationale vluchten uit te voeren, omdat zij met name niet over de vereiste TAWS/E-GPWS-apparatuur beschikten. Sommige luchtvaartuigen die krachtens het besluit van 25 april 2008 niet mochten worden gebruikt, zijn sindsdien met de vereiste apparatuur voor internationale vluchten uitgerust. Ook de AOC's en de exploitatiespecificaties van deze maatschappijen werden aangepast om met deze wijzigingen rekening te houden.

(73)

Op grond van het nieuwe besluit mogen de volgende luchtvaartuigen niet worden gebruikt voor vluchten naar, binnen of vanuit de Gemeenschap:

a)   Aircompany Yakutia: Tupolev TU-154: RA-85007 en RA-85790; Antonov AN-140: RA-41250; AN-24RV: RA-46496, RA-46665, RA-47304, RA-47352, RA-47353, RA-47360; AN-26: RA-26660.

b)   Atlant Soyuz: Tupolev TU-154M: RA-85672.

c)   Gazpromavia: Tupolev TU-154M: RA-85625 en RA-85774; Yakovlev Yak-40: RA-87511, RA-88186 en RA-88300; Yak-40K: RA-21505 en RA-98109; Yak-42D: RA-42437; alle (22) Kamov Ka-26 helikopters (registratiemerktekens onbekend); alle (49) Mi-8 helikopters (registratiemerktekens onbekend); alle (11) Mi-171 helikopters (registratiemerktekens onbekend); alle (8) Mi-2 helikopters (registratiemerktekens onbekend); alle (1) EC-120B helikopters: RA-04116.

d)   Kavminvodyavia: Tupolev TU-154B: RA-85307, RA-85494 en RA-85457.

e)   Krasnoyarsky Airlines: Het AOC van de luchtvaartmaatschappij werd ingetrokken. Wat de volgende 2 luchtvaartuigen van het type TU-154M betreft die voordien door Krasnoyarsky Airlines werden geëxploiteerd, wordt het ene (RA-85682) momenteel geëxploiteerd door een andere in de Russische Federatie gecertificeerde luchtvaartmaatschappij, terwijl het andere (RA-85683) momenteel niet wordt geëxploiteerd.

f)   Kuban Airlines: Yakovlev Yak-42: RA-42526, RA-42331, RA-42336, RA-42350, RA-42538, en RA-42541.

g)   Orenburg Airlines: Tupolev TU-154B: RA-85602; alle TU-134 (registratiemerktekens onbekend); alle Antonov An-24 (registratiemerktekens onbekend); alle An-2 (registratiemerktekens onbekend); alle Mi-2 helikopters (registratiemerktekens onbekend); alle Mi-8 helikopters (registratiemerktekens onbekend).

h)   Siberia Airlines: Tupolev TU-154M: RA-85613, RA-85619, RA-85622 en RA-85690.

i)   Tatarstan Airlines: Yakovlev Yak-42D: RA-42374, RA-42433; alle Tupolev TU-134A, met inbegrip van: RA-65065, RA-65102, RA-65691, RA-65970 en RA-65973; alle Antonov AN-24RV, met inbegrip van: RA-46625 en RA-47818; de luchtvaartuigen van het type AN24RV met registratiemerktekens RA-46625 en RA-47818 worden momenteel door een andere Russische maatschappij geëxploiteerd.

j)   Ural Airlines: Tupolev TU-154B: RA-85319, RA-85337, RA-85357, RA-85375, RA-85374, RA-85432 en RA-85508.

k)   UTAir: Tupolev TU-154M: RA-85813, RA-85733, RA-85755, RA-85806, RA-85820; alle (25) TU-134: RA-65024, RA-65033, RA-65127, RA-65148, RA-65560, RA-65572, RA-65575, RA-65607, RA-65608, RA-65609, RA-65611, RA-65613, RA-65616, RA-65618, RA-65620, RA-65622, RA-65728, RA-65755, RA-65777, RA-65780, RA-65793, RA-65901, RA-65902 en RA-65977; het toestel RA-65143 wordt door een andere Russische maatschappij geëxploiteerd; alle (1) TU-134B: RA-65726; alle (10) Yakovlev Yak-40: RA-87292, RA-87348, RA-87907, RA-87941, RA-87997, RA-88209, RA 88210, RA-88227, RA-88244 en RA-88280; alle Mil-26 helikopters: (registratiemerktekens onbekend); alle Mil-10 helikopters: (registratiemerktekens onbekend); alle Mil-8 helikopters (registratiemerktekens onbekend); alle AS-355 helikopters (registratiemerktekens onbekend); alle BO-105 helikopters (registratiemerktekens onbekend); het luchtvaartuig van het type AN-24B RA-46388; de luchtvaartuigen van het type AN-24B (RA-46267 en RA-47289) en van het type AN-24RV (RA-46509, RA-46519 en RA-47800) worden door een andere Russische maatschappij geëxploiteerd.

l)   Rossija (STC Russia): Tupolev TU-134: RA-65555, RA-65904, RA-65905, RA-65911, RA-65921 en RA-65979; TU-214: RA-64504, RA-64505; Ilyushin IL-18: RA-75454 en RA-75464; Yakovlev Yak-40: RA-87203, RA-87968, RA-87971, RA-87972 en RA-88200.

(74)

Van de maatschappij Red Wings (voorheen Airlines 400 JSC) zijn geen luchtvaartuigen aangewezen.

(75)

De bevoegde autoriteiten van de Russische Federatie hebben de Commissie ook meegedeeld dat het AOC van de maatschappij Aeroflot-Nord op 3 juni 2009 werd beperkt waarbij de maatschappij het verbod heeft gekregen nog vluchten naar de Gemeenschap uit te voeren.

(76)

De bevoegde autoriteiten van de Russische Federatie en de Commissie zullen hun nauwe samenwerking voortzetten en alle informatie over de veiligheid van hun luchtvaartmaatschappijen uitwisselen. De lidstaten zullen de daadwerkelijke naleving van de relevante veiligheidsnormen systematisch controleren door overeenkomstig Verordening (EG) nr. 351/2008 prioriteit te geven aan platforminspecties van luchtvaartuigen van deze maatschappijen.

(77)

Het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) heeft het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart meegedeeld dat het de erkenning als onderhoudsorganisatie EASA.145.0177, afgegeven aan het in Jemen gecertificeerde Yemenia Yemen Airways, heeft geschorst wegens onopgeloste veiligheidstekortkomingen. De bevoegde autoriteiten van Frankrijk hebben het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart meegedeeld dat zij daarop de bewijzen van luchtwaardigheid hebben geschorst van de in Frankrijk geregistreerde luchtvaartuigen van het type Airbus A-310 (F-OHPR en F-OHPS) die door de maatschappij worden geëxploiteerd.

(78)

De Commissie neemt nota van de niet-naleving van de Europese verordeningen, zoals deze van toepassing zijn, en heeft, gelet op het dodelijke ongeval met vlucht 626 van Yemenia Yemen Airways op 30 juni, op 1 juli 2009 besloten in formeel overleg te treden met Yemenia Yemen Airways overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2111/2005 alsook met de bevoegde autoriteiten van Jemen overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 473/2006, teneinde na te gaan of de activiteiten en het onderhoud die door voornoemde maatschappij worden verricht, in overeenstemming zijn met de toepasselijke ICAO-normen; zij behoudt zich het recht voor in voorkomend geval dringende maatregelen te nemen.

(79)

Ondanks specifieke verzoeken van de Commissie is zij niet in kennis gesteld van bewijzen dat de overige luchtvaartmaatschappijen die in de communautaire lijst van 8 april 2009 zijn vermeld en de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor regelgevend toezicht op die luchtvaartmaatschappijen, passende corrigerende maatregelen volledig hebben uitgevoerd. Op basis van de gemeenschappelijke criteria wordt geoordeeld dat het exploitatieverbod (bijlage A) of de exploitatiebeperkingen (bijlage B) die aan deze luchtvaartmaatschappijen zijn opgelegd, moeten worden gehandhaafd.

(80)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité inzake veiligheid van de luchtvaart,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 474/2006 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Bijlage A wordt vervangen door bijlage A bij deze verordening.

2.

Bijlage B wordt vervangen door bijlage B bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2009.

Voor de Commissie

Antonio TAJANI

Vicevoorzitter


(1)  PB L 344 van 27.12.2005, blz. 15.

(2)  PB L 84 van 23.3.2006, blz. 14.

(3)  PB L 373 van 31.12.1991, blz. 4.

(4)  PB L 95 van 9.4.2009, blz. 16.

(5)  PB L 109 van 19.4.2008, blz. 7.

(6)  DGAC/F-2008-564.

(7)  ICAO-bevinding OPS/01.

(8)  ICAO-bevinding AIR/01.

(9)  LBA/D-2008-334, LBA/D-2008-944.

(10)  CAA-NL-2008-24, CAA-NL-2008-254, CAA-NL-2009-7, CAA-NL-2009-42, CAA-NL-2009-55.

(11)  CAA-UK-2008-187.

(12)  DGCATR-2008-85, DGCATR-2008-310, DGCATR-2008-360, DGCATR-2008-381, DGCATR-2008-460, DGCATR-2008-585, DGCATR-2009-39, DGCATR-2009-69, DGCATR-2009-93, DGCATR-2009-105.

(13)  LBA/D-2009-332.


BIJLAGE A

LIJST VAN LUCHTVAARTMAATSCHAPPIJEN WAARAAN EEN VOLLEDIG EXPLOITATIEVERBOD IS OPGELEGD IN DE GEMEENSCHAP  (1)

Naam van de juridische entiteit van de luchtvaartmaatschappij, zoals vermeld op het Air Operator Certificate (AOC) (en handelsnaam, indien verschillend)

Nummer van het Air Operator Certificate (AOC) of van de exploitatievergunning

ICAO-identificatienummer van de luchtvaartmaatschappij

Land waar de maatschappij is geregistreerd

AIR KORYO

Onbekend

KOR

Democratische Volksrepubliek Korea

AIR WEST CO. LTD

004/A

AWZ

Republiek Soedan

ARIANA AFGHAN AIRLINES

009

AFG

Islamitische Republiek Afghanistan

MOTOR SICH

025

MSI

Oekraïne

SIEM REAP AIRWAYS INTERNATIONAL

AOC/013/00

SRH

Koninkrijk Cambodja

SILVERBACK CARGO FREIGHTERS

Onbekend

VRB

Republiek Rwanda

UKRAINE CARGO AIRWAYS

145

UKS

Oekraïne

UKRAINIAN MEDITERRANEAN AIRLINES

164

UKM

Oekraïne

VOLARE AVIATION ENTREPRISE

143

VRE

Oekraïne

Alle luchtvaartmaatschappijen die gecertificeerd zijn door de autoriteiten van Angola welke verantwoordelijk zijn voor regelgevend toezicht, met uitzondering van TAAG Angola Airlines, waaronder

 

 

Republiek Angola

AEROJET

015

Onbekend

Republiek Angola

AIR26

004

Onbekend

Republiek Angola

AIR GEMINI

002

Onbekend

Republiek Angola

AIR GICANGO

009

Onbekend

Republiek Angola

AIR JET

003

Onbekend

Republiek Angola

AIR NAVE

017

Onbekend

Republiek Angola

ALADA

005

Onbekend

Republiek Angola

ANGOLA AIR SERVICES

006

Onbekend

Republiek Angola

DIEXIM

007

Onbekend

Republiek Angola

GIRA GLOBO

008

Onbekend

Republiek Angola

HELIANG

010

Onbekend

Republiek Angola

HELIMALONGO

011

Onbekend

Republiek Angola

MAVEWA

016

Onbekend

Republiek Angola

PHA

019

Onbekend

Republiek Angola

RUI & CONCEICAO

012

Onbekend

Republiek Angola

SAL

013

Onbekend

Republiek Angola

SERVISAIR

018

Onbekend

Republiek Angola

SONAIR

014/

Onbekend

Republiek Angola

Alle luchtvaartmaatschappijen die gecertificeerd zijn door de autoriteiten van Benin welke verantwoordelijk zijn voor regelgevend toezicht, waaronder

 

Republiek Benin

AERO BENIN

PEA No 014/MDCTTTATP-PR/ANAC/DEA/SCS

Onbekend

Republiek Benin

AFRICA AIRWAYS

Onbekend

Onbekend

Republiek Benin

ALAFIA JET

PEA No 014/ANAC/MDCTTTATP-PR/DEA/SCS

N.v.t.

Republiek Benin

BENIN GOLF AIR

PEA No 012/MDCTTP-PR/ANAC/DEA/SCS

Onbekend

Republiek Benin

BENIN LITTORAL AIRWAYS

PEA No 013/MDCTTTATP-PR/ANAC/DEA/SCS

BLA

Republiek Benin

COTAIR

PEA No 015/MDCTTTATP-PR/ANAC/DEA/SCS

Onbekend

Republiek Benin

ROYAL AIR

PEA No 11/ANAC/MDCTTP-PR/DEA/SCS

Onbekend

Republiek Benin

TRANS AIR BENIN

PEA No 016/MDCTTTATP-PR/ANAC/DEA/SCS

TNB

Republiek Benin

Alle luchtvaartmaatschappijen die gecertificeerd zijn door de autoriteiten van de Democratische Republiek Congo die verantwoordelijk zijn voor regelgevend toezicht, waaronder

 

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

AFRICA ONE

409/CAB/MIN/TC/0114/2006

CFR

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

AFRICAN AIR SERVICES COMMUTER

409/CAB/MIN/TVC/051/09

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

AIGLE AVIATION

409/CAB/MIN/TC/0042/2006

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

AIR BENI

409/CAB/MIN/TC/0019/2005

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

AIR BOYOMA

409/CAB/MIN/TC/0049/2006

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

AIR INFINI

409/CAB/MIN/TC/006/2006

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

AIR KASAI

409/CAB/MIN/ TVC/036/08

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

AIR KATANGA

409/CAB/MIN/TVC/031/08

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

AIR NAVETTE

409/CAB/MIN/TC/015/2005

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

AIR TROPIQUES

409/CAB/MIN/TVC/029/08

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

BEL GLOB AIRLINES

409/CAB/MIN/TC/0073/2006

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

BLUE AIRLINES

409/CAB/MIN/TVC/028/08

BUL

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

BRAVO AIR CONGO

409/CAB/MIN/TC/0090/2006

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

BUSINESS AVIATION

409/CAB/MIN/TVC/048/09

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

BUSY BEE CONGO

409/CAB/MIN/TVC/052/09

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

BUTEMBO AIRLINES

409/CAB/MIN/TC/0056/2006

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

CARGO BULL AVIATION

409/CAB/MIN/TC/0106/2006

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

CETRACA AVIATION SERVICE

409/CAB/MIN/TVC/026/08

CER

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

CHC STELLAVIA

409/CAB/MIN/TC/0050/2006

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

COMAIR

409/CAB/MIN/TC/0057/2006

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

COMPAGNIE AFRICAINE D’AVIATION (CAA)

409/CAB/MIN/TVC/035/08

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

DOREN AIR CONGO

409/CAB/MIN/TVC/0032/08

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

EL SAM AIRLIFT

409/CAB/MIN/TC/0002/2007

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

ENTREPRISE WORLD AIRWAYS (EWA)

409/CAB/MIN/TVC/003/08

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

ESPACE AVIATION SERVICE

409/CAB/MIN/TC/0003/2007

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

FILAIR

409/CAB/MIN/TVC/037/08

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

FREE AIRLINES

409/CAB/MIN/TC/0047/2006

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

GALAXY KAVATSI

409/CAB/MIN/TVC/027/08

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

GILEMBE AIR SOUTENANCE (GISAIR)

409/CAB/MIN/TVC/053/09

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

GOMA EXPRESS

409/CAB/MIN/TC/0051/2006

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

GOMAIR

409/CAB/MIN/TVC/045/09

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

GREAT LAKE BUSINESS COMPANY

409/CAB/MIN/TC/0048/2006

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

HEWA BORA AIRWAYS (HBA)

409/CAB/MIN/TVC/038/08

ALX

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

INTERNATIONAL TRANS AIR BUSINESS (ITAB)

409/CAB/MIN/TVC/033/08

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

KATANGA AIRWAYS

409/CAB/MIN/TC/0088/2006

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

KIN AVIA

409/CAB/MIN/TVC/042/09

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

KIVU AIR

409/CAB/MIN/TC/0044/2006

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

MINISTERIAL SIGNATURE (ORDONNANCE NO.

Ministeriële handtekening (ordonnantie 78/205)

LCG

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

MALU AVIATION

409/CAB/MIN/TVC/04008

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

MALILA AIRLIFT

409/CAB/MIN/TC/0112/2006

MLC

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

MANGO AVIATION

409/CAB/MIN/TVC/034/08

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

PIVA AIRLINES

409/CAB/MIN/TC/0001/2007

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

RWAKABIKA BUSHI EXPRESS

409/CAB/MIN/TC/0052/2006

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

SAFARI LOGISTICS SPRL

409/CAB/MIN/TC/0076/2006

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

SAFE AIR COMPANY

409/CAB/MIN/TVC/025/08

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

SERVICES AIR

409/CAB/MIN/TVC/030/08

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

SUN AIR SERVICES

409/CAB/MIN/TC/0077/2006

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

SWALA AVIATION

409/CAB/MIN/TVC/050/09

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

TEMBO AIR SERVICES

409/CAB/MIN/TC/0089/2006

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

THOM'S AIRWAYS

409/CAB/MIN/TC/0009/2007

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

TMK AIR COMMUTER

409/CAB/MIN/TVC/044/09

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

TRACEP CONGO AVIATION

409/CAB/MIN/TVC/046/09

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

TRANS AIR CARGO SERVICES

409/CAB/MIN/TVC/024/08

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

TRANSPORTS AERIENS CONGOLAIS (TRACO)

409/CAB/MIN/TC/0105/2006

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

VIRUNGA AIR CHARTER

409/CAB/MIN/TC/018/2005

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

WIMBI DIRA AIRWAYS

409/CAB/MIN/TVC/039/08

WDA

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

ZAABU INTERNATIONAL

409/CAB/MIN/TVC/049/09

Onbekend

Democratische Republiek Congo Lignes Aériennes Congolaises (LAC)

Alle luchtvaartmaatschappijen die gecertificeerd zijn door de autoriteiten van Equatoriaal-Guinea welke verantwoordelijk zijn voor regelgevend toezicht, waaronder

 

 

Equatoriaal Guinea

CRONOS AIRLINES

Onbekend

Onbekend

Equatoriaal Guinea

CEIBA INTERCONTINENTAL

Onbekend

CEL

Equatoriaal Guinea

EGAMS

Onbekend

EGM

Equatoriaal Guinea

EUROGUINEANA DE AVIACION Y TRANSPORTES

2006/001/MTTCT/DGAC/SOPS

EUG

Equatoriaal Guinea

GENERAL WORK AVIACION

002/ANAC

n/a

Equatoriaal Guinea

GETRA — GUINEA ECUATORIAL DE TRANSPORTES AEREOS

739

GET

Equatoriaal Guinea

GUINEA AIRWAYS

738

n/a

Equatoriaal Guinea

STAR EQUATORIAL AIRLINES

Onbekend

Onbekend

Equatoriaal Guinea

UTAGE — UNION DE TRANSPORT AEREO DE GUINEA ECUATORIAL

737

UTG

Equatoriaal Guinea

Alle luchtvaartmaatschappijen die gecertificeerd zijn door de autoriteiten van Indonesië welke verantwoordelijk zijn voor regelgevend toezicht, met uitzondering van Garuda Indonesia, Airfast Indonesia, Mandala Airlines, en Ekspres Transportasi Antarbenua, waaronder

 

 

Republiek Indonesië

AIR PACIFIC UTAMA

135-020

Onbekend

Republiek Indonesië

ALFA TRANS DIRGANTATA

135-012

Onbekend

Republiek Indonesië

ASCO NUSA AIR

135-022

Onbekend

Republiek Indonesië

ASI PUDJIASTUTI

135-028

Onbekend

Republiek Indonesië

AVIASTAR MANDIRI

135-029

Onbekend

Republiek Indonesië

CARDIG AIR

121-013

Onbekend

Republiek Indonesië

DABI AIR NUSANTARA

135-030

Onbekend

Republiek Indonesië

DERAYA AIR TAXI

135-013

DRY

Republiek Indonesië

DERAZONA AIR SERVICE

135-010

Onbekend

Republiek Indonesië

DIRGANTARA AIR SERVICE

135-014

DIR

Republiek Indonesië

EASTINDO

135-038

Onbekend

Republiek Indonesië

GATARI AIR SERVICE

135-018

GHS

Republiek Indonesië

INDONESIA AIR ASIA

121-009

AWQ

Republiek Indonesië

INDONESIA AIR TRANSPORT

135-034

IDA

Republiek Indonesië

INTAN ANGKASA AIR SERVICE

135-019

Onbekend

Republiek Indonesië

JOHNLIN AIR TRANSPORT

135-043

Onbekend

Republiek Indonesië

KAL STAR

121-037

Onbekend

Republiek Indonesië

KARTIKA AIRLINES

121-003

KAE

Republiek Indonesië

KURA-KURA AVIATION

135-016

Onbekend

Republiek Indonesië

LION MENTARI ARILINES

121-010

LNI

Republiek Indonesië

MANUNGGAL AIR SERVICE

121-020

Onbekend

Republiek Indonesië

MEGANTARA

121-025

Onbekend

Republiek Indonesië

MERPATI NUSANTARA AIRLINES

121-002

MNA

Republiek Indonesië

METRO BATAVIA

121-007

BTV

Republiek Indonesië

MIMIKA AIR

135-007

Onbekend

Republiek Indonesië

NATIONAL UTILITY HELICOPTER

135-011

Onbekend

Republiek Indonesië

NUSANTARA AIR CHARTER

121-022

Onbekend

Republiek Indonesië

NUSANTARA BUANA AIR

135-041

Onbekend

Republiek Indonesië

NYAMAN AIR

135-042

Onbekend

Republiek Indonesië

PELITA AIR SERVICE

121-008

PAS

Republiek Indonesië

PENERBANGAN ANGKASA SEMESTA

135-026

Onbekend

Republiek Indonesië

PURA WISATA BARUNA

135-025

Onbekend

Republiek Indonesië

REPUBLIC EXPRESS AIRLINES

121-040

RPH

Republiek Indonesië

RIAU AIRLINES

121-016

RIU

Republiek Indonesië

SAMPOERNA AIR NUSANTARA

135-036

Onbekend

Republiek Indonesië

SAYAP GARUDA INDAH

135-004

Onbekend

Republiek Indonesië

SKY AVIATION

135-044

Onbekend

Republiek Indonesië

SMAC

135-015

SMC

Republiek Indonesië

SRIWIJAYA AIR

121-035

SJY

Republiek Indonesië

SURVEI UDARA PENAS

135-006

Onbekend

Republiek Indonesië

TRANSWISATA PRIMA AVIATION

135-021

Onbekend

Republiek Indonesië

TRAVEL EXPRESS AVIATION SERVICE

121-038

XAR

Republiek Indonesië

TRAVIRA UTAMA

135-009

Onbekend

Republiek Indonesië

TRI MG INTRA ASIA AIRLINES

121-018

TMG

Republiek Indonesië

TRIGANA AIR SERVICE

121-006

TGN

Republiek Indonesië

UNINDO

135-040

Onbekend

Republiek Indonesië

WING ABADI AIRLINES

121-012

WON

Republiek Indonesië

Alle luchtvaartmaatschappijen die gecertificeerd zijn door de autoriteiten van Kazachstan welke verantwoordelijk zijn voor regelgevend toezicht, met uitzondering van Air Astana, waaronder

 

 

Republiek Kazachstan

AERO AIR COMPANY

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

AEROPRAKT KZ

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

AEROTOUR KZ

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

AIR ALMATY

AK-0331-07

LMY

Republiek Kazachstan

AIR COMPANY KOKSHETAU

AK-0357-08

KRT

Republiek Kazachstan

AIR DIVISION OF EKA

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

AIR FLAMINGO

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

AIR TRUST AIRCOMPANY

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

AK SUNKAR AIRCOMPANY

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

ALMATY AVIATION

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

ARKHABAY

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

ASIA CONTINENTAL AIRLINES

AK-0345-08

CID

Republiek Kazachstan

ASIA CONTINENTAL AVIALINES

AK-0371-08

RRK

Republiek Kazachstan

ASIA WINGS

AK-0390-09

AWA

Republiek Kazachstan

ASSOCIATION OF AMATEUR PILOTS OF KAZAKHSTAN

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

ATMA AIRLINES

AK-0372-08

AMA

Republiek Kazachstan

ATYRAU AYE JOLY

AK-0321-07

JOL

Republiek Kazachstan

AVIA-JAYNAR

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

BEYBARS AIRCOMPANY

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

BERKUT AIR/BEK AIR

AK-0311-07

BKT/BEK

Republiek Kazachstan

BERKUT STATE AIRLINE

AK-0378-09

BEC

Republiek Kazachstan

BERKUT KZ

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

BURUNDAYAVIA AIRLINES

AK-0374-08

BRY

Republiek Kazachstan

COMLUX

AK-0352-08

KAZ

Republiek Kazachstan

DETA AIR

AK-0344-08

DET

Republiek Kazachstan

EAST WING

AK-0332-07

EWZ

Republiek Kazachstan

EASTERN EXPRESS

AK-0358-08

LIS

Republiek Kazachstan

EOL AIR

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

EURO-ASIA AIR

AK-0384-09

EAK

Republiek Kazachstan

EURO-ASIA AIR INTERNATIONAL

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

EXCELLENT GLIDE

AK-0338-08

EGB

Republiek Kazachstan

FENIX

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

FLY JET KZ

AK-0391-09

FJK

Republiek Kazachstan

IJT AVIATION

AK-0335-08

DVB

Republiek Kazachstan

INVESTAVIA

AK-0342-08

TLG

Republiek Kazachstan

IRBIS

AK-0317-07

BIS

Republiek Kazachstan

IRTYSH AIR

AK-0381-09

MZA

Republiek Kazachstan

JET AIRLINES

AK-0349-09

SOZ

Republiek Kazachstan

JET ONE

AK-0367-08

JKZ

Republiek Kazachstan

KAVIASPAS

AK-0322-07

KZS

Republiek Kazachstan

KAZAIR JET

AK-0387-09

KEJ

Republiek Kazachstan

KAZAIRTRANS AIRLINE

AK-0347-08

KUY

Republiek Kazachstan

KAZAIRWEST

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

KAZAVIA

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

KOKSHETAU

AK-0357-08

KRT

Republiek Kazachstan

MAK AIR AIRLINE

AK-0334-07

AKM

Republiek Kazachstan

MEGA AIRLINES

AK-0356-08

MGK

Republiek Kazachstan

MIRAS

AK-0315-07

MIF

Republiek Kazachstan

NAVIGATOR

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

OLIMP AIR

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

ORLAN 2000 AIRCOMPANY

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

PANKH CENTER KAZAKHSTAN

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

PRIME AVIATION

AK-0308-07

PKZ

Republiek Kazachstan

SALEM AIRCOMPANY

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

SAMAL AIR

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

SAYAT AIR

AK-0351-08

SYM

Republiek Kazachstan

SAYAKHAT AIRLINES

AK-0359-08

Onbekend

Republiek Kazachstan

SEMEYAVIA

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

SCAT

AK-0350-08

VSV

Republiek Kazachstan

STARLINE KZ

AK-0373-08

LMZ

Republiek Kazachstan

SKYBUS

AK-0364-08

BYK

Republiek Kazachstan

SKYJET

AK-0307-09

SEK

Republiek Kazachstan

SKYSERVICE

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

TAHMID AIR

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

TULPAR AVIA SERVICE

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

TYAN SHAN

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

UST-KAMENOGORSK

AK-0385-09

UCK

Republiek Kazachstan

ZHETYSU AIRCOMPANY

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

ZHERSU AVIA

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

ZHEZKAZGANAIR

Onbekend

Onbekend

Republiek Kazachstan

Alle luchtvaartmaatschappijen die gecertificeerd zijn door de autoriteiten van Kirgizië welke verantwoordelijk zijn voor regelgevend toezicht, waaronder

 

 

Kirgizië

AIR MANAS

17

MBB

Kirgizië

AVIA TRAFFIC COMPANY

23

AVJ

Kirgizië

AEROSTAN (EX BISTAIR-FEZ BISHKEK)

08

BSC

Kirgizië

CLICK AIRWAYS

11

CGK

Kirgizië

DAMES

20

DAM

Kirgizië

EASTOK AVIA

15

Onbekend

Kirgizië

GOLDEN RULE AIRLINES

22

GRS

Kirgizië

ITEK AIR

04

IKA

Kirgizië

KYRGYZ TRANS AVIA

31

KTC

Kirgizië

KYRGYZSTAN

03

LYN

Kirgizië

MAX AVIA

33

MAI

Kirgizië

S GROUP AVIATION

6

Onbekend

Kirgizië

SKY GATE INTERNATIONAL AVIATION

14

SGD

Kirgizië

SKY WAY AIR

21

SAB

Kirgizië

TENIR AIRLINES

26

TEB

Kirgizië

TRAST AERO

05

TSJ

Kirgizië

VALOR AIR

07

Onbekend

Kirgizië

Alle luchtvaartmaatschappijen die gecertificeerd zijn door de autoriteiten van Liberia welke verantwoordelijk zijn voor regelgevend toezicht

 

Liberia

Alle luchtvaartmaatschappijen die gecertificeerd zijn door de autoriteiten van de Republiek Gabon die verantwoordelijk zijn voor regelgevend toezicht, met uitzondering van Gabon Airlines, Afrijet en SN2AG, waaronder

 

 

Republiek Gabon

AIR SERVICES SA

0002/MTACCMDH/SGACC/DTA

Onbekend

Republiek Gabon

AIR TOURIST (ALLEGIANCE)

0026/MTACCMDH/SGACC/DTA

NIL

Republiek Gabon

NATIONALE ET REGIONALE TRANSPORT (NATIONALE)

0020/MTACCMDH/SGACC/DTA

Onbekend

Republiek Gabon

SCD AVIATION

0022/MTACCMDH/SGACC/DTA

Onbekend

Republiek Gabon

SKY GABON

0043/MTACCMDH/SGACC/DTA

SKG

Republiek Gabon

SOLENTA AVIATION GABON

0023/MTACCMDH/SGACC/DTA

Onbekend

Republiek Gabon

Alle luchtvaartmaatschappijen die gecertificeerd zijn door de autoriteiten van Sierra Leone welke verantwoordelijk zijn voor regelgevend toezicht, waaronder

Sierra Leone

AIR RUM, LTD

Onbekend

RUM

Sierra Leone

DESTINY AIR SERVICES, LTD

Onbekend

DTY

Sierra Leone

HEAVYLIFT CARGO

Onbekend

Onbekend

Sierra Leone

ORANGE AIR SIERRA LEONE LTD

Onbekend

ORJ

Sierra Leone

PARAMOUNT AIRLINES, LTD

Onbekend

PRR

Sierra Leone

SEVEN FOUR EIGHT AIR SERVICES LTD

Onbekend

SVT

Sierra Leone

TEEBAH AIRWAYS

Onbekend

Onbekend

Sierra Leone

Alle luchtvaartmaatschappijen die gecertificeerd zijn door de autoriteiten van Swaziland welke verantwoordelijk zijn voor regelgevend toezicht, waaronder

Swaziland

AERO AFRICA (PTY) LTD

Onbekend

RFC

Swaziland

JET AFRICA SWAZILAND

Onbekend

OSW

Swaziland

ROYAL SWAZI NATIONAL AIRWAYS CORPORATION

Onbekend

RSN

Swaziland

SCAN AIR CHARTER, LTD

Onbekend

Onbekend

Swaziland

SWAZI EXPRESS AIRWAYS

Onbekend

SWX

Swaziland

SWAZILAND AIRLINK

Onbekend

SZL

Swaziland

Alle luchtvaartmaatschappijen die gecertificeerd zijn door de autoriteiten van Zambia welke verantwoordelijk zijn voor regelgevend toezicht, waaronder

 

 

Zambia

Zambezi Airlines

Z/AOC/001/2009

Onbekend

Zambia


(1)  De in bijlage A vermelde luchtvaartmaatschappijen kunnen toestemming krijgen om verkeersrechten uit te oefenen door luchtvaartuigen met bemanning te huren („wet lease”) van luchtvaartmaatschappijen waaraan geen exploitatieverbod is opgelegd, voor zover de geldende veiligheidsvoorschriften worden nageleefd.


BIJLAGE B

LIJST VAN LUCHTVAARTMAATSCHAPPIJEN WAARAAN EXPLOITATIEBEPERKINGEN ZIJN OPGELEGD IN DE GEMEENSCHAP  (1)

Naam van de juridische entiteit van de luchtvaartmaatschappij, zoals vermeld op het Air Operator Certificate (AOC) (en handelsnaam, indien verschillend)

Nummer van het Air Operator Certificate (AOC)

ICAO-identificatienummer van de luchtvaartmaatschappij

Land waar de maatschappij is geregistreerd

Type luchtvaartuig

Registratiemerkteken(s) en, voor zover beschikbaar, constructieserienummer(s)

Land van registratie

AFRIJET (2)

CTA 0002/MTAC/ANAC-G/DSA

 

Republiek Gabon

De volledige vloot, met uitzondering van: 2 luchtvaartuigen van het type Falcon 50; 1 luchtvaartuig van het type Falcon 900

De volledige vloot, met uitzondering van: TR-LGV; TR-LGY; TR-AFJ

Republiek Gabon

AIR ASTANA (3)

AK-0388-09

KZR

Kazachstan

De volledige vloot, met uitzondering van: 2 luchtvaartuigen van het type B767; 4 luchtvaartuigen van het type B757; 10 luchtvaartuigen van het type A319/320/321; 5 luchtvaartuigen van het type Fokker 50

De volledige vloot, met uitzondering van: P4-KCA, P4-KCB; P4-EAS, P4-FAS, P4-GAS, P4-MAS; P4-NAS, P4-OAS, P4-PAS, P4-SAS, P4-TAS, P4-UAS, P4-VAS, P4-WAS, P4-YAS, P4-XAS; P4-HAS, P4-IAS, P4-JAS, P4-KAS, P4-LAS

Aruba (Koninkrijk der Nederlanden)

AIR BANGLADESH

17

BGD

Bangladesh

B747-269B

S2-ADT

Bangladesh

AIR SERVICE COMORES

06-819/TA-15/DGACM

KMD

Comoren

De volledige vloot, met uitzondering van: LET 410 UVP

De volledige vloot, met uitzondering van: D6-CAM (851336)

Comoren

GABON AIRLINES (4)

CTA 0001/MTAC/ANAC

GBK

Republiek Gabon

De volledige vloot, met uitzondering van: 1 luchtvaartuig van het type Boeing B-767-200

De volledige vloot, met uitzondering van: TR-LHP

Republiek Gabon

NOUVELLE AIR AFFAIRES GABON (SN2AG)

CTA 0003/MTAC/ANAC-G/DSA

NVS

Republiek Gabon

De volledige vloot, met uitzondering van: 1 luchtvaartuig van het type Challenger; CL601 1 luchtvaartuig van het HS-125-800

De volledige vloot, met uitzondering van: TR-AAG, ZS-AFG

Republiek Gabon; Republiek Zuid-Afrika

TAAG ANGOLA AIRLINES (5)

001

DTA

Republiek Angola

De volledige vloot, met uitzondering van: 3 luchtvaartuigen van het type Boeing B-777

De volledige vloot, met uitzondering van: D2-TED, D2-TEE, D2-TEF

Republiek Angola


(1)  De in bijlage B vermelde luchtvaartmaatschappijen kunnen toestemming krijgen om verkeersrechten uit te oefenen door luchtvaartuigen met bemanning te huren („wet lease”) van luchtvaartmaatschappijen waaraan geen exploitatieverbod is opgelegd, voor zover de geldende veiligheidsnormen worden nageleefd.

(2)  Afrijet mag voor zijn huidige activiteiten in de Europese Unie alleen gebruikmaken van de gespecificeerde luchtvaartuigen.

(3)  Air Astana mag voor zijn huidige activiteiten in de Europese Unie alleen gebruikmaken van de gespecificeerde luchtvaartuigen.

(4)  Gabon Airlines mag voor zijn huidige activiteiten in de Europese Unie alleen gebruikmaken van het gespecificeerde luchtvaartuig.

(5)  TAAG Angola Airlines mag uitsluitend vluchten naar Portugal exploiteren met de gespecificeerde luchtvaartuigen onder de in de overwegingen 58 en 59 van deze verordening genoemde voorwaarden.


15.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 182/25


VERORDENING (EG) Nr. 620/2009 VAN DE COMMISSIE

van 13 juli 2009

tot vaststelling van de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van rundvlees van hoge kwaliteit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (1), en met name op artikel 144, lid 1, en artikel 148, juncto artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 617/2009 (2) is een meerjarig autonoom tariefcontingent geopend voor de invoer van 20 000 ton rundvlees van hoge kwaliteit. Krachtens artikel 2 van die verordening moet het tariefcontingent door de Commissie worden beheerd overeenkomstig artikel 144 van Verordening (EG) nr. 1234/2007. Bijgevolg moeten nadere bepalingen voor het beheer van het betrokken contingent worden vastgesteld.

(2)

Het contingent moet aan de hand van invoercertificaten worden beheerd. Bijgevolg moeten voorschriften worden vastgesteld voor de indiening van de aanvragen en de verstrekking van de in de aanvragen en certificaten te vermelden gegevens. Zo nodig kan in dit verband worden afgeweken van sommige bepalingen van Verordening (EG) nr. 376/2008 van de Commissie van 23 april 2008 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (3) en van Verordening (EG) nr. 382/2008 van de Commissie van 21 april 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees (4).

(3)

Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (5) bevat nadere bepalingen over invoeraanvragen, de status van de aanvragers en de afgifte van invoercertificaten. Bij die verordening is de geldigheid van de certificaten beperkt tot en met de laatste dag van de invoertariefcontingentperiode. Verordening (EG) nr. 1301/2006 dient, behoudens de bij de onderhavige verordening vastgestelde aanvullende voorwaarden, van toepassing te zijn op de invoercertificaten die worden afgegeven voor het onder Verordening (EG) nr. 617/2009 vallende contingent.

(4)

Met het oog op een gelijkmatige invoer dient elke invoertariefcontingentperiode te worden opgesplitst in deelperioden.

(5)

De producten die in het kader van het onder Verordening (EG) nr. 617/2009 vallende contingent worden ingevoerd, mogen slechts in het vrije verkeer worden gebracht nadat de bevoegde instantie van het exporterende derde land voor deze producten een echtheidscertificaat heeft afgegeven. De afgifte van dergelijke echtheidscertificaten moet garanderen dat de ingevoerde producten overeenstemmen met de in deze verordening omschreven kenmerken van rundvlees van hoge kwaliteit. De vorm en de opmaak van deze echtheidscertificaten, alsmede de procedures voor het gebruik ervan, dienen te worden vastgesteld. Het echtheidscertificaat dient te worden afgegeven door een instantie in een derde land die de nodige garanties moet bieden voor de correcte toepassing van de betrokken regeling.

(6)

Krachtens Verordening (EG) nr. 617/2009 wordt het invoertariefcontingent geopend op 1 augustus 2009. Derhalve dient de onderhavige verordening met ingang van die dag van toepassing te zijn.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Bij deze verordening worden voorschriften vastgesteld voor de wijze van beheer van het in artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 617/2009 bedoelde tariefcontingent voor de invoer van rundvlees van hoge kwaliteit, hierna „het tariefcontingent” genoemd.

2.   Deze verordening is van toepassing op vers, gekoeld of bevroren rundvlees dat voldoet aan de in bijlage I vastgestelde eisen.

Met het oog op de toepassing van deze verordening wordt als „bevroren vlees” aangemerkt: vlees dat in bevroren toestand in het douanegebied van de Gemeenschap wordt binnengebracht met een inwendige temperatuur van ten hoogste – 12 °C.

3.   Behoudens andersluidende bepalingen in de onderhavige verordening zijn de Verordeningen (EG) nr. 1301/2006, (EG) nr. 376/2008 en (EG) nr. 382/2008 van toepassing.

Artikel 2

Beheer van de tariefcontingenten

1.   Het tariefcontingent wordt beheerd aan de hand van de methode van het gelijktijdige onderzoek overeenkomstig hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 1301/2006.

2.   Het in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 617/2009 bedoelde invoerrecht wordt overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1301/2006 vermeld in vak 24 van de invoercertificaataanvraag en het invoercertificaat.

3.   Het in artikel 1, lid 3, van Verordening (EG) nr. 617/2009 bedoelde contingentjaar wordt opgesplitst in 12 deelperioden van telkens één maand. De hoeveelheid die per deelperiode beschikbaar is, bedraagt één twaalfde van de totale hoeveelheid.

In afwijking van het bepaalde in de eerste alinea wordt het contingentjaar 2009/2010 opgesplitst in 10 deelperioden die, met uitzondering van de eerste deelperiode van 1 augustus tot en met 30 september 2009, telkens één maand bedragen. De hoeveelheid die per deelperiode beschikbaar is, bedraagt één tiende van de totale hoeveelheid.

Artikel 3

Invoercertificaataanvragen

1.   De certificaataanvragen worden ingediend gedurende de eerste zeven dagen van de maand vóór elke in artikel 2, lid 3, bedoelde deelperiode.

In afwijking van het bepaalde in de eerste alinea worden de certificaataanvragen voor de eerste deelperiode van het contingentjaar 2009/2010 ingediend gedurende de eerste vier dagen van augustus 2009.

2.   In afwijking van artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 382/2008 mogen de certificaataanvragen betrekking hebben op één of meer producten van de GN-codes of groepen GN-codes die in bijlage I bij die verordening zijn opgenomen. Wanneer aanvragen betrekking hebben op verschillende GN-codes, moeten de respectieve aangevraagde hoeveelheden per GN-code of groep GN-codes worden gespecificeerd. Alle GN-codes en de desbetreffende omschrijving moeten in, respectievelijk, vak 16 en vak 15 van de invoercertificaataanvraag en het invoercertificaat worden vermeld.

3.   Uiterlijk op de veertiende dag van de maand waarin de aanvragen zijn ingediend, stellen de lidstaten de Commissie overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1301/2006 in kennis van de totale hoeveelheden waarvoor invoercertificaataanvragen zijn ingediend, uitgesplitst naar land van oorsprong en uitgedrukt in kilogram productgewicht.

In afwijking van het bepaalde in de eerste alinea geldt 7 augustus 2009 als uiterste datum voor de mededelingen met betrekking tot de eerste deelperiode van het contingentjaar 2009/2010.

4.   Op de certificaataanvragen en de certificaten wordt in vak 8 het land van oorsprong vermeld.

In vak 20 van de certificaataanvragen en certificaten wordt een van de in bijlage II opgenomen vermeldingen aangebracht.

Artikel 4

Afgifte van invoercertificaten

1.   De certificaten worden afgegeven in de periode van de drieëntwintigste tot en met de laatste dag van de maand waarin de aanvragen zijn ingediend.

In afwijking van het bepaalde in de eerste alinea worden de in augustus 2009 aangevraagde certificaten afgegeven in de periode van 14 augustus tot en met 21 augustus 2009.

2.   Op elk certificaat wordt de hoeveelheid per GN-code of groep GN-codes vermeld.

Artikel 5

Geldigheid van de invoercertificaten

De certificaten zijn drie maanden geldig, te rekenen vanaf de eerste dag van de deelperiode waarvoor zij zijn afgegeven.

In afwijking van het bepaalde in de eerste alinea zijn de certificaten die worden afgegeven naar aanleiding van de in artikel 3, lid 1, tweede alinea, bedoelde certificaataanvragen, drie maanden geldig, te rekenen vanaf de datum van feitelijke afgifte als bedoeld in artikel 22, lid 2, van Verordening (EG) nr. 376/2008.

Artikel 6

Mededelingen door de lidstaten aan de Commissie

1.   In afwijking van artikel 11, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1301/2006 delen de lidstaten de Commissie de volgende gegevens mee:

a)

uiterlijk op de tiende dag van elke maand, de hoeveelheden producten, ook als deze nul bedragen, waarvoor tijdens de vorige maand invoercertificaten werden afgegeven;

b)

de hoeveelheden producten, ook als deze nul bedragen, waarvoor invoercertificaten of gedeelten daarvan niet zijn gebruikt en die overeenstemmen met het verschil tussen de op de keerzijde van de invoercertificaten afgeschreven hoeveelheden en de hoeveelheden waarvoor die invoercertificaten waren afgegeven:

i)

samen met de in artikel 3, lid 3, van de onderhavige verordening bedoelde mededelingen inzake de certificaataanvragen die werden ingediend voor de laatste deelperiode van het contingentjaar;

ii)

uiterlijk op 31 oktober na elk contingentjaar, met betrekking tot de nog niet in het kader van punt i) meegedeelde hoeveelheden.

2.   Uiterlijk op 31 oktober na elk contingentjaar delen de lidstaten de Commissie de hoeveelheden producten mee die tijdens de voorgaande invoertariefcontingentperiode in het vrije verkeer werden gebracht.

3.   Voor de in de leden 1 en 2 bedoelde mededelingen worden de hoeveelheden uitgedrukt in kilogram productgewicht, per land van oorsprong en per productcategorie zoals aangegeven in bijlage V bij Verordening (EG) nr. 382/2008.

4.   De mededelingen worden elektronisch doorgezonden volgens de modellen en methoden die de Commissie ter beschikking van de lidstaten stelt.

Artikel 7

Echtheidscertificaten

1.   De producten die in het kader van het contingent worden ingevoerd, mogen slechts in het vrije verkeer worden gebracht na overlegging van een volgens het model in bijlage III opgesteld echtheidscertificaat.

2.   Op de keerzijde van het echtheidscertificaat moet worden vermeld dat het vlees van oorsprong uit het exporterende land voldoet aan de in bijlage I vastgestelde eisen.

3.   Het echtheidscertificaat is slechts geldig indien het naar behoren is ingevuld en geviseerd door de instantie van afgifte.

4.   Een echtheidscertificaat is naar behoren geviseerd wanneer de plaats en datum van afgifte erop zijn vermeld en het is voorzien van het stempel van de instantie van afgifte en de handtekening van de persoon of de personen die het mag of mogen ondertekenen.

5.   Het stempel op het origineel van het echtheidscertificaat en op de kopieën ervan kan worden vervangen door een gedrukt zegel.

6.   De geldigheidsduur van het echtheidscertificaat loopt af uiterlijk op 30 juni na de datum van afgifte.

Artikel 8

Instanties van afgifte in derde landen

1.   De in artikel 7, lid 3, bedoelde instantie van afgifte dient:

a)

als zodanig te zijn erkend door de bevoegde autoriteit van het exporterende land;

b)

zich ertoe te verbinden de op de echtheidscertificaten aangebrachte vermeldingen te verifiëren.

2.   De volgende gegevens moeten aan de Commissie worden gemeld:

a)

de naam en het adres, zo mogelijk met inbegrip van het e-mailadres en het internetadres, van de instanties die gemachtigd zijn de in artikel 7 bedoelde echtheidscertificaten af te geven;

b)

afdrukken van de door die instanties gebruikte stempels;

c)

de procedures en criteria die de instantie van afgifte gebruikt om de naleving van de in bijlage I vastgestelde eisen na te gaan.

Artikel 9

Bekendmaking in verband met derde landen

Indien is voldaan aan de in bijlage I vastgestelde eisen, maakt de Commissie de naam van de in artikel 8, lid 1, bedoelde instantie van afgifte bekend in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie of aan de hand van een andere adequate methode.

Artikel 10

Controles ter plaatse in derde landen

De Commissie kan het derde land verzoeken vertegenwoordigers van de Commissie toestemming te geven om, indien nodig, in dat derde land controles ter plaatse te verrichten. Deze controles worden samen met de bevoegde autoriteiten van het betrokken derde land uitgevoerd.

Artikel 11

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 augustus 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2009.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.

(3)  PB L 114 van 26.4.2008, blz. 3.

(4)  PB L 115 van 29.4.2008, blz. 10.

(5)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13.


BIJLAGE I

Eisen voor onder het in artikel 1, lid 1, bedoelde tariefcontingent vallende producten

1.

De rundvleesdeelstukken worden verkregen van hele geslachte vaarzen of ossen van minder dan 30 maanden oud die ten minste gedurende de laatste 100 dagen vóór de slacht uitsluitend voeder hebben gekregen dat voor minstens 62 % bestaat uit krachtvoer en/of bijproducten van voedergraan op drogestofbasis met een metaboliseerbaar energiegehalte van ten minste 12,26 megajoule per kilogram droge stof.

2.

De overeenkomstig punt 1 gevoederde vaarzen en ossen moeten per dag gemiddeld ten minste 1,4 % van hun lichaamsgewicht, omgerekend in drogestof, gevoederd krijgen.

3.

De geslachte dieren waarvan de rundvleesdeelstukken afkomstig zijn, worden beoordeeld door een evaluator in dienst van de nationale overheid, die de beoordeling en de overeenkomstige indeling van het geslachte dier baseert op een door de nationale overheid goedgekeurde methode. De verwachte kwaliteit van het geslachte dier wordt aan de hand van de officiële nationale beoordelingsmethode getoetst op rijpheid en smaakkenmerken van de deelstukken. De methode voor het beoordelen van het geslachte dier dient onder meer betrekking te hebben op de rijpheidskenmerken qua kleur en textuur van de longissimus dorsi, de ossificatie van de beenderen en het kraakbeen, en de verwachte smaakkenmerken, onder meer aan de hand van de specificaties inzake intramusculair vet en de stevigheid van de longissimus dorsi.

4.

De deelstukken moeten worden geëtiketteerd overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad (1).

5.

Aan de gegevens op het etiket mag de vermelding „Rundvlees van hoge kwaliteit” worden toegevoegd.


(1)  PB L 204 van 11.8.2000, blz. 1.


BIJLAGE II

In artikel 3, lid 4, bedoelde vermeldingen

:

in het Bulgaars

:

Говеждо/телешко месо с високо качество (Регламент (ЕО) № 620/2009)

:

in het Spaans

:

Carne de vacuno de alta calidad [Reglamento (CE) no 620/2009]

:

in het Tsjechisch

:

Vysoce jakostní hovězí/telecí maso (nařízení (ES) č. 620/2009)

:

in het Deens

:

Oksekød af høj kvalitet (forordning (EF) nr. 620/2009)

:

in het Duits

:

Qualitätsrindfleisch (Verordnung (EG) Nr. 620/2009)

:

in het Ests

:

Kõrgekvaliteediline veiseliha/vasikaliha (määrus (EÜ) nr 620/2009)

:

in het Grieks

:

Βόειο κρέας εκλεκτής ποιότητας [κανονισμός (ΕΚ) αριθ. 620/2009]

:

in het Engels

:

High-quality beef/veal (Regulation (EC) No 620/2009)

:

in het Frans

:

Viande bovine de haute qualité [règlement (CE) no 620/2009]

:

in het Italiaans

:

Carni bovine di alta qualità [regolamento (CE) n. 620/2009]

:

in het Lets

:

Augstākā labuma liellopu/teļa gaļa (Regula (EK) Nr. 620/2009)

:

in het Litouws

:

Aukštos kokybės jautiena ir (arba) veršiena (Reglamentas (EB) Nr. 620/2009)

:

in het Hongaars

:

Kiváló minőségű marha-/borjúhús (620/2009/EK rendelet)

:

in het Maltees

:

Ċanga/vitella ta' kwalità għolja (Regolament (KE) Nru 620/2009)

:

in het Nederlands

:

Rundvlees van hoge kwaliteit (Verordening (EG) nr. 620/2009)

:

in het Pools

:

Wołowina/cielęcina wysokiej jakości (Rozporządzenie (WE) nr 620/2009)

:

in het Portugees

:

Carne de bovino de alta qualidade [Regulamento (CE) n.o 620/2009]

:

in het Roemeens

:

Carne de vită/vițel de calitate superioară [Regulamentul (CE) nr. 620/2009]

:

in het Slowaaks

:

Vysoko kvalitné hovädzie/teľacie mäso [Nariadenie (ES) č. 620/2009]

:

in het Sloveens

:

Visokokakovostno goveje/telečje meso (Uredba (ES) št. 620/2009)

:

in het Fins

:

Korkealaatuista naudanlihaa (asetus (EY) N:o 620/2009)

:

in het Zweeds

:

Nötkött av hög kvalitet (förordning (EG) nr 620/2009)


BIJLAGE III

Image


15.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 182/31


VERORDENING (EG) Nr. 621/2009 VAN DE COMMISSIE

van 14 juli 2009

tot vaststelling van een verbod op de visserij op makreel in de gebieden VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; EG-wateren van Vb; internationale wateren van IIa, XII en XIV door vaartuigen die de vlag van Spanje voeren

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 26, lid 4,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (2), en met name op artikel 21, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 43/2009 van de Raad van 16 januari 2009 tot vaststelling, voor 2009, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (3) zijn quota voor 2009 vastgesteld.

(2)

Uit door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage vermelde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, de betrokken, voor 2009 toegewezen quota volledig zijn opgebruikt.

(3)

Derhalve moet het worden verboden op dit bestand te vissen en vis uit dit bestand aan boord te houden, over te laden en aan te voeren,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het quotum dat voor 2009 aan de in de bijlage bij deze verordening genoemde lidstaat is toegewezen voor de visserij op het in die bijlage vermelde bestand, wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbod

De visserij op het in de bijlage bij deze verordening vermelde bestand door vaartuigen die de vlag van de in die bijlage genoemde lidstaat voeren of daar geregistreerd zijn, is verboden met ingang van de in die bijlage opgenomen datum. Na die datum is het ook verboden om vis uit dit bestand die door deze vaartuigen is gevangen, aan boord te hebben, over te laden of aan te voeren.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 juli 2009.

Voor de Commissie

Fokion FOTIADIS

Directeur-generaal Maritieme zaken en visserij


(1)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(2)  PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1.

(3)  PB L 22 van 26.1.2009, blz. 1.


BIJLAGE

Nr.

2/T&Q

Lidstaat

Spanje

Bestand

MAC/2CX14-

Soort

Makreel (Scomber scombrus)

Gebied

VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; EG-wateren van Vb; internationale wateren van IIa, XII en XIV

Datum

15 juni 2009


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

15.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 182/33


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 30 juni 2009

tot vaststelling van een model voor nationale actieplannen voor energie uit hernieuwbare bronnen krachtens Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2009) 5174)

(Voor de EER relevante tekst)

(2009/548/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (1), en met name op artikel 4, lid 1, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Richtlijn 2009/28/EG moet iedere lidstaat een nationaal actieplan voor energie uit hernieuwbare bronnen vaststellen. In deze plannen moeten de nationale algemene streefcijfers van de lidstaten voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen verbruikt in vervoer, elektriciteit, verwarming en koeling in 2020 worden vermeld, rekening houdend met het effect van andere beleidsmaatregelen inzake energie-efficiëntie bij het eindverbruik van energie en moeten passende maatregelen worden genomen om die nationale algemene streefcijfers te halen, inclusief samenwerking tussen lokale, regionale en nationale autoriteiten, beoogde statistische overdrachten of gezamenlijke projecten, nationale beleidsmaatregelen om bestaande bronnen van biomassa te ontwikkelen en nieuwe bronnen van biomassa gebruiksklaar te maken voor verschillende toepassingen en moet worden vermeld welke maatregelen moeten worden genomen om aan de eisen van de artikelen 13 tot en met 19 van Richtlijn 2009/28/EG te voldoen.

(2)

Overeenkomstig Richtlijn 2009/28/EG moet de Commissie uiterlijk op 30 juni 2009 een model voor de nationale actieplannen voor energie uit hernieuwbare bronnen vaststellen dat de minimumvereisten bepaald in bijlage VI bij die richtlijn omvat,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Het model voor de nationale actieplannen voor energie uit hernieuwbare bronnen dat verplicht is op grond van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2009/28/EG, zoals opgenomen in de bijlage bij deze beschikking, wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 30 juni 2009.

Voor de Commissie

Andris PIEBALGS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16.


BIJLAGE

INHOUDSOPGAVE

1.

Samenvatting van nationaal beleid inzake hernieuwbare energie

2.

Verwacht eindverbruik van energie 2010-2020

3.

Streefcijfers en trajecten voor hernieuwbare energie

3.1.

Algemene nationale streefcijfers

3.2.

Streefcijfers per sector en trajecten

4.

Maatregelen voor het bereiken van de streefcijfers

4.1.

Overzicht van alle maatregelen en beleid ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen

4.2.

Specifieke maatregelen om te voldoen aan de vereisten in de artikelen 13, 14, 16 en 17 t/m 21, van Richtlijn 2009/28/EG

4.2.1.

Administratieve procedures en ruimtelijke ordening (artikel 13, lid 1, van Richtlijn 2009/28/EG)

4.2.2.

Technische specificaties (artikel 13, lid 2, van Richtlijn 2009/28/EG)

4.2.3.

Gebouwen (artikel 13, lid 3, van Richtlijn 2009/28/EG)

4.2.4.

Informatieverstrekking (artikel 14, lid 1, 2 en 4, van Richtlijn 2009/28/EG)

4.2.5.

Certificatie van installateurs (artikel 14, lid 3, van Richtlijn 2009/28/EG)

4.2.6.

Ontwikkeling van infrastructuur voor elektriciteit (artikel 16, lid 1 en artikel 16, lid 3 t/m 6, van Richtlijn 2009/28/EG)

4.2.7.

Exploitatie van het elektriciteitsnetwerk (artikel 16, leden 2, 7 en 8, van Richtlijn 2009/28/EG)

4.2.8.

Integratie van biogas in het aardgasnetwerk (artikel 16, leden 7, 9 en 10, van Richtlijn 2009/28/EG)

4.2.9.

Ontwikkeling van infrastructuur voor stadsverwarming en -koeling (artikel 16, lid 11, van Richtlijn 2009/28/EG)

4.2.10.

Biobrandstoffen en andere vloeibare biomassa - duurzaamheidscriteria en controle op de naleving (artikelen 17 t/m 21 van Richtlijn 2009/28/EG)

4.3.

Steunregelingen ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen voor elektriciteit die worden toegepast door de lidstaat of een groep lidstaten

4.4.

Steunregelingen ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen voor verwarming en koeling die worden toegepast door de lidstaat of een groep lidstaten

4.5.

Steunregelingen ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen voor het vervoer die worden toegepast door de lidstaat of een groep lidstaten

4.6.

Specifieke maatregelen ter bevordering van het gebruik van energie uit biomassa

4.6.1.

Energievoorziening uit biomassa: zowel voor binnenlands gebruik als voor de handel

4.6.2.

Maatregelen ter vergroting van de beschikbaarheid van biomassa, waarbij rekening wordt gehouden met andere gebruikers van biomassa (land- en bosbouw)

4.7.

Gepland gebruik van statistische overdracht tussen lidstaten en geplande deelname in gezamenlijke projecten met andere lidstaten en derde landen

4.7.1.

Procedurele aspecten

4.7.2.

Geschatte overmatige productie van hernieuwbare energie ten opzichte van het indicatieve traject die kan worden overgedragen aan andere lidstaten

4.7.3.

Geschat potentieel voor gezamenlijke projecten

4.7.4.

Geschatte vraag naar hernieuwbare energie waarin op andere manieren moet worden voorzien dan met binnenlandse productie

5.

Beoordelingen

5.1.

Totale verwachte bijdrage van iedere technologie voor hernieuwbare energie om te voldoen aan de bindende streefcijfers voor 2020 en het indicatieve tussentijdse traject voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in elektriciteit, verwarming en koeling en vervoer

5.2.

Totale verwachte bijdrage van maatregelen voor energie-efficiëntie en energiebesparing om te voldoen aan de bindende streefcijfers voor 2020 en het indicatieve tussentijdse traject voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in elektriciteit, verwarming en koeling en vervoer

5.3.

Effectbeoordeling (facultatief)

5.4.

Opstelling van het nationale actieplan voor energie uit hernieuwbare bronnen en follow-up van de tenuitvoerlegging

Model voor de nationale actieplannen voor energie uit hernieuwbare bronnen

Krachtens Richtlijn 2009/28/EG moeten de lidstaten uiterlijk op 30 juni 2010 een nationaal actieplan voor energie uit hernieuwbare bronnen indienen bij de Commissie. Dit is het model voor deze actieplannen. Overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 2009/28/EG is het gebruik van dit model verplicht.

Met het model wordt beoogd ervoor te zorgen dat deze actieplannen volledig zijn, aan alle vereisten van de richtlijn voldoen en kunnen worden vergeleken met elkaar alsmede met toekomstige tweejaarlijkse verslagen van de lidstaten over de tenuitvoerlegging van de richtlijn.

Bij het invullen van het model moeten de lidstaten zich houden aan de definities, rekenregels en terminologie van Richtlijn 2009/28/EG. De lidstaten worden er voorts toe aangespoord de definities, rekenregels en terminologie van Verordening (EG) nr. 1099/2008 van het Europees Parlement en de Raad  (1) te volgen.

Aanvullende informatie kan worden verstrekt in de voorgeschreven structuur van het actieplan of middels bijlagen.

De cursieve passages zijn bedoeld als richtsnoer voor de lidstaten bij het opstellen van hun actieplan. Deze passages mogen door de lidstaten worden geschrapt in de versie die zij bij de Commissie indienen.

De Commissie herinnert lidstaten eraan dat alle nationale steunregelingen moeten voldoen aan de regels voor staatssteun zoals vastgelegd in de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag. Kennisgeving van de nationale actieplannen is geen vervanging voor het aanmelden van steunregelingen overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag.

1.   SAMENVATTING VAN NATIONAAL BELEID INZAKE HERNIEUWBARE ENERGIE

Geef een kort overzicht van het nationale beleid inzake hernieuwbare energie waarin de doelstellingen van het beleid (zoals zekerheid van de energievoorziening en economische, maatschappelijke en milieuvoordelen) en de voornaamste strategische actielijnen worden omschreven.

2.   VERWACHT EINDVERBRUIK VAN ENERGIE 2010-2020

In dit gedeelte moeten de lidstaten aangeven hoeveel het bruto-eindverbruik van alle soorten energie (uit zowel hernieuwbare als conventionele bronnen) naar schatting bedraagt, in totaal en per sector, in de periode tot 2020.

In deze schattingen moeten ook de verwachte effecten van in te voeren maatregelen voor energie-efficiëntie en -besparing in die periode worden meegenomen. In de rubriek „referentiescenario” moet een scenario worden voorgelegd waarin alleen de maatregelen voor energie-efficiëntie en -besparing die vóór 2009 zijn vastgesteld, worden meegenomen. In de rubriek „aanvullend scenario voor energie-efficiëntie” moet een scenario worden voorgelegd waarin alle vanaf 2009 vast te stellen maatregelen worden meegenomen. De overige delen van het nationale actieplan voor energie uit hernieuwbare bronnen worden opgesteld op basis van dit aanvullende scenario voor energie-efficiëntie.

Met de term „verbruik voor verwarming en koeling” wordt de geproduceerde afgeleide warmte bedoeld (de verkochte warmte), plus het eindverbruik van alle andere energiegrondstoffen, met uitzondering van elektriciteit in eindverbruikende sectoren zoals de industrie, huishoudens, de dienstensector, landbouw, bosbouw en visserij. Het concept verwarming en koeling omvat dan ook het eindverbruik van energie voor verwerking. Elektriciteit kan ook worden gebruikt voor verwarming en koeling als eindverbruik, maar deze elektriciteit valt onder de streefcijfers voor elektriciteit en wordt daarom hier uitgesloten.

Bij de beoordeling van de vraag of de streefcijfers voor 2020 en het tussentijdse traject zijn verwezenlijkt, wordt er op grond van artikel 5, lid 6, van Richtlijn 2009/28/EG van uitgegaan dat de energie die wordt verbruikt voor de luchtvaart niet meer dan 6,18 % van het bruto-eindverbruik van energie van de lidstaat bedraagt (4,12 % voor Cyprus en Malta). In de tabel kunnen eventueel de nodige aanpassingen worden aangebracht. In onderstaand vak wordt de desbetreffende berekening weergegeven.

VAK — Berekening van het „mechanisme voor de bovengrens voor de luchtvaart” in de richtlijn inzake hernieuwbare energie

Stel dat het aandeel van het energieverbruik voor de luchtvaart („aviation energy consumption”, AEC) van land A een bepaald percentage (X) is van het totale bruto-eindverbruik van energie („gross final energy consumption”, GFEC):

X = AEC/GFEC

Stel: X > 6,18 %

In dit geval houdt de bovengrens het volgende in voor de beoordeling van de naleving:

GFECaangepast = GFEC – AEC + AECaangepast

waarbij AECaangepast = 0,0618 * GFEC

Met andere woorden:

GFECaangepast = GFEC – AEC + 0,0618 * GFEC =

= GFEC – X * GFEC + 0,0618 * GFEC =

= GFEC * (1,0618 – X)

De „aanpassing” als percentage van het werkelijke bruto-eindverbruik van energie en als functie van X bedraagt daarom:

Aanpassing = (GFEC – GFECaangepast)/GFEC =

= X – 0,0618

NB: In het geval van Cyprus en Malta moeten de cijfers 6,18 % en 0,0618 respectievelijk worden vervangen door 4,12 % en 0,0412.

Tabel 1

Verwacht bruto-eindverbruik van energie van [lidstaat] in elektriciteit, verwarming en koeling en vervoer tot 2020, rekening houdend met het effect van maatregelen voor energie-efficiëntie en energiebesparing  (2) 2010-2020

 

2005

2010

2011

2012

2013

2014

basisjaar

referentiescenario

aanvullende energie-efficiëntie

referentiescenario

aanvullende energie-efficiëntie

referentiescenario

aanvullende energie-efficiëntie

referentiescenario

aanvullende energie-efficiëntie

referentiescenario

aanvullende energie-efficiëntie

1.

Verwarming en koeling (3)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.

Elektriciteit (4)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.

Vervoer zoals in artikel 3, lid 4, onder a) (5)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4.

Bruto-eindverbruik van energie (6)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De volgende berekening is alleen nodig als het eindverbruik van energie voor de luchtvaart naar verwachting hoger is dan 6,18 % (4,12 % voor Malta en Cyprus):

Eindverbruik voor de luchtvaart

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Verlaging van grenswaarde voor de luchtvaart (7) artikel 5, lid 6

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal verbruik na verlaging van de grenswaarde voor de luchtvaart

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

referentiescenario

aanvullende energie-efficiëntie

referentiescenario

aanvullende energie-efficiëntie

referentiescenario

aanvullende energie-efficiëntie

referentiescenario

aanvullende energie-efficiëntie

referentiescenario

aanvullende energie-efficiëntie

referentiescenario

aanvullende energie-efficiëntie

1.

Verwarming en koeling (3)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.

Elektriciteit (4)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.

Vervoer zoals in artikel 3, lid 4, onder a) (5)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4.

Bruto-eindverbruik van energie (6)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De volgende berekening is alleen benodigd als het eindverbruik van energie voor de luchtvaart naar verwachting hoger is dan 6,18 % (4,12 % voor Malta en Cyprus):

Eindverbruik voor de luchtvaart

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Verlaging van de grenswaarde voor de luchtvaart (7) artikel 5, lid 6

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal verbruik na verlaging van de grenswaarde voor de luchtvaart

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.   STREEFCIJFERS EN TRAJECTEN VOOR HERNIEUWBARE ENERGIE

3.1.   Algemene nationale streefcijfers

Tabel 2

Algemene nationale streefcijfers voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in het bruto-eindverbruik van energie in 2005 en 2020 (cijfers moeten worden overgenomen uit bijlage I, deel A, bij Richtlijn 2009/28/EG)

A.

Aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in bruto-eindverbruik van energie in 2005 (S2005) (%)

 

B.

Streefcijfers voor energie uit hernieuwbare bronnen in bruto-eindverbruik van energie in 2020 (S2020) (%)

 

C.

Verwacht totaal aangepast energieverbruik in 2020 (uit tabel 1, laatste vak) (ktoe)

 

D.

Verwachte hoeveelheid energie uit hernieuwbare bronnen die overeenkomt met het streefcijfer voor 2020 (berekend als B × C) (ktoe)

 

De lidstaten mogen een beroep doen op de flexibiliteitsmaatregelen van de artikelen 6, 7, 8 en 11 van Richtlijn 2009/28/EG om een deel van hun eigen verbruik van hernieuwbare energie te laten meetellen voor de streefcijfers van een of meer andere lidstaten, of een deel van de verbruikte energie uit hernieuwbare bronnen in een of meer andere lidstaten te laten meetellen voor hun eigen streefcijfers. Daarnaast mogen zij overeenkomstig de artikelen 9 en 10 van Richtlijn 2009/28/EG elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen fysiek invoeren uit derde landen.

Eventuele beoordelingen van het potentieel aan hernieuwbare energie van uw lidstaat kunnen in de bijlage worden opgenomen.

Eventuele streefcijfers voor hernieuwbare energie op regionaal niveau, in grote steden of in industrieën met een hoog energieverbruik, die dienen ter ondersteuning van de nationale streefcijfers voor hernieuwbare energie, kunnen ook in de bijlage worden opgenomen.

3.2.   Streefcijfers per sector en trajecten

Krachtens artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2009/28/EG moeten de lidstaten in de volgende sectoren streefcijfers vastleggen voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in 2020:

verwarming en koeling;

elektriciteit;

vervoer.

Het totaal van de drie doelstellingen per sector, vertaald in verwachte volumes (ktoe) inclusief het geplande gebruik van flexibiliteitsmaatregelen, moet ten minste even hoog zijn als de verwachte hoeveelheid energie uit hernieuwbare bronnen die overeenkomt met het streefcijfer van de lidstaat voor 2020 (zoals vermeld in het laatste vak van tabel 2).

Voorts moet het streefcijfer voor vervoer stroken met de vereisten van artikel 3, lid 4, van Richtlijn 2009/28/EG met betrekking tot een aandeel van 10 % hernieuwbare energie in het vervoer. Er zij echter op gewezen dat de berekening op basis waarvan wordt gemeten of de doelstelling van artikel 3, lid 4, is bereikt, anders is dan de berekening van de bijdrage van het vervoer aan het algemene nationale streefcijfer van de lidstaat voor hernieuwbare energie.

Voor het streefcijfer op het gebied van vervoer, en niet voor het algemene streefcijfer:

Wat petroleumproducten betreft tellen alleen benzine en diesel mee in de noemer. Dit betekent dat kerosine/vliegtuigbenzine voor de luchtvaart en stookolie voor de scheepvaart niet worden meegerekend (de diesel die door een aantal treinen en binnenschepen wordt gebruikt, wordt wel meegerekend);

Biobrandstoffen uit afval, residuen, non-food cellulosemateriaal en lignocellulosehoudend materiaal tellen dubbel in de teller;

Elektriciteit uit hernieuwbare bronnen voor wegvoertuigen telt 2,5 keer mee in de teller en de noemer.

Overeenkomstig artikel 3, lid 4, onder c), van Richtlijn 2009/28/EG mogen de lidstaten voor het berekenen van de bijdrage van uit hernieuwbare bronnen geproduceerde elektriciteit voor elektrische voertuigen zelf kiezen voor het gemiddelde aandeel van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen in de Gemeenschap of het aandeel van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen in hun eigen land, gemeten twee jaar voor het betreffende jaar. Voor een schatting van het gemiddelde aandeel van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen in de Gemeenschap mogen de lidstaten uitgaan van de toekomstscenario’s die door/voor de Commissie zijn opgesteld  (8).

De lidstaten moeten niet alleen streefcijfers voor 2020 per sector opstellen, maar ook het traject beschrijven dat de groei van het gebruik van hernieuwbare energie per sector tussen 2010 en 2020 naar verwachting zal volgen. De streefcijfers per sector voor elektriciteit, verwarming en koeling met hernieuwbare energie en de trajecten per sector zijn schattingen.

In tabel 3 moeten de lidstaten bovenstaande informatie verstrekken.

Bij het invullen van de tabel kunnen de lidstaten gebruikmaken van de gedetailleerde cijfers voor het verwachte gebruik van hernieuwbare energie zoals vereist in tabel 9. Rekentabellen 4a en 4b dienen als richtsnoer voor tabel 3.

De lidstaten zijn krachtens de richtlijn verplicht hun verwachtingen inzake het gebruik van de flexibiliteitsmaatregelen openbaar te maken en uiterlijk op 31 december 2009 aan de Commissie door te geven. De lidstaten kunnen zich bij het invullen van de desbetreffende delen van tabel 4a op deze verwachtingen baseren. De lidstaten hoeven in hun actieplannen echter niet dezelfde cijfers op te nemen als in hun ramingen. Zij mogen deze cijfers ook aanpassen naar aanleiding van informatie in de ramingen van andere lidstaten.

Tabel 3

Nationale streefcijfers voor 2020 en geschat traject voor energie uit hernieuwbare bronnen in verwarming en koeling, elektriciteit en vervoer

(Rekentabellen 4a en 4b zijn bedoeld als richtsnoer voor het opstellen van tabel 3)

(%)

 

2005

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

HEB-V & K (9)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

HEB-E (10)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

HEB-T (11)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Algemeen aandeel HEB (12)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Waarvan via samenwerkingsmechanisme  (13)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Overschot voor samenwerkingsmechanisme  (13)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Als deel B van bijlage I bij de richtlijn

 

 

2011-2012

2013-2014

2015-2016

2017-2018

 

2020

 

 

S2005 + 20 %

(S2020-S2005)

S2005 + 30 %

(S2020-S2005)

S2005 + 45 %

(S2020-S2005)

S2005 + 65 %

(S2020-S2005)

 

S2020

Minimumtraject HEB (14)

 

 

 

 

 

 

 

 

Minimumtraject HEB (ktoe)

 

 

 

 

 

 

 

 

Tabel 4a

Rekentabel voor de bijdrage van hernieuwbare energie per sector in het eindverbruik van energie

(ktoe)

 

2005

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

A.

Verwacht bruto-eindverbruik van hernieuwbare energie voor verwarming en koeling

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

B.

Verwacht bruto-eindverbruik van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

C.

Verwacht eindverbruik van energie uit hernieuwbare bronnen in vervoer

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

D.

Verwacht verbruik van hernieuwbare energiebronnen (15)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

E.

Verwachte overdracht van hernieuwbare energiebronnen naar andere lidstaten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

F.

Verwachte overdracht van hernieuwbare energiebronnen van andere lidstaten en derde landen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

G.

Verwacht verbruik van hernieuwbare energiebronnen aangepast voor streefcijfers D – E + F

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Tabel 4b

Rekentabel voor het aandeel hernieuwbare energie in vervoer

(ktoe)

 

2005

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

C.

Verwacht verbruik van hernieuwbare energiebronnen voor vervoer (16)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

H.

Verwacht verbruik van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen in het wegvervoer (17)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

I.

Verwacht verbruik van biobrandstoffen uit afval, residuen, non-food cellulosemateriaal en lignocellulosehoudend materiaal voor vervoer (17)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

J.

Verwachte bijdrage van hernieuwbare energiebronnen aan vervoer voor de streefcijfers voor vervoer: C + (2,5 – 1) × H + (2 – 1) × I

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4.   MAATREGELEN VOOR HET BEREIKEN VAN DE STREEFCIJFERS

4.1.   Overzicht van alle maatregelen en beleid ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen

Tabel 5

Overzicht van alle maatregelen en beleid

Naam en referentie van de maatregel

Type maatregel (18)

Verwacht resultaat (19)

Doelgroep en/of –activiteit (20)

Bestaand of gepland

Start- en einddatum van de maatregel

1.

 

 

 

 

 

2.

 

 

 

 

 

3.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4.2.   Specifieke maatregelen om te voldoen aan de vereisten in de artikelen 13, 14, 16 en 17 t/m 21, van Richtlijn 2009/28/EG

4.2.1.    Administratieve procedures en ruimtelijke ordening (artikel 13, lid 1, van Richtlijn 2009/28/EG)

Bij het beantwoorden van de volgende vragen worden de lidstaten verzocht de huidige nationale, regionale en lokale regelgeving toe te lichten met betrekking tot de procedures voor het verlenen van vergunningen en certificaties aan installaties en de bijbehorende netwerkinfrastructuur voor doorgifte en distributie voor de productie van elektriciteit, verwarming of koeling uit hernieuwbare bronnen, en voor het proces waarmee biomassa wordt omgezet in biobrandstoffen of andere energieproducten. Wanneer nadere stappen moeten worden ondernomen om ervoor te zorgen dat procedures evenredig en noodzakelijk zijn, worden de lidstaten tevens verzocht een beschrijving te geven van geplande herzieningen, verwachte resultaten en de autoriteit die verantwoordelijk is voor de uitvoering van dergelijke herzieningen. Wanneer informatie specifiek is voor een bepaalde technologie, wordt u verzocht dit aan te geven. Wanneer regionale of lokale overheden een belangrijke rol spelen, gelieve dit ook toe te lichten.

a)

Lijst van bestaande nationale en eventuele regionale wetgeving inzake procedures voor vergunning en certificering en ruimtelijke ordening die van toepassing is op installaties en de bijbehorende netwerkinfrastructuur voor transmissie en distributie:

b)

Verantwoordelijk(e) ministerie(s)/autoriteit(en) en hun bevoegdheden op dit gebied:

c)

Herziening voorzien om de passende maatregelen te nemen zoals beschreven in artikel 13, lid 1, van Richtlijn 2009/28/EG op uiterlijk: [datum]

d)

Samenvatting van de bestaande en geplande maatregelen op regionaal en lokaal niveau (indien relevant):

e)

Zijn er onnodige belemmeringen of onevenredige eisen gevonden met betrekking tot de procedures voor het verlenen van vergunningen en certificeringen aan installaties en de bijbehorende netwerkinfrastructuur voor transmissie en distributie voor de productie van elektriciteit, verwarming of koeling uit hernieuwbare bronnen, en voor het proces waarmee biomassa wordt omgezet in biobrandstoffen of andere energieproducten? Wat zijn deze belemmeringen?

f)

Welk overheidsniveau (lokaal, regionaal en nationaal) is verantwoordelijk voor het verlenen van vergunningen aan en het certificeren van installaties voor hernieuwbare energie en voor ruimtelijke ordening? (Als dit per type installatie verschilt, gelieve dit te vermelden.) Hoe is de coördinatie tussen verschillende niveaus geregeld als meerdere niveaus een rol spelen? Hoe wordt de coördinatie tussen verschillende verantwoordelijke autoriteiten in de toekomst verbeterd?

g)

Hoe wordt gewaarborgd dat er uitgebreide informatie beschikbaar wordt gesteld over de verwerking van vergunnings- en certificeringsaanvragen en over bijstand aan instanties die een aanvraag indienen? Welke informatie en bijstand hebben instanties tot hun beschikking die een aanvraag willen indienen voor nieuwe installaties voor hernieuwbare energie?

h)

Hoe wordt horizontale coördinatie bevorderd tussen verschillende administratieve organen die verantwoordelijk zijn voor afzonderlijke onderdelen van de vergunning? Hoeveel procedurele stappen moeten worden gevolgd om de vergunning te krijgen? Is er één loket waar alle stappen worden gecoördineerd? Wordt vooraf meegedeeld binnen welke termijn aanvragen worden verwerkt? Wat is de gemiddelde termijn waarbinnen een besluit over de aanvraag wordt verkregen?

i)

Wordt in de vergunningsprocedures rekening gehouden met de specifieke kenmerken van de verschillende technologieën voor hernieuwbare energie? Indien dat het geval is, gelieve dat nader toe te lichten. Indien dat niet het geval is, hoe denkt u hiermee in de toekomst rekening te houden?

j)

Gelden er specifieke procedures, bijvoorbeeld eenvoudige aanmelding, voor kleinschalige, decentrale installaties (zoals zonnepanelen op gebouwen of biomassaketels in gebouwen)? Indien dat het geval is, uit welke stappen bestaan deze procedures? Zijn de regels openbaar toegankelijk voor burgers? Waar zijn deze gepubliceerd? Zijn er plannen om in de toekomst vereenvoudigde aanmeldingsprocedures in te voeren? Indien dat het geval is, voor welke types installaties/systemen? (Kan er gebruik worden gemaakt van energiemeters?)

k)

Waar worden de kosten gepubliceerd waarmee vergunningsaanvragen voor nieuwe installaties gepaard gaan? Staan deze in verhouding tot de administratieve kosten voor het verlenen van dergelijke vergunningen? Zijn er plannen om deze kosten te herzien?

l)

Hebben lokale en regionale bestuursorganen officiële richtsnoeren tot hun beschikking inzake het ontwerpen, bouwen en renoveren van industriegebieden en woonwijken zodat hier uitrustingen en systemen kunnen worden geïnstalleerd die gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen voor de opwekking van elektriciteit en verwarming en koeling, inclusief stadsverwarming en -koeling? Indien dergelijke officiële richtlijnen niet bestaan of ontoereikend zijn, hoe en wanneer moeten deze dan worden ingevoerd?

m)

Bestaan er speciale opleidingen voor instanties en personen die zich toeleggen op de procedures voor het verlenen van vergunningen en het certificeren van installaties voor hernieuwbare energie?

4.2.2.    Technische specificaties (artikel 13, lid 2, van Richtlijn 2009/28/EG)

a)

Moeten technologieën voor hernieuwbare energie aan bepaalde kwaliteitsnormen voldoen om in aanmerking te komen voor steunregelingen? Voor welke installaties geldt dit en wat zijn de kwaliteitsnormen? Zijn er nationale of regionale normen die verder reiken dan de Europese normen?

4.2.3.    Gebouwen (artikel 13, lid 3, van Richtlijn 2009/28/EG)

Let op: wanneer wordt verwezen naar bevordering van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen in gebouwen, moet de levering van hernieuwbare elektriciteit uit het nationale netwerk buiten beschouwing worden gelaten. Bevordering van lokale warmte- en/of elektriciteitsvoorziening voor afzonderlijke gebouwen staat hier namelijk centraal. Ook rechtstreekse warmte- of koelvoorziening door stadsverwarming en -koeling in gebouwen kan in aanmerking worden genomen.

a)

Verwijzing naar eventuele bestaande nationale en regionale wetgeving en samenvatting van lokale wetgeving betreffende de bevordering van het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in de bouwsector:

b)

Verantwoordelijk(e) ministerie(s)/autoriteit(en):

c)

Herziening van regelgeving voorzien uiterlijk: [datum]

d)

Samenvatting van de bestaande en geplande maatregelen op regionaal en lokaal niveau:

e)

Gelden er minimumniveaus voor het gebruik van hernieuwbare energie in bouwverordeningen en -voorschriften? In welke geografische gebieden gelden deze en waaruit bestaan deze bepalingen? (Gelieve deze regelgeving kort samen te vatten.) Welke maatregelen zijn er in het bijzonder in deze voorschriften opgenomen om ervoor te zorgen dat er meer hernieuwbare energie wordt gebruikt in de bouwsector? Wat zijn de toekomstplannen met betrekking tot deze vereisten en maatregelen?

f)

Wat is de verwachte toename van hernieuwbare energie in gebouwen tot 2020? (Splits dit indien mogelijk op tussen woongebouwen — „één eenheid” en „meerdere eenheden”, bedrijfsruimten, overheidsgebouwen en industrie.) (Voor het beantwoorden van deze vraag kunt u een tabel gebruiken, zoals tabel 6 hieronder. Gegevens kunnen per jaar of voor geselecteerde jaren worden vermeld. Zowel verwarming en koeling als elektriciteitsverbruik uit hernieuwbare energiebronnen dienen te worden opgenomen.)

Tabel 6

Geschat aandeel hernieuwbare energie in de bouwsector

(%)

 

2005

2010

2015

2020

Woningen

 

 

 

 

Bedrijfsruimten

 

 

 

 

Overheidsgebouwen

 

 

 

 

Industrie

 

 

 

 

Totaal

 

 

 

 

g)

Zijn er in het nationale beleid verplichtingen opgenomen voor minimumniveaus van hernieuwbare energie in nieuwe en onlangs gerenoveerde gebouwen? Wat zijn deze niveaus? Als dit niet het geval is, hoe wordt dan tegen 2015 nagegaan of dergelijk beleid passend is?

h)

Beschrijf plannen waarmee de voorbeeldrol van openbare gebouwen op nationaal, regionaal en lokaal niveau wordt gewaarborgd door installaties voor hernieuwbare energie te gebruiken of deze met ingang van 2012 om te vormen tot nulenergiegebouwen. (Houd hierbij rekening met de vereisten van de richtlijn inzake energieprestaties, de EPBD).

i)

Hoe worden energie-efficiënte technologieën voor hernieuwbare energie in gebouwen bevorderd? (Dergelijke maatregelen kunnen betrekking hebben op biomassaketels, warmtepompen en thermale systemen op zonne-energie die voldoen aan de vereisten voor de milieukeur of aan andere normen die op nationaal of Europees niveau zijn ontwikkeld (zie de tekst van artikel 13, lid 6)).

4.2.4.    Informatieverstrekking (artikel 14, lid 1, 2 en 4, van Richtlijn 2009/28/EG)

Hier moeten huidige en toekomstige informatiecampagnes en voorlichtingsprogramma’s, alsmede geplande herzieningen en verwachte resultaten worden beschreven. De lidstaten moeten tevens aangeven welke verantwoordelijke autoriteit de effecten van de programma’s volgt en beoordeelt. Wanneer regionale of lokale overheden een belangrijke rol spelen, verzoeken we u dit ook aan te geven en kort toe te lichten.

a)

Verwijzing naar eventuele bestaande nationale en regionale wetgeving met betrekking tot informatievereisten op grond van artikel 14 van Richtlijn 2009/28/EG:

b)

Orgaan dat verantwoordelijk is voor de verspreiding van informatie op nationaal, regionaal en/of lokaal niveau (dit kunnen er meerdere zijn):

c)

Samenvatting van de bestaande en geplande maatregelen op regionaal en lokaal niveau (indien relevant):

d)

Gelieve aan te geven hoe aan alle relevante actoren (consumenten, bouwbedrijven, installateurs, architecten, leveranciers van relevante systemen en voertuigen) informatie beschikbaar wordt gesteld over ondersteunende maatregelen voor het gebruik van hernieuwbare energiebronnen voor de opwekking van elektriciteit, verwarming en koeling en voor vervoer. Wie is verantwoordelijk voor de adequaatheid en de publicatie van deze informatie? Zijn er specifieke informatiebronnen voor de verschillende doelgroepen, zoals eindgebruikers, bouwbedrijven, beheerders, makelaars, installateurs, architecten, landbouwers, leveranciers van apparaten en systemen die gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen, en overheidsinstanties? Zijn er op dit moment informatiecampagnes of permanente informatiecentra of zijn er plannen om deze in de toekomst op te zetten?

e)

Wie is verantwoordelijk voor de publicatie van informatie over de nettovoordelen, de kosten en de energie-efficiëntie van apparatuur en systemen die gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen voor verwarming, koeling en elektriciteit? (Wie is de leverancier van de uitrusting of het systeem, een openbaar orgaan of iemand anders?)

f)

Hoe worden aan planologen en architecten richtsnoeren meegegeven waarmee zij bij het ontwerpen, bouwen en renoveren van industriegebieden en woonwijken adequaat kunnen overwegen wat de optimale combinatie is van hernieuwbare energiebronnen, technologieën met een hoge efficiëntie en stadsverwarming en -koeling? Wie is daarvoor verantwoordelijk?

g)

Gelieve de bestaande en geplande programma’s te beschrijven waarmee burgers bewust worden gemaakt van en worden geïnformeerd en opgeleid over de voordelen en praktische aspecten van het ontwikkelen en gebruiken van energie uit hernieuwbare bronnen. Welke rol spelen regionale en lokale actoren bij het opzetten en beheren van deze programma’s?

4.2.5.    Certificatie van installateurs (artikel 14, lid 3, van Richtlijn 2009/28/EG)

a)

Verwijzing naar eventuele bestaande nationale en/of regionale wetgeving met betrekking tot certificatie of gelijkwaardige kwalificatieregelingen voor installateurs op grond van artikel 14, lid 3, van Richtlijn 2009/28/EG:

b)

Verantwoordelijk orgaan (dit kunnen er meerdere zijn) voor het opstellen en goedkeuren van certificatieregelingen voor installateurs van kleinschalige warmwaterketels en verwarmingsketels op biomassa, fotovoltaïsche en ondiepe geothermische systemen op zonne-energie en warmtepompen, uiterlijk 2012:

c)

Bestaan dergelijke certificatieregelingen/kwalificaties al? Indien dat het geval is, verzoeken we u deze te beschrijven.

d)

Is informatie over deze regelingen openbaar beschikbaar? Zijn er lijsten gepubliceerd met gecertificeerde of gekwalificeerde installateurs? Waar zijn deze gepubliceerd? Worden andere regelingen geaccepteerd als gelijkwaardig aan de nationale of regionale regeling?

e)

Samenvatting van bestaande en geplande maatregelen op regionaal en lokaal niveau (indien relevant).

4.2.6.    Ontwikkeling van infrastructuur voor elektriciteit (artikel 16, lid 1 en artikel 16, lid 3 t/m 6, van Richtlijn 2009/28/EG)

Naast de huidige situatie en reeds bestaande wetgeving moeten toekomstige acties, geplande herzieningen, verantwoordelijke organen en verwachte resultaten worden beschreven.

a)

Verwijzing naar bestaande nationale wetgeving met betrekking tot vereisten inzake energienetwerken (artikel 16):

b)

Hoe wordt ervoor gezorgd dat er transmissie- en distributienetten worden ontwikkeld met het oog op integratie van de beoogde hoeveelheid hernieuwbare elektriciteit, met behoud van de veiligheid van het elektriciteitssysteem? Hoe wordt deze vereiste verwerkt in de periodieke netwerkplanning van de exploitant die de energie doorzendt en distribueert?

c)

Wat is de rol van intelligente netwerken, hulpmiddelen op het gebied van informatietechnologie en opslagfaciliteiten? Hoe wordt de ontwikkeling daarvan gewaarborgd?

d)

Is het de bedoeling de koppelingscapaciteit met buurlanden te versterken? Indien dat het geval is, wat zijn dan de onderlinge koppelingen, voor welke capaciteit en binnen welke termijn?

e)

Hoe wordt ervoor gezorgd dat vergunningsprocedures voor de netwerkinfrastructuur sneller verlopen? Wat is de huidige situatie en de gemiddelde tijd voor het verkrijgen van een goedkeuring? Hoe wordt dit verbeterd? (Gelieve hier te verwijzen naar de huidige status en wetgeving, gevonden hinderpalen en plannen om de procedure te stroomlijnen met de termijn voor tenuitvoerlegging en verwachte resultaten.)

f)

Hoe worden de goedkeuring voor de netwerkinfrastructuur en andere administratieve procedures voor de aanleg ervan gecoördineerd?

g)

Zijn er prioritaire koppelingsrechten of bepaalde koppelingscapaciteiten voorbehouden voor nieuwe installaties die elektriciteit produceren uit hernieuwbare energiebronnen?

h)

Zijn er installaties voor hernieuwbare energie die klaar zijn om aan het netwerk te worden gekoppeld, maar daarvan worden weerhouden door capaciteitsbeperkingen van het netwerk? Indien dat het geval is, welke stappen worden er ondernomen om dit op te lossen en wanneer zal dit naar verwachting zijn opgelost?

i)

Zijn er regels opgesteld voor het delen en het dragen van de kosten van technische aanpassingen aan het netwerk en zijn deze gepubliceerd door exploitanten van transmissie- en distributiesystemen? Waar zijn deze gepubliceerd? Hoe wordt gewaarborgd dat deze regels gebaseerd worden op objectieve, transparante en niet-discriminatoire criteria? Gelden er speciale regels voor producenten in perifere regio’s en regio’s met een lage bevolkingsdichtheid? (In regels voor het dragen van de kosten is vastgelegd welk deel van de kosten voor rekening komt van de producent die aan het netwerk wil worden gekoppeld en welk deel voor rekening van de exploitant van het transmissie- of distributiesysteem. In regels voor het delen van de kosten is vastgelegd hoe de noodzakelijke kosten moeten worden verdeeld tussen producenten die vervolgens aan het netwerk worden gekoppeld en allen baat hebben bij dezelfde versterkingen of nieuwe lijnen.)

j)

Gelieve te beschrijven hoe de kosten van koppeling en technische aanpassing worden toegekend aan producenten en/of exploitanten van transmissie- en/of distributiesystemen. Hoe kunnen exploitanten van transmissie- en/of distributiesystemen deze investeringskosten terugverdienen? Is er in de toekomst een wijziging voorzien van deze regels voor het dragen van de kosten? Welke wijzigingen worden er overwogen en welke resultaten worden daarvan verwacht? (Er zijn diverse opties voor het verdelen van de kosten voor koppeling aan het netwerk. De lidstaten zullen wellicht een van deze opties of een combinatie ervan kiezen. Volgens de „diepe” kostenberekening voor koppelingskosten draagt de ontwikkelaar van de installatie waarmee energie uit hernieuwbare energiebronnen wordt gegenereerd, diverse kosten met betrekking tot de netwerkinfrastructuur (koppeling aan en versterking en uitbreiding van het net). Een andere benadering is de „ondiepe” kostenberekening voor koppelingskosten, die inhoudt dat de ontwikkelaar alleen de kosten voor koppeling aan het net voor zijn rekening neemt, en niet de kosten voor versterking en uitbreiding van het net (dit wordt vastgelegd in de netwerktarieven en komt voor rekening van de klanten). Een andere variant is deelname van iedereen aan alle koppelingskosten, die in de netwerktarieven worden vastgelegd.)

k)

Gelden er regels voor het delen van de kosten tussen producenten die van meet af aan en producenten die op een later moment aan het netwerk worden gekoppeld? Als dat niet het geval is, hoe wordt dan rekening gehouden met de voordelen voor producenten die op een later moment worden aangekoppeld?

l)

Hoe wordt gewaarborgd dat exploitanten van transmissie- en distributiesystemen nieuwe producenten die willen worden aangekoppeld de noodzakelijke informatie over kosten verstrekken evenals een precies tijdschema voor de verwerking van hun aanvragen en een indicatief tijdschema voor de aankoppeling van hun net?

4.2.7.    Exploitatie van het elektriciteitsnetwerk (artikel 16, leden 2, 7 en 8, van Richtlijn 2009/28/EG)

a)

Hoe wordt de transmissie en distributie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen door exploitanten van transmissie- en distributiesystemen gewaarborgd? Wordt er prioritaire of gegarandeerde toegang verleend?

b)

Hoe wordt ervoor gezorgd dat exploitanten van transmissiesystemen bij het verdelen van elektriciteitsopwekkende installaties voorrang verlenen aan installaties die gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen?

c)

Hoe worden operationele maatregelen getroffen met betrekking tot het netwerk en de markt om belemmering van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen tot een minimum te beperken? Welke soorten maatregelen staan er op stapel en wanneer worden deze naar verwachting ten uitvoer gelegd? (De markt en netwerken kunnen zodanig worden ingericht dat variabele bronnen worden geïntegreerd, met maatregelen zoals meer realtime verhandelen (overschakelen op voorspellingen binnen een dag in plaats van de dag van tevoren en wijziging van de planning van generatoren), samenvoeging van marktgebieden, het waarborgen van voldoende grensoverschrijdende interconnectiecapaciteit en handel, betere samenwerking van naburige systeemexploitanten, gebruik van betere hulpmiddelen voor communicatie en controle, beheer van de vraagzijde en actieve deelname van de vraagzijde op de markten (door wederzijdse communicatiesystemen — slimme meters), beter verdeelde productie en opslag voor thuisgebruik (bv. elektrische auto’s) met actief beheer van distributienetwerken (slimme netwerken).)

d)

Is de regelgevende autoriteit op energiegebied op de hoogte van deze maatregelen? Heeft deze autoriteit de bevoegdheid toe te zien op de tenuitvoerlegging en naleving van deze maatregelen?

e)

Maken centrales die elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen genereren deel uit van de elektriciteitsmarkt? Hoe zijn deze op de markt opgenomen? Welke verplichtingen hebben zij voor deelname aan de elektriciteitsmarkt?

f)

Wat zijn de tariefregels voor de transmissie en distributie aan generatoren van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen?

4.2.8.    Integratie van biogas in het aardgasnetwerk (artikel 16, leden 7, 9 en 10, van Richtlijn 2009/28/EG)

a)

Hoe wordt gewaarborgd dat de tarieven voor transmissie en distributie niet in het nadeel zijn van gas uit hernieuwbare energiebronnen?

b)

Heeft er een beoordeling plaatsgevonden van de noodzaak om de infrastructuur van het gasnetwerk uit te breiden om de integratie van gas uit hernieuwbare bronnen te bevorderen? Wat is daarvan het resultaat? Indien er geen beoordeling heeft plaatsgevonden, is er dan een gepland?

c)

Zijn er technische regels gepubliceerd over netwerkkoppeling en koppelingstarieven voor biogas? Waar zijn deze regels gepubliceerd?

4.2.9.    Ontwikkeling van infrastructuur voor stadsverwarming en -koeling (artikel 16, lid 11, van Richtlijn 2009/28/EG)

a)

Gelieve een beoordeling te geven van de noodzaak van een nieuwe infrastructuur voor stadsverwarming en -koeling waarbij gebruik wordt gemaakt van hernieuwbare energiebronnen en waarmee wordt bijgedragen aan de streefcijfers voor 2020. Zijn er op basis van deze beoordeling plannen om in de toekomst een dergelijke infrastructuur aan te leggen? Welke bijdrage kunnen grote faciliteiten voor biomassa, geothermische en zonne-energie naar verwachting leveren aan systemen voor stadsverwarming en -koeling?

4.2.10.    Biobrandstoffen en andere vloeibare biomassa — duurzaamheidscriteria en controle op de naleving (artikelen 17 t/m 21 van Richtlijn 2009/28/EG)

In het volgende deel van het nationale actieplan moet de toekomstige strategie van de lidstaten worden uiteengezet waarmee zij voornemens zijn aan de duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen en vloeibare biomassa te voldoen en de controle op de naleving te waarborgen.

a)

Hoe worden de duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen en vloeibare biomassa op nationaal niveau ten uitvoer gelegd? (Is er wetgeving gepland voor de tenuitvoerlegging? Hoe wordt dit institutioneel geregeld?)

b)

Hoe wordt gewaarborgd dat biobrandstoffen en vloeibare biomassa die meetellen in de nationale streefcijfers voor hernieuwbare energie, in nationale verplichtingen voor hernieuwbare energie en/of in aanmerking komen voor financiële steun, voldoen aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17, leden 2 t/m 5, van Richtlijn 2009/28/EG? (Is er een nationale instelling of instantie verantwoordelijk voor monitoring en controle op de naleving van de criteria?)

c)

Als een nationale autoriteit of een nationaal orgaan erop zal toezien dat aan de criteria wordt voldaan, bestaat deze of dit al? Gelieve een beschrijving te geven indien dat het geval is. Als een dergelijk orgaan nog niet bestaat, wanneer wordt dit dan in het leven geroepen?

d)

Gelieve informatie te verstrekken over het bestaan van nationale wetgeving inzake ruimtelijke ordening en kadaster voor de controle op de naleving van artikel 17, leden 3 t/m 5, van Richtlijn 2009/28/EG. Hoe hebben economische actoren toegang tot deze informatie? (Gelieve informatie te verstrekken over het bestaan van regels en onderscheid tussen verschillende grondbestemmingen, zoals gebied voor biodiversiteit, beschermd gebied e.d. en over de bevoegde nationale autoriteit die het kadaster en wijzigingen in de bestemming bijhoudt.)

e)

Gelieve voor beschermde gebieden informatie te verstrekken over de nationale, Europese of internationale regels op grond waarvan deze als zodanig zijn aangemerkt.

f)

Wat is de procedure voor wijziging van de bestemming van grond? Wie houdt wijzigingen in de bestemming van grond bij en meldt deze op nationaal niveau? Hoe vaak wordt het register met bestemmingsplannen bijgewerkt (maandelijks, jaarlijks, tweejaarlijks)?

g)

Hoe wordt de naleving van goede milieupraktijken in de landbouw en andere milieuvoorwaarden (die vereist zijn op grond van artikel 17, lid 6, van Richtlijn 2009/28/EG) op nationaal niveau gewaarborgd en gecontroleerd?

h)

Bent u voornemens een bijdrage te leveren aan het opzetten van een of meer vrijwillige certificatieregelingen voor duurzaamheid van biobrandstoffen en vloeibare biomassa zoals beschreven in de tweede alinea van artikel 18, lid 4, van Richtlijn 2009/28/EG? Hoe wilt u dat bewerkstelligen?

4.3.   Steunregelingen ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen voor elektriciteit die worden toegepast door de lidstaat of een groep lidstaten

Steunregelingen kunnen regelgevend zijn en doelstellingen en/of verplichtingen bevatten. Er kan financiële steun mee worden verstrekt voor investeringen in of exploitatie van een centrale. Er zijn ook zachte maatregelen mogelijk zoals voorlichtings-, opleidings- en bewustmakingscampagnes. Aangezien zachte maatregelen reeds hierboven zijn beschreven, staan in deze beoordeling regelgeving en financiële maatregelen centraal.

Gelieve bestaande regelingen te beschrijven met verwijzing naar de desbetreffende wet- of regelgeving, bijzonderheden van de regeling, de duur (met start- en einddatum) en effecten in het verleden en aan te geven of er hervormingen of toekomstige regelingen zijn gepland en wanneer. Welke resultaten worden verwacht?

Regelgeving

Regelgeving kan doelstellingen en verplichtingen bevatten. Geef daar nadere informatie over:

a)

Wat is de rechtsgrondslag voor deze verplichting/doelstelling?

b)

Zijn er specifieke doelstellingen met betrekking tot een bepaalde technologie vastgelegd?

c)

Wat zijn de concrete verplichtingen/doelstellingen per jaar (per technologie)?

d)

Wie moet aan de verplichting voldoen?

e)

Wat is de consequentie als de verplichting niet wordt nagekomen?

f)

Is er een bepaald mechanisme waarmee erop wordt toegezien dat de verplichting wordt nagekomen?

g)

Is er een bepaald mechanisme waarmee verplichtingen/doelstellingen worden gewijzigd?

Financiële steun

Financiële steun kan diverse vormen aannemen. Een aantal voorbeelden: financiële steun voor investeringen, kapitaalinbreng, leningen met een lage rente, belastingvrijstelling of -vermindering, belastingteruggave, betalingen voor aanbesteding, verplichtingen voor hernieuwbare energie met of zonder groene certificaten (verhandelbare groene certificaten), vergoedingen voor de teruglevering van energie naar het net, premiebetalingen voor teruglevering, vrijwillige regelingen.

Gelieve voor iedere regeling die wordt toegepast een gedetailleerde beschrijving te geven aan de hand van de volgende vragen:

a)

Kunt u de naam en een korte beschrijving van de regeling geven?

b)

Is het een vrijwillige of verplichte regeling?

c)

Door wie wordt de regeling beheerd? (uitvoeringsorgaan, toezichthoudende autoriteit)

d)

Met welke maatregelen worden de noodzakelijke begrotings-/financieringmiddelen beschikbaar gesteld om de nationale streefcijfers te bereiken?

e)

Hoe is de veiligheid en betrouwbaarheid op lange termijn in de regeling verweven?

f)

Wordt de regeling regelmatig herzien? Is er een mechanisme voor feedback of aanpassing? Hoe is de regeling tot dusver geoptimaliseerd?

g)

Is de steun per technologie verschillend?

h)

Wat zijn de verwachte effecten voor de energieproductie?

i)

Moet aan criteria voor energie-efficiëntie worden voldaan om steun te kunnen ontvangen?

j)

Is het een bestaande maatregel? Kunt u aangeven welke nationale wetgeving hierop van toepassing is?

k)

Is het een geplande regeling? Wanneer gaat zij in?

l)

Wat is de start- en einddatum (duur) van de regeling?

m)

Moeten systemen een maximum- of minimumomvang hebben om in aanmerking te komen?

n)

Kunnen projecten door meerdere maatregelen worden ondersteund? Welke maatregelen kunnen worden gecombineerd?

o)

Zijn er regionale of lokale regelingen? Indien dat het geval is, gelieve deze aan de hand van dezelfde criteria nader uiteen te zetten.

Specifieke vragen voor financiële steun voor investeringen:

a)

Welke vorm van steun behelst de regeling? (subsidies, kapitaalinbreng, leningen met een lage rente, belastingvrijstelling of -vermindering, belastingteruggave)

b)

Wie kan gebruikmaken van de regeling? Is het bedoeld voor een bepaalde technologie of bepaalde technologieën?

c)

Kunnen aanvragen altijd worden ingediend en worden deze continu verwerkt of zijn er momenten waarop er uitnodigingen worden gepubliceerd? Wat zijn in dat geval de frequentie en de voorwaarden?

Specifieke vragen voor verhandelbare certificaten:

a)

Moet in de totale elektriciteitsvoorziening een verplicht aandeel worden geproduceerd uit hernieuwbare bronnen?

b)

Wie is hiertoe verplicht?

c)

Wordt er onderscheid gemaakt naargelang van de gebruikte technologie?

d)

Welke technologieën vallen onder de regeling?

e)

Is internationale handel in certificaten toegestaan? Onder welke voorwaarden?

f)

Geldt er een bodemprijs?

g)

Worden er sancties toegepast als niet aan de voorwaarden wordt voldaan?

h)

Wat is de gemiddelde prijs van certificaten? Is die openbaar gemaakt en zo ja, waar?

i)

Wat is de handelsregeling voor certificaten?

j)

Hoelang kan een centrale aan de regeling deelnemen?

Specifieke vragen voor vaste tarieven voor teruglevering:

a)

Wat zijn de voorwaarden voor het vaste tarief?

b)

Geldt er een maximale totale hoeveelheid geproduceerde elektriciteit per jaar of geïnstalleerde capaciteit voor het tarief?

c)

Is de regeling bedoeld voor een specifieke technologie? Wat zijn de tariefniveaus per technologie?

d)

Zijn er andere criteria op basis waarvan tarieven van elkaar verschillen?

e)

Hoelang wordt het vaste tarief gegarandeerd?

f)

Is in de regeling een aanpassing van de tarieven voorzien?

Specifieke vragen voor premiebetalingen voor teruglevering:

a)

Wat zijn de voorwaarden voor de premiebetaling?

b)

Geldt er een maximale totale hoeveelheid geproduceerde elektriciteit per jaar of geïnstalleerde capaciteit voor de premie?

c)

Is het een alternatief voor vaste tarieven?

d)

Is de regeling bedoeld voor een specifieke technologie? Wat zijn de premieniveaus per technologie?

e)

Is er een minimum- en een maximumpremie? Gelieve deze te vermelden.

f)

Hoelang wordt de premieprijs gegarandeerd?

g)

Is in de regeling een aanpassing van de tarieven voorzien?

Specifieke vragen voor aanbestedingen:

a)

Wat is de frequentie en omvang van de aanbestedingen?

b)

Welke technologieën zijn gespecificeerd?

c)

Is dit geïntegreerd in netwerkontwikkeling?

4.4.   Steunregelingen ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen voor verwarming en koeling die worden toegepast door de lidstaat of een groep lidstaten

Gelieve de structuur van punt 4.3 te volgen en de vragen toe te passen op de steunmaatregelen voor gebruik van hernieuwbare energie in de sector verwarming en koeling. Daarnaast moet worden ingegaan op de volgende aanvullende punten:

a)

Hoe worden de steunregelingen voor elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen aangepast om het gebruik van warmtekrachtkoppeling uit hernieuwbare energiebronnen te stimuleren?

b)

Welke steunregelingen bestaan er al om het gebruik van stadsverwarming en -koeling met hernieuwbare energiebronnen te stimuleren?

c)

Welke steunregelingen bestaan er al om het gebruik van kleinschalige verwarming en koeling met hernieuwbare energiebronnen te stimuleren?

d)

Welke steunregelingen bestaan er al om het gebruik van verwarming en koeling met hernieuwbare energiebronnen voor industriële toepassingen te stimuleren?

4.5.   Steunregelingen ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen voor het vervoer die worden toegepast door de lidstaat of een groep lidstaten

Gelieve de structuur van punt 4.3 te volgen en de vragen toe te passen op de steunmaatregelen voor gebruik van hernieuwbare energie in de vervoersector. Maak hierbij onderscheid tussen de verschillende vervoerwijzen (zoals wegvervoer en vervoer over land, maar niet over de weg). Daarnaast moet worden ingegaan op de volgende aanvullende punten:

a)

Wat zijn de concrete verplichtingen/doelstellingen per jaar (per brandstof of technologie)?

b)

Wordt er onderscheid gemaakt in de steun naargelang van het type brandstof of technologie? Is er specifieke steun voor biobrandstoffen die aan de criteria van artikel 21, lid 2, van de richtlijn voldoen?

4.6.   Specifieke maatregelen ter bevordering van het gebruik van energie uit biomassa

Biomassa speelt in de drie sectoren (verwarming en koeling, elektriciteit en vervoer) een belangrijke rol als primaire energiebron. Een nationale strategie voor biomassa is van essentieel belang om de rol en de interactie tussen verschillende vormen van eindverbruik en de interactie met andere sectoren dan energie te plannen. De lidstaten moeten daarom hun eigen potentieel en verhoogde mobilisering van binnenlandse en ingevoerde biomassabronnen beoordelen. Er moet een analyse worden gemaakt van de effecten op en de interactie met andere sectoren dan energie (zoals de levensmiddelen- en diervoederindustrie, pulp- en papierindustrie, bouwindustrie, meubelindustrie e.d.).

4.6.1.    Energievoorziening uit biomassa: zowel voor binnenlands gebruik als voor de handel

In dit punt moeten de lidstaten de voorziening van biomassa die in eigen land beschikbaar is en de noodzaak voor invoer beoordelen.

Er moet onderscheid worden gemaakt tussen biomassa A. uit bosbouw — 1. directe en 2. indirecte voorziening; B. uit landbouw en visserij — 1. direct geleverd en 2. nevenproducten/verwerkte gewassen; en C. uit afval — 1. biologisch afbreekbaar deel van vast stedelijk afval, 2. biologisch afbreekbaar deel van vast industrieel afval en 3. rioolslib. Voor bovengenoemde eerste subcategorieën zijn gegevens vereist. Het verstrekken van meer gedetailleerde informatie is facultatief. De gecombineerde gegevens moeten echter in de volgende categorieën worden ingedeeld en informatie bieden in de vakken van tabel 7. De rol van invoer (van binnen en buiten de EU) en uitvoer (indien mogelijk binnen en buiten de EU) moet worden weergegeven.

Er zij op gewezen dat houtspaanders, briketten en pellets zowel direct als indirect kunnen worden geleverd uit de bosbouw. Indien er informatie over pellets in de tabel wordt opgenomen, moet worden aangegeven of de grondstof afkomstig is uit directe of indirecte voorziening.

In het geval van biogas en biobrandstoffen moet de hoeveelheid ruwe grondstof in tabel 7 worden opgegeven, niet de hoeveelheid verwerkte grondstof. Voor in- en uitvoer is de hoeveelheid biomassagrondstof voor biobrandstoffen moeilijker vast te stellen. Daarom kunnen schattingen noodzakelijk zijn. Indien de informatie over invoer wordt verstrekt op basis van de invoer van biobrandstoffen, moet dit in de tabel worden vermeld.

Tabel 7

Energievoorziening uit biomassa in 2006

Sector van oorsprong

 

Hoeveelheid in eigen land (21)

Ingevoerd

Uitgevoerd

Nettohoeveelheid

Primaire energieproductie

(ktoe)

EU

Buiten EU

EU/buiten EU

A.

Biomassa uit bosbouw (22)

Waarvan:

 

 

 

 

 

 

1.

Directe levering van biomassa (hout) uit bossen en andere bosarealen voor energieopwekking

 

 

 

 

 

 

Facultatief — indien er informatie beschikbaar is, kunt u de hoeveelheid grondstof in deze categorie nader specificeren

a)

houtkap

b)

residuen van houtkap (boomtoppen, takken, bast, stronken)

c)

residuen van landschapsbeheer (biomassa van hout uit parken, tuinen, bomenrijen, struiken)

d)

overig (gelieve nader te omschrijven)

 

 

 

 

 

 

2.

Indirecte levering van biomassa van hout voor energieopwekking

 

 

 

 

 

 

Facultatief — indien er informatie beschikbaar is, kunt u deze nader specificeren

a)

residuen uit zagerijen, houtbewerking, meubelindustrie (bast, zaagsel)

b)

nevenproducten van de pulp- en papierindustrie (zwart slib, tallolie)

c)

verwerkt brandhout

d)

na verbruik gerecycleerd hout (gerecycleerd hout voor energieopwekking, hout uit huishoudelijk afval)

e)

overig (gelieve nader te omschrijven)

 

 

 

 

 

 

B.

Biomassa uit landbouw en visserij

Waarvan:

 

 

 

 

 

 

1.

Landbouwgewassen en visserijproducten die rechtstreeks worden geleverd voor energieopwekking

 

 

 

 

 

 

Facultatief — indien er informatie beschikbaar is, kunt u deze nader specificeren:

a)

akkerbouwgewassen (granen, zaadolie, suikerbiet, kuilmaïs)

b)

boomgaarden

c)

bomen met korte omloop

d)

overige energiegewassen (grassen)

e)

algen

f)

overig (gelieve nader te omschrijven)

 

 

 

 

 

 

2.

Nevenproducten/verwerkte residuen uit de landbouw en nevenproducten uit de visserij voor energieopwekking

 

 

 

 

 

 

Facultatief — indien er informatie beschikbaar is, kunt u deze nader specificeren:

a)

stro

b)

mest

c)

dierlijke vetten

d)

vleesbeendermeel

e)

nevenproducten in de vorm van perskoeken (zoals perskoeken van zaad- en olijfolie voor energie)

f)

biomassa uit fruit (inclusief schalen en pitten)

g)

nevenproduct uit de visserij

h)

snijafval uit wijnstokken, olijven, fruitbomen

i)

overig (gelieve nader te omschrijven)

 

 

 

 

 

 

C.

Biomassa uit afval

Waarvan:

 

 

 

 

 

 

1.

Biologisch afbreekbaar deel van vast stedelijk afval waaronder biologisch afval (biologisch afbreekbaar tuin- en parkafval, voedsel- en keukenafval van huishoudens, restaurants, cateraars en winkeliers, en soortgelijk afval van voedselverwerkende bedrijven) en stortgas

 

 

 

 

 

 

2.

Biologisch afbreekbaar deel van vast industrieel afval (inclusief papier, karton, pallets)

 

 

 

 

 

 

3.

Rioolslib

 

 

 

 

 

 

Licht de omrekeningsfactor/rekenmethode toe die hierboven is gebruikt voor de omrekening van de hoeveelheid beschikbare hulpbronnen in primaire energie.

Gelieve aan te geven op welke basis het biologisch afbreekbare deel van vast stedelijk afval en van industrieel afval is berekend.

Gelieve in tabel 7a de geschatte bijdrage van het energiegebruik uit biomassa in 2015 en 2020 op te geven. (Op basis van de categorieën in tabel 7.)

Tabel 7a

Geschatte voorziening van biomassa uit eigen land in 2015 en 2020

Sector van oorsprong

2015

2020

Verwachte hoeveelheid uit eigen land

Primaire energieproductie

(ktoe)

Verwachte hoeveelheid uit eigen land

Primaire energieproductie

(ktoe)

A.

Biomassa uit bosbouw

1.

Directe levering van biomassa (hout) uit bossen en andere bosarealen voor energieopwekking

 

 

 

 

2.

Indirecte levering van biomassa (hout) voor energieopwekking

 

 

 

 

B.

Biomassa uit landbouw en visserij

1.

Landbouwgewassen en visserijproducten die rechtstreeks worden geleverd voor energieopwekking

 

 

 

 

2.

Nevenproducten/verwerkte residuen uit de landbouw en nevenproducten uit de visserij voor energieopwekking

 

 

 

 

C.

Biomassa uit afval

1.

Biologisch afbreekbaar deel van vast stedelijk afval waaronder biologisch afval (biologisch afbreekbaar tuin- en parkafval, voedsel- en keukenafval van huishoudens, restaurants, cateraars en winkeliers, en soortgelijk afval van voedselverwerkende bedrijven) en stortgas

 

 

 

 

2.

Biologisch afbreekbaar deel van vast industrieel afval (inclusief papier, karton, pallets)

 

 

 

 

3.

Rioolslib

 

 

 

 

Wat is de geschatte rol van ingevoerde biomassa tot 2020? Gelieve de verwachte hoeveelheden te vermelden (in ktoe) en mogelijke landen te vermelden waaruit de biomassa wordt ingevoerd.

Gelieve naast bovenstaande informatie als volgt de huidige situatie te beschrijven van landbouwgrond die specifiek voor energieproductie wordt gebruikt:

Tabel 8

Huidig gebruik van landbouwgrond voor de productie van energiegewassen in 2006

(ha)

Gebruik van landbouwgrond voor de productie van energiegewassen

Oppervlakte

1.

Grond voor bomen met korte omloop (wilgen, populieren)

 

2.

Grond voor andere energiegewassen zoals grassen (rietgras, vingergras, miscanthus), sorgho

 

4.6.2.    Maatregelen ter vergroting van de beschikbaarheid van biomassa, waarbij rekening wordt gehouden met andere gebruikers van biomassa (land- en bosbouw)

Mobilisering van nieuwe bronnen van biomassa

a)

Gelieve te vermelden hoeveel grond aangetast is.

b)

Gelieve te vermelden hoeveel ongebruikt akkerland er is.

c)

Zijn er maatregelen gepland om ervoor te zorgen dat ongebruikt akkerland en aangetaste grond worden gebruikt voor energiedoeleinden?

d)

Is er een plan om bepaald reeds beschikbaar primair materiaal (zoals dierlijke mest) te gebruiken voor energie?

e)

Wordt er specifiek beleid gevoerd om de productie en het gebruik van biogas te bevorderen? Welke soorten gebruik worden bevorderd (lokaal, stadsverwarming, biogasnetwerk, integratie in het aardgasnetwerk)?

f)

Welke maatregelen zijn gepland om bosbeheertechnieken zodanig te verbeteren dat de extractie van biomassa uit bossen op duurzame wijze wordt geoptimaliseerd? (23): Hoe wordt bosbeheer verbeterd om de toekomstige groei te vergroten? Welke maatregelen zijn gepland om de extractie van bestaande biomassa die al in de praktijk kan worden gebracht, te optimaliseren?

Effecten op andere sectoren

a)

Hoe worden de effecten van het gebruik van biomassa voor energie op andere sectoren op basis van land- en bosbouw gevolgd? Wat zijn deze effecten? (Gelieve indien mogelijk ook informatie te verstrekken over kwantitatieve effecten.) Is er een plan om deze effecten in de toekomst in kaart te brengen?

b)

Welke ontwikkelingen worden er in andere sectoren op basis van landbouw en bosbouw verwacht die effect kunnen hebben op het energiegebruik? (Kunnen betere efficiëntie en/of productiviteit de hoeveelheid nevenproducten die beschikbaar zijn voor energiegebruik bijvoorbeeld doen toe- of afnemen?)

4.7.   Gepland gebruik van statistische overdracht tussen lidstaten en geplande deelname in gezamenlijke projecten met andere lidstaten en derde landen

In dit onderdeel moet het verwachte gebruik van samenwerkingsmechanismen tussen lidstaten en tussen lidstaten en derde landen worden beschreven. Deze informatie moet gebaseerd zijn op de informatie die wordt verstrekt in het ramingsdocument waarnaar wordt verwezen in artikel 4, lid 3, van Richtlijn 2009/28/EG.

4.7.1.    Procedurele aspecten

a)

Beschrijf de nationale procedures (stapsgewijs) die zijn opgesteld of nog moeten worden opgesteld voor het regelen van een statistische overdracht of een gezamenlijk project (inclusief verantwoordelijke organen en contactpunten).

b)

Beschrijf de manieren waarop particuliere entiteiten gezamenlijke projecten met lidstaten of met derde landen kunnen voorstellen en hieraan kunnen deelnemen.

c)

Geef de criteria op basis waarvan wordt bepaald wanneer statistische overdrachten of gezamenlijke projecten moeten worden gebruikt.

d)

Met welk mechanisme kunnen andere geïnteresseerde lidstaten bij een gezamenlijk project worden betrokken?

e)

Bent u bereid deel te nemen aan gezamenlijke projecten in andere lidstaten? Hoeveel geïnstalleerde capaciteit/elektriciteit of warmte die per jaar wordt geproduceerd bent u voornemens te ondersteunen? Hoe bent u van plan steunregelingen voor dergelijke projecten aan te bieden?

4.7.2.    Geschatte overmatige productie van hernieuwbare energie ten opzichte van het indicatieve traject die kan worden overgedragen aan andere lidstaten

Gelieve de benodigde informatie in te vullen in tabel 9.

4.7.3.    Geschat potentieel voor gezamenlijke projecten

a)

In welke sectoren kunt u ontwikkeling van het gebruik van hernieuwbare energie op uw grondgebied aanbieden voor gezamenlijke projecten?

b)

Is de te ontwikkelen technologie gespecificeerd? Hoeveel geïnstalleerde capaciteit/elektriciteit of warmte wordt per jaar geproduceerd?

c)

Hoe worden locaties voor gezamenlijke projecten vastgesteld? (Kunnen lokale en regionale overheden of ontwikkelaars bijvoorbeeld bepaalde locaties aanbevelen? Of kunnen alle projecten deelnemen, ongeacht de locatie?)

d)

Bent u zich bewust van het potentieel voor gezamenlijke projecten in andere lidstaten of in derde landen? (In welke sector? Hoeveel capaciteit? Wat is de geplande ondersteuning? Voor welke technologieën?)

e)

Gaat uw voorkeur uit naar steun voor bepaalde technologieën? Welke technologieën zijn dat?

4.7.4.    Geschatte vraag naar hernieuwbare energie waarin op andere manieren moet worden voorzien dan met binnenlandse productie

Gelieve de benodigde informatie in te vullen in tabel 9.

Tabel 9

Geschatte overmatige en/of ontbrekende productie van hernieuwbare energie ten opzichte van het indicatieve traject die kan worden overgedragen aan/uit andere lidstaten in [lidstaat]

(ktoe)

 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Geschat overschot in ramingsdocument

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Geschat overschot in nationaal actieplan

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Geschat tekort in ramingsdocument

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Geschat tekort in nationaal actieplan

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5.   BEOORDELINGEN

5.1.   Totale verwachte bijdrage van iedere technologie voor hernieuwbare energie om te voldoen aan de bindende streefcijfers voor 2020 en het indicatieve tussentijdse traject voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in elektriciteit, verwarming en koeling en vervoer

De bijdrage van iedere technologie voor hernieuwbare energie aan het traject en streefcijfers voor 2020 in de sectoren elektriciteit, verwarming en koeling en vervoer moeten worden geschat aan de hand van een mogelijk toekomstscenario dat niet noodzakelijkerwijs streefcijfers of verplichtingen hoeft te bevatten op het gebied van technologieën.

Voor de elektriciteitssector moeten per technologie zowel de verwachte (gecombineerde) geïnstalleerde capaciteit (in MW) als de jaarlijkse productie (in GWh) worden aangegeven. Voor waterkrachtinstallaties moet onderscheid worden gemaakt tussen centrales met minder dan 1 MW, tussen 1 en 10 MW en meer dan 10 MW geïnstalleerde capaciteit. Voor zonne-energie moeten afzonderlijk details worden verstrekt voor bijdragen van fotovoltaïsche en geconcentreerde zonne-energie. Gegevens over windenergie moeten voor land en zee afzonderlijk worden opgegeven. Voor biomassa moet onderscheid worden gemaakt tussen biomassa voor elektriciteit in vaste, vloeibare en gasvorm.

Bij de beoordeling van de sector verwarming en koeling moeten schattingen worden gegeven voor zowel de geïnstalleerde capaciteit als de productie voor technologieën op basis van geothermische systemen, zonne-energie, warmtepompen en biomassa, met een opsplitsing van de laatste categorie voor biomassa in vaste, vloeibare en gasvorm. Er moet een schatting worden gegeven van de bijdrage van centrales voor stadsverwarming die gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen.

De bijdrage van verschillende technologieën aan de streefcijfers voor hernieuwbare energie in de vervoersector moeten worden aangegeven voor normale biobrandstoffen (zowel bio-ethanol als biodiesel), biobrandstoffen uit afval en residuen, biobrandstoffen uit non-food cellulosemateriaal of lignocellulosehoudend materiaal, biogas, elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen en waterstof uit hernieuwbare energie.

Indien u over schattingen beschikt van de ontwikkeling van het gebruik van bepaalde technologieën door regio’s, kunt u dit dan na de tabel aangeven?

Tabel 10a

Schatting van de totale verwachte bijdrage (geïnstalleerde capaciteit, bruto-elektriciteitsopwekking) van iedere technologie voor hernieuwbare energie in [lidstaat] om te voldoen aan de bindende streefcijfers voor 2020 en het indicatieve tussentijdse traject voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in elektriciteit 2010-2014

 

2005

2010

2011

2012

2013

2014

MW

GWh

MW

GWh

MW

GWh

MW

GWh

MW

GWh

MW

GWh

Waterkracht:

1MW

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1MW-10 MW

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

10MW

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Waarvan pompen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Geothermisch

Zonne-energie:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

fotovoltaïsch

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

geconcentreerde zonne-energie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Getij, golven, oceaan

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Wind:

aan land

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

op zee

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Biomassa:

vast

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

gas

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

vloeibaar  (24)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan in warmtekrachtkoppeling

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Tabel 10b

Schatting van de totale verwachte bijdrage (geïnstalleerde capaciteit, bruto-elektriciteitsopwekking) van iedere technologie voor hernieuwbare energie in [lidstaat] om te voldoen aan de bindende streefcijfers voor 2020 en het indicatieve tussentijdse traject voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in elektriciteit 2015-2020

 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

MW

GWh

MW

GWh

MW

GWh

MW

GWh

MW

GWh

MW

GWh

Waterkracht:

1MW

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1MW-10 MW

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

10MW

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Waarvan pompen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Geothermisch

Zonne-energie:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

fotovoltaïsch

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

geconcentreerde zonne-energie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Getij, golven, oceaan

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Wind:

aan land

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

op zee

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Biomassa:

vast

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

gas

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

vloeibaar  (25)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

waarvan in warmtekrachtkoppeling

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Tabel 11

Schatting van de totale verwachte bijdrage (eindverbruik van energie  (26) ) van iedere technologie voor hernieuwbare energie in [lidstaat] om te voldoen aan de bindende streefcijfers voor 2020 en het indicatieve tussentijdse traject voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in verwarming en koeling 2010-2020

(ktoe)

 

2005

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Geothermisch (exclusief geothermische warmte met een lage temperatuur in warmtepompen)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Zonne-energie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Biomassa:

vast

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

gas

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

vloeibaar  (27)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hernieuwbare energie uit warmtepompen:

waarvan aerothermisch

waarvan geothermisch

waarvan hydrothermisch

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Waarvan stadsverwarming  (28)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Waarvan biomassa in huishoudens  (29)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Tabel 12

Schatting van de totale verwachte bijdrage van iedere technologie voor hernieuwbare energie in [lidstaat] om te voldoen aan de bindende streefcijfers voor 2020 en het indicatieve tussentijdse traject voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in de vervoersector 2010-2020  (30)

(ktoe)

 

2005

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Bio-ethanol/bio-ETBE

Waarvan biobrandstoffen  (31) artikel 21, lid 2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Waarvan ingevoerd  (32)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Biodiesel

Waarvan biobrandstoffen  (31) artikel 21, lid 2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Waarvan ingevoerd  (33)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Waterstof uit hernieuwbare bronnen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hernieuwbare elektriciteit

Waarvan wegvervoer

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Waarvan niet-wegvervoer

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Overig (zoals biogas, plantaardige oliën e.d.) — omschrijf deze nader

Waarvan biobrandstoffen  (31) artikel 21, lid 2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5.2.   Totale verwachte bijdrage van maatregelen voor energie-efficiëntie en energiebesparing om te voldoen aan de bindende streefcijfers voor 2020 en het indicatieve tussentijdse traject voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen in elektriciteit, verwarming en koeling en vervoer

Het antwoord op deze vereiste moet in tabel 1 in hoofdstuk 2 worden opgenomen.

5.3.   Effectbeoordeling (facultatief)

Tabel 13

Geschatte kosten en voordelen van de ondersteuningsmaatregelen voor het beleid inzake hernieuwbare energie

Maatregel

Verwacht gebruik van hernieuwbare energie

(ktoe)

Verwachte kosten (in EUR) — geef het tijdsbestek aan

Verwachte terugdringing broeikasgassen per gas

(t/jaar)

Verwachte groei van arbeidsplaatsen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5.4.   Opstelling van het nationale actieplan voor energie uit hernieuwbare bronnen en follow-up van de tenuitvoerlegging

a)

Hoe zijn regionale en/of lokale overheden en/of steden betrokken bij het opstellen van dit actieplan? Waren er nog andere actoren bij betrokken?

b)

Zijn er plannen voor het ontwikkelen van regionale/lokale strategieën voor hernieuwbare energie? Kunt u deze toelichten? Indien relevante bevoegdheden worden overgedragen naar regionaal/lokaal niveau, welk mechanisme waarborgt dan dat de nationale streefcijfers worden gehaald?

c)

Licht toe hoe openbare raadpleging heeft plaatsgevonden bij het opstellen van dit actieplan.

d)

Wat is het nationale contactpunt, de nationale overheid of het orgaan dat verantwoordelijk is voor de follow-up van het nationale actieplan voor energie uit hernieuwbare bronnen?

e)

Wordt de tenuitvoerlegging van het actieplan voor energie uit hernieuwbare bronnen gevolgd met behulp van een bepaald systeem, waaronder indicatoren voor afzonderlijke maatregelen en instrumenten? Zo ja, kunt u dit nader toelichten?


(1)  PB L 304 van 14.11.2008, blz. 1.

(2)  Deze schattingen voor energie-efficiëntie en energiebesparing moeten stroken met andere schattingen die door de lidstaten aan de Commissie zijn meegedeeld, met name in actieplannen op grond van de richtlijn inzake energiediensten en de richtlijn inzake de energieprestaties van gebouwen. Als in die actieplannen andere eenheden worden gebruikt, moet worden aangegeven welke omrekeningsfactoren zijn toegepast.

(3)  Dit is het eindverbruik van energie van alle energiegoederen met uitzondering van elektriciteit voor andere doeleinden dan vervoer, plus het verbruik van verwarming voor eigen gebruik door elektriciteits- en verwarmingscentrales en warmteverlies in netwerken (punten „2. Eigen gebruik per installatie” en „11. Verliezen bij transmissie en distributie” van Verordening (EG) nr. 1099/2008 (blz. 23-24).

(4)  Het bruto-elektriciteitsverbruik is de nationale bruto-elektriciteitsproductie, inclusief eigen productie, plus invoer, minus uitvoer.

(5)  Gebruik in vervoer zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 4, onder a), van Richtlijn 2009/28/EG. Hernieuwbare elektriciteit in wegvervoer voor dit cijfer moet met een factor van 2,5 worden vermenigvuldigd, zoals aangegeven in artikel 3, lid 4, onder c), van Richtlijn 2009/28/EG.

(6)  Zoals gedefinieerd in artikel 2, onder f), van Richtlijn 2009/28/EG. Dit omvat het eindverbruik van energie plus netwerkverliezen en eigen gebruik van warmte en elektriciteit door elektriciteits- en warmtecentrales (NB: het verbruik van elektriciteit voor pompcentrales of voor transformatie in elektrische ketels of warmtepompen bij warmtevoorzieningsbedrijven valt hier niet onder).

(7)  Volgens artikel 5, lid 6, moet het aandeel van het verbruik voor de luchtvaart slechts als maximaal 6,18 % (het gemiddelde voor de Europese Unie) en voor Cyprus en Malta als maximaal 4,12 % van het bruto-eindverbruik van energie worden beschouwd.

(8)  Bijvoorbeeld het scenario in appendix 4, blz. 287, in „Appendixes to Model-based Analysis of the 2008 Europese Unie Policy Package on Climate Change and Renewables” (Appendices bij een gemodelleerde analyse van het EU-beleidspakket inzake klimaatverandering en hernieuwbare energie uit 2008): http://ec.europa.eu/environment/climat/pdf/climat_action/analysis_appendix.pdf. In dit scenario bedraagt de bruto-elektriciteitsproductie uit hernieuwbare energiebronnen in de EU-27 voor 2010, 2015 en 2020 respectievelijk gemiddeld 19,4 %, 24,6 % en 32,4 %.

(9)  Aandeel hernieuwbare energie in verwarming en koeling: bruto-eindverbruik van energie uit hernieuwbare bronnen voor verwarming en koeling (zoals gedefinieerd in artikel 5, lid 1, onder b), en artikel 5, lid 4, van Richtlijn 2009/28/EG) gedeeld door bruto-eindverbruik van energie voor verwarming en koeling. Rij A in tabel 4a gedeeld door rij 1 van tabel 1.

(10)  Aandeel hernieuwbare energie in elektriciteit: bruto-eindverbruik van energie uit hernieuwbare bronnen voor elektriciteit (zoals gedefinieerd in artikel 5, lid 1, onder a), en artikel 5, lid 3, van Richtlijn 2009/28/EG) gedeeld door bruto-eindverbruik van energie voor elektriciteit. Rij B in tabel 4a gedeeld door rij 2 van tabel 1.

(11)  Aandeel hernieuwbare energie in vervoer: eindverbruik van energie uit hernieuwbare bronnen voor vervoer (zie artikel 5, lid 1, onder c), en artikel 5, lid 5, van Richtlijn 2009/28/EG) gedeeld door het verbruik voor vervoer van 1) benzine; 2) diesel; 3) biobrandstoffen voor weg- en spoorvervoer en 4) elektriciteit voor vervoer over land (zoals aangegeven in rij 3 van tabel 1). Rij J in tabel 4b gedeeld door rij 3 van tabel 1.

(12)  Aandeel hernieuwbare energie in het bruto-eindverbruik van energie. Rij G in tabel 4a gedeeld door rij 4 van tabel 1.

(13)  In procentpunt van het algemene aandeel hernieuwbare energie.

(14)  Zoals gedefinieerd in bijlage I.B bij Richtlijn 2009/28/EG.

(15)  Krachtens artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2009/28/EG worden gas, elektriciteit en waterstof uit hernieuwbare energiebronnen slechts één keer in aanmerking genomen. Niets mag dubbel worden geteld.

(16)  Dit omvat alle hernieuwbare energiebronnen die voor vervoer worden verbruikt, inclusief elektriciteit, waterstof en gas uit hernieuwbare energiebronnen. Biobrandstoffen die niet aan de milieuduurzaamheidscriteria voldoen, worden niet in aanmerking genomen (zie artikel 15, lid 1, laatste alinea). Geef hier de werkelijke waarden op, zonder vermenigvuldigingsfactoren.

(17)  Geef hier de werkelijke waarden op, zonder vermenigvuldigingsfactoren.

(18)  Geef aan of de maatregel (voornamelijk) regulerend, financieel of zacht is (bv. voorlichtingscampagne).

(19)  Is het verwachte resultaat gedragsverandering, geïnstalleerde capaciteit (MW; t/jaar) of gegenereerde energie (ktoe)?

(20)  Voor wie zijn de maatregelen bedoeld: beleggers, eindgebruikers, overheid, planologen, architecten, installateurs enz.? Of voor welke activiteit/sector zijn zij bedoeld: productie van biobrandstoffen, inzet van dierlijke mest voor energie enz.?

(21)  Hoeveelheid van de bron in m3 (indien mogelijk, en anders in gepaste alternatieve eenheden) voor categorie A en de bijbehorende subcategorieën en in ton voor categorieën B en C en de bijbehorende subcategorieën.

(22)  In biomassa uit bosbouw moet ook biomassa uit industrieën in de houtsector worden meegenomen. In de categorie biomassa uit bosbouw moeten verwerkte vaste brandstoffen, zoals houtspaanders, briketten en pellets in de bijbehorende subcategorieën van oorsprong worden opgenomen.

(23)  Aanbevelingen zijn te vinden in het verslag van de ad-hocwerkgroep II van het Permanent Comité voor de bosbouw van juli 2008 inzake mobilisering en efficiënt gebruik van hout en houtresiduen voor energieopwekking („Mobilisation and efficient use of wood and wood residues for energy generation”). Het verslag is op het volgende adres beschikbaar (Engelstalig): http://ec.europa.eu/agriculture/fore/publi/sfc_wgii_final_report_072008_en.pdf

(24)  Houd alleen rekening met vloeistoffen die aan de duurzaamheidscriteria voldoen (zie artikel 5, lid 1, laatste alinea, van Richtlijn 2009/28/EG).

(25)  Houd alleen rekening met vloeistoffen die aan de duurzaamheidscriteria voldoen (zie artikel 5, lid 1, laatste alinea, van Richtlijn 2009/28/EG).

(26)  Direct gebruik en stadsverwarming zoals gedefinieerd in artikel 5, lid 4, van Richtlijn 2009/28/EG.

(27)  Houd alleen rekening met vloeistoffen die aan de duurzaamheidscriteria voldoen (zie artikel 5, lid 1, laatste alinea, van Richtlijn 2009/28/EG).

(28)  Stadsverwarming en/of -koeling uit totaal verbruik van hernieuwbare verwarming en koeling (HEB-SV).

(29)  Uit het totale verbruik van hernieuwbare verwarming en koeling.

(30)  Houd alleen rekening met vloeibare biomassa die aan de duurzaamheidscriteria voldoen, zie artikel 5, lid 1, laatste alinea.

(31)  Biobrandstoffen die zijn opgenomen in artikel 21, lid 2, van Richtlijn 2009/28/EG.

(32)  Van de volledige hoeveelheid bio-ethanol/bio-ETBE.

(33)  Van de volledige hoeveelheid biodiesel.


15.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 182/63


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 13 juli 2009

tot aanwijzing van een uit de publieke sector afkomstig lid van de raad van toezicht van de European Financial Reporting Advisory Group

(2009/549/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (1) moet een technisch comité voor financiële verslaglegging de Commissie bijstand en deskundigheid leveren bij de beoordeling van internationale standaarden voor jaarrekeningen. De rol van dat technisch comité voor financiële verslaglegging wordt vervuld door de raad van toezicht van de European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG).

(2)

De EFRAG is in 2001 opgericht door de Europese vertegenwoordigende organisaties van opstellers van jaarrekeningen, investeerders en boekhoudkundige beroepen die een rol spelen in het proces van de financiële verslaggeving.

(3)

Sinds de hervormingen van de governancestructuur van de EFRAG bestaat de raad van toezicht van de EFRAG onder meer uit vier uit de publieke sector afkomstige leden die specifiek zijn geselecteerd op basis van hun ervaring met beleidsvorming op nationaal of Europees niveau. Overeenkomstig punt 3.2 van bijlage 1 bij de statuten van de EFRAG, die sinds 11 juni 2009 van kracht zijn, is het aan de Commissie om deze uit de publieke sector afkomstige leden aan te wijzen. De leden van de raad van toezicht van de EFRAG worden door de algemene vergadering van de EFRAG benoemd.

(4)

Na een openbare oproep tot kandidaatstelling (2) heeft de Commissie een kandidaat geselecteerd voor aanwijzing als uit de publieke sector afkomstig lid van de raad van toezicht van de EFRAG,

BESLUIT:

Enig artikel

De Commissie wijst hierbij de heer Pedro SOLBES aan voor benoeming als uit de publieke sector afkomstig lid van de raad van toezicht van de European Financial Reporting Advisory Group.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2009.

Voor de Commissie

Charlie McCREEVY

Lid van de Commissie


(1)  PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.

(2)  PB C 74 van 28.3.2009, blz. 61.