ISSN 1725-2598 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 8 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
52e jaargang |
Inhoud |
|
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
|
||
|
|
RICHTLIJNEN |
|
|
* |
Richtlijn 2009/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap ( 1 ) |
|
|
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is |
|
|
|
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN |
|
|
|
Commissie |
|
|
|
2009/14/EG |
|
|
* |
||
|
|
2009/15/EG |
|
|
* |
||
|
|
2009/16/EG |
|
|
* |
||
|
|
2009/17/EG |
|
|
* |
||
|
|
2009/18/EG |
|
|
* |
Beschikking van de Commissie van 22 december 2008 over de overeenstemming van de norm EN 1273:2005 over loopstoeltjes met het algemene veiligheidsvereiste van Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad en de bekendmaking van de referentie van de norm in het Publicatieblad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 8616) ( 1 ) |
|
|
|
2009/19/EG |
|
|
* |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
|
|
||
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is
VERORDENINGEN
13.1.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 8/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 17/2009 VAN DE COMMISSIE
van 12 januari 2009
tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),
Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op 13 januari 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 12 januari 2009.
Voor de Commissie
Jean-Luc DEMARTY
Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
(2) PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.
BIJLAGE
Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit
(EUR/100 kg) |
||
GN-code |
Code derde landen (1) |
Forfaitaire invoerwaarde |
0702 00 00 |
MA |
52,1 |
TN |
134,4 |
|
TR |
125,7 |
|
ZZ |
104,1 |
|
0707 00 05 |
JO |
167,2 |
MA |
110,0 |
|
TR |
151,4 |
|
ZZ |
142,9 |
|
0709 90 70 |
MA |
87,6 |
TR |
113,3 |
|
ZZ |
100,5 |
|
0805 10 20 |
EG |
53,0 |
IL |
55,0 |
|
MA |
62,8 |
|
TR |
77,9 |
|
ZA |
44,1 |
|
ZZ |
58,6 |
|
0805 20 10 |
MA |
65,7 |
ZZ |
65,7 |
|
0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90 |
CN |
55,3 |
IL |
70,0 |
|
TR |
52,7 |
|
ZZ |
59,3 |
|
0805 50 10 |
EG |
47,1 |
MA |
57,3 |
|
TR |
56,4 |
|
ZZ |
53,6 |
|
0808 10 80 |
CA |
87,4 |
CN |
95,7 |
|
MK |
35,0 |
|
US |
114,6 |
|
ZZ |
83,2 |
|
0808 20 50 |
CN |
57,4 |
US |
115,7 |
|
ZZ |
86,6 |
(1) Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.
RICHTLIJNEN
13.1.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 8/3 |
RICHTLIJN 2009/101/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 19 november 2008
tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (4) is een regeling vastgesteld voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap, teneinde de uitstoot van broeikasgassen op een kosteneffectieve en economisch efficiënte wijze te verminderen. |
(2) |
De uiteindelijke doelstelling van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (hierna „Raamverdrag” genoemd), dat namens de Europese Gemeenschap werd goedgekeurd bij Besluit 94/69/EG van de Raad (5), is de concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer op een niveau te stabiliseren waarbij gevaarlijke, door de mens teweeggebrachte effecten op het klimaatsysteem worden voorkomen. |
(3) |
De Europese Raad van 8 en 9 maart 2007 in Brussel heeft erop gewezen hoezeer het van belang is dat de strategische doelstelling om de gemiddelde temperatuurstijging wereldwijd te beperken tot maximaal twee graden Celsius in vergelijking met het pre-industriële niveau, wordt gehaald. De meest recente wetenschappelijke bevindingen waarover de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) in haar Vierde evaluatierapport verslag heeft uitgebracht, tonen nog duidelijker aan dat de schadelijke gevolgen van klimaatverandering in toenemende mate een ernstig risico vormen voor ecosystemen, voedselproductie, het verwezenlijken van duurzame ontwikkeling en van de millenniumontwikkelingsdoelen, en voor de gezondheid en de veiligheid van de mens. Indien men de 2 °C-doelstelling binnen bereik wil houden, moet de concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer op ongeveer 450 ppm CO2-equivalent worden gestabiliseerd; in dit scenario zal de mondiale uitstoot van broeikasgassen de komende 10 tot 15 jaar haar hoogtepunt bereiken om daarna in 2050 te worden teruggebracht tot ten minste 50 % onder het niveau van 1990. |
(4) |
De Europese Raad heeft beklemtoond dat de Europese Unie ernaar streeft Europa om te vormen tot een zeer energie-efficiënte economie met een lage uitstoot van broeikasgassen, en heeft beslist dat de Europese Unie, in afwachting van de sluiting van een wereldwijde en brede overeenkomst voor de periode na 2012, onafhankelijk de vaste verbintenis aangaat om de broeikasgasemissies tegen 2020 met ten minste 20 % te verminderen ten opzichte van 1990. Het beperken van de broeikasgassen van de luchtvaart vormt een wezenlijke bijdrage, die met deze verbintenis in overeenstemming is. |
(5) |
De Europese Raad heeft benadrukt dat de Europese Unie zich zal inzetten om een wereldwijde, brede overeenkomst te sluiten betreffende de vermindering van de broeikasgassen na 2012, en dat zij daarmee een effectieve, efficiënte en billijke respons van voldoende omvang geeft om de uitdagingen van de klimaatverandering aan te pakken. Hij heeft ermee ingestemd om tegen 2020 de broeikasgasemissies in de Europese Unie onder het niveau van 1990 te brengen, hetgeen de bijdrage van de Europese Unie zal vormen tot een wereldwijde, brede overeenkomst voor de periode na 2012, op voorwaarde dat andere ontwikkelde landen zich tot vergelijkbare emissiereducties verbinden en dat economisch meer gevorderde ontwikkelingslanden een bijdrage leveren die in verhouding staat tot hun verantwoordelijkheden en capaciteiten. De Europese Unie blijft het voortouw nemen in de onderhandelingen over een ambitieuze internationale overeenkomst waarmee het doel zal worden bereikt, namelijk de beperking van de wereldwijde temperatuurstijging tot 2 °C, en is verheugd over de vorderingen die door de 13e Conferentie van de Partijen bij het Raamverdrag op Bali in december 2007 bij de verwezenlijking van die doelstelling is gemaakt. De Europese Unie zal ervoor zorgen dat zo’n wereldwijde overeenkomst maatregelen bevat om de uitstoot van broeikasgassen door de luchtvaart te verminderen; in dat geval dient de Commissie na te gaan op welke punten deze richtlijn moet worden gewijzigd wat betreft de toepassing ervan op vliegtuigexploitanten. |
(6) |
Op 14 februari 2007 heeft het Europees Parlement een resolutie over klimaatverandering (6) aangenomen waarin het verwijst naar de doelstelling om de gemiddelde mondiale temperatuurstijging te beperken tot maximum 2 °C boven het pre-industriële niveau en waarin het de Europese Unie ertoe aanspoort haar leidende rol tijdens de onderhandelingen met het oog op de instelling van een internationaal kader inzake klimaatverandering na 2012 te behouden, en de streefdoelen tijdens toekomstig overleg met haar internationale partners hoog te blijven stellen, waarin het eveneens onderstreept dat het noodzakelijk is dat alle geïndustrialiseerde landen voor 2020 een algehele vermindering met 30 % van de emissies verwezenlijken ten opzichte van de niveaus van 1990 om in 2050 een vermindering in de orde van 60 tot 80 % te bereiken. |
(7) |
Het Raamverdrag schrijft voor dat alle partijen nationale en, indien van toepassing, regionale programma’s opstellen die maatregelen bevatten ter beperking van klimaatverandering, en deze uitvoeren. |
(8) |
Het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag dat namens de Europese Gemeenschap werd goedgekeurd bij Beschikking 2002/358/EG van de Raad (7), schrijft voor dat de geïndustrialiseerde landen streven naar beperking of reductie van emissies van niet krachtens het Protocol van Montreal beheerste broeikasgassen door de luchtvaart, waarbij zij werken via de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO). |
(9) |
De Gemeenschap is weliswaar geen verdragsluitende partij bij het Verdrag van Chicago van 1944 inzake de internationale burgerluchtvaart (Verdrag van Chicago), maar alle lidstaten zijn partij bij dat verdrag en lid van de ICAO. Samen met andere staten blijven de lidstaten in het kader van de ICAO samenwerken bij de ontwikkeling van maatregelen, waaronder marktgebaseerde instrumenten, om de bijdrage aan de klimaatverandering van de luchtvaart aan te pakken. Tijdens de zesde vergadering van het Comité milieubescherming en luchtvaart van de ICAO in 2004 werd men het erover eens dat een luchtvaartspecifieke regeling voor de handel in emissierechten op basis van een nieuw juridisch instrument onder auspiciën van de ICAO dermate onaantrekkelijk leek dat die toen niet verder hoefde te worden nagestreefd. In haar Resolutie A35-5 heeft de 35e Algemene Vergadering van de ICAO in september 2004 dan ook, in plaats van een nieuw juridisch instrument voor te stellen, een open handel in emissierechten onderschreven, alsmede de mogelijkheid voor staten om de emissies door de internationale luchtvaart op te nemen in hun regelingen voor de handel in emissierechten. In bijlage L bij Resolutie A36-22 van de 36e Algemene Vergadering van de ICAO van september 2007 worden de verdragsluitende partijen opgeroepen geen systeem voor handel in emissierechten op vliegtuigexploitanten van andere verdragsluitende partijen toe te passen, tenzij in onderlinge overeenstemming tussen de betrokken staten. Onder verwijzing naar het feit dat in het Verdrag van Chicago uitdrukkelijk wordt erkend dat elke verdragsluitende partij het recht heeft om op niet-discriminerende wijze haar eigen wet- en regelgeving inzake luchtvaart toe te passen op de vliegtuigen van alle staten, hebben de lidstaten van de Europese Gemeenschap en vijftien andere Europese staten bij deze resolutie een voorbehoud gemaakt en zich op basis van het Verdrag van Chicago het recht voorbehouden om op niet-discriminerende wijze marktinstrumenten aan te nemen en toe te passen op alle vliegtuigexploitanten van alle staten die naar, vanuit of op hun grondgebied diensten leveren. |
(10) |
In het zesde milieuactieprogramma van de Gemeenschap, dat werd vastgesteld bij Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad (8) werd bepaald dat de Gemeenschap specifieke maatregelen zou vaststellen en invoeren ter beperking van broeikasgasemissies van de luchtvaart, indien daarover in 2002 binnen de ICAO nog geen overeenstemming zou zijn bereikt. In zijn conclusies van oktober 2002, december 2003 en oktober 2004 heeft de Raad de Commissie herhaaldelijk opgeroepen om maatregelen voor te stellen om het effect van het internationale luchtvervoer op de klimaatverandering terug te dringen. |
(11) |
Er moeten op lidstaat- en Gemeenschapsniveau in alle sectoren van de economie van de Gemeenschap beleidsmaatregelen worden uitgevoerd om de aanmerkelijke verminderingen die nodig zijn, te bewerkstelligen. Als het effect van de luchtvaartsector op de klimaatverandering in het huidige tempo blijft toenemen, zal dit de verminderingen die in andere sectoren zijn bereikt om de klimaatverandering tegen te gaan, in aanzienlijke mate teniet doen. |
(12) |
In haar mededeling van 27 september 2005 aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s „Het effect van de luchtvaart op de klimaatverandering terugdringen” heeft de Commissie een strategie goedgekeurd om het effect van de luchtvaart op de klimaatverandering terug te dringen. Als onderdeel van een breed pakket maatregelen werd in deze strategie voorgesteld de luchtvaart op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap, en werd de instelling voorzien van een werkgroep „Luchtvaart”. Deze werkgroep, waarin veel belanghebbenden waren vertegenwoordigd, en die werd opgericht in het kader van de tweede fase van het Europese Klimaatveranderingsprogramma, had als opdracht te bestuderen hoe de luchtvaart kon worden opgenomen in de Gemeenschapsregeling. In zijn conclusies van 2 december 2005 erkende de Raad dat het, uit economisch en ecologisch oogpunt, de beste aanpak leek te zijn de luchtvaartsector onder de Gemeenschapsregeling te brengen, en verzocht hij de Commissie nog in 2006 een wetgevingsvoorstel in te dienen. In zijn resolutie van 4 juli 2006 over de terugdringing van het effect van de luchtvaart op de klimaatverandering (9), erkende het Europees Parlement dat de emissiehandel een rol kan spelen als onderdeel van een alomvattend pakket maatregelen om de invloed van de luchtvaart op het klimaat aan te pakken, op voorwaarde dat het een goed doordacht systeem is. |
(13) |
Een alomvattend pakket maatregelen moet ook technologische en operationele maatregelen omvatten. Verbeteringen in het luchtverkeersbeheer in het kader van het gemeenschappelijk Europees luchtruim en het SESAR-project kunnen helpen de algemene brandstofefficiëntie te verbeteren met een cijfer tot 12 %. Onderzoek naar nieuwe technologie, inclusief methoden om de brandstofefficiëntie van vliegtuigen te verbeteren, kan de emissies in de luchtvaart verder laten dalen. |
(14) |
De wijzigingen van Richtlijn 2003/87/EG, aangebracht bij deze richtlijn, beogen de bijdrage van de luchtvaart aan de klimaatverandering aan te pakken door de emissies als gevolg van de luchtvaart op te nemen in de Gemeenschapsregeling. |
(15) |
Vliegtuigexploitanten hebben de hoogste mate van rechtstreekse controle over het type vliegtuigen dat gebruikt wordt en de manier waarop hiermee wordt gevlogen, en moeten daarom verantwoordelijk worden gesteld voor de naleving van de verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, waaronder de verplichting om een bewakingsplan op te stellen en overeenkomstig dat plan de emissies te bewaken en erover te rapporteren. Een vliegtuigexploitant kan worden herkend aan de hand van een ICAO-code of een andere erkende code die voor de identificatie van de vlucht wordt gebruikt. Indien de identiteit van de vliegtuigexploitant onbekend is, moet de eigenaar van het vliegtuig worden beschouwd als de vliegtuigexploitant, tenzij hij aantoont dat een andere persoon de vliegtuigexploitant was. |
(16) |
Om verstoring van de mededinging te voorkomen en de milieutechnische effectiviteit te verbeteren moeten vanaf 2012 de emissies van alle vluchten die aankomen op en vertrekken van luchtvaartterreinen in de Gemeenschap worden opgenomen. |
(17) |
De Gemeenschap en haar lidstaten moeten blijven ijveren om een akkoord te bereiken over algemene maatregelen met het oog op het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen door de luchtvaart. De Gemeenschapsregeling kan daarbij als blauwdruk dienen voor het gebruik van emissiehandel op mondiaal niveau. De Gemeenschap en haar lidstaten moeten bij de uitvoering van deze richtlijn in contact blijven met derden en derde landen verder aanmoedigen om equivalente maatregelen te nemen. Indien een derde land maatregelen vaststelt met minstens aan deze richtlijn gelijkwaardige gevolgen voor het milieu, om het klimaatveranderingseffect van vluchten naar de Gemeenschap te verminderen, bekijkt de Commissie na overleg met dat land, welke mogelijkheden er zijn om in een optimale interactie tussen de Gemeenschapsregeling en de maatregelen van dat land te voorzien. De regelingen voor handel in emissierechten die in derde landen worden ontworpen, worden, wat de luchtvaart betreft, gaandeweg door optimale interactie met de Gemeenschapsregeling gekenmerkt. Bilaterale akkoorden die betrekking hebben op een koppeling van de Gemeenschapsregeling aan andere verhandelingsstelsels om een gemeenschappelijk stelsel te vormen of waarbij rekening wordt gehouden met gelijkwaardige maatregelen om dubbele regelgeving te voorkomen, kunnen een stap in de richting van een mondiaal akkoord zijn. Waar dergelijke bilaterale akkoorden worden gesloten, kan de Commissie de soorten van luchtvaartactiviteiten die in de Gemeenschapsregeling zijn opgenomen, wijzigen, inclusief overeenkomstige wijzigingen in de totale hoeveelheid aan vliegtuigexploitanten te vergeven rechten. |
(18) |
In overeenstemming met het beginsel van betere regelgeving moeten bepaalde vluchten van de Gemeenschapsregeling worden uitgesloten. Teneinde verder onevenredige administratieve lasten te voorkomen moeten commerciële luchtvervoersondernemingen die gedurende drie opeenvolgende periodes van vier maanden minder dan 243 vluchten per periode uitvoeren, van de Gemeenschapsregeling worden vrijgesteld. Dat zal ten goede komen aan luchtvaartmaatschappijen die in het kader van de Gemeenschapsregeling beperkte diensten uitvoeren, waaronder luchtvaartmaatschappijen van ontwikkelingslanden. |
(19) |
De luchtvaart beïnvloedt het klimaat op aarde via de uitstoot van kooldioxide, stikstofoxiden, waterdamp en sulfaat- en roetdeeltjes. De Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) heeft geschat dat het totale klimaateffect van de luchtvaart momenteel twee tot vier maal groter is dan het loutere effect van haar kooldioxide-uitstoot in het verleden. Recent EU-onderzoek wijst uit dat het totale klimaateffect van de luchtvaart ongeveer tweemaal zo groot zou kunnen zijn als het effect van kooldioxide alleen. In geen van deze gevallen wordt rekening gehouden met de zeer onzekere effecten van cirruswolken. In overeenstemming met artikel 174, lid 2, van het Verdrag moet het milieubeleid van de Gemeenschap berusten op het voorzorgsbeginsel. In afwachting van de wetenschappelijke vooruitgang moeten alle gevolgen van de luchtvaart zo veel mogelijk worden aangepakt. De uitstoot van stikstofoxiden zal aan de orde komen in andere wetgeving die door de Commissie in 2008 moet worden voorgesteld. Onderzoek naar de vorming van condensatiestrepen en cirruswolken en naar doeltreffende maatregelen daartegen, inclusief operationele en technische maatregelen, moet worden bevorderd. |
(20) |
Om concurrentieverstoringen te vermijden, moet een geharmoniseerde methode worden uitgewerkt voor het bepalen van de totale hoeveelheid toe te wijzen emissierechten en voor de verdeling van de rechten onder vliegtuigexploitanten. Een deel van de emissierechten zal worden geveild, in overeenstemming met door de Commissie uit te werken regels. Om ervoor te zorgen dat nieuwe vliegtuigexploitanten tot de markt kunnen toetreden en ter ondersteuning van vliegtuigexploitanten die hun aantal gerealiseerde tonkilometers sterk verhogen, moet een bijzondere emissierechtenreserve worden opzijgezet. Vliegtuigexploitanten die hun vluchten staken, moeten emissierechten blijven krijgen tot het einde van de periode waarvoor kosteloze emissierechten al zijn toegewezen. |
(21) |
Volledige harmonisatie van het recht dat kosteloos wordt toegewezen aan alle vliegtuigexploitanten die aan de Gemeenschapsregeling deelnemen, is een goed middel om gelijke voorwaarden te creëren voor vliegtuigexploitanten, omdat iedere vliegtuigexploitant zal worden gereguleerd door één lidstaat wat betreft alle vluchten naar, vanuit en binnen de Europese Unie en gezien de antidiscriminatiebepalingen in bilaterale luchtdienstovereenkomsten met derde landen. |
(22) |
De luchtvaart draagt bij aan het totale effect van menselijke activiteiten op de klimaatverandering, en het milieueffect van broeikasgasemissies door vliegtuigen kan worden getemperd met maatregelen tegen de klimaatverandering in de Europese Unie en derde landen, met name ontwikkelingslanden, en voor de financiering van onderzoek en ontwikkeling op het vlak van mitigatie en aanpassing, met name in de luchtvaart en het luchtvervoer. Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel behoren beslissingen met betrekking tot de overheidsuitgaven tot de bevoegdheid van de lidstaten. Onverminderd dat standpunt zouden de opbrengsten van de veiling van emissierechten, of een gelijkwaardig bedrag indien dwingende begrotingsbeginselen van de lidstaat, zoals eenheid en universaliteit, zulks vereisen, moeten worden gebruikt om broeikasgasemissies te verminderen, de aanpassing aan de effecten van de klimaatverandering in de Europese Unie en in derde landen te bevorderen, onderzoek en ontwikkeling op het vlak van mitigatie en aanpassing te financieren en de beheerskosten van de Gemeenschapsregeling te dekken. De veilingopbrengsten moeten ook worden gebruikt voor transport met een lage emissie. De veilingopbrengsten moeten in het bijzonder worden gebruikt voor het financieren van bijdragen aan het wereldfonds voor energie-efficiency en hernieuwbare energie, alsmede van maatregelen om ontbossing te voorkomen en de aanpassing in ontwikkelingslanden te vergemakkelijken. De bepalingen van deze richtlijn betreffende het gebruik van opbrengsten dienen onverlet te laten dat over het gebruik van opbrengsten van geveilde rechten beslist kan worden in het bredere kader van de algemene evaluatie van Richtlijn 2003/87/EG. |
(23) |
De bepalingen voor het gebruik van de opbrengst van de veilingen moeten aan de Commissie worden meegedeeld. Deze kennisgeving ontslaat de lidstaten echter niet van de in artikel 88, lid 3, van het Verdrag neergelegde verplichting om bepaalde nationale maatregelen aan te melden. Deze richtlijn dient het resultaat van eventuele toekomstige staatssteunprocedures die overeenkomstig de artikelen 87 en 88 van het Verdrag kunnen worden ingeleid, onverlet te laten. |
(24) |
Om de kosteneffectiviteit van de Gemeenschapsregeling te verhogen, moeten vliegtuigexploitanten de mogelijkheid krijgen om tot op een geharmoniseerd niveau gecertificeerde emissiereducties (CER’s) en emissiereductie-eenheden (ERU’s) uit projectactiviteiten te gebruiken om te voldoen aan de verplichtingen ingevolge de inlevering van emissierechten. Het gebruik van CER’s en ERU’s moet stroken met de aanvaardingscriteria voor het gebruik in de in deze richtlijn vervatte handelsregeling. Het gemiddelde van de percentages die door de lidstaten zijn gespecificeerd voor het gebruik van CER’s en ERU’s in de eerste verbintenisperiode van het Kyotoprotocol, bedraagt ongeveer 15 %. |
(25) |
In de conclusies van zijn vergadering van 13 en 14 maart 2008 heeft de Europese Raad erkend dat het risico op koolstoflekken in een mondiale context van concurrerende markten een bezorgdheid is die in de nieuwe richtlijn betreffende het emissiehandelsysteem dringend moet worden geanalyseerd en aangepakt, zodat, als de internationale onderhandelingen mislukken, passende maatregelen kunnen worden genomen. Een internationaal akkoord blijft de beste manier om deze kwestie aan te pakken. |
(26) |
Om de administratieve lasten voor vliegtuigexploitanten te beperken, moet voor elke vliegtuigexploitant één enkele lidstaat verantwoordelijk zijn. lidstaten moeten worden verplicht erop toe te zien dat vliegtuigexploitanten aan wie zijzelf een exploitatievergunning hebben verleend, of vliegtuigexploitanten zonder exploitatievergunning of uit derde landen waarvan de emissies in een referentiejaar grotendeels aan de betrokken lidstaat zijn toe te rekenen, zich houden aan de voorschriften van deze richtlijn. Indien een vliegtuigexploitant niet aan de eisen van deze richtlijn en andere handhavingsmaatregelen van de administrerende lidstaat voldoet, moeten de lidstaten solidair optreden. De administrerende lidstaat moet derhalve de mogelijkheid hebben om de Commissie te verzoeken de betrokken vliegtuigexploitant in laatste instantie een exploitatieverbod op communautair niveau op te leggen. |
(27) |
Om het berekeningssysteem voor de Gemeenschapsregeling consistent te houden, mogen, aangezien de emissies door de internationale luchtvaart niet zijn opgenomen in de verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van het Protocol van Kyoto, aan de luchtvaartsector toegewezen emissierechten enkel worden gebruikt om te voldoen aan de verplichtingen van de vliegtuigexploitanten om emissierechten in te leveren in het kader van deze richtlijn. |
(28) |
Om gelijke behandeling van de vliegtuigexploitanten te garanderen moeten de lidstaten geharmoniseerde regels volgen voor het beheer van de onder hun verantwoordelijkheid vallende vliegtuigexploitanten, volgens door de Commissie te ontwikkelen specifieke richtsnoeren. |
(29) |
Om de milieu-integriteit van de Gemeenschapsregeling te waarborgen, mogen door vliegtuigexploitanten ingeleverde eenheden alleen meetellen voor emissiereductiedoelstellingen die deze emissies in aanmerking nemen. |
(30) |
De Europese Organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart (Eurocontrol) zou over gegevens kunnen beschikken die lidstaten of de Commissie van pas kunnen komen bij het nakomen van hun verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn. |
(31) |
De bepalingen van de Gemeenschapsregeling met betrekking tot de bewaking van, de rapportage over en de verificatie van emissies, en de voor exploitanten geldende sancties, mogen enkel van toepassing zijn op vliegtuigexploitanten. |
(32) |
De Commissie moet de werking van Richtlijn 2003/87/EG met betrekking tot luchtvaartactiviteiten evalueren in het licht van de ervaring met de toepassing van deze richtlijn en vervolgens aan het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengen. |
(33) |
Bij de evaluatie van de werking van Richtlijn 2003/87/EG met betrekking tot luchtvaartactiviteiten moet er rekening mee worden gehouden dat landen die niet beschikken over adequate en vergelijkbare alternatieve vervoerswijzen — en die derhalve in hoge mate afhankelijk zijn van luchtvervoer — en waar de toerismesector een grote bijdrage levert tot het bruto binnenlands product, structureel afhankelijk zijn van de luchtvaart. Bijzondere aandacht moet uitgaan naar het verminderen of zelfs volledig oplossen van problemen qua toegankelijkheid en mededinging, waarmee de in artikel 299, lid 2, van het Verdrag bedoelde ultraperifere regio’s van de Gemeenschap te maken hebben, en van problemen met openbaredienstverplichtingen in verband met de uitvoering van deze richtlijn. |
(34) |
De ministeriële verklaring over de luchthaven van Gibraltar waarover op 18 september 2006 te Cordoba een akkoord is bereikt tijdens de eerste ministeriële bijeenkomst van het Forum voor dialoog over Gibraltar, zal de op 2 december 1987 te Londen afgelegde gemeenschappelijke verklaring over de luchthaven vervangen, en de volledige naleving ervan zal als naleving van de verklaring van 1987 worden beschouwd. |
(35) |
De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (10). |
(36) |
In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven maatregelen vast te stellen voor de veiling van emissierechten die niet kosteloos behoeven te worden verleend, voor het vaststellen van nadere regels inzake de werking van de bijzondere reserve voor bepaalde vliegtuigexploitanten en inzake de procedures in verband met verzoeken aan de Commissie om een vliegtuigexploitant een exploitatieverbod op te leggen, en voor het wijzigen van de in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteiten, in gevallen waarin een derde land maatregelen invoert om het effect van de luchtvaart op de klimaatverandering terug te dringen. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft, tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, onder meer door haar aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing. |
(37) |
Aangezien de doelstelling van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang en de gevolgen van deze richtlijn beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. |
(38) |
Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord „Beter wetgeven” (11) worden de lidstaten ertoe aangespoord om voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die, voor zover mogelijk, het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken. |
(39) |
Richtlijn 2003/87/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging van Richtlijn 2003/87/EG
Richtlijn 2003/87/EG wordt als volgt gewijzigd:
1. |
Vóór artikel 1 wordt de volgende titel ingevoegd: |
2. |
Aan artikel 2 wordt het volgende lid toegevoegd: „3. De toepassing van deze richtlijn op de luchthaven van Gibraltar laat de respectieve rechtsopvattingen van het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk betreffende het geschil inzake soevereiniteit over het grondgebied waarop de luchthaven gelegen is, onverlet.”. |
3. |
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
|
4. |
Na artikel 3 wordt het volgende hoofdstuk ingevoegd: „HOOFDSTUK II LUCHTVAART Artikel 3 bis Toepassingsgebied van hoofdstuk II De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op het toewijzen en verlenen van emissierechten voor de in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteiten. Artikel 3 ter Luchtvaartactiviteiten Uiterlijk op 2 augustus 2009 worden volgens de in artikel 23, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure richtsnoeren opgesteld voor de uitvoerige interpretatie van de in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteiten. Artikel 3 quater Totale hoeveelheid emissierechten voor de luchtvaart 1. Voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 is de totale hoeveelheid aan vliegtuigexploitanten toe te wijzen emissierechten gelijk aan 97 % van de historische luchtvaartemissies. 2. Voor de in artikel 11, lid 2, bedoelde periode die ingaat op 1 januari 2013, en, indien er na de in artikel 30, lid 4, bedoelde evaluatie geen wijzigingen zijn aangebracht, voor iedere volgende periode, is de totale hoeveelheid aan vliegtuigexploitanten toe te wijzen emissierechten gelijk aan 95 % van de historische luchtvaartemissies vermenigvuldigd met het aantal jaren in de periode. Dit percentage kan in het kader van de algemene evaluatie van deze richtlijn worden herzien. 3. De Commissie evalueert de totale hoeveelheid aan vliegtuigexploitanten toe te wijzen emissierechten overeenkomstig artikel 30, lid 4. 4. Uiterlijk op 2 augustus 2009 stelt de Commissie op grond van de beste beschikbare gegevens de historische luchtvaartemissies vast, inclusief de op actuele verkeersinformatie gebaseerde ramingen. Die vaststelling wordt door het in artikel 23, lid 1, bedoelde comité bestudeerd. Artikel 3 quinquies Toewijzingsmethode voor emissierechten voor de luchtvaart middels veiling 1. Voor de in artikel 3 quater, lid 1, bedoelde periode wordt 15 % van de rechten geveild. 2. Vanaf 1 januari 2013 wordt 15 % van de rechten geveild. Dit percentage kan worden verhoogd, als onderdeel van de algehele evaluatie van deze richtlijn. 3. Er wordt een verordening vastgesteld met gedetailleerde voorschriften voor de veiling door lidstaten van emissierechten die niet kosteloos behoeven te worden verleend in overeenstemming met de leden 1 en 2 van dit artikel of artikel 3 septies, lid 8. Voor alle lidstaten geldt dat het aantal in elke periode te veilen emissierechten evenredig is met het aandeel van de betreffende lidstaat in de totale hoeveelheid aan de luchtvaart toegewezen emissies voor de referentiejaren, als gerapporteerd ingevolge artikel 14, lid 3, en geverifieerd ingevolge artikel 15. Voor de in artikel 3 quater, lid 1, bedoelde periode is het referentiejaar 2010; voor elke volgende in artikel 3 quater bedoelde periode is het referentiejaar het kalenderjaar dat 24 maanden voor het begin van de periode waarop de veiling betrekking heeft, afloopt. Die verordening, die is bedoeld om niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn te wijzigen door deze aan te vullen, wordt vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing, als bedoeld in artikel 23, lid 3. 4. De lidstaten bepalen hoe de opbrengsten van de veiling van emissierechten worden gebruikt. De opbrengsten zouden moeten worden gebruikt om de klimaatverandering in de Europese Unie en in derde landen aan te pakken, onder meer om de emissie van broeikasgassen terug te dringen, om de aanpassing aan het effect van de klimaatverandering in de Europese Unie en derde landen, met name ontwikkelingslanden te bevorderen, om onderzoek en ontwikkeling te financieren op het gebied van beperking en aanpassing, inclusief met name in de luchtvaart en het luchtvervoer, om de emissies terug te dringen via transport met een lage emissie en om de beheerskosten van de Gemeenschapsregeling te dekken. De veilingopbrengsten moeten ook worden gebruikt voor de financiering van bijdragen aan het wereldfonds voor energie-efficiency en hernieuwbare energie, alsmede van maatregelen ter voorkoming van ontbossing. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van acties die overeenkomstig dit lid worden ondernomen. 5. De verstrekking van informatie aan de Commissie op basis van deze richtlijn ontslaat de lidstaten niet van de verplichting tot kennisgeving uit hoofde van artikel 88, lid 3, van het Verdrag. Artikel 3 sexies Toewijzing en verlening van emissierechten aan vliegtuigexploitanten 1. Voor elke in artikel 3 quater bedoelde periode kan elke vliegtuigexploitant een aanvraag indienen voor een toewijzing van kosteloos toe te wijzen emissierechten. Een aanvraag kan worden ingediend door aan de bevoegde instantie in de administrerende lidstaat geverifieerde tonkilometergegevens over te leggen over de in bijlage I vermelde luchtvaartactiviteiten die door die vliegtuigexploitant zijn uitgevoerd in het jaar waarop de bewaking betrekking heeft. Voor de toepassing van dit artikel is het jaar waarop de bewaking betrekking heeft het kalenderjaar dat 24 maanden voor het begin van de periode waarop de veiling betrekking heeft, afloopt, overeenkomstig bijlage IV en V, of voor de periode bedoeld in artikel 3 quater, lid 1, 2010. Aanvragen moeten ten minste 21 maanden voor het begin van de periode waarop de aanvraag betrekking heeft, worden ingediend, of uiterlijk op 31 maart 2011 voor de periode bedoeld in artikel 3 quater, lid 1. 2. Ten minste 18 maanden voor het begin van de periode waarop de aanvraag betrekking heeft, of uiterlijk op 30 juni 2011 voor de periode bedoeld in artikel 3 quater, lid 1, leggen de lidstaten de op grond van lid 1 ontvangen aanvragen voor aan de Commissie. 3. Ten minste 15 maanden voor het begin van iedere in artikel 3 quater, lid 2, bedoelde periode, of uiterlijk op 30 september 2011 voor de periode bedoeld in artikel 3 quater, lid 1, berekent de Commissie in een besluit:
De onder e) bedoelde benchmark, uitgedrukt als rechten per tonkilometer, wordt berekend door het aantal onder d) bedoelde emissierechten te delen door de som van de tonkilometergegevens in de overeenkomstig lid 2 bij de Commissie ingediende aanvragen. 4. Binnen 3 maanden na de datum waarop de Commissie een besluit krachtens lid 3 neemt, berekent en publiceert iedere administrerende lidstaat de volgende hoeveelheden:
5. Vóór 28 februari 2012 en vóór 28 februari van elk daaropvolgend jaar, verleent de bevoegde autoriteit van de administrerende lidstaat iedere vliegtuigexploitant het aantal emissierechten dat die vliegtuigexploitant krachtens dit artikel of artikel 3 septies voor dat jaar is toegewezen. Artikel 3 septies Bijzondere reserve voor bepaalde vliegtuigexploitanten 1. In elke in artikel 3 quater, lid 2, bedoelde periode, wordt 3 % van de totale toe te wijzen hoeveelheid rechtens opzijgezet in een bijzondere reserve voor vliegtuigexploitanten:
en waarvan de activiteit onder a), of bijkomende activiteit onder b), niet geheel of gedeeltelijk een voortzetting is van een eerder door een andere vliegtuigexploitant uitgevoerde luchtvaartactiviteit. 2. Een vliegtuigexploitant die volgens lid 1 in aanmerking komt, kan bij de bevoegde instantie van zijn administrerende lidstaat een verzoek voor een kosteloze toewijzing van rechten uit de bijzondere reserve indienen. Het verzoek moet worden gedaan vóór 30 juni in het derde jaar van de in artikel 3 quater, lid 2, genoemde periode waarop het betrekking heeft. Een toewijzing aan een luchtvaartexploitant overeenkomstig lid 1 ter mag 1 000 000 rechten niet overschrijden. 3. Het in lid 2 bedoelde verzoek bevat:
4. Binnen zes maanden na het verstrijken van de termijn voor de indiening van het in lid 2 bedoelde verzoek leggen de lidstaten het verzoek voor aan de Commissie. 5. Binnen 12 maanden na het verstrijken van de termijn voor de indiening van het in lid 2 bedoelde verzoek besluit de Commissie welke benchmark dient te worden gebruikt voor de kosteloze toewijzing van rechten aan vliegtuigexploitanten wier verzoek overeenkomstig lid 4 aan haar is voorgelegd. Met inachtneming van lid 6 wordt de benchmark berekend door het aantal rechten in de bijzondere reserve te delen door de som van:
6. De in lid 5 bedoelde benchmark mag er niet toe leiden dat de jaarlijkse toewijzing per tonkilometer hoger ligt dan de jaarlijkse toewijzing per tonkilometer aan onder artikel 3 sexies, lid 4, vallende vliegtuigexploitanten. 7. Binnen 3 maanden na de datum waarop de Commissie het in lid 5 bedoelde besluit neemt, berekent en publiceert de administrerende lidstaat de volgende hoeveelheden:
8. Niet toegewezen rechten in de bijzondere reserve worden door de lidstaten geveild. 9. De Commissie kan gedetailleerde voorschriften opstellen voor de werking van de bijzondere reserve in het kader van dit artikel, onder meer voor de toetsing van de naleving van de in lid 1 bedoelde toekenningscriteria. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 23, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. Artikel 3 octies Plannen voor bewaking en rapportage De administrerende lidstaat zorgt ervoor dat iedere vliegtuigexploitant bij de bevoegde instantie in die lidstaat een bewakingsplan met maatregelen voor bewaking van en rapportage over emissies en tonkilometergegevens indient ter fine van het in artikel 3 quinquies bedoelde verzoek en dat het plan overeenkomstig de volgens artikel 14 aangenomen richtsnoeren door de bevoegde instantie wordt goedgekeurd.”. |
5. |
De volgende titel en het volgende hoofdstuk worden ingevoegd: „HOOFDSTUK III VASTE INSTALLATIES Artikel 3 nonies Toepassingsgebied De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op vergunningen voor broeikasgasemissies en het toewijzen en verlenen van emissierechten voor de in bijlage I genoemde niet-luchtvaartactiviteiten.”. |
6. |
Artikel 6, lid 2, punt e), wordt vervangen door:
|
7. |
Na artikel 11 wordt de volgende titel ingevoegd: |
8. |
In artikel 11 bis wordt het volgende lid ingevoegd: „1bis. Gedurende de in artikel 3 quater, lid 1, bedoelde periode kan een vliegtuigexploitant CER’s en ERU’s gebruiken tot 15 % van het aantal emissierechten dat hij ingevolge artikel 12, lid 2 bis, moet inleveren. Voor daaropvolgende periodes wordt het percentage van de CER’s en ERU’s dat in verband met luchtvaartactiviteiten kan worden gebruikt, geëvalueerd als onderdeel van de algemene evaluatie van deze richtlijn en met inachtneming van de ontwikkeling van de internationale klimaatveranderingsregeling. De Commissie publiceert dit percentage ten minste zes maanden voor het begin van elke in artikel 3 quater bedoelde periode.”. |
9. |
In artikel 11 ter, lid 2, wordt het woord „installaties” vervangen door „activiteiten”. |
10. |
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
|
11. |
In artikel 13, lid 3, wordt „artikel 12, lid 3” vervangen door „artikel 12, lid 2 bis of lid 3”. |
12. |
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
|
13. |
Artikel 15 wordt vervangen door: „Artikel 15 Verificatie De lidstaten dragen er zorg voor dat de door de exploitanten of vliegtuigexploitanten overeenkomstig artikel 14, lid 3, ingediende verslagen worden geverifieerd volgens de in bijlage V vermelde criteria en de door de Commissie krachtens dit artikel vastgestelde gedetailleerde bepalingen en dat de bevoegde autoriteit daarvan in kennis wordt gesteld. De lidstaten dragen er zorg voor dat exploitanten en vliegtuigexploitanten wiens verslag over de emissies tijdens het voorgaande jaar uiterlijk 31 maart van het lopende jaar niet is geverifieerd als bevredigend overeenkomstig de in bijlage V genoemde criteria en de door de Commissie krachtens dit artikel vastgestelde gedetailleerde bepalingen, geen emissierechten meer mag overdragen, totdat een verslag van die exploitant of vliegtuigexploitant als bevredigend is geverifieerd. De Commissie kan volgens de in artikel 23, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure gedetailleerde bepalingen vaststellen voor de verificatie van de verslagen die vliegtuigexploitanten ingevolge artikel 14, lid 3, hebben ingediend, alsmede voor de aanvragen op grond van artikel 3 sexies en septies, inclusief de verificatieprocedures die de verificateurs moeten volgen.”. |
14. |
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
|
15. |
De volgende artikelen worden ingevoegd: „Artikel 18 bis De administrerende lidstaat 1. De administrerende lidstaat voor een vliegtuigexploitant is:
2. Indien gedurende de eerste twee jaar van de in artikel 3 quater genoemde periode geen van de toegewezen luchtvaartemissies van vluchten door een onder lid 1, onder b), van dit artikel, vallende vliegtuigexploitant aan zijn administrerende lidstaat is toegewezen, wordt de vliegtuigexploitant voor de volgende periode naar een andere administrerende lidstaat overgeheveld. De nieuwe administrerende lidstaat is de lidstaat waaraan het grootste deel van de geschatte luchtvaartemissies van door die vliegtuigexploitant in de eerste twee jaar van de vorige periode uitgevoerde vluchten kan worden toegeschreven. 3. Op basis van de best beschikbare informatie, publiceert de Commissie:
4. De Commissie kan volgens de in artikel 23, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure richtsnoeren opstellen voor het beheer van vliegtuigexploitanten door de beherende lidstaten overeenkomstig deze richtlijn. 5. Voor de toepassing van lid 1 wordt onder „referentiejaar” verstaan: met betrekking tot een vliegtuigexploitant die na 1 januari 2006 zijn exploitatie in de Gemeenschap is begonnen, het eerste kalenderjaar van die exploitatie; in alle andere gevallen, het kalenderjaar dat is ingegaan op 1 januari 2006. Artikel 18 ter Bijstand van Eurocontrol Voor de uitvoering van haar verplichtingen krachtens artikel 3 quater, lid 4, en artikel 18 bis, kan de Commissie Eurocontrol of een andere bevoegde organisatie om bijstand verzoeken en kan zij daartoe met deze organisaties de nodige overeenkomsten sluiten. |
16. |
Artikel 19, lid 3, wordt als volgt gewijzigd:
|
17. |
Artikel 23, lid 3, wordt vervangen door: „3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.”. |
18. |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 25 bis Maatregelen van derde landen om het effect van de luchtvaart op de klimaatverandering te verminderen 1. Indien een derde land maatregelen vaststelt om het klimaatveranderingseffect van vluchten die vanuit dat land vertrekken en in de Gemeenschap aankomen, te verminderen, bekijkt de Commissie na overleg met dat derde land en met de lidstaten in het comité, bedoeld in artikel 23, lid 1, welke mogelijkheden er zijn om in een optimale interactie tussen de Gemeenschapsregeling en de maatregelen van dat land te voorzien. Indien nodig kan de Commissie wijzigingen aannemen om vluchten vanuit het betreffende derde land van de in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteiten uit te sluiten, of met het oog op andere wijzigingen van de in bijlage I genoemde luchtvaartactiviteiten ingevolge overeenkomsten uit hoofde van de vierde alinea. Deze maatregelen, die bedoeld zijn om niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 23, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. De Commissie kan aan het Europees Parlement en de Raad andere wijzigingen van deze richtlijn voorstellen. De Commissie kan ook, indien passend, overeenkomstig artikel 300, lid 1, van het Verdrag aanbevelingen aan de Raad doen om onderhandelingen te openen met het oog op het sluiten van een overeenkomst met het betrokken derde land. 2. De Gemeenschap en haar lidstaten blijven ijveren om een akkoord te bereiken over algemene maatregelen met het oog op het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen door de luchtvaart. In het licht van dat akkoord gaat de Commissie na of wijzigingen van deze richtlijn nodig zijn wat betreft de toepassing ervan op vliegtuigexploitanten.”. |
19. |
Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:
|
20. |
Aan artikel 30 wordt het volgende lid toegevoegd: „4. Uiterlijk op 1 december 2014 evalueert de Commissie de werking van deze richtlijn wat betreft de in bijlage I vermelde luchtvaartactiviteiten, op basis van de bewaking van en de ervaring met de toepassing van deze richtlijn, en dient zij indien nodig voorstellen in bij het Europees Parlement en de Raad uit hoofde van artikel 251 van het Verdrag. De Commissie besteedt in het bijzonder aandacht aan de volgende punten:
De Commissie brengt vervolgens verslag uit bij het Europees Parlement en de Raad. |
21. |
Na artikel 30 wordt de volgende titel ingevoegd: |
22. |
De bijlagen I, IV en V worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn. |
Artikel 2
Omzetting
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 2 februari 2010 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. De Commissie stelt de andere lidstaten daarvan in kennis.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Straatsburg, 19 november 2008.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
H.-G. PÖTTERING
Voor de Raad
De voorzitter
J.-P. JOUYET
(1) PB C 175 van 27.7.2007, blz. 47.
(2) PB C 305 van 15.12.2007, blz. 15.
(3) Advies van het Europees Parlement van 13 november 2007 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van 18 april 2008 (PB C 122 E van 20.5.2008, blz. 19) en standpunt van het Europees Parlement van 8 juli 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Besluit van de Raad van 24 oktober 2008.
(4) PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32.
(5) PB L 33 van 7.2.1994, blz. 11.
(6) PB C 287 E van 29.11.2007, blz. 344.
(7) PB L 130 van 15.5.2002, blz. 1.
(8) PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1.
(9) PB C 303 E van 13.12.2006, blz. 119.
(10) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
(11) PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.
(12) PB L 240 van 24.8.1992, blz. 1.”.
(13) PB L 240 van 24.8.1992, blz. 8.”.
BIJLAGE
De bijlagen I, IV en V bij Richtlijn 2003/87/EG worden als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Bijlage V wordt als volgt gewijzigd:
|
II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is
BESLUITEN/BESCHIKKINGEN
Commissie
13.1.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 8/22 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 17 december 2008
houdende wijziging van Beschikking 2006/636/EG tot vaststelling van de verdeling over de lidstaten van de jaarbedragen aan communautaire steun voor plattelandsontwikkeling voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 8370)
(2009/14/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (1), en met name op artikel 69, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Besluit 2006/410/EG van de Commissie van 24 mei 2006 tot vaststelling van de bedragen die overeenkomstig artikel 10, lid 2, en de artikelen 143 quinquies en 143 sexies van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad beschikbaar worden gesteld aan het ELFPO, en van de bedragen die beschikbaar zijn voor de uitgaven uit het ELGF (2), waarbij voor de begrotingsjaren 2007-2013 het totaalbedrag van de overdracht van middelen van het ELGF naar het ELFPO is vastgesteld overeenkomstig de genoemde artikelen van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad (3) en artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 378/2007 van de Raad (4), bij welke bepalingen de regels voor de toepassing van de vrijwillige modulatie van de bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 ingestelde rechtstreekse betalingen zijn vastgesteld, is gewijzigd bij Besluit 2008/955/EG (5) van de Commissie. |
(2) |
Door de goedkeuring van Besluit 2008/955/EG moeten de bedragen die aan het ELFPO beschikbaar worden gesteld, worden aangepast, en moeten deze bedragen worden toegevoegd aan de jaarbedragen van de communautaire steun voor plattelandsontwikkeling. |
(3) |
Beschikking 2006/636/EG van de Commissie (6) moet dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De bijlage bij Beschikking 2006/636/EG wordt vervangen door de tekst die is opgenomen in de bijlage bij deze beschikking.
Artikel 2
Deze beschikking is van toepassing met ingang van het begrotingsjaar 2009.
Artikel 3
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 17 december 2008.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1.
(2) PB L 163 van 15.6.2006, blz. 10.
(3) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1.
(4) PB L 95 van 5.4.2007, blz. 1.
(5) PB L 338 van 17.12.2008, blz. 67.
(6) PB L 261 van 22.9.2006, blz. 32.
BIJLAGE
Verdeling over de lidstaten van de steun van de Gemeenschap voor plattelandsontwikkeling voor de periode 2007-2013
(EUR, lopende prijzen) |
|||||||||
|
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
2011 |
2012 |
2013 |
Totaalbedrag periode 2007-2013 |
Waarvan totaal minimumbedrag voor de onder de convergentiedoelstelling vallende regio’s |
België |
63 991 299 |
63 957 784 |
60 238 083 |
59 783 509 |
59 367 519 |
57 095 480 |
54 576 632 |
419 010 306 |
40 744 223 |
Bulgarije (1) |
244 055 793 |
337 144 772 |
437 343 751 |
399 098 664 |
398 058 913 |
397 696 922 |
395 699 781 |
2 609 098 596 |
692 192 783 |
Tsjechië |
396 623 321 |
392 638 892 |
388 036 387 |
400 932 774 |
406 640 636 |
412 672 094 |
417 962 250 |
2 815 506 354 |
1 635 417 906 |
Denemarken |
62 592 573 |
66 344 571 |
65 671 254 |
66 234 762 |
65 331 467 |
64 497 618 |
63 488 551 |
454 160 796 |
0 |
Duitsland |
1 184 995 564 |
1 186 941 705 |
1 152 525 574 |
1 161 018 553 |
1 164 459 200 |
1 151 761 509 |
1 136 214 950 |
8 137 917 055 |
3 174 037 771 |
Estland |
95 608 462 |
95 569 377 |
95 696 594 |
100 929 353 |
104 639 066 |
108 913 401 |
113 302 602 |
714 658 855 |
387 221 654 |
Ierland |
373 683 516 |
355 014 220 |
331 071 422 |
335 372 252 |
326 098 528 |
318 171 063 |
308 803 589 |
2 348 214 590 |
0 |
Griekenland |
461 376 206 |
463 470 078 |
457 393 090 |
456 018 509 |
636 568 186 |
630 830 398 |
624 447 957 |
3 730 104 424 |
1 905 697 195 |
Spanje |
286 654 092 |
1 277 647 305 |
1 275 950 901 |
1 298 574 047 |
1 120 313 000 |
1 114 078 191 |
1 105 464 263 |
7 478 681 799 |
3 178 127 204 |
Frankrijk |
931 041 833 |
942 359 146 |
911 821 939 |
934 088 155 |
971 090 147 |
958 717 557 |
943 394 332 |
6 592 513 109 |
568 263 981 |
Italië |
1 142 143 461 |
1 135 428 298 |
1 127 350 921 |
1 155 713 236 |
1 325 406 589 |
1 320 949 382 |
1 313 305 996 |
8 520 297 883 |
3 341 091 825 |
Cyprus |
26 704 860 |
24 772 842 |
22 749 762 |
23 071 507 |
22 402 714 |
21 783 947 |
21 037 942 |
162 523 574 |
0 |
Letland |
152 867 493 |
147 768 241 |
142 542 483 |
147 766 381 |
148 781 700 |
150 188 774 |
151 198 432 |
1 041 113 504 |
327 682 815 |
Litouwen |
260 974 835 |
248 836 020 |
236 928 998 |
244 741 536 |
248 002 433 |
250 278 098 |
253 598 173 |
1 743 360 093 |
679 189 192 |
Luxemburg |
14 421 997 |
13 661 411 |
12 655 487 |
12 818 190 |
12 487 289 |
12 181 368 |
11 812 084 |
90 037 826 |
0 |
Hongarije |
570 811 818 |
537 525 661 |
498 635 432 |
509 252 494 |
547 603 625 |
563 304 619 |
578 709 743 |
3 805 843 392 |
2 496 094 593 |
Malta |
12 434 359 |
11 527 788 |
10 656 597 |
10 544 212 |
10 347 884 |
10 459 190 |
10 663 325 |
76 633 355 |
18 077 067 |
Nederland |
70 536 869 |
72 638 338 |
71 391 337 |
72 215 293 |
70 606 648 |
69 682 449 |
68 550 233 |
495 621 167 |
0 |
Oostenrijk |
628 154 610 |
594 709 669 |
553 552 057 |
560 657 505 |
545 170 574 |
531 468 629 |
514 856 948 |
3 928 569 992 |
31 938 190 |
Polen |
1 989 717 841 |
1 932 933 351 |
1 872 739 817 |
1 866 782 838 |
1 860 573 543 |
1 857 244 519 |
1 850 046 247 |
13 230 038 156 |
6 997 976 121 |
Portugal |
560 524 173 |
562 491 944 |
557 240 154 |
606 561 895 |
611 642 601 |
611 692 105 |
610 872 156 |
4 121 025 028 |
2 180 735 857 |
Roemenië (2) |
0 |
1 146 687 683 |
1 442 871 530 |
1 359 770 651 |
1 357 854 634 |
1 359 146 997 |
1 356 173 250 |
8 022 504 745 |
1 995 991 720 |
Slovenië |
149 549 387 |
139 868 094 |
129 728 049 |
129 354 946 |
124 076 091 |
118 858 866 |
113 031 296 |
904 466 729 |
287 815 759 |
Slowakije |
303 163 265 |
286 531 906 |
268 049 256 |
256 310 239 |
263 028 387 |
275 025 447 |
317 309 578 |
1 969 418 078 |
1 106 011 592 |
Finland |
335 121 543 |
316 143 440 |
293 685 407 |
297 667 134 |
289 390 092 |
282 108 238 |
273 317 053 |
2 087 432 907 |
0 |
Zweden |
292 133 703 |
277 225 207 |
258 396 031 |
261 797 463 |
254 575 513 |
248 360 755 |
240 859 282 |
1 833 347 954 |
0 |
Verenigd Koninkrijk |
263 996 373 |
645 001 582 |
698 742 271 |
741 160 084 |
748 994 332 |
752 455 626 |
749 224 152 |
4 599 574 420 |
188 337 515 |
Totaal |
10 873 879 246 |
13 274 839 325 |
13 373 664 584 |
13 468 236 182 |
13 693 511 311 |
13 649 623 242 |
13 597 920 797 |
91 931 674 687 |
31 232 644 963 |
(1) Voor de jaren 2007, 2008 en 2009 bedraagt de uit de afdeling Garantie afkomstige component van de toewijzing respectievelijk 193 715 561 EUR, 263 453 163 EUR en 337 004 104 EUR.
(2) Voor de jaren 2007, 2008 en 2009 bedraagt de uit de afdeling Garantie afkomstige component van de toewijzing respectievelijk 610 786 223 EUR, 831 389 081 EUR en 1 058 369 098 EUR.
13.1.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 8/24 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 19 december 2008
tot afwijzing van een aanvraag tot inschrijving in het in Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad bedoelde register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Džiugas) [BGA]
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 8423)
(Slechts de tekst in de Litouwse taal is authentiek)
(2009/15/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 6, lid 2, tweede alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 6, lid 1, en artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Litouwen ingediende en op 15 juni 2005 ontvangen aanvraag tot inschrijving van de benaming „Džiugas” als een beschermde geografische aanduiding voor kaas, door de Commissie onderzocht. |
(2) |
De Commissie heeft, na Litouwen daarom te hebben verzocht, op 3 juli 2006, 5 december 2006 en 3 september 2008 een nieuwe versie van het productdossier ontvangen, samen met de samenvatting en de aanvullende gegevens. |
(3) |
De Commissie had onder meer nadere uitleg gevraagd over de aard van het verband tussen de kenmerken van het product waarop de inschrijvingsaanvraag betrekking had, en de specifieke geografische oorsprong ervan. |
(4) |
De Commissie heeft na het door Litouwen in de aanvraag overgelegde materiaal te hebben onderzocht, geconstateerd dat de specifieke kwaliteit of de specifieke kenmerken van de kaas terug te voeren is/zijn op de methode voor het verkrijgen van het product en niet op de geografische oorsprong daarvan. In het productdossier staat dat het verband tussen de kaas „Džiugas” en het gebied is gebaseerd op een specifieke methode voor het verkrijgen van het product, waaraan de kaas bepaalde fysische, chemische en organoleptische kenmerken ontleent die hem onderscheiden van andere kaas. Voorts wordt in het productdossier uiteengezet dat de methode voor het verkrijgen van „Džiugas” bepalend is voor het hogere magnesium- en calciumgehalte van de kaas en dat de specifieke organoleptische kenmerken van „Džiugas” (de lichtgele kleur met grijzige nuances en de frisse smaak) eveneens afkomstig zijn van de methode voor het verkrijgen van het product. Aangezien geen verband bestaat tussen deze factoren en de geografische oorsprong, voldoet de aanvraag niet aan de basiscriteria voor registratie als beschermde geografische aanduiding. |
(5) |
Het verband in de zin van artikel 2, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 510/2006 is dus niet aangetoond. |
(6) |
Gezien het voorgaande dient de aanvraag tot registratie van de benaming „Džiugas” als beschermde geografische aanduiding te worden afgewezen. |
(7) |
De in deze beschikking vervatte maatregel is in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor beschermde geografische aanduidingen en beschermde oorsprongsbenamingen, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De aanvraag tot inschrijving van de benaming „Džiugas” in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen wordt afgewezen.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de Republiek Litouwen.
Gedaan te Brussel, 19 december 2008.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.
13.1.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 8/25 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 19 december 2008
tot afwijzing van een aanvraag tot inschrijving in het in Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad bedoelde register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Germantas) (BGA)
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 8430)
(Slechts de tekst in de Litouwse taal is authentiek)
(2009/16/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name op artikel 6, lid 2, tweede alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 6, lid 1, en artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 is de door Litouwen ingediende en op 15 juni 2005 ontvangen aanvraag tot inschrijving van de benaming „Germantas” als een beschermde geografische aanduiding voor kaas, door de Commissie onderzocht. |
(2) |
De Commissie heeft, na Litouwen daarom te hebben verzocht, op 3 juli 2006, 5 december 2006 en 3 september 2008 een nieuwe versie van het productdossier ontvangen, samen met de samenvatting en de aanvullende gegevens. |
(3) |
De Commissie had onder meer nadere uitleg gevraagd over de aard van het verband tussen de kenmerken van het product waarop de inschrijvingsaanvraag betrekking had, en de specifieke geografische oorsprong ervan. |
(4) |
De Commissie heeft na het door Litouwen in de aanvraag overgelegde materiaal te hebben onderzocht, geconstateerd dat de specifieke kenmerken van de kaas terug te voeren zijn op de methode voor het verkrijgen van het product en niet op de geografische oorsprong daarvan. In het productdossier staat dat het verband tussen de kaas „Germantas” en het gebied is gebaseerd op een specifieke methode voor het verkrijgen van het product, waaraan de kaas bepaalde organoleptische kenmerken ontleent die hem onderscheiden van andere kaas. In het productdossier wordt nogmaals bevestigd dat de specifieke organoleptische kenmerken van „Germantas” (de lichtgele kleur met groengrijsachtige nuances, een licht aroma van aangezuurde melk, wei en gepasteuriseerde melk, en een lichtzurige smaak van gepasteuriseerde melk bij behandeling op een hoge temperatuur) terug te voeren zijn op de methode voor het verkrijgen van deze kaas. Voorts wordt in het productdossier uiteengezet dat de typische kleur van „Germantas” afkomstig is van de rijping in transparante of gekleurde film die de afbraak van de fotosensitieve stoffen onder het licht vermindert. Aangezien geen verband bestaat tussen deze factoren en de geografische oorsprong, voldoet de aanvraag niet aan de basiscriteria voor registratie als beschermde geografische aanduiding. |
(5) |
Het verband in de zin van artikel 2, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 510/2006 is dus niet aangetoond. |
(6) |
Gezien het voorgaande dient de aanvraag tot registratie van de benaming „Germantas” als beschermde geografische aanduiding te worden afgewezen. |
(7) |
De in deze beschikking vervatte maatregel is in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor beschermde geografische aanduidingen en beschermde oorsprongsbenamingen, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De aanvraag tot inschrijving van de benaming „Germantas” in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen wordt afgewezen.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de Republiek Litouwen.
Gedaan te Brussel, 19 december 2008.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.
13.1.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 8/26 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 19 december 2008
tot instelling van een Comité van deskundigen inzake de detachering van werknemers
(2009/17/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (1), en met name artikel 4, legt duidelijke verplichtingen op met betrekking tot samenwerking tussen nationale overheidsdiensten, en legt de verantwoordelijkheid voor het creëren van de voorwaarden voor deze samenwerking bij de lidstaten. Voorts verplicht die richtlijn lidstaten nadrukkelijk om passende maatregelen te nemen om de informatie over arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden algemeen toegankelijk te maken, niet alleen voor buitenlandse dienstverleners, maar ook voor de betrokken gedetacheerde werknemers. |
(2) |
In haar mededeling aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité, en het Comité van de Regio’s „Detachering van werknemers met het oog op het verrichten van diensten — De voordelen en het potentieel maximaliseren en de bescherming van werknemers garanderen” (2) van 13 juni 2007 kondigde de Commissie aan voornemens te zijn om een comité op hoog niveau in te stellen om de lidstaten te ondersteunen en bij te staan bij het identificeren en uitwisselen van goede praktijken, de bestaande informele groep van regeringsdeskundigen te institutionaliseren en de sociale partners daar formeel en regelmatig bij te betrekken. |
(3) |
In haar aanbeveling van 3 april 2008 betreffende een intensievere administratieve samenwerking ten aanzien van de detachering van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (3) gaf de Commissie te kennen dat de lidstaten actief moesten deelnemen aan een systematisch en formeel proces van inventarisatie en uitwisseling van goede praktijken op het gebied van de detachering van werknemers via hiertoe door de Commissie opgezette samenwerkingsforums. |
(4) |
In de conclusies van de Raad van 9 juni 2008 werd de Commissie verzocht de informele groep inzake de detachering van werknemers te institutionaliseren door de instelling van een comité van deskundigen. |
(5) |
Overeenkomstig deze conclusies dient het in te stellen comité contact te onderhouden met de overheidsinstanties die belast zijn met controle, zoals de arbeidsinspectie, en op het passende niveau en in overeenstemming met de nationale wetten en praktijken, formeel en regelmatig overleg te plegen met de sociale partners, in het bijzonder de vertegenwoordigers van de sociale partners in sectoren waarin zeer frequent een beroep wordt gedaan op gedetacheerde werknemers. |
(6) |
Daarom moet een comité van deskundigen op het gebied van de detachering van werknemers worden ingesteld en moeten de taken, de verantwoordelijkheden en de structuur daarvan worden vastgesteld. |
(7) |
Het comité van deskundigen moet onder meer de lidstaten ondersteunen en bijstaan bij de uitwisseling van ervaringen en goede praktijken, de uitwisseling van informatie op dit gebied bevorderen, zich buigen over alle vraagstukken en problemen in verband met de praktische toepassing van de wetgeving inzake de detachering van werknemers en de handhaving van die wetgeving in de praktijk, en nauwgezet de vorderingen volgen bij het verbeteren van de toegang tot informatie en van de administratieve samenwerking, met inbegrip van de ontwikkeling van een mogelijk systeem voor de uitwisseling van elektronische informatie. |
(8) |
Het comité dient te bestaan uit deskundigen die de nationale instanties vertegenwoordigen die in iedere lidstaat verantwoordelijk zijn voor, belast zijn met of betrokken zijn bij de implementatie en de toepassing van en het toezicht op de voorschriften betreffende de detachering van werknemers in het kader van het verrichten van diensten. Deze deskundigen moeten het volledige scala van kennis, bekwaamheden en ervaring op de diverse beleidsterreinen in kwestie bestrijken. Overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijk kunnen gespecialiseerde, voor de handhaving van de wetgeving verantwoordelijke instanties, zoals arbeidsinspecties en de sociale partners, in het comité vertegenwoordigd zijn. |
(9) |
Het comité moet ook regelmatig formeel overleg plegen met de sociale partners op Europees niveau, met name met vertegenwoordigers van de sociale partners in sectoren waarin zeer frequent een beroep wordt gedaan op gedetacheerde werknemers, zoals de bouw, uitzendwerk, catering, landbouw en vervoer. Ook moet het een beroep kunnen doen op de expertise van specialisten met bijzondere kennis ten aanzien van een bepaald agendapunt. |
(10) |
Vertegenwoordigers van de EER-/EVA-landen, de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, de kandidaat-lidstaten en Zwitserland dient te worden toegestaan als waarnemers deel te nemen. |
(11) |
Er moeten voorschriften voor de openbaarmaking van informatie door de leden worden vastgesteld, onverminderd de veiligheidsvoorschriften van de Commissie zoals vastgesteld in de bijlage bij Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom van de Commissie (4). |
(12) |
Persoonsgegevens over de leden moeten worden verwerkt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (5). |
(13) |
De kosten moeten worden gefinancierd overeenkomstig Besluit nr. 1672/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot vaststelling van een communautair programma voor werkgelegenheid en maatschappelijke solidariteit — Progress (6), |
BESLUIT:
Artikel 1
Er wordt een deskundigencomité ingesteld, geheten „Comité van deskundigen inzake de detachering van werknemers” (hierna „het comité” genoemd).
Artikel 2
Taken
Het comité heeft tot taak:
1. |
de lidstaten te ondersteunen en bij te staan bij het identificeren en het bevorderen van de uitwisseling van ervaring en goede praktijken; |
2. |
de uitwisseling van informatie op dit gebied, waaronder informatie over bestaande vormen van (bilaterale) administratieve samenwerking van de lidstaten en/of de sociale partners te bevorderen; |
3. |
zich te buigen over alle vraagstukken, problemen en specifieke kwesties in verband met de implementatie en praktische toepassing van Richtlijn 96/71/EG of de nationale uitvoeringsmaatregelen, alsmede de handhaving van die richtlijn in de praktijk; |
4. |
de moeilijkheden te onderzoeken die zich bij de toepassing van artikel 3, lid 10, van Richtlijn 96/71/EG zouden kunnen voordoen; |
5. |
de vorderingen te monitoren die zijn geboekt bij de verbetering van zowel de toegang tot informatie als bij administratieve samenwerking, en in dat verband onder meer de diverse opties te beoordelen voor een geschikte technische ondersteuning van de uitwisseling van informatie ten behoeve van een betere administratieve samenwerking, waaronder een systeem voor de uitwisseling van elektronische informatie; |
6. |
zo nodig de mogelijkheden te verkennen voor een doeltreffender naleving en handhaving van de rechten van de werknemers en de bescherming van hun rechtspositie; |
7. |
een diepgaand onderzoek uit te voeren naar praktische grensoverschrijdende problemen om bestaande problemen op te lossen, de praktische toepassing van bestaande wettelijke instrumenten alsook de wederzijdse bijstand van de lidstaten te verbeteren, voor zover noodzakelijk. |
Artikel 3
Samenstelling — Benoeming
1. De lidstaten wijzen elk twee leden van het comité aan. Zij kunnen ook twee plaatsvervangers benoemen.
In verband met de aanwijzing van hun vertegenwoordigers plegen de lidstaten overleg met overheidsinstanties, zoals de arbeidsinspecties, die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de wetgeving die van toepassing is op gedetacheerde werknemers. Zij mogen eveneens, in overeenstemming met de nationale wetgeving en/of praktijk, overleg plegen met de sociale partners.
2. Vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers op communautair niveau en vertegenwoordigers van de sociale partners in sectoren waarin zeer frequent een beroep wordt gedaan op gedetacheerde werknemers, kunnen de vergaderingen van het comité als waarnemer bijwonen, overeenkomstig de door hun organisaties en de Commissie vastgestelde procedures.
De vertegenwoordigers worden aangewezen door de Commissie op voordracht van de relevante sociale partners op communautair of sectorniveau.
Deze groep waarnemers bestaat uit ten hoogste twintig leden en is als volgt samengesteld:
— |
vijf leden die de werkgeversorganisaties op communautair niveau vertegenwoordigen; |
— |
vijf leden die de werknemersorganisaties op communautair niveau vertegenwoordigen; |
— |
ten hoogste tien vertegenwoordigers van de sociale partners (gelijkelijk verdeeld tussen werkgevers- en werknemersorganisaties) in sectoren waarin zeer frequent een beroep wordt gedaan op gedetacheerde werknemers. |
3. Vertegenwoordigers van de EER-/EVA-landen, de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, de kandidaat-lidstaten en Zwitserland kunnen eveneens als waarnemers de vergaderingen van het comité bijwonen.
4. De namen van de leden worden verzameld, verwerkt en bekendgemaakt overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG) nr. 45/2001.
Artikel 4
Werkwijze
1. Het comité wordt voorgezeten door de Commissie.
2. Met instemming van de Commissie kunnen subgroepen worden opgericht om specifieke kwesties te onderzoeken overeenkomstig een door het comité vastgesteld mandaat. Deze subgroepen worden ontbonden zodra hun mandaat is uitgevoerd.
3. In overeenstemming met de Commissie kunnen deskundigen, onder wie vertegenwoordigers van internationale organisaties met een bijzondere deskundigheid ten aanzien van het behandelde onderwerp, per geval worden uitgenodigd deel te nemen aan de beraadslagingen van het comité of de subgroep, indien dit nuttig en/of noodzakelijk is.
4. Het comité en zijn subgroepen vergaderen in de regel ten kantore van de Commissie overeenkomstig de procedures en volgens het tijdschema die zijn vastgesteld. Het comité kan worden opgeroepen tot vergaderingen op andere locaties, met name op voorstel van een lidstaat die het comité of een van zijn subgroepen wenst te ontvangen in verband met een gebeurtenis die van bijzonder belang is voor het comité, zijn subgroep(en) of die lidstaat.
De secretariaatswerkzaamheden van het comité wordt verzorgd door de Commissie. Andere ambtenaren van de Commissie die bijzonder belang hebben bij de besprekingen, kunnen de vergaderingen van het comité en zijn subgroepen bijwonen.
5. Het comité stelt zijn reglement van orde vast op basis van het door de Commissie vastgestelde standaardreglement van orde.
6. De door deelname aan de beraadslagingen van het comité of subgroep verkregen informatie mag niet openbaar worden gemaakt als deze informatie volgens de Commissie betrekking heeft op vertrouwelijke aangelegenheden.
7. De Commissie mag op het internet samenvattingen, conclusies, gedeeltelijke conclusies of werkdocumenten van het comité publiceren in de oorspronkelijke taal van het document in kwestie.
Artikel 5
Onkostenvergoeding
De reis- en, voor zover van toepassing, verblijfskosten die door de leden, waarnemers en uitgenodigde deskundigen in verband met de werkzaamheden van het comité worden gemaakt, worden door de Commissie terugbetaald overeenkomstig de interne regels van de Commissie voor de vergoeding van kosten van externe deskundigen.
De leden, waarnemers en uitgenodigde deskundigen ontvangen geen bezoldiging voor de diensten die zij verrichten.
De behoeften aan personele en administratieve middelen worden gedekt uit de financiële middelen die aan het beherende directoraat-generaal worden toegewezen in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure, rekening houdend met de budgettaire beperkingen.
Artikel 6
Inwerkingtreding
Dit besluit wordt van kracht op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 19 december 2008.
Voor de Commissie
Vladimír ŠPIDLA
Lid van de Commissie
(1) PB L 18 van 21.1.1997, blz. 1.
(2) COM(2007) 304 definitief.
(3) PB C 85 van 4.4.2008, blz. 1.
(4) PB L 317 van 3.12.2001, blz. 1.
(5) PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.
(6) PB L 315 van 15.11.2006, blz. 1.
13.1.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 8/29 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 22 december 2008
over de overeenstemming van de norm EN 1273:2005 over loopstoeltjes met het algemene veiligheidsvereiste van Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad en de bekendmaking van de referentie van de norm in het Publicatieblad
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 8616)
(Voor de EER relevante tekst)
(2009/18/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid (1), en met name op artikel 4, lid 2, eerste alinea,
Na raadpleging van het permanent comité dat is opgericht krachtens artikel 5 van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende diensten van de informatiemaatschappij (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2001/95/EG verplicht producenten om uitsluitend veilige producten op de markt te brengen. |
(2) |
Volgens artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2001/95/EG wordt een product verondersteld veilig te zijn, wat de risico’s en risicocategorieën betreft die zijn geregeld in de betrokken nationale normen, wanneer het voldoet aan de niet-bindende nationale normen tot omzetting van Europese normen waarvan de referenties door de Commissie overeenkomstig artikel 4, lid 2, van die richtlijn in het Publicatieblad van de Europese Unie moeten worden bekendgemaakt. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 4, lid 1, van de richtlijn dienen de Europese normen uitgewerkt te worden door Europese normalisatie-instellingen, op basis van door de Commissie verleende mandaten. De Commissie maakt de referenties van die normen bekend. |
(4) |
Artikel 4, lid 2, van de richtlijn legt een procedure vast voor de bekendmaking van de referenties van normen die door Europese normalisatie-instellingen zijn aangenomen vóór de inwerkingtreding van de richtlijn. Indien die normen aan het algemene veiligheidsvereiste voldoen, besluit de Commissie de referenties ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie. In deze gevallen stelt de Commissie, op eigen initiatief of op verzoek van een lidstaat, overeenkomstig de procedure van artikel 15, lid 2, van de richtlijn vast of de desbetreffende norm aan het algemene veiligheidsvereiste voldoet. De Commissie besluit tot bekendmaking van de referentie van de norm nadat zij het bij artikel 5 van Richtlijn 98/34/EG opgerichte comité heeft geraadpleegd. De Commissie brengt de lidstaten op de hoogte van haar besluit. |
(5) |
Loopstoeltjes zijn toestellen waarmee kinderen die nog niet kunnen lopen zich zelfstandig kunnen voortbewegen. Gegevens van eerstehulpdiensten van ziekenhuizen in zowel Europa als de Verenigde Staten van de laatste twintig jaar tonen echter consequent aan dat loopstoeltjes een valrisico meebrengen, aangezien zij de mobiliteit en snelheid vergroten van kinderen die nog niet zelfstandig kunnen staan of lopen. |
(6) |
Ongevallen met loopstoeltjes doen zich voornamelijk voor als deze van trappen vallen of omkantelen, in het bijzonder wanneer kinderen zich over een oneffen oppervlak, zoals deurdrempels of tapijtranden, proberen voort te bewegen. Bij dergelijke ongevallen opgelopen letsel is zeer ernstig, omdat het in de meeste gevallen het hoofd van het kind betreft. |
(7) |
In september 1997 verleende de Commissie CEN (het Europees comité voor normalisatie) een mandaat (3) voor de vaststelling van voorschriften betreffende de specifieke veiligheidsrisico’s als gevolg van de door loopstoeltjes teweeggebrachte grotere mobiliteit en hogere snelheid van kinderen die nog niet kunnen lopen, in de desbetreffende norm, die CEN toentertijd ontwikkelde. |
(8) |
De Commissie achtte de door CEN in 2001 goedgekeurde eerste versie van norm EN 1273 niet bevredigend, aangezien er in de norm niet werd ingegaan op de in het mandaat beschreven specifieke risico’s. |
(9) |
In de herziene versie van norm EN 1273 van mei 2005 worden evenwel overeenkomstig het mandaat van de Commissie voorschriften gegeven betreffende stabiliteitstests en ontwerpvereisten die beogen letsel door het vallen van trappen en omkantelen te beperken. |
(10) |
De norm EN 1273:2005 wordt veel gebruikt door markttoezichtautoriteiten in de lidstaten, zoals wordt bevestigd door verscheidene RAPEX-kennisgevingen waarin naar deze norm wordt verwezen. Voorts verwijst een aantal lidstaten naar deze norm in hun wetgeving inzake de veiligheid van kinderverzorgingsartikelen (4). |
(11) |
De norm EN 1273:2005 die een betere beveiliging biedt tegen het vallen van trappen en omkantelen verbetert de passieve preventie van ongevallen als gevolg van het gebruik van loopstoeltjes. |
(12) |
De Commissie is van oordeel dat EN 1273:2005 voldoet aan het algemene veiligheidsvereiste. Aangezien de norm werd goedgekeurd op grond van een mandaat dat voor de inwerkingtreding van Richtlijn 2001/95/EG is verleend, dient de referentie van EN 1273:2005 overeenkomstig de procedure van artikel 4, lid 2, eerste alinea, te worden bekendgemaakt. |
(13) |
De Commissie heeft het initiatief genomen tot deze beschikking betreffende de overeenstemming van de norm EN 1273:2005 met het algemene veiligheidsvereiste. |
(14) |
De in deze beschikking bepaalde maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité van Richtlijn 2001/95/EG, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
De norm EN 1273:2005 „Artikelen voor zuigelingen en peuters — Loopstoeltjes — Veiligheidseisen en beproevingsmethoden” voldoet aan het algemene veiligheidsvereiste van Richtlijn 2001/95/EG voor de risico’s waarop zij van toepassing is.
Artikel 2
De referentie van de norm EN 1273:2005 wordt bekendgemaakt in deel C van het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 3
Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 22 december 2008.
Voor de Commissie
Meglena KUNEVA
Lid van de Commissie
(1) PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4.
(2) PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.
(3) Mandaat M/253 van 14 september 1997.
(4) Frankrijk: Avis relatif à l’application du décret no 91-1292 du 20 décembre 1991 relatif à la prévention des risques résultant de l’usage des articles de puériculture (Publicatieblad van 8 april 2008).
Oostenrijk: Kinderlaufhilfenverordnung 2007, Österreichisches Amtsblatt van 7 augustus 2008.
13.1.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 8/31 |
BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE
van 9 januari 2009
tot wijziging van Beschikking 2008/655/EG wat betreft de goedkeuring van de noodvaccinatieprogramma’s tegen bluetongue van bepaalde lidstaten en tot vaststelling van de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor 2007 en 2008
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 8966)
(Slechts de teksten in de Deense, de Duitse, de Franse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal zijn authentiek)
(2009/19/EG)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Richtlijn 2000/75/EG van de Raad van 20 november 2000 tot vaststelling van specifieke bepalingen inzake de bestrijding en uitroeiing van bluetongue (1), en met name op artikel 9, lid 2,
Gelet op Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (2), en met name op artikel 3, leden 3 en 4, en lid 5, tweede streepje,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Beschikking 2008/655/EG van de Commissie van 24 juli 2008 tot goedkeuring van de noodvaccinatieprogramma’s tegen bluetongue van bepaalde lidstaten en tot vaststelling van de financiële bijdrage van de Gemeenschap voor 2007 en 2008 (3) zijn de vaccinatieprogramma’s van België, Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland en Portugal goedgekeurd en is het maximumbedrag van de financiële bijdrage van de Gemeenschap vastgesteld. |
(2) |
In de tweede helft van 2008 hebben zich in verscheidene lidstaten uitbraken van bluetongue voorgedaan. Met name is bluetongueserotype 8 voor het eerst in Oostenrijk en Zweden aangetroffen. Er zijn nieuwe uitbraken van bluetongueserotype 8 in Denemarken en Spanje geconstateerd. Bovendien heeft bluetongueserotype 1 zich verder verspreid in Frankrijk, Spanje en Portugal. |
(3) |
Aangezien de uitbraken in Oostenrijk en Zweden zich na de bekendmaking van Beschikking 2008/655/EG hebben voorgedaan, hebben deze twee lidstaten hun vaccinatieprogramma’s te laat ingediend om de in artikel 4, lid 2, van die beschikking vastgestelde termijn te kunnen naleven. Daarom dienen de bepalingen betreffende de tussentijdse verslagen, inclusief die welke betrekking hebben op de verlaging van de bijdrage van de Gemeenschap, niet op deze lidstaten van toepassing te zijn. |
(4) |
De betrokken lidstaten hebben de Commissie en de andere lidstaten in kennis gesteld van de uitbraak van de ziekte. Die lidstaten hebben hun nieuwe of gewijzigde noodvaccinatieprogramma’s ingediend onder vermelding van het approximatieve aantal in 2007 en 2008 te gebruiken vaccindoses en de geraamde kosten voor de uitvoering van die vaccinaties. De Commissie heeft de door Oostenrijk en Zweden ingediende nieuwe programma’s en de door Denemarken, Spanje, Frankrijk, Nederland en Portugal ingediende gewijzigde programma’s uit zowel veterinair als financieel oogpunt bekeken en de programma’s bleken te voldoen aan de desbetreffende veterinaire wetgeving van de Gemeenschap. De vaccinatie van de dieren tegen bluetongue in de betrokken lidstaten moet daarom worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Richtlijn 2000/75/EG. |
(5) |
De subsidiabiliteit van de uitgaven is momenteel beperkt tot de kosten die in de periode van 1 november 2007 tot en met 31 december 2008 zijn gemaakt. De noodvaccinatieprogramma’s lopen echter tot eind 2008. Daarom moet het ontstaansfeit van de uitvoering van de vaccinatie de subsidiabiliteit van de uitgaven bepalen. Maatregelen waarvan het ontstaansfeit binnen voornoemde periode valt, komen voor medefinanciering in aanmerking. |
(6) |
Beschikking 2008/655/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(7) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, |
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
Beschikking 2008/655/EG wordt als volgt gewijzigd:
1. |
In artikel 1 wordt de eerste alinea vervangen door: „De door België, Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal en Zweden ingediende vaccinatieprogramma’s, bestaande uit technische en financiële bepalingen, worden goedgekeurd voor de periode van 1 november 2007 tot en met 31 december 2008.”. |
2. |
In artikel 2, lid 1, wordt de eerste alinea vervangen door: „In de context van de noodmaatregelen ter bestrijding van bluetongue in 2007 en 2008 ontvangen België, Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal en Zweden een specifieke bijdrage van de Gemeenschap voor de in artikel 1 bedoelde noodvaccinatieprogramma’s voor bluetongue ten belope van:”. |
3. |
In artikel 4, lid 1, wordt punt d) vervangen door:
|
4. |
Aan artikel 4, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd: „Lid 1, onder a) en b), en lid 2 zijn echter niet van toepassing op de door Oostenrijk en Zweden ingediende programma’s.”. |
Artikel 2
Adressaten
Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk België, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek en het Koninkrijk Zweden.
Gedaan te Brussel, 9 januari 2009.
Voor de Commissie
Androulla VASSILIOU
Lid van de Commissie
(1) PB L 327 van 22.12.2000, blz. 74.
(2) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19.
(3) PB L 214 van 9.8.2008, blz. 66.
Rectificaties
13.1.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 8/33 |
Rectificatie van Verordening (EG) nr. 543/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de handelsnormen voor vlees van pluimvee
( Publicatieblad van de Europese Unie L 157 van 17 juni 2008 )
— |
Op de bladzijden 66 en 67 wordt de tabel in bijlage IV vervangen door: |
„BIJLAGE IV
Artikel 11, lid 1 — Houderijsystemen
|
bg |
es |
cs |
da |
de |
et |
el |
en |
fr |
it |
lv |
a) |
Хранен с … % … гъска, хранена с овес |
Alimentado con … % de … Oca engordada con avena |
Krmena z … % (čím) … Husa krmená ovsem |
Fodret med … % … Havrefodret gås |
Gefüttert mit … % … Hafermastgans |
Söödetud …, mis sisaldab … % … Kaeraga toidetud hani |
Έχει τραφεί με … % … Χήνα που παχαίνεται με βρώμη |
Fed with … % of … Oats fed goose |
Alimenté avec … % de … Oie nourrie à l'avoine |
Alimentato con il … % di … Oca ingrassata con avena |
Baroti ar … % … ar auzām barotas zosis |
b) |
Екстензивно закрито (отгледан на закрито) |
Sistema extensivo en gallinero |
Extenzivní v hale |
Ekstensivt staldopdræt (skrabe …) |
Extensive Bodenhaltung |
Ekstensiivne seespidamine (lindlas pidamine) |
Εκτατικής εκτροφής |
Extensive indoor (barnreared) |
Élevé à l'intérieur: système extensif |
Estensivo al coperto |
Turēšana galvenokārt telpās (“Audzēti kūtī”) |
c) |
Свободен начин на отглеждане |
Gallinero con salida libre |
Volný výběh |
Fritgående |
Freilandhaltung |
Vabapidamine |
Ελεύθερης βοσκής |
Free range |
Sortant à l'extérieur |
All'aperto |
Brīvā turēšana |
d) |
Традиционен свободен начин на отглеждане |
Granja al aire libre |
Tradiční volný výběh |
Frilands … |
Bäuerliche Freilandhaltung |
Traditsiooniline vabapidamine |
Παραδοσιακής ελεύθερης βοσκής |
Traditional free range |
Fermier-élevé en plein air |
Rurale all'aperto |
Tradicionālā brīvā turēšana |
e) |
Свободен начин на отглеждане – пълна свобода |
Granja de cría en libertad |
Volný výběh – úplná volnost |
Frilands … opdrættet i fuld frihed |
Bäuerliche Freilandhaltung Unbegrenzter Auslauf |
Täieliku liikumisvabadusega traditsiooniline vabapidamine |
Απεριόριστης ελεύθερης βοσκής |
Free-range — total freedom |
Fermier-élevé en liberté |
Rurale in libertà |
Brīvā turēšana – pilnīgā brīvībā |
|
lt |
hu |
mt |
nl |
pl |
pt |
ro |
sk |
sl |
fi |
sv |
a) |
Lesinta … % … Avižomis penėtos žąsys |
… %-ban …-val/vel etetve Zabbal etetett liba |
Mitmugħa bi … % ta’ … Wiżża mitmugħa bilħafur |
Gevoed met … % … Met haver vetgemeste gans |
Żywione z udziałem … % … tucz owsiany (gęsi) |
Alimentado com … % de … Ganso engordado com aveia |
Furajate cu … % de … Gâște furajate cu ovăz |
Kŕmené … % … husi kŕmené ovsom |
Krmljeno z … % gos, krmljena z ovsom |
Ruokittu rehulla, joka sisältää … % Kauralla ruokittu hanhi |
Utfodrad med … % … Havreutfodrad gås |
b) |
Ekstensyvus paukščių auginimas patalpose (tvartuose) |
Istállóban külterjesen tartott |
Imrobbija ġewwa: sistema estensiva |
Scharrel … binnengehouden |
Ekstensywny chów ściółkowy |
Produção extensiva em interior |
Crescute în spații închise – sistem extensiv |
Chované na hlbokej podstielke (chov v hale) |
Ekstenzivna zaprta reja |
Laajaperäinen sisäkasvatus |
Extensivt uppfödd inomhus |
c) |
Laisvai auginami paukščiai |
Szabadtartás |
Trobbija fil-beraħ (free range) |
Scharrel … met uitloop |
Chów wybiegowy |
Produção em semiliberdade |
Creștere liberă |
Výbehový chov (chov v exteriéri) |
Prosta reja |
Vapaa laidun |
Tillgång till utomhusvistelse |
d) |
Tradiciškai laisvai auginami paukščiai |
Hagyományos szabadtartás |
Trobbija fil-beraħ tradizzjonali |
Boerenscharrel … met uitloop Hoeve … met uitloop |
Tradycyjny chów wybiegowy |
Produção ao ar livre |
Creștere liberă tradițională |
Chované navol'no |
Tradicionalna prosta reja |
Vapaa laidun – perinteinen kasvatustapa |
Traditionell utomhusvistelse |
e) |
Visiškoje laisvėje auginami paukščiai |
Teljes szabadtartás |
Trobbija fil-beraħ – libertà totali |
Boerenscharrel … met vrije uitloop Hoeve … met vrije uitloop |
Chów wybiegowy bez ograniczeń |
Produção em liberdade |
Creștere liberă totală |
Úplne vol'ný chov |
Prosta reja – neomejen izpust |
Vapaa laidun – täydellinen liikkumavapaus |
Uppfödd i full frihet” |
— |
Bladzijde 82, bijlage XI: |
in plaats van:
„Duitsland
Bundesforschungsanstalt für Ernährung und Lebensmittel |
Standort Kulmbach |
E.C.-Baumann-Straße 20 |
D-95326 Kulmbach […] |
Italië
Ministero Politiche Agricole e Forestali |
Ispettorato centrale per il controllo della qualità dei prodotti agroalimentari |
Laboratorio di Modena |
Via Jacopo Cavedone n. 29 |
I-41100 Modena […] |
Hongarije
Országos Élelmiszervizsgáló Intézet |
Budapest 94. Pf. 1740 |
Mester u. 81. |
HU-1465”, |
te lezen:
„Duitsland
Max Rubner-Institut |
Bundesforschungsinstitut für Ernährung und Lebensmittel |
(Federal Research Institute of Nutrition and Food) |
- Institut für Sicherheit und Qualität bei Fleisch - |
(Department of Safety and Quality of Meat) |
E.-C.-Baumann-Str. 20 |
D-95326 Kulmbach […] |
Italië
Ministero delle politiche agricole alimentari e forestali |
Ispettorato centrale per il controllo della qualità dei prodotti agroalimentari |
Laboratorio di Modena |
Via Jacopo Cavedone N. 29 |
IT – 41100 Modena […] |
Hongarije
Mezőgazdasági Szakigazgatási Hivatal Központ Élelmiszer- és Takarmánybiztonsági Igazgatóság |
(Central Agricultural Office Food and Feed Safety Directorate) |
Budapest 94. Pf. 1740 |
Mester u. 81 |
HU-1465”. |
13.1.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 8/s3 |
BERICHT AAN DE LEZER
De instellingen hebben besloten in hun teksten niet langer te verwijzen naar de laatste wijziging van de aangehaalde besluiten.
Tenzij anders vermeld, zijn de besluiten waarnaar in de hierin gepubliceerde teksten wordt verwezen, de besluiten zoals die momenteel van kracht zijn.