ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 260

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

51e jaargang
30 september 2008


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EG) nr. 954/2008 van de Raad van 25 september 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 682/2007 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op bepaalde bereide of verduurzaamde suikermais in korrels van oorsprong uit Thailand

1

 

 

Verordening (EG) nr. 955/2008 van de Commissie van 29 september 2008 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

6

 

*

Verordening (EG) nr. 956/2008 van de Commissie van 29 september 2008 tot wijziging van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën ( 1 )

8

 

*

Verordening (EG) nr. 957/2008 van de Commissie van 29 september 2008 tot afwijking, voor de contingentperiode 2008/2009, van Verordening (EG) nr. 616/2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor vlees van pluimvee van oorsprong uit Brazilië, Thailand en andere derde landen

12

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land ( 1 )

13

 

 

III   Besluiten op grond van het EU-Verdrag

 

 

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

 

*

Gemeenschappelijk Standpunt 2008/761/GBVB van de Raad van 29 september 2008 tot verlenging van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/694/GBVB betreffende aanvullende maatregelen ter ondersteuning van de daadwerkelijke uitvoering van het mandaat van het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY)

60

 

 

 

*

Bericht aan de lezers (zie bladzijde 3 van de omslag)

s3

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

30.9.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 260/1


VERORDENING (EG) Nr. 954/2008 VAN DE RAAD

van 25 september 2008

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 682/2007 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op bepaalde bereide of verduurzaamde suikermais in korrels van oorsprong uit Thailand

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name op artikel 9,

Gezien het voorstel van de Commissie, ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   GELDENDE MAATREGELEN

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 682/2007 (2) (de „definitieve verordening”) heeft de Raad een definitief antidumpingrecht ingesteld op de invoer in de Gemeenschap van bepaalde bereide of verduurzaamde suikermais in korrels van oorsprong uit Thailand („het betrokken product”), gewoonlijk ingedeeld onder de GN-codes ex 2001 90 30 en ex 2005 80 00. Gezien het grote aantal medewerkende partijen werd tijdens het onderzoek dat tot instelling van de maatregelen leidde een steekproef van Thaise producenten/exporteurs geselecteerd.

(2)

De in de steekproef opgenomen ondernemingen kregen een individueel antidumpingrecht toegekend dat tijdens het onderzoek was vastgesteld. Een voor het gehele land geldend recht van 12,9 %, gebaseerd op de gewogen gemiddelde dumpingmarge van de in de steekproef opgenomen partijen, werd voor alle andere ondernemingen ingesteld.

B.   HUIDIG ONDERZOEK

(3)

Na de instelling van de definitieve maatregelen voor de invoer van suikermais van oorsprong uit Thailand heeft Kuiburi Fruit Canning Co., Limited („Kuiburi” of „de onderneming”), een producent/exporteur die niet voor de steekproef was geselecteerd maar de Commissie een volledig ingevulde vragenlijst had verstrekt en om een individueel onderzoek had gevraagd, op 30 augustus 2007 een verzoek bij het Gerecht van eerste aanleg ingediend. In dat verzoek voerde de onderneming aan dat haar een individueel onderzoek moest worden toegestaan.

(4)

Onverminderd het standpunt van de communautaire instellingen indien de indiener van het verzoek doorgaat met deze zaak, heeft de Commissie op eigen initiatief besloten tot gedeeltelijke heropening van het antidumpingonderzoek (3). De heropening was beperkt tot het onderzoek naar dumping door Kuibur.

(5)

De Commissie stelde Kuiburi, de vertegenwoordigers van het land van uitvoer en de bedrijfstak van de Gemeenschap officieel in kennis van de gedeeltelijke heropening van het onderzoek. Alle belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en te worden gehoord.

(6)

De Commissie heeft de door Kuiburi verstrekte gegevens die zij voor de vaststelling van dumping nodig had, gecontroleerd en bij de onderneming een controle ter plaatse verricht.

(7)

Zoals aangegeven in de definitieve verordening had het onderzoek naar dumping betrekking op de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2005 („het onderzoektijdvak” of „OT”).

C.   BEVINDINGEN

1.   Dumping

(8)

De voor de berekening van de dumping gebruikte methode was dezelfde als die welke voor de in de steekproef opgenomen ondernemingen werd toegepast; deze werd beschreven in de overwegingen 21 tot en met 36 van Verordening (EG) nr. 1888/2006 van de Commissie (4) (de „voorlopige verordening”) en bevestigd in de definitieve verordening.

(9)

Om de normale waarde vast te stellen, werd door de Commissie eerst nagegaan of de totale verkoop van het soortgelijke product op de binnenlandse markt representatief was voor de totale uitvoer van de onderneming naar de Gemeenschap. Overeenkomstig artikel 2, lid 2, eerste zin, van de basisverordening wordt de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product als representatief beschouwd, als het volume van de binnenlandse verkoop van de onderneming meer bedraagt dan 5 % van haar totale uitvoer naar de Gemeenschap.

(10)

Er werd geconstateerd dat het soortgelijke product helemaal niet op de binnenlandse markt werd verkocht. Daarom moest de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening door berekening worden vastgesteld. De normale waarde werd berekend door de productiekosten van elke naar de Gemeenschap uitgevoerde productsoort, waar nodig gecorrigeerd, te vermeerderen met een redelijk bedrag voor VAA-kosten en winst. Zoals bij het oorspronkelijke onderzoek, werd besloten om de VAA-kosten en winst niet vast te stellen op grond van artikel 2, lid 6, onder a), van de basisverordening, aangezien in de steekproef slechts één onderneming was opgenomen met een representatieve binnenlandse verkoop van het soortgelijke product. Daarom werden, zoals ook het geval was in het oorspronkelijke onderzoek, de VAA-kosten en de winst bepaald overeenkomstig artikel 2, lid 6, onder b), aangezien Kuiburi in het kader van normale handelstransacties een representatieve verkoop had van dezelfde algemene categorie producten.

(11)

De opgegeven productie- en VAA-kosten bleken onderschat te zijn en werden gecorrigeerd voordat zij voor de berekening van de normale waarde werden gebruikt.

(12)

Na de mededeling van de belangrijkste feiten en overwegingen waarop de bevindingen bij deze procedure waren gebaseerd, voerde Kuiburi aan dat bij de berekening van de normale waarde de bedragen voor de VAA-kosten en winst moesten worden vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 6, onder c), van de basisverordening. De onderneming stelde dat artikel 2, lid 6, onder b), niet kon worden gebruikt, aangezien de binnenlandse verkoop van andere producten i) niet in blik verpakte producten omvatte en ii) in geen geval representatief was. Wat het eerste argument betreft, omvat de definitie van het betrokken product geen specifiek verpakkingstype en is daarom niet beperkt tot in blik verpakte producten. Naar analogie geldt hetzelfde voor dezelfde algemene categorie producten. In verband met het tweede argument zij erop gewezen dat de in artikel 2, lid 2, van de basisverordening bedoelde drempel van 5 % dient voor de bepaling van de representativiteit van de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product (in vergelijking met de verkoop van het betrokken product aan de Gemeenschap). Voor de toepassing van artikel 2, lid 6, onder b), is niet vereist dat de verkoop van dezelfde algemene categorie producten meer dan die drempel van 5 % vertegenwoordigt. Maar hoe dan ook, de verkoop van de onderneming van dezelfde algemene categorie producten is in vergelijking met de verkoop van het betrokken product aan de Gemeenschap zeer significant en daarom representatief. Gelet op het voorgaande kunnen de argumenten van de onderneming niet worden aanvaard en wordt bevestigd dat de VAA-kosten en de winst worden vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 6, onder b), van de basisverordening.

(13)

Kuiburi voerde verder aan dat, indien de VAA-kosten en de winst werden vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 6, onder b), van de basisverordening, een correctie voor het handelsstadium op de voor de berekening van de normale waarde gebruikte winst moest worden uitgevoerd, aangezien zij aan de Europese Gemeenschap producten onder het merk van de detailhandelaren en op de binnenlandse markt een mix van producten onder haar eigen merk en onder het merk van de detailhandelaren verkoopt. In dit verband zij erop gewezen dat Kuiburi de kosten van de verkoop op grond van de omzet had toegerekend. Bijgevolg kwamen de winst en de VAA-kosten uit op hetzelfde gecombineerde niveau voor de verkoop van alle productsoorten op alle markten en lieten de meegedeelde winstcijfers slechts een lichte schommeling in de VAA-kosten zien. Daarom kon niet worden vastgesteld dat verschillen in handelsstadium een rol speelden in de meegedeelde cijfers. Bijgevolg is geen correctie voor het handelsstadium op de winst gerechtvaardigd en wordt het door Kuiburi aangevoerde argument afgewezen.

(14)

Alle verkopen van de onderneming gingen rechtstreeks naar niet-verbonden afnemers in de Gemeenschap. De uitvoerprijs voor die verkoop werd overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening vastgesteld op basis van de door die niet-verbonden afnemers in de Gemeenschap werkelijk betaalde of te betalen prijzen.

(15)

De normale waarde en de uitvoerprijs werden vergeleken in het stadium af fabriek. Ten behoeve van een billijke vergelijking werd overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening rekening gehouden met verschillen die van invloed zijn op de vergelijkbaarheid van de prijzen. Er werden correcties toegepast voor verschillen in vervoerkosten, hanteringskosten, commissies en kredietkosten, voor zover van toepassing en gerechtvaardigd.

(16)

De voor de berekening van de normale waarde overeenkomstig de hierboven beschreven methode gebruikte VAA-kosten omvatten de kosten voor commissies. Daarom werd, hoewel geen verzoek daartoe was ingediend, een ex-officio-aanpassing van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder e), verricht waarbij de VAA-kosten werden verminderd met het bedrag van de kosten voor commissies.

(17)

Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening werd de dumpingmarge van Kuiburi vastgesteld door vergelijking van een gewogen gemiddelde normale waarde met een gewogen gemiddelde uitvoerprijs.

(18)

Uit deze vergelijking bleek dat er sprake was van dumping. De aldus voor de onderneming vastgestelde gewogen gemiddelde dumpingmarge bedraagt 14,3 % van de cif-prijs, grens Gemeenschap.

2.   Schademarge

(19)

Overeenkomtig artikel 9, lid 4, van de basisverordening moet het antidumpingrecht hoog genoeg zijn om te voorkomen dat de invoer met dumping nog schade aan de bedrijfstak van de Gemeenschap toebrengt, maar mag het het niveau van de vastgestelde dumpingmarge niet overschrijden. De berekening van de geen schade veroorzakende prijs is beschreven in de overwegingen 120 tot en met 122 van de voorlopige verordening.

(20)

De vereiste prijsstijging werd vervolgens berekend aan de hand van een vergelijking per productsoort van de gewogen gemiddelde invoerprijs, zoals vastgesteld voor de berekening van de prijsonderbieding, met de geen schade veroorzakende prijs van het door de bedrijfstak van de Gemeenschap op de communautaire markt verkochte soortgelijke product. Het verschil dat deze vergelijking opleverde, werd vervolgens uitgedrukt in een percentage van de totale cif-prijs, grens Gemeenschap.

(21)

Bovengenoemde prijsvergelijking liet een schademarge van 17,5 % zien.

D.   WIJZIGING VAN DE LIJST VAN ONDERNEMINGEN WAARVOOR EEN INDIVIDUEEL ANTIDUMPINGRECHT GELDT

(22)

In het licht van de resultaten van het onderzoek wordt geoordeeld dat een definitief antidumpingrecht moet worden ingesteld op de uitvoer van het betrokken product door de onderneming ten belope van de vastgestelde dumpingmarge; overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de basisverordening mag dit antidumpingrecht evenwel niet hoger zijn dan de voor Kuiburi vastgestelde schademarge, als aangegeven in overweging 21.

(23)

Bijgevolg bedraagt het antidumpingrecht van toepassing op de cif-prijs, grens Gemeenschap, 14,3 %. Aangezien overeenkomstig overweging 57 van Verordening (EG) nr. 682/2007 het recht voor de ondernemingen die geen medewerking aan het onderzoek hebben verleend, moet worden vastgesteld op het niveau van het hoogste recht dat werd opgelegd aan ondernemingen die wel medewerking hebben verleend, wordt dat recht nu vastgesteld op 14,3 %. Aangezien de heropening van het onderzoek niet ten doel had Kuiburi in de steekproef op te nemen, maar een individueel onderzoek van Kuiburi op grond van artikel 17, lid 3, van de basisverordening uit te voeren, is het niet dienstig het recht voor de in bijlage I vermelde producenten te herberekenen.

(24)

Kuiburi en de bedrijfstak van de Gemeenschap zijn in kennis gesteld van de bevindingen van het onderzoek en zijn in de gelegenheid gesteld hun opmerkingen in te dienen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 682/2007 komt als volgt te luiden:

„2.   Het definitieve antidumpingrecht, dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, voor de in lid 1 omschreven producten die door onderstaande bedrijven zijn geproduceerd, is als volgt:

Onderneming

Antidumpingrecht (%)

Aanvullende Taric-code

Karn Corn Co., Ltd, 68 Moo 7 Tambol Saentor,

Thamaka, Kanchanaburi 71130, Thailand

3,1

A789

Kuiburi Fruit Canning Co., Ltd, 236 Krung Thon Muang Kaew Building, Sirindhorn Rd., Bangplad, Bangkok 10700, Thailand

14,3

A890

Malee Sampran Public Co., Ltd, Abico Bldg. 401/1 Phaholyothin Rd., Lumlookka, Pathumthani 12130, Thailand

12,8

A790

River Kwai International Food Industry Co., Ltd, 52 Thaniya Plaza, 21st. Floor, Silom Rd., Bangrak, Bangkok 10500, Thailand

12,8

A791

Sun Sweet Co., Ltd, 9 M. 1, Sanpatong, Chiangmai,

Thailand 50120

11,1

A792

In bijlage I vermelde producenten

12,9

A793

Alle andere ondernemingen

14,3

A999”

Artikel 2

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 682/2007 wordt vervangen door:

„BIJLAGE I

Lijst van de in artikel 1, lid 2, bedoelde medewerkende producenten die onder de aanvullende Taric-code A793 vallen:

Naam

Adres

Agro-on (Thailand) Co., Ltd

50/499-500 Moo 6, Baan Mai, Pakkret,

Monthaburi 11120, Thailand

B.N.H. Canning Co., Ltd

425/6-7 Sathorn Place Bldg, Klongtonsai,

Klongsan, Bangkok 10600, Thailand

Boonsith Enterprise Co., Ltd

7/4 M.2, Soi Chomthong 13, Chomthong Rd.,

Chomthong, Bangkok 10150, Thailand

Erawan Food Public Company Limited

Panjathani Tower 16th floor, 127/21 Nonsee Rd.,

Chongnonsee, Yannawa, Bangkok 10120, Thailand

Great Oriental Food Products Co., Ltd

888/127 Panuch Village, Soi Thanaphol 2,

Samsen-Nok, Huaykwang, Bangkok 10310, Thailand

Lampang Food Products Co., Ltd

22K Building, Soi Sukhumvit 35, Klongton Nua,

Wattana, Bangkok 10110, Thailand

O.V. International Import-Export Co., Ltd

121/320 Soi Ekachai 66/6, Bangborn,

Bangkok 10500, Thailand

Pan Inter Foods Co., Ltd

400 Sunphavuth Rd, Bangna,

Bangkok 10260, Thailand

Siam Food Products Public Co., Ltd

3195/14 Rama IV Rd., Vibulthani Tower 1, 9th Fl.,

Klong Toey, Bangkok, 10110, Thailand

Viriyah Food Processing Co., Ltd

100/48 Vongvanij B Bldg, 18th Fl, Praram 9 Rd.,

Huay Kwang, Bangkok 10310, Thailand

Vita Food Factory (1989) Ltd

89 Arunammarin Rd., Banyikhan, Bangplad,

Bangkok 10700, Thailand”

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 september 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

B. HORTEFEUX


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1.

(2)  PB L 159 van 20.6.2007, blz. 14.

(3)  PB C 7 van 12.1.2008, blz. 21.

(4)  PB L 364 van 20.12.2006, blz. 68.


30.9.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 260/6


VERORDENING (EG) Nr. 955/2008 VAN DE COMMISSIE

van 29 september 2008

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (2), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

Bij Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XV, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 30 september 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 september 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MK

30,0

TR

95,0

ZZ

62,5

0707 00 05

JO

156,8

TR

88,7

ZZ

122,8

0709 90 70

TR

110,1

ZZ

110,1

0805 50 10

AR

69,9

EG

71,4

TR

110,6

UY

80,9

ZA

84,6

ZZ

83,5

0806 10 10

TR

122,8

US

159,1

ZZ

141,0

0808 10 80

CL

107,8

CN

71,3

NZ

106,0

US

115,6

ZA

91,6

ZZ

98,5

0808 20 50

CN

74,0

TR

137,4

ZA

92,5

ZZ

101,3

0809 30

TR

132,4

US

170,9

ZZ

151,7

0809 40 05

IL

102,9

TR

78,6

XS

53,9

ZZ

78,5


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


30.9.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 260/8


VERORDENING (EG) Nr. 956/2008 VAN DE COMMISSIE

van 29 september 2008

tot wijziging van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (1), en met name op artikel 7, lid 3, tweede alinea, artikel 23, eerste alinea, en artikel 23 bis, onder d),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE's) bij dieren. Zij is van toepassing op de productie en het in de handel brengen van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong, en in een aantal specifieke gevallen op de uitvoer daarvan.

(2)

Artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 999/2001 bepaalt dat het gebruik van van dieren afkomstige eiwitten in de voeding van herkauwers verboden is. In artikel 7, lid 3, van die verordening wordt echter bepaald dat onder bepaalde voorwaarden van dat verbod mag worden afgeweken voor het voederen van jonge dieren van herkauwende soorten met van vis afkomstige eiwitten. Deze voorwaarden omvatten een wetenschappelijke beoordeling van de voedingsbehoeften van jonge herkauwers en een beoordeling van de controleaspecten van deze afwijking.

(3)

In deel II van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 999/2001 worden de afwijkingen van de verbodsbepalingen van artikel 7, lid 1, van die verordening en de specifieke voorwaarden voor de toepassing van die afwijkingen vastgesteld.

(4)

Op 24 januari 2007 heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) een advies over de beoordeling van de gezondheidsrisico's van het voederen van herkauwers met vismeel in verband met het TSE-risico goedgekeurd. De EFSA komt in haar advies tot de conclusie dat het risico van TSE in vis, hetzij door directe voedering, hetzij door versterking van de infectiviteit, gering is. In het advies wordt ook gesteld dat, als er een risico van TSE in vismeel bestaat, dit veroorzaakt zou kunnen zijn door het van zoogdieren afkomstige voeder waarmee deze vissen recentelijk zijn gevoederd of door met vlees- en beendermeel (VBM) verontreinigd vismeel.

(5)

Op 19 maart 2008 is een door directoraat-generaal Gezondheid en consumenten met hulp van een aantal wetenschappelijke deskundigen opgesteld verslag voltooid. In dat verslag wordt geconcludeerd dat vismeel een zeer goed verteerbare eiwitbron is met een verteerbaarheid die lager is dan die van melk maar hoger dan die van de meeste eiwitten van plantaardige oorsprong en met een goed aminozuurprofiel in vergelijking met de plantaardige eiwitbronnen die in melkvervangers worden gebruikt, en dat het voederen van jonge dieren van herkauwende soorten met vismeel kan worden toegestaan.

(6)

Rekening houdend met de voorwaarde betreffende de uitvoering van een beoordeling van de controleaspecten, als bedoeld in artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 999/2001, wordt het potentiële risico van het voederen van jonge dieren van herkauwende soorten met vismeel gecompenseerd door de bestaande stringente verwerkingsregels die voor de productie van vismeel gelden en door de controles die op elke zending ingevoerd vismeel worden verricht voordat zij in de Gemeenschap in het vrije verkeer wordt gebracht.

(7)

Om ervoor te zorgen dat het gebruik van vismeel alleen wordt toegestaan voor jonge dieren van herkauwende soorten, moet dit gebruik bovendien worden beperkt tot de productie van melkvervangers die in droge staat worden gedistribueerd en na oplossing in een bepaalde hoeveelheid vloeistof worden toegediend en die bestemd zijn voor het voederen aan jonge dieren van herkauwende soorten als aanvulling op of ter vervanging van moedermelk voordat het spenen is voltooid. Bovendien moeten stringente uitvoeringsvoorschriften worden vastgesteld voor de productie, de verpakking, de etikettering en het vervoer van vismeel bevattende melkvervangers die voor dergelijke dieren zijn bestemd.

(8)

Voor de duidelijkheid en de samenhang moeten dezelfde voorschriften worden vastgesteld voor het aanbrengen van vermeldingen op het begeleidende document van vismeel bevattende diervoeders die zijn bestemd voor niet-herkauwers.

(9)

In punt E.1. van deel III van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 999/2001 wordt bepaald dat de uitvoer naar derde landen van van herkauwers afkomstige verwerkte dierlijke eiwitten en van producten die dergelijke verwerkte dierlijke eiwitten bevatten, verboden is.

(10)

Het gebruik van dergelijke eiwitten voor de productie van voeder voor gezelschapsdieren is thans echter binnen de Gemeenschap toegestaan. Voor de samenhang van de communautaire wetgeving moet de uitvoer van verwerkt voeder voor gezelschapsdieren, met inbegrip van voeder in blik, dat van herkauwers afkomstige verwerkte dierlijke eiwitten bevat, naar derde landen worden toegestaan.

(11)

Verordening (EG) nr. 999/2001 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(12)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 999/2001 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 september 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1.


BIJLAGE

Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 999/2001 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Deel II wordt als volgt gewijzigd:

a)

in punt A wordt het volgende punt e) toegevoegd:

„e)

het vervoederen aan niet-gespeende herkauwende landbouwhuisdieren van vismeel overeenkomstig de voorwaarden van punt B bis.”;

b)

punt B wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt d) wordt vervangen door:

„d)

op het handelsdocument dat zendingen vismeel bevattende diervoeders begeleidt en op de verpakking van deze zendingen worden duidelijk de woorden „Bevat vismeel — niet geschikt voor vervoedering aan herkauwers” vermeld;”;

ii)

het volgende punt B bis wordt toegevoegd:

B bis   Voor het gebruik van vismeel als bedoeld in punt A, onder e), en vismeel bevattende diervoeders in de voeding van niet-gespeende herkauwende landbouwhuisdieren gelden de volgende voorwaarden:

a)

het vismeel wordt geproduceerd in verwerkingsbedrijven die uitsluitend van vis afgeleide producten produceren;

b)

alvorens in de Gemeenschap in het vrije verkeer te worden gebracht, wordt elke zending ingevoerd vismeel door middel van microscopisch onderzoek geanalyseerd overeenkomstig Richtlijn 2003/126/EG;

c)

het gebruik van vismeel voor jonge herkauwende landbouwhuisdieren wordt alleen toegestaan voor de productie van melkvervangers die in droge staat worden gedistribueerd en na oplossing in een bepaalde hoeveelheid vloeistof worden toegediend en die bestemd zijn voor het voederen aan niet-gespeende herkauwers als aanvulling op of ter vervanging van moedermelk voordat het spenen is voltooid;

d)

vismeel bevattende melkvervangers die zijn bestemd voor jonge herkauwende landbouwhuisdieren worden geproduceerd in inrichtingen die geen andere diervoeders voor herkauwers vervaardigen en die daartoe door de bevoegde autoriteit zijn erkend.

In afwijking van punt d) mag de productie van andere diervoeders voor herkauwers in inrichtingen die ook vismeel bevattende melkvervangers voor jonge herkauwende landbouwhuisdieren produceren, door de bevoegde autoriteit worden toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

i)

de opslag, het vervoer en de verpakking van diervoeders voor herkauwers, in bulk en verpakt, vinden plaats in faciliteiten die fysiek gescheiden zijn van de overeenkomstige faciliteiten voor vismeel in bulk en vismeel bevattende melkvervangers in bulk;

ii)

andere diervoeders voor herkauwers worden geproduceerd in faciliteiten die fysiek gescheiden zijn van de faciliteiten waar vismeel bevattende melkvervangers worden geproduceerd;

iii)

de administratie betreffende de aankoop en het gebruik van vismeel en de verkoop van melkvervangers die vismeel bevatten, wordt ten minste vijf jaar ter beschikking van de bevoegde autoriteit gehouden, en

iv)

er worden regelmatig routinetests uitgevoerd op andere diervoeders die voor herkauwers bestemd zijn, om ervoor te zorgen dat er geen verboden eiwitten, met inbegrip van vismeel, in voorkomen. De resultaten moeten ten minste vijf jaar ter beschikking van de bevoegde autoriteit worden gehouden;

e)

op het handelsdocument dat vismeel bevattende melkvervangers voor jonge herkauwende landbouwhuisdieren begeleidt en op de verpakking van een dergelijke zending worden duidelijk de woorden „Bevat vismeel — alleen bestemd voor vervoedering aan niet-gespeende herkauwers” vermeld;

f)

vismeel bevattende melkvervangers in bulk, bestemd voor jonge herkauwende landbouwhuisdieren, worden vervoerd in voertuigen die niet tegelijkertijd andere diervoeders voor herkauwers vervoeren. Indien het voertuig vervolgens voor het vervoer van andere diervoeders voor herkauwers wordt gebruikt, moet het grondig worden gereinigd volgens een door de bevoegde autoriteit goedgekeurde reinigingsprocedure om versleping te voorkomen;

g)

op bedrijven waar herkauwers worden gehouden, worden maatregelen genomen om te voorkomen dat vismeel bevattende melkvervangers worden vervoerderd aan andere herkauwers dan die waarvoor de in punt A, onder e), van deel II van bijlage IV bedoelde afwijking geldt. De bevoegde autoriteit stelt een lijst op van de bedrijven waar vismeel bevattende melkvervangers worden gebruikt via een systeem van voorafgaande kennisgeving door het bedrijf of een ander systeem dat de naleving van deze bepaling waarborgt.”.

2)

In deel III wordt punt E.1. vervangen door:

E.1.   De uitvoer naar derde landen van van herkauwers afkomstige verwerkte dierlijke eiwitten en van producten die dergelijke verwerkte dierlijke eiwitten bevatten, is verboden. Dat verbod geldt echter niet voor verwerkt voeder voor gezelschapsdieren, met inbegrip van voeder in blik, dat van herkauwers afkomstige verwerkte dierlijke eiwitten bevat en dat een behandeling heeft ondergaan en is geëtiketteerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1774/2002.”.


30.9.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 260/12


VERORDENING (EG) Nr. 957/2008 VAN DE COMMISSIE

van 29 september 2008

tot afwijking, voor de contingentperiode 2008/2009, van Verordening (EG) nr. 616/2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor vlees van pluimvee van oorsprong uit Brazilië, Thailand en andere derde landen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (1), en met name op artikel 144, lid 1, en artikel 148, juncto artikel 4,

Gelet op Besluit 2007/360/EG van de Raad van 29 mei 2007 inzake de sluiting van overeenkomsten in de vorm van een proces-verbaal van overeenstemming inzake de wijziging van concessies ten aanzien van vlees van pluimvee tussen de Europese Gemeenschap en de Federale Republiek Brazilië en tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Thailand uit hoofde van artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel 1994 (GATT 1994) (2), en met name op artikel 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Brazilië heeft op 5 augustus 2008 een richtlijn (3) gepubliceerd betreffende de wijze van toekenning van certificaten van oorsprong vanaf 1 oktober 2008.

(2)

Gelet op de onzekerheid met betrekking tot de voorwaarden voor de afgifte van certificaten van oorsprong voor producten uit Brazilië, is het in dit stadium dienstig om, voor invoer van oorsprong uit dit land, de periode voor de indiening van aanvragen voor de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2009, die overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 616/2007 van de Commissie (4) is vastgesteld op de eerste zeven dagen van oktober 2008, uit te stellen.

(3)

Derhalve dient voor deze oorsprong en voor de contingentperiode 2008/2009 te worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 616/2007.

(4)

Aangezien de periode voor de indiening van aanvragen voor de volgende deelperiode ingaat op 1 oktober 2008, dient de onderhavige verordening op die datum van toepassing te worden.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Beheerscomité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In afwijking van het bepaalde in artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 616/2007 mogen certificaataanvragen voor producten van de groepen 1, 4 en 7 voor de contingentdeelperiode die ingaat op 1 januari 2009, pas in de eerste zeven dagen van november 2008 worden ingediend.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 oktober 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 september 2008.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(2)  PB L 138 van 30.5.2007, blz. 10.

(3)  Portaria no 16, de 1o Agosto de 2008, Diario Oficial da Uniao, 5.8.2008.

(4)  PB L 142 van 5.6.2007, blz. 3.


RICHTLIJNEN

30.9.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 260/13


RICHTLIJN 2008/68/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 24 september 2008

betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en met name op artikel 71,

Gelet op het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het risico op ongevallen bij het vervoer van gevaarlijke goederen via de weg, het spoor of de binnenwateren is aanzienlijk. Daarom dienen maatregelen te worden genomen om ervoor te zorgen dat dat vervoer in de best mogelijke veiligheidsomstandigheden plaatsvindt.

(2)

Bij Richtlijn 94/55/EG van de Raad van 21 november 1994 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (3) en Richtlijn 96/49/EG van de Raad van 23 juli 1996 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor (4) zijn uniforme regels ingesteld voor het weg- en spoorvervoer van gevaarlijke goederen.

(3)

Teneinde één gemeenschappelijke regeling tot stand te brengen die van toepassing is op alle aspecten van het vervoer van gevaarlijke goederen binnen de Gemeenschap, dienen de Richtlijnen 94/55/EG en 96/49/EG te worden vervangen door één richtlijn waarin ook bepalingen betreffende de binnenvaart zijn opgenomen.

(4)

De meeste lidstaten zijn verdragsluitende partij bij de Europese Overeenkomst betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg („ADR”), onderworpen aan het Reglement betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen per spoor („RID”) en, indien van toepassing, verdragsluitende partij bij de Europese Overeenkomst inzake het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren („ADN”).

(5)

In de ADR, het RID en de ADN zijn uniforme regels vastgesteld inzake de veiligheid van het internationale vervoer van gevaarlijke goederen. Die regels zouden eveneens moeten gelden voor binnenlands vervoer zodat alle vervoer van gevaarlijke goederen in de Gemeenschap aan dezelfde voorschriften voldoet en de behoorlijke werking van de interne vervoersmarkt wordt gegarandeerd.

(6)

Deze richtlijn zou niet van toepassing moeten zijn in bepaalde uitzonderlijke omstandigheden, vanwege de aard van de betrokken voertuigen of vaartuigen of vanwege de beperkte omvang van het vervoer.

(7)

Noch zou deze richtlijn van toepassing moeten zijn op vervoer van gevaarlijke goederen onder rechtstreekse en feitelijke verantwoordelijkheid of onder rechtstreeks en feitelijk toezicht van de strijdkrachten. Het vervoer van gevaarlijke goederen door commerciële contractanten namens de strijdkrachten moet evenwel onder de werkingssfeer van deze richtlijn vallen, tenzij de contractuele taken worden uitgevoerd onder rechtstreekse, feitelijke verantwoordelijkheid of onder rechtstreeks, feitelijk toezicht van de strijdkrachten.

(8)

Het omzetten en uitvoeren van de bepalingen van deze richtlijn betreffende het spoorvervoer zou onevenredige en zinloze verplichtingen meebrengen voor de lidstaten zonder een spoorwegnet en die in de onmiddellijke toekomst evenmin plannen hebben voor een spoorwegnet. Zolang zij niet over een spoorwegnet beschikken, moeten deze lidstaten derhalve worden vrijgesteld van de verplichting om de bepalingen betreffende het spoorvervoer van deze richtlijn om te zetten en uit te voeren.

(9)

Elke lidstaat dient het recht te behouden het vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren vrij te stellen van de toepassing van deze richtlijn indien de binnenwateren op zijn grondgebied niet via binnenwateren verbonden zijn met waterwegen in andere lidstaten of niet worden gebruikt voor vervoer van gevaarlijke goederen.

(10)

Onverminderd de Gemeenschapswetgeving en de bepalingen van bijlage I, deel I.1 (1.9), bijlage II, deel II.1 (1.9), en bijlage III, deel III.1 (1.9), moeten de lidstaten op grond van de veiligheid van het vervoer het recht behouden om bepalingen te handhaven of in te voeren op gebieden die niet onder deze richtlijn vallen. Deze bepalingen moeten duidelijk en specifiek zijn.

(11)

Elke lidstaat dient het recht te behouden om op andere gronden dan veiligheid, zoals nationale beveiliging of milieubescherming, het vervoer van gevaarlijke goederen op hun grondgebied te regelen of te verbieden.

(12)

Het gebruik van in derde landen geregistreerde vervoermiddelen dient te worden toegestaan voor internationaal vervoer van gevaarlijke goederen op het grondgebied van de lidstaten overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van de ADR, het RID of de ADN en van deze richtlijn.

(13)

Elke lidstaat dient het recht te behouden om strengere regels toe te passen op binnenlands vervoer dat wordt uitgevoerd met vervoermiddelen die op zijn grondgebied zijn ingeschreven of in het verkeer zijn gebracht.

(14)

De harmonisering van de toepasselijke voorschriften voor binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen mag lidstaten er niet van weerhouden rekening te houden met specifieke binnenlandse omstandigheden. Deze richtlijn dient de lidstaten derhalve de mogelijkheid te bieden onder bepaalde omschreven voorwaarden afwijkingen toe te staan. Deze afwijkingen worden in deze richtlijn omschreven als „nationale afwijkingen”.

(15)

Om ongewone en uitzonderlijke situaties aan te pakken dienen de lidstaten het recht te hebben individuele toestemming te verlenen voor het vervoer van gevaarlijke goederen op hun grondgebied dat anders krachtens deze richtlijn zou zijn verboden.

(16)

Gelet op de hoge investeringen die in deze sector vereist zijn, moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben tijdelijk bepaalde bijzondere nationale bepalingen in stand te houden inzake de constructievoorschriften voor vervoersmiddelen en -uitrusting en inzake vervoer via de Kanaaltunnel. De lidstaten moeten ook de mogelijkheid hebben bepalingen betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor tussen de lidstaten en staten die overeenkomstsluitende partij zijn bij de Organisation for Cooperation of Railways („OSJD”) in stand te houden of vast te stellen, totdat de voorschriften van bijlage II bij de Overeenkomst betreffende het internationale goederenvervoer per spoor (Agreement on International Goods Transport by Rail — „SMGS”) en de bepalingen van bijlage II, deel II.1, bij deze richtlijn en dus ook het RID, zijn geharmoniseerd. Binnen de tien jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn dient de Commissie de gevolgen van deze bepalingen te evalueren en zo nodig passende voorstellen in te dienen. Deze bepalingen worden in deze richtlijn omschreven als „aanvullende overgangsbepalingen”.

(17)

Het is noodzakelijk de bijlagen bij deze richtlijn snel te kunnen aanpassen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang, met inbegrip van de ontwikkeling van nieuwe technologieën voor tracking en tracing en met name om rekening te houden met nieuwe bepalingen in de ADR, het RID en de ADN. De wijzigingen van de ADR, het RID en de ADN en de dienovereenkomstige aanpassingen van de bijlagen moeten tegelijkertijd in werking treden. De Commissie dient de lidstaten in voorkomend geval financiële steun te verlenen voor de vertaling van de ADR, het RID en de ADN en de wijzigingen ervan in hun officiële talen.

(18)

De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (5).

(19)

In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven de bijlagen bij deze richtlijn aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, onder andere door haar aan te vullen met nieuwe niet-essentiële elementen, dienen ze te worden aangenomen overeenkomstig de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG vastgestelde regelgevingsprocedure met toetsing.

(20)

De Commissie dient de lijst van nationale afwijkingen tevens te kunnen herzien en te kunnen beslissen over de instelling en toepassing van noodmaatregelen bij ongevallen of voorvallen.

(21)

Om redenen van doeltreffendheid moeten de normaal voor de regelgevingsprocedure met toetsing toepasselijke termijnen voor de goedkeuring van aanpassingen van de bijlagen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang, worden ingekort.

(22)

Aangezien de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk een uniforme toepassing van de geharmoniseerde veiligheidsregels in de hele Gemeenschap alsmede het waarborgen van een hoog veiligheidsniveau bij binnenlandse en internationale vervoersactiviteiten, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve, vanwege de omvang en de gevolgen van deze richtlijn, beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(23)

De bepalingen van de onderhavige richtlijn laten de door de Gemeenschap en haar lidstaten in overeenstemming met de doelstellingen van de Conferentie over Milieu en Ontwikkeling van de Verenigde Naties (UNCED) van Rio de Janeiro in juni 1992 aangegane verbintenis om te streven naar de harmonisering van de systemen voor indeling van gevaarlijke stoffen onverlet.

(24)

De bepalingen van deze richtlijn doen geen afbreuk aan de communautaire wetgeving inzake de veiligheidsvoorwaarden voor het vervoer van biologische agentia en genetisch gemodificeerde organismen, als vastgesteld in Richtlijn 90/219/EEG van de Raad van 23 april 1990 inzake het ingeperkte gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen (6), Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu (7) en Richtlijn 2000/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan biologische agentia op het werk (8).

(25)

De bepalingen van deze richtlijn laten de toepassing van andere communautaire bepalingen inzake de veiligheid en gezondheidsbescherming van werknemers en de bescherming van het milieu onverlet. Zij laten, met name de kaderrichtlijn inzake de veiligheid en gezondheid op het werk, Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (9) en haar dochterrichtlijnen, onverlet.

(26)

Krachtens Richtlijn 2006/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen (10) mag ieder schip dat voorzien is van een certificaat dat is afgegeven krachtens het Reglement voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de Rijn (ANDR) gevaarlijke stoffen over het gehele communautaire grondgebied van de Gemeenschap vervoeren onder de in dat certificaat omschreven voorschriften. Als gevolg van de aanneming van deze richtlijn dienen deze bepalingen te worden geschrapt in Richtlijn 2006/87/EG.

(27)

Er moet een overgangsperiode van ten hoogste twee jaar voor de toepassing van de bepalingen van deze richtlijn op het vervoer van gevaarlijke stoffen over binnenwateren worden toegestaan, opdat de nodige tijd beschikbaar is om de nationale bepalingen aan te passen, een juridisch kader tot stand te brengen en personeel op te leiden. Er moet een algemene overgangsperiode van vijf jaar worden toegestaan met betrekking tot alle certificaten voor schepen en personeel die vóór of tijdens de overgangsperiode voor de toepassing van de bepalingen van deze richtlijn op het vervoer van gevaarlijke stoffen over binnenwateren zijn afgegeven, tenzij op het betrokken certificaat een kortere geldigheidsperiode is vermeld.

(28)

De Richtlijnen 94/55/EG en 96/49/EG moeten worden ingetrokken. Ter wille van de duidelijkheid en samenhang van de tekst dienen ook Richtlijn 96/35/EG van de Raad van 3 juni 1996 betreffende de aanwijzing en de beroepsbekwaamheid van veiligheidsadviseurs voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, per spoor of over de binnenwateren (11), Richtlijn 2000/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2000 betreffende de minimumeisen voor het examen voor veiligheidsadviseurs voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, per spoor of over de binnenwateren (12), Beschikking 2005/263/EG van de Commissie van 4 maart 2005 houdende toestemming voor de lidstaten om krachtens Richtlijn 94/55/EG bepaalde afwijkingen inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg vast te stellen (13) en Beschikking 2005/180/EG van de Commissie van 4 maart 2005 houdende toestemming voor de lidstaten om krachtens Richtlijn 96/49/EG van de Raad bepaalde afwijkingen inzake het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor vast te stellen (14), te worden ingetrokken.

(29)

Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord inzake beter wetgeven (15) worden de lidstaten ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die, voor zover mogelijk, het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze tabellen openbaar te maken,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

1.   Deze richtlijn is van toepassing op het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, het spoor en de binnenwateren binnen of tussen lidstaten, met inbegrip van de activiteiten met betrekking tot het laden en lossen, de overbrenging van of naar een andere vervoersmodaliteit en het noodzakelijke oponthoud tijdens het vervoer.

De richtlijn is niet van toepassing op het vervoer van gevaarlijke goederen:

a)

door voertuigen, wagens of vaartuigen die eigendom zijn van of onder de verantwoordelijkheid vallen van de strijdkrachten;

b)

door zeeschepen over maritieme waterwegen die deel uitmaken van de binnenwateren;

c)

door veerboten die uitsluitend een binnenwater of haven oversteken, of

d)

dat volledig binnen de begrenzing van een afgesloten gebied plaatsvindt.

2.   Bijlage II, deel II.1, geldt niet voor lidstaten die geen spoorwegnet hebben, zolang er op hun grondgebied geen spoorwegnet is opgericht.

3.   Binnen een termijn van één jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn kunnen de lidstaten besluiten bijlage III, deel III.1, niet toe te passen om een van de volgende redenen:

a)

er zijn geen binnenwateren op hun grondgebied;

b)

de binnenwateren op hun grondgebied zijn niet via binnenwateren verbonden met wateren in andere lidstaten, of

c)

over de binnenwateren op hun grondgebied worden geen gevaarlijke goederen vervoerd.

Indien een lidstaat besluit de bepalingen van bijlage III, deel III.1, niet toe te passen, deelt hij dit besluit mee aan de Commissie, die de andere lidstaten daarvan op de hoogte brengt.

4.   De lidstaten kunnen voor het nationale en internationale vervoer van gevaarlijke goederen op hun grondgebied specifieke veiligheidsvoorschriften instellen met betrekking tot:

a)

het vervoer van gevaarlijke goederen met voertuigen, wagens of binnenschepen, voor zover dit niet onder deze richtlijn valt;

b)

voor zover gemotiveerd, het gebruik van voorgeschreven routes, met inbegrip van het gebruik van voorgeschreven wijzen van vervoer;

c)

speciale voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen met personentreinen.

Zij stellen de Commissie van deze voorschriften en hun motivering in kennis.

De Commissie brengt de andere lidstaten hiervan op de hoogte.

5.   De lidstaten kunnen, uitsluitend om andere dan redenen van veiligheid tijdens het vervoer, vervoer van gevaarlijke goederen op hun grondgebied regelen of verbieden.

Artikel 2

Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

1.

„ADR”: de Europese Overeenkomst betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, gesloten te Genève op 30 september 1957, als gewijzigd;

2.

„RID”: het Reglement betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen per spoor, als opgenomen in bijlage C bij het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF), gesloten te Vilnius op 3 juni 1999, als gewijzigd;

3.

„ADN”: de Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren, gesloten te Genève op 26 mei 2000, als gewijzigd;

4.

„voertuig”: ieder voor deelname aan het wegverkeer bestemd motorvoertuig op ten minste vier wielen met een maximumsnelheid van meer dan 25 km/h, alsmede iedere aanhangwagen, met uitzondering van voertuigen die zich op rails voortbewegen, mobiele machines en landbouw- en bosbouwtrekkers, die bij het vervoer van gevaarlijke goederen met een snelheid van niet meer dan 40 km/h rijden;

5.

„wagen”: spoorvoertuig zonder eigen aandrijving dat op eigen wielen op rails rijdt en wordt gebruikt voor het vervoer van goederen;

6.

„vaartuig”: elk binnenschip of zeeschip.

Artikel 3

Algemene bepalingen

1.   Onverminderd artikel 6 worden gevaarlijke goederen niet vervoerd wanneer zulks is verboden door bijlage I, deel I.1, bijlage II, deel II.1, of bijlage III, deel III.1.

2.   Onverminderd de algemene regels inzake markttoegang en de algemeen toepasselijke regels op het vervoer van goederen, is het vervoer van gevaarlijke goederen, overeenkomstig de voorschriften van bijlage I, deel I.1, bijlage II, deel II.1, en bijlage III, deel III.1, toegestaan.

Artikel 4

Derde landen

Vervoer van gevaarlijke goederen tussen lidstaten en derde landen wordt toegestaan indien wordt voldaan aan de ADR, het RID of de ADN, tenzij in de bijlagen anders is vermeld.

Artikel 5

Beperkingen vanwege de veiligheid van het vervoer

1.   Met het oog op de veiligheid van het vervoer kunnen lidstaten, behalve wat constructievoorschriften betreft, strengere bepalingen vaststellen voor binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen uitgevoerd met voertuigen, wagens en binnenvaartschepen die op hun grondgebied zijn ingeschreven of in het verkeer zijn gebracht.

2.   Wanneer een lidstaat na een ongeval of voorval op zijn grondgebied van oordeel is dat de toepasselijke veiligheidsvoorschriften onvoldoende zijn gebleken om de gevaren van vervoer te beperken en er dringend maatregelen moeten worden genomen, brengt hij de Commissie, tijdens de voorbereidingsfase, op de hoogte van de maatregelen die hij van plan is te nemen.

Overeenkomstig de in artikel 9, lid 2, bedoelde procedure beslist de Commissie of zij instemt met de invoering van de betrokken maatregelen en de duur van die toestemming.

Artikel 6

Afwijkingen

1.   Lidstaten kunnen het gebruik van andere dan de in de bijlagen genoemde talen toestaan voor vervoer dat op hun grondgebied plaatsvindt.

2.

a)

Op voorwaarde dat de veiligheid niet in het gedrang komt, kunnen lidstaten verzoeken om afwijkingen van het bepaalde in de bijlage I, deel I.1, bijlage II, deel II.1, of bijlage III, deel III.1, voor het vervoer op hun grondgebied van kleine hoeveelheden van bepaalde gevaarlijke goederen, met uitzondering van middel- en hoogradioactieve stoffen, op voorwaarde dat de voorschriften voor dergelijk vervoer niet strenger zijn dan de in voormelde bijlagen vastgestelde voorschriften.

b)

Op voorwaarde dat de veiligheid niet in het gedrang komt, kunnen lidstaten eveneens verzoeken om afwijkingen van het bepaalde in de bijlage I, deel I.1, bijlage II, deel II.1, of bijlage III, deel III.1, voor het vervoer van gevaarlijke stoffen op hun grondgebied in geval van:

i)

plaatselijk vervoer over korte afstand, of

ii)

plaatselijk vervoer per spoor op speciaal aangewezen routes, dat deel uitmaakt van een welbepaald industrieel proces, en onder duidelijk omschreven voorwaarden strikt gecontroleerd wordt.

De Commissie onderzoekt telkens of is voldaan aan de voorschriften onder a) en b) en beslist overeenkomstig de in artikel 9, lid 2, vastgestelde procedure of een afwijking wordt toegestaan en wordt toegevoegd aan de lijst van nationale afwijkingen in bijlage I, deel I.3, bijlage II, deel II.3, of bijlage III, deel III.3.

3.   Afwijkingen als bedoeld in lid 2 gelden voor een periode van ten hoogste zes jaar vanaf de datum van toestemming, welke periode in het toestemmingsbesluit wordt vastgelegd. Voor de bestaande afwijkingen in bijlage I, deel I.3, bijlage II, deel II.3, en bijlage III, deel III.3, wordt de toestemming geacht op 30 juni 2009 te zijn verleend. Tenzij anders is vermeld, zijn afwijkingen geldig voor een periode van zes jaar.

Afwijkingen worden zonder onderscheid toegepast.

4.   Wanneer een lidstaat verzoekt om verlenging van een verleende afwijking, heroverweegt de Commissie de betrokken afwijking.

Indien geen het onderwerp van de afwijking betreffende aanpassing van bijlage I, deel I.1, bijlage II, deel II.1, of bijlage III, deel III.1, is goedgekeurd, verlengt de Commissie overeenkomstig de in artikel 9, lid 2, bedoelde procedure de toestemming met een nieuwe periode van ten hoogste zes jaar vanaf de datum van toestemming, welke periode in het toestemmingsbesluit wordt vastgelegd.

Indien een het onderwerp van de afwijking betreffende aanpassing van de bijlage I, deel I.1, bijlage II, deel II.1, en bijlage III, deel III.1, is aangenomen, kan de Commissie overeenkomstig de in artikel 9, lid 2, bedoelde procedure:

a)

de afwijking vervallen verklaren en schrappen uit de betrokken bijlage;

b)

het toepassingsgebied van de toestemming beperken en de betrokken bijlage in die zin aanpassen;

c)

de toestemming verlengen met een nieuwe, in het toestemmingsbesluit vast te stellen periode van ten hoogste zes jaar vanaf de datum van toestemming.

5.   Elke lidstaat kan bij wijze van uitzondering en mits de veiligheid niet in gevaar komt, individuele toestemming verlenen voor het vervoer van gevaarlijke goederen op zijn grondgebied die krachtens deze richtlijn zijn verboden of erin toestemmen dat dit vervoer onder andere dan de in de richtlijn vastgestelde voorschriften plaatsvindt, op voorwaarden dat dit vervoer duidelijk is gespecificeerd en van tijdelijke aard is.

Artikel 7

Overgangsbepalingen

1.   De lidstaten kunnen op hun grondgebied de bepalingen van de bijlage I, deel I.2, bijlage II, deel II.2, en bijlage III, deel III.2, in stand laten.

De lidstaten die deze bepalingen in stand laten, brengen de Commissie daarvan op de hoogte. De Commissie deelt dit mee aan de andere lidstaten.

2.   Onverminderd artikel 1, lid 3, kunnen de lidstaten besluiten de bepalingen van bijlage III, deel III.1, tot uiterlijk 30 juni 2011 niet toe te passen. In dat geval blijft de betrokken lidstaat ten aanzien van de binnenwateren uitvoering geven aan de bepalingen van de Richtlijnen 96/35/EG en 2000/18/EG, die op 30 juni 2009 van toepassing zijn.

Artikel 8

Aanpassingen

1.   De wijzigingen die noodzakelijk zijn voor de aanpassing van de bijlagen aan de wetenschappelijke en technologische vooruitgang, waaronder het gebruik van technologieën voor tracking en tracing, op de door deze richtlijn bestreken gebieden, met name om rekening te houden met wijzigingen van de ADR, het RID en de ADN, worden goedgekeurd overeenkomstig de in artikel 9, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

2.   De Commissie verleent de lidstaten in voorkomend geval financiële steun voor de vertaling van de ADR, het RID en de ADN en de wijzigingen ervan in hun officiële taal.

Artikel 9

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité voor het vervoer van gevaarlijke goederen.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De termijn als bedoeld in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG wordt gesteld op drie maanden.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, artikel 5 ter en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5 bis, lid 3, onder c), en lid 4, onder b) en e), van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijnen worden vastgesteld op respectievelijk één maand, één maand en twee maanden.

Artikel 10

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 30 juni 2009 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van nationaal recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 11

Wijziging

Artikel 6 van Richtlijn 2006/87/EG wordt geschrapt.

Artikel 12

Intrekkingen

1.   De Richtlijnen 94/55/EG, 96/49/EG, 96/35/EG en 2000/18/EG worden per 30 juni 2009 ingetrokken.

Op grond van de bepalingen van de ingetrokken richtlijnen afgegeven certificaten blijven geldig tot hun vervaldatum.

2.   De Beschikkingen 2005/263/EG en 2005/180/EG worden ingetrokken.

Artikel 13

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 14

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 24 september 2008.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

J.-P. JOUYET


(1)  PB C 256 van 27.10.2007, blz. 44.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 5 september 2007 (PB C 187 E van 24.7.2008, blz. 148), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 7 april 2008 (PB C 117 E van 14.5.2008, blz. 1) en standpunt van het Europees Parlement van 19 juni 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  PB L 319 van 12.12.1994, blz. 7.

(4)  PB L 235 van 17.9.1996, blz. 25.

(5)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(6)  PB L 117 van 8.5.1990, blz. 1.

(7)  PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1.

(8)  PB L 262 van 17.10.2000, blz. 21.

(9)  PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1.

(10)  PB L 389 van 30.12.2006, blz. 1.

(11)  PB L 145 van 19.6.1996, blz. 10.

(12)  PB L 118 van 19.5.2000, blz. 41.

(13)  PB L 85 van 2.4.2005, blz. 58.

(14)  PB L 61 van 8.3.2005, blz. 41.

(15)  PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.


BIJLAGE I

VERVOER OVER DE WEG

I.1.   ADR

Bijlagen A en B bij de ADR, als van toepassing met ingang van 1 januari 2009, met dien verstande dat de woorden „overeenkomstsluitende partij” worden vervangen door het woord „lidstaat”.

I.2.   Aanvullende overgangsbepalingen

1.

Op grond van artikel 4 van Richtlijn 94/55/EG kunnen de lidstaten toegestane afwijkingen handhaven tot 31 december 2010 tenzij bijlage I, deel I.1, vóór die datum wordt aangepast aan de in dat artikel vermelde VN-aanbevelingen voor het vervoer van gevaarlijke goederen.

2.

Iedere lidstaat kan op zijn grondgebied het gebruik toestaan van vóór 1 januari 1997 gebouwde tanks en voertuigen die niet aan de bepalingen van de richtlijn voldoen, doch waarvan de constructie in overeenstemming is met de voorschriften van de op 31 december 1996 geldende nationale wetgeving, mits deze tanks en voertuigen overeenkomstig de vereiste veiligheidsniveaus worden onderhouden.

Op 1 januari 1997 of na deze datum gebouwde tanks en voertuigen die niet voldoen aan deze richtlijn maar die zijn gebouwd overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 94/55/EG, die van kracht was op het moment waarop ze zijn gebouwd, mogen verder worden gebruikt voor binnenlands vervoer.

3.

Totdat bepalingen betreffende passende referentietemperaturen voor bepaalde klimaatzones worden opgenomen in bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn, mogen de lidstaten waar de omgevingstemperatuur regelmatig lager is dan – 20 °C, strengere normen vaststellen voor de bedrijfstemperatuur van het materieel dat bestemd is voor kunststof verpakking, tanks en hun uitrusting, bestemd voor binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen over de weg.

4.

Zolang geen bepalingen betreffende passende referentietemperaturen voor welbepaalde klimaatzones zijn opgenomen in Europese normen en in de bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn niet naar die normen wordt verwezen, mag iedere lidstaat op zijn grondgebied andere nationale bepalingen in stand laten betreffende de referentietemperatuur voor het vervoer van vloeibaar gas of mengsels van vloeibaar gemaakte gassen dan die welke in deze richtlijn zijn openomen.

5.

Iedere lidstaat kan voor vervoer met op zijn grondgebied geregistreerde voertuigen de tot en met 31 december 1996 in zijn nationale wetgeving geldende bepalingen in stand laten met betrekking tot het aanbrengen van een noodmaatregelcode of waarschuwingsbord in plaats van het in bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn bedoelde gevaarsidentificatienummer.

6.

De lidstaten mogen de op 31 december 1996 geldende nationale beperkingen betreffende het vervoer van stoffen die dioxines of furanen bevatten, in stand laten.

I.3.   Nationale afwijkingen

Afwijkingen voor lidstaten voor het vervoer van gevaarlijke goederen op hun grondgebied op grond van artikel 6, lid 2, bij deze richtlijn.

Nummering van de afwijkingen: RO-a/bi/bii-MS-nn.

RO = wegvervoer

a/bi/bii = artikel 6, lid 2, a/bi/bii

MS = afkorting van de lidstaat

nn = volgnummer

Op grond van artikel 6, lid 2, onder a), van deze richtlijn

BE België

RO—a—BE—1

Betreft: Klasse 1 — Kleine hoeveelheden.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 1.1.3.6.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Punt 1.1.3.6 beperkt de hoeveelheid springstoffen voor de mijnbouw die in een gewoon voertuig mag worden vervoerd tot 20 kg.

Inhoud van de nationale wetgeving: Exploitanten van opslagplaatsen die van de bevoorradingsplaatsen verwijderd zijn, kunnen ertoe gemachtigd worden ten hoogste 25 kg dynamiet of moeilijk ontvlambare springstoffen en 300 slagpijpjes met gewone autovoertuigen te vervoeren onder de voorwaarden door de dienst der springstoffen voor elk bijzonder geval te bepalen.

Referentie van de nationale wetgeving: Artikel 111 van het arrêté royal du 23 septembre 1958 sur les produits explosifs.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—a—BE—2

Betreft: Vervoer van ongereinigde lege houders die producten van verschillende klassen hebben bevat.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 5.4.1.1.6.

Inhoud van de nationale wetgeving: Vermelding op het vervoersdocument: „ongereinigde lege verpakkingen die producten van verschillende klassen hebben bevat”.

Referentie van de nationale wetgeving: Afwijking 6-97.

Toelichting: Afwijking door de Commissie geregistreerd als nr. 21 (krachtens artikel 6, lid 10, van Richtlijn 94/55/EG).

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—a—BE—3

Subject: Vaststelling van RO—a—UK—4.

Referentie van de nationale wetgeving:

Vervaldatum: 30 juni 2015.

DE Duitsland

RO—a—DE—1

Betreft: Gemengde verpakking en gemengde belading van auto-onderdelen met classificatie 1.4G samen met bepaalde gevaarlijke goederen (n4).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 4.1.10 en 7.5.2.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Bepalingen inzake gemengde verpakking en gemengde belading.

Inhoud van de nationale wetgeving: UN 0431 en UN 0503 mogen in bepaalde in de vrijstelling vermelde hoeveelheden, samen met bepaalde gevaarlijke goederen (producten in verband met de autofabricage) worden geladen. De waarde 1 000 (vergelijkbaar met 1.1.3.6.4) mag niet worden overschreden.

Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. I S. 4350); Ausnahme 28.

Toelichting: De vrijstelling is nodig om voor een snelle levering van veiligheidsonderdelen voor auto’s te zorgen, afhankelijk van de plaatselijke vraag. Vanwege het brede gamma van producten is het niet gebruikelijk dat plaatselijke garages deze in voorraad hebben.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—a—DE—2

Betreft: Vrijstelling van het voorschrift om een vervoersdocument en een expediteursverklaring bij zich te hebben voor bepaalde hoeveelheden gevaarlijke goederen, als bepaald onder punt 1.1.3.6 (n1).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 5.4.1.1.1 en 5.4.1.1.6.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Inhoud van het vervoersdocument.

Inhoud van de nationale wetgeving: Voor alle klassen behalve klasse 7: er is geen vervoersdocument nodig indien de hoeveelheid vervoerde goederen niet groter is dan de onder 1.1.3.6 vermelde hoeveelheden.

Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. I S. 4350); Ausnahme 18.

Toelichting: De door kenmerking en etikettering van verpakkingen verstrekte informatie wordt voor het binnenlandse vervoer voldoende geacht, aangezien een vervoersdocument bij lokale distributie niet altijd nodig is.

Afwijking door de Commissie geregistreerd als nr. 22 (krachtens artikel 6, lid 10 van Richtlijn 94/55/EG).

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—a—DE—3

Betreft: Vervoer van meetstandaards en brandstofpompen (leeg en ongereinigd).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: Bepalingen voor de UN-nummers 1202, 1203 en 1223.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Verpakking, kenmerking, documenten, instructies voor vervoer en behandeling, instructies voor de bemanning van voertuigen.

Inhoud van de nationale wetgeving: Specificatie van voorschriften en aanvullende bepalingen voor de toepassing van de afwijking; tot 1 000 l: vergelijkbaar met lege, ongereinigde verpakkingen; boven 1 000 l: naleving van bepaalde voorschriften voor tanks; vervoer uitsluitend leeg en ongereinigd.

Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. I S. 4350); Ausnahme 24.

Toelichting: Lijst nr. 7, 38, 38a.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—a—DE—5

Betreft: Toestemming voor gezamenlijke verpakking.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 4.1.10.4 MP2.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Verbod op gezamenlijke verpakking.

Inhoud van de nationale wetgeving: Klassen 1.4S, 2, 3 en 6.1; toestemming voor gezamenlijke verpakking van voorwerpen in klasse 1.4S (patronen voor kleine wapens), spuitbussen (klasse 2) en materialen voor reiniging en behandeling in de klassen 3 en 6.1 (vermelde UN-nummers) die als één geheel worden verkocht in gecombineerde verpakkingen in verpakkingsgroep II en in kleine hoeveelheden.

Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. I S. 4350); Ausnahme 21.

Toelichting: Lijst nr. 30*, 30a, 30b, 30c, 30d, 30e, 30f en 30g.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

DK Denemarken

RO—a—DK—1

Betreft: Vervoer over de weg van verpakkingen met afval of resten van gevaarlijke stoffen die voor verwijdering zijn ingezameld bij huishoudens en bepaalde bedrijven.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij de richtlijn: Deel 2, 4.1.4, 4.1.10, 5.2, 5.4 en 8.2.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn:

Classificatiebeginselen. Bepalingen gemengde verpakking. Bepalingen kenmerking en etikettering. Vervoersdocument.

Inhoud van de nationale wetgeving: Binnenverpakkingen met afval of resten van chemische stoffen die zijn ingezameld bij huishoudens en bepaalde bedrijven, mogen samen worden verpakt in bepaalde door de VN gecertificeerde buitenverpakkingen. De binnenverpakkingen mogen niet meer dan 5 kg of 5 l bevatten. Afwijkingen van de bepalingen inzake classificatie, kenmerking en etikettering, documentatie en opleiding.

Referentie van de nationale wetgeving: Bekendtgørelse nr. 729 van 15.8.2001 om vejtransport af farligt gods paragraf 4, stk. 3.

Toelichting: Het is niet mogelijk tot een nauwkeurige classificatie te komen en alle ADR-bepalingen toe te passen wanneer afvalstoffen of resten van chemische stoffen bij huishoudens en bepaalde bedrijven voor verwijdering worden ingezameld. Het afval wordt meestal verpakt in verpakkingen die in de detailhandel zijn verkocht.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—a—DK—2

Betreft: Vervoer over de weg van verpakkingen met ontplofbare stoffen en verpakkingen met ontstekingsinrichtingen in eenzelfde voertuig.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 7.5.2.2.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Bepalingen gemengde verpakking.

Inhoud van de nationale wetgeving: Bij het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg moeten de regels van de ADR in acht worden genomen.

Referentie van de nationale wetgeving: Bekendtgørelse nr. 729 van 15.8.2001 om vejtransport af farligt gods paragraf 4, stk. 1.

Toelichting: Praktisch gezien moet men de mogelijkheid hebben op om op eenzelfde voertuig explosieve stoffen samen met ontstekingsinrichtingen te verpakken wanneer deze goederen tussen de plaats van opslag en de plaats van gebruik worden vervoerd.

Wanneer de Deense wetgeving inzake het vervoer van gevaarlijke goederen wordt gewijzigd, zullen de Deense autoriteiten dergelijk vervoer op de volgende voorwaarden toelaten:

1.

Er mag niet meer dan 25 kg explosieve stoffen van groep D tegelijk worden vervoerd.

2.

Niet meer dan 200 stuks ontstekinginrichtingen van groep B mogen tegelijkertijd worden vervoerd.

3.

Ontstekingsinrichtingen en explosieve stoffen moeten afzonderlijk worden verpakt in door de VN gecertificeerde verpakkingen in overeenstemming met de voorschriften van Richtlijn 2000/61/EG tot wijziging van Richtlijn 94/55/EG.

4.

De tussen verpakkingen met ontstekingsinrichtingen en verpakkingen met explosieve stoffen aan te houden afstand moet ten minste 1 m bedragen, zelfs wanneer er plotseling moet worden geremd. Verpakkingen met ontstekingsinrichtingen en verpakkingen met explosieve stoffen moeten zo worden geplaatst dat zij snel uit het voertuig kunnen worden verwijderd.

5.

Alle andere regels betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen moeten in acht worden genomen.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

FI Finland

RO—a—FI—1

Betreft: Vervoer van gevaarlijke goederen in bepaalde hoeveelheden in bussen en kleine hoeveelheden laagradioactief materiaal voor gezondheidszorg en onderzoek.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 4.1, 5.4.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Bepalingen voor verpakking, documentatie.

Inhoud van de nationale wetgeving: Vervoer van gevaarlijke goederen in bepaalde kleinere hoeveelheden dan die van 1.1.3.6 met een maximale nettomassa van niet meer dan 200 kg in bussen wordt toegestaan zonder gebruik van het vervoersdocument en zonder aan alle verpakkingsvoorschriften te voldoen. Een voertuig dat maximaal 50 kg laagradioactief materiaal vervoert ten behoeve van gezondheidszorg of onderzoek, moet worden gemarkeerd en uitgerust overeenkomstig de ADR.

Referentie van de nationale wetgeving: Liikenne- ja viestintäministeriön asetus vaarallisten aineiden kuljetuksesta tiellä (277/2002; 313/2003; 312/2005).

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—a—FI—2

Betreft: Beschrijving van lege tanks in het vervoersdocument.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 5.4.1.1.6.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Bijzondere bepalingen voor lege, ongereinigde verpakkingen, voertuigen, containers, tanks, batterijwagens en MEGC’s (multiple element gas containers).

Inhoud van de nationale wetgeving: Bij lege, ongereinigde tankwagens waarin twee of meer stoffen met de UN-nummers 1202, 1203 en 1223 zijn vervoerd, mag de beschrijving in het vervoersdocument worden aangevuld met de woorden „laatste inhoud”, gevolgd door de naam van het product met het laagste vlampunt; „Lege tankwagen, 3, laatste inhoud: UN 1203 Motorbrandstof, II”.

Referentie van de nationale wetgeving: Liikenne- ja viestintäministeriön asetus vaarallisten aineiden kuljetuksesta tiellä (277/2002; 313/2003).

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—a—FI—3

Betreft: Etikettering en kenmerking van de vervoerseenheid voor explosieven.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 5.3.2.1.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Algemene voorschriften voor oranje borden.

Inhoud van de nationale wetgeving: Vervoerseenheden die (normaal gesproken in kleine vrachtwagens) kleine hoeveelheden explosieven (maximaal 1 000 kg netto) naar steengroeven en werklocaties vervoeren, mogen aan de voor- en achterkant worden geëtiketteerd met het etiket volgens model 1.

Referentie van de nationale wetgeving: Liikenne- ja viestintäministeriön asetus vaarallisten aineiden kuljetuksesta tiellä (277/2002; 313/2003).

Vervaldatum: 30 juni 2015.

FR Frankrijk

RO—a—FR—1

Betreft: Vervoer van draagbare en mobiele apparatuur voor gammaradiografie (18).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: Bijlagen A en B.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn:

Inhoud van de nationale wetgeving: Het vervoer van apparatuur voor gammaradiografie door gebruikers in speciale voertuigen wordt, met inachtneming van specifieke voorschriften, vrijgesteld.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 1er juin 2001 relatif au transport des marchandises dangereuses par route — Artikel 28.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—a—FR—2

Betreft: Vervoer van afval uit de gezondheidszorg waarbij er sprake is van besmettingsrisico en dat wordt gelijkgesteld met anatomisch materiaal dat valt onder UN 3291, met een massa van ten hoogste 15 kg.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: Bijlagen A en B.

Inhoud van de nationale wetgeving: Vrijstelling van de ADR-voorschriften voor het vervoer van afval uit de gezondheidszorg waarbij er sprake is van besmettingsrisico en dat wordt gelijkgesteld met anatomisch materiaal dat valt onder UN 3291, met een massa van ten hoogste 15 kg.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 1er juin 2001 relatif au transport des marchandises dangereuses par route — Artikel 12.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—a—FR—3

Betreft: Vervoer van gevaarlijke goederen in het openbaar vervoer (18).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 8.3.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Vervoer van passagiers en gevaarlijke goederen.

Inhoud van de nationale wetgeving: Gevaarlijke goederen mogen in het openbaar vervoer als handbagage worden vervoerd overeenkomstig de onder 4.1, 5.2 en 3.4 vermelde bepalingen inzake de verpakking, de kenmerking en de etikettering van pakketten.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 1er juin 2001 relatif au transport des marchandises dangereuses par route — Artikel 21.

Toelichting: In handbagage worden alleen gevaarlijke goederen voor persoonlijk of eigen beroepsmatig gebruik toegestaan. Draagbare gashouders zijn in de voor één reis benodigde hoeveelheid toegestaan voor patiënten met ademhalingsproblemen.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—a—FR—4

Betreft: Vervoer van kleine hoeveelheden gevaarlijke goederen voor eigen rekening (18).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 5.4.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Verplichting om een vervoersdocument te hebben.

Inhoud van de nationale wetgeving: Vervoer van kleine hoeveelheden gevaarlijke goederen voor eigen rekening waarbij de onder 1.1.3.6 gestelde grenswaarden niet worden overschreden, is vrijgesteld van de onder 5.4.1 vermelde verplichting om in het bezit te zijn van een vervoersdocument.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 1er juin 2001 relatif au transport des marchandises dangereuses par route — Artikel 23-2.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

IE Ierland

RO—a—IE—1

Betreft: Vrijstelling van het voorschrift van 5.4.0 van de ADR voor een vervoersdocument voor het vervoer van pesticiden van ADR-klasse 3 die onder 2.2.3.3 zijn aangeduid als FT2-pesticiden (vlampunt lager dan 23 °C) en ADR-klasse 6.1 die onder 2.2.61.3 zijn aangeduid als T6-pesticiden, vloeibaar (vlampunt niet lager dan 23 °C), wanneer de hoeveelheden vervoerde gevaarlijke goederen niet groter zijn dan de onder 1.1.3.6 van de ADR vermelde hoeveelheden.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 5.4.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Voorschrift voor vervoersdocument.

Inhoud van de nationale wetgeving: Een vervoersdocument is niet nodig voor het vervoer van pesticiden van ADR-klassen 3 en 6.1, wanneer de hoeveelheden vervoerde gevaarlijke goederen niet groter zijn dan de onder 1.1.3.6 van de ADR vermelde hoeveelheden.

Referentie van de nationale wetgeving: Regulation 82(9) of the Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 2004.

Toelichting: Onnodig en bewerkelijk voorschrift voor het plaatselijke vervoer en de plaatselijke levering van deze pesticiden.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—a—IE—2

Betreft: Vrijstelling van sommige van de bepalingen van de ADR inzake de verpakking, kenmerking en etikettering voor vervoer van kleine hoeveelheden (beneden de grenswaarden van 1.1.3.6) verlopen pyrotechnische voorwerpen van de classificatiecodes 1.3G, 1.4G en 1.4S van klasse 1 van de ADR met als respectieve identificatienummers UN 0092, UN 0093, UN 0403 of UN 0404 naar de dichtstbijzijnde militaire kazerne voor verwijdering.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 1.1.3.6, 4.1, 5.2 en 6.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Verwijdering van verlopen pyrotechnische voorwerpen.

Inhoud van de nationale wetgeving: De bepalingen van de ADR inzake de verpakking, kenmerking en etikettering voor vervoer van verlopen pyrotechnische voorwerpen met als respectieve identificatienummers UN 0092, UN 0093, UN 0403 en UN 0404 naar de dichtstbijzijnde militaire kazerne zijn niet van toepassing, mits aan de algemene bepalingen van de ADR inzake verpakking wordt voldaan en in het vervoersdocument aanvullende informatie wordt opgenomen. Dit geldt alleen voor lokaal vervoer van kleine hoeveelheden verlopen pyrotechnische voorwerpen naar de dichtstbijzijnde militaire kazerne voor veilige verwijdering.

Referentie van de nationale wetgeving: Regulation 82(10) of the Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 2004.

Toelichting: Het vervoer van kleine hoeveelheden „verlopen” fakkels voor noodgevallen op zee, met name van eigenaren van pleziervaartuigen en scheepsbevoorraders, naar militaire kazernes voor een veilige verwijdering daarvan heeft problemen opgeleverd, vooral wat de verpakkingsvoorschriften betreft. De afwijking geldt voor lokaal vervoer van kleine hoeveelheden (beneden de grenswaarden van 1.1.3.6).

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—a—IE—3

Betreft: Vrijstelling van de voorschriften van de hoofdstukken 6.7 en 6.8 voor het vervoer over de weg van nominaal lege, ongereinigde opslagtanks (voor opslag op vaste locaties) met het oog op reiniging, reparatie, beproeving of sloop.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 6.7 en 6.8.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Voorschriften voor het ontwerp, de constructie, het onderzoek en de beproeving van tanks.

Inhoud van de nationale wetgeving: Vrijstelling van de voorschriften van de hoofdstukken 6.7 en 6.8 van de ADR voor het vervoer over de weg van nominaal lege, ongereinigde opslagtanks (voor opslag op vaste locaties) met het oog op reiniging, herstelling, beproeving of sloop mits a) zoveel op de tank aangesloten pijpleidingen als redelijkerwijs mogelijk is, zijn verwijderd; b) een geschikte veiligheidsklep op de tank wordt aangesloten die gedurende het vervoer operationeel blijft; en c) met inachtneming van b) alle openingen in de tank en de daarop aangesloten pijpleidingen zijn afgesloten om het ontsnappen van gevaarlijke goederen te voorkomen, voor zover dit redelijkerwijs uitvoerbaar is.

Referentie van de nationale wetgeving: Amendement dat is voorgesteld op de „Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 2004”.

Toelichting: Deze tanks worden gebruikt voor de opslag van stoffen op een vaste locatie en niet voor het vervoer van goederen. Ze zullen zeer kleine hoeveelheden gevaarlijke goederen bevatten wanneer ze (de tanks) naar een andere locatie worden vervoerd voor reiniging, herstelling enz. Voorheen uit hoofde van artikel 6, lid 10, van Richtlijn 94/55/EG.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—a—IE—4

Betreft: Vrijstelling van de voorschriften van de hoofdstukken 5.3, 5.4, deel 7 en bijlage B van de ADR in verband met het vervoer van gascilinders voor tapinstallaties (voor dranken), wanneer deze op hetzelfde voertuig worden vervoerd als de dranken (waarvoor ze worden gebruikt).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: Hoofdstukken 5.3 en 5.4, deel 7 en bijlage B.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Het kenmerken van de voertuigen, de mee te nemen documentatie en de bepalingen betreffende de vervoersmiddelen en het vervoer.

Inhoud van de nationale wetgeving: Vrijstelling van de voorschriften van de hoofdstukken 5.3 en 5.4, deel 7, en bijlage B van de ADR voor gascilinders die worden gebruikt voor het tappen van dranken, wanneer deze gascilinders op hetzelfde voertuig worden vervoerd als de dranken (waarvoor ze worden gebruikt).

Referentie van de nationale wetgeving: Amendement dat is voorgesteld op de „Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 2004”.

Toelichting: De hoofdactiviteit is de distributie van verpakte dranken, die niet onder de ADR vallen, en daarnaast kleine hoeveelheden kleine cilinders met bijbehorende gassen voor het tappen.

Voorheen uit hoofde van artikel 6, lid 10, van Richtlijn 94/55/EG.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—a—IE—5

Betreft: Vrijstelling, voor binnenlands vervoer binnen Ierland, van de in de hoofdstukken 6.2 en 4.1 van de ADR vermelde voorschriften voor de constructie en beproeving van houders en de voorschriften voor het gebruik daarvan voor cilinders en drukvaten voor gassen van klasse 2 die een multimodaal vervoerstraject hebben afgelegd, met inbegrip van vervoer over zee, wanneer i) deze cilinders en drukvaten overeenkomstig de IMDG-code worden vervaardigd, beproefd en gebruikt, ii) deze cilinders en drukvaten niet in Ierland worden nagevuld maar nominaal leeg naar het land van herkomst van het multimodale vervoerstraject worden geretourneerd en iii) deze cilinders en drukvaten lokaal in kleine hoeveelheden worden gedistribueerd.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 1.1.4.2, 4.1 en 6.2.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Bepalingen inzake multimodale vervoerstrajecten, met inbegrip van vervoer over zee, het gebruik van cilinders en drukvaten voor gassen van ADR-klasse 2 en de constructie en beproeving van deze cilinders en drukvaten voor gassen van ADR-klasse 2.

Inhoud van de nationale wetgeving: De bepalingen van de hoofdstukken 4.1 en 6.2 zijn niet van toepassing op cilinders en drukvaten voor gassen van klasse 2, mits i) deze cilinders en drukvaten overeenkomstig de IMDG-code worden vervaardigd en beproefd, ii) deze cilinders en drukvaten overeenkomstig de IMDG-code worden gebruikt, iii) deze cilinders en drukvaten via een multimodaal vervoerstraject, met inbegrip van vervoer over zee, naar de afzender zijn vervoerd, iv) het vervoer van deze cilinders en drukvaten naar de eindgebruiker bestaat uit één traject, dat binnen één dag wordt afgelegd, van de bestemmeling van het multimodale vervoer bedoeld onder iii), v) deze cilinders en drukvaten niet in het binnenland worden nagevuld maar nominaal leeg naar het land van herkomst van het multimodale vervoerstraject bedoeld onder iii) worden geretourneerd, en vi) deze cilinders en drukvaten lokaal in het binnenland in kleine hoeveelheden worden gedistribueerd.

Referentie van de nationale wetgeving: Amendement dat is voorgesteld op de „Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 2004”.

Toelichting: De gassen in deze cilinders en drukvaten voldoen aan een door de eindgebruikers verlangde specificatie, op grond waarvan ze van buiten het ADR-gebied moeten worden ingevoerd. Na gebruik moeten deze nominaal lege cilinders en drukvaten naar het land van herkomst worden geretourneerd om te worden nagevuld met het gas met de speciale specificatie — ze worden niet in Ierland en zelfs niet binnen het ADR-gebied nagevuld. Ze voldoen weliswaar niet aan de ADR, maar voldoen wel aan en zijn geaccepteerd voor de IMDG-code. De eindbestemming van het multimodale vervoerstraject, dat buiten het ADR-gebied begint, is de locatie van de importeur, vanwaar deze cilinders en drukvaten in kleine hoeveelheden lokaal binnen Ierland naar de eindgebruiker worden gedistribueerd. Dit vervoer binnen Ierland zou vallen onder het gewijzigde artikel 6, lid 9, van Richtlijn 94/55/EG.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

LT Litouwen

RO—a—LT—1

Betreft: Vaststelling van RO—a—UK—6.

Referentie van de nationale wetgeving: Lietuvos Respublikos Vyriausybės 2000 m. kovo 23 d. nutarimas Nr. 337 „Dėl pavojingų krovinių vežimo kelių transportu Lietuvos Respublikoje” (Regeringsbesluit nr. 337 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg in de Republiek Litouwen, goedgekeurd op 23 maart 2000).

Vervaldatum: 30 juni 2015.

UK Verenigd Koninkrijk

RO—a—UK—1

Betreft: Vervoer van bepaalde laagradioactieve materialen zoals klokken, horloges, rookmelders en wijzerplaten voor kompassen (E1).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: De meeste ADR-voorschriften.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Voorschriften voor het vervoer van materialen van klasse 7.

Inhoud van de nationale wetgeving: Volledige vrijstelling van de bepalingen van de nationale regelgeving voor bepaalde handelsproducten die beperkte hoeveelheden radioactief materiaal bevatten. (Lichtgevend product dat is bedoeld om door een persoon te worden gedragen; maximaal 500 rookmelders voor huishoudelijk gebruik met een individuele activiteit van maximaal 40 kBq; of maximaal vijf tritiumlichtbronnen op basis van gas met een individuele activiteit van maximaal 10 GBq in eenzelfde voertuig of spoorvoertuig.)

Referentie van de nationale wetgeving: The Radioactive Material (Road Transport) Regulations 2002 Regulation 5(4)(d). The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2004: Regulation 3(10).

Toelichting: Deze afwijking is een maatregel voor de korte termijn die niet langer nodig zal zijn wanneer soortgelijke wijzigingen van de IAEA (Internationale Organisatie voor Atoomenergie)-regels in de ADR worden opgenomen.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—a—UK—2

Betreft: Vrijstelling van het voorschrift om een vervoersdocument bij zich te hebben voor bepaalde hoeveelheden gevaarlijke goederen (niet van klasse 7) als gedefinieerd onder 1.1.3.6 (E2).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 1.1.3.6.2 en 1.1.3.6.3.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Vrijstelling van bepaalde voorschriften voor bepaalde hoeveelheden per vervoerseenheid.

Inhoud van de nationale wetgeving: Voor beperkte hoeveelheden is geen vervoersdocument nodig, behalve wanneer deze deel uitmaken van een grotere lading.

Referentie van de nationale wetgeving: The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2004: Regulation 3(7)(a).

Toelichting: Deze vrijstelling is geschikt voor het binnenlandse vervoer, waarbij een vervoersdocument niet altijd nodig is voor lokale distributie.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—a—UK—3

Betreft: Vrijstelling van het voorschrift dat voertuigen die laagradioactieve materialen vervoeren, brandblusapparatuur aan boord moeten hebben (E4).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 8.1.4.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Voorschrift dat voertuigen brandblusapparatuur aan boord moeten hebben.

Inhoud van de nationale wetgeving: Ontheffing van het voorschrift brandblusapparatuur aan boord te hebben wanneer uitsluitend vrijgestelde colli worden vervoerd (UN 2908, 2909, 2910 en 2911).

Beperking van het voorschrift wanneer slechts een klein aantal pakketten wordt vervoerd.

Referentie van de nationale wetgeving: The Radioactive Material (Road Transport) Regulations 2002 Regulation 5(4)(d).

Toelichting: Het aan boord hebben van brandblusapparatuur is in de praktijk niet relevant bij het vervoer van UN 2908, 2909, 2910 en 2911, die vaak in kleine voertuigen worden vervoerd.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—a—UK—4

Betreft: Distributie van goederen in binnenverpakkingen naar detailhandelaren of gebruikers (met uitzondering van de klassen 1, 4.2, 6.2 en 7) van lokale magazijnen naar detailhandelaren of gebruikers en van detailhandelaren naar eindgebruikers (N1).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 6.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Voorschriften voor de constructie en het testen van verpakkingen.

Inhoud van de nationale wetgeving: Verpakkingen behoeven geen RID/ADR- of UN-kenmerk te hebben gekregen of anderszins te zijn gemerkt als ze goederen bevatten zoals bepaald in bijlage 3.

Referentie van de nationale wetgeving: The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2004: Regulation 7(4) and Regulation 36 Authorisation Number 13.

Toelichting: ADR-voorschriften zijn niet geschikt voor de laatste fasen van het vervoer van een magazijn naar een detailhandelaar of gebruiker, of van een detailhandelaar naar een eindgebruiker. Deze afwijking is bedoeld om ervoor te zorgen dat de binnenverpakking van goederen die voor kleinhandeldistributie zijn verpakt, op het laatste deel van een lokaal distributietraject zonder buitenverpakking kunnen worden vervoerd.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—a—UK—5

Betreft: Verschillende „maximale totale hoeveelheden per vervoerseenheid” voor de goederen van klasse 1 in de categorieën 1 en 2 van de tabel onder 1.1.3.6.3 (N10).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 1.1.3.6.3 en 1.1.3.6.4.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Vrijstellingen voor per vervoerseenheid vervoerde hoeveelheden.

Inhoud van de nationale wetgeving: Voorschriften voor vrijstellingen voor beperkte hoeveelheden en gemengde ladingen explosieven.

Referentie van de nationale wetgeving: Carriage of Explosives by Road Regulations 1996, reg. 13 and Schedule 5; reg. 14 and Schedule 4.

Toelichting: Behelst verschillende grenswaarden voor hoeveelheden goederen van klasse 1, te weten „50” voor categorie 1 en „500” voor categorie 2. Voor de berekening van gemengde ladingen worden de vermenigvuldigingsfactoren „20” voor categorie 1 en „2” voor categorie 2 gehanteerd.

Voorheen een afwijking krachtens artikel 6, lid 10, van Richtlijn 94/55/EG.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—a—UK—6

Betreft: Verhoging van de maximaal toelaatbare nettomassa van explosieven in voertuigen van type EX/II (N13).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 7.5.5.2.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Beperkingen voor de vervoerde hoeveelheden explosieve stoffen en voorwerpen.

Inhoud van de nationale wetgeving: Beperkingen voor de vervoerde hoeveelheden explosieve stoffen en voorwerpen.

Referentie van de nationale wetgeving: Carriage of Explosives by Road Regulations 1996, reg. 13, Schedule 3.

Toelichting: Voorschriften van het Verenigd Koninkrijk behelzen een maximale nettomassa van 5 000 kg in voertuigen van type II voor compatibiliteitsgroepen 1.1C, 1.1D, 1.1E en 1.1J.

Veel in Europa vervoerde voorwerpen van de klassen 1.1C, 1.1D, 1.1E en 1.1J zijn groot of omvangrijk en langer dan ongeveer 2,5 m. Het gaat hier vooral om explosieve voorwerpen voor militair gebruik. De beperkingen voor de constructie van EX/III-voertuigen (dit moeten gesloten voertuigen zijn) maken het laden en lossen van dergelijke voorwerpen heel moeilijk. Voor sommige voorwerpen zou zowel aan het begin als aan het eind van de reis gespecialiseerde laad- en losapparatuur nodig zijn. In de praktijk is die zelden voorhanden. Er worden in het Verenigd Koninkrijk maar weinig EX/III-voertuigen gebruikt en het zou voor de industrie uiterst problematisch zijn als er zou worden geëist dat er voor het vervoer van dergelijke explosieven meer gespecialiseerde EX/III-voertuigen moeten worden gebouwd.

In het Verenigd Koninkrijk worden militaire explosieven meestal door commerciële vervoersbedrijven vervoerd, die niet onder de vrijstelling voor militaire voertuigen in de kaderrichtlijn vallen. Om dit probleem te verhelpen, heeft het Verenigd Koninkrijk altijd toestemming gegeven voor het vervoer van maximaal 5 000 kg van dergelijke voorwerpen op EX/II-voertuigen. De huidige grenswaarde is niet altijd voldoende omdat een voorwerp meer dan 1 000 kg explosieven kan bevatten.

Sinds 1950 hebben zich slechts twee incidenten voorgedaan (beide in de jaren '50) met de ontploffing van explosieven met een gewicht van meer dan 5 000 kg. De incidenten werden veroorzaakt door een brandende band en een heet uitlaatsysteem waardoor de bekleding in brand vloog. Deze branden zouden zich ook met een kleinere lading hebben kunnen voordoen. Er waren geen doden of gewonden.

Empirisch bewijsmateriaal wijst erop dat het onwaarschijnlijk is dat correct verpakte explosieve voorwerpen door schokken, bijvoorbeeld bij een botsing, ontploffen. Uit militaire rapporten en de resultaten van proeven met de inslag van raketten blijkt dat de inslagsnelheid groter moet zijn dan die bij de 12m-valproef om patronen tot ontploffing te brengen.

Deze maatregel heeft geen gevolgen voor de huidige veiligheidsnormen.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—a—UK—7

Betreft: Vrijstelling van de eisen inzake toezicht voor kleine hoeveelheden van bepaalde goederen van klasse 1 (N12).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 8.4 en 8.5 S1(6).

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Eisen inzake toezicht voor voertuigen die bepaalde hoeveelheden gevaarlijke goederen vervoeren.

Inhoud van de nationale wetgeving: Bevat bepalingen voor veilig parkeren en toezicht, maar eist, in tegenstelling tot hoofdstuk 8.5 S1(6) van de ADR, geen permanent toezicht op bepaalde ladingen van klasse 1.

Referentie van de nationale wetgeving: Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 1996, reg. 24.

Toelichting: De ADR-voorschriften inzake toezicht zijn in een nationale context niet altijd uitvoerbaar.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—a—UK—8

Betreft: Versoepeling van de beperkingen voor het vervoer van gemengde ladingen explosieven en van explosieven met andere gevaarlijke goederen in wagens, voertuigen en containers (N4/5/6).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 7.5.2.1 en 7.5.2.2.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Beperkingen voor bepaalde soorten gemengde ladingen.

Inhoud van de nationale wetgeving: De nationale wetgeving is minder strikt voor gemengde ladingen explosieven, mits het vervoer hiervan zonder risico’s kan gebeuren.

Referentie van de nationale wetgeving: Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 1996, reg. 18.

Toelichting: Het Verenigd Koninkrijk wil toestemming geven voor enkele variaties op de regels voor het combineren van explosieven met andere explosieven en van explosieven met andere gevaarlijke goederen. Elke variatie kent een kwantitatieve beperking voor één of meer onderdelen van de lading en wordt alleen toegestaan mits „alle redelijkerwijs uitvoerbare maatregelen zijn genomen om te voorkomen dat de explosieven in contact komen met deze goederen of anderszins deze in gevaar brengen of daardoor in gevaar worden gebracht”.

Voorbeelden van variaties waarvoor het Verenigd Koninkrijk toestemming zou willen geven:

1.

Explosieven die zijn ingedeeld onder de UN-nummers 0029, 0030, 0042, 0065, 0081, 0082, 0104, 0241, 0255, 0267, 0283, 0289, 0290, 0331, 0332, 0360 of 0361, mogen in één voertuig worden vervoerd met gevaarlijke goederen die zijn ingedeeld onder UN-nummer 1942. De hoeveelheid UN 1942 die mag worden vervoerd, wordt beperkt door deze te beschouwen als explosieven van 1.1D.

2.

Explosieven die zijn ingedeeld onder de UN-nummers 0191, 0197, 0312, 0336, 0403, 0431 of 0453, mogen in één voertuig worden vervoerd met gevaarlijke goederen (met uitzondering van ontvlambare gassen, besmettelijke stoffen en giftige stoffen) in vervoerscategorie 2 of gevaarlijke goederen in vervoerscategorie 3 of een combinatie daarvan, mits de totale massa of het totale volume van de gevaarlijke goederen in vervoerscategorie 2 niet groter is dan 500 kg of 500 l en de totale nettomassa van deze explosieven niet groter is dan 500 kg.

3.

Explosieven van 1.4 G mogen in één voertuig worden vervoerd met ontvlambare vloeistoffen en ontvlambare gassen in vervoerscategorie 2 of niet-ontvlambare niet-giftige gassen in vervoerscategorie 3 of een combinatie daarvan, mits de totale massa of het totale volume van de gevaarlijke goederen, alles opgeteld, niet groter is dan 200 kg of 200 l en de totale nettomassa van de explosieven niet groter is dan 20 kg.

4.

Explosieve voorwerpen die zijn ingedeeld onder de UN-nummers 0106, 0107 of 0257, mogen worden vervoerd met explosieve voorwerpen in de compatibiliteitsgroepen D, E of F waarvoor ze bestanddeel zijn. De totale hoeveelheid explosieve stoffen van de UN-nummers 0106, 0107 of 0257 mag niet groter zijn dan 20 kg.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—a—UK—9

Betreft: Alternatief voor het aanbrengen van oranje borden op kleine voertuigen bij het vervoer van kleine partijen radioactief materiaal.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 5.3.2.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Verplichting voor kleine voertuigen tot het voeren van oranje borden bij het vervoer van radioactief materiaal.

Inhoud van de nationale wetgeving: Laat iedere in het kader van dit proces goedgekeurde vrijstelling toe. De aangevraagde vrijstelling luidt als volgt:

1.

Voertuigen moeten:

a)

hetzij, overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van de ADR, par. 5.3.2, van grote etiketten worden voorzien, of

b)

hetzij, in het geval van een voertuig met een gewicht van minder dan 3 500 kg, dat minder dan tien verpakkingen met niet-splijtbaar of splijtbaar radioactief materiaal aan boord heeft, waarbij de transportindexen van deze verpakkingen bij elkaar opgeteld niet meer dan 3 bedragen, een bord voeren dat beantwoordt aan de vereisten van par. 2.

2.

Met het oog op par. 1 hierboven, moet het bord op een voertuig dat radioactief materiaal vervoert, aan de volgende eisen voldoen:

a)

Het moet minstens 12 vierkante centimeter groot zijn. Alle letters op het bord moeten zwart, vet en leesbaar zijn. Alle letters moeten tevens in reliëf of verzonken zijn. De hoofdletters in het woord „RADIOACTIEVE” moeten minstens 12 mm hoog en alle andere hoofdletters minstens 5 mm hoog zijn.

b)

Het bord moet zo vuurbestendig zijn dat de hierop aangebrachte tekst leesbaar blijft na blootstelling aan de vlammen van een brand in het voertuig.

c)

Het bord moet stevig worden bevestigd op een plaats in het voertuig waar het voor de bestuurder duidelijk zichtbaar is, maar diens uitzicht op de weg niet belemmert, en moet enkel zichtbaar zijn wanneer radioactief materiaal wordt vervoerd.

d)

Het bord moet voldoen aan de voor de vorm ervan goedgekeurde eisen en moet de naam, het adres en het telefoonnummer vermelden van de instantie waarbij men in noodgevallen terechtkan.

Referentie van de nationale wetgeving: The Radioactive Material (Road Transport) Regulations 2002 Regulation 5(4)(d).

Toelichting: De vrijstelling is vereist voor beperkte vervoersbewegingen met kleine hoeveelheden radioactief materiaal, voornamelijk patiëntdoses radioactieve materialen tussen plaatselijke ziekenhuisfaciliteiten, waarbij kleine voertuigen worden gebruikt en zelfs de mogelijkheid om kleine oranje etiketten te gebruiken beperkt is. De ervaring heeft uitgewezen dat het aanbrengen van grote oranje etiketten op deze voertuigen problematisch is en dat die in normale vervoersomstandigheden moeilijk op hun plaats blijven. De voertuigen zullen nu worden voorzien van grote etiketten waarop, overeenkomstig 5.3.1.5.2 van de ADR (en normaliter 5.3.1.7.4) de inhoud wordt geïdentificeerd en het gevaar duidelijk wordt aangegeven. Daarenboven zal een vuurbestendig bord met informatie voor noodsituaties op een duidelijke zichtbare plaats worden aangebracht. In de praktijk zal zo meer veiligheidsinformatie worden gegeven dat uit hoofde van de vereisten van 5.3.2 van de ADR het geval was.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

Op grond van artikel 6, lid 2, onder b), i), bij deze richtlijn

BE België

RO—bi—BE—1

Betreft: Vervoer in de directe omgeving van industrieterreinen, met inbegrip van vervoer over de openbare weg.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: bijlagen A en B.

Inhoud van de bijlage bij deze richtlijn: Bijlagen A en B.

Inhoud van de nationale wetgeving: De afwijkingen hebben betrekking op de documentatie, de etikettering en de kenmerking van verpakkingen en het diploma van de chauffeur.

Referentie van de nationale wetgeving: Afwijkingen 2-89, 4-97 en 2-2000.

Toelichting: De gevaarlijke goederen worden van de ene naar de andere locatie vervoerd:

afwijking 2-89: kruising van de openbare weg (chemische stoffen in verpakkingen);

afwijking 4-97: afstand van 2 km (blokken ruwijzer bij een temperatuur van 600 °C);

afwijking 2-2000: afstand van ongeveer 500 m (IBC (Intermediate Bulk Container), PG II, III, klassen 3, 5.1, 6.1, 8 en 9).

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—BE—2

Betreft: Vervoer van opslagtanks die niet als vervoersapparatuur bedoeld zijn.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 1.1.3.2 (f).

Inhoud van de nationale wetgeving: Vervoer van nominaal lege opslagtanks voor reiniging/reparatie is toegestaan.

Referentie van de nationale wetgeving: Afwijking 6-82, 2-85.

Toelichting: Afwijking door de Commissie geregistreerd als nr. 7 (krachtens artikel 6, lid 10, van Richtlijn 94/55/EG).

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—BE—3

Betreft: Opleiding van chauffeurs.

Plaatselijk vervoer van UN 1202, 1203 en 1223 in verpakkingen en in tanks (in België binnen een straal van 75 km rond de maatschappelijke zetel).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 8.2.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn:

Structuur van de opleiding:

1.

Opleiding verpakkingen

2.

Opleiding tanks

3.

Speciale opleiding Cl 1

4.

Speciale opleiding Cl 7

Inhoud van de nationale wetgeving: Definities — diploma — afgifte — duplicaten — geldigheid en verlenging — organisatie van cursussen en examens — afwijkingen — sancties — slotbepalingen.

Referentie van de nationale wetgeving: Wordt in komende regelgeving gespecificeerd.

Toelichting: Het is de bedoeling een eerste cursus te geven, gevolgd door een examen, die beperkt blijft tot het vervoer van UN 1202, 1203 en 1223 in colli en in tanks binnen een straal van 75 km rond de maatschappelijke zetel; de lengte van de opleiding moet voldoen aan de ADR-voorschriften. Na vijf jaar moet de chauffeur een opfriscursus volgen en een examen afleggen. Op het diploma moet worden vermeld: „nationaal vervoer van UN 1202, 1203 en 1223 overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Richtlijn 2008/68/EG”.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—BE—4

Betreft: Vervoer van gevaarlijke goederen in tanks voor verwijdering door verbranding.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 3.2.

Inhoud van de nationale wetgeving: In afwijking van de tabel in hoofdstuk 3.2 is het toegestaan voor het vervoer van vloeistof reactief met water, giftig, groep III, n.e.g., onder bepaalde omstandigheden een tank/container met tankcode L4BH in plaats van tankcode L4DH te gebruiken.

Referentie van de nationale wetgeving: Afwijking 01 — 2002.

Toelichting: Deze regeling mag alleen worden gebruikt voor het vervoer van gevaarlijk afval over korte afstand.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—BE—5

Betreft: Vervoer van afval naar afvalverwijderingsinstallaties.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 5.2, 5.4, 6.1 (oude regelgeving: A5, 2X14, 2X12).

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Classificatie, kenmerking en voorschriften voor de verpakking.

Inhoud van de nationale wetgeving: In plaats van de indeling van afval aan de hand van de ADR wordt het in verschillende afvalgroepen ingedeeld (brandbare oplosmiddelen, verf, zuren, batterijen enz.) om gevaarlijke reacties binnen één groep te voorkomen. De voorschriften voor de vervaardiging van verpakkingen zijn minder streng.

Referentie van de nationale wetgeving: Koninklijk besluit betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg.

Toelichting: Deze regeling mag worden gebruikt voor het vervoer van kleine hoeveelheden afval naar afvalverwijderingsinstallaties.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—BE—6

Betreft: Vaststelling van RO—bi—SE—5.

Referentie van de nationale wetgeving:

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—BE—7

Betreft: Vaststelling van RO—bi—SE—6.

Referentie van de nationale wetgeving:

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—BE—8

Betreft: Vaststelling van RO—bi—UK—2.

Referentie van de nationale wetgeving:

Vervaldatum: 30 juni 2015.

DE Duitsland

RO—bi—DE—1

Betreft: Vrijstelling voor bepaalde vermeldingen op het vervoersdocument (n2).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 5.4.1.1.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Inhoud van het vervoersdocument.

Inhoud van de nationale wetgeving: Voor alle klassen, behalve de klassen 1 (behalve 1.4S), 5.2 en 7:

In het vervoersdocument moet geen vermelding worden opgenomen

a)

van de ontvanger bij plaatselijke distributie (behalve voor een volledige lading en vervoer met specifieke trajecten);

b)

van de hoeveelheid en de aard van de verpakkingen als punt 1.1.3.6 niet van toepassing is en het voertuig voldoet aan alle bepalingen van de bijlagen A en B;

c)

voor lege, ongereinigde tanks volstaat het vervoersdocument van de laatste lading.

Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. I S. 4350); Ausnahme 18.

Toelichting: Toepassing van alle voorschriften is ten aanzien van dergelijk vervoer niet uitvoerbaar.

Afwijking door de Commissie geregistreerd als nr. 22. (krachtens artikel 6, lid 10 van Richtlijn 94/55/EG).

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—DE—2

Betreft: Vervoer van met pcb’s verontreinigde materialen van klasse 9 als los gestort goed.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 7.3.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Vervoer als los gestort goed.

Inhoud van de nationale wetgeving: Toestemming voor het vervoer als los gestort goed in wissellaadbakken of containers die zodanig afgesloten zijn dat ze ondoordringbaar zijn voor vloeistoffen of stof.

Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. I S. 4350); Ausnahme 11.

Toelichting: Vrijstelling 11 beperkt tot 31.12.2004; vanaf 2005 zijn de bepalingen van de ADR en het RID identiek.

Zie ook Multilaterale Overeenkomst M137.

Lijst nr. 4*.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—DE—3

Betreft: Vervoer van verpakt gevaarlijk afval.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: Delen 1 tot en met 5.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Classificatie, verpakking en kenmerking.

Inhoud van de nationale wetgeving: Klassen 2 tot en met 6.1, 8 en 9: gezamenlijke verpakking en vervoer van gevaarlijk afval in pakketten en IBC’s; afval moet worden verpakt in een binnenverpakking (zoals ingezameld) en in specifieke afvalgroepen worden ingedeeld (om gevaarlijke reacties binnen een afvalgroep te vermijden); gebruik van speciale schriftelijke instructies voor de afvalgroepen en als vrachtbrief; inzameling van huisvuil en laboratoriumafval enz.

Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. I S. 4350); Ausnahme 20.

Toelichting: Lijst nr. 6*.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

DK Denemarken

RO—bi—DK—1

Betreft: UN 1202, 1203, 1223 en klasse 2 — geen vervoersdocument.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 5.4.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Vervoersdocument vereist.

Inhoud van de nationale wetgeving: Bij het vervoer van minerale olieproducten van klasse 3, UN 1202, 1203 en 1223 en gassen van klasse 2 in het kader van distributie (aflevering van goederen aan twee of meer ontvangers en inzameling van ingeleverde goederen in vergelijkbare situaties) is een vervoersdocument niet vereist mits de schriftelijke instructies naast de krachtens de ADR vereiste informatie ook informatie over het UN-nummer, de naam en de klasse bevatten.

Referentie van de nationale wetgeving: Bekendtgørelse nr. 729 af 15. august 2001 om vejtransport af farligt gods.

Toelichting: De reden voor bovengenoemde nationale afwijking is dat oliemaatschappijen dankzij de ontwikkeling van elektronische apparatuur bijvoorbeeld permanent informatie over klanten naar hun voertuigen kunnen verzenden. Aangezien deze informatie bij het vertrek niet beschikbaar is en tijdens het vervoer naar het voertuig wordt verzonden, is het niet mogelijk de vervoersdocumenten vóór het vertrek op te stellen. Dergelijk vervoer vinden binnen een beperkt gebied plaats.

Momenteel is er een afwijking voor Denemarken voor een soortgelijke bepaling krachtens artikel 6, lid 10, van Richtlijn 94/55/EG.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

EL Griekenland

RO—bi—EL—1

Betreft: Vrijstelling van veiligheidsvereisten voor vaste tanks (tankvoertuigen) die voor 31.12.2001 zijn geregistreerd voor lokaal vervoer van kleine hoeveelheden van sommige categorieën gevaarlijke goederen.

Verwijzingen naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 1.6.3.6, 6.8.2.4.2, 6.8.2.4.3, 6.8.2.4.4, 6.8.2.4.5, 6.8.2.1.17-6.8.2.1.22, 6.8.2.1.28, 6.8.2.2, 6.8.2.2.1, 6.8.2.2.2.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Vereisten inzake constructie, uitrusting, typekeuring, inspectie en beproeving, en kenmerking van vaste tanks (tankvoertuigen), afneembare tanks, tankcontainers en wissellaadtanks, waarvan de houders uit metaal vervaardigd zijn, en batterijvoertuigen, alsmede van MEGC’s.

Inhoud van de nationale wetgeving: Overgangsbepaling: voor de eerste maal tussen 1.1.1985 en 31.12.2001 in Griekenland geregistreerde vaste tanks (tankvoertuigen), afneembare tanks en tankcontainers mogen nog tot 31.12.2010 worden gebruikt. Deze overgangsbepaling betreft voertuigen voor het vervoer van de volgende gevaarlijke materialen (UN: 1202, 1268, 1223, 1863, 2614, 1212, 1203, 1170, 1090, 1193, 1245, 1294, 1208, 1230, 3262, 3257). De bepaling is bedoeld voor het vervoer van kleine hoeveelheden of om lokaal vervoer door in bovengenoemde periode geregistreerde voertuigen. Deze overgangsperiode zal gelden voor tankvoertuigen die zijn aangepast in overeenstemming met:

1.

Paragrafen van de ADR betreffende inspecties en tests: 6.8.2.4.2, 6.8.2.4.3, 6.8.2.4.4, 6.8.2.4.5, (ADR 1999: 211 151, 211 152, 211 153, 211 154).

2.

Minimale dikte van de houderwand: 3 mm voor tanks met compartimenten met een capaciteit tot 3 500 l en minstens 4 mm zacht staal voor tanks met compartimenten met een capaciteit tot 6 000 l, ongeacht het type of de dikte van de scheidingswanden.

3.

Indien als materiaal aluminium of een ander metaal gebruikt is, zouden tanks moeten voldoen aan de vereisten voor dikte en andere technische specificaties welke voortvloeien uit de technische tekeningen die zijn goedgekeurd door de lokale overheid van het land waar zij voordien geregistreerd waren. Bij ontbreken van technische tekeningen, moeten tanks voldoen aan de vereisten van par. 6.8.2.1.17 (211 127).

4.

Tanks zouden moeten voldoen aan de randnummers 211 128, 6.8.2.1.28 (211 129), par. 6.8.2.2 met subparagrafen 6.8.2.2.1 en 6.8.2.2.2 (211 130, 211 131).

Meer in het bijzonder mogen tankvoertuigen met een massa van minder dan 4 t die uitsluitend zijn bestemd voor plaatselijk vervoer van gasolie (UN 1202), ten eersten male voor 31.12.2002 zijn geregistreerd, en waarvan de wanddikte minder dan 3 mm bedraagt, alleen worden gebruikt indien zij overeenkomstig randnummer 211 127 (5)b4 (6.8.2.1.20) worden omgebouwd.

Referentie van de nationale wetgeving: Τεχνικές Προδιαγραφές κατασκευής, εξοπλισμού και ελέγχων των δεξαμενών μεταφοράς συγκεκριμένων κατηγοριών επικινδύνων εμπορευμάτων για σταθερές δεξαμενές (οχήματα-δεξαμενές), αποσυναρμολογούμενες δεξαμενές που βρίσκονται σε κυκλοφορία (Vereisten inzake constructie, uitrusting, inspectie en beproeving van vaste tanks (tankvoertuigen) en in circulatie zijnde afneembare tanks, voor sommige categorieën gevaarlijke goederen).

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—EL—2

Betreft: Vrijstelling van vóór 31 december 2001 ingeschreven voertuigen voor plaatselijk vervoer van gevaarlijke goederen van de constructievereisten voor basisvoertuigen.

Verwijzingen naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: ADR 2001: 9.2, 9.2.3.2, 9.2.3.3.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Vereisten inzake de constructie van basisvoertuigen.

Inhoud van de nationale wetgeving: De vrijstelling is van toepassing op voertuigen voor het plaatselijke vervoer van gevaarlijke goederen (categorieën UN 1202, 1268, 1223, 1863, 2614, 1212, 1203, 1170, 1090, 1193, 1245, 1294, 1208, 1230, 3262 en 3257) die ten eersten male voor 31 december 2001 zijn ingeschreven.

De bovengenoemde voertuigen moeten voldoen aan de vereisten van hoofdstuk 9 (9.2.1 tot en met 9.2.6) van bijlage B bij Richtlijn 94/55/EG, met de volgende uitzonderingen:

Aan de vereisten van paragraaf 9.2.3.2 moet alleen worden voldaan indien het voertuig door voertuigfabrikant is uitgerust met een antiblokkeerremsysteem en het moet worden uitgerust met een remvertrager als omschreven in par. 9.2.3.3.1, zonder dat er noodzakelijkerwijs aan de paragrafen 9.2.3.3.2 en 9.2.3.3.3 behoeft te worden voldaan.

De voeding van de tachograaf moet verlopen via een rechtstreeks op de accu aangesloten stroombegrenzer (randnummer 220 514) en de elektrische uitrusting van het hefmechanisme van de bogieas moet op dezelfde plaats worden geïnstalleerd als waar deze door de voertuigfabrikant oorspronkelijk was aangebracht en moet met een hiertoe geschikte gesloten behuizing worden beschermd (randnummer 220 517).

Specifiek voor het plaatselijke vervoer van dieselolie voor verwarmingsdoeleinden bestemde tankvoertuigen met een maximale massa van minder dan 4 t (UN: 1202) moeten voldoen aan de vereisten van de paragrafen 9.2.2.3, 9.2.2.6, 9.2.4.3 en 9.2.4.5, maar niet noodzakelijkerwijs aan die van andere voldoen.

Referentie van de nationale wetgeving: Τεχνικές Προδιαγραφές ήδη κυκλοφορούντων οχημάτων που διενεργούν εθνικές μεταφορές ορισμένων κατηγοριών επικινδύνων εμπορευμάτων (Technische vereisten voor reeds in gebruik zijnde voertuigen die bestemd zijn voor het plaatselijke vervoer van bepaalde categorieën gevaarlijke goederen).

Toelichting: In vergelijking met het totale aantal reeds ingeschreven voertuigen gaat het hier om een betrekkelijk klein aantal voertuigen die bovendien alleen voor plaatselijk vervoer bestemd zijn. De vorm van de aangevraagde vrijstelling, de grootte van het wagenpark in kwestie en het soort goederen dat hier vervoerd wordt, zijn niet van dien aard dat zij een bedreiging voor de veiligheid op de weg zullen vormen.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

ES Spanje

RO—bi—ES—1

Betreft: Speciale apparatuur voor de distributie van ammoniakgas.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 6.8.2.2.2.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Teneinde elk verlies van de inhoud bij beschadiging van de uitwendige laad- en losinrichtingen (pijpen, zijafsluiters) te vermijden, moeten de inwendige afsluiter en de zitting daarvan zodanig ontworpen of beschermd zijn dat zij niet kunnen afbreken ten gevolge van uitwendige belastingen. De laad- en losinrichtingen (met inbegrip van flenzen of schroefdoppen) alsmede de eventuele beschermkappen moeten beveiligd kunnen worden tegen elk ontijdig openen.

Inhoud van de nationale wetgeving: Tanks die worden gebruikt voor de distributie en toepassing van ammoniakgas in de landbouw en die vóór 1 januari 1992 in gebruik zijn genomen, mogen van een uitwendige in plaats van een inwendige beveiliging worden voorzien, mits die een beveiliging bieden die ten minste gelijkwaardig is met de beveiliging die door de wand van de tank wordt geboden.

Referentie van de nationale wetgeving: Real Decreto 551/2006. Anejo 1. Apartado 3.

Toelichting: Vóór 1 januari 1992 werden er in de landbouw voor het rechtstreeks opbrengen van ammoniakgas op het land uitsluitend tanks met een uitwendige beveiliging gebruikt. Een aantal van deze tanks worden nog steeds gebruikt. Ze rijden zelden met lading op de weg, maar worden uitsluitend gebruikt voor het uitrijden van mest op grote boerderijen.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

FI Finland

RO—bi—FI—1

Betreft: Wijziging van de informatie in het vervoersdocument voor explosieve stoffen.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 5.4.1.2.1 (a).

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Bijzondere bepalingen voor klasse 1.

Inhoud van de nationale wetgeving: In het vervoersdocument mag in plaats van de feitelijke nettomassa aan explosieve stoffen het aantal ontstekers worden vermeld (1 000 ontstekers stemt overeen met 1 kg explosieven).

Referentie van de nationale wetgeving: Liikenne- ja viestintäministeriön asetus vaarallisten aineiden kuljetuksesta tiellä (277/2002; 313/2003).

Toelichting: Deze informatie wordt voor binnenlands vervoer voldoende geacht. Deze afwijking wordt voornamelijk gebruikt voor de springstofindustrie voor plaatselijk vervoer van kleine hoeveelheden.

Afwijking door de Commissie geregistreerd als nr. 31.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

FR Frankrijk

RO—bi—FR—1

Betreft: Gebruik van het scheepvaartdocument als vervoersdocument bij korte trajecten na het lossen van het schip.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 5.4.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Informatie die moet worden vermeld in het document dat als vervoersdocument voor gevaarlijke goederen wordt gebruikt.

Inhoud van de nationale wetgeving: Het scheepvaartdocument wordt binnen een straal van 15 km als vervoersdocument gebruikt.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 1er juin 2001 relatif au transport des marchandises dangereuses par route — Article 23-4.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—FR—2

Betreft: Vervoer van voorwerpen van klasse 1 samen met gevaarlijke materialen van andere klassen (91).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 7.5.2.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Verbod op verpakkingen met verschillende gevaarsetiketten in één lading.

Inhoud van de nationale wetgeving: Mogelijkheid om enkelvoudige of geassembleerde ontstekers en goederen die niet tot klasse 1 behoren samen te vervoeren, mits bepaalde voorwaarden in acht worden genomen en het vervoer binnen Frankrijk plaatsvindt over een afstand van maximaal 200 km.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 1er juin 2001 relatif au transport des marchandises dangereuses par route — Article 26.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—FR—3

Betreft: Vervoer van vaste lpg-opslagtanks (18).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: Bijlagen A en B.

Inhoud van de nationale wetgeving: Voor het vervoer van vaste lpg-opslagtanks gelden, uitsluitend voor korte afstanden, specifieke voorschriften.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 1er juin 2001 relatif au transport des marchandises dangereuses par route — Article 30.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—FR—4

Betreft: Specifieke voorwaarden voor de opleiding van chauffeurs en de goedkeuring van voertuigen voor landbouwvervoer (korte afstanden).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 6.8.3.2; 8.2.1 en 8.2.2.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Tankapparatuur en opleiding van chauffeurs.

Inhoud van de nationale wetgeving:

Specifieke bepalingen voor de goedkeuring van voertuigen.

Speciale opleiding voor chauffeurs.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 1er juin 2001 relatif au transport des marchandises dangereuses par route — Article 29-2 — Annex D4.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

IE Ierland

RO—bi—IE—1

Betreft: Vrijstelling van het voorschrift van 5.4.1.1.1 om i) de naam en het adres van de bestemmeling, ii) het aantal en een omschrijving van de colli, en iii) de totale hoeveelheid gevaarlijke goederen in het vervoersdocument te vermelden voor het vervoer van kerosine, dieselbrandstof of vloeibaar petroleumgas met de respectieve identificatienummers UN 1223, UN 1202 en UN 1965 naar de eindgebruiker.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 5.4.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Documentatie.

Inhoud van de nationale wetgeving: Wanneer kerosine, dieselbrandstof of vloeibaar petroleumgas met de respectieve identificatienummers UN 1223, UN 1202 en UN 1965, als gespecificeerd in aanhangsel B.5 van bijlage B van de ADR, naar de eindgebruiker worden vervoerd, is het niet nodig om de naam en het adres van de bestemmeling, het aantal en een omschrijving van de colli, de IBC’s of houders, noch de totale vervoerde hoeveelheid op de vervoerseenheid te vermelden.

Referentie van de nationale wetgeving: Regulation 82(2) of the Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 2004.

Toelichting: Bij de levering van huisbrandolie aan huishoudens is het gebruikelijk de opslagtank van de afnemer „bij te vullen”, zodat de te leveren hoeveelheid en het aantal afnemers (tijdens een leveringsroute) onbekend zijn op het tijdstip waarop de geladen tanker aan zijn route begint. Bij de levering van lpg-gasflessen aan huishoudens is het gebruikelijk lege flessen door volle te vervangen, zodat het aantal afnemers en de aan elk van hen geleverde hoeveelheid aan het begin van het vervoerstraject onbekend zijn.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—IE—2

Betreft: Vrijstelling om toe te staan dat bij het vervoer van lege, ongereinigde tanks aan de bepalingen van 5.4.1.1.1 wordt voldaan door gebruik van het vervoersdocument voor de laatste inhoud.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 5.4.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Documentatie.

Inhoud van de nationale wetgeving: Bij het vervoer van lege, ongereinigde tanks volstaat het vervoersdocument voor de laatste inhoud.

Referentie van de nationale wetgeving: Regulation 82(3) of the Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 2004.

Toelichting: Met name bij de levering van benzine en/of dieselbrandstof aan benzinestations keert de tankwagen onmiddellijk na de levering van de laatste lading direct terug naar de olieopslagplaats (om te worden geladen voor de volgende leveringen).

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—IE—3

Betreft: Vrijstelling voor het laden en lossen van gevaarlijke goederen waaraan krachtens 7.5.11 aanvullend voorschrift CV1 en krachtens 8.5 aanvullend voorschrift S1 is toegekend, zonder speciale toestemming van de bevoegde instantie op een voor het publiek toegankelijke plaats.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 7.5 en 8.5.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Aanvullende voorschriften inzake het laden, het lossen en de behandeling.

Inhoud van de nationale wetgeving: In afwijking van de voorschriften van 7.5.11 of 8.5 is het laden en lossen van gevaarlijke goederen op een voor het publiek toegankelijke plaats zonder speciale toestemming van de bevoegde instantie toegestaan.

Referentie van de nationale wetgeving: Regulation 82(5) of the Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 2004.

Toelichting: Voor binnenlands vervoer vormt deze bepaling een zeer bewerkelijke verplichting voor de bevoegde instanties.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—IE—4

Betreft: Vrijstelling om het vervoer van „Emulsion Explosive Matrix” met identificatienummer UN 3375 in tanks toe te staan.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 4.3.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Gebruik van tanks enz.

Inhoud van de nationale wetgeving: Het vervoer van „Emulsion Explosive Matrix” met identificatienummer UN 3375 in tanks wordt toegestaan.

Referentie van de nationale wetgeving: Regulation 82(6) of the Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 2004.

Toelichting: De matrix wordt weliswaar als vaste stof geclassificeerd, maar heeft geen poeder- of korrelvorm.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—IE—5

Betreft: Vrijstelling van het „samenladingsverbod” op hetzelfde voertuig van 7.5.2.1 voor voorwerpen van compatibiliteitsgroep B en stoffen en voorwerpen van compatibiliteitsgroep D met gevaarlijke goederen, in tanks, van de klassen 3, 5.1 en 8.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 7.5.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Voorschriften inzake het laden, het lossen en de behandeling.

Inhoud van de nationale wetgeving: Colli met voorwerpen van compatibiliteitsgroep B van ADR-klasse 1 en colli met stoffen en voorwerpen van compatibiliteitsgroep D van ADR-klasse 1 mogen op hetzelfde voertuig worden vervoerd met gevaarlijke goederen van de ADR-klassen 3, 5.1 of 8, mits a) genoemde colli van ADR-klasse 1 worden vervoerd in aparte containers/compartimenten waarvan het ontwerp door de bevoegde instantie is goedgekeurd en onder de door de bevoegde instantie vereiste voorwaarden en b) genoemde stoffen van de ADR-klassen 3, 5.1 of 8 worden vervoerd in vaten die voldoen aan de eisen van de bevoegde instantie inzake ontwerp, constructie, beproeving, onderzoek, functioneren en gebruik.

Referentie van de nationale wetgeving: Regulation 82(7) of the Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 2004.

Toelichting: Om toestemming te verlenen, onder door de bevoegde instanties goedgekeurde voorwaarden, voor het laden van voorwerpen en stoffen van klasse 1, compatibiliteitsgroepen B en D, op hetzelfde voertuig met gevaarlijke goederen in tanks van de klassen 3, 5.1 en 8 — d.w.z. „pompwagens”.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—IE—6

Betreft: Vrijstelling van het voorschrift in 4.3.4.2.2, waarin wordt bepaald dat niet permanent met de tank van een tankwagen verbonden buigzame laad- en losleidingen tijdens het vervoer leeg moeten zijn.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 4.3.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Gebruik van tankwagens.

Inhoud van de nationale wetgeving: Flexibele slanghaspels (inclusief de bijbehorende vaste pijpleidingen) die zijn verbonden aan tankwagens voor kleinhandeldistributie van aardolieproducten met identificatienummers UN 1202, UN 1223, UN 1011 en UN 1978, behoeven tijdens het vervoer over de weg niet leeg te zijn, mits er afdoende maatregelen worden genomen om verlies van de inhoud te voorkomen.

Referentie van de nationale wetgeving: Regulation 82(8) of the Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 2004.

Toelichting: Flexibele slangen die zijn verbonden aan tankwagens voor levering aan huis, moeten zelfs tijdens het vervoer te allen tijde vol blijven. Het leveringsysteem vereist dat de meter en de slang van de tankwagen vooraf gevuld zijn om ervoor te zorgen dat de afnemer de juiste hoeveelheid product ontvangt.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—IE—7

Betreft: Vrijstelling van bepaalde voorschriften van de hoofdstukken 5.4.0, 5.4.1.1.1 en 7.5.11 van de ADR voor het bulkvervoer van ammoniumnitraatmeststoffen (UN 2067) van havens naar de bestemmelingen.

Verwijzingen naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 5.4.0, 5.4.1.1.1 en 7.5.11.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Het voorschrift voor een apart vervoersdocument met de correcte totale hoeveelheid van de specifieke lading voor elk vervoerstraject en het voorschrift dat het voertuig voor en na het traject moet worden gereinigd.

Inhoud van de nationale wetgeving: Voorgestelde afwijking om, gelet op de praktische aspecten van bulkvervoer van de haven naar de bestemmeling, wijzigingen in de ADR-voorschriften voor het vervoersdocument en de reiniging van het voertuig mogelijk te maken.

Referentie van de nationale wetgeving: Voorgesteld amendement van de „Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 2004”.

Toelichting: De bepalingen van de ADR vereisen a) een apart vervoersdocument met de totale massa vervoerde gevaarlijke goederen voor de specifieke lading en b) het aanvullende voorschrift „CV24” inzake de reiniging voor elke afzonderlijke lading die bij het lossen van een bulkschip tussen de haven en de bestemmeling wordt vervoerd. Aangezien het hier om plaatselijk vervoer bij het lossen van een bulkschip gaat, waarbij dezelfde stof in verschillende ladingen op dezelfde dag of opeenvolgende dagen tussen het bulkschip en de bestemmeling wordt vervoerd, zou één vervoersdocument met een benaderde totale massa van elke lading moeten volstaan en zou aanvullend voorschrift „CV24” niet verplicht behoeven te zijn.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

LT Litouwen

RO—bi—LT—1

Betreft: Vaststelling van RO—bi—EL—1.

Referentie van de nationale wetgeving: Lietuvos Respublikos Vyriausybės 2000 m. kovo 23 d. nutarimas Nr. 337 „Dėl pavojingų krovinių vežimo kelių transportu Lietuvos Respublikoje” van 23 maart 2000.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—LT—2

Betreft: Vaststelling van RO—bi—EL—2.

Referentie van de nationale wetgeving: Lietuvos Respublikos Vyriausybės 2000 m. kovo 23 d. nutarimas Nr. 337 „Dėl pavojingų krovinių vežimo kelių transportu Lietuvos Respublikoje” van 23 maart 2000.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

NL Nederland

RO—bi—NL—1

Betreft: Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Verwijzingen naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 1.1.3.6; 3.3; 4.1.4; 4.1.6; 4.1.8; 4.1.10; 5.2.2; 5.4.0; 5.4.1; 5.4.3; 7.5.4; 7.5.7; 8.1.2.1, subsecties a) en b); 8.1.5, subsectie c); 8.3.6.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn:

1.1.3.6: Vrijstellingen die zijn gekoppeld aan de vervoerde hoeveelheden per transporteenheid.

3.3: Bijzondere bepalingen voor gespecificeerde stoffen of voorwerpen.

4.1.4: Lijst met verpakkingsinstructies; 4.1.6: Bijzondere verpakkingsvoorschriften voor goederen van klasse 2.

4.1.8: Bijzondere verpakkingseisen voor besmettelijke stoffen; 4.1.10: Bijzondere vereisten voor gezamenlijke verpakkingen.

5.2.2: Etikettering van verpakkingen voor vervoer; 5.4.0: Uit hoofde van de ADR-regeling vervoerde goederen moeten, waar zulks van toepassing is, vergezeld gaan van de in dit hoofdstuk voorgeschreven documentatie, tenzij op grond van de paragrafen 1.1.3.1 tot en met 1.1.3.5 een vrijstelling is verleend; 5.4.1: Vervoerdocument voor gevaarlijke goederen samen met de bijbehorende informatie; 5.4.3: Schriftelijke instructies.

7.5.4: Voorzorgen met betrekking tot voedingsmiddelen, andere verbruiksartikelen en diervoeders; 7.5.7: Het laden en lossen en het stuwen:

8.1.2.1: Naast de wettelijk vereiste documentatie moeten nog de volgende documenten aan boord van de transporteenheid worden meegevoerd: a) de in 5.4.1 vermelde vervoerdocumenten betreffende alle vervoerde gevaarlijke goederen en, waar zulks van toepassing is, het containerbeladingscertificaat als bepaald in paragraaf 5.4.2; b) de schriftelijke instructies, als gegeven in par. 5.4.3, betreffende alle vervoerde gevaarlijke goederen; 8.1.5: Iedere transporteenheid die gevaarlijke goederen vervoert moet zijn uitgerust met: c) de uitrusting die nodig is voor de uitvoering van de aanvullende en bijzondere maatregelen als aangegeven in de in paragraaf 5.4.3 bedoelde schriftelijke instructies.

8.3.6: De motor laten lopen tijdens het laden en lossen.

De volgende bepalingen van de ADR zijn niet van toepassing:

a)

1.1.3.6;

b)

3.3;

c)

4.1.4; 4.1.6; 4.1.8; 4.1.10;

d)

5.2.2; 5.4.0; 5.4.1; 5.4.3;

e)

7.5.4; 7.5.7;

f)

8.1.2.1. subsecties a) en b); 8.1.5. subsectie c); 8.3.6.

Referentie van de nationale wetgeving: Artikel 3 van de Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Toelichting: De regeling is zo ontworpen dat particulieren de mogelijkheid krijgen „klein chemisch afval” op een en dezelfde locatie aan te bieden. Dit geldt bijvoorbeeld voor residuen als verfresten. Het gevaar wordt geminimaliseerd door de keuze van het vervoermiddel, waarbij, onder meer, van speciale transportelementen kan worden gebruikgemaakt en voor het publiek duidelijk kan worden aangegeven dat er een rookverbod geldt.

Gezien de geringe hoeveelheden die worden aangeboden en de gespecialiseerde aard van de verpakking, worden in dit artikel een aantal secties van de ADR buiten beschouwing gelaten. Aanvullende voorschriften worden elders in de regeling neergelegd.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—NL—2

Betreft: Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 1.1.3.6.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Vrijstellingen die zijn gekoppeld aan de vervoerde hoeveelheden per transporteenheid.

Inhoud van de nationale wetgeving:

Het vakbekwaamheidscertificaat van de begeleider en de in artikel 16, lid 1, onder b), bedoelde aantekening bevinden zich beide in het voertuig. De begeleider van het voertuig is in het bezit van de aantekening „vervoer gevaarlijk afval” die wordt afgegeven door de Stichting CCV.

Referentie van de nationale wetgeving: Artikel 10, onderdeel a, en 16, onderdeel b, van de Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Toelichting: Omdat er zoveel verschillende soorten huishoudelijk gevaarlijk afval zijn, moet de vervoerder beschikken over een vakbekwaamheidscertificaat, ook al worden er enkel kleine hoeveelheden afval aangeboden. Een bijkomende vereiste is dat de vervoerder in het bezit is van kwalificaties voor het vervoer van gevaarlijk afval.

Een van de redenen hiervoor is dat verzekerd moet worden dat de vervoerder bijvoorbeeld geen zuren en basen samen verpakt en weet hoe hij moet reageren in bepaalde situaties.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—NL—3

Betreft: Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 1.1.3.6.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Vrijstellingen die zijn gekoppeld aan de vervoerde hoeveelheden per transporteenheid.

Inhoud van de nationale wetgeving:

De volgende documenten moeten aan boord van het voertuig worden meegevoerd: b) schriftelijke instructies en informatie verzameld in overeenstemming met de bijlage bij de wetstekst die aan de regeling ten grondslag ligt.

Referentie van de nationale wetgeving: Artikel 10b van de Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Toelichting: Daar de regeling vrijstellingen van sectie 1.1.3.6 van de ADR uitsluit, dienen kleine hoeveelheden eveneens van schriftelijke instructies vergezeld te gaan. Dit wordt noodzakelijk geacht omdat er zoveel verschillende soorten huishoudelijk gevaarlijk afval worden aangeboden en de aanbieders van het afval (particulieren) zich niet bewust zijn van de hieraan klevende gevaren.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—NL—4

Betreft: Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 6.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Voorschriften voor de constructie en het testen van verpakkingen.

Inhoud van de nationale wetgeving:

1.

Huishoudelijk gevaarlijk afval mag alleen worden aangeboden in op de stof in kwestie berekende hermetisch gesloten verpakkingen, en:

a)

voor voorwerpen van categorie 6.2: in een verpakking die waarborgt dat bij aanbieding geen letsel wordt veroorzaakt;

b)

voor huishoudelijk gevaarlijk afval van industriële oorsprong: in een doos met een inhoud van maximaal 60 l, waarin de afvalstoffen naar gevarencategorie worden gescheiden (kga-doos).

2.

Aan de buitenkant is de verpakking vrij van huishoudelijk gevaarlijk afval.

3.

De naam van de stof wordt op de verpakking vermeld.

4.

Bij iedere ophaling wordt slechts één doos, als bedoeld in par. 1, subsectie b, aanvaard.

Referentie van de nationale wetgeving: Artikel 6 van de Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijke afval 2002.

Toelichting: Dit artikel komt voort uit artikel 3 overeenkomstig hetwelk bepaalde bepalingen van de ADR niet van toepassing zijn verklaard. Bij deze regeling is een overeenkomstig sectie 6.1 van de ADR goedgekeurde verpakking niet noodzakelijk. De reden hiervoor is dat het slechts om geringe hoeveelheden gevaarlijke stoffen gaat. Wel bevat artikel 6 een aantal regels, met inbegrip van de vereiste dat de gevaarlijke stoffen in gesloten verpakkingen moeten worden afgeleverd om weglekken te voorkomen.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—NL—5

Betreft: Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 6.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Voorschriften inzake de constructie en het testen van verpakkingen.

Inhoud van de nationale wetgeving:

Het voertuig moet een laadruimte hebben die van de bestuurdersruimte gescheiden is door een stevige wand of, in het andere geval, een laadruimte die niet integrerend deel van het voertuig uitmaakt.

Referentie van de nationale wetgeving: Artikel 7, tweede lid, van de Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Toelichting: Bij deze regeling is een overeenkomstig sectie 6.1 van de ADR goedgekeurde verpakking niet noodzakelijk. De reden hiervoor is dat het slechts om geringe hoeveelheden gevaarlijke stoffen gaat. Wel bevat dit artikel een bijkomende vereiste welke tot doel heeft te voorkomen dat er toxische dampen in de bestuurdersruimte terechtkomen.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—NL—6

Betreft: Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 6.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Voorschriften inzake de constructie en het testen van verpakkingen.

Inhoud van de nationale wetgeving:

De laadruimte van een gesloten voertuig moet aan de bovenkant van een permanent functionerende afzuiginrichting en aan de onderkant van openingen zijn voorzien.

Referentie van de nationale wetgeving: Artikel 8, eerste lid, van de Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Toelichting: Bij deze regeling is een overeenkomstig sectie 6.1 van de ADR goedgekeurde verpakking niet noodzakelijk. De reden hiervoor is dat het slechts om geringe hoeveelheden gevaarlijke stoffen gaat. Wel bevat dit artikel een bijkomende vereiste welke tot doel heeft te voorkomen dat giftige dampen zich in de laadruimte opeenhopen.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—NL—7

Betreft: Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 6.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Voorschriften inzake de constructie en het testen van verpakkingen.

Inhoud van de nationale wetgeving:

1.

Het voertuig moet zijn uitgerust met eenheden die tijdens het transport:

a)

niet per ongeluk kunnen verschuiven, en tevens

b)

afgesloten zijn met een deksel en niet per ongeluk kunnen worden geopend.

2.

Par. 1, subsectie b, is niet van toepassing tijdens ophalingsrondes of wanneer het voertuig tijdens de inzameling stilstaat.

3.

In het voertuig moet een voldoende grote ruimte aanwezig zijn waarin het huishoudelijk gevaarlijk afval kan worden gesorteerd en in de verschillende eenheden kan worden gedeponeerd.

Referentie van de nationale wetgeving: Artikel 9, eerste, tweede en derde lid, van de Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Toelichting: Bij deze regeling is een overeenkomstig sectie 6.1 van de ADR goedgekeurde verpakking niet noodzakelijk. De reden hiervoor is dat het slechts om geringe hoeveelheden gevaarlijke stoffen gaat. Met dit artikel wordt getracht een enkele waarborg te bieden door middel van het gebruik van eenheden voor de opslag van de verpakkingen, en daarbij te zorgen voor een passende opslagmethode voor de verschillende categorieën van gevaarlijke goederen.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—NL—8

Betreft: Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 6.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Voorschriften inzake de constructie en het testen van verpakkingen.

Inhoud van de nationale wetgeving:

1.

Huishoudelijk gevaarlijk afval wordt uitsluitend in elementen vervoerd.

2.

Voor elke klasse stoffen en voorwerpen wordt een afzonderlijk element voorzien.

3.

Voor de stoffen en voorwerpen van klasse 8 zijn er afzonderlijke elementen voor zuren, basen en accu’s.

4.

Spuitbussen kunnen in afsluitbare kartonnen dozen worden geplaatst, mits deze dozen in overeenstemming met artikel 9, lid 1, worden vervoerd.

5.

Ingezamelde brandblusapparaten van klasse 2 mogen in hetzelfde element worden geplaatst als niet in kartonnen dozen verpakte spuitbussen.

6.

In afwijking van artikel 9, lid 1, is geen deksel vereist voor het transport van accu’s, mits deze op zodanige wijze in het element worden geplaatst dat alle openingen van de accu gesloten zijn en zich aan de bovenzijde bevinden.

Referentie van de nationale wetgeving: Artikel 14 van de Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijke afval 2002.

Toelichting: Dit artikel komt voort uit artikel 3 overeenkomstig hetwelk bepaalde bepalingen van de ADR niet van toepassing zijn verklaard. Bij deze regeling zijn overeenkomstig sectie 6.1 van de ADR goedgekeurde verpakkingen niet noodzakelijk. Artikel 14 bevat bepalingen voor de elementen waarin huishoudelijk gevaarlijk afval tijdelijk wordt opgeslagen.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—NL—9

Betreft: Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 6.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Voorschriften inzake de constructie en het testen van verpakkingen.

Inhoud van de nationale wetgeving:

1.

De voor het vervoer van spuitbussen bestemde elementen of dozen moeten duidelijk van de volgende opschriften of etiketten worden voorzien:

a)

voor in kartonnen dozen ingezamelde spuitbussen van klasse 2: het woord „SPUITBUSSEN”;

b)

voor brandblusapparaten en spuitbussen van klasse 2: etiket nr. 2.2;

c)

voor brandblusapparaten en spuitbussen van klasse 3: etiket nr. 3;

d)

voor verfafval van klasse 4.1: etiket nr. 4.1;

e)

voor schadelijke stoffen van klasse 6.1: etiket nr. 6.1;

f)

voor voorwerpen van klasse 6.2: etiket nr. 6.2;

g)

voor bijtende stoffen en voorwerpen van klasse 8: etiket nr. 8, en voorts:

h)

voor alkalische stoffen: het woord „BASEN”;

i)

voor zure stoffen: het woord „ZUREN”;

j)

voor accu’s: het woord „ACCU’S”.

2.

Dezelfde etiketten en opschriften worden duidelijk zichtbaar aangebracht op de afsluitbare ruimten binnen het voertuig waar de elementen kunnen worden geplaatst.

Referentie van de nationale wetgeving: Artikel 15 van de Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijke afval 2002.

Toelichting: Dit artikel komt voort uit artikel 3 overeenkomstig hetwelk bepaalde bepalingen van de ADR niet van toepassing zijn verklaard. Bij deze regeling is een overeenkomstig sectie 6.1 van de ADR goedgekeurde verpakking niet noodzakelijk. Artikel 15 bevat bepalingen voor de identificatie van elementen waarin huishoudelijk gevaarlijk afval tijdelijk wordt opgeslagen.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—NL—10

Betreft: Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 7.5.4.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Voorzorgen met betrekking tot voedingsmiddelen, andere verbruiksartikelen en diervoeders;

Inhoud van de nationale wetgeving:

1.

Voedingsmiddelen voor menselijke consumptie en diervoeders mogen niet samen met huishoudelijk gevaarlijk afval worden vervoerd.

2.

Het voertuig moet tijdens de ophaling stilstaan.

3.

Het voertuig moet tijdens de ophalingsronde (zowel stationair als rijdend) een oranje zwaailicht voeren.

4.

Tijdens de inzameling op een voor dit doel aangewezen vaste locatie moet de motor worden uitgezet en mag, bij ontheffing van par. 3, het zwaailicht worden uitgeschakeld.

Referentie van de nationale wetgeving: Artikel 13 van de Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Toelichting: Het verbod van sectie 7.5.4 van de ADR wordt hier uitgebreid omdat er, gezien het brede gamma aangeboden stoffen, bijna altijd wel een stof van klasse 6.1 bij is.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—NL—11

Betreft: Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 7.5.9.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Rookverbod.

Inhoud van de nationale wetgeving: Aan de zijkanten en achterkant van het voertuig moet duidelijk worden aangegeven dat er een rookverbod geldt.

Referentie van de nationale wetgeving: Artikel 9, vierde lid, van de Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Toelichting: Omdat de regeling betrekking heeft op de aanbieding van gevaarlijke stoffen door particulieren, bepaalt artikel 9, lid 4, dat duidelijk moet worden aangegeven dat er een rookverbod geldt.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—NL—12

Betreft: Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 8.1.5.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Voorzieningen van verschillende typen.

Iedere transporteenheid die gevaarlijke goederen vervoert, moet zijn uitgerust met:

a)

ten minste één wielkeg (stopblok) per voertuig, afgestemd op de diameter van de wielen en het gewicht van het voertuig;

b)

de nodige voorzieningen voor het uitvoeren van de algemene maatregelen die zijn aangegeven in de in 5.4.3 bedoelde veiligheidsinstructies, en met name:

i)

twee afzonderlijke staande waarschuwingslampen (bv. reflecterende kegels, gevarendriehoeken, of knipperende oranje lampen welke onafhankelijk van de elektrische installatie van het voertuig kunnen functioneren);

ii)

een veiligheidsvest of veiligheidskleding van goede kwaliteit (zoals beschreven in Europese norm EN 471) voor ieder bemanningslid;

iii)

een handlamp (zie ook 8.3.4) voor ieder bemanningslid;

iv)

ademhalingsbeschermingsuitrustingen overeenkomstig aanvullende vereiste S7 (zie hoofdstuk 8.5) indien deze bijkomende bepaling toepasselijk is in overeenstemming met de indicatie in kolom 19 van tabel A van hoofdstuk 3.2;

c)

de nodige uitrusting ter uitvoering van de aanvullende en bijzondere maatregelen als aangegeven in de in 5.4.3 bedoelde schriftelijke instructies.

Inhoud van de nationale wetgeving: In het voertuig moet zich een voor alle bemanningsleden bereikbare veiligheidskit bevinden die het volgende omvat:

a)

volledig afsluitbare veiligheidsbril;

b)

ademhalingsbeschermingsmasker;

c)

zuurbestendige kiel of schort;

d)

handschoenen van synthetisch rubber;

e)

zuurbestendige laarzen of veiligheidsschoenen, en tevens

f)

oogspoelfles met gedestilleerd water.

Referentie van de nationale wetgeving: Artikel 11 van de Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2002.

Toelichting: Gezien het brede gamma aangeboden gevaarlijke stoffen, worden naast de voorschriften van sectie 8.1.5 van de ADR nog extra eisen aan de verplichte veiligheidsuitrustingen gesteld.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

SE Zweden

RO—bi—SE—1

Betreft: Vervoer van gevaarlijk afval naar installaties voor de verwijdering van gevaarlijk afval.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 2, 5.2 en 6.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Indeling, merking en etikettering en voorschriften voor de constructie en het testen van de verpakking.

Inhoud van de nationale wetgeving: De wetgeving behelst vereenvoudigde indelingscriteria, minder strenge eisen voor de constructie en het testen van de verpakking en gewijzigde etiketterings- en merkingsvoorschriften.

In plaats van de indeling aan de hand van de ADR wordt gevaarlijk afval in verschillende afvalgroepen ingedeeld. Elke afvalgroep bevat stoffen die, overeenkomstig de ADR, samen kunnen worden verpakt (gezamenlijke verpakking).

Elk collo moet worden gemerkt met de code van de desbetreffende afvalgroep in plaats van het UN-nummer.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng.

Toelichting: Deze voorschriften mogen alleen worden gebruikt voor het vervoer van gevaarlijk afval van publieke recyclinglocaties naar installaties voor de verwijdering van gevaarlijk afval.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—SE—2

Betreft: Vermelding van de naam en het adres van de afzender op het vervoersdocument.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 5.4.1.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Algemene informatie die in het vervoersdocument moet worden vermeld.

Inhoud van de nationale wetgeving: In de nationale wetgeving wordt bepaald dat lege, ongereinigde verpakkingen, als onderdeel van een distributiesysteem, mogen worden geretourneerd zonder vermelding van de naam en het adres van de afzender.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng.

Toelichting: Lege, ongereinigde verpakkingen die worden geretourneerd, bevatten in de meeste gevallen nog kleine hoeveelheden gevaarlijke goederen.

Deze afwijking wordt vooral gebruikt door bedrijven wanneer lege, ongereinigde glazen houders in ruil voor volle worden geretourneerd.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—SE—3

Betreft: Vervoer van gevaarlijke goederen in de directe omgeving van industrieterreinen, met inbegrip van vervoer over de openbare weg tussen verschillende delen van de terreinen.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: Bijlagen A en B.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de openbare weg.

Inhoud van de nationale wetgeving: Vervoer in de directe omgeving van industrieterreinen, met inbegrip van vervoer over de openbare weg tussen verschillende delen van de terreinen. De afwijking heeft betrekking op de etikettering en kenmerking van verpakkingen, vervoersdocumenten, het diploma van de chauffeur en het keuringscertificaat overeenkomstig deel 9.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng.

Toelichting: Er zijn verschillende situaties waarin gevaarlijke goederen worden vervoerd tussen locaties die aan weerszijden van een openbare weg liggen. Deze vorm van vervoer valt niet onder het vervoer van gevaarlijke goederen op een particuliere weg en er moeten derhalve de nodige eisen aan worden gesteld. Zie ter vergelijking ook artikel 6, lid 14, van Richtlijn 96/49/EG.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—SE—4

Betreft: Vervoer van gevaarlijke goederen die door de overheid in beslag zijn genomen.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: Bijlagen A en B.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de openbare weg.

Inhoud van de nationale wetgeving: Afwijkingen van de voorschriften kunnen met het oog op bijvoorbeeld de bescherming van werknemers, risico’s bij het lossen of de indiening van bewijsmateriaal, worden toegestaan.

Afwijkingen van de voorschriften worden alleen toegestaan als het veiligheidsniveau bij normale vervoersomstandigheden afdoende is.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng.

Toelichting: Deze afwijkingen kunnen alleen worden toegepast door overheidsinstanties die gevaarlijke goederen in beslag nemen.

Deze afwijking is bedoeld voor plaatselijk vervoer van bv. goederen die door de politie in beslag zijn genomen zoals explosieven of gestolen goederen. Het probleem bij dergelijke goederen is dat de indeling nooit vaststaat. Bovendien zijn deze goederen vaak niet volgens de ADR verpakt, gemerkt of geëtiketteerd. Jaarlijks vinden een honderden transporten van dergelijke goederen door de politie plaats. Gesmokkelde drank moet worden vervoerd van de plaats waar het in beslag is genomen naar een plaats waar bewijsmateriaal wordt bewaard en vervolgens naar een installatie waar het wordt vernietigd, waarbij de afstand tussen deze laatste twee locaties soms erg groot is. De toegestane afwijkingen zijn: a) het is niet nodig elke verpakking te etiketteren en b) het is niet nodig goedgekeurde verpakkingen te gebruiken. Elke pallet met dergelijke verpakkingen moet echter op correcte wijze worden geëtiketteerd. Aan alle andere voorschriften moet worden voldaan. Jaarlijks vinden een 20-tal dergelijke transporten plaats.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—SE—5

Betreft: Vervoer van gevaarlijke goederen in en in de directe omgeving van havens.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 8.1.2, 8.1.5, 9.1.2.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Documenten die in de vervoerseenheid moeten worden meegenomen; elke vervoerseenheid met gevaarlijke goederen moet met de gespecificeerde apparatuur worden uitgerust; voertuigkeuring.

Inhoud van de nationale wetgeving:

Documenten (behalve het diploma van de chauffeur) behoeven niet in de vervoerseenheid te worden meegenomen.

Een vervoerseenheid behoeft niet met de onder 8.1.5 gespecificeerde apparatuur te worden uitgerust.

Voor trekkers is er keuringsbewijs nodig.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng.

Toelichting: Zie ter vergelijking ook artikel 6, lid 14, van Richtlijn 96/49/EG.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—SE—6

Betreft: ADR-diploma voor inspecteurs.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 8.2.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Chauffeurs van ADR-voertuigen moeten een opleiding volgen.

Inhoud van de nationale wetgeving: De inspecteurs die de jaarlijkse technische keuring van het voertuig uitvoeren, behoeven niet de in hoofdstuk 8.2 vermelde opleiding te volgen en behoeven geen ADR-diploma te hebben.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng.

Toelichting: In sommige gevallen kunnen de voertuigen bij de technische keuring gevaarlijke goederen als lading vervoeren, bijvoorbeeld lege, ongereinigde tanks.

De onder 1.3 en 8.2.3 vermelde eisen blijven van toepassing.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—SE—7

Betreft: Lokale distributie van UN 1202, 1203 en 1223 in tankwagens.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 5.4.1.1.6, 5.4.1.4.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Voor lege, ongereinigde tankwagens en tankcontainers moet de beschrijving voldoen aan punt 5.4.1.1.6. In andere documenten kunnen naam en adres van verschillende bestemmelingen worden vermeld.

Inhoud van de nationale wetgeving: Voor lege, ongereinigde tankwagens en tankcontainers is de beschrijving in het vervoerdocument overeenkomstig punt 5.4.1.1.6 niet vereist wanneer bij de hoeveelheid van de stof in het beladingsplan „0” wordt ingevuld. In het document aan boord van het voertuig behoeven naam en adres van de bestemmeling niet te worden vermeld.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—SE—9

Betreft: Plaatselijk vervoer voor landbouwterreinen of bouwlocaties.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 5.4, 6.8 en 9.1.2.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Vervoersdocument; constructie van tanks, goedkeuringscertificaat.

Inhoud van de nationale wetgeving: Bij het plaatselijke vervoer voor landbouwterreinen of bouwlocaties zijn een aantal voorschriften niet van toepassing:

a)

de declaratie van gevaarlijke goederen is niet nodig;

b)

oudere tanks/containers die niet overeenkomstig hoofdstuk 6.8, maar overeenkomstig oudere nationale wetgeving zijn gebouwd en op een bouwkeet zijn aangebracht, mogen nog worden gebruikt;

c)

oudere tankwagens die niet voldoen aan de voorschriften van 6.7 of 6.8 en bedoeld zijn voor het vervoer van stoffen van UN 1268, 1999, 3256 en 3257, met of zonder apparatuur voor het bekleden van het wegoppervlak, mogen nog worden gebruikt voor plaatselijk vervoer en in de directe omgeving van wegwerkzaamheden;

d)

goedkeuringscertificaten voor bouwketen en tankwagens met of zonder apparatuur voor het bekleden van het wegoppervlak is niet vereist.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng.

Toelichting: Een bouwkeet is een soort caravan voor een werkploeg met een ruimte voor de werkploeg en een niet-goedgekeurde tank/container met dieselbrandstof voor bosbouwtrekkers.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—SE—10

Betreft: Vervoer van explosieven in tanks.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 4.1.4.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Explosieven mogen alleen worden verpakt overeenkomstig de voorschriften van 4.1.4.

Inhoud van de nationale wetgeving: De nationale bevoegde instantie zal voertuigen goedkeuren die bestemd zijn voor het vervoer van explosieven in tanks. Vervoer in tanks is uitsluitend toegestaan voor de in de regelgeving vermelde explosieven of met speciale toestemming van de bevoegde autoriteit.

Een voertuig dat met explosieven in tanks geladen is, moet overeenkomstig 5.3.2.1.1, 5.3.1.1.2 en 5.3.1.4 worden gekenmerkt en geëtiketteerd. Slechts één voertuig in de vervoerseenheid mag gevaarlijke goederen bevatten.

Referentie van de nationale wetgeving: Aanhangsel S — Specifieke voorschriften voor het binnenlandse vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, vastgesteld overeenkomstig de wet Vervoer van gevaarlijke goederen en de Zweedse verordening SÄIFS 1993: 4.

Toelichting: Dit geldt alleen voor binnenlands vervoer en wanneer het vervoer meestal plaatselijk is. Deze regeling was reeds van kracht vóór de toetreding van Zweden tot de Europese Unie.

Slechts twee bedrijven verzorgen vervoer van explosieven in tanks. In de nabije toekomst wordt een overgang naar emulsies verwacht.

Voorheen afwijking nr. 84.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—SE—11

Betreft: Rijbewijs.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 8.2.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Voorschriften inzake de opleiding van de voertuigbemanning.

Inhoud van de nationale wetgeving: Opleiding van bestuurders is niet toegestaan met de in 8.2.1.1 genoemde voertuigen.

Referentie van de nationale wetgeving: Aanhangsel S — Specifieke voorschriften voor het binnenlandse vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, vastgesteld overeenkomstig de wet Vervoer van gevaarlijke goederen.

Toelichting: Plaatselijk vervoer.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—SE—12

Betreft: Vervoer van UN 0335-vuurwerk.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: Bijlage B, afdeling 7.2.4, V2 (1).

Inhoud naar de bijlage bij de richtlijn: Voorschriften voor het gebruik van voertuigen van type EX/II en EX/III.

Inhoud van de nationale wetgeving: De bijzondere bepalingen van V2 (1) in 7.2.4. zijn alleen van toepassing op het vervoer van UN 0335-vuurwerk wanneer een netto explosieve lading wordt vervoerd van meer dan 3 000 kg (4 000 kg met een aanhangwagen) en wanneer het vuurwerk overeenkomstig de tabel voor de classificatie van vuurwerk onder 2.1.3.5.5 van de veertiende herziene editie van de VN-aanbevelingen voor het vervoer van gevaarlijke goederen is ingedeeld onder UN 0335.

Deze indeling moet worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteiten. Een indelingsbewijs moet op de vervoerseenheid aanwezig zijn.

Referentie van de nationale wetgeving: Aanhangsel S — Specifieke voorschriften voor het binnenlandse vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, vastgesteld overeenkomstig de wet Vervoer van gevaarlijke goederen.

Toelichting: Het vervoer van vuurwerk is beperkt tot twee korte perioden per jaar: de jaarwisseling en de periode rond eind april, begin mei. Het vervoer van de verzender naar de opslagplaatsen kan zonder grote problemen worden uitgevoerd door het huidige EX-wagenpark. Zowel de distributie van de opslagplaatsen naar de winkelcentra als het terugbrengen van de overschotten naar de opslagplaatsen wordt beperkt door een tekort aan EX-goedgekeurde voertuigen. Vervoerders hebben geen belangstelling voor dergelijke goedkeuringen aangezien ze hun kosten niet kunnen terugverdienen. De verzenders van vuurwerk worden in hun voortbestaan bedreigd omdat hun producten niet tot op de markt geraken.

Vuurwerk waarvoor een beroep wordt gedaan op deze afwijking moet zijn geclassificeerd op basis van de standaardlijst van de VN-aanbevelingen, teneinde te waarborgen dat de classificatie up-to-date is.

De bijzondere bepaling 651, afdeling 3.3.1 van de ADR 2005 bevat een gelijksoortige uitzondering voor UN 0336-vuurwerk.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

UK Verenigd Koninkrijk

RO—bi—UK—1

Betreft: Het oversteken van de openbare weg door voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren (N8).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: Bijlagen A en B.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de openbare weg.

Inhoud van de nationale wetgeving: De voorschriften voor gevaarlijke goederen worden niet toegepast voor het vervoer binnen privéterreinen die door een weg worden doorsneden. Voor klasse 7 geldt deze afwijking niet ten aanzien van de bepalingen van de Radioactive Material (Road Transport) Regulations 2002.

Referentie van de nationale wetgeving: Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 1996, reg. 3 Schedule 2(3)(b); Carriage of Explosives by Road Regulations 1996, reg. 3(3)(b).

Toelichting: Een dergelijke situatie kan zich gemakkelijk voordoen wanneer goederen worden vervoerd tussen twee privéterreinen die aan weerskanten van een weg zijn gelegen. Dit valt niet onder het vervoer van gevaarlijke goederen over de openbare weg in de gebruikelijke betekenis en in dergelijke gevallen moet geen van de voorschriften voor gevaarlijke goederen worden toegepast.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—UK—2

Betreft: Vrijstelling van het verbod voor de chauffeur of de bijrijder om verpakkingen met gevaarlijke goederen te openen bij een lokale distributieketen van een lokaal magazijn naar een detailhandelaar of eindgebruiker en van detailhandelaar naar eindgebruiker (behalve klasse 7) (N11).

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: 8.3.3.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Verbod voor de chauffeur of de bijrijder om verpakkingen met gevaarlijke goederen te openen.

Inhoud van de nationale wetgeving: Het verbod om verpakkingen te openen wordt aangevuld met de voorwaarde „tenzij deze daartoe door de exploitant van het voertuig is gemachtigd”.

Referentie van de nationale wetgeving: Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 1996, reg. 12(3).

Toelichting: Indien het verbod in de bijlage letterlijk wordt genomen, kan het ernstige problemen voor de kleinhandeldistributie opleveren.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RO—bi—UK—3

Betreft: Alternatieve vervoersvoorschriften voor houten vaten die UN 3065 van verpakkingsgroep III bevatten.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn: Hoofdstukken 1.4, 4.1, 5.2 en 5.3.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Voorschriften inzake verpakking en etikettering.

Inhoud van de nationale wetgeving: staat het vervoer toe van alcoholische dranken met een alcoholpercentage van meer dan 24 %, doch met niet meer dan 70 % alcohol (verpakkingsgroep III) in niet VN-gekeurde houten vaten zonder gevarenlabels indien strengere ladings- en voertuigvoorschriften worden nageleefd.

Referentie van de nationale wetgeving: The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2004: Regulation 7(13) and (14).

Toelichting: Het betreft hier het vervoer tussen stokerijen en douane-entrepots in met overheidszegels verzegelde voertuigen van hoogwaardige producten waarop accijnzen worden geheven. Met de versoepeling inzake verpakking en etikettering wordt rekening gehouden in de aanvullende veiligheidsvoorschriften.

Vervaldatum: 30 juni 2015.


BIJLAGE II

VERVOER PER SPOOR

II.1.   RID

Bijlage bij het RID, als opgenomen in bijlage C bij het COTIF, zoals van toepassing vanaf 1 januari 2009.

II.2.   Aanvullende overgangsbepalingen

1.

Op grond van artikel 4 van Richtlijn 96/49/EG kunnen de lidstaten toegestane afwijkingen in stand laten tot 31 december 2010 tenzij bijlage II, deel II.1, vóór die datum wordt aangepast aan de in dat artikel vermelde VN-aanbevelingen voor het vervoer van gevaarlijke goederen.

2.

Op zijn grondgebied kan iedere lidstaat het gebruik toestaan van vóór 1 juli 2005 gebouwde wagens en tankwagens met een spoorbreedte van 1 520/1 524 mm die niet aan de bepalingen van de richtlijn voldoen, maar waarvan de constructie in overeenstemming is met bijlage II bij de SMGS of met de op 30 juni 2005 geldende nationale regelgeving van de desbetreffende lidstaat, mits deze wagens overeenkomstig de toepasselijke veiligheidsvoorschriften worden onderhouden.

3.

Iedere lidstaat kan op zijn grondgebied het gebruik toestaan van vóór 1 januari 1997 gebouwde tanks en wagens die niet aan de bepalingen van de richtlijn voldoen, maar waarvan de constructie in overeenstemming is met de voorschriften van de op 31 december 1996 geldende nationale wetgeving, mits de tanks en wagens worden onderhouden overeenkomstig de toepasselijke veiligheidsvoorschriften.

Op 1 januari 1997 of na deze datum gebouwde tanks en wagens die niet voldoen aan deze richtlijn maar die zijn gebouwd overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 96/49/EG, die van kracht was op het moment waarop ze zijn gebouwd, mogen verder worden gebruikt voor binnenlands vervoer.

4.

Zolang in bijlage II, deel II.1, bij deze richtlijn nog geen bepalingen betreffende passende referentietemperaturen voor bepaalde klimaatzones zijn opgenomen, mogen de lidstaten waar de omgevingstemperatuur regelmatig lager is dan – 20 °C, strengere normen opleggen ten aanzien van de bedrijfstemperatuur van het materieel dat bestemd is voor kunststof verpakking, tanks en hun uitrusting, bestemd voor binnenlands spoorvervoer van gevaarlijke goederen.

5.

Iedere lidstaat mag andere nationale bepalingen ten aanzien van de referentietemperatuur voor het vervoer van vloeibaar gemaakte gassen of mengsels van vloeibaar gemaakte gassen op zijn grondgebied handhaven dan die welke in deze richtlijn zijn opgenomen totdat er bepalingen betreffende passende referentietemperaturen voor welbepaalde klimaatzones zijn opgenomen in Europese normen en in bijlage II, deel II.1, bij deze richtlijn naar die normen wordt verwezen.

6.

Iedere lidstaat kan voor vervoer met op zijn grondgebied geregistreerde wagens de tot en met 31 december 1996 in zijn nationale wetgeving geldende bepalingen in stand laten met betrekking tot het aanbrengen van een noodmaatregelcode of waarschuwingsbord in plaats van het in bijlage II, deel II.1, bij deze richtlijn bedoelde gevaarsidentificatienummer.

7.

Voor vervoer via de Kanaaltunnel kunnen Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk strengere normen dan de voorschriften van deze richtlijn instellen.

8.

De lidstaten kunnen voor hun grondgebied bepalingen in stand laten of invoeren voor het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor van en naar landen die partij zijn bij de OSJD. Door passende maatregelen en verplichtingen verzekert de betrokken lidstaat dat een met bijlage II, deel II.1, vergelijkbaar veiligheidsniveau wordt gehandhaafd.

De Commissie wordt van dergelijke voorschriften in kennis gesteld en stelt de andere lidstaten hiervan op de hoogte.

Binnen tien jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn evalueert de Commissie de gevolgen van de in dit punt bedoelde voorschriften. De Commissie dient zo nodig passende voorstellen en een verslag in.

9.

De lidstaten mogen de op 31 december 1996 geldende nationale beperkingen betreffende het vervoer van stoffen die dioxines of furanen bevatten, handhaven.

II.3.   Aanvullende nationale bepalingen

Afwijkingen voor lidstaten voor het vervoer van gevaarlijke goederen op hun grondgebied op grond van artikel 6, lid 2, van deze richtlijn.

Nummering van de afwijkingen: RA-a/bi/bii-MS-nn.

RA = spoor

a/bi/bii = artikel 6, lid 2, a/bi/bii

MS = afkorting van de lidstaat

nn = volgnummer

Op grond van artikel 6, lid 2, onder a), van deze richtlijn

DE Duitsland

RA—a—DE—2

Betreft: Toestemming voor gezamenlijke verpakking.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij deze richtlijn: 4.1.10.4 MP2.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Verbod op gezamenlijke verpakking.

Inhoud van de nationale wetgeving: Klassen 1.4S, 2, 3 en 6.1: toestemming voor gezamenlijke verpakking van voorwerpen in klasse 1.4S (patronen voor kleine wapens), spuitbussen (klasse 2) en materialen voor reiniging en behandeling in de klassen 3 en 6.1 (vermelde UN-nummers) die als één geheel worden verkocht in gecombineerde verpakkingen in verpakkingsgroep II en in kleine hoeveelheden.

Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. I S. 4350); Ausnahme 21.

Toelichting: Lijst nr. 30*, 30a, 30b, 30c, 30d, 30e, 30f en 30g.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

FR Frankrijk

RA—a—FR—1

Betreft: Vervoer van geregistreerde bagage in passagierstreinen.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij deze richtlijn: 7.7.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: RID-materialen en -voorwerpen mogen niet als bagage worden vervoerd.

Inhoud van de nationale wetgeving: RID-materialen en -voorwerpen die als exprescolli mogen worden vervoerd, mogen als bagage in passagierstreinen worden vervoerd.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 5 juin 2001 relatif au transport des marchandises dangereuses par chemin de fer — Article 18.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RA—a—FR—2

Betreft: Pakketten met gevaarlijke materialen die door passagiers in treinen worden meegenomen.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij deze richtlijn: 7.7.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: RID-materialen en -voorwerpen mogen niet als handbagage worden vervoerd.

Inhoud van de nationale wetgeving: Vervoer als handbagage van pakketten met gevaarlijke materialen voor persoonlijk en beroepsmatig gebruik, wordt met inachtneming van bepaalde voorwaarden toegestaan: uitsluitend de in 4.1, 5.2 en 3.4 vermelde bepalingen inzake de verpakking, de merking en de etikettering van pakketten zijn van toepassing.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 5 juin 2001 relatif au transport des marchandises dangereuses par chemin de fer — Article 19.

Toelichting: Patiënten met ademhalingsproblemen mogen een één reis benodigde hoeveelheid draagbare gashouders als handbagage meenemen.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RA—a—FR—3

Betreft: Vervoer ten behoeve van de spoorwegmaatschappij.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij deze richtlijn: 5.4.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Informatie over gevaarlijke materialen die op de vrachtbrief moet worden vermeld.

Inhoud van de nationale wetgeving: Voor vervoer ten behoeve van de spoorwegmaatschappij van hoeveelheden die niet groter zijn dan de onder 1.1.3.6 vermelde grenswaarden, gelden niet de verplichtingen inzake de aangifte van de lading.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 5 juin 2001 relatif au transport des marchandises dangereuses par chemin de fer — Article 20.2.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RA—a—FR—4

Betreft: Vrijstelling van de opschriften op bepaalde postwagens.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij deze richtlijn: 5.3.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Verplichting om een opschrift op de wand van de wagen aan te brengen.

Inhoud van de nationale wetgeving: Alleen op postwagens met meer dan 3 t van een materiaal in dezelfde klasse (met uitzondering van 1, 6.2 of 7) moet een opschrift worden aangebracht.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 5 juin 2001 relatif au transport des marchandises dangereuses par chemin de fer — Article 21.1.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RA—a—FR—5

Betreft: Vrijstelling van de verplichte opschriften op wagens die kleine containers vervoeren.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij deze richtlijn: 5.3.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Verplichting om een opschrift op de wand van de wagen aan te brengen.

Inhoud van de nationale wetgeving: Wanneer de opschriften op de kleine containers duidelijk zichtbaar zijn, behoeft er geen opschrift op de wagens te worden aangebracht.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 5 juin 2001 relatif au transport des marchandises dangereuses par chemin de fer — Article 21.2.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RA—a—FR—6

Betreft: Vrijstelling van de opschriften op wagens waarop wegvoertuigen worden vervoerd die pakketten als lading hebben.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij deze richtlijn: 5.3.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Verplichting om een opschrift op de wand van de wagen aan te brengen.

Inhoud van de nationale wetgeving: Wanneer op de wegvoertuigen opschriften zijn aangebracht die overeenkomen met de pakketten die ze bevatten, behoeft er geen opschrift op de wagens te worden aangebracht.

Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 5 juin 2001 relatif au transport des marchandises dangereuses par chemin de fer — Article 21.3.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

SE Zweden

RA—a—SE—1

Betreft: Op een spoorwagen waarmee gevaarlijke goederen als expresgoederen worden vervoerd, behoeft geen opschrift te worden aangebracht.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij deze richtlijn: 5.3.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Op een spoorwagen waarmee gevaarlijke goederen worden vervoerd, moet een opschrift worden aangebracht.

Inhoud van de nationale wetgeving: Op een spoorwagen waarmee gevaarlijke goederen als expresgoederen worden vervoerd, behoeft geen opschrift te worden aangebracht.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng.

Toelichting: Het RID bevat kwantitatieve beperkingen voor goederen die als expressgoederen mogen worden aangeduid. Dit betekent dat het hier om kleine hoeveelheden gaat.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

UK Verenigd Koninkrijk

RA—a—UK—1

Betreft: Vervoer van bepaalde radioactieve materialen met geringe gevaren zoals klokken, horloges, rookmelders en wijzerplaten voor kompassen.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij deze richtlijn: De meeste RID-voorschriften.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Voorschriften voor het vervoer van materialen van klasse 7.

Inhoud van de nationale wetgeving: Volledige vrijstelling van de bepalingen van de nationale regelgeving voor bepaalde handelsproducten die een beperkte hoeveelheid radioactief materiaal bevatten.

Referentie van de nationale wetgeving: Packaging, Labelling and Carriage of Radioactive Material by Rail Regulations 1996, reg 2(6) (as amended by Schedule 5 of the Carriage of Dangerous Goods (Amendment) Regulations 1999).

Toelichting: Deze afwijking is een maatregel voor de korte termijn die niet langer nodig zal zijn wanneer soortgelijke wijzigingen in de IAEA-regels in het RID worden opgenomen.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RA—a—UK—2

Betreft: Versoepeling van de beperkingen voor het vervoer van gemengde ladingen explosieven en van explosieven met andere gevaarlijke goederen in wagens, voertuigen en containers (N4/5/6).

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij deze richtlijn: 7.5.2.1 en 7.5.2.2.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Beperkingen voor bepaalde soorten gemengde ladingen.

Inhoud van de nationale wetgeving: De nationale wetgeving is minder strikt voor gemengde ladingen explosieven, mits het vervoer hiervan zonder risico’s kan gebeuren.

Referentie van de nationale wetgeving: Packaging, Labelling and Carriage of Radioactive Material by Rail Regulations 1996, reg 2(6) (as amended by Schedule 5 of the Carriage of Dangerous Goods (Amendment) Regulations 1999).

Toelichting: Het Verenigd Koninkrijk wil toestemming geven voor enkele afwijkingen op de regels voor het combineren van explosieven met andere explosieven en van explosieven met andere gevaarlijke goederen. Elke variatie kent een kwantitatieve beperking voor één of meer onderdelen van de lading en wordt alleen toegestaan mits „alle redelijkerwijs uitvoerbare maatregelen zijn genomen om te voorkomen dat de explosieven in contact komen met deze goederen of anderszins deze in gevaar brengen of daardoor in gevaar worden gebracht”.

Voorbeelden van variaties waarvoor het Verenigd Koninkrijk toestemming zou willen geven:

1.

Explosieven die zijn ingedeeld onder de UN-nummers 0029, 0030, 0042, 0065, 0081, 0082, 0104, 0241, 0255, 0267, 0283, 0289, 0290, 0331, 0332, 0360 of 0361 mogen in één voertuig worden vervoerd met de gevaarlijke goederen die zijn ingedeeld onder UN-nummer 1942. De hoeveelheid UN 1942 die mag worden vervoerd, wordt beperkt door deze te beschouwen als explosieven van 1.1D.

2.

Explosieven die zijn ingedeeld onder de UN-nummers 0191, 0197, 0312, 0336, 0403, 0431 of 0453 mogen in één voertuig worden vervoerd met gevaarlijke goederen (met uitzondering van ontvlambare gassen, besmettelijke stoffen en giftige stoffen) in vervoerscategorie 2 of gevaarlijke goederen in vervoerscategorie 3 of een combinatie daarvan, mits de totale massa of het totale volume van de gevaarlijke goederen in vervoerscategorie 2 niet groter is dan 500 kg of 500 l en de totale nettomassa van deze explosieven niet groter is dan 500 kg.

3.

Explosieven van 1.4G mogen in één voertuig worden vervoerd met ontvlambare vloeistoffen en ontvlambare gassen van vervoerscategorie 2 of niet-ontvlambare niet-giftige gassen van vervoerscategorie 3 of een combinatie daarvan, mits de totale massa of het totale volume van de gevaarlijke goederen, opgeteld, niet groter is dan 200 kg of 200 l en de totale nettomassa van de explosieven niet groter is dan 20 kg.

4.

Explosieve voorwerpen die zijn ingedeeld onder de UN-nummers 0106, 0107 of 0257, mogen samen worden vervoerd met explosieve voorwerpen in de compatibiliteitsgroepen D, E of F waarvoor ze bestanddeel zijn. De totale hoeveelheid explosieve stoffen van de UN-nummers 0106, 0107 of 0257 mag niet groter zijn dan 20 kg.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RA—a—UK—3

Betreft: Verschillende „maximale totale hoeveelheden per vervoerseenheid” voor de goederen van klasse 1 in de categorieën 1 en 2 van de tabel onder 1.1.3.1.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij deze richtlijn: 1.1.3.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Vrijstellingen in verband met de aard van het vervoer.

Inhoud van de nationale wetgeving: Voorschriften voor vrijstellingen voor beperkte hoeveelheden en gemengde ladingen explosieven.

Referentie van de nationale wetgeving: The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2004: Regulation 3(7)(b).

Toelichting: Behelst verschillende maximumhoeveelheden en vermenigvuldigingsfactoren voor gemengde ladingen goederen van klasse 1, namelijk „50” voor categorie 1 en „500” voor categorie 2. Voor de berekening van gemengde ladingen worden de vermenigvuldigingsfactoren „20” voor categorie 1 en „2” voor categorie 2 gehanteerd.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RA—a—UK—4

Betreft: Vaststelling van RA—a—FR—6.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij deze richtlijn: 5.3.1.3.2.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Versoepeling van etiketteringsvoorschriften voor gecombineerd spoorweg/wegvervoer.

Inhoud van de nationale wetgeving: De etiketteringsvoorschriften zijn niet van toepassing wanneer de voertuigetiketten duidelijk zichtbaar zijn.

Referentie van de nationale wetgeving: The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2004: Regulation 7(12).

Toelichting: Deze bepaling heeft altijd bestaan in de nationale wetgeving van het Verenigd Koninkrijk.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

Op grond van artikel 6, lid 2, onder b), i) van deze richtlijn

DE Duitsland

RA—bi—DE—1

Betreft: Vervoer van met pcb’s verontreinigde materialen van klasse 9 als los gestort goed.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij deze richtlijn: 7.3.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Vervoer als los gestort goed.

Inhoud van de nationale wetgeving: Toestemming voor het vervoer als los gestort goed in wissellaadbakken of containers die zodanig afgesloten zijn dat ze ondoordringbaar zijn voor vloeistoffen of stof.

Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. I S. 4350); Ausnahme 11.

Toelichting: Vrijstelling 11 beperkt tot 31.12.2004; vanaf 2005 zijn de bepalingen van de ADR en het RID identiek.

Zie ook Multilaterale Overeenkomst M137.

Lijst nr. 4*.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

RA—bi—DE—2

Betreft: Vervoer van verpakt gevaarlijk afval.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij deze richtlijn: Delen 1 tot en met 5.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Classificatie, verpakking en kenmerking.

Inhoud van de nationale wetgeving: Klassen 2 tot en met 6.1, 8 en 9: gezamenlijke verpakking en vervoer van gevaarlijk afval in pakketten en IBC’s; afval moet worden verpakt in een binnenverpakking (zoals ingezameld) en worden ingedeeld in specifieke afvalgroepen (om gevaarlijke reacties binnen een afvalgroep te vermijden); gebruik van speciale schriftelijke instructies voor de afvalgroepen en als vrachtbrief; inzameling van huisvuil, laboratoriumafval enz.

Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. I S. 4350); Ausnahme 20.

Toelichting: Lijst nr. 6*.

Vervaldatum: 30 juni 2015.

SE Zweden

RA—bi—SE—1

Betreft: Vervoer van gevaarlijk afval naar installaties voor de verwijdering van gevaarlijk afval.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij deze richtlijn: Deel 2, hoofdstukken 5.2 en 6.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Classificatie, merking en etikettering, en voorschriften voor de constructie en het testen van de verpakking.

Inhoud van de nationale wetgeving: De wetgeving omvat vereenvoudigde indelingscriteria, minder strenge eisen voor de constructie en het testen van de verpakking en gewijzigde etiketterings- en merkingsvoorschriften. In plaats van de indeling van afval aan de hand van het RID wordt gevaarlijk afval in verschillende afvalgroepen ingedeeld. Elke afvalgroep bevat stoffen die, overeenkomstig het RID, samen kunnen worden verpakt (gemengde verpakking). Elk collo moet worden gemerkt met de code van de desbetreffende afvalgroep in plaats van het UN-nummer.

Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng.

Toelichting: Deze voorschriften mogen alleen worden gebruikt voor het vervoer van gevaarlijk afval van publieke recyclinglocaties naar installaties voor de verwijdering van gevaarlijk afval.

Vervaldatum: 30 juni 2015.


BIJLAGE III

VERVOER OVER DE BINNENWATEREN

III.1.   ADN

De bijlagen bij de ADN, als van toepassing vanaf 1 juli 2009, alsmede artikel 3, onder f) en h), artikel 8, leden 1 en 3, van de ADN met dien verstande dat de woorden „overeenkomstsluitende partij” worden vervangen door het woord „lidstaat”.

III.2.   Aanvullende overgangsbepalingen

1.

De lidstaten mogen de op 30 juni 2009 geldende beperkingen betreffende het vervoer van stoffen die dioxines of furanen bevatten, handhaven.

2.

Certificaten op grond van hoofdstuk 8.1 van bijlage III, deel III.1, die vóór of tijdens de overgangsperiode overeenkomstig artikel 7, lid 2, zijn afgegeven, zijn geldig tot en met 30 juni 2016, voor zover op het betrokken certificaat geen kortere geldigheidsperiode is vermeld.

III.3.   Nationale afwijkingen


III Besluiten op grond van het EU-Verdrag

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL V VAN HET EU-VERDRAG

30.9.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 260/60


GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT 2008/761/GBVB VAN DE RAAD

van 29 september 2008

tot verlenging van Gemeenschappelijk Standpunt 2004/694/GBVB betreffende aanvullende maatregelen ter ondersteuning van de daadwerkelijke uitvoering van het mandaat van het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 15,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 11 oktober 2004 Gemeenschappelijk Standpunt 2004/694/GBVB (1) vastgesteld teneinde alle geldmiddelen en tegoeden te bevriezen die toebehoren aan personen die door het ICTY publiekelijk in staat van beschuldiging zijn gesteld wegens oorlogsmisdaden, maar die niet bij het ICTY in hechtenis zitten.

(2)

Gemeenschappelijk Standpunt 2004/694/GBVB is van toepassing tot en met 10 oktober 2008.

(3)

De Raad acht het nodig Gemeenschappelijk Standpunt 2004/694/GBVB met nog eens twaalf maanden te verlengen.

(4)

De communautaire uitvoeringsmaatregelen zijn vervat in Verordening (EG) nr. 1763/2004 van de Raad van 11 oktober 2004 tot vaststelling van bepaalde beperkende maatregelen ter ondersteuning van de daadwerkelijke uitvoering van het mandaat van het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY) (2),

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VASTGESTELD:

Artikel 1

Gemeenschappelijk Standpunt 2004/694/GBVB wordt verlengd tot en met 10 oktober 2009.

Artikel 2

Dit gemeenschappelijk standpunt wordt van kracht op de datum van vaststelling.

Artikel 3

Dit gemeenschappelijk standpunt wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 29 september 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

M. BARNIER


(1)  PB L 315 van 14.10.2004, blz. 52.

(2)  PB L 315 van 14.10.2004, blz. 14.


30.9.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 260/s3


BERICHT AAN DE LEZERS

De instellingen hebben besloten in hun teksten niet langer te verwijzen naar de laatste wijziging van de aangehaalde besluiten.

Tenzij anders vermeld, zijn de besluiten waarnaar in de hierin gepubliceerde teksten wordt verwezen, de besluiten zoals die momenteel van kracht zijn.