ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 226

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

51e jaargang
23 augustus 2008


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie van 8 augustus 2008 tot vaststelling van een lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit pluimvee en pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering ( 1 )

1

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

23.8.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 226/1


VERORDENING (EG) Nr. 798/2008 VAN DE COMMISSIE

van 8 augustus 2008

tot vaststelling van een lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit pluimvee en pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 90/539/EEG van de Raad van 15 oktober 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren (1), en met name op artikel 21, lid 1, artikel 22, lid 3, artikel 23, artikel 24, lid 2, en de artikelen 26 en 27 bis,

Gelet op Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (2), en met name op de artikelen 10 en 18,

Gelet op Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in producten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (3), en met name op artikel 29, lid 1, vierde alinea,

Gelet op Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (4), en met name op artikel 22, lid 1,

Gelet op Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (5), en met name op artikel 8 en artikel 9, lid 2, onder b), en lid 4,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers (6), en met name op artikel 10, lid 2,

Gelet op Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (7), en met name op artikel 9,

Gelet op Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (8), en met name op artikel 11, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 90/539/EEG bevat veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer van pluimvee en broedeieren uit derde landen in de Gemeenschap. Pluimvee en broedeieren moeten aan de voorwaarden van die richtlijn voldoen en afkomstig zijn uit derde landen of delen van derde landen die voorkomen op een overeenkomstig die richtlijn opgestelde lijst.

(2)

Richtlijn 2002/99/EG van de Raad bevat voorschriften voor het binnenbrengen van producten van dierlijke oorsprong en daaruit verkregen voor menselijke consumptie bestemde producten uit derde landen. Die producten mogen alleen in de Gemeenschap worden ingevoerd als zij voldoen aan de bepalingen voor alle stadia van de productie, verwerking en distributie van dergelijke producten in de Gemeenschap dan wel gelijkwaardige waarborgen voor de diergezondheid bieden.

(3)

Beschikking 2006/696/EG van de Commissie van 28 augustus 2006 tot vaststelling van een lijst van derde landen waaruit pluimvee, broedeieren, eendagskuikens, vlees van pluimvee, loopvogels en vrij vederwild, eieren en eiproducten en van specifieke pathogenen vrije eieren (SPF-eieren) kunnen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap en van de toepasselijke voorschriften inzake veterinaire certificering (9) bevat een lijst van derde landen waaruit de betrokken producten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap en stelt de veterinaire certificeringsvoorschriften vast.

(4)

Beschikking 93/342/EEG van de Commissie van 12 mei 1993 tot vaststelling van de criteria voor de toekenning van een bepaalde gezondheidsstatus aan derde landen ten aanzien van aviaire influenza en „Newcastle disease” (ziekte van Newcastle) met betrekking tot de invoer van levend pluimvee en broedeieren (10) en Beschikking 94/438/EG van de Commissie van 7 juni 1994 tot vaststelling van de criteria voor de toekenning aan derde landen of delen daarvan van een bepaalde gezondheidsstatus ten aanzien van aviaire influenza en van de ziekte van Newcastle met betrekking tot de invoer van vers vlees van pluimvee (11) bevatten criteria voor de toekenning van een gezondheidsstatus ten aanzien van aviaire influenza en Newcastle disease aan derde landen met het oog op de invoer van levend pluimvee, broedeieren en vlees van pluimvee.

(5)

De Gemeenschapswetgeving ter bestrijding van aviaire influenza is recentelijk geactualiseerd met Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza (12) in verband met de jongste wetenschappelijke inzichten en ontwikkelingen in de epidemiologie van aviaire influenza in de Gemeenschap en de rest van de wereld. Er moeten nu niet alleen bij uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza (HPAI) maar ook bij die van laagpathogene aviaire influenza (LPAI) bestrijdingsmaatregelen worden genomen; verder zijn verplichte actieve bewaking in verband met aviaire influenza en een ruimere toepassing van vaccinatie tegen de ziekte ingevoerd.

(6)

De invoer uit derde landen moet dus voldoen aan voorschriften die gelijkwaardig zijn aan de voorschriften in de Gemeenschap en in overeenstemming zijn met de herziene eisen voor de internationale handel in pluimvee en producten daarvan zoals die zijn opgenomen in de normen van de Terrestrial Animal Health Code (13) en het Manual of Diagnostic Tests and Vaccines for Terrestrial Animals (14) van de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE).

(7)

Argentinië en Israël hebben hun bewakingsprogramma’s voor aviaire influenza ter beoordeling aan de Commissie voorgelegd. De Commissie heeft die programma’s bestudeerd en geconstateerd dat zij aan de communautaire bepalingen voldoen; daarom moet in deel 1, kolom 7, van bijlage I bij deze verordening worden aangegeven dat de programma’s positief beoordeeld zijn.

(8)

Artikel 21, lid 2, van Richtlijn 90/539/EEG bevat criteria om te bepalen of een derde land of deel daarvan kan worden geplaatst op de lijst van derde landen waaruit pluimvee en broedeieren in de Gemeenschap mogen worden ingevoerd, zoals de gezondheidstoestand van het pluimvee, de regelmaat en de snelheid waarmee het derde land informatie verstrekt over de aanwezigheid van bepaalde besmettelijke dierziekten, waaronder aviaire influenza en Newcastle disease, en de voorschriften van het betrokken derde land met betrekking tot preventie en bestrijding van dierziekten.

(9)

Artikel 8 van Richtlijn 2002/99/EG bepaalt dat bij de opstelling van lijsten van derde landen of regio's van derde landen waaruit de invoer van bepaalde producten van dierlijke oorsprong in de Gemeenschap is toegestaan, met name rekening moet worden gehouden met onder andere de gezondheidsstatus van het vee, de regelmaat en snelheid waarmee het derde land informatie verschaft, en de betrouwbaarheid van die informatie, over besmettelijke dierziekten op zijn grondgebied, met name aviaire influenza en Newcastle disease, en aspecten van de algemene gezondheidstoestand in het betrokken derde land die een gevaar kunnen opleveren voor de volksgezondheid en diergezondheid in de Gemeenschap.

(10)

In het belang van de diergezondheid moet deze verordening bepalen dat producten alleen in de Gemeenschap mogen worden ingevoerd uit derde landen, gebieden, zones of compartimenten die beschikken over bewakingsprogramma's voor aviaire influenza en in voorkomend geval vaccinatieprogramma's voor die ziekte.

(11)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2160/2003 hangt de toelating of handhaving op de in de communautaire regelgeving opgenomen lijsten van derde landen waaruit de lidstaten bepaalde onder die verordening vallende pluimveeproducten mogen invoeren af van de indiening door het betrokken land bij de Commissie van een programma dat gelijkwaardig is aan de nationale salmonellabestrijdingsprogramma's die de lidstaten moeten opstellen en van de goedkeuring van het programma door de Commissie. Als die programma's positief beoordeeld zijn, moet dat in bijlage I, deel 1, bij deze verordening worden aangegeven.

(12)

De Gemeenschap en bepaalde derde landen willen de handel in pluimvee en producten daarvan afkomstig uit erkende compartimenten toestaan, zodat het compartimenteringsbeginsel voor de invoer van pluimvee en producten daarvan nader in de Gemeenschapswetgeving moet worden geregeld. Het compartimenteringsbeginsel is onlangs door de OIE vastgelegd om de wereldhandel in pluimvee en producten daarvan te vergemakkelijken en moet daarom ook in de Gemeenschapswetgeving worden opgenomen.

(13)

Certificaten voor de invoer in de Gemeenschap van gehakt vlees en separatorvlees van pluimvee, loopvogels en vrij vederwild zijn om bepaalde gezondheidsredenen, met name de traceerbaarheid van het voor die producten gebruikte vlees, nog niet in de Gemeenschapswetgeving opgenomen. Daarom moet deze verordening voorzien in modellen van veterinaire certificaten voor die producten op basis van nader wetenschappelijk onderzoek.

(14)

Om de bevoegde autoriteiten bij de veterinaire certificering in bepaalde situaties meer flexibiliteit te geven, iets waarom is verzocht door verscheidene derde landen die eendagskuikens van pluimvee en loopvogels naar de Gemeenschap exporteren, moet in deze verordening worden bepaald dat die producten worden onderzocht op het tijdstip van verzending in plaats van op het tijdstip waarop het veterinair certificaat wordt opgesteld.

(15)

Om onderbreking van het handelsverkeer te voorkomen moet de invoer in de Gemeenschap van producten die zijn vervaardigd voordat de veterinairrechtelijke beperkingen in bijlage I, deel 1, bij deze verordening zijn geïntroduceerd, nog gedurende negentig dagen nadat de invoerbeperkingen voor het betrokken product van kracht zijn geworden, worden toegestaan.

(16)

In verband met de geografische ligging van Kaliningrad moeten er speciale voorwaarden komen voor de doorvoer van zendingen door de Gemeenschap van en naar Rusland; dit betreft alleen Letland, Litouwen en Polen.

(17)

Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale-GMO-verordening) (15) bevat algemene communautaire gezondheidsvoorschriften voor de invoer in en doorvoer door de Gemeenschap van de onder die verordening vallende producten

(18)

Bovendien is in Richtlijn 96/93/EG van de Raad van 17 december 1996 inzake de certificering van dieren en dierlijke producten (16) bepaald aan welke normen moet worden voldaan om geldig te kunnen certificeren en fraude te voorkomen. Daarom moet er in deze verordening voor worden gezorgd dat de voorschriften en principes die worden gevolgd door certificerende ambtenaren in derde landen, garanties bieden die gelijkwaardig zijn aan de in die richtlijn vastgelegde garanties en dat de modellen van veterinaire certificaten van deze verordening uitsluitend gegevens bevatten die op het moment waarop het certificaat wordt afgegeven, kunnen worden bevestigd.

(19)

Voor de duidelijkheid en samenhang van de Gemeenschapswetgeving moeten de Beschikkingen 93/342/EEG, 94/438/EG en 2006/696/EG worden ingetrokken en door deze verordening worden vervangen.

(20)

Er moet een overgangsperiode komen zodat de lidstaten en het bedrijfsleven de nodige maatregelen kunnen nemen om aan de in deze verordening vastgestelde voorschriften inzake veterinaire certificering te voldoen.

(21)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Deze verordening bevat voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer in en de doorvoer, met inbegrip van opslag tijdens doorvoer, door de Gemeenschap van de volgende producten („de producten”):

a)

pluimvee, broedeieren, eendagskuikens en van specifieke pathogenen vrije eieren;

b)

vlees, gehakt vlees en separatorvlees van pluimvee, met inbegrip van loopvogels en vrij vederwild, eieren en eiproducten.

Zij bevat een lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit de producten in de Gemeenschap mogen worden ingevoerd.

2.   Deze verordening is niet van toepassing op pluimvee dat voor tentoonstellingen, shows of wedstrijden is bestemd.

3.   Deze verordening laat de specifieke certificeringsvoorschriften in overeenkomsten tussen de Gemeenschap en derde landen onverlet.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.

„pluimvee”: kippen, kalkoenen, parelhoenders, eenden, ganzen, kwartels, duiven, fazanten, patrijzen en loopvogels (Ratitae), die in gevangenschap worden opgefokt of gehouden voor de fokkerij, voor de productie van vlees of van consumptie-eieren of om in het wild te worden uitgezet;

2.

„broedeieren”: eieren van pluimvee, bestemd om te worden bebroed;

3.

„eendagskuikens”: pluimvee van alle soorten, dat nog geen 72 uur oud is en dat nog niet is gevoerd, en muskuseenden (Cairina moschata) en kruisingen daarvan, die nog geen 72 uur oud zijn, al dan niet gevoerd;

4.

„fokpluimvee”: pluimvee van 72 uur en ouder, bestemd voor de productie van broedeieren;

5.

„gebruikspluimvee”: pluimvee van 72 uur en ouder, dat wordt opgefokt:

a)

voor de productie van vlees en/of consumptie-eieren, of

b)

om in het wild te worden uitgezet;

6.

„van specifieke pathogene vrije eieren”: broedeieren die afkomstig zijn van „koppels kippen die vrij zijn van specifieke pathogenen” als beschreven in de Europese Farmacopee (17), en die uitsluitend voor diagnose, onderzoek of farmaceutisch gebruik bestemd zijn;

7.

„vlees”: eetbare delen van de volgende dieren:

a)

pluimvee; wat vlees betreft zijn dit gekweekte vogels, met inbegrip van vogels die als landbouwhuisdier worden gekweekt maar niet als landbouwhuisdier worden beschouwd, met uitzondering van loopvogels;

b)

voor menselijke consumptie bejaagd vrij vederwild;

c)

loopvogels;

8.

„separatorvlees”: het product dat wordt verkregen door vlees dat na het uitbenen nog aan de beenderen vastzit of vlees van pluimveekarkassen daarvan mechanisch te scheiden, waardoor de spierweefselstructuur verloren gaat of verandert;

9.

„gehakt vlees”: vlees zonder been, dat in kleine stukken is gehakt en minder dan 1 % zout bevat;

10.

„zone”: welomschreven deel van een derde land met een subpopulatie van dieren met een duidelijk onderscheiden gezondheidsstatus ten aanzien van een bepaalde ziekte, waarvoor de vereiste maatregelen inzake bewaking, controle en bioveiligheid voor invoer overeenkomstig deze verordening worden toegepast;

11.

„compartiment”: een of meer pluimvee-inrichtingen in een derde land waarvoor een gemeenschappelijk systeem voor bioveiligheidsmanagement geldt, en waar een subpopulatie pluimvee met een duidelijk onderscheiden gezondheidsstatus ten aanzien van een of meer bepaalde ziekten gehouden wordt, waarvoor de vereiste maatregelen inzake bewaking, controle en bioveiligheid voor invoer overeenkomstig deze verordening worden toegepast;

12.

„inrichting”: op een bepaalde locatie gevestigde voorziening of deel van een voorziening, behorend tot een van de volgende bedrijfssectoren:

a)

„fokbedrijf”: inrichting die zich toelegt op de productie van broedeieren bestemd voor de productie van fokpluimvee;

b)

„vermeerderingsbedrijf”: inrichting die zich toelegt op de productie van broedeieren bestemd voor de productie van gebruikspluimvee;

c)

„opfokbedrijf”:

i)

een opfokbedrijf voor fokpluimvee, dat wil zeggen een inrichting die zich toelegt op het opfokken van fokpluimvee tot het voortplantingsstadium, of

ii)

een opfokbedrijf voor gebruikspluimvee, dat wil zeggen een inrichting die zich toelegt op het opfokken van legpluimvee tot het legstadium;

d)

het houden van ander gebruikspluimvee;

13.

„broederij”: inrichting die zich toelegt op het inleggen en uitbroeden van broedeieren en het opleveren van eendagskuikens;

14.

„koppel”: alle pluimvee met dezelfde gezondheidsstatus dat in dezelfde voorziening of binnen dezelfde uitloopruimte wordt gehouden en dat een epidemiologische eenheid vormt; in stallen omvat deze definitie alle dieren die hetzelfde omsloten luchtvolume delen;

15.

„aviaire influenza”: een besmetting van pluimvee met een influenza A-virus:

a)

van het subtype H5 of H7,

b)

met een intraveneuze pathogeniteitsindex (IVPI) groter dan 1,2 bij zes weken oude kuikens, of

c)

dat na intraveneuze besmetting een sterfte van 75 % of meer veroorzaakt bij vier tot acht weken oude kuikens;

16.

„hoogpathogene aviaire influenza (HPAI)”: een besmetting van pluimvee met:

a)

aviaire-influenzavirussen van het subtype H5 en H7 met een genoomsequentie die codeert voor meerdere basische aminozuren bij de splitsingsplaats van het hemagglutininemolecuul en die overeenkomt met de sequentie die ook bij andere HPAI-virussen is vastgesteld, waaruit afgeleid kan worden dat het hemagglutininemolecuul kan worden gesplitst door een algemene protease van de gastheer;

b)

aviaire influenza zoals gedefinieerd in punt 15, onder b) en c);

17.

„laagpathogene aviaire influenza (LPAI)”: een besmetting van pluimvee met aviaire-influenzavirussen van het subtype H5 of H7, anders dan HPAI;

18.

„Newcastle disease”: een besmetting van pluimvee:

a)

die wordt veroorzaakt door een aviaire stam van het paramyxovirus 1 met een intracerebrale pathogeniteitsindex (ICPI) bij eendagskuikens van meer dan 0,7 of

b)

waarbij meerdere basische aminozuren in het virus zijn aangetoond (rechtstreeks of door afleiding) op het C-uiteinde van het F2-eiwit en fenylalanine op positie 117, het N-uiteinde van het F1-eiwit; onder „meerdere basische aminozuren” wordt verstaan ten minste drie arginine- of lysineresiduen tussen positie 113 en positie 116; indien het hier beschreven karakteristieke patroon van aminozuurresiduen niet wordt aangetoond, moet het geïsoleerde virus met behulp van een ICPI-test worden gekarakteriseerd; in deze definitie worden de aminozuurresiduen genummerd vanaf het N-uiteinde van de aminozuursequentie zoals afgeleid van de nucleotidesequentie van het F0-gen, waarbij de posities 113-116 overeenkomen met de residuen -4 tot en met -1 vanaf de splitsingsplaats;

19.

„officiële dierenarts”: de door de bevoegde autoriteit aangewezen dierenarts;

20.

„DIVA (differentiating infected from vaccinated animal)-strategie”: een vaccinatiebeleid dat het mogelijk maakt om gevaccineerde besmette en gevaccineerde niet-besmette dieren van elkaar te onderscheiden door toepassing van een diagnostische test om antilichamen tegen het veldvirus aan te tonen en door het gebruik van niet-gevaccineerde verklikkerdieren.

HOOFDSTUK II

ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR INVOER EN DOORVOER

Artikel 3

Lijsten van derde landen, gebieden, zones of compartimenten van herkomst waaruit producten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap

De producten mogen alleen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap uit de derde landen, gebieden, zones of compartimenten die zijn vermeld in de kolommen 1 en 3 van de tabel in bijlage I, deel 1.

Artikel 4

Veterinaire certificering

1.   In de Gemeenschap ingevoerde producten gaan vergezeld van een veterinair certificaat, zoals voor het betrokken product is aangegeven in kolom 4 van de tabel in bijlage I, deel 1, dat is ingevuld met inachtneming van de opmerkingen en de modellen van veterinaire certificaten in deel 2 van die bijlage („het certificaat”).

2.   Aan de veterinaire certificaten voor de invoer van pluimvee en eendagskuikens wordt een verklaring van de kapitein van het schip overeenkomstig bijlage II gehecht als het vervoer van die producten, ook indien slechts voor een deel, per schip plaatsvindt.

3.   Pluimvee, broedeieren en eendagskuikens die door de Gemeenschap worden doorgevoerd, gaan vergezeld van:

a)

een veterinair certificaat als bedoeld in lid 1, waarop de woorden „voor doorvoer door de EG vermeld” vermeld staan, en

b)

een certificaat zoals vereist door het derde land van bestemming.

4.   Van specifieke pathogenen vrije eieren, vlees, gehakt vlees en separatorvlees van pluimvee, loopvogels en vrij vederwild, eieren en eiproducten, die door de Gemeenschap worden doorgevoerd, gaan vergezeld van een certificaat volgens het model in bijlage XI en voldoen aan de daarin vermelde voorwaarden.

5.   Voor de toepassing van dit hoofdstuk valt onder doorvoer ook opslag tijdens doorvoer overeenkomstig de artikelen 12 en 13 van Richtlijn 97/78/EG.

6.   Er kan gebruik worden gemaakt van een elektronisch certificeringssysteem of een ander overeengekomen systeem, voor zover het op communautair niveau is geharmoniseerd.

Artikel 5

Voorwaarden voor invoer en doorvoer

1.   Producten die in de Gemeenschap ingevoerd en door de Gemeenschap doorgevoerd worden, voldoen aan de in de artikelen 6 en 7 en in hoofdstuk III vastgestelde voorwaarden.

2.   Lid 1 is niet van toepassing op individuele zendingen van minder dan 20 eenheden pluimvee (met uitzondering van loopvogels), broedeieren of eendagskuikens daarvan. Deze individuele zendingen mogen echter alleen worden ingevoerd uit derde landen, gebieden, zones of compartimenten daarvan die voor dit soort invoer zijn erkend en aan de volgende voorwaarden voldoen:

a)

het derde land, het gebied, de zone of het compartiment is opgenomen in de kolommen 1 en 3 van de tabel in deel 1 van bijlage I en kolom 4 van die tabel bevat een model van een veterinair certificaat voor de desbetreffende producten;

b)

zij vallen niet onder een veterinair invoerverbod;

c)

de invoervoorwaarden omvatten afzondering of quarantaine na invoer.

3.   De in lid 1 bedoelde producten voldoen aan:

a)

de aanvullende garanties die zijn aangegeven in kolom 5 van de tabel in bijlage I, deel 1;

b)

de bijzondere voorwaarden in kolom 6 en waar van toepassing de uiterste data in kolom 6A en de aanvangsdata in kolom 6B van de tabel in bijlage I, deel 1;

c)

de aanvullende garanties inzake diergezondheid, indien de lidstaat van bestemming die vereist en zij in het certificaat worden genoemd;

d)

de beperkingen met betrekking tot de goedkeuring van een salmonellabestrijdingsprogramma, alleen als dat in de desbetreffende kolom van de tabel in bijlage I, deel 1, is aangegeven.

Artikel 6

Onderzoek-, bemonsterings- en testprocedures

Indien voor de invoer van producten in de Gemeenschap overeenkomstig de certificaten onderzoek, bemonstering en tests op aviaire influenza, mycoplasma, Newcastle disease, salmonella en andere voor de dier- of volksgezondheid relevante pathogenen vereist zijn, mogen die producten alleen in de Gemeenschap worden ingevoerd wanneer het onderzoek, de bemonstering en de tests door de bevoegde autoriteit van het betrokken derde land of in voorkomend geval door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming zijn verricht overeenkomstig bijlage III.

Artikel 7

Melding van ziekten

Producten mogen alleen uit derde landen, gebieden, zones of compartimenten in de Gemeenschap worden ingevoerd als het betrokken derde land:

a)

de Commissie binnen 24 uur na bevestiging van een eerste uitbraak van HPAI of Newcastle disease in kennis stelt van de ziektesituatie;

b)

virusisolaten van eerste uitbraken van die ziekten onverwijld naar het communautaire referentielaboratorium voor aviaire influenza en Newcastle disease (18) stuurt; dit is echter niet vereist voor de invoer van eieren, eiproducten en van specifieke pathogenen vrije eieren uit derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit de invoer van die producten in de Gemeenschap toegestaan is;

c)

de Commissie op gezette tijden informeert over de ziektesituatie.

HOOFDSTUK III

DIERGEZONDHEIDSTATUS VAN DERDE LANDEN, GEBIEDEN, ZONES OF COMPARTIMENTEN VAN HERKOMST TEN AANZIEN VAN AVIAIRE INFLUENZA EN NEWCASTLE DISEASE

Artikel 8

Derde landen, gebieden, zones of compartimenten die vrij zijn van aviaire influenza

1.   Voor de toepassing van deze verordening wordt een derde land, gebied, zone of compartiment waaruit de producten in de Gemeenschap mogen worden ingevoerd, beschouwd als vrij van aviaire influenza als:

a)

zich in het derde land, het gebied, de zone of het compartiment ten minste twaalf maanden voorafgaande aan de certificering door de officiële dierenarts geen aviaire influenza heeft voorgedaan;

b)

gedurende ten minste zes maanden voorafgaande aan de onder a) bedoelde certificering een bewakingsprogramma voor aviaire influenza overeenkomstig artikel 10 is uitgevoerd, als dat in het certificaat wordt vereist.

2.   Indien zich een uitbraak van aviaire influenza voordoet in een derde land, gebied, zone of compartiment dat/die vrij van die ziekte was overeenkomstig lid 1, wordt het derde land, het gebied, de zone of het compartiment opnieuw als vrij van aviaire influenza beschouwd indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

in geval van HPAI is een ruimingsbeleid gehanteerd om de ziekte te bestrijden;

b)

in geval van LPAI is een ruimingsbeleid gehanteerd of het pluimvee geslacht om de ziekte te bestrijden;

c)

alle besmette inrichtingen zijn naar behoren gereinigd en ontsmet;

d)

er is gedurende ten minste drie maanden na de onder c) bedoelde reiniging en ontsmetting een bewakingsprogramma voor aviaire influenza uitgevoerd overeenkomstig bijlage IV, deel II, met negatief resultaat.

Artikel 9

Derde landen, gebieden, zones of compartimenten die vrij zijn van HPAI

1.   Voor de toepassing van deze verordening wordt een derde land, gebied, zone of compartiment waaruit de producten in de Gemeenschap mogen worden ingevoerd, beschouwd als vrij van HPAI als die ziekte zich gedurende ten minste twaalf maanden voorafgaande aan de certificering door de officiële dierenarts niet in dat derde land, dat gebied, die zone of dat compartiment heeft voorgedaan.

2.   Indien zich een uitbraak van HPAI voordoet in een derde land, gebied, zone of compartiment dat/die vrij van die ziekte was overeenkomstig lid 1, wordt het derde land, het gebied, de zone of het compartiment opnieuw als vrij van HPAI beschouwd indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

er is een ruimingsbeleid gehanteerd om de ziekte te bestrijden en alle besmette inrichtingen zijn naar behoren gereinigd en ontsmet;

b)

er is gedurende ten minste drie maanden na de ruiming en de reiniging en ontsmetting als bedoeld onder a) een bewakingsprogramma voor aviaire influenza uitgevoerd overeenkomstig bijlage IV, deel II.

Artikel 10

Bewakingsprogramma voor aviaire influenza

Indien het certificaat een bewakingsprogramma voor aviaire influenza vereist, mogen de producten alleen in de Gemeenschap worden ingevoerd uit derde landen, gebieden, zones of compartimenten als:

a)

het derde land, het gebied, de zone of het compartiment in kwestie gedurende ten minste zes maanden een bewakingsprogramma voor aviaire influenza toepast, hetgeen is aangegeven in kolom 7 van de tabel in bijlage I, deel 1, en dat programma voldoet aan de eisen:

i)

van bijlage IV, deel I, of

ii)

van de Terrestrial Animal Health Code van de OIE (19);

b)

het derde land de Commissie in kennis stelt van wijzigingen in zijn bewakingsprogramma voor aviaire influenza.

Artikel 11

Vaccinatie tegen aviaire influenza

Indien in derde landen, gebieden, zones of compartimenten tegen aviaire influenza wordt gevaccineerd, mogen pluimvee of van gevaccineerd pluimvee afkomstige producten alleen in de Gemeenschap worden ingevoerd als:

a)

het derde land tegen aviaire influenza vaccineert overeenkomstig een vaccinatieprogramma dat is aangegeven in kolom 8 van de tabel in bijlage I, deel 1, en dat programma voldoet aan de voorschriften van bijlage V;

b)

het derde land de Commissie in kennis stelt van wijzigingen in zijn vaccinatieprogramma tegen aviaire influenza.

Artikel 12

Derde landen, gebieden, zones of compartimenten die vrij zijn van Newcastle disease

1.   Voor de toepassing van deze verordening wordt een derde land, gebied, zone of compartiment waaruit de producten in de Gemeenschap mogen worden ingevoerd, beschouwd als vrij van Newcastle disease als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)

in het derde land, het gebied, de zone of het compartiment hebben zich ten minste twaalf maanden voorafgaande aan de certificering door de officiële dierenarts geen uitbraken van Newcastle disease bij pluimvee voorgedaan;

b)

er heeft gedurende ten minste de onder a) genoemde periode geen vaccinatie tegen Newcastle disease plaatsgevonden met vaccins die niet voldoen aan de criteria voor erkende vaccins tegen Newcastle disease in bijlage VI.

2.   Indien zich een uitbraak van Newcastle disease voordoet in een derde land, gebied, zone of compartiment dat/die vrij van die ziekte was overeenkomstig lid 1, wordt het derde land, het gebied, de zone of het compartiment opnieuw als vrij van Newcastle disease beschouwd indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

er is een ruimingsbeleid gehanteerd om de ziekte te bestrijden;

b)

alle besmette inrichtingen zijn naar behoren gereinigd en ontsmet;

c)

gedurende ten minste drie maanden na de ruiming en de reiniging en ontsmetting als bedoeld onder a), respectievelijk b):

i)

kan de bevoegde autoriteit van het derde land aan de hand van geïntensiveerd onderzoek, inclusief laboratoriumtests, in verband met de uitbraak aantonen dat de ziekte niet in het derde land, het gebied, de zone of het compartiment aanwezig is;

ii)

heeft er geen vaccinatie tegen Newcastle disease plaatsgevonden met vaccins die niet voldoen aan de criteria voor erkende vaccins tegen Newcastle disease in bijlage VI.

Artikel 13

Afwijkingen betreffende het gebruik van vaccins tegen Newcastle disease

1.   In afwijking van artikel 12, lid 1, onder b), en lid 2, onder c) ii), wordt een derde land, gebied, zone of compartiment voor de in artikel 1, lid 1, onder a), genoemde producten beschouwd als vrij van Newcastle disease als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)

het derde land, het gebied, de zone of het compartiment staat toe dat vaccins worden gebruikt die voldoen aan de algemene criteria van bijlage VI, deel I, maar niet aan de specifieke criteria van deel II van die bijlage;

b)

aan de aanvullende gezondheidsvoorschriften in bijlage VII, deel I, wordt voldaan.

2.   In afwijking van artikel 12, lid 1, onder b), en lid 2, onder c) ii), wordt een derde land, gebied, zone of compartiment waaruit de invoer van vlees van pluimvee in de Gemeenschap toegestaan is, voor de in artikel 1, lid 1, onder b), genoemde producten beschouwd als vrij van Newcastle disease als aan de aanvullende gezondheidsvoorschriften van bijlage VII, deel II, wordt voldaan.

HOOFDSTUK IV

SPECIFIEKE INVOERVOORWAARDEN

Artikel 14

Specifieke invoervoorwaarden voor pluimvee, broedeieren en eendagskuikens

1.   Naast de voorwaarden van de hoofdstukken II en III gelden de volgende specifieke voorwaarden voor de invoer van:

a)

fok- en gebruikspluimvee met uitzondering van loopvogels, en broedeieren en eendagskuikens met uitzondering van die van loopvogels: de voorschriften van bijlage VIII;

b)

fok- en gebruiksloopvogels en broedeieren en eendagskuikens daarvan: de voorschriften van bijlage IX.

2.   De in lid 1 genoemde voorwaarden zijn niet van toepassing op individuele zendingen van minder dan 20 eenheden pluimvee (met uitzondering van loopvogels), broedeieren of eendagskuikens daarvan.

Artikel 15

Specifieke voorwaarden voor de invoer van van specifieke pathogenen vrije eieren

Naast de voorschriften van de artikelen 3 tot en met 6 voldoen van specifieke pathogenen vrije eieren bij invoer in de Gemeenschap aan de volgende voorschriften:

a)

zij zijn gemerkt met een stempel met de ISO-code van het derde land van herkomst en het erkenningsnummer van de inrichting van herkomst;

b)

de verpakkingen van van specifieke pathogenen vrije eieren bevatten uitsluitend eieren uit hetzelfde derde land van herkomst, van dezelfde inrichting en van dezelfde verzender en er komen ten minste de volgende aanduidingen op voor:

i)

de onder a) bedoelde op de eieren voorkomende informatie;

ii)

een duidelijk zichtbare en leesbare vermelding dat de zending van specifieke pathogenen vrije eieren bevat;

iii)

de naam of firmanaam en het adres van de verzender;

c)

van specifieke pathogenen vrije eieren die in de Gemeenschap worden ingevoerd, worden nadat zij bij de invoercontrole in orde zijn bevonden rechtstreeks naar hun eindbestemming vervoerd.

Artikel 16

Specifieke voorwaarden voor het vervoer van pluimvee en eendagskuikens

Pluimvee en eendagskuikens die in de Gemeenschap worden ingevoerd:

a)

worden niet geladen op een vervoermiddel waarmee pluimvee en eendagskuikens met een lagere gezondheidsstatus worden vervoerd.

b)

worden tijdens het vervoer naar de Gemeenschap niet door een derde land, gebied, zone of compartiment vervoerd waaruit zij niet in de Gemeenschap mogen worden ingevoerd, en worden daar niet gelost.

Artikel 17

Specifieke voorwaarden voor de invoer van vlees van loopvogels

Alleen vlees van loopvogels waarop de beschermende maatregelen in verband met Krim-Kongo hemorragische koorts van bijlage X, deel II, zijn toegepast, mag in de Gemeenschap worden ingevoerd.

HOOFDSTUK V

SPECIFIEKE DOORVOERVOORWAARDEN

Artikel 18

Afwijking voor doorvoer door Letland, Litouwen en Polen

1.   In afwijking van artikel 4, lid 4, is de doorvoer, over de weg of per spoor tussen de in de bijlage bij Beschikking 2001/881/EG van de Commissie (20) genoemde grensinspectieposten in Letland, Litouwen en Polen, van zendingen vlees, gehakt vlees en separatorvlees van pluimvee, inclusief loopvogels en vrij vederwild, eieren en eiproducten en van specifieke pathogenen vrije eieren, die afkomstig zijn uit en bestemd zijn voor Rusland, rechtstreeks of via een ander derde land, onder de volgende voorwaarden toegestaan:

a)

de zending is in de grensinspectiepost van binnenkomst in de Gemeenschap door de officiële dierenarts verzegeld met een zegel dat van een volgnummer is voorzien;

b)

de documenten die de zending vergezellen, zoals bepaald in artikel 7 van Richtlijn 97/78/EG, worden op elke bladzijde door de officiële dierenarts in de grensinspectiepost van binnenkomst voorzien van het stempel „Alleen voor doorvoer door de EG naar Rusland”;

c)

aan de procedurevoorschriften van artikel 11 van Richtlijn 97/78/EG is voldaan;

d)

de officiële dierenarts van de grensinspectiepost van binnenkomst heeft op het Gemeenschappelijk veterinair document van binnenkomst verklaard dat de zending mag worden doorgevoerd.

2.   Zendingen als bedoeld in lid 1 mogen niet overeenkomstig artikel 12, lid 4, of artikel 13 van Richtlijn 97/78/EG in de Gemeenschap worden gelost of opgeslagen.

3.   De bevoegde autoriteit verricht op gezette tijden audits om na te gaan of de aantallen zendingen als bedoeld in lid 1 en de daarvan deel uitmakende hoeveelheden producten, die het grondgebied van de Gemeenschap binnengekomen zijn respectievelijk verlaten hebben, met elkaar in overeenstemming zijn.

HOOFDSTUK VI

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 19

Intrekking

De Beschikkingen 93/342/EEG, 94/438/EG en 2006/696/EG worden ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken beschikkingen gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de in bijlage XII opgenomen concordantietabel.

Artikel 20

Overgangsbepalingen

Producten waarvoor de desbetreffende veterinaire certificaten zijn afgegeven overeenkomstig de Beschikkingen 93/342/EEG, 94/438/EG en 2006/696/EG mogen tot en met 15 februari 2009 in de Gemeenschap ingevoerd of door de Gemeenschap doorgevoerd worden.

Artikel 21

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 augustus 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 303 van 31.10.1990, blz. 6. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/729/EG van de Commissie (PB L 294 van 13.11.2007, blz. 26).

(2)  PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/104/EG (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 352).

(3)  PB L 125 van 23.5.1996, blz. 10. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/104/EG.

(4)  PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/104/EG.

(5)  PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.

(6)  PB L 325 van 12.12.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1237/2007 van de Commissie (PB L 280 van 24.10.2007, blz. 5).

(7)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55, gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1243/2007 van de Commissie (PB L 281 van 25.10.2007, blz. 8).

(8)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206, gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 83. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(9)  PB L 295 van 25.10.2006, blz. 1. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1237/2007.

(10)  PB L 137 van 8.6.1993, blz. 24. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2006/696/EG.

(11)  PB L 181 van 15.7.1994, blz. 35, gerectificeerd in PB L 187 van 26.5.2004, blz. 8.

(12)  PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16.

(13)  http://www.oie.int/eng/normes/mcode/en_sommaire.htm (meest recente uitgave).

(14)  http://www.oie.int/eng/normes/mcode/en_sommaire.htm (meest recente uitgave).

(15)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 510/2008 van de Commissie (PB L 149 van 7.6.2008, blz. 61).

(16)  PB L 13 van 16.1.1997, blz. 28.

(17)  http://www.edqm.eu (meest recente uitgave).

(18)  Veterinary Laboratories Agency, New Haw, Weybridge, Surrey KT 153NB, Verenigd Koninkrijk.

(19)  http://www.oie.int/eng/normes/mcode/en_sommaire.htm

(20)  PB L 326 van 11.12.2001, blz. 44.


BIJLAGE I

PLUIMVEE, BROEDEIEREN, EENDAGSKUIKENS, VAN SPECIFIEKE PATHOGENEN VRIJE EIEREN, VLEES, GEHAKT VLEES, SEPARATORVLEES, EIEREN EN EIPRODUCTEN

DEEL 1

Lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten

ISO-code en naam van het derde land of gebied

Naam van het derde land, het gebied, de zone of het compartiment

Beschrijving van het derde land, het gebied, de zone of het compartiment

Veterinair certificaat

Bijzondere voorwaarden

Bijzondere voorwaarden

Status t.a.v. bewaking aviaire influenza

Status t.a.v. vaccinatie aviaire influenza

Status salmonellabestrijding

Model

Aanvullende garanties

Uiterste datum (1)

Aanvangsdatum (2)

1

2

3

4

5

6

6A

6B

7

8

9

AL — Albanië

AL-0

Het hele land

EP, E

 

 

 

 

 

 

 

AR — Argentinië

AR-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

A

 

 

POU, RAT, EP, E

 

 

 

 

 

 

WGM

VIII

 

 

 

 

 

AU — Australië

AU-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

P1

EP, E

 

 

 

 

 

 

BPP, DOC, HEP, SRP

 

 

 

 

 

 

BPR

I

 

 

 

 

 

DOR

II

 

 

 

 

 

HER

III

 

 

 

 

 

POU

VI

 

 

 

 

 

RAT

VII

 

 

 

 

 

BR — Brazilië

BR-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

BR-1

De staten:

Rio Grande do Sul, Santa Catarina, Paraná, São Paulo en Mato Grosso do Sul

RAT, BPR, DOR, HER, SRA

 

 

 

 

 

 

P1

BR-2

De staten:

Mato Grosso, Paraná, Rio Grande do Sul, Santa Catarina en São Paulo

BPP, DOC, HEP, SRP

 

 

 

 

 

 

BR-3

Het Distrito Federal en de staten:

Goiás, Minas Gerais, Mato Grosso, Mato Grosso do Sul, Paraná, Rio Grande do Sul, Santa Catarina en São Paulo

WGM

VIII

 

 

 

 

 

EP, E, POU

 

 

 

 

 

 

BW — Botswana

BW-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

EP, E

 

 

 

 

 

 

 

BPR

I

 

 

 

 

 

 

DOR

II

 

 

 

 

 

 

HER

III

 

 

 

 

 

 

RAT

VII

 

 

 

 

 

 

CA — Canada

CA-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

EP, E

 

 

 

 

 

 

 

BPR, BPP, DOC, DOR, HEP, HER, SRA, SRP

IV

 

 

 

 

 

 

WGM

VIII

 

 

 

 

 

 

POU, RAT

 

 

 

 

 

 

 

CH — Zwitserland

CH-0

Het hele land

 (3)

 

 

 

 

 

 

 

CL — Chili

CL-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

P1

EP, E,

 

 

 

 

 

 

BPR, BPP, DOC, DOR, HEP, HER, SRA, SRP

 

 

 

 

 

 

WGM

VIII

 

 

 

 

 

POU, RAT

 

 

 

 

 

 

CN — Volksrepubliek China

CN-0

Het hele land

EP

 

 

 

 

 

 

 

CN-1

De provincie Shandong

POU, E

VI

P2

6.2.2004

 

 

 

GL — Groenland

GL-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

EP, WGM

 

 

 

 

 

 

 

HK — Hongkong

HK-0

Het hele grondgebied van de Speciale Administratieve Regio Hongkong

EP

 

 

 

 

 

 

 

HR — Kroatië

HR-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

P1

BPR, BPP, DOR, DOC, HEP, HER, SRA, SRP

 

 

 

 

 

 

EP, E, POU, RAT, WGM

 

 

 

 

 

 

IL — Israël

IL-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

A

 

 

BPR, BPP, DOC, DOR, HEP, HER, SRP

IV

 

 

 

 

 

WGM

VIII

 

 

 

 

 

EP, E POU, RAT

 

 

 

 

 

 

IN — India

IN-0

Het hele land

EP

 

 

 

 

 

 

 

IS — IJsland

IS-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

EP, E

 

 

 

 

 

 

 

KR — Korea (Rep.)

KR-0

Het hele land

EP, E

 

 

 

 

 

 

 

ME — Montenegro

ME-O

Het hele land

EP

 

 

 

 

 

 

 

MG — Madagaskar

MG-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

EP, E, WGM

 

 

 

 

 

 

 

MY — Maleisië

MY-0

 

 

 

 

 

 

 

MY-1

Westelijk schiereiland

EP

 

 

 

 

 

 

 

E

 

P2

6.2.2004

 

 

 

 

MK — Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (4)

MK-0 (4)

Het hele land

EP

 

 

 

 

 

 

 

MX — Mexico

MX-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

EP

 

 

 

 

 

 

 

NA — Namibië

NA-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

BPR

I

 

 

 

 

 

 

DOR

II

 

 

 

 

 

 

HER

III

 

 

 

 

 

 

RAT, EP, E

VII

 

 

 

 

 

 

NC — Nieuw-Caledonië

NC-0

Het hele land

EP

 

 

 

 

 

 

 

NZ — Nieuw-Zeeland

NZ-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

P1

BPR, BPP, DOC, DOR, HEP, HER, SRA, SRP

 

 

 

 

 

 

WGM

VIII

 

 

 

 

 

EP, E, POU, RAT

 

 

 

 

 

 

PM — Saint-Pierre en Miquelon

PM-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

RS — Servië (5)

XS-0 (5)

Het hele land

EP

 

 

 

 

 

 

 

RU — Russische Federatie

RU-0

Het hele land

EP

 

 

 

 

 

 

 

SG — Singapore

SG-0

Het hele land

EP

 

 

 

 

 

 

 

TH — Thailand

TH-0

Het hele land

SPF, EP

 

 

 

 

 

 

 

WGM

VIII

P2

23.1.2004

 

 

 

 

E, POU, RAT

 

P2

23.1.2004

 

 

 

 

TN — Tunesië

TN-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

DOR, BPR, BPP, HER

IV

 

 

 

 

 

 

WGM

VIII

 

 

 

 

 

 

EP, E, POU, RAT

 

 

 

 

 

 

 

TR — Turkije

TR-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

E, EP

 

 

 

 

 

 

 

US — Verenigde Staten van Amerika

US-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

BPR, BPP, DOC, DOR, HEP, HER, SRA, SRP

IV

 

 

 

 

 

 

WGM

VIII

 

 

 

 

 

 

EP, E, POU, RAT

 

 

 

 

 

 

 

UY — Uruguay

UY-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

EP, E, RAT

 

 

 

 

 

 

 

ZA — Zuid-Afrika

ZA-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

EP, E

 

 

 

 

 

 

 

BPR

I

 

 

 

 

 

 

DOR

II

 

 

 

 

 

 

HER

III

 

 

 

 

 

 

RAT

VII

 

 

 

 

 

 

ZW — Zimbabwe

ZW-0

Het hele land

RAT

VII

 

 

 

 

 

 

EP, E

 

 

 

 

 

 

 

DEEL 2

Modellen van veterinaire certificaten

Model:

„BPP”

:

Veterinair certificaat voor fok- of gebruikspluimvee met uitzondering van loopvogels

„BPR”

:

Veterinair certificaat voor fok- of gebruiksloopvogels

„DOC”

:

Veterinair certificaat voor eendagskuikens met uitzondering van die van loopvogels

„DOR”

:

Veterinair certificaat voor eendagskuikens van loopvogels

„HEP”

:

Veterinair certificaat voor broedeieren van pluimvee met uitzondering van loopvogels

„HER”

:

Veterinair certificaat voor broedeieren van loopvogels

„SPF”

:

Veterinair certificaat voor van specifieke pathogenen vrije eieren

„SRP”

:

Veterinair certificaat voor slachtpluimvee en pluimvee om in het wild te worden uitgezet m.u.v. loopvogels

„SRA”

:

Veterinair certificaat voor slachtloopvogels

„POU”

:

Veterinair certificaat voor vlees van pluimvee

„POU-MI/MSM”

:

Veterinair certificaat voor gehakt vlees en separatorvlees van pluimvee

„RAT”

:

Veterinair certificaat voor vlees van gekweekte loopvogels voor menselijke consumptie

„RAT-MI/MSM”

:

Veterinair certificaat voor gehakt vlees en separatorvlees van gekweekte loopvogels voor menselijke consumptie

„WGM”

:

Veterinair certificaat voor vlees van vrij vederwild

„WGM-MI/MSM”

:

Veterinair certificaat voor gehakt vlees en separatorvlees van vrij vederwild

„E”

:

Veterinair certificaat voor eieren

„EP”

:

Veterinair certificaat voor eiproducten

Aanvullende garanties (AG):

„I”

:

Garanties voor fok- en gebruiksloopvogels, van herkomst uit een derde land, gebied of zone dat/die niet vrij is van Newcastle disease, gecertificeerd overeenkomstig model BPR

„II”

:

Garanties voor eendagskuikens van loopvogels, van herkomst uit een derde land, gebied of zone dat/die niet vrij is van Newcastle disease, gecertificeerd overeenkomstig model DOR

„III”

:

Garanties voor broedeieren van loopvogels, van herkomst uit een derde land, gebied of zone dat/die niet vrij is van Newcastle disease, gecertificeerd overeenkomstig model HER

„IV”

:

Voor fokpluimvee van Gallus gallus, voor de fok bestemde eendagskuikens van Gallus gallus en broedeieren van Gallus gallus zijn overeenkomstig de EU-bepalingen inzake bestrijding van salmonella relevante garanties verstrekt, die respectievelijk overeenkomstig model BPP, DOC en HEP moeten worden gecertificeerd

„V”

:

Garanties voor slachtloopvogels, van herkomst uit een derde land, gebied of zone dat/die niet vrij is van Newcastle disease, gecertificeerd overeenkomstig model SRA

„VI”

:

Aanvullende garanties voor vlees van pluimvee overeenkomstig model POU

„VII”

:

Aanvullende garanties voor vlees van gekweekte loopvogels voor menselijke consumptie, gecertificeerd overeenkomstig model RAT

„VIII”

:

Aanvullende garanties voor vlees van vrij vederwild overeenkomstig model WGM

Salmonellabestrijdingsprogramma:

„P1”

:

Verbod op invoer in de Gemeenschap van fokpluimvee van Gallus gallus, voor de fok bestemde eendagskuikens van Gallus gallus en broedeieren van Gallus gallus omdat geen programma ter bestrijding van salmonella overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2160/2003 bij de Commissie is ingediend of door haar is goedgekeurd.

Bijzondere voorwaarden:

„P2”

:

Verbod op invoer in en doorvoer door de Gemeenschap vanwege beperkingen in verband met een uitbraak van HPAI

„P3”

:

Verbod op invoer in en doorvoer door de Gemeenschap vanwege beperkingen in verband met een uitbraak van Newcastle Disease

Bewakingsprogramma voor en vaccinatieprogramma tegen aviaire influenza:

„A”

:

Derde land, gebied, zone of compartiment voert een bewakingsprogramma voor aviaire influenza uit overeenkomstig Verordening (EG) nr. 798/2008

„B”

:

Derde land, gebied, zone of compartiment voert een vaccinatieprogramma tegen aviaire influenza uit overeenkomstig Verordening (EG) nr. 798/2008

Opmerkingen

Algemene opmerkingen:

a)

De op basis van de modellen in deel 2 van deze bijlage voor het desbetreffende product opgestelde veterinaire certificaten worden afgegeven door het derde land, het gebied, de zone respectievelijk het compartiment van uitvoer. Zij bevatten in de in het model aangegeven volgorde de verklaringen die voor elk derde land vereist zijn en, indien van toepassing, ook de aanvullende gezondheidsvoorschriften die vereist zijn voor het derde land, het gebied, de zone respectievelijk het compartiment van uitvoer.

Indien door de EU-lidstaat van bestemming voor het betreffende product aanvullende garanties zijn vereist, worden deze ook in het originele veterinaire certificaat opgenomen.

b)

Voor iedere zending van de desbetreffende producten die in dezelfde spoorwagon, vrachtwagen, hetzelfde vliegtuig of hetzelfde schip uit een gebied dat is opgenomen in de kolommen 2 en 3 van deel 1 van deze bijlage naar dezelfde bestemming wordt vervoerd, wordt een afzonderlijk certificaat overgelegd.

c)

Het originele exemplaar van elk certificaat bestaat uit één blad waarvan de beide zijden worden bedrukt, of heeft een zodanige vorm dat alle bladzijden één ondeelbaar geheel vormen.

d)

Het certificaat wordt opgesteld in ten minste één van de officiële talen van de EU-lidstaat waar de grenscontrole zal worden uitgevoerd en van de EU-lidstaat van bestemming. Die lidstaten kunnen evenwel toestaan dat in plaats van de eigen taal een andere communautaire taal wordt gebruikt, indien nodig vergezeld van een officiële vertaling.

e)

Indien voor de identificatie van de bestanddelen van de zending extra bladen aan het certificaat worden gehecht, worden deze bladen beschouwd als deel uitmakend van het originele certificaat, mits elke bladzijde voorzien is van de handtekening en het stempel van de certificerende officiële dierenarts.

f)

Indien het certificaat, inclusief de onder e) bedoelde aanvullingen, meer dan één bladzijde beslaat, wordt elke bladzijde onderaan aldus genummerd „–x (bladzijdenummer) van y (totaal aantal bladzijden)–” en wordt elke bladzijde bovenaan voorzien van het referentienummer van het certificaat dat door de bevoegde autoriteit is toegekend.

g)

Het originele exemplaar van het certificaat moet door een officiële dierenarts worden ingevuld en ondertekend binnen 24 uur vóór het laden van de zending voor invoer in de Gemeenschap, tenzij anders vermeld. De bevoegde autoriteiten van het land van uitvoer moeten er daarbij op toezien dat beginselen van certificering worden toegepast die ten minste gelijkwaardig zijn aan die van Richtlijn 96/93/EG.

De kleur van de handtekening moet verschillen van die van de gedrukte tekst. Dat geldt ook voor andere stempels dan reliëfstempels of watermerken.

h)

Het originele exemplaar van het certificaat vergezelt de zending tot in de EU-grensinspectiepost.

Aanvullende opmerkingen voor pluimvee en eendagskuikens:

i)

Het certificaat is tien dagen geldig vanaf de datum van afgifte, tenzij anders vermeld.

In het geval van vervoer per schip wordt de geldigheidstermijn verlengd met de duur van de reis. Daartoe wordt het origineel van een verklaring van de kapitein, opgesteld overeenkomstig bijlage II, aan het veterinair certificaat gehecht.

j)

Pluimvee en eendagskuikens worden niet vervoerd samen met pluimvee en eendagskuikens die niet voor de Europese Gemeenschap bestemd zijn of een lagere gezondheidsstatus hebben.

k)

Pluimvee en eendagskuikens mogen tijdens het vervoer naar de Gemeenschap niet door een derde land, gebied, zone of compartiment worden vervoerd waaruit zij niet in de Gemeenschap mogen worden ingevoerd, of daar worden gelost.

Veterinair certificaat voor fok- of gebruikspluimvee met uitzondering van loopvogels (BPP)

Image

Image

Image

Image

Image

Veterinair certificaat voor fok- of gebruiksloopvogels (BPR)

Image

Image

Image

Image

Image

Veterinair certificaat voor eendagskuikens met uitzondering van die van loopvogels (DOC)

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Veterinair certificaat voor eendagskuikens van loopvogels (DOR)

Image

Image

Image

Image

Image

Veterinair certificaat voor broedeieren van pluimvee met uitzondering van loopvogels (HEP)

Image

Image

Image

Image

Image

Veterinair certificaat voor broedeieren van loopvogels (HER)

Image

Image

Image

Image

Image

Veterinair certificaat voor van specifieke pathogenen vrije eieren (SPF)

Image

Image

Image

Veterinair certificaat voor slachtpluimvee en pluimvee om in het wild te worden uitgezet anders dan loopvogels (SRP)

Image

Image

Image

Image

Veterinair certificaat voor slachtloopvogels (SRA)

Image

Image

Image

Image

Model van veterinair certificaat voor vlees van pluimvee (POU)

Image

Image

Image

Image

Veterinair certificaat voor gehakt vlees en separatorvlees van pluimvee (POU-MI/MSM)

(Nog niet vastgesteld)

Veterinair certificaat voor vlees van gekweekte loopvogels voor menselijke consumptie (RAT)

Image

Image

Image

Image

Veterinair certificaat voor gehakt vlees en separatorvlees van gekweekte loopvogels voor menselijke consumptie (RAT-MI/MSM)

(Nog niet vastgesteld)

Veterinair certificaat voor vlees van vrij vederwild (WGM)

Image

Image

Image

Veterinair certificaat voor gehakt vlees en separatorvlees van vrij vederwild (WGM-MI/MSM)

(Nog niet vastgesteld)

Veterinair certificaat voor eieren (E)

Image

Image

Image

Veterinair certificaat voor eiproducten (EP)

Image

Image


(1)  Vóór deze datum vervaardigde producten, ook indien zij zich op volle zee bevinden, mogen nog gedurende 90 dagen vanaf deze datum in de Gemeenschap worden ingevoerd.

(2)  Alleen na deze datum vervaardigde producten mogen in de Gemeenschap worden ingevoerd.

(3)  Certificaten overeenkomstig de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten (PB L 114 van 30.4.2002, blz. 132, zoals laatstelijk gewijzigd).

(4)  Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië; voorlopige code die geen gevolgen heeft voor de definitieve benaming die aan het land wordt gegeven na afloop van de onderhandelingen die momenteel in het kader van de Verenigde Naties worden gevoerd.

(5)  Uitgezonderd Kosovo als omschreven in Resolutie 1244 van 10 juni 1999 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.


BIJLAGE II

(bedoeld in artikel 4)

(In te vullen en aan het veterinair certificaat te hechten indien het vervoer van pluimvee en eendagskuikens tot aan de grens van de Europese Gemeenschap, ook indien slechts voor een deel, plaatsvindt per schip)

Image


BIJLAGE III

COMMUNAUTAIRE BESLUITEN, INTERNATIONALE NORMEN EN PROCEDURES VOOR ONDERZOEK, BEMONSTERING EN TESTS ALS BEDOELD IN ARTIKEL 6

I.   Vóór invoer in de Gemeenschap

Methoden voor de standaardisatie van materialen en procedures voor onderzoek, bemonstering en tests op:

1.

Aviaire influenza

Diagnosehandboek voor aviaire influenza in Beschikking 2006/437/EG van de Commissie (1), of

Manual of Diagnostic Tests and Vaccines for Terrestrial Animals van de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE) (2).

2.

Newcastle disease

Bijlage III bij Richtlijn 92/66/EEG van de Raad (3), of

Manual of Diagnostic Tests and Vaccines for Terrestrial Animals van de OIE.

Als artikel 12 van Richtlijn 90/539/EEG van toepassing is, moeten de bemonsterings- en onderzoekmethoden in overeenstemming zijn met de methoden die beschreven staan in de bijlagen bij Beschikking 92/340/EEG van de Commissie (4).

3.

Salmonella Pullorum en Salmonella Gallinarum

Bijlage II, hoofdstuk III, bij Richtlijn 90/539/EEG, of

Manual of Diagnostic Tests and Vaccines for Terrestrial Animals van de OIE.

4.

Salmonella Arizonae

Serologisch onderzoek: zestig dieren moeten tijdens de leg worden bemonsterd met de methoden die beschreven staan in het Manual of Diagnostic Tests and Vaccines for Terrestrial Animals van de OIE.

5.

Mycoplasma gallisepticum

Bijlage II, hoofdstuk III, bij Richtlijn 90/539/EEG, of

Manual of Diagnostic Tests and Vaccines for Terrestrial Animals van de OIE.

6.

Mycoplasma meleagridis

Bijlage II, hoofdstuk III, bij Richtlijn 90/539/EEG.

7.

Salmonella van belang voor de volksgezondheid

De te gebruiken detectiemethode is de door het communautaire referentielaboratorium (CRL) voor salmonella in Bilthoven, Nederland, aanbevolen methode, of een gelijkwaardige methode. Die methode wordt beschreven in de meest recente versie van het ontwerp van bijlage D bij ISO 6579 (2002): „Detection of Salmonella spp. in animal faeces and in samples of the primary production stage”. Bij deze detectiemethode wordt een semisolide medium (gemodificeerd semisolide Rappaport-Vassiliadis-medium, MSRV) gebruikt als het enige selectieve ophopingsmedium.

De serotypering wordt verricht volgens het Kauffmann-White-schema of een gelijkwaardige methode.

II.   Na invoer in de Gemeenschap

Bemonsterings- en testprocedures voor aviaire influenza en Newcastle disease

Gedurende de in bijlage VIII, punt II.1, bedoelde periode neemt de officiële dierenarts monsters voor virologisch onderzoek van het ingevoerde pluimvee, dat als volgt wordt onderzocht:

tussen de zevende en de vijftiende dag na het begin van de afzonderingsperiode worden cloacaswabs genomen bij alle dieren van de zending indien deze minder dan zestig dieren telt of van ten minste zestig dieren bij grotere zendingen;

de monsters worden onderzocht in officiële laboratoria die door de bevoegde autoriteit zijn aangewezen, met diagnostische procedures voor:

i)

aviaire influenza overeenkomstig het diagnosehandboek van Beschikking 2006/437/EG;

ii)

Newcastle disease overeenkomstig bijlage III bij Richtlijn 92/66/EEG.

III.   Algemene voorschriften

Er mogen verzamelmonsters worden gevormd uit monsters van maximaal vijf dieren.

Virusisolaten moeten onverwijld naar het nationale referentielaboratorium worden gestuurd.


(1)  PB L 237 van 31.8.2006, blz. 1.

(2)  http://www.oie.int/eng/normes/mmanual/A_summry.htm

(3)  PB L 260 van 5.9.1992, blz. 1.

(4)  PB L 188 van 8.7.1992, blz. 34.


BIJLAGE IV

(bedoeld in artikel 8, lid 2, onder d), artikel 9, lid 2, onder b), en artikel 10)

CRITERIA VOOR BEWAKINGSPROGRAMMA'S VOOR AVIAIRE INFLUENZA EN TE VERSTREKKEN INFORMATIE (1)

I.   Criteria voor bewaking van aviaire influenza bij pluimvee in derde landen, gebieden, zones of compartimenten als bedoeld in artikel 10

A.   Bewaking van aviaire influenza bij pluimvee

1.

Beschrijving van de doelstellingen

2.

Derde land, gebied, zone of compartiment (doorhalen wat niet van toepassing is):

3.

Soort bewaking:

serologische bewaking

virologische bewaking

specifieke subtypen van aviaire influenza

4.

Bemonsteringscriteria

specifieke diersoorten (bv. kalkoenen, kippen, patrijzen)

specifieke categorieën (bv. fok- en vermeerderingsdieren, legdieren)

specifieke houderijsystemen (bv. commerciële bedrijven, hobbybedrijven)

5.

Statistische basis voor het aantal bemonsterde inrichtingen:

aantal inrichtingen in het gebied

aantal inrichtingen per categorie

aantal te bemonsteren inrichtingen per pluimveecategorie

6.

Bemonsteringsfrequentie

7.

Aantal genomen monsters per inrichting/stal

8.

Bemonsteringsperiode

9.

Aard van de genomen monsters (weefsel, feces, cloaca-, orofarynx- of tracheaswabs)

10.

Gebruikte laboratoriummethoden (bv. AGID, PCR, HAR, virusisolatie)

11.

Vermelding van laboratoria die de test uitvoeren op centraal, regionaal of lokaal niveau (doorhalen wat niet van toepassing is)

Vermelding van het referentielaboratorium dat de bevestigingstests uitvoert (nationaal referentielaboratorium voor aviaire influenza, OIE of communautair referentielaboratorium voor aviaire influenza)

12.

Rapportagesysteem/protocol dat voor de resultaten van de bewaking van aviaire influenza wordt gebruikt (met de resultaten indien beschikbaar)

13.

Follow-uponderzoeken van positieve uitslagen voor subtype H5 en H7.

B.   Indien beschikbaar, informatie over de bewaking van aviaire influenza bij wilde vogels ter beoordeling van de risicofactoren voor insleep van aviaire influenza bij pluimvee

1.

Soort bewaking:

serologische bewaking

virologische bewaking

specifieke subtypen van aviaire influenza

2.

Bemonsteringscriteria

3.

Specifieke bemonstering van wilde vogels (wetenschappelijke soortnamen vermelden)

4.

Bewaking van specifieke gebieden

5.

De in deel I, onder A, punt 6 en de punten 8 tot en met 12, bedoelde informatie

II.   Bewaking van aviaire influenza na een uitbraak van die ziekte in een derde land, gebied, zone of compartiment dat/die vrij van die ziekte was, zoals bedoeld in artikel 8, lid 2, onder d), en artikel 9, lid 2, onder b)

De bewaking van aviaire influenza moet aan de hand van een gerandomiseerd, representatief monster van de risicopopulaties ten minste op betrouwbare wijze aantonen dat er geen besmetting is, met inachtneming van de specifieke epizoötiologische omstandigheden van de uitbraak of uitbraken in kwestie.


(1)  Gelieve zo uitvoerig mogelijke informatie te verstrekken zodat het programma goed kan worden beoordeeld.


BIJLAGE V

(bedoeld in artikel 11, onder a)

DOOR EEN DERDE LAND DAT TEGEN AVIAIRE INFLUENZA VACCINEERT TE VERSTREKKEN INFORMATIE (1)

I.   Criteria voor in een derde land, gebied, zone of compartiment als bedoeld in artikel 11 uitgevoerde vaccinatieprogramma's

1.

Land, gebied, zone of compartiment (doorhalen wat niet van toepassing is)

2.

Ziektegeschiedenis (eerdere uitbraken bij pluimvee of gevallen bij wilde vogels van HPAI/LPAI)

3.

Redenen om tot vaccinatie over te gaan

4.

Risicobeoordeling op basis van:

een uitbraak van aviaire influenza in het derde land, het gebied, de zone of het compartiment (doorhalen wat niet van toepassing is)

een uitbraak van aviaire influenza in een nabijgelegen land

andere risicofactoren, zoals bepaalde streken, pluimveehouderijsysteem of categorieën pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels

5.

Geografisch gebied waar wordt gevaccineerd

6.

Aantal inrichtingen in het vaccinatiegebied

7.

Aantal inrichtingen waar wordt gevaccineerd, indien verschillend van het onder 6 vermelde aantal

8.

Soorten en categorieën pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels in het gebied, de zone of het compartiment waar wordt gevaccineerd

9.

Aantal stuks pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels in de onder 7 bedoelde inrichtingen (bij benadering)

10.

Samenvatting van de kenmerken van het vaccin

11.

Toelating, hantering, productie, opslag, levering, distributie en verkoop van vaccins tegen aviaire influenza in het land

12.

Toepassing van een DIVA-strategie

13.

Beoogde duur van de vaccinatiecampagne

14.

Bepalingen en beperkingen inzake de verplaatsing van gevaccineerd pluimvee en producten van gevaccineerd pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels die gevaccineerd zijn

15.

Klinische en laboratoriumtests in de inrichtingen waar gevaccineerd is en/of die in het vaccinatiegebied gelegen zijn (bv. werkzaamheid en tests vóór verplaatsingen)

16.

Wijze van administratie (bv. van de in punt 15 genoemde informatie) en registratie van bedrijven waar gevaccineerd wordt.

II.   Bewaking in derde landen, gebieden, zones of compartimenten die tegen aviaire influenza vaccineren, als bedoeld in artikel 11

Indien in een derde land, gebied, zone of compartiment wordt gevaccineerd, moeten in alle commerciële inrichtingen waar tegen aviaire influenza gevaccineerd wordt, laboratoriumtests worden uitgevoerd en moet naast de in bijlage IV, deel I, onder A, bedoelde informatie ook de volgende informatie worden verstrekt:

1.

Aantal inrichtingen waar gevaccineerd wordt in het gebied, per categorie

2.

Aantal te bemonsteren inrichtingen waar gevaccineerd wordt, per pluimveecategorie

3.

Gebruik van verklikkerdieren (soort en aantal verklikkerdieren per stal vermelden)

4.

Aantal genomen monsters per inrichting en/of stal

5.

Gegevens over de werkzaamheid van het vaccin.


(1)  Gelieve zo uitvoerig mogelijke informatie te verstrekken zodat het programma goed kan worden beoordeeld.


BIJLAGE VI

(bedoeld in artikel 12, lid 1, onder b), en lid 2, onder c) ii), en artikel 13, lid 1, onder a)

CRITERIA VOOR ERKENDE VACCINS TEGEN NEWCASTLE DISEASE

I.   Algemene criteria

1.

Vaccins moeten door de bevoegde autoriteiten van het betrokken derde land worden geregistreerd voordat zij mogen worden gedistribueerd en gebruikt. Voor deze registratie dienen de bevoegde autoriteiten zich te baseren op een volledig dossier met de gegevens over de werkzaamheid en onschadelijkheid; voor ingevoerde vaccins mogen de bevoegde autoriteiten zich baseren op gegevens die zijn gecontroleerd door de bevoegde autoriteiten van het land waar het vaccin wordt geproduceerd, op voorwaarde dat die controles zijn verricht overeenkomstig internationaal aanvaarde normen.

2.

Bovendien moeten de invoer of de productie en de distributie van de vaccins worden gecontroleerd door de bevoegde autoriteiten van het betrokken derde land.

3.

Voordat distributie wordt toegestaan moet elke partij vaccins namens de bevoegde autoriteiten worden getest op onschadelijkheid, met name ten aanzien van de verzwakking of inactivering en van de afwezigheid van ongewenste contaminanten, alsmede op werkzaamheid.

II.   Specifieke criteria

1.

Levende vaccins tegen Newcastle disease moeten worden bereid op basis van een NCD-virusstam waarvoor bij een test van de „master seed” een intracerebrale pathogeniteitsindex (ICPI) is gebleken van:

i)

minder dan 0,4 wanneer in het kader van de ICPI-test aan elk dier ten minste 107 EID50 is toegediend, of

ii)

minder dan 0,5 wanneer in het kader van de ICPI-test aan elk dier ten minste 108 EID50 is toegediend.

2.

Geïnactiveerde vaccins tegen Newcastle disease moeten worden bereid op basis van een NCD-virusstam met een ICPI bij eendagskuikens van minder dan 0,7 wanneer in het kader van de ICPI-test aan elk dier ten minste 108 EID50 is toegediend.


BIJLAGE VII

(bedoeld in artikel 13)

AANVULLENDE GEZONDHEIDSVOORSCHRIFTEN

I.   voor pluimvee, eendagskuikens en broedeieren afkomstig uit EEn derde land, gebied, zone of compartiment waar de gebruikte vaccins tegen Newcastle disease niet aan de criteria van bijlage VI voldoen

1.

Indien het gebruik van vaccins tegen Newcastle disease die niet aan de specifieke criteria van bijlage VI voldoen in het derde land, het gebied, de zone of het compartiment niet verboden is, gelden de volgende aanvullende gezondheidsvoorschriften:

a)

pluimvee, met inbegrip van eendagskuikens, is sedert minstens twaalf maanden voor de datum van invoer in de Gemeenschap niet met dergelijke vaccins ingeënt;

b)

op het koppel of de koppels is niet meer dan twee weken voor de datum van invoer in de Gemeenschap of, in het geval van broedeieren, niet meer dan twee weken voor de datum waarop de eieren zijn verzameld, een virusisolatietest op Newcastle disease uitgevoerd:

i)

die is uitgevoerd in een officieel laboratorium,

ii)

op een aselecte steekproef van cloacaswabs van ten minste zestig dieren per koppel,

iii)

waarbij geen aviair paramyxovirus met een intracerebrale pathogeniteitsindex van meer dan 0,4 is gevonden;

c)

het pluimvee is gedurende de onder b) bedoelde twee weken onder officiële bewaking op de inrichting van herkomst afgezonderd gehouden;

d)

het pluimvee is gedurende zestig dagen voor de datum van invoer in de Gemeenschap of, in het geval van broedeieren, gedurende een periode van 60 dagen voor de datum waarop de eieren zijn verzameld, niet in contact geweest met pluimvee dat niet aan de voorwaarden onder a) en b) voldoet.

2.

Als eendagskuikens worden ingevoerd uit een derde land, gebied, zone of compartiment als bedoeld in punt 1, zijn deze eendagskuikens en de broedeieren waaruit zij verkregen zijn, in de broederij en tijdens het vervoer niet in contact geweest met pluimvee of broedeieren die niet aan de in punt 1, onder a) tot en met d), genoemde voorwaarden voldoen.

II.   Voor vlees van pluimvee

Vlees van pluimvee moet afkomstig zijn van slachtpluimvee:

a)

dat in de dertig dagen voor de slachtdatum niet is ingeënt met vaccins op basis van een master seed van het Newcastlediseasevirus met een hogere pathogeniteit dan lentogene virusstammen;

b)

dat in een officieel laboratorium tijdens het slachten een virusisolatietest op Newcastle disease heeft ondergaan, uitgevoerd op een aselecte steekproef van cloacaswabs van ten minste zestig dieren per koppel, waarbij geen aviair paramyxovirus met een intracerebrale pathogeniteitsindex (ICPI) van meer dan 0,4 is gevonden;

c)

dat in de dertig dagen vóór de slachtdatum niet in contact is geweest met pluimvee dat niet voldoet aan de voorwaarden onder a) en b).


BIJLAGE VIII

(bedoeld in artikel 14, lid 1, onder a)

FOK- EN GEBRUIKSPLUIMVEE MET UITZONDERING VAN LOOPVOGELS, EN BROEDEIEREN EN EENDAGSKUIKENS MET UITZONDERING VAN DIE VAN LOOPVOGELS

I.   Voorschriften vóór de invoer

1.

In de Gemeenschap ingevoerd fok- en gebruikspluimvee met uitzondering van loopvogels, alsmede broedeieren en eendagskuikens met uitzondering van die van loopvogels komen uitsluitend uit inrichtingen die door de bevoegde autoriteit van het betrokken derde land zijn erkend onder voorwaarden die ten minste even stringent zijn als die welke zijn vastgesteld in bijlage II bij Richtlijn 90/539/EEG, met dien verstande dat de erkenning van deze inrichtingen niet mag zijn geschorst of ingetrokken.

2.

Wanneer fok- en gebruikspluimvee met uitzondering van loopvogels, alsmede broedeieren en eendagskuikens met uitzondering van die van loopvogels, en/of de koppels van herkomst krachtens de eisen die zijn vermeld in het desbetreffende veterinair certificaat van deze verordening moeten worden getest, worden de bemonsteringen voor deze tests en de tests zelf uitgevoerd overeenkomstig bijlage III.

3.

Op in de Gemeenschap ingevoerde broedeieren staat de naam van het derde land van herkomst vermeld, alsmede het woord „broedei” in een van de officiële talen van de Gemeenschap, in letters van meer dan 3 mm hoog.

4.

De verpakkingen van de in lid 3 bedoelde broedeieren bevatten uitsluitend eieren van eenzelfde soort, eenzelfde categorie en eenzelfde type pluimvee, uit eenzelfde derde land, gebied, zone of compartiment van herkomst en van eenzelfde verzender en er komen ten minste de volgende aanduidingen op voor:

a)

de in punt 3 genoemde informatie die op de eieren staat;

b)

de pluimveesoort waarvan de eieren afkomstig zijn;

c)

de naam of firmanaam en het adres van de verzender.

5.

De dozen ingevoerde eendagskuikens bevatten uitsluitend dieren van eenzelfde soort, eenzelfde categorie en eenzelfde type pluimvee, uit eenzelfde derde land, gebied, zone of compartiment van herkomst en van eenzelfde verzender en er komen ten minste de volgende aanduidingen op voor:

a)

de naam van het derde land, het gebied, de zone of het compartiment van herkomst;

b)

de pluimveesoort waartoe de eendagskuikens behoren;

c)

het registratienummer van de broederij;

d)

de naam of firmanaam en het adres van de verzender.

II.   Voorschriften na de invoer

1.

Ingevoerd fok- en gebruikspluimvee met uitzondering van loopvogels, alsmede ingevoerde eendagskuikens en broedeieren, met uitzondering van die van loopvogels, worden vanaf de datum van aankomst op de inrichting van bestemming gehouden:

a)

gedurende ten minste zes weken, of

b)

indien de dieren tijdens de onder a) bedoelde periode worden geslacht, tot de slachtdatum.

De onder a) bedoelde periode kan evenwel tot drie weken worden beperkt indien de bemonsteringen en tests overeenkomstig bijlage III een gunstig resultaat hebben opgeleverd.

2.

Uit ingevoerde broedeieren afkomstig fok- en gebruikspluimvee met uitzondering van loopvogels wordt gedurende ten minste drie weken, gerekend vanaf de dag van het uitkomen, gehouden op de broederij dan wel gedurende ten minste drie weken op de inrichting(en) waarnaar de kuikens na het uitkomen zijn verzonden.

Indien de eendagskuikens niet worden opgefokt in de lidstaat die de broedeieren heeft ingevoerd, worden zij rechtstreeks naar de in de punten 1.10 en 1.11 van model 2 van het gezondheidscertificaat in bijlage IV bij Richtlijn 90/539/EEG bedoelde eindbestemming vervoerd en daar ten minste drie weken na de datum waarop zij zijn uitgekomen gehouden.

3.

Gedurende de in de punten 1 en 2 bedoelde perioden worden ingevoerd fok- en gebruikspluimvee en ingevoerde eendagskuikens alsmede uit ingevoerde broedeieren afkomstig fok- en gebruikspluimvee met uitzondering van loopvogels, in afzondering gehouden in pluimveestallen waar geen andere koppels aanwezig zijn.

De dieren mogen wel in pluimveestallen worden gezet waar reeds fok- en gebruikspluimvee en eendagskuikens aanwezig zijn.

In dat geval worden de in de punten 1 en 2 genoemde perioden geacht aan te vangen zodra het laatste ingevoerde dier is binnengebracht en mag geen enkel dier de stal verlaten voordat de betrokken termijn is afgelopen.

4.

Ingevoerde broedeieren worden in aparte voorbroeders en uitkomstkasten uitgebroed.

Ingevoerde broedeieren mogen wel in voorbroeders en uitkomstkasten worden ingelegd waar al andere broedeieren aanwezig zijn.

In dat geval worden de in de punten 1 en 2 genoemde perioden geacht aan te vangen zodra het laatste ingevoerde broedei is ingelegd.

5.

Uiterlijk op de dag waarop de in punt 1 of 2 bedoelde periode verstrijkt worden het ingevoerde fok- en gebruikspluimvee en de eendagskuikens door de officiële dierenarts klinisch onderzocht en worden zo nodig monsters genomen om hun gezondheidstoestand na te gaan.


BIJLAGE IX

(bedoeld in artikel 14, lid 1, onder b)

FOK- EN GEBRUIKSLOOPVOGELS EN BROEDEIEREN EN EENDAGSKUIKENS DAARVAN

I.   Voorschriften vóór de invoer

1.

Ingevoerde fok- en gebruiksloopvogels („loopvogels”) worden geïdentificeerd door middel van halsmerken en/of microchips die de ISO-code van het derde land van herkomst bevatten. Microchips moeten voldoen aan de ISO-normen.

2.

Ingevoerde broedeieren van loopvogels worden voorzien van een stempel dat de ISO-code van het derde land van herkomst en het erkenningsnummer van de inrichting van oorsprong bevat.

3.

De verpakkingen van de in lid 2 bedoelde broedeieren bevatten uitsluitend eieren van loopvogels uit hetzelfde derde land, gebied of compartiment of dezelfde zone van herkomst en van dezelfde verzender en er komen ten minste de volgende aanduidingen op voor:

a)

de in punt 2 genoemde informatie die op de eieren staat;

b)

een duidelijk zichtbare en leesbare vermelding dat de zending broedeieren van loopvogels bevat;

c)

de naam of firmanaam en het adres van de verzender;

4.

De dozen ingevoerde eendagskuikens van fok- en gebruiksloopvogels bevatten uitsluitend loopvogels uit hetzelfde derde land, gebied of compartiment of dezelfde zone van herkomst en van dezelfde verzender en er komen ten minste de volgende aanduidingen op voor:

a)

de ISO-code van het derde land van herkomst en het erkenningsnummer van de inrichting van oorsprong;

b)

een duidelijk zichtbare en leesbare vermelding dat de zending eendagskuikens van loopvogels bevat;

c)

de naam of firmanaam en het adres van de verzender.

II.   Voorschriften na de invoer

1.

Na afloop van de invoercontroles overeenkomstig Richtlijn 91/496/EEG worden de zendingen loopvogels en broedeieren en eendagskuikens daarvan rechtstreeks naar de eindbestemming vervoerd.

2.

Ingevoerde loopvogels en eendagskuikens daarvan worden vanaf de datum van aankomst op de inrichting(en) van bestemming gehouden:

a)

gedurende ten minste zes weken, of

b)

indien de dieren tijdens de onder a) bedoelde periode worden geslacht, tot de slachtdatum.

3.

Uit ingevoerde broedeieren afkomstige loopvogels worden gedurende ten minste drie weken, gerekend vanaf de dag van het uitkomen, gehouden op de broederij dan wel gedurende ten minste drie weken op de inrichting(en) waarnaar de kuikens na het uitkomen zijn verzonden.

4.

Gedurende de in de punten 2 en 3 bedoelde perioden worden ingevoerde loopvogels en uit ingevoerde broedeieren afkomstig loopvogels in afzondering gehouden in stallen waar geen andere loopvogels of pluimvee aanwezig zijn.

Zij mogen wel in stallen worden gezet waar reeds andere loopvogels of pluimvee aanwezig zijn. In dat geval worden de in de punten 2 en 3 genoemde perioden geacht aan te vangen zodra de laatste ingevoerde loopvogel is binnengebracht en mag geen enkele loopvogel of ander pluimvee de stal verlaten voordat de betrokken termijn is afgelopen.

5.

Ingevoerde broedeieren worden in aparte voorbroeders en uitkomstkasten uitgebroed.

Ingevoerde broedeieren mogen wel in voorbroeders en uitkomstkasten worden ingelegd waar al andere broedeieren aanwezig zijn. In dat geval worden de in de punten 2 en 3 genoemde perioden geacht aan te vangen zodra het laatste ingevoerde broedei is ingelegd en zijn de in die punten genoemde maatregelen van toepassing.

6.

Uiterlijk op de dag waarop de in punt 2 of 3 genoemde periode verstrijkt worden de ingevoerde loopvogels en de eendagskuikens daarvan door de officiële dierenarts klinisch onderzocht en worden zo nodig monsters genomen om hun gezondheidstoestand na te gaan.

III.   Voorschriften voor de invoer van loopvogels en eendagskuikens daarvan afkomstig uit Azië en Afrika in de Gemeenschap

De in deel I van bijlage X vastgestelde beschermende maatregelen in verband met Krim-Kongo hemorragische koorts zijn van toepassing op fok- en gebruiksloopvogels en eendagskuikens daarvan, afkomstig uit derde landen, gebieden, zones of compartimenten in Azië of Afrika.

Alle loopvogels die positief hebben gereageerd op de competitie-Elisa op antilichamen tegen Krim-Kongo hemorragische koorts worden vernietigd.

Alle dieren van dezelfde zending moeten 21 dagen na de eerste test een nieuwe Elisa-test ondergaan. Wanneer een of meer dieren positief reageren, worden alle dieren van de zending vernietigd.

IV.   Voorschriften voor fok- en gebruiksloopvogels afkomstig uit een derde land of een gebied dat of een zone die als besmet met Newcastle disease wordt beschouwd

De volgende regels zijn van toepassing op loopvogels en broedeieren daarvan, afkomstig uit een derde land of een gebied dat of een zone die als besmet met Newcastle disease wordt beschouwd alsmede op eendagskuikens daarvan die uit dergelijke eieren zijn uitgebroed:

a)

voordat de afzonderingsperiode begint controleren de bevoegde autoriteiten de in deel II, punt 4, van deze bijlage bedoelde afzonderingsvoorzieningen;

b)

in de in deel II, punten 2 en 3, genoemde perioden wordt een virusisolatietest op Newcastle disease verricht met gebruikmaking van cloacaswabs of fecesmonsters van elke loopvogel;

c)

indien de loopvogels bestemd zijn voor een lidstaat met de in artikel 12, lid 2, van Richtlijn 90/539/EEG genoemde status, wordt naast de onder b) bedoelde virusisolatietest ook bij elke loopvogel een serologische test verricht;

d)

een dier moet negatief op de onder b) en c) bedoelde tests hebben gereageerd voordat het de afzonderingsvoorziening mag verlaten.


BIJLAGE X

(bedoeld in artikel 17)

BESCHERMENDE MAATREGELEN IN VERBAND MET KRIM-KONGO HEMORRAGISCHE KOORTS

I.   Voor loopvogels

De bevoegde autoriteit ziet erop toe dat de loopvogels ten minste de laatste 21 dagen vóór invoer in de Gemeenschap in een teekvrije, tegen knaagdieren beschermde ruimte worden geïsoleerd.

Voordat de loopvogels naar de teekvrije ruimte worden gebracht, worden zij zo behandeld dat alle eventueel aanwezige ectoparasieten gegarandeerd worden vernietigd. Na een verblijf van 14 dagen in de teekvrije ruimte worden de loopvogels aan een competitie-Elisa op antilichamen tegen Krim-Kongo hemorragische koorts onderworpen. Alle in de isolatieruimte ondergebrachte dieren moeten negatief op de test reageren. Bij aankomst van de loopvogels in de Gemeenschap worden zowel de behandeling tegen ectoparasieten als de serologische test herhaald.

II.   Voor loopvogels waarvan het vlees wordt ingevoerd

De bevoegde autoriteit ziet erop toe dat de loopvogels ten minste de laatste 14 dagen vóór de slachtdatum in een tegen knaagdieren beschermde, teekvrije ruimte worden geïsoleerd.

Voordat de loopvogels naar de teekvrije ruimte worden gebracht, worden zij onderzocht en teekvrij bevonden of worden zij zo behandeld dat alle eventueel aanwezige teken gegarandeerd worden vernietigd. De gebruikte behandeling wordt op het invoercertificaat vermeld. De behandeling mag geen aantoonbare residuen in het vlees van de loopvogels achterlaten.

Elke partij loopvogels wordt vóór het slachten op teken onderzocht. Indien teken worden gevonden, wordt de hele partij opnieuw aan de vóór het slachten verplichte isolatie onderworpen.


BIJLAGE XI

(bedoeld in artikel 18, lid 2)

Veterinair certificaat voor doorvoer/opslag van van specifieke pathogenen vrije eieren, vlees, gehakt vlees en separatorvlees van pluimvee, loopvogels en vrij vederwild, eieren en eiproducten

Image

Image


BIJLAGE XII

(bedoeld in artikel 20)

CONCORDANTIETABEL

Deze verordening

Beschikking 2006/696/EG

Beschikking 94/438/EG

Beschikking 93/342/EEG

Artikel 1, lid 1, eerste alinea

Artikel 1, eerste alinea

 

 

Artikel 1, lid 1, tweede alinea

Artikel 5

 

 

Artikel 1, lid 2

Artikel 1, tweede alinea

 

 

Artikel 1, lid 3

Bijlagen I en II (deel 1)

 

 

artikel 2, punten 1 t/m 5

Artikel 2, onder a) tot en met e)

 

 

Artikel 2, punt 6

Artikel 2, onder m)

 

 

Artikel 2, punt 7

Artikel 2, onder j)

 

 

Artikel 2, punt 8

Artikel 2, onder k)

 

 

Artikel 2, punt 9

artikel 2, onder l)

 

 

Artikel 2, punt 10

 

 

 

Artikel 2, punt 11

 

 

 

Artikel 2, punt 12, onder a) tot en met c)

Artikel 2, onder g)

 

 

Artikel 2, punt 12, onder d)

 

 

 

Artikel 2, punt 13

Artikel 2, onder h)

 

 

Artikel 2, punt 14

Artikel 2, onder f)

 

 

Artikel 2, punt 15

 

 

 

Artikel 2, punt 16

 

 

 

Artikel 2, punt 17

 

 

 

Artikel 2, punt 18

 

 

 

Artikel 2, punt 19

 

 

 

Artikel 2, punt 20

 

 

 

Artikel 3

Artikel 5

 

 

Artikel 4, eerste alinea

Artikelen 5 en 3

 

 

Artikel 4, tweede alinea

Bijlage I, deel 3

 

 

Artikel 4, derde alinea

Artikel 3, tweede alinea

 

 

Artikel 5

Artikel 4

 

 

Artikel 6

 

 

 

Artikel 7, onder a)

 

 

Artikel 2, onder h)

Artikel 7, onder b)

 

 

Artikel 2, onder g)

Artikel 7, onder c)

 

 

Artikel 2, onder i)

Artikel 8

 

 

 

Artikel 9

 

 

 

Artikel 10

 

 

 

Artikel 11

 

 

 

Artikel 12

 

Artikel 4, leden 1 en 2

Artikel 4, leden 1 en 2

Artikel 13

 

Artikel 4, lid 3

Artikel 4, lid 4

Artikel 14, lid 1, onder a)

Artikel 9

 

 

Artikel 14, lid 1, onder b)

Artikel 11

 

 

Artikel 14, lid 2

 

 

 

Artikel 15

Artikel 18

 

 

Artikel 16

Artikel 8

 

 

Artikel 17

Artikel 16, lid 2

 

 

Artikel 18, lid 1

 

 

 

Artikel 18, lid 2

Artikel 19, onder b)

 

 

Artikel 18, lid 3

Artikel 19

 

 

Artikel 19

Artikel 20

 

 

Artikel 20

 

 

 

Artikel 21

 

 

 

Artikel 22

 

 

 

Bijlage I

Bijlagen I en II

 

 

Bijlage II

Bijlage I, deel 3

 

 

Bijlage III, deel I, punten 1 t/m 6

Bijlage I, deel 4, onder A

 

 

Bijlage III, deel I, punt 7

 

 

 

Bijlage III, delen II en III

Bijlage I, deel 4, onder B

 

 

Bijlage IV

 

 

 

Bijlage V

 

 

 

Bijlage VI

 

 

Bijlage B

Bijlage VII, deel I

Artikel 7

 

 

Bijlage VII, deel II

 

Bijlage

 

Bijlage VIII, deel I

Artikel 9

 

 

Bijlage VIII, deel II

Artikel 10

 

 

Bijlage IX, deel I

Artikel 11

 

 

Bijlage IX, deel II

Artikel 12

 

 

Bijlage IX, deel III

Artikel 13

 

 

Bijlage IX, deel IV

Artikel 14

 

 

Bijlage X

Bijlage V

 

 

Bijlage XI

Bijlage IV

 

 

Bijlage XII