ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 53

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

51e jaargang
27 februari 2008


Inhoud

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

Bladzijde

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Raad

 

 

2008/146/EG

 

*

Besluit van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis

1

 

 

2008/147/EG

 

*

Besluit van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend

3

Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend

5

 

*

Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, alsmede van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend

18

 

 

2008/148/EG

 

*

Besluit van de Raad van 22 maart 2008 houdende machtiging tot sluiting van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling waarin de gemeenschappelijke overeenstemming wordt vastgelegd die de Overeenkomst inzake internationale samenwerking betreffende onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten op het gebied van intelligente productiesystemen (IMS) tussen de Europese Gemeenschap en Australië, Canada, de EVA-landen Noorwegen en Zwitserland, Korea, Japan en de Verenigde Staten van Amerika verlengt en wijzigt

19

Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling waarin de gemeenschappelijke overeenstemming wordt vastgelegd die de Overeenkomst inzake internationale samenwerking betreffende onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten op het gebied van intelligente productiesystemen (IMS) tussen de Europese Gemeenschap en Australië, Canada, de EVA-landen Noorwegen en Zwitserland, Korea, Japan en de Verenigde Staten van Amerika verlengt en wijzigt

21

 

*

Informatie betreffende de inwerkingtreding van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling waarin de gemeenschappelijke overeenstemming wordt vastgelegd die de overeenkomst inzake internationale samenwerking betreffende onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten op het gebied van intelligente productiesystemen (IMS) tussen de Europese Gemeenschap en Australië, Canada, de EVA-landen Noorwegen en Zwitserland, Korea, Japan en de Verenigde Staten van Amerika verlengt en wijzigt

49

 

 

III   Besluiten op grond van het EU-Verdrag

 

 

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG

 

 

2008/149/JBZ

 

*

Besluit van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis

50

Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis

52

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Raad

27.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 53/1


BESLUIT VAN DE RAAD

van 28 januari 2008

betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis

(2008/146/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, artikel 63, eerste alinea, punt 3, en de artikelen 66 en 95, juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, tweede zin, en artikel 300, lid 3, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Na de op 17 juni 2002 aan de Commissie verleende machtiging zijn de met de Zwitserse autoriteiten gevoerde onderhandelingen over de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis afgerond.

(2)

Behoudens eventuele sluiting op een later tijdstip, is de overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, overeenkomstig Besluit 2004/860/EG van de Raad (2), op 26 oktober 2004 namens de Europese Gemeenschap ondertekend.

(3)

De overeenkomst dient thans te worden goedgekeurd.

(4)

Wat de ontwikkeling van het Schengenacquis betreft dat onder het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap valt, dient Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (3), te worden toegepast op de betrekkingen met Zwitserland.

(5)

Overeenkomstig het Protocol tot opneming van het Schengenacquis in het kader van de Europese Unie, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, en Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele bepalingen van het Schengenacquis (4), is dit besluit niet van invloed op de positie van het Verenigd Koninkrijk.

(6)

Overeenkomstig het Protocol tot opneming van het Schengenacquis in het kader van de Europese Unie, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, en Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (5), is dit besluit niet van invloed op de positie van Ierland.

(7)

Overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, is dit besluit niet van invloed op de positie van Denemarken,

BESLUIT:

Artikel 1

De Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis en de daarmee verband houdende documenten — de slotakte, de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling over de comités die de Commissie zullen bijstaan bij de uitoefening van haar uitvoerende bevoegdheden en de gemeenschappelijke verklaring over gezamenlijke vergaderingen van de gemengde comités — worden hierbij namens de Europese Gemeenschap goedgekeurd.

De overeenkomst, de slotakte, de briefwisseling en de gemeenschappelijke verklaring zijn aan dit besluit gehecht (6).

Artikel 2

Dit besluit is van toepassing op de gebieden die onder de in de bijlagen A en B bij de overeenkomst opgenomen bepalingen vallen alsmede op de ontwikkeling daarvan voor zover deze bepalingen hun rechtsgrondslag in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap hebben of krachtens Besluit 1999/436/EG (7) is vastgesteld dat zij een dergelijke rechtsgrondslag hebben.

Artikel 3

De artikelen 1 tot en met 4 van Besluit 1999/437/EG zijn op dezelfde manier van toepassing op de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis dat onder het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap valt.

Artikel 4

De voorzitter van de Raad wordt hierbij gemachtigd de persoon aan te wijzen die bevoegd is om namens de Europese Gemeenschap de in artikel 14 van de overeenkomst genoemde akte van goedkeuring neer te leggen, waarmee de instemming van de Gemeenschap om door de overeenkomst gebonden te zijn tot uiting wordt gebracht.

Artikel 5

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 28 januari 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

D. RUPEL


(1)  Advies van 13 oktober 2005 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 370 van 17.12.2004, blz. 78.

(3)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.

(4)  PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.

(5)  PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.

(6)  Zie bladzijde 52 van dit Publicatieblad.

(7)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 17.


27.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 53/3


BESLUIT VAN DE RAAD

van 28 januari 2008

betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend

(2008/147/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 63, lid 1, onder a), junctis artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en artikel 300, lid 3, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Na de op 17 juni 2002 aan de Commissie verleende machtiging zijn de met de Zwitserse autoriteiten gevoerde onderhandelingen over de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend, afgerond.

(2)

Behoudens definitieve sluiting op een later tijdstip, is de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend overeenkomstig het besluit van de Raad van 25 oktober 2004, op 26 oktober 2004 namens de Europese Gemeenschap ondertekend.

(3)

Deze overeenkomst dient thans te worden goedgekeurd.

(4)

Bij de overeenkomst wordt een gemengd comité ingesteld, dat beslissingsbevoegdheden heeft op bepaalde gebieden, en het is derhalve noodzakelijk te bepalen wie de Gemeenschap in dat comité vertegenwoordigt.

(5)

Voorts dient een procedure te worden vastgesteld waarin wordt vastgelegd hoe een communautair standpunt tot stand komt.

(6)

Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland deel aan de aanneming en de toepassing van dit besluit.

(7)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van dit besluit, dat bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken,

BESLUIT:

Artikel 1

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend en de daarmee verband houdende documenten — de slotakte en de gemeenschappelijke verklaring over gezamenlijke vergaderingen van de gemengde comités — worden hierbij namens de Europese Gemeenschap goedgekeurd.

De overeenkomst, de slotakte en de gemeenschappelijke verklaring zijn aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt hierbij gemachtigd om de persoon aan te wijzen die bevoegd is om namens de Europese Gemeenschap de in artikel 12 van de overeenkomst genoemde akte van goedkeuring neer te leggen, waarmee de instemming van de Gemeenschap om door de overeenkomst gebonden te zijn tot uiting wordt gebracht.

Artikel 3

De Commissie zal de Gemeenschap vertegenwoordigen in het bij artikel 3 van de overeenkomst ingestelde gemengd comité.

Artikel 4

1.   In het gemengd comité zal het standpunt van de Gemeenschap met betrekking tot de vaststelling van het reglement van orde van het comité, zoals bepaald in artikel 3, lid 2, van de overeenkomst, worden vertolkt door de Commissie, na raadpleging van een door de Raad aangewezen bijzonder comité.

2.   Voor alle andere besluiten van het gemengd comité zal het standpunt van de Gemeenschap bij gekwalificeerde meerderheid worden vastgesteld door de Raad, op voorstel van de Commissie.

Artikel 5

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 28 januari 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

D. RUPEL


OVEREENKOMST

tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend

DE EUROPESE GEMEENSCHAP

en

DE ZWITSERSE BONDSSTAAT,

hierna de „overeenkomstsluitende partijen” te noemen,

OVERWEGENDE dat de Raad van de Europese Unie Verordening (EG) nr. 343/2003 van 18 februari 2003 heeft aangenomen tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (1) („de Dublin-verordening”), die in de plaats is gekomen van de op 15 juni 1990 te Dublin ondertekende Overeenkomst betreffende de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat bij een van de lidstaten van de Europese Gemeenschappen wordt ingediend (2) („de overeenkomst van Dublin”), en dat de Commissie van de Europese Gemeenschappen Verordening (EG) nr. 1560/2003 van 2 september 2003 heeft aangenomen houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (3) („de verordening met uitvoeringsbepalingen voor Dublin”);

OVERWEGENDE dat de Raad van de Europese Unie Verordening (EG) nr. 2725/2000 van 11 december 2000 heeft aangenomen betreffende de instelling van Eurodac voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de overeenkomst van Dublin teneinde te helpen vaststellen welke overeenkomstsluitende partij krachtens de overeenkomst van Dublin verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek (4) („de Eurodac-verordening”), alsmede Verordening (EG) nr. 407/2002 van 28 februari 2002 tot vaststelling van sommige uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 2725/2000 betreffende de instelling van Eurodac voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de overeenkomst van Dublin (5) („de verordening met uitvoeringsbepalingen voor Eurodac”),

OVERWEGENDE dat Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (6) („de richtlijn gegevensbescherming”) door de Zwitserse Bondsstaat moet worden toegepast zoals zij door de lidstaten van de Europese Unie wordt toegepast, wanneer deze gegevens verwerken in het kader van de in deze overeenkomst beschreven doeleinden,

GELET OP de geografische positie van de Zwitserse Bondsstaat,

OVERWEGENDE dat de deelneming van de Zwitserse Bondsstaat aan het onder de Dublin- en Eurodac-verordeningen vallende acquis communautaire (het „Dublin/Eurodac-acquis”) het mogelijk zal maken de samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat te versterken,

OVERWEGENDE dat de Europese Gemeenschap een overeenkomst heeft gesloten met de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend (7), die is gebaseerd op de overeenkomst van Dublin,

OVERWEGENDE dat het wenselijk is de Zwitserse Bondsstaat op voet van gelijkheid met IJsland en Noorwegen te betrekken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Dublin/Eurodac-acquis,

OVERWEGENDE dat het passend is tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat een overeenkomst te sluiten die soortgelijke rechten en verplichtingen bevat als die welke zijn overeengekomen tussen de Europese Gemeenschap enerzijds en IJsland en Noorwegen anderzijds,

ERVAN OVERTUIGD dat het noodzakelijk is de samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat met betrekking tot de uitvoering, de praktische toepassing en de verdere ontwikkeling van het Dublin/Eurodac-acquis te organiseren,

OVERWEGENDE dat, om de Zwitserse Bondsstaat te betrekken bij de werkzaamheden van de Europese Gemeenschap op de door deze overeenkomst bestreken gebieden en om zijn deelneming aan deze werkzaamheden mogelijk te maken, een comité moet worden ingesteld volgens het institutionele model dat ook voor IJsland en Noorwegen werd ingevoerd,

OVERWEGENDE dat de samenwerking op de door de Dublin- en Eurodac-verordeningen bestreken gebieden berust op de beginselen van vrijheid, democratie, rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, zoals die met name gewaarborgd worden door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 4 november 1950,

OVERWEGENDE dat de bepalingen van Titel IV van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap alsmede de besluiten die op grond van die titel zijn aangenomen, overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat bij het Verdrag van Amsterdam aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, niet van toepassing zijn op het Koninkrijk Denemarken, maar dat het voor de Zwitserse Bondsstaat en Denemarken mogelijk moet worden gemaakt in hun onderlinge betrekkingen de materiële bepalingen van deze overeenkomst toe te passen,

OVERWEGENDE dat het noodzakelijk is ervoor te zorgen dat de staten die de Europese Gemeenschap heeft betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Dublin/Eurodac-acquis, dit acquis ook toepassen in hun onderlinge betrekkingen,

OVERWEGENDE dat het voor de goede werking van het Dublin/Eurodac-acquis vereist is dat deze overeenkomst gelijktijdig wordt toegepast met de overeenkomsten tussen de verschillende partijen die betrokken zijn bij de uitvoering en de ontwikkeling van het Dublin/Eurodac-acquis ter regeling van hun onderlinge betrekkingen,

GELET OP het feit dat de Zwitserse Bondsstaat betrokken is bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis,

OVERWEGENDE dat er een verband bestaat tussen het Schengenacquis en het Dublin/Eurodac-acquis,

OVERWEGENDE dat dit verband vereist dat het Dublin/Eurodac-acquis gelijktijdig wordt toegepast met het Schengenacquis,

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT OMTRENT DE VOLGENDE BEPALINGEN:

Artikel 1

1.   De bepalingen van

de Dublin-verordening,

de Eurodac-verordening,

de verordening met uitvoeringsbepalingen voor Eurodac, en

de verordening met uitvoeringsbepalingen voor Dublin

worden door de Zwitserse Bondsstaat („Zwitserland”) uitgevoerd en in zijn betrekkingen met de lidstaten van de Europese Unie („de lidstaten”) toegepast.

2.   De lidstaten passen de in lid 1 bedoelde verordeningen toe ten aanzien van Zwitserland.

3.   Onverminderd artikel 4 worden de besluiten en maatregelen van de Europese Gemeenschap tot wijziging of aanvulling van de in lid 1 bedoelde bepalingen alsmede de beslissingen die overeenkomstig de in deze bepalingen vastgestelde procedures worden genomen, ook aanvaard, uitgevoerd en toegepast door Zwitserland.

4.   De bepalingen van de richtlijn gegevensbescherming, zoals zij van toepassing zijn op de lidstaten in verband met de verwerking van gegevens met het oog op de uitvoering en de toepassing van de in lid 1 bedoelde bepalingen, worden mutatis mutandis uitgevoerd en toegepast door Zwitserland.

5.   Voor de toepassing van de leden 1 en 2 worden verwijzingen naar de lidstaten in de in lid 1 bedoelde bepalingen geacht ook Zwitserland te omvatten.

Artikel 2

1.   Bij het uitwerken van nieuwe wettelijke bepalingen tot wijziging of aanvulling van de bepalingen van artikel 1 wint de Commissie van de Europese Gemeenschappen („de Commissie”) informeel het advies in van deskundigen uit Zwitserland op dezelfde wijze als waarop zij deskundigen van de lidstaten voor de uitwerking van haar voorstellen raadpleegt.

2.   Wanneer de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie („de Raad”) voorstellen in de zin van lid 1 toezendt, doet zij een afschrift ervan toekomen aan Zwitserland.

Op verzoek van een van de overeenkomstsluitende partijen kan een voorafgaande gedachtewisseling plaatsvinden in het gemengd comité dat is ingesteld bij artikel 3.

3.   Op belangrijke momenten van de fase die voorafgaat aan de vaststelling van de in lid 1 bedoelde wettelijke bepalingen plegen de overeenkomstsluitende partijen, in een voortdurend informatie- en raadplegingsproces, op verzoek van een hunner opnieuw overleg met elkaar in het gemengd comité.

4.   De overeenkomstsluitende partijen werken in de informatie- en raadplegingsfase te goeder trouw samen met het uiteindelijke oogmerk de uit deze overeenkomst voortvloeiende werkzaamheden van het gemengd comité te vergemakkelijken.

5.   De vertegenwoordigers van de Zwitserse regering hebben het recht in het gemengd comité suggesties betreffende de in lid 1 bedoelde aangelegenheden te doen.

6.   De Commissie zorgt, naar gelang van de betrokken terreinen, voor een zo ruim mogelijke deelneming van deskundigen van Zwitserland aan de voorbereiding van ontwerp-maatregelen die vervolgens worden voorgelegd aan de comités die de Commissie bijstaan bij de uitoefening van haar uitvoerende bevoegdheden. Bij de uitwerking van haar maatregelen raadpleegt de Commissie derhalve de deskundigen van Zwitserland op dezelfde wijze als waarop zij de deskundigen van de lidstaten raadpleegt.

7.   In de gevallen waarin het voorstel bij de Raad wordt ingediend volgens de procedure die van toepassing is op het betrokken soort comité, deelt de Commissie aan de Raad de standpunten van de deskundigen van Zwitserland mee.

Artikel 3

1.   Er wordt een gemengd comité ingesteld, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de overeenkomstsluitende partijen.

2.   Het gemengd comité stelt in onderlinge overeenstemming zijn reglement van orde vast.

3.   Het gemengd comité komt bijeen op initiatief van zijn voorzitter/voorzitster of op verzoek van een van zijn leden.

4.   Het gemengd comité komt bijeen op het passende niveau, naar gelang van de behoeften, om toezicht te houden op de praktische tenuitvoerlegging en toepassing van de in artikel 1 bedoelde bepalingen en om van gedachten te wisselen over de uitwerking van besluiten en maatregelen tot wijziging of aanvulling van de in artikel 1 bedoelde bepalingen.

Elke gedachtewisseling over deze overeenkomst wordt geacht te worden gevoerd in het kader van het mandaat van het gemengd comité.

5.   Het voorzitterschap van het gemengd comité wordt afwisselend voor een periode van zes maanden uitgeoefend door de vertegenwoordiger van de Europese Gemeenschap en de vertegenwoordiger van de Zwitserse regering.

Artikel 4

1.   Wanneer de Raad besluiten of maatregelen tot wijziging of aanvulling van de bepalingen in de zin van artikel 1 aanneemt en wanneer besluiten of maatregelen overeenkomstig de in deze bepalingen vastgestelde procedures worden aangenomen, worden deze besluiten of maatregelen — onder voorbehoud van het bepaalde in lid 2 — gelijktijdig door de lidstaten en Zwitserland toegepast, tenzij in die besluiten of maatregelen uitdrukkelijk anders is bepaald.

2.   De Commissie stelt Zwitserland onverwijld in kennis van de aanneming van de in lid 1 bedoelde besluiten of maatregelen. Zwitserland beslist of het de inhoud ervan aanvaardt en of het die in zijn interne rechtsorde omzet. Deze beslissing worden binnen dertig dagen na de aanneming van de betrokken besluiten of maatregelen ter kennis gebracht van de Commissie.

3.   Indien de inhoud van dergelijke besluiten of maatregelen voor Zwitserland pas bindend kan worden nadat aan zijn grondwettelijke verplichtingen is voldaan, deelt Zwitserland de Commissie zulks bij zijn kennisgeving mee. Zwitserland deelt de Commissie onverwijld schriftelijk mee wanneer aan zijn grondwettelijke verplichtingen is voldaan. Wanneer geen referendum vereist is, vindt de kennisgeving plaats onmiddellijk na het verstrijken van de referendumtermijn. Indien een referendum vereist is, beschikt Zwitserland voor het verrichten van de kennisgeving over een termijn van ten hoogste twee jaar vanaf de kennisgeving aan de Commissie. Vanaf de datum waarop het besluit of de maatregel voor Zwitserland in werking moet treden, tot de mededeling dat aan de grondwettelijke verplichtingen is voldaan, past Zwitserland, voor zover mogelijk, de inhoud van het betrokken besluit of de betrokken maatregel voorlopig toe.

4.   Indien Zwitserland het betrokken besluit of de betrokken maatregel voorlopig niet kan toepassen en dit problemen oplevert voor de werking van de Dublin/Eurodac-samenwerking, wordt de situatie door het gemengd comité onderzocht. De Europese Gemeenschap kan ten aanzien van Zwitserland evenredige en noodzakelijke maatregelen nemen om de goede werking van de Dublin/Eurodac-samenwerking te waarborgen.

5.   De aanvaarding door Zwitserland van de in lid 1 bedoelde besluiten en maatregelen schept rechten en verplichtingen tussen Zwitserland en de lidstaten van de Europese Unie.

6.   Indien:

a)

Zwitserland kennis geeft van zijn beslissing om de inhoud van een besluit of maatregel in de zin van lid 1 waarop de in deze overeenkomst vastgestelde procedures zijn toegepast, niet te aanvaarden, of

b)

Zwitserland geen kennisgeving doet binnen de in lid 2 bedoelde termijn van dertig dagen, of

c)

Zwitserland geen kennisgeving doet na het verstrijken van de referendumtermijn of, in geval van een referendum, binnen de in lid 3 bepaalde termijn van twee jaar, dan wel niet voorziet in de in datzelfde lid bedoelde voorlopige toepassing vanaf de datum waarop het besluit of de maatregel in werking moet treden,

wordt deze overeenkomst geacht te zijn opgeschort.

7.   Het gemengd comité onderzoekt de kwestie die tot de opschorting heeft geleid en tracht binnen een termijn van negentig dagen de oorzaken voor de niet-aanvaarding of de niet-bekrachtiging weg te nemen. Nadat alle andere mogelijkheden om de goede werking van deze overeenkomst te handhaven zijn onderzocht, inclusief de mogelijkheid om de gelijkwaardigheid van wettelijke bepalingen vast te stellen, kan het comité met eenparigheid van stemmen besluiten de overeenkomst weer in werking te laten treden. Indien deze overeenkomst na negentig dagen opgeschort blijft, wordt zij geacht te zijn beëindigd.

Artikel 5

1.   Ter verwezenlijking van het streven van de overeenkomstsluitende partijen om tot een zo uniform mogelijke toepassing en uitlegging van de in artikel 1 bedoelde bepalingen te komen, volgt het gemengd comité voortdurend de ontwikkeling van de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen („het Hof van Justitie”) alsook de ontwikkeling van de jurisprudentie van de bevoegde rechterlijke instanties van Zwitserland betreffende deze bepalingen. Met het oog daarop komen de overeenkomstsluitende partijen overeen ervoor te zorgen dat die jurisprudentie wederzijds onverwijld wordt medegedeeld.

2.   Zwitserland heeft het recht memories of schriftelijke opmerkingen in te dienen bij het Hof van Justitie wanneer een rechterlijke instantie van een lidstaat het Hof van Justitie een prejudiciële vraag stelt over de uitlegging van een in artikel 1 bedoelde bepaling.

Artikel 6

1.   Zwitserland brengt jaarlijks verslag uit aan het gemengd comité over de wijze waarop zijn administratieve autoriteiten en rechterlijke instanties de in artikel 1 bedoelde bepalingen, in voorkomend geval zoals uitgelegd door het Hof van Justitie, hebben toegepast en uitgelegd.

2.   Indien het gemengd comité binnen twee maanden nadat het in kennis is gesteld van een wezenlijk verschil tussen de jurisprudentie van het Hof van Justitie en die van de rechterlijke instanties van Zwitserland, of van een wezenlijk verschil in de toepassing van de in artikel 1 bedoelde bepalingen door de autoriteiten van de betrokken lidstaten en die van Zwitserland, er niet in is geslaagd de uniforme toepassing en uitlegging te verzekeren, wordt de procedure van artikel 7 toegepast.

Artikel 7

1.   Ingeval van een geschil over de toepassing of uitlegging van deze overeenkomst of indien de in artikel 6, lid 2, bedoelde situatie ontstaat, wordt de aangelegenheid officieel als geschil op de agenda van het gemengd comité geplaatst.

2.   Het gemengd comité beschikt over negentig dagen, vanaf de datum van aanneming van de agenda waarop het geschil is geplaatst, om het geschil te regelen.

3.   Indien het geschil niet binnen de in lid 2 vermelde termijn van negentig dagen door het gemengd comité kan worden geregeld, wordt deze termijn verlengd met nog eens negentig dagen om tot een definitieve regeling te komen. Indien het gemengd comité bij het verstrijken van die termijn geen beslissing heeft genomen, wordt deze overeenkomst aan het einde van de laatste dag van die termijn geacht te zijn beëindigd.

Artikel 8

1.   Voor de administratieve en operationele kosten in verband met de installatie en de werking van de centrale eenheid van Eurodac draagt Zwitserland jaarlijks aan de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen een bedrag bij van 7,286 % van het oorspronkelijke referentiebedrag van 11 675 000 EUR en vanaf het begrotingsjaar 2004 een jaarlijkse bijdrage van 7,286 % van de overeenkomstige begrotingskredieten voor het betrokken begrotingsjaar.

Voor de andere administratieve of operationele kosten in verband met de toepassing van deze overeenkomst draagt Zwitserland jaarlijks bij aan de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen overeenkomstig zijn bruto binnenlands product in verhouding tot het bruto binnenlands product van alle deelnemende staten.

2.   Zwitserland heeft het recht om de documenten betreffende deze overeenkomst te ontvangen en om op vergaderingen van het gemengd comité simultaanvertaling te verlangen in een officiële taal van de instellingen van de Europese Gemeenschappen naar keuze.

Artikel 9

Het nationale controleorgaan van Zwitserland op het gebied van gegevensbescherming en het onafhankelijke controleorgaan dat krachtens artikel 286, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is ingesteld, werken samen voor zover dit voor de uitoefening van hun taken noodzakelijk is, met name door het uitwisselen van alle dienstige informatie. Deze beide organen regelen in onderlinge overeenstemming op welke wijze zij samenwerken.

Artikel 10

1.   Deze overeenkomst laat de andere overeenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserland onverlet.

2.   Deze overeenkomst laat alle eventuele toekomstige overeenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserland onverlet.

Artikel 11

1.   Het Koninkrijk Denemarken kan verzoeken om deelneming aan deze overeenkomst. De voorwaarden voor deze deelneming zullen worden vastgelegd door de overeenkomstsluitende partijen, met de instemming van Denemarken, in een protocol bij deze overeenkomst.

2.   Zwitserland zal een overeenkomst met de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen sluiten betreffende de totstandbrenging van wederzijdse rechten en verplichtingen uit hoofde van hun respectievelijke deelneming aan de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Dublin/Eurodac-acquis.

Artikel 12

1.   Deze overeenkomst dient te worden bekrachtigd of goedgekeurd door de overeenkomstsluitende partijen. De akten van bekrachtiging of goedkeuring worden neergelegd bij de secretaris-generaal van de Raad, die als depositaris zal optreden.

2.   Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op de mededeling door de depositaris aan de overeenkomstsluitende partijen dat de laatste akte van bekrachtiging of goedkeuring is neergelegd.

3.   De artikelen 2 en 3, en artikel 4, lid 2, eerste zin, zijn vanaf de datum van ondertekening van deze overeenkomst voorlopig van toepassing.

Artikel 13

Wat betreft de na de ondertekening, doch vóór de inwerkingtreding van deze overeenkomst aangenomen besluiten of maatregelen, gaat de in artikel 4, lid 2, laatste zin, bedoelde termijn van dertig dagen in op de dag van inwerkingtreding van deze overeenkomst.

Artikel 14

1.   Deze overeenkomst wordt slechts toegepast indien ook de overeenkomsten in de zin van artikel 11 ten uitvoer worden gelegd.

2.   Bovendien wordt deze overeenkomst slechts toegepast indien tevens de overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en Zwitserland inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis ten uitvoer wordt gelegd.

Artikel 15

1.   Liechtenstein kan tot deze overeenkomst toetreden.

2.   De toetreding van Liechtenstein wordt opgenomen in een protocol bij deze overeenkomst, waarin de gevolgen van deze toetreding worden vastgesteld, met inbegrip van de totstandbrenging van rechten en verplichtingen tussen Liechtenstein en Zwitserland, alsmede tussen Liechtenstein enerzijds en de Europese Gemeenschap en de door deze overeenkomst gebonden lidstaten anderzijds.

Artikel 16

1.   Elke overeenkomstsluitende partij kan deze overeenkomst opzeggen door neerlegging van een schriftelijke verklaring bij de depositaris. Deze verklaring wordt zes maanden na de neerlegging ervan van kracht.

2.   Deze overeenkomst wordt geacht te zijn opgezegd wanneer Zwitserland een van de overeenkomsten in de zin van artikel 11 of de overeenkomst in de zin van artikel 14, lid 2, opzegt.

Artikel 17

1.   Deze overeenkomst is opgesteld in twee exemplaren in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

2.   De versie van deze overeenkomst in de Maltese taal wordt op basis van een briefwisseling authentiek verklaard door de overeenkomstsluitende partijen. Die versie zal gelijkelijk authentiek zijn, op dezelfde wijze als de in lid 1 genoemde talen.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder deze overeenkomst hebben geplaatst.

Hecho en Luxemburgo, el veintiséis de octubre de dos mil cuatro.

V Lucemburku dne dvacátého šestého října dva tisíce čtyři.

Udfærdiget i Luxembourg den seksogtyvende oktober to tusind og fire.

Geschehen zu Luxemburg am sechsundzwanzigsten Oktober zweitausendvier.

Kahe tuhande neljanda aasta oktoobrikuu kahekümne kuuendal päeval Luxembourgis.

Έγινε στo Λουξεμβούργο, στις είκοσι έξι Οκτωβρίου δύο χιλιάδες τέσσερα.

Done at Luxembourg on the twenty-sixth day of October in the year two thousand and four.

Fait à Luxembourg, le vingt-six octobre deux mille quatre.

Fatto a Lussemburgo, addì ventisei ottobre duemilaquattro.

Luksemburgā, divi tūkstoši ceturtā gada divdesmit sestajā oktobrī.

Priimta du tūkstančiai ketvirtų metų spalio dvidešimt šeštą dieną Liuksemburge.

Kelt Luxembourgban, a kettőezer-negyedik év október havának huszonhatodik napján.

Magħmula fil-Lussemburgu fis-sitta u għoxrin jum ta' Ottubru tas-sena elfejn u erbgħa.

Gedaan te Luxemburg, de zesentwintigste oktober tweeduizend vier.

Sporządzono w Luksemburgu dnia dwudziestego szóstego października roku dwa tysiące czwartego.

Feito no Luxemburgo, em vinte e seis de Outubro de dois mil e quatro.

V Luxemburgu dvadsiateho šiesteho októbra dvetisícštyri.

V Luxembourgu, dne šestindvajsetega oktobra leta dva tisoč štiri.

Tehty Luxemburgissa kahdentenakymmenentenäkuudentena päivänä lokakuuta vuonna kaksituhattaneljä.

Som skedde i Luxemburg den tjugosjätte oktober tjugohundrafyra.

Por la Comunidad Europea

Za Evropské společenství

For Det Europæiske Fællesskab

Für die Europäische Gemeinschaft

Euroopa Ühenduse nimel

Για την Ευρωπαϊκή Κοινότητα

For the European Community

Pour la Communauté européenne

Per la Comunità europea

Eiropas Kopienas vārdā

Europos bendrijos vardu

az Európai Közösség részéről

Għall-Komunità Ewropea

Voor de Europese Gemeenschap

W imieniu Wspólnoty Europejskiej

Pela Comunidade Europeia

Za Európske spoločenstvo

Za Evropsko skupnost

Euroopan yhteisön puolesta

På Europeiska gemenskapens vägnar

Image

Für die Schweizerische Eidgenossenschaft

Pour la Confédération suisse

Per la Confederazione svizzera

Image


(1)  PB L 50 van 25.2.2003, blz. 1.

(2)  PB C 254 van 19.8.1997, blz. 1.

(3)  PB L 222 van 5.9.2003, blz. 3.

(4)  PB L 316 van 15.12.2000, blz. 1.

(5)  PB L 62 van 5.3.2002, blz. 1.

(6)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(7)  PB L 93 van 3.4.2001, blz. 38.


SLOTAKTE


De gevolmachtigden hebben hun goedkeuring gehecht aan de volgende gemeenschappelijke verklaringen die aan deze slotakte zijn gehecht:

1.

Gemeenschappelijke verklaring van de overeenkomstsluitende partijen betreffende een nauwe dialoog;

2.

Gemeenschappelijke verklaring van de overeenkomstsluitende partijen betreffende Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van persoonsgegevens.

De gevolmachtigden hebben ook kennis genomen van de volgende verklaringen, die aan deze slotakte zijn gehecht:

1.

Verklaring van Zwitserland betreffende artikel 4, lid 3, over de termijn voor aanvaarding van nieuwe ontwikkelingen van het Dublin/Eurodac-acquis;

2.

Verklaring van de Europese Commissie over de comités die de Europese Commissie bijstaan bij de uitoefening van haar uitvoerende bevoegdheden.

Hecho en Luxemburgo, el veintiséis de octubre de dos mil cuatro.

V Lucemburku dne dvacátého šestého října dva tisíce čtyři.

Udfærdiget i Luxembourg den seksogtyvende oktober to tusind og fire.

Geschehen zu Luxemburg am sechsundzwanzigsten Oktober zweitausendvier.

Kahe tuhande neljanda aasta oktoobrikuu kahekümne kuuendal päeval Luxembourgis.

Έγινε στo Λουξεμβούργο, στις είκοσι έξι Οκτωβρίου δύο χιλιάδες τέσσερα.

Done at Luxembourg on the twenty-sixth day of October in the year two thousand and four.

Fait à Luxembourg, le vingt-six octobre deux mille quatre.

Fatto a Lussemburgo, addì ventisei ottobre duemilaquattro.

Luksemburgā, divi tūkstoši ceturtā gada divdesmit sestajā oktobrī.

Priimta du tūkstančiai ketvirtų metų spalio dvidešimt šeštą dieną Liuksemburge.

Kelt Luxembourgban, a kettőezer-negyedik év október havának huszonhatodik napján.

Magħmula fil-Lussemburgu fis-sitta u għoxrin jum ta' Ottubru tas-sena elfejn u erbgħa.

Gedaan te Luxemburg, de zesentwintigste oktober tweeduizend vier.

Sporządzono w Luksemburgu dnia dwudziestego szóstego października roku dwa tysiące czwartego.

Feito no Luxemburgo, em vinte e seis de Outubro de dois mil e quatro.

V Luxemburgu dvadsiateho šiesteho októbra dvetisícštyri.

V Luxembourgu, dne šestindvajsetega oktobra leta dva tisoč štiri.

Tehty Luxemburgissa kahdentenakymmenentenäkuudentena päivänä lokakuuta vuonna kaksituhattaneljä.

Som skedde i Luxemburg den tjugosjätte oktober tjugohundrafyra.

Por la Comunidad Europea

Za Evropské společenství

For Det Europæiske Fællesskab

Für die Europäische Gemeinschaft

Euroopa Ühenduse nimel

Για την Ευρωπαϊκή Κοινότητα

For the European Community

Pour la Communauté européenne

Per la Comunità europea

Eiropas Kopienas vārdā

Europos bendrijos vardu

az Európai Közösség részéről

Għall-Komunità Ewropea

Voor de Europese Gemeenschap

W imieniu Wspólnoty Europejskiej

Pela Comunidade Europeia

Za Európske spoločenstvo

Za Evropsko skupnost

Euroopan yhteisön puolesta

På Europeiska gemenskapens vägnar

Image

Für die Schweizerische Eidgenossenschaft

Pour la Confédération suisse

Per la Confederazione svizzera

Image

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN VAN DE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN

 

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING VAN DE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BETREFFENDE EEN NAUWE DIALOOG

De overeenkomstsluitende partijen onderstrepen het belang van een nauwe en productieve dialoog tussen alle partijen die deelnemen aan de tenuitvoerlegging van de in artikel 1, lid 1, van de overeenkomst opgesomde bepalingen.

Met inachtneming van artikel 3, lid 1, van de overeenkomst, zal de Commissie deskundigen van de lidstaten uitnodigen op vergaderingen van het gemengd comité om van gedachten te wisselen met Zwitserland over alle aangelegenheden die onder deze overeenkomst vallen.

De overeenkomstsluitende partijen nemen kennis van de bereidheid van de lidstaten om op dergelijke uitnodigingen in te gaan en deel te nemen aan dergelijke gedachtewisselingen met Zwitserland over alle aangelegenheden die onder deze overeenkomst vallen.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING VAN DE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BETREFFENDE RICHTLIJN 95/46/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD BETREFFENDE DE BESCHERMING VAN PERSOONSGEGEVENS

Binnen de werkingssfeer van deze overeenkomst komen de overeenkomstsluitende partijen overeen dat wat betreft Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, de deelneming van de vertegenwoordigers van de Zwitserse Bondsstaat plaatsvindt volgens de regeling die is vastgelegd in de briefwisseling over de comités die de Commissie bijstaan bij de uitoefening van haar uitvoerende bevoegdheden, die is gehecht aan de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis.

ANDERE VERKLARINGEN

 

VERKLARING VAN ZWITSERLAND BETREFFENDE ARTIKEL 4, LID 3, OVER DE TERMIJN VOOR AANVAARDING VAN NIEUWE ONTWIKKELINGEN VAN HET DUBLIN/EURODAC-ACQUIS

De maximumtermijn van twee jaar in artikel 4, lid 3, heeft betrekking op de goedkeuring en de uitvoering van het besluit of de maatregel. Hij omvat de volgende fasen:

de voorbereidende fase,

de parlementaire procedure,

de referendumtermijn (100 dagen vanaf de officiële bekendmaking van het besluit) en, in voorkomend geval,

het referendum (organisatie en stemming).

De Bondsraad stelt de Raad en de Commissie onverwijld in kennis van de beëindiging van elk van deze fasen.

De Bondsraad verbindt zich ertoe alle hem ter beschikking staande middelen aan te wenden om ervoor te zorgen dat de bovenvermelde fasen zo snel mogelijk verlopen.

VERKLARING VAN DE EUROPESE COMMISSIE OVER DE COMITÉS DIE DE EUROPESE COMMISSIE BIJSTAAN BIJ DE UITOEFENING VAN HAAR UITVOERENDE BEVOEGDHEDEN

Momenteel staan de volgende comités de Commissie bij in de uitoefening van haar uitvoerende bevoegdheden op het gebied van de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Dublin/Eurodac-acquis:

het comité ingesteld bij artikel 27 van Verordening (EG) nr. 343/2003 („Dublin-comité”) en

het comité ingesteld bij artikel 23 van Verordening (EG) nr. 2725/2000 („Eurodac-comité”).


GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING OVER GEZAMENLIJKE VERGADERINGEN VAN DE GEMENGDE COMITÉS

De delegatie van de Commissie,

De delegaties van de regeringen van de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen,

De delegatie van de regering van de Zwitserse Bondsstaat,

hebben besloten de vergaderingen van de gemengde comités die zijn ingesteld bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend enerzijds en de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserland inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend anderzijds, gezamenlijk te organiseren;

stellen vast dat voor het gezamenlijk beleggen van deze vergaderingen een praktische regeling met betrekking tot het voorzitterschap van deze vergaderingen vereist is wanneer dat voorzitterschap door de betrokken staten moet worden uitgeoefend krachtens de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserland inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend of de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend;

nemen kennis van de wens van de betrokken staten om, indien zulks nodig is, de uitoefening van hun voorzitterschap af te staan en het tussen hen te laten rouleren in alfabetische volgorde op naam, vanaf de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserland inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend.


27.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 53/18


Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis  (1) , alsmede van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend  (2)

Op 1 februari 2008 zijn de vereiste procedures afgerond voor de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, alsmede van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend, beide op 26 oktober 2004 te Luxemburg ondertekend; derhalve zullen deze overeenkomsten, ingevolge artikel 14, lid 1, respectievelijk artikel 12, lid 2, daarvan, gelijktijdig op 1 maart 2008 in werking treden.


(1)  Zie bladzijde 52 van dit Publicatieblad.

(2)  Zie bladzijde 5 van dit Publicatieblad.


27.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 53/19


BESLUIT VAN DE RAAD

van 22 maart 2008

houdende machtiging tot sluiting van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling waarin de gemeenschappelijke overeenstemming wordt vastgelegd die de Overeenkomst inzake internationale samenwerking betreffende onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten op het gebied van intelligente productiesystemen (IMS) tussen de Europese Gemeenschap en Australië, Canada, de EVA-landen Noorwegen en Zwitserland, Korea, Japan en de Verenigde Staten van Amerika verlengt en wijzigt

(2008/148/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 170 en 300, lid 2 en lid 3, eerste alinea,

Gelet op het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Besluit nr. 1513/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende het zesde kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte en van innovatie (2002-2006) (2) voorziet in internationale samenwerking op het gebied van productieonderzoek.

(2)

Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (3) dat voorziet in een voortzetting van internationale samenwerking. De IMS-overeenkomst moet worden verlengd.

(3)

Er zijn briefwisselingen opgesteld tussen de Europese Gemeenschap en Australië, Canada, de EVA-landen Noorwegen en Zwitserland, Korea, Japan en de Verenigde Staten van Amerika (4) waarbij de gemeenschappelijke overeenstemming wordt vastgelegd over de beginselen van de internationale samenwerking bij het onderzoek- en ontwikkelingswerk op het gebied van intelligente productiesystemen (de IMS-overeenkomst). De IMS-overeenkomst is in april 2005 verstreken. Aangezien deze meerwaarde leek te hebben voor het versterken van onderzoek op het gebied van intelligente productiesystemen, heeft de Commissie om een onderhandelingsmandaat verzocht om de IMS-overeenkomst te verlengen.

(4)

De Raad heeft de Commissie bij besluit van 29 november 2005 gemachtigd om namens de Gemeenschap met Australië, Canada, de EVA-landen Noorwegen en Zwitserland, Korea, Japan en de Verenigde Staten van Amerika te onderhandelen over de verlenging en wijziging van de IMS-overeenkomst.

(5)

De onderhandelingen zijn gevoerd in overeenstemming met het onderhandelingsmandaat, en de resultaten worden geïntegreerd in het referentiekader voor de activiteiten voor internationale samenwerking op het gebied van intelligente productiesystemen. Dit referentiekader voorziet in het kader voor de samenwerking en is gehecht aan de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling waarin de gemeenschappelijke overeenstemming wordt vastgelegd die de Overeenkomst betreffende internationale samenwerking betreffende onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten op het gebied van intelligente productiesystemen (IMS) tussen de Europese Gemeenschap en Australië, Canada, de EVA-landen Noorwegen en Zwitserland, Korea, Japan en de Verenigde Staten van Amerika verlengt en wijzigt („de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling”). De wijzigingen van de vorige regeling hebben betrekking op het bestuur van IMS en de desbetreffende begrotingsverrichtingen.

(6)

Het IMS-referentiekader bepaalt dat het voorzitterschap van het IMS-bestuur rouleert onder de ondertekenaars van de Overeenkomst. Om deze taak te vervullen, moet erin worden voorzien dat de Gemeenschap onderdak biedt aan het interregionaal IMS-secretariaat in Europa.

(7)

De Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling dient te worden goedgekeurd,

BESLUIT:

Artikel 1

De Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling waarin de gemeenschappelijke overeenstemming wordt vastgelegd die de Overeenkomst inzake internationale samenwerking betreffende onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten op het gebied van intelligente productiesystemen (IMS) tussen de Europese Gemeenschap en Australië, Canada, de EVA-landen Noorwegen en Zwitserland, Korea, Japan en de Verenigde Staten van Amerika verlengt en wijzigt, wordt goedgekeurd.

De tekst van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt bij deze gemachtigd de persoon aan te wijzen die bevoegd is de briefwisseling te ondertekenen teneinde de Gemeenschap daardoor te binden (5).

Gedaan te Brussel, 22 maart 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

W. TIEFENSEE


(1)  Advies van 14 december 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 232 van 29.8.2002, blz. 1. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit nr. 786/2004/EG (PB L 138 van 30.4.2004, blz. 7).

(3)  PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1.

(4)  PB L 161 van 18.6.1997, blz. 2 en PB L 151 van 7.6.2001, blz. 35.

(5)  De datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst wordt door het secretariaat-generaal van de Raad in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.


OVEREENKOMST

in de vorm van een briefwisseling waarin de gemeenschappelijke overeenstemming wordt vastgelegd die de Overeenkomst inzake internationale samenwerking betreffende onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten op het gebied van intelligente productiesystemen (IMS) tussen de Europese Gemeenschap en Australië, Canada, de EVA-landen Noorwegen en Zwitserland, Korea, Japan en de Verenigde Staten van Amerika verlengt en wijzigt

Excellentie,

Ik verwijs naar de respectievelijk in 1997 en in 2001 gesloten Overeenkomst inzake onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten op het gebied van intelligente productiesystemen (IMS) tussen de Europese Gemeenschap en Australië, Canada, de EVA-landen Noorwegen en Zwitserland, Korea, Japan en de Verenigde Staten van Amerika.

Het doel van deze brief is het vastleggen van de algemene overeenstemming die is bereikt over de verlenging en wijziging van deze samenwerkingsovereenkomst zoals opgenomen in het aan deze brief gehechte referentiekader.

De deelnemende regio’s zullen samenwerken om het industriële concurrentievermogen te vergroten, problemen waarvoor de productie wereldwijd staat, op te lossen en geavanceerde productietechnologieën en -systemen te ontwikkelen. Een dergelijke samenwerking zal voorzien in een evenwichtige verdeling van baten en bijdragen, moet voor de industrie van belang zijn en moet gebaseerd zijn op het beginsel van wederzijds belang en begrip.

De financiering van de samenwerkingsactiviteiten is afhankelijk van de beschikbaarheid van middelen en van de toepasselijke wet- en regelgeving van de deelnemende regio’s. Elke deelnemende regio financiert haar eigen deelname en draagt, in geld of in natura, op billijke wijze bij in de kosten van het interregionaal secretariaat van IMS. Dit functioneert en opereert volgens de beginselen die zijn opgenomen in het referentiekader. De Europese Gemeenschap is bereid onderdak te bieden aan het interregionaal secretariaat wanneer door de deelnemende regio’s gezamenlijk zal zijn besloten wie aan de beurt is.

Deze samenwerkingsovereenkomst heeft een duur van 10 jaar. Elke deelnemende regio kan altijd het lidmaatschap opzeggen voor zover zij daar de andere deelnemers 12 maanden op voorhand van op de hoogte brengt. De deelnemers evalueren de regeling 5 jaar na het opstarten ervan.

De Europese Gemeenschap en Noorwegen behouden zich het recht voor als één Europese regio op te treden.

Deze brief, met de goedkeuring ervan door de deelnemende regio’s, bekrachtigt het referentiekader en legt de gemeenschappelijke overeenstemming betreffende de beginselen van samenwerking inzake IMS vast. Ik zou het op prijs stellen zo spoedig mogelijk de bevestiging van deze overeenstemming te mogen ontvangen.

Voor de Europese Gemeenschap

BIJLAGE

TERMS OF REFERENCE FOR A SCHEME FOR INTERNATIONAL COOPERATION IN ADVANCED MANUFACTURING FOR INTELLIGENT MANUFACTURING SYSTEMS

TABLE OF CONTENTS

1.

PREAMBLE

2.

PURPOSE

3.

RATIONALE

4.

OPERATING PRINCIPLES

5.

STRUCTURE AND FUNDING

6.

MANAGEMENT STRUCTURE

7.

TRANSITION TO AND COMMENCEMENT OF THE IMS SCHEME

8.

DURATION OF THE IMS SCHEME

9.

ADMISSION OF NEW PARTICIPANTS

10.

FORMATION AND EVALUATION OF PROJECT CONSORTIA AND OTHER COLLABORATIVE INSTRUMENTS

11.

SMALL AND MEDIUM-SIZED ENTERPRISES

12.

DISSEMINATION OF RESULTS

Technical Appendix 1:

Intellectual property rights provisions for research and development projects

Technical Appendix 1.A:

Convention establishing the World Intellectual Property Organisation (Stockholm, 14 July 1967)

Technical Appendix 2:

financial accountability and principles for setting up and executing the IRS budget

Technical Appendix 3:

IMS technical themes

Technical Appendix 4:

Responsibilities of the IMS Inter-Regional Secretariat

Technical Appendix 5:

Responsibilities of the IMS Regional Secretariats

Technical Appendix 6:

Admission of new participants

Technical Appendix 7:

Project consortia formation and evaluation

Technical Appendix 8:

Role Of IMS vis-à-vis small and medium-sised enterprises (SMEs), universities and government research institutes

1.   PREAMBLE

This document sets forth the terms of reference for the partners of the intelligent manufacturing systems (IMS) scheme for international cooperation in research and development in intelligent manufacturing systems. These terms of reference are not intended to create obligations under international or domestic law.

2.   PURPOSE

The IMS scheme is an international and multilateral cooperation scheme in which Participants work cooperatively to boost industrial competitiveness, solve problems facing manufacturing worldwide, and develop advanced manufacturing technologies and systems to benefit humanity. Its purposes are to:

enhance knowledge-based manufacturing in industry to improve the quality of life and citizens and improve the global environment,

share manufacturing knowledge and to transfer it to future generations,

increase the participation of SMEs in international collaborative activities,

adapt educational and training activities to support the knowledge-based manufacturing industries, and

contribute to establishing common, global norms and standards.

3.   RATIONALE

Manufacturing has been and continues to be an important element in the global economy. It remains a primary generator of wealth and is critical to establishing a sound economic basis for economic growth.

Properly managed international cooperation in research and development in advanced manufacturing can help improve manufacturing operations (1). IMS provides the framework within which cooperative research and development activities can flourish. IMS:

provides a structure for global, ‘forward-thinking’ syntheses (e.g. roadmaps, analyses, foresight),

fosters the creation of networks to reinforce interaction and collaborative research and development,

fosters the development of consortia to undertake collaborative research and development projects (including cooperative work on pre-standardisation topics),

provides an intellectual property rights management framework (Technical Appendix 1) for international collaboration and dissemination activities, and

disseminates research results broadly.

4.   OPERATING PRINCIPLES

IMS collaborative activities proceed on the following bases:

contributions to, and benefits from such cooperation, are equitable and balanced,

collaborative projects have industrial relevance,

collaborative project should include where possible academic participation,

collaborative projects are carried out by inter-regional, geographically distributed consortia,

collaborative projects can occur throughout the full innovation cycle,

IMS project activities under government sponsorship or using government resources should not involve competitive research and development,

results of collaborative projects are shared through a process of controlled information diffusion, and

there should be protection for an equitable allocation of any intellectual property right created or furnished during cooperation projects.

5.   STRUCTURE AND FUNDING

IMS is governed by a management structure that consists of:

an International Steering Committee,

an Inter-Regional Secretariat, and

Regional Secretariats.

5.1.   Funding for the management structure

Each participant will fund its own participation,

Each participant will determine the method by which its own participation will be funded,

Each participant will contribute in an equitable manner in funding or in kind to defray the costs of operating the Inter-Regional Secretariat,

Each participant will be responsible for supporting its own delegation, and

Each Participant will have the right to audit the operations of the management structure.

Principles for setting up and executing the IRS budget shall be in accordance with Technical Appendix 2.

5.2.   Funding for the Projects

Each participant will fund its own participation, and

Each participant will determine the method by which its own participation will be funded.

6.   MANAGEMENT STRUCTURE

6.1.   IMS International Steering Committee

The IMS International Steering Committee will oversee the IMS scheme. Members must be eminent representatives of the participants' industrial, academic, or governmental/public administration sectors who are knowledgeable in manufacturing issues. Members must be willing and able to devote the necessary time and effort involved in guiding the IMS scheme.

6.1.2.

Composition. Two members and one observer from each participant will normally comprise a participant's delegation.

Selection of delegation members is at the discretion of each participant, in accordance with the appropriate laws and provisions of their respective participant governments/public administrations. Designation of alternate delegation members is recommended, but not mandatory.

Each delegation will have a head of delegation who will serve as the chief spokesperson for the delegation. Selection of the head of delegation is at the discretion of each participant, in accordance with the appropriate laws and provisions of their respective participant governments/public administrations.

Each participant's delegation to the meetings of the IMS International Steering Committee may be accompanied by two representatives from its designated Regional Secretariat. Additional attendance is at the discretion of the chair of the IMS International Steering Committee.

6.1.3.

Consensus. The IMS International Steering Committee will reach decisions by consensus of its members.

6.1.4.

Chair. The chair of the IMS International Steering Committee will rotate among the participants and will be decided by the IMS International Steering Committee. The term of each chair will last for 30 months. During the term when a participant chairs, that participant also is responsible for organising the Inter-Regional Secretariat. The participant which is to take the following term will serve as vice chair.

6.1.5.

Responsibilities. The IMS International Steering Committee will determine policies and strategies for undertaking, and for the evolution of, the IMS scheme, including the matter of new participants. It will also:

provide overall guidance, set strategic priorities, review, amend, and update Technical Appendices 3, 4, 5, 7, and 8 and additional Technical Appendices within the scope of these terms of reference, and oversee the implementation of IMS,

oversee the Inter-Regional Secretariat and approve its budget,

provide international promotion for IMS and for manufacturing as a generic discipline,

endorse projects as provided in Section 10,

set performance metrics of the scheme and provide a regular report in respect of same,

ensure activities undertaken under this scheme are done in a manner consistent with the purpose, principles and structure agreed upon by the participants,

foster communication among the International IMS Steering Committee, the Inter-Regional Secretariats, and the project consortium members,

sponsor and approve new IMS documents, and

form interim task forces or committees (e.g., for technical or legal issues), if necessary, to accomplish its work.

6.2.   Inter-Regional Secretariat

The participant that chairs the International Steering Committee will be responsible for organising and managing the Inter-Regional Secretariat. The Inter-Regional Secretariat's primary role is to execute the policies and actions as decided by the IMS International Steering Committee. The responsibilities of the IMS Inter-Regional Secretariat are listed in Technical Appendix 4.

6.3.   Regional Secretariats

The governments/public administrations and public organisations of the participants will organise and manage their respective Regional Secretariats in a manner they see fit. The responsibilities of the IMS Regional Secretariat are listed in Technical Appendix 5.

7.   TRANSITION TO AND COMMENCEMENT OF THE IMS SCHEME

7.1.   Transition

It is the intention of the participants that IMS projects endorsed under the original scheme should be considered to be continued to be endorsed by the current ISC and its successor upon commencement of the new IMS scheme. Other IMS activities, including processing of applications to become a participant, shall continue without interruption.

7.2.   Commencement

The IMS scheme will commence upon:

the ratification of the Terms of Reference for the IMS Scheme by at least three (3) participants. participants under the pre-existing IMS Scheme become new participants under this scheme when they ratify these Terms of Reference;

the appointment of the members to the IMS International Steering Committee; and,

the designation of the Regional Secretariats.

8.   DURATION OF THE IMS SCHEME

participants will review the scheme every five years to determine whether it should be continued, modified or terminated. A participant may withdraw at any time subject to 12 months' notice to other participants.

9.   ADMISSION OF NEW PARTICIPANTS

The IMS International Steering Committee can admit new participants. The procedures for admission of new participants are set forth in Technical Appendix 6.

10.   FORMATION AND EVALUATION OF PROJECT CONSORTIA AND OTHER COLLABORATIVE INSTRUMENTS

The IMS International Steering Committee shall have the authority to set the procedures for: (i) project consortia and formation, evaluation and review; these procedures are set forth in Technical Appendix 7; and (ii) other collaborative instruments within the scope of these Terms of Reference.

11.   SMALL AND MEDIUM-SIZED ENTERPRISES

The participants individually and the IMS International Steering Committee will develop mechanisms to enlist SMEs directly and indirectly in the IMS scheme. A representative list of these mechanisms is in Technical Appendix 8.

12.   DISSEMINATION OF RESULTS

Dissemination of information is of the utmost importance and is required in the IMS scheme. However, all information dissemination must comply with the intellectual property rights provisions in Technical Appendix 1. This includes the dissemination of interim and final project technical results.

Information dissemination will occur at the project, regional and inter-regional levels. This dissemination shall be, but not limited to, written reports, international symposia, and publications by members of the academic sector.

Technical Appendix 1

Intellectual property rights provisions for research and development projects

OBJECTIVES

These provisions lay down mandatory requirements as well as recommended principles for PARTNERS which wish to participate in a PROJECT conducted within the Intelligent Manufacturing Systems Scheme (IMS SCHEME). The objectives of these provisions are to provide adequate protection for intellectual property rights used in and generated during joint research and development PROJECTS under the IMS SCHEME while ensuring:

that contributions and benefits by PARTICIPANTS, from cooperation in such PROJECTS, are equitable and balanced,

that the proper balance is struck between the need for flexibility in PARTNERS' negotiations and the need for uniformity of procedure among PROJECTS and among PARTNERS, and

that the results of the research will be shared by the PARTNERS through a process that protects and equitably allocates any intellectual property rights created or furnished during the cooperation.

Article 1

Definitions

1.1.

ACCOUNTING. The sharing of any consideration such as royalties or other license fees by one PARTNER with another PARTNER when the first PARTNER which solely or jointly owns FOREGROUND discloses, licenses or assigns it to a third party.

1.2.

AFFILIATE. Any legal entity directly or indirectly owned or controlled by, or owning or controlling, or under the same ownership or control as, any PARTNER. Common ownership or control through government does not in itself create AFFILIATE status.

Ownership or control shall exist through the direct or indirect:

ownership of more than 50 % of the nominal value of the issued equity share capital, or

ownership of more than 50 % of the shares entitling the holders to vote for the election of directors or persons performing similar functions, or right by any other means to elect or appoint directors, or persons performing similar functions, who have a majority vote, or,

ownership of 50 % of the shares, and the right to control management or operation of the company through contractual provisions.

1.3.

BACKGROUND: All information and INTELLECTUAL PROPERTY RIGHTS except BACKGROUND RIGHTS owned or controlled by a PARTNER or its AFFILIATE and which are not FOREGROUND.

1.4.

BACKGROUND RIGHTS: Patents for inventions and design and utility models, and applications therefor as soon as made public, owned or controlled by a PARTNER or its AFFILIATES, a license for which is necessary for the work in a PROJECT or for the commercial exploitation of FOREGROUND, and which are not FOREGROUND.

1.5.

CONFIDENTIAL INFORMATION: All information which is not made generally available and which is only made available in confidence by law or under written confidentiality agreements.

1.6.

CONSORTIUM: Three or more GROUPS which have agreed to carry out jointly a PROJECT.

1.7.

COOPERATION AGREEMENT: The one or more signed agreements among all PARTNERS in a CONSORTIUM concerning the conduct of the PROJECT.

1.8.

FOREGROUND: All information and INTELLECTUAL PROPERTY RIGHTS first created, conceived, invented or developed in the course of work in a PROJECT.

1.9.

GROUP: All PARTNERS in a given PROJECT from the geographic area of a PART ICIPANT.

1.10.

IMS SCHEME: The Intelligent Manufacturing Systems Scheme.

1.11.

INTELLECTUAL PROPERTY RIGHTS: All rights defined by Article 2(viii) of the Convention Establishing the World Intellectual Property Organisation signed at Stockholm on 14 July 1967 (see Technical Appendix 1.A.), excluding trademarks, service marks and commercial names and designations.

1.12.

NON-PROFIT INSTITUTIONS: Any legal entity, either public or private, established or organised for purposes other than profit-making, which does not itself commercially exploit FOREGROUND.

1.13.

PARTICIPANT: Australia, Canada, the European Union and Norway, Japan, Korea, Switzerland, the United States and any other country or geographic region whose participation in the IMS SCHEME may be approved in the manner determined by the PARTICIPANTS.

1.14.

PARTNER: Any legal or natural person participating as a contracting party to the COOPERATION AGREEMENT for a given PROJECT.

1.15.

PROJECT: Any research and development project carried out by a CONSORTIUM within the IMS SCHEME.

1.16.

SUMMARY INFORMATION: A description of the objectives, status and results of a PROJECT which does not disclose CONFIDENTIAL INFORMATION.

Article 2

Mandatory provisions

Each COOPERATION AGREEMENT must contain substantive terms and conditions that are fully consistent with each of the provisions 2.1 through 2.13 in this Article and the definitions used in each COOPERATION AGREEMENT shall be those specified in Article 1 of this document.

Where a PROJECT or a potential PARTNER or its AFFILIATES is subject to government requirements, whether by law or agreement, and such requirements will affect rights or obligations pursuant to the COOPERATION AGREEMENT, the potential PARTNER shall disclose to the other PARTNERS all such requirements of which it is aware prior to signing the COOPERATION AGREEMENT. PARTNERS must ensure that ownership, use, disclosure and licensing of FOREGROUND will comply with these mandatory provisions if the PROJECT is subject to government requirements.

PARTNERS will, at the outset of a PROJECT, promptly notify one another of their AFFILIATES which will be involved in the performance of the PROJECT, and will notify one another of any changes in the AFFILIATES so involved during the life of the PROJECT. At the time of entering into a COOPERATION AGREEMENT, and immediately after new legal entities have come to meet the AFFILIATE definition, PARTNERS may exclude AFFILIATES from the rights and obligations set forth in these provisions in accordance with the terms of the COOPERATION AGREEMENT.

Written Agreement

2.1.

PARTNERS shall enter into a written COOPERATION AGREEMENT that governs their participation in a PROJECT consistent with this document.

Ownership

2.2.

FOREGROUND shall be owned solely by the PARTNER or jointly by the PARTNERS creating it.

2.3.

A PARTNER which is the sole owner of FOREGROUND may disclose and non-exclusively license that FOREGROUND to third parties without ACCOUNTING to any other PARTNER.

2.4.

A PARTNER which is a joint owner of FOREGROUND may disclose and non-exclusively license that FOREGROUND to third parties without the consent of and without ACCOUNTING to any other PARTNER, unless otherwise agreed in the COOPERATION AGREEMENT.

2.5.

A PARTNER may assign its sole and/or joint ownership interests in its BACKGROUND, BACKGROUND RIGHTS and FOREGROUND to third parties without the consent of and without ACCOUNTING to any other PARTNER.

PARTNERS who assign any of their rights to BACKGROUND RIGHTS or FOREGROUND must make each assignment subject to the COOPERATION AGREEMENT and must require each assignee to agree in writing to be bound to the assignor's obligations under the COOPERATION AGREEMENT in respect of the assigned rights.

Dissemination of information

2.6.

SUMMARY INFORMATION shall be available to all PARTNERS in other PROJECTS and to the committees formed under the IMS SCHEME.

2.7.

The CONSORTIUM will make available at the end of the PROJECT a public report setting out SUMMARY INFORMATION about the PROJECT.

License rights

Foreground

2.8.

Each PARTNER and its AFFILIATES may use FOREGROUND, royalty-free, for research and development and for commercial exploitation. Commercial exploitation includes the rights to use, make, have made, sell and import.

However, in exceptional circumstances,

PARTNERS may agree in their COOPERATION AGREEMENT to pay a royalty to PARTNERS which are NON-PROFIT INSTITUTIONS for commercial exploitation of FOREGROUND which is solely owned by such NON-PROFIT INSTITUTIONS; and

PARTNERS may agree in their COOPERATION AGREEMENT to pay a royalty to PARTNERS which are NON-PROFIT INSTITUTIONS for commercial exploitation of FOREGROUND which is jointly owned with such NON-PROFIT INSTITUTIONS, provided such royalties are both small and consistent with the principle that contributions and benefits in the IMS SCHEME must be balanced and equitable.

2.9.

A non-owning PARTNER and its AFFILIATES may not disclose or sub-license FOREGROUND to third parties except that each PARTNER or its AFFILIATES may, in the normal course of business:

disclose FOREGROUND in confidence solely for the purposes of manufacturing, having manufactured, importing or selling products,

sub-license any software forming part of FOREGROUND in object code, or

engage itself in the rightful provision of products or services that inherently disclose the FOREGROUND.

Background

2.10.

A PARTNER in a PROJECT may, but is not obligated to, supply or license its BACKGROUND to other PARTNERS.

2.11.

PARTNERS and their AFFILIATES may use another PARTNER'S or its AFFILIATES' BACKGROUND RIGHTS solely for research and development in the PROJECT without additional consideration, including, but not limited to, financial consideration.

2.12.

PARTNERS and their AFFILIATES must grant to other PARTNERS and their AFFILIATES a license of BACKGROUND RIGHTS on normal commercial conditions when such license is necessary for the commercial exploitation of FOREGROUND unless:

the owning PARTNER or its AFFILIATE is by reason of law or by contractual obligation existing before signature of the COOPERATION AGREEMENT unable to grant such licenses and such BACKGROUND RIGHTS are specifically identified in the COOPERATION AGREEMENT; or

the PARTNERS agree, in exceptional cases, on the exclusion of BACKGROUND RIGHTS specifically identified in the COOPERATION AGREEMENT.

Survival of rights

2.13.

The COOPERATION AGREEMENT shall specify that the rights and obligations of PARTNERS and AFFILIATES concerning FOREGROUND, BACKGROUND and BACKGROUND RIGHTS shall survive the natural expiration of the term of the COOPERATION AGREEMENT.

Article 3

Provisions that need to be addressed in the Cooperation Agreement

PARTNERS shall address each of the following items in their COOPERATION AGREEMENT:

Publication of results

3.1.

PARTNERS shall address the issue of the consent required, if any, from the other PARTNERS for publication of the results from the PROJECT other than SUMMARY INFORMATION.

3.2.

PARTNERS shall address the issue of whether PARTNERS which are NON-PROFIT INSTITUTIONS may, for academic purposes, publish FOREGROUND which they solely own, provided that adequate procedures for protecting FOREGROUND are taken in accordance with Articles 3.3 and 3.4.

Protection of foreground

3.3.

PARTNERS shall identify the steps they will take to seek legal protection of FOREGROUND by means of INTELLECTUAL PROPERTY RIGHTS and upon making an invention shall notify other PARTNERS in the same PROJECT in a timely manner of the protection sought and provide a summary description of the invention.

3.4.

PARTNERS shall address the issue of prompt notification of all other PARTNERS in the same PROJECT and, upon request and on mutually agreed conditions, disclosure of the invention and reasonably cooperate in such protection being undertaken by another PARTNER in the same PROJECT in the event and to the extent that a PARTNER or PARTNERS which own FOREGROUND do not intend to seek such protection.

Confidential information

3.5.

PARTNERS shall identify the measures they will take to ensure that any PARTNER which has received CONFIDENTIAL INFORMATION only uses or discloses this CONFIDENTIAL INFORMATION by itself or its AFFILIATES as far as permitted under the conditions under which it was supplied.

Dispute settlement and applicable laws

3.6.

PARTNERS shall agree in their COOPERATION AGREEMENT on the manner in which disputes will be settled.

3.7.

PARTNERS shall agree in their COOPERATION AGREEMENT on the law which will govern the COOPERATION AGREEMENT

Article 4

Optional provisions

PARTNERS may, but are not required to address each of the following provisions in their COOPERATION AGREEMENT:

AFFILIATE PROVISIONS,

ANTITRUST/COMPETITION LAW ISSUES,

CANCELLATION AND TERMINATION,

EMPLOYER/EMPLOYEE RELATIONSHIPS,

EXPORT CONTROLS AND COMPLIANCE,

FIELD OF THE AGREEMENT,

INTENT OF THE PARTIES,

LICENSING PARTNERS IN OTHER PROJECTS,

LICENSOR'S LIABILITY ARISING FROM LICENSEE'S USE OF LICENSED TECHNOLOGY,

LOANED OR ASSIGNED EMPLOYEES AND RESULTING RIGHTS,

NEW PARTNERS AND WITHDRAWAL OF PARTNERS FROM PROJECTS,

POST COOPERATION AGREEMENT BACKGROUND,

PROTECTION, USE AND NON-DISCLOSURE OBLIGATIONS REGARDING CONFIDENTIAL INFORMATION,

RESIDUAL INFORMATION,

ROYALTY RATES FOR BACKGROUND RIGHT LICENSES,

SOFTWARE SOURCE CODE,

TAXATION,

TERM/DURATION OF AGREEMENT.

There are likely to be other provisions the PARTNERS will need to put into their COOPERATION AGREEMENTS depending on the particular circumstances of their PROJECT. PARTNERS should seek their own expert advice on this and note that no additional terms may conflict with Articles 1 and 2 of these provisions.

Technical Appendix 1.A

Convention establishing the World Intellectual Property Organisation (Stockholm, 14 July 1967)

Article 2(viii) defines Intellectual Property to include:

‘… the rights to literary, artistic and scientific works; performances of performing artists; phonograms, and broadcasts; inventions in all fields of human endeavour; scientific discoveries; industrial designs; trade marks, service marks, and commercial names and designations; protection against unfair competition; and all other rights resulting from intellectual activity in the industrial, scientific, literary or artistic fields.’

Technical Appendix 2

Financial accountability and principles for setting up and executing the IRS budget

ISC and IRS members should avoid conflicts of interest in so far as decisions relating to the IRS budget are concerned.

All revenue and expenditures must be incorporated in a single set of accounts (2) to be approved by the ISC.

The balance between revenue and expenditure must be respected at all times (3).

The budget shall be annual with exceptional carry-overs (4).

There should be no transfers of appropriations between line items of budget expenditure, unless formally approved by the ISC.

All revenues shall constitute a common pool (5).

All expenditures shall be reasonable, justified and in accordance with the principles of sound financial management.

The IRS shall respond to all reasonable requests to report on its financial activities.

Regional contributions shall be based on fair principles, and will be paid in accordance with a defined schedule subject to late fees. Regional contributions will be based on the approved IRS budget and will be structured in different tiers, related directly to the size and level of development of each participant's economy. The Initial participants will be allocated in two tiers as follows:

Tier 1: European Union and Norway, Japan, United States,

Tier 2: Australia, Canada, Korea, Switzerland.

The maximum amounts for the contributions will be CAD 200 000 or equivalent per annum for Tier 1; and CAD 125 000 or equivalent per annum for Tier 2.

The foregoing principles shall be incorporated in a document on IRS operational guidelines.

Technical Appendix 3

IMS technical themes

In general, any project that addresses the IMS Scheme objectives as set forth in these terms of reference is considered an appropriate topic for an IMS Project. IMS projects might also address one or more of the following technical themes:

1.

Total product life cycle issues

Future general models of manufacturing systems. Examples for that theme are the proposals of ‘agile manufacturing’, ‘fractal factory’, ‘bionic manufacturing’, ‘holistic enterprise integration’, etc.

Intelligent communication network systems for information processes in manufacturing. To understand the productivity of global distribution and global sourcing, the communication networks and tools and their applications have to be improved.

Environment protection, minimum use of energy and materials. Environment, energy and materials questions have reached a complexity that can only be handled via cooperation with a variety of specialists. Due to the fact that the conditions in that field are very different in different regions a common understanding and harmonised views for the response of manufacturing technologies to environment protection are necessary.

New ideas and methods for recyclability that are globally accepted should be developed under the IMS umbrella.

Harmonised assessment and economic justification models for new manufacturing systems.

2.

Process issues

To enable the needs for rapid response to changing requirements and to saving human and material resources and to improving working conditions for employees the following themes can be identified.

Clean manufacturing processes that can minimise effects on environment. Process emission minimised systems. Process disposal minimised systems.

Factory (process) life-cycle pre-assessed systems.

Minimum consumption of energy. Energy efficient processes that can meet manufacturing requirements with minimum consumption of energy. Integrated cycled process for less energy consumption.

Modules of energy conservation type. Production management technology of energy conservation type.

Technology innovation in manufacturing processes. Methods that can quickly produce different products through ‘Rapid Prototyping Methods’. Manufacturing processes that can flexibly respond to changes in labour conditions, changes of products or materials.

Improvement in the flexibility and autonomy of processing modules that compose manufacturing systems. Open distributed systems and their modules that can match both unmanned, man-machine mixed and labour intensive systems, and can metamorphologically architect system components in correspondence with changes of products.

Improvement in interaction or harmony among various components and functions of manufacturing. Open infrastructure for manufacturing. Inter-connected information systems such as ‘remote ID’ among respective modules.

3.

Strategy/planning/design tools

Manufacturing takes place in a global economy. How and where raw materials are transformed is a strategic decision. The decision is complicated in terms of what to make and where to make or buy it, in what is becoming a single global economy.

Many of today's manufacturing organisations are designed using vertical and hierarchical structures. The move towards hierarchical structures is and will continue to require major changes in organisations, systems and work practices. We need methodologies and tools to help us to define appropriate manufacturing strategies and to design appropriate organisations and business/work processes.

Methods and tools to support business process re-engineering. Modelling tools to support the analyses and development of manufacturing strategies.

Design support tools to support planning in an extended enterprise or virtual enterprise environment.

4.

Human/organisation/social issues

Promotion and development projects for improved image of manufacturing. Manufacturing engineers tend to be at the bottom of the pay scale relevant to other engineers, and the profession as a whole has a lower stature. Therefore ITC considers as projects globally recognised, strong professional societies and educational institutions for the promotion of manufacturing as a discipline. These proposals include the creation of international organisations to promote manufacturing.

Improved capability of manufacturing workforce/education, training. Engineering education has often tended to emphasise theory over process. In addition, basic education has not always met the needs of industry, producing graduates with often-inadequate skills. This has led to industries that are poor at turning innovation into successful products. This necessitates a change in priorities and closer ties between industry and educational institutions. As well, changes in system organisation means that training within companies is a continuous process which seeks to update the skills and increase the potential of employees — the crucial elements in any system.

Autonomous offshore plants (integration of supplementary business functions in subsidiaries). Offshore plants were originally meant to increase market share and decrease production costs: development of the transplant labour forces were a secondary consideration. However, giving more autonomy to these plants enables them to react more flexibly to changing conditions in the areas where they are based, and is consistent with organisational ideas of decentralisation, empowerment and hierarchy flattening. It also serves to contribute to domestic development in the countries where the plants are located and further the IMS goal of spreading widely basic manufacturing knowledge.

Corporate technical memory — keeping, developing, accessing. Often in a manufacturing enterprise knowledge and sources of information are isolated or locked. ‘Organisational learning’ is a strategy for translating such knowledge into a framework or a model that leads to better decision-making and could be an important theme within IMS.

Appropriate performance measures for new paradigms. New paradigms of manufacturing must offer superiority in performance from the points of view of costs, quality, delivery and flexibility. The first three are familiar performance criteria used for mass production, while flexibility is a key attribute of new paradigm manufacturing. To increase the acceptance of new paradigms performance evaluation methods should be developed.

5.

Virtual/extended enterprise issues

The extended enterprise is an expression of the market-driven requirement to embrace external resources in the enterprise without owning them. Core business focus is the route to excellence but product/service delivery requires the amalgam of multiple world-class capabilities. Changing markets require a fluctuating mix of resources. The extended enterprises which can be likened to the ultimate customisable, reconfigurable, manufacturing resource is the goal. The operation of the extended enterprise requires take up of communications and database technologies that are near to the current state of the art. However, the main challenge is organisational rather than technological.

Research and development opportunities in this area are:

methodologies to determine and support information processes and logistics across the value chain in the extended enterprise,

architecture (business, functional and technical) to support engineering cooperation across the value chain, e.g., concurrent engineering across the extended enterprise,

methods and approaches to assign cost/liability/risk and reward to elements of the extended enterprise,

team working across individual units within the extended enterprise.

Technical Appendix 4

Responsibilities of the IMS Inter-Regional Secretariat

The Inter-Regional Secretariat will have responsibility to:

1.

provide logistics for inter-regional meetings and proposals,

2.

maintain and distribute IMS meeting materials and other documents,

3.

provide logistics for inter-regional publicity at the direction of the International Steering Committee,

4.

educate new and prospective participants,

5.

disseminate information during, and upon the conclusion of, projects,

6.

assist with inter-regional consortia formation,

7.

organise and arrange studies and/or work as requested by the International IMS Steering Committee, and

8.

undertake other appropriate tasks as assigned by the International Steering Committee.

Technical Appendix 5

Responsibilities of the IMS Regional Secretariats

To support the IMS Scheme, the Regional Secretariats will:

1.

provide regional logistics for inter-regional meetings and proposals,

2.

maintain and distribute IMS meeting materials and other documents within respective regions,

3.

provide logistics for regional meetings and promotion,

4.

disseminate information during and upon the conclusion of projects within respective regions,

5.

assist in consortium formation within and across respective regions,

6.

support regional delegations in attending the International IMS Steering Committee meetings,

7.

facilitate regional selections and reviews, and

8.

work with regional infrastructure groups to facilitate the IMS Scheme.

Technical Appendix 6

Admission of new participants

Procedures for admission of new participants to the IMS scheme are as follows:

1.

The admission process begins with a letter of inquiry/interest from a ministerial or senior government/public administration level in the prospective participant, addressed to the chair of the IMS International Steering Committee.

2.

Each IMS head of delegation shall be alerted to the receipt of this letter of inquiry/interest. Each IMS participant is chartered to evaluate the application and respond through its respective head of delegation to the chair of the IMS International Steering Committee.

3.

If all IMS participants accept the application, the chair of the IMS International Steering Committee shall inform, in writing, the applicant that if the applicant can ratify these Terms of Reference, then the IMS scheme will admit the applicant as a full participant.

This process shall be completed as soon as practical, and in no case should take longer than three months after receipt of the letter of inquiry/interest.

Technical Appendix 7

Project consortia formation and evaluation

The Regional Secretariats together with the Inter-Regional Secretariat provide assistance in forming consortia for IMS projects.

A.   Basic consortium formation document

Each consortium will prepare a basic document that explains the:

IMS technical themes addressed by the project,

industrial relevance of the project,

project work plans, organisation and structure,

basic information, including contact information, of project partners,

a consortium cooperation agreement that addresses the intellectual property provisions and other legal requirements for the consortium, and

other relevant information to facilitate project endorsement.

B.   International coordinating partner

An international coordinating partner must be appointed by each consortium. The appointed international coordinating partner must be an entity with the necessary resources and expertise to lead the project to its completion. International coordinating partner duties include:

coordinate consortia formation,

coordinate preparation of full proposal and cooperation agreements,

act as the primary contact for all communication between the consortium and the International Steering Committee and Inter-Regional Secretariat, and

facilitate successful execution of the project.

C.   List of interested entities

Within a region, its Regional Secretariat will distribute to all organisations in the industrial, academic and governmental sectors identified as potential project partners the basic document, the domestic funding opportunities, and the domestic agenda for the IMS scheme. The Regional Secretariat will compile a list of interested entities. The list must include the area of interest and the capabilities of each of the interested entities.

D.   Exchange of project proposals

Any entity can submit preliminary proposals to its Regional Secretariat for transmittal to, and posting by, the Inter-Regional Secretariat.

Regional Secretariats will distribute these proposals to interested entities within their Regions. Based on the information, potential partners can strive to form international consortia.

E.   Evaluation, selection and review of projects

Proposals and projects must be consistent with the purpose and the principles of the scheme, and the intellectual property provisions set forth in Technical Appendix 1.

1.   Project selection criteria

Industrial relevance

Compliance with the technical themes in Appendix 3 as may be amended from time to time by the IMS International Steering Committee

Scientific and technical merit

Adoption, commercialisation and exploitation potential

The IMS International Steering Committee shall assess compliance with the IPR provisions in Technical Appendix 1

Value-added.

2.   Consortium SELECTION Criteria

Inter-Regional DISTRIBUTION OF PARTNERS. Consortium partners must be from at least three participants. Partners from applicant Regions may participate in consortia on a case-by-case basis.

Balanced Contributions and Benefits. The consortium partners will show how the contributions to, and the benefits from, participation are equitable and balanced. To this end, partners' contributions to the project should be identified by scale and scope.

Inter-regional leadership. The inter-regional consortium must appoint an international coordinating partner for the consortium to carry out the duties described in Section B above.

Dissemination of results. The consortium must commit to and submit a plan to disseminate project results, including the lessons learned in forming and managing IMS consortium, and non-proprietary technical results permitted by the IPR provisions.

3.   Project endorsement

The project endorsement process consists of three stages. The IMS International Steering Committee and Inter-Regional Secretariat will endeavour to move the entire endorsement process expeditiously.

Project abstract evaluation. The consortium must submit an abstract of the planned research. This abstract shall be submitted to the Regional Secretariats for initial regional reviews. Each delegation will make a recommendation to the International IMS Steering Committee. Proposers of unapproved projects will be given feedback as to why they did not receive support.

Full proposal evaluation. The consortium must submit a final proposal using a standardised format for detailed evaluation by all regions. The final proposal shall include the formal commitment of each partner to the principles, the structure and the IPR provisions of the IMS scheme, and will include a signed consortium cooperation agreement.

Final endorsement. Final endorsement will be made by the IMS International Steering Committee based on the regional recommendations and the submitted proposals.

F.   Project review

The IMS International Steering Committee, through the Inter-Regional Secretariat, will monitor and review progress regularly. To facilitate this, each consortium will submit an annual summary report, in a standardised format, to the IMS International Steering Committee.

Any region may review progress of partner(s) from its region at any time as it sees fit.

Technical Appendix 8

Role of IMS vis-à-vis small and medium-sized enterprises (SMEs), universities and government research institutes

All regions should consider activities such as:

A.

Clear and well documented advice on IPR issues.

B.

A ‘road map’ of existing constraints in law or custom in the participants' territories, and their practical implications.

C.

Help desks for answering simple queries.

D.

An electronic partner search facility specifically oriented to SMEs.

E.

An electronic register of ‘expressions of interest’ by SMEs, which are looking for opportunities to join existing or emerging project clusters.

F.

An ongoing ‘case-book’ of IMS experiences with donations from project teams.

G.

Dissemination events specifically geared to various SME sectors.

The list is not exhaustive, and research should continue alongside the evolving scheme, to monitor the participation of SMEs, and to identify further needs.

The items listed above also are useful for encouraging the participating of universities and government research institutes. Harnessing the educational role of universities in dissemination of results of research through to the next generation of practitioners is necessary.

Excellentie,

Ik bevestig de ontvangst van uw brief van …. met de volgende inhoud:

„Ik verwijs naar de respectievelijk in 1997 en in 2001 gesloten Overeenkomst inzake onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten op het gebied van intelligente productiesystemen (IMS) tussen de Europese Gemeenschap en Australië, Canada, de EVA-landen Noorwegen en Zwitserland, Korea, Japan en de Verenigde Staten van Amerika.

Het doel van deze brief is het vastleggen van de algemene overeenstemming die is bereikt over de verlenging en wijziging van deze samenwerkingsovereenkomst zoals opgenomen in het aan deze brief gehechte referentiekader.

De deelnemende regio’s zullen samenwerken om het industriële concurrentievermogen te vergroten, problemen waarvoor de productie wereldwijd staat, op te lossen en geavanceerde productietechnologieën en -systemen te ontwikkelen. Een dergelijke samenwerking zal voorzien in een evenwichtige verdeling van baten en bijdragen, moet voor de industrie van belang zijn en moet gebaseerd zijn op het beginsel van wederzijds belang en begrip.

De financiering van de samenwerkingsactiviteiten is afhankelijk van de beschikbaarheid van middelen en van de toepasselijke wet- en regelgeving van de deelnemende regio’s. Elke deelnemende regio financiert haar eigen deelname en draagt, in geld of in natura, op billijke wijze bij in de kosten van het interregionaal secretariaat van IMS. Dit functioneert en opereert volgens de beginselen die zijn opgenomen in het referentiekader. De Europese Gemeenschap is bereid onderdak te bieden aan het interregionaal secretariaat wanneer door de deelnemende regio’s gezamenlijk zal zijn besloten wie aan de beurt is.

Deze samenwerkingsovereenkomst heeft een duur van 10 jaar. Elke deelnemende regio kan altijd het lidmaatschap opzeggen voor zover zij daar de andere deelnemers 12 maanden op voorhand van op de hoogte brengt. De deelnemers evalueren de regeling 5 jaar na het opstarten ervan.

De Europese Gemeenschap en Noorwegen behouden zich het recht voor als één Europese regio op te treden.

Deze brief, met de goedkeuring ervan door de deelnemende regio’s, bekrachtigt het referentiekader en legt de gemeenschappelijke overeenstemming betreffende de beginselen van samenwerking inzake IMS vast. Ik zou het op prijs stellen zo spoedig mogelijk de bevestiging van deze overeenstemming te mogen ontvangen.”.

Ik heb de eer te bevestigen dat mijn regering met de inhoud van uw brief instemt.

Voor de regering van Australië

Excellentie,

Ik bevestig de ontvangst van uw brief van …. met de volgende inhoud:

„Ik verwijs naar de respectievelijk in 1997 en in 2001 gesloten Overeenkomst inzake onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten op het gebied van intelligente productiesystemen (IMS) tussen de Europese Gemeenschap en Australië, Canada, de EVA-landen Noorwegen en Zwitserland, Korea, Japan en de Verenigde Staten van Amerika.

Het doel van deze brief is het vastleggen van de algemene overeenstemming die is bereikt over de verlenging en wijziging van deze samenwerkingsovereenkomst zoals opgenomen in het aan deze brief gehechte referentiekader.

De deelnemende regio’s zullen samenwerken om het industriële concurrentievermogen te vergroten, problemen waarvoor de productie wereldwijd staat, op te lossen en geavanceerde productietechnologieën en -systemen te ontwikkelen. Een dergelijke samenwerking zal voorzien in een evenwichtige verdeling van baten en bijdragen, moet voor de industrie van belang zijn en moet gebaseerd zijn op het beginsel van wederzijds belang en begrip.

De financiering van de samenwerkingsactiviteiten is afhankelijk van de beschikbaarheid van middelen en van de toepasselijke wet- en regelgeving van de deelnemende regio’s. Elke deelnemende regio financiert haar eigen deelname en draagt, in geld of in natura, op billijke wijze bij in de kosten van het interregionaal secretariaat van IMS. Dit functioneert en opereert volgens de beginselen die zijn opgenomen in het referentiekader. De Europese Gemeenschap is bereid onderdak te bieden aan het interregionaal secretariaat wanneer door de deelnemende regio’s gezamenlijk zal zijn besloten wie aan de beurt is.

Deze samenwerkingsovereenkomst heeft een duur van 10 jaar. Elke deelnemende regio kan altijd het lidmaatschap opzeggen voor zover zij daar de andere deelnemers 12 maanden op voorhand van op de hoogte brengt. De deelnemers evalueren de regeling 5 jaar na het opstarten ervan.

De Europese Gemeenschap en Noorwegen behouden zich het recht voor als één Europese regio op te treden.

Deze brief, met de goedkeuring ervan door de deelnemende regio’s, bekrachtigt het referentiekader en legt de gemeenschappelijke overeenstemming betreffende de beginselen van samenwerking inzake IMS vast. Ik zou het op prijs stellen zo spoedig mogelijk de bevestiging van deze overeenstemming te mogen ontvangen.”.

Ik heb de eer te bevestigen dat mijn regering met de inhoud van uw brief instemt.

Voor de regering van Canada

Excellentie,

Ik bevestig de ontvangst van uw brief van …. met de volgende inhoud:

„Ik verwijs naar de respectievelijk in 1997 en in 2001 gesloten Overeenkomst inzake onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten op het gebied van intelligente productiesystemen (IMS) tussen de Europese Gemeenschap en Australië, Canada, de EVA-landen Noorwegen en Zwitserland, Korea, Japan en de Verenigde Staten van Amerika.

Het doel van deze brief is het vastleggen van de algemene overeenstemming die is bereikt over de verlenging en wijziging van deze samenwerkingsovereenkomst zoals opgenomen in het aan deze brief gehechte referentiekader.

De deelnemende regio’s zullen samenwerken om het industriële concurrentievermogen te vergroten, problemen waarvoor de productie wereldwijd staat, op te lossen en geavanceerde productietechnologieën en -systemen te ontwikkelen. Een dergelijke samenwerking zal voorzien in een evenwichtige verdeling van baten en bijdragen, moet voor de industrie van belang zijn en moet gebaseerd zijn op het beginsel van wederzijds belang en begrip.

De financiering van de samenwerkingsactiviteiten is afhankelijk van de beschikbaarheid van middelen en van de toepasselijke wet- en regelgeving van de deelnemende regio’s. Elke deelnemende regio financiert haar eigen deelname en draagt, in geld of in natura, op billijke wijze bij in de kosten van het interregionaal secretariaat van IMS. Dit functioneert en opereert volgens de beginselen die zijn opgenomen in het referentiekader. De Europese Gemeenschap is bereid onderdak te bieden aan het interregionaal secretariaat wanneer door de deelnemende regio’s gezamenlijk zal zijn besloten wie aan de beurt is.

Deze samenwerkingsovereenkomst heeft een duur van 10 jaar. Elke deelnemende regio kan altijd het lidmaatschap opzeggen voor zover zij daar de andere deelnemers 12 maanden op voorhand van op de hoogte brengt. De deelnemers evalueren de regeling 5 jaar na het opstarten ervan.

De Europese Gemeenschap en Noorwegen behouden zich het recht voor als één Europese regio op te treden.

Deze brief, met de goedkeuring ervan door de deelnemende regio’s, bekrachtigt het referentiekader en legt de gemeenschappelijke overeenstemming betreffende de beginselen van samenwerking inzake IMS vast. Ik zou het op prijs stellen zo spoedig mogelijk de bevestiging van deze overeenstemming te mogen ontvangen.”.

Ik heb de eer te bevestigen dat mijn regering met de inhoud van uw brief instemt.

Voor de regering van Noorwegen

Excellentie,

Ik bevestig de ontvangst van uw brief van …. met de volgende inhoud:

„Ik verwijs naar de respectievelijk in 1997 en in 2001 gesloten Overeenkomst inzake onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten op het gebied van intelligente productiesystemen (IMS) tussen de Europese Gemeenschap en Australië, Canada, de EVA-landen Noorwegen en Zwitserland, Korea, Japan en de Verenigde Staten van Amerika.

Het doel van deze brief is het vastleggen van de algemene overeenstemming die is bereikt over de verlenging en wijziging van deze samenwerkingsovereenkomst zoals opgenomen in het aan deze brief gehechte referentiekader.

De deelnemende regio’s zullen samenwerken om het industriële concurrentievermogen te vergroten, problemen waarvoor de productie wereldwijd staat, op te lossen en geavanceerde productietechnologieën en -systemen te ontwikkelen. Een dergelijke samenwerking zal voorzien in een evenwichtige verdeling van baten en bijdragen, moet voor de industrie van belang zijn en moet gebaseerd zijn op het beginsel van wederzijds belang en begrip.

De financiering van de samenwerkingsactiviteiten is afhankelijk van de beschikbaarheid van middelen en van de toepasselijke wet- en regelgeving van de deelnemende regio’s. Elke deelnemende regio financiert haar eigen deelname en draagt, in geld of in natura, op billijke wijze bij in de kosten van het interregionaal secretariaat van IMS. Dit functioneert en opereert volgens de beginselen die zijn opgenomen in het referentiekader. De Europese Gemeenschap is bereid onderdak te bieden aan het interregionaal secretariaat wanneer door de deelnemende regio’s gezamenlijk zal zijn besloten wie aan de beurt is.

Deze samenwerkingsovereenkomst heeft een duur van 10 jaar. Elke deelnemende regio kan altijd het lidmaatschap opzeggen voor zover zij daar de andere deelnemers 12 maanden op voorhand van op de hoogte brengt. De deelnemers evalueren de regeling 5 jaar na het opstarten ervan.

De Europese Gemeenschap en Noorwegen behouden zich het recht voor als één Europese regio op te treden.

Deze brief, met de goedkeuring ervan door de deelnemende regio’s, bekrachtigt het referentiekader en legt de gemeenschappelijke overeenstemming betreffende de beginselen van samenwerking inzake IMS vast. Ik zou het op prijs stellen zo spoedig mogelijk de bevestiging van deze overeenstemming te mogen ontvangen.”.

Ik heb de eer te bevestigen dat mijn regering met de inhoud van uw brief instemt.

Voor de regering van de Zwitserse Bondsstaat

Excellentie,

Ik bevestig de ontvangst van uw brief van …. met de volgende inhoud:

„Ik verwijs naar de respectievelijk in 1997 en in 2001 gesloten Overeenkomst inzake onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten op het gebied van intelligente productiesystemen (IMS) tussen de Europese Gemeenschap en Australië, Canada, de EVA-landen Noorwegen en Zwitserland, Korea, Japan en de Verenigde Staten van Amerika.

Het doel van deze brief is het vastleggen van de algemene overeenstemming die is bereikt over de verlenging en wijziging van deze samenwerkingsovereenkomst zoals opgenomen in het aan deze brief gehechte referentiekader.

De deelnemende regio’s zullen samenwerken om het industriële concurrentievermogen te vergroten, problemen waarvoor de productie wereldwijd staat, op te lossen en geavanceerde productietechnologieën en -systemen te ontwikkelen. Een dergelijke samenwerking zal voorzien in een evenwichtige verdeling van baten en bijdragen, moet voor de industrie van belang zijn en moet gebaseerd zijn op het beginsel van wederzijds belang en begrip.

De financiering van de samenwerkingsactiviteiten is afhankelijk van de beschikbaarheid van middelen en van de toepasselijke wet- en regelgeving van de deelnemende regio’s. Elke deelnemende regio financiert haar eigen deelname en draagt, in geld of in natura, op billijke wijze bij in de kosten van het interregionaal secretariaat van IMS. Dit functioneert en opereert volgens de beginselen die zijn opgenomen in het referentiekader. De Europese Gemeenschap is bereid onderdak te bieden aan het interregionaal secretariaat wanneer door de deelnemende regio’s gezamenlijk zal zijn besloten wie aan de beurt is.

Deze samenwerkingsovereenkomst heeft een duur van 10 jaar. Elke deelnemende regio kan altijd het lidmaatschap opzeggen voor zover zij daar de andere deelnemers 12 maanden op voorhand van op de hoogte brengt. De deelnemers evalueren de regeling 5 jaar na het opstarten ervan.

De Europese Gemeenschap en Noorwegen behouden zich het recht voor als één Europese regio op te treden.

Deze brief, met de goedkeuring ervan door de deelnemende regio’s, bekrachtigt het referentiekader en legt de gemeenschappelijke overeenstemming betreffende de beginselen van samenwerking inzake IMS vast. Ik zou het op prijs stellen zo spoedig mogelijk de bevestiging van deze overeenstemming te mogen ontvangen.”.

Ik heb de eer te bevestigen dat mijn regering met de inhoud van uw brief instemt.

Voor de regering van de Republiek Korea

Excellentie,

Ik bevestig de ontvangst van uw brief van …. met de volgende inhoud:

„Ik verwijs naar de respectievelijk in 1997 en in 2001 gesloten Overeenkomst inzake onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten op het gebied van intelligente productiesystemen (IMS) tussen de Europese Gemeenschap en Australië, Canada, de EVA-landen Noorwegen en Zwitserland, Korea, Japan en de Verenigde Staten van Amerika.

Het doel van deze brief is het vastleggen van de algemene overeenstemming die is bereikt over de verlenging en wijziging van deze samenwerkingsovereenkomst zoals opgenomen in het aan deze brief gehechte referentiekader.

De deelnemende regio’s zullen samenwerken om het industriële concurrentievermogen te vergroten, problemen waarvoor de productie wereldwijd staat, op te lossen en geavanceerde productietechnologieën en -systemen te ontwikkelen. Een dergelijke samenwerking zal voorzien in een evenwichtige verdeling van baten en bijdragen, moet voor de industrie van belang zijn en moet gebaseerd zijn op het beginsel van wederzijds belang en begrip.

De financiering van de samenwerkingsactiviteiten is afhankelijk van de beschikbaarheid van middelen en van de toepasselijke wet- en regelgeving van de deelnemende regio’s. Elke deelnemende regio financiert haar eigen deelname en draagt, in geld of in natura, op billijke wijze bij in de kosten van het interregionaal secretariaat van IMS. Dit functioneert en opereert volgens de beginselen die zijn opgenomen in het referentiekader. De Europese Gemeenschap is bereid onderdak te bieden aan het interregionaal secretariaat wanneer door de deelnemende regio’s gezamenlijk zal zijn besloten wie aan de beurt is.

Deze samenwerkingsovereenkomst heeft een duur van 10 jaar. Elke deelnemende regio kan altijd het lidmaatschap opzeggen voor zover zij daar de andere deelnemers 12 maanden op voorhand van op de hoogte brengt. De deelnemers evalueren de regeling 5 jaar na het opstarten ervan.

De Europese Gemeenschap en Noorwegen behouden zich het recht voor als één Europese regio op te treden.

Deze brief, met de goedkeuring ervan door de deelnemende regio’s, bekrachtigt het referentiekader en legt de gemeenschappelijke overeenstemming betreffende de beginselen van samenwerking inzake IMS vast. Ik zou het op prijs stellen zo spoedig mogelijk de bevestiging van deze overeenstemming te mogen ontvangen.”.

Ik heb de eer te bevestigen dat mijn regering met de inhoud van uw brief instemt.

Voor de regering van Japan

Excellentie,

Ik bevestig de ontvangst van uw brief van …. met de volgende inhoud:

„Ik verwijs naar de respectievelijk in 1997 en in 2001 gesloten Overeenkomst inzake onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten op het gebied van intelligente productiesystemen (IMS) tussen de Europese Gemeenschap en Australië, Canada, de EVA-landen Noorwegen en Zwitserland, Korea, Japan en de Verenigde Staten van Amerika.

Het doel van deze brief is het vastleggen van de algemene overeenstemming die is bereikt over de verlenging en wijziging van deze samenwerkingsovereenkomst zoals opgenomen in het aan deze brief gehechte referentiekader.

De deelnemende regio’s zullen samenwerken om het industriële concurrentievermogen te vergroten, problemen waarvoor de productie wereldwijd staat, op te lossen en geavanceerde productietechnologieën en -systemen te ontwikkelen. Een dergelijke samenwerking zal voorzien in een evenwichtige verdeling van baten en bijdragen, moet voor de industrie van belang zijn en moet gebaseerd zijn op het beginsel van wederzijds belang en begrip.

De financiering van de samenwerkingsactiviteiten is afhankelijk van de beschikbaarheid van middelen en van de toepasselijke wet- en regelgeving van de deelnemende regio’s. Elke deelnemende regio financiert haar eigen deelname en draagt, in geld of in natura, op billijke wijze bij in de kosten van het interregionaal secretariaat van IMS. Dit functioneert en opereert volgens de beginselen die zijn opgenomen in het referentiekader. De Europese Gemeenschap is bereid onderdak te bieden aan het interregionaal secretariaat wanneer door de deelnemende regio’s gezamenlijk zal zijn besloten wie aan de beurt is.

Deze samenwerkingsovereenkomst heeft een duur van 10 jaar. Elke deelnemende regio kan altijd het lidmaatschap opzeggen voor zover zij daar de andere deelnemers 12 maanden op voorhand van op de hoogte brengt. De deelnemers evalueren de regeling 5 jaar na het opstarten ervan.

De Europese Gemeenschap en Noorwegen behouden zich het recht voor als één Europese regio op te treden.

Deze brief, met de goedkeuring ervan door de deelnemende regio’s, bekrachtigt het referentiekader en legt de gemeenschappelijke overeenstemming betreffende de beginselen van samenwerking inzake IMS vast. Ik zou het op prijs stellen zo spoedig mogelijk de bevestiging van deze overeenstemming te mogen ontvangen.”.

Ik heb de eer te bevestigen dat mijn regering met de inhoud van uw brief instemt.

Voor de regering van de Verenigde Staten van Amerika


(1)  The IMS collaboration scheme was launched in 1995, following the conclusion of a successful Feasibility Study. The duration of the initial IMS collaboration scheme was set at ten years up to 2005. Based on the experience gained in this initial phase, the partners to the IMS scheme decided to expand and improve on the initial phase. The Next-Phase IMS Working Group set up by the parties of IMS and the IMS International Steering Committee recommended that the partners to IMS renew the scheme with a modified framework for international multilateral collaboration in IMS.

(2)  Revenue and expenditures need to be in one single budgetary document; which is subject to approval.

(3)  Expenditures should not be increased simply to keep revenues and expenditures in balance.

(4)  By way of example, an ‘exceptional carry over’ may be made as a provision against negative cashflow from year to year, to preserve operational flexibility.

(5)  All contributions shall form a common pool and no members' contribution/revenue can be designated for use with a certain purpose only; concomitantly, no expenditure may be assigned to a particular contribution.


27.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 53/49


Informatie betreffende de inwerkingtreding van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling waarin de gemeenschappelijke overeenstemming wordt vastgelegd die de overeenkomst inzake internationale samenwerking betreffende onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten op het gebied van intelligente productiesystemen (IMS) tussen de Europese Gemeenschap en Australië, Canada, de EVA-landen Noorwegen en Zwitserland, Korea, Japan en de Verenigde Staten van Amerika verlengt en wijzigt (1)

De in hoofde genoemde overeenkomst is overeenkomstig punt 7.2 op 4 januari 2008 in werking getreden tussen de Europese Gemeenschap en Japan, Korea, Noorwegen en de Verenigde Staten van Amerika.


(1)  Zie bladzijde 21 van dit Publicatieblad.


III Besluiten op grond van het EU-Verdrag

BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG

27.2.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 53/50


BESLUIT VAN DE RAAD

van 28 januari 2008

betreffende de sluiting namens de Europese Unie van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis

(2008/149/JBZ)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op de artikelen 24 en 38,

Gezien de aanbeveling van het voorzitterschap,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Na de op 17 juni 2002 verleende machtiging aan het voorzitterschap, dat werd bijgestaan door de Commissie, zijn de met de Zwitserse autoriteiten gevoerde onderhandelingen over de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis afgerond.

(2)

Behoudens eventuele sluiting op een later tijdstip, is de overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, overeenkomstig Besluit 2004/849/EG van de Raad (1), op 26 oktober 2004 namens de Europese Gemeenschap ondertekend.

(3)

De overeenkomst dient thans te worden goedgekeurd.

(4)

Wat de ontwikkeling van het Schengenacquis betreft dat onder titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie valt, dient Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (2), te worden toegepast op de betrekkingen met Zwitserland.

(5)

Het Verenigd Koninkrijk neemt aan dit besluit deel overeenkomstig artikel 5 van het Protocol tot opneming van het Schengenacquis in het kader van de Europese Unie, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, en artikel 8, lid 2, van Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele bepalingen van het Schengenacquis (3).

(6)

Ierland neemt aan dit besluit deel overeenkomstig artikel 5 van het Protocol tot opneming van het Schengenacquis in het kader van de Europese Unie, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, en artikel 6, lid 2, van Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (4),

BESLUIT:

Artikel 1

De Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis en de daarmee verband houdende documenten — de slotakte, de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling over de comités die de Commissie zullen bijstaan bij de uitoefening van haar uitvoerende bevoegdheden en de gemeenschappelijke verklaring over gezamenlijke vergaderingen van de gemengde comités — worden hierbij namens de Europese Unie goedgekeurd.

De overeenkomst, de slotakte, de briefwisseling en de gemeenschappelijke verklaring zijn aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

Dit besluit is van toepassing op de gebieden die onder de in de bijlagen A en B bij de overeenkomst opgenomen bepalingen vallen alsmede op de ontwikkeling daarvan voor zover deze bepalingen hun rechtsgrondslag in het Verdrag betreffende de Europese Unie hebben of krachtens Besluit 1999/436/EG van de Raad (5) is vastgesteld dat zij een dergelijke rechtsgrondslag hebben.

Artikel 3

De bepalingen van de artikelen 1 tot en met 4 van Besluit 1999/437/EG van de Raad zijn op dezelfde manier van toepassing op de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis dat onder titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie valt.

Artikel 4

De voorzitter van de Raad wordt hierbij gemachtigd om de persoon aan te wijzen die bevoegd is om namens de Europese Unie de in artikel 14 van de overeenkomst genoemde akte van goedkeuring neer te leggen, waarmee de instemming van de Europese Unie om door de overeenkomst gebonden te zijn tot uiting wordt gebracht.

Artikel 5

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 28 januari 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

D. RUPEL


(1)  PB L 368 van 17.12.2007, blz. 26.

(2)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.

(3)  PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.

(4)  PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.

(5)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 17.


OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis

DE EUROPESE UNIE,

DE EUROPESE GEMEENSCHAP,

en

DE ZWITSERSE BONDSSTAAT,

hierna de „overeenkomstsluitende partijen” te noemen,

OVERWEGENDE dat met de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam de Europese Unie zich ten doel stelt de Unie te handhaven en te ontwikkelen als een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is in combinatie met passende maatregelen met betrekking tot controles aan de buitengrenzen, asiel, immigratie, en voorkoming en bestrijding van criminaliteit,

OVERWEGENDE dat het in het kader van de Europese Unie opgenomen Schengenacquis deel uitmaakt van de bepalingen ter verwezenlijking van deze ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid voor zover deze bepalingen een ruimte zonder controles aan de binnengrenzen tot stand brengen en voorzien in compenserende maatregelen om een hoog veiligheidsniveau te waarborgen,

GELET OP de geografische positie van de Zwitserse Bondsstaat,

OVERWEGENDE dat een deelneming van de Zwitserse Bondsstaat aan het Schengenacquis en aan de verdere ontwikkeling daarvan het mogelijk zal maken bepaalde hinderpalen voor het vrije verkeer van personen als gevolg van de geografische positie van de Zwitserse Bondsstaat weg te nemen alsmede de samenwerking tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat op de door het Schengenacquis bestreken gebieden te versterken,

OVERWEGENDE dat bij de op 18 mei 1999 door de Raad van Europese Unie met de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst (1), deze beide staten werden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis,

OVERWEGENDE dat het wenselijk is de Zwitserse Bondsstaat op voet van gelijkheid met IJsland en Noorwegen te betrekken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis,

OVERWEGENDE dat het passend is tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat een overeenkomst te sluiten die soortgelijke rechten en verplichtingen bevat als die welke zijn overeengekomen tussen de Raad van de Europese Unie enerzijds en IJsland en Noorwegen anderzijds,

ERVAN OVERTUIGD dat het noodzakelijk is de samenwerking tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat met betrekking tot de uitvoering, de praktische toepassing en de verdere ontwikkeling van het Schengenacquis te organiseren,

OVERWEGENDE dat, om de Zwitserse Bondsstaat te betrekken bij de werkzaamheden van de Europese Unie op de door deze overeenkomst bestreken gebieden en om zijn deelneming aan deze werkzaamheden mogelijk te maken, een comité moet worden ingesteld volgens het institutionele model dat ook voor IJsland en Noorwegen werd ingevoerd,

OVERWEGENDE dat de Schengensamenwerking berust op de beginselen van vrijheid, democratie, rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, zoals die met name gewaarborgd worden door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 4 november 1950,

OVERWEGENDE dat de bepalingen van titel IV van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap alsmede de besluiten die op grond van die titel zijn aangenomen, overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat bij het Verdrag van Amsterdam aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, niet van toepassing zijn op het Koninkrijk Denemarken, en dat de besluiten tot uitwerking van het Schengenacquis uit hoofde van deze titel die Denemarken in zijn nationale wetgeving heeft omgezet alleen verplichtingen volgens internationaal recht kunnen scheppen tussen Denemarken en de andere lidstaten,

OVERWEGENDE dat het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland alsmede Ierland overeenkomstig de besluiten uit hoofde van het Protocol tot opneming van het Schengenacquis in het kader van de Europese Unie, dat bij het Verdrag van Amsterdam aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht (2), deelnemen aan enkele bepalingen van het Schengenacquis,

OVERWEGENDE dat het noodzakelijk is ervoor te zorgen dat de staten die de Europese Unie heeft betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis dit acquis ook toepassen in hun onderlinge betrekkingen,

OVERWEGENDE dat het voor de goede werking van het Schengenacquis vereist is dat deze overeenkomst gelijktijdig wordt toegepast met de overeenkomsten tussen de verschillende partijen die betrokken zijn bij of deelnemen aan de uitvoering en de ontwikkeling van het Schengenacquis ter regeling van hun onderlinge betrekkingen,

GELET OP de Overeenkomst betreffende de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het acquis communautaire inzake de vaststelling van criteria en mechanismen om te bepalen welke staat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat wordt ingediend en inzake de instelling van het Eurodac-systeem,

OVERWEGENDE dat er een verband bestaat tussen het Schengenacquis en dit acquis communautaire,

OVERWEGENDE dat dit verband vereist dat het Schengenacquis gelijktijdig wordt toegepast met het acquis communautaire inzake de vaststelling van criteria en mechanismen om te bepalen welke staat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat wordt ingediend en inzake de instelling van het Eurodac-systeem,

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT OMTRENT DE VOLGENDE BEPALINGEN:

Artikel 1

1.   De Zwitserse Bondsstaat (hierna „Zwitserland” genoemd) wordt betrokken bij de werkzaamheden van de Europese Gemeenschap en de Europese Unie op alle gebieden die worden bestreken door de in de bijlagen A en B bij deze overeenkomst genoemde bepalingen en de verdere ontwikkeling daarvan.

2.   Deze overeenkomst schept wederzijdse rechten en verplichtingen overeenkomstig de hierbij vastgestelde procedures.

Artikel 2

1.   De in bijlage A bij deze overeenkomst genoemde bepalingen van het Schengenacquis worden, voor zover zij van toepassing zijn op de lidstaten van de Europese Unie (hierna „de lidstaten” genoemd), door Zwitserland uitgevoerd en toegepast.

2.   De in bijlage B bij deze overeenkomst genoemde bepalingen van de besluiten van de Europese Unie en de Europese Gemeenschap die overeenkomstige bepalingen van de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (hierna „de Schengenuitvoeringsovereenkomst” genoemd) vervangen en/of ontwikkelen of die zijn aangenomen op grond van de Schengenuitvoeringsovereenkomst, worden door Zwitserland uitgevoerd en toegepast.

3.   De besluiten en maatregelen die de Europese Unie en de Europese Gemeenschap aannemen tot wijziging of aanvulling van de in de bijlagen A en B genoemde bepalingen, en waarop de in deze overeenkomst vastgestelde procedures zijn toegepast, worden onverminderd het bepaalde in artikel 7 ook aanvaard, uitgevoerd en toegepast door Zwitserland.

Artikel 3

1.   Er wordt een gemengd comité ingesteld, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de Zwitserse regering, de leden van de Raad van Europese Unie (hierna „de Raad” genoemd) en de Commissie van de Europese Gemeenschappen (hierna „de Commissie” genoemd).

2.   Het gemengd comité stelt in onderlinge overeenstemming zijn reglement van orde vast.

3.   Het gemengd comité komt bijeen op initiatief van zijn voorzitter/voorzitster of op verzoek van een van zijn leden.

4.   Onder voorbehoud van artikel 4, lid 2, komt het gemengd comité naargelang van de omstandigheden bijeen op het niveau van ministers, hoge ambtenaren of deskundigen.

5.   Het voorzitterschap van het gemengd comité wordt uitgeoefend:

op het niveau van de deskundigen: door de vertegenwoordiger van de Europese Unie;

op het niveau van de hoge ambtenaren en ministers: afwisselend voor een periode van zes maanden door de vertegenwoordiger van de Europese Unie en door de vertegenwoordiger van de Zwitserse regering.

Artikel 4

1.   Het gemengd comité behandelt overeenkomstig deze overeenkomst de in artikel 2 bedoelde aangelegenheden en zorgt ervoor dat met eventuele bezwaren van Zwitserland naar behoren rekening wordt gehouden.

2.   De vertegenwoordigers van Zwitserland kunnen in het gemengd comité op ministerieel niveau:

de problemen die zij ondervinden met betrekking tot een bepaalde maatregel of een bepaald besluit uiteenzetten, of reageren op de problemen van andere delegaties;

zich uitspreken over alle vraagstukken betreffende de uitwerking of de uitvoering van bepalingen die op hen betrekking hebben.

3.   De vergaderingen van het gemengd comité op ministerieel niveau worden voorbereid door het gemengd comité op het niveau van de hoge ambtenaren.

4.   De vertegenwoordiger van de Zwitserse regering heeft het recht in het gemengd comité suggesties betreffende de in artikel 1 bedoelde aangelegenheden te doen. Na bespreking van die suggesties kan de Commissie of een lidstaat deze onderzoeken om overeenkomstig de regels van de Europese Unie een voorstel te doen of een initiatief te nemen met het oog op de aanneming van een besluit of maatregel van de Europese Gemeenschap of de Europese Unie.

Artikel 5

Onverminderd artikel 4 wordt het gemengd comité op de hoogte gehouden van de voorbereiding in de Raad van alle besluiten of maatregelen die voor deze overeenkomst van belang kunnen zijn.

Artikel 6

Bij het opstellen van nieuwe wetgeving op een onder deze overeenkomst vallend gebied, raadpleegt de Commissie informeel deskundigen van Zwitserland op dezelfde wijze als waarop zij deskundigen van de lidstaten raadpleegt voor het opstellen van haar voorstellen.

Artikel 7

1.   De aanneming van nieuwe besluiten of maatregelen betreffende de in artikel 2 bedoelde aangelegenheden wordt voorbehouden aan de bevoegde instellingen van de Europese Unie. Onder voorbehoud van het bepaalde in lid 2, treden die besluiten of maatregelen gelijktijdig in werking voor de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de betrokken lidstaten alsmede voor Zwitserland, tenzij in de betrokken besluiten of maatregelen uitdrukkelijk anders is bepaald. In dit verband wordt naar behoren rekening gehouden met de termijn die Zwitserland in het gemengd comité heeft verklaard nodig te hebben om in staat te zijn aan zijn grondwettelijke verplichtingen te voldoen.

2.

a)

De Raad stelt Zwitserland onverwijld in kennis van de aanneming van de in lid 1 bedoelde besluiten of maatregelen waarop de in deze overeenkomst vastgestelde procedures zijn toegepast. Zwitserland beslist of het de inhoud ervan aanvaardt en of het die in zijn interne rechtsorde omzet. Deze beslissing worden binnen dertig dagen na de aanneming van de betrokken besluiten of maatregelen ter kennis gebracht van de Raad en de Commissie.

b)

Indien de inhoud van dergelijke besluiten of maatregelen voor Zwitserland pas bindend kan worden nadat aan zijn grondwettelijke verplichtingen is voldaan, deelt Zwitserland de Raad en de Commissie zulks bij zijn kennisgeving mee. Zwitserland deelt de Raad en de Commissie onverwijld schriftelijk mee wanneer aan de grondwettelijke verplichtingen is voldaan. Wanneer geen referendum vereist is, vindt de kennisgeving plaats onmiddellijk na het verstrijken van de referendumtermijn. Indien een referendum vereist is, beschikt Zwitserland voor het verrichten van de kennisgeving over een termijn van ten hoogste twee jaar vanaf de kennisgeving door de Raad. Vanaf de datum waarop het besluit of de maatregel voor Zwitserland in werking moet treden, tot de mededeling dat aan de grondwettelijke verplichtingen is voldaan, past Zwitserland indien mogelijk de inhoud van het betrokken besluit of de betrokken maatregel voorlopig toe.

Indien Zwitserland de inhoud van het betrokken besluit of de betrokken maatregel voorlopig niet kan toepassen en dit problemen oplevert voor de werking van de Schengensamenwerking, wordt de situatie door het gemengd comité onderzocht. De Europese Unie en de Europese Gemeenschap kunnen ten aanzien van Zwitserland evenredige en noodzakelijke maatregelen nemen om de goede werking van de Schengensamenwerking te waarborgen.

3.   De aanvaarding door Zwitserland van de inhoud van de in lid 2 bedoelde besluiten en maatregelen schept rechten en verplichtingen tussen Zwitserland enerzijds en, naar gelang van het geval, de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de door die besluiten en maatregelen gebonden lidstaten anderzijds.

4.   Indien:

a)

Zwitserland kennis geeft van zijn beslissing om de inhoud van een besluit of maatregel in de zin van lid 2 waarop de in deze overeenkomst vastgestelde procedures zijn toegepast, niet te aanvaarden, of

b)

Zwitserland geen kennisgeving doet binnen de in lid 2, onder a), of lid 5, onder a), vermelde termijn van dertig dagen, of

c)

Zwitserland geen kennisgeving doet na het verstrijken van de referendumtermijn of in geval van een referendum binnen de in lid 2, onder b), bepaalde termijn van twee jaar, dan wel niet voorziet in de in datzelfde punt bedoelde voorlopige toepassing vanaf de datum waarop het besluit of de maatregel in werking moet treden,

wordt deze overeenkomst geacht te zijn beëindigd, tenzij het gemengd comité, na zorgvuldig onderzoek van de middelen om de overeenkomst voort te zetten, binnen negentig dagen anders besluit. De beëindiging van deze overeenkomst wordt van kracht drie maanden na het verstrijken van de termijn van negentig dagen.

5.

a)

Indien bepalingen van een nieuw besluit of een nieuwe maatregel tot gevolg hebben dat de lidstaten niet langer gemachtigd zijn de uitvoering van een verzoek om wederzijdse rechtshulp in strafzaken of de erkenning van een bevel tot huiszoeking en/of inbeslagneming van bewijsmiddelen vanuit een andere lidstaat aan de voorwaarden van artikel 51 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst te onderwerpen, kan Zwitserland de Raad en de Commissie binnen de in lid 2, onder a), bedoelde termijn van dertig dagen meedelen dat het de inhoud van deze bepalingen niet aanvaardt en dat het deze niet zal omzetten in zijn interne rechtsorde, voor zover deze bepalingen van toepassing zijn op verzoeken of bevelen tot huiszoeking en inbeslagneming die betrekking hebben op onderzoeken of vervolgingen van delicten op het gebied van de directe belastingen, die indien zij in Zwitserland zijn gepleegd naar Zwitsers recht niet strafbaar zouden zijn met een vrijheidsstraf. In dit geval wordt deze overeenkomst niet geacht te zijn beëindigd, in tegenstelling tot het bepaalde in lid 4.

b)

Op verzoek van een van zijn leden komt het gemengd comité uiterlijk twee maanden na dit verzoek bijeen en bespreekt het, rekening houdend met de ontwikkelingen op internationaal niveau, de situatie die is ontstaan als gevolg van de kennisgeving overeenkomstig het bepaalde onder a).

Zodra het gemengd comité unaniem een akkoord heeft bereikt over de volledige aanvaarding en omzetting door Zwitserland van de relevante bepalingen van het nieuwe besluit of de nieuwe maatregel, zijn lid 2, onder b), en de leden 3 en 4 van toepassing. De informatie waarnaar in lid 2, onder b), eerste zin, wordt verwezen, zal binnen dertig dagen na het in het gemengd comité bereikte akkoord worden verstrekt.

Artikel 8

1.   Ter verwezenlijking van het streven van de overeenkomstsluitende partijen om tot een zo uniform mogelijke toepassing en uitlegging van de in artikel 2 bedoelde bepalingen te komen, volgt het gemengd comité voortdurend de ontwikkeling van de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna „Het Hof van Justitie” genoemd) alsmede de ontwikkeling van de jurisprudentie van de bevoegde rechterlijke instanties van Zwitserland betreffende deze bepalingen. Daartoe wordt een systeem ingesteld voor de regelmatige wederzijdse toezending van die jurisprudentie.

2.   Zwitserland heeft het recht memories of schriftelijke opmerkingen in te dienen bij het Hof van Justitie wanneer een rechterlijke instantie van een lidstaat het Hof van Justitie een prejudiciële vraag stelt over de uitlegging van een in artikel 2 bedoelde bepaling.

Artikel 9

1.   Zwitserland brengt jaarlijks verslag uit aan het gemengd comité over de wijze waarop zijn administratieve autoriteiten en rechterlijke instanties de in artikel 2 bedoelde bepalingen, in voorkomend geval zoals uitgelegd door het Hof van Justitie, hebben toegepast en uitgelegd.

2.   Indien het gemengd comité binnen twee maanden nadat het in kennis is gesteld van een wezenlijk verschil tussen de jurisprudentie van het Hof van Justitie en die van de rechterlijke instanties van Zwitserland, of van een wezenlijk verschil in de toepassing van de in artikel 2 bedoelde bepalingen door de autoriteiten van de betrokken lidstaten en die van Zwitserland, er niet in is geslaagd de uniforme toepassing en uitlegging te verzekeren, wordt de procedure van artikel 10 toegepast.

Artikel 10

1.   In geval van een geschil over de toepassing van deze overeenkomst of indien de in artikel 9, lid 2, bedoelde situatie ontstaat, wordt de aangelegenheid officieel als geschil op de agenda van het gemengd comité op ministerieel niveau geplaatst.

2.   Het gemengd comité beschikt over negentig dagen, vanaf de datum van aanneming van de agenda waarop het geschil is geplaatst, om het geschil te regelen.

3.   Indien het geschil niet binnen de in lid 2 bedoelde termijn van negentig dagen door het gemengd comité kan worden geregeld, wordt deze termijn verlengd met dertig dagen om tot een definitieve regeling te komen.

Indien geen definitieve regeling wordt bereikt, wordt deze overeenkomst geacht te zijn beëindigd zes maanden na het verstrijken van de termijn van dertig dagen.

Artikel 11

1.   Voor de administratieve kosten van de toepassing van deze overeenkomst draagt Zwitserland jaarlijks aan de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen een bedrag bij van 7,286 % van 8 100 000 EUR, met dien verstande dat dit bedrag jaarlijks wordt aangepast overeenkomstig het inflatiepercentage voor de Europese Unie.

2.   Voor de kosten van de ontwikkeling van het Schengeninformatiesysteem (SIS II) draagt Zwitserland voor de betrokken begrotingsjaren jaarlijks bij aan de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen overeenkomstig zijn bruto binnenlands product in verhouding tot het bruto binnenlands product van alle deelnemende landen, en dit vanaf het begrotingsjaar 2002.

De bijdrage voor de begrotingsjaren die aan de inwerkingtreding van deze overeenkomst voorafgaan, is verschuldigd op het ogenblik van de inwerkingtreding van de overeenkomst.

3.   Wanneer de operationele kosten van de toepassing van deze overeenkomst niet ten laste van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen komen, maar rechtstreeks worden gedragen door de deelnemende lidstaten, draagt Zwitserland aan deze kosten bij overeenkomstig het percentage van zijn bruto binnenlands product in verhouding tot het bruto binnenlands product van alle deelnemende landen.

Indien de operationele kosten ten laste van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen komen, draagt Zwitserland jaarlijks aan deze begroting een bedrag bij dat overeenkomt met het percentage van zijn bruto binnenlands product in verhouding tot het bruto binnenlands product van alle deelnemende landen.

4.   Zwitserland heeft het recht om door de Commissie of de Raad opgestelde documenten betreffende deze overeenkomst te ontvangen en om op vergaderingen van het gemengd comité simultaanvertaling te verlangen in een officiële taal van de instellingen van de Europese Gemeenschappen naar keuze.

Artikel 12

1.   Deze overeenkomst laat de overeenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserland en die tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en Zwitserland anderzijds, onverlet.

2.   Deze overeenkomst laat de overeenkomsten tussen Zwitserland enerzijds en een of meer lidstaten anderzijds onverlet, voor zover deze overeenkomsten met de onderhavige overeenkomst verenigbaar zijn. Zijn deze overeenkomsten niet verenigbaar met de onderhavige overeenkomst, dan prevaleert deze laatste.

3.   Deze overeenkomst laat alle eventuele toekomstige overeenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserland of tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en Zwitserland anderzijds of de eventuele overeenkomsten op grond van de artikelen 24 en 38 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, onverlet.

Artikel 13

1.   Zwitserland zal een overeenkomst met het Koninkrijk Denemarken sluiten inzake de totstandbrenging van rechten en verplichtingen tussen Denemarken en Zwitserland betreffende de in artikel 2 bedoelde bepalingen die onder titel IV van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vallen en waarop bijgevolg het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat bij het Verdrag van Amsterdam aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, van toepassing is.

2.   Zwitserland zal een overeenkomst met de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen sluiten inzake de totstandbrenging van wederzijdse rechten en verplichtingen uit hoofde van hun deelneming aan de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis.

Artikel 14

1.   Deze overeenkomst treedt in werking een maand na de dag waarop de secretaris-generaal van de Raad, die optreedt als depositaris, heeft vastgesteld dat alle formaliteiten zijn vervuld waarmee door of namens de overeenkomstsluitende partijen kenbaar wordt gemaakt dat zij ermee instemmen door deze overeenkomst gebonden te zijn.

2.   De artikelen 1, 3, 4, 5, en 6 en artikel 7, lid 2, onder a), eerste zin, zijn vanaf de ondertekening van deze overeenkomst voorlopig van toepassing.

3.   Wat betreft de na de ondertekening, doch vóór de inwerkingtreding van deze overeenkomst aangenomen besluiten of maatregelen, gaat de in artikel 7, lid 2, onder a), laatste zin, bedoelde termijn van dertig dagen in op de dag van inwerkingtreding van deze overeenkomst.

Artikel 15

1.   De in de bijlagen A en B bedoelde bepalingen en de bepalingen die reeds overeenkomstig artikel 2, lid 3, zijn aangenomen, worden door Zwitserland ten uitvoer gelegd op een datum die de Raad vaststelt met eenparigheid van stemmen van de leden die de regeringen vertegenwoordigen van de lidstaten die alle in de bijlagen A en B bedoelde bepalingen toepassen, na overleg in het gemengd comité, en nadat hij zich ervan heeft vergewist dat Zwitserland aan de voorwaarden voor de uitvoering van de relevante bepalingen voldoet en dat de controles aan zijn buitengrenzen doeltreffend zijn.

De leden van de Raad die de regeringen van Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland vertegenwoordigen, nemen aan de aanneming van dit besluit deel voor zover het betrekking heeft op de bepalingen van het Schengenacquis en de daarop gebaseerde of daarmee samenhangende besluiten waaraan deze lidstaten deelnemen.

De leden van de Raad die de regeringen vertegenwoordigen van de lidstaten waarvoor overeenkomstig het Toetredingsverdrag slechts een deel van de in de bijlagen A en B bedoelde bepalingen van toepassing is, nemen aan de aanneming van dit besluit deel voor zover het betrekking heeft op de bepalingen van het Schengenacquis die reeds van toepassing zijn in deze lidstaten.

2.   De toepassing van de in lid 1 bedoelde bepalingen schept rechten en verplichtingen tussen Zwitserland enerzijds en, naar gelang van het geval, de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de door die bepalingen gebonden lidstaten anderzijds.

3.   Deze overeenkomst wordt slechts toegepast indien ook de overeenkomsten in de zin van artikel 13 worden toegepast.

4.   Bovendien wordt deze overeenkomst slechts toegepast indien ook de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Zwitserland inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend, wordt toegepast.

Artikel 16

1.   Liechtenstein kan tot deze overeenkomst toetreden.

2.   De toetreding van Liechtenstein wordt opgenomen in een protocol bij deze overeenkomst, waarin de gevolgen van deze toetreding worden vastgesteld, met inbegrip van de totstandbrenging van rechten en verplichtingen tussen Liechtenstein en Zwitserland, alsmede tussen Liechtenstein enerzijds en de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de door de bepalingen van het Schengenacquis gebonden lidstaten anderzijds.

Artikel 17

1.   Deze overeenkomst kan worden opgezegd door Zwitserland dan wel bij besluit van de Raad met eenparigheid van stemmen van zijn leden. De depositaris wordt in kennis gesteld van de opzegging, die zes maanden na de kennisgeving van kracht wordt.

2.   Deze overeenkomst wordt geacht te zijn opgezegd wanneer Zwitserland een van de overeenkomsten in de zin van artikel 13 of de overeenkomst in de zin van artikel 15, lid 4, opzegt.

Artikel 18

1.   Deze overeenkomst is opgesteld in twee exemplaren in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

2.   De versie van deze overeenkomst in de Maltese taal wordt op basis van een briefwisseling authentiek verklaard door de overeenkomstsluitende partijen. Die versie zal gelijkelijk authentiek zijn, op dezelfde wijze als de in lid 1 genoemde taken.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder deze overeenkomst hebben geplaatst.

Hecho en Luxemburgo, el veintiséis de octubre de dos mil cuatro.

V Lucemburku dne dvacátého šestého října dva tisíce čtyři.

Udfærdiget i Luxembourg den seksogtyvende oktober to tusind og fire.

Geschehen zu Luxemburg am sechsundzwanzigsten Oktober zweitausendvier.

Kahe tuhande neljanda aasta oktoobrikuu kahekümne kuuendal päeval Luxembourgis.

Έγινε στo Λουξεμβούργο, στις είκοσι έξι Οκτωβρίου δύο χιλιάδες τέσσερα.

Done at Luxembourg on the twenty-sixth day of October in the year two thousand and four.

Fait à Luxembourg, le vingt-six octobre deux mille quatre.

Fatto a Lussemburgo, addì ventisei ottobre duemilaquattro.

Luksemburgā, divi tūkstoši ceturtā gada divdesmit sestajā oktobrī.

Priimta du tūkstančiai ketvirtų metų spalio dvidešimt šeštą dieną Liuksemburge.

Kelt Luxembourgban, a kettőezer-negyedik év október havának huszonhatodik napján.

Magħmula fil-Lussemburgu fis-sitta u għoxrin jum ta' Ottubru tas-sena elfejn u erbgħa.

Gedaan te Luxemburg, de zesentwintigste oktober tweeduizend vier.

Sporządzono w Luksemburgu dnia dwudziestego szóstego października roku dwa tysiące czwartego.

Feito no Luxemburgo, em vinte e seis de Outubro de dois mil e quatro.

V Luxemburgu dvadsiateho šiesteho októbra dvetisícštyri.

V Luxembourgu, dne šestindvajsetega oktobra leta dva tisoč štiri.

Tehty Luxemburgissa kahdentenakymmenentenäkuudentena päivänä lokakuuta vuonna kaksituhattaneljä.

Som skedde i Luxemburg den tjugosjätte oktober tjugohundrafyra.

Por la Unión Europea

Za Evropskou unii

For Den Europæiske Union

Für die Europäische Union

Euroopa Liidu nimel

Για την Ευρωπαϊκή Ένωση

For the European Union

Pour l'Union européenne

Per l'Unione europea

Eiropas Savienības vārdā

Europos Sąjungos vardu

az Európai Unió részéről

Għall-Unjoni Ewropea

Voor de Europese Unie

W imieniu Unii Europejskiej

Pela União Europeia

Za Európsku úniu

Za Evropsko unijo

Euroopan unionin puolesta

På Europeiska unionens vägnar

Image

Por la Comunidad Europea

Za Evropské společenství

For Det Europæiske Fællesskab

Für die Europäische Gemeinschaft

Euroopa Ühenduse nimel

Για την Ευρωπαϊκή Κοινότητα

For the European Community

Pour la Communauté européenne

Per la Comunità europea

Eiropas Kopienas vārdā

Europos bendrijos vardu

az Európai Közösség részéről

Għall-Komunità Ewropea

Voor de Europese Gemeenschap

W imieniu Wspólnoty Europejskiej

Pela Comunidade Europeia

Za Európske spoločenstvo

za Evropsko skupnost

Euroopan yhteisön puolesta

På Europeiska gemenskapens vägnar

Image

Für die Schweizerische Eidgenossenschaft

Pour la Confédération suisse

Per la Confederazione svizzera

Image


(1)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(2)  PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43 en PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.

BIJLAGE A

(Artikel 2, lid 1)

Deel 1 van deze bijlage heeft betrekking op het Akkoord van Schengen van 1985 en op de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van dit akkoord. Deel 2 heeft betrekking op de toetredingsprotocollen en -overeenkomsten, en deel 3 op de relevante Schengenbesluiten en -verklaringen.

DEEL 1

De bepalingen van het op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende Akkoord tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, van de Bondsrepubliek Duitsland en van de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen.

Elk van de bepalingen van de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden, ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985, met uitzondering van de volgende bepalingen:

 

Artikel 2, lid 4, betreffende goederencontroles

 

Artikel 4, voor zover het controles van bagage betreft

 

Artikel 10, lid 2

 

Artikel 19, lid 2

 

Artikelen 28 tot en met 38 en bijbehorende definities

 

Artikel 60

 

Artikel 70

 

Artikel 74

 

Artikelen 77 tot en met 91, voor zover Richtlijn 91/477/EEG van de Raad van 18 juni 1991 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens daarop betrekking heeft

 

Artikelen 120 tot en met 125 betreffende goederenverkeer

 

Artikelen 131 tot en met 133

 

Artikel 134

 

Artikelen 139 tot en met 142

 

Slotakte, verklaring 2

 

Slotakte, verklaringen 4, 5 en 6

 

Protocol

 

Gemeenschappelijke verklaring

 

Verklaring van de ministers en staatssecretarissen

DEEL 2

De bepalingen van de overeenkomsten en protocollen betreffende de toetreding tot het Schengenakkoord en de Schengenuitvoeringsovereenkomst die gesloten zijn met de Italiaanse Republiek (ondertekend te Parijs op 27 november 1990), het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek (ondertekend te Bonn op 25 juni 1991), de Helleense Republiek (ondertekend te Madrid op 6 november 1992), de Republiek Oostenrijk (ondertekend te Brussel op 28 april 1995) en het Koninkrijk Denemarken, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden (ondertekend te Luxemburg op 19 december 1996), met uitzondering van:

1.

Het op 27 november 1990 te Parijs ondertekende Protocol betreffende de toetreding van de regering van de Italiaanse Republiek tot het op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende Akkoord tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen.

2.

De volgende bepalingen van de op 27 november 1990 te Parijs ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van de Italiaanse Republiek tot de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, de slotakte ervan en de bijbehorende verklaringen:

 

Artikel 1

 

Artikelen 5 en 6

 

Slotakte, deel I

 

Slotakte, deel II, verklaringen 2 en 3

 

Verklaring van de ministers en staatssecretarissen

3.

Het op 25 juni 1991 te Bonn ondertekende Protocol betreffende de toetreding van de regering van het Koninkrijk Spanje tot het op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende Akkoord tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, zoals gewijzigd bij het op 27 november 1990 te Parijs ondertekende Protocol betreffende de toetreding van de regering van de Italiaanse Republiek, en de bijbehorende verklaringen.

4.

De volgende bepalingen van de op 25 juni 1991 te Bonn ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje tot de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, waartoe de Italiaanse Republiek bij de op 27 november 1990 te Parijs ondertekende Overeenkomst is toegetreden, de slotakte ervan en de bijbehorende verklaringen:

 

Artikel 1

 

Artikelen 5 en 6

 

Slotakte, deel I

 

Slotakte, deel II, verklaringen 2 en 3

 

Slotakte, deel III, verklaringen 3 en 4

 

Verklaring van de ministers en staatssecretarissen

5.

Het op 25 juni 1991 te Bonn ondertekende Protocol betreffende de toetreding van de regering van de Portugese Republiek tot het op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende Akkoord tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, zoals gewijzigd bij het op 27 november 1990 te Parijs ondertekende Protocol betreffende de toetreding van de regering van de Italiaanse Republiek, en de bijbehorende verklaringen.

6.

De volgende bepalingen van de op 25 juni 1991 te Bonn ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van de Portugese Republiek tot de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, waartoe de Italiaanse Republiek bij de op 27 november 1990 te Parijs ondertekende Overeenkomst is toegetreden, de slotakte ervan en de bijbehorende verklaringen:

 

Artikel 1

 

Artikelen 7 en 8

 

Slotakte, deel I

 

Slotakte, deel II, verklaringen 2 en 3

 

Slotakte, deel III, verklaringen 2, 3, 4 en 5

 

Verklaring van de ministers en staatssecretarissen

7.

Het op 6 november 1992 te Madrid ondertekende Protocol betreffende de toetreding van de regering van de Helleense Republiek tot het op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende Akkoord tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, zoals gewijzigd bij het op 27 november 1990 te Parijs ondertekende Protocol betreffende de toetreding van de regering van de Italiaanse Republiek en bij de op 25 juni 1991 te Bonn ondertekende Protocollen betreffende de toetreding van de regeringen van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, en de bijbehorende verklaringen.

8.

De volgende bepalingen van de op 6 november 1992 te Madrid ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van de Helleense Republiek tot de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, waartoe de Italiaanse Republiek bij de op 27 november 1990 te Parijs ondertekende overeenkomst, en het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek bij de op 25 juni 1991 te Bonn ondertekende overeenkomsten zijn toegetreden, de slotakte ervan en de bijbehorende verklaringen:

 

Artikel 1

 

Artikelen 6 en 7

 

Slotakte, deel I

 

Slotakte, deel II, verklaringen 2, 3 en 4

 

Slotakte, deel III, verklaringen 1 en 3

 

Verklaring van de ministers en staatssecretarissen

9.

Het op 28 april 1995 te Brussel ondertekende Protocol betreffende de toetreding van de regering van de Republiek Oostenrijk tot het op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende Akkoord tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, zoals gewijzigd bij de Protocollen van 27 november 1990, 25 juni 1991 en 6 november 1992 betreffende de toetreding van de regeringen van respectievelijk de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, en de Helleense Republiek.

10.

De volgende bepalingen van de op 28 april 1995 te Brussel ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van de Republiek Oostenrijk tot de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, waartoe de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, en de Helleense Republiek bij de overeenkomsten van respectievelijk 27 november 1990, 25 juni 1991 en 6 november 1992 zijn toegetreden, en de slotakte ervan:

 

Artikel 1

 

Artikelen 5 en 6

 

Slotakte, deel I

 

Slotakte, deel II, verklaring 2

 

Slotakte, deel III

11.

Het op 19 december 1996 te Luxemburg ondertekende Protocol betreffende de toetreding van de regering van het Koninkrijk Denemarken tot het op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, en de bijbehorende verklaring.

12.

De volgende bepalingen van de op 19 december 1996 te Luxemburg ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken tot de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, de slotakte ervan en de bijbehorende verklaring:

 

Artikel 1

 

Artikelen 7 en 8

 

Slotakte, deel I

 

Slotakte, deel II, verklaring 2

 

Slotakte, deel III

 

Verklaring van de ministers en staatssecretarissen

13.

Het op 19 december 1996 te Luxemburg ondertekende Protocol betreffende de toetreding van de regering van de Republiek Finland tot het op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, en de bijbehorende verklaring.

14.

De volgende bepalingen van de op 19 december 1996 te Luxemburg ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van de Republiek Finland tot de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, de slotakte ervan en de bijbehorende verklaring:

 

Artikel 1

 

Artikelen 6 en 7

 

Slotakte, deel I

 

Slotakte, deel II, verklaring 2

 

Slotakte, deel III, met uitzondering van de verklaring betreffende de Ålandseilanden

 

Verklaring van de ministers en staatssecretarissen

15.

Het op 19 december 1996 te Luxemburg ondertekende Protocol betreffende de toetreding van de regering van het Koninkrijk Zweden tot het op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, en de bijbehorende verklaring.

16.

De volgende bepalingen van de op 19 december 1996 te Luxemburg ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Zweden tot de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, de slotakte ervan en de bijbehorende verklaring:

 

Artikel 1

 

Artikelen 6 en 7

 

Slotakte, deel I

 

Slotakte, deel II, verklaring 2

 

Slotakte, deel III

 

Verklaring van de ministers en staatssecretarissen

DEEL 3

A.   De volgende besluiten van het uitvoerend comité:

SCH/Com-ex (93) 10

14.12.1993

Bevestiging van de verklaringen van de ministers en staatssecretarissen d.d. 19.6.1992 en 30.6.1993 betreffende de inwerkingstelling

SCH/Com-ex (93) 14

14.12.1993

Verbetering van de praktijk inzake justitiële samenwerking op het gebied van de bestrijding van sluikhandel in verdovende middelen

SCH/Com-ex (93) 21

14.12.1993

Verlenging van het eenvormige visum

SCH/Com-ex (93) 24

14.12.1993

Gemeenschappelijke beginselen van annulering, intrekking en beperking van de geldigheidsduur van het eenvormige visum

SCH/Com-ex (94) 1, 2e herz.

26.4.1994

Aanpassingsmaatregelen met het oog op verwijdering van verkeershindernissen en opheffing van verkeersbeperkingen bij rijwegovergangen aan de binnengrenzen

SCH/Com-ex (94) 15 herz.

21.11.1994

Invoering van een geautomatiseerde procedure voor raadpleging van de centrale autoriteiten zoals voorzien in artikel 17, lid 2, van de overeenkomst

SCH/Com-ex (94) 16 herz.

21.11.1994

Aanschaf van de gemeenschappelijke in- en uitreisstempel

SCH/Com-ex (94) 17, 4e herz.

22.12.1994

Invoering en toepassing van de Schengenregeling op verkeersluchthavens en secundaire luchthavens

SCH/Com-ex (94) 25

22.12.1994

Uitwisseling van statistische gegevens betreffende visumafgifte

SCH/Com-ex (94) 28 herz.

22.12.1994

Verklaring voor het met zich meevoeren van verdovende middelen en psychotrope stoffen als bedoeld in artikel 75

SCH/Com-ex (94) 29, 2e herz.

22.12.1994

Inwerkingstelling van de Schengenovereenkomst van 19 juni 1990

SCH/Com-ex (95) PV 1 herz.

(punt 8)

Gemeenschappelijk visumbeleid

SCH/Com-ex (95) 20, 2e herz.

20.12.1995

Goedkeuring van document SCH/I (95) 40 herz. 6 betreffende de procedure voor toepassing van artikel 2, lid 2, van de overeenkomst

SCH/Com-ex (95) 21

20.12.1995

Snelle uitwisseling tussen de Schengenstaten van statistische en concrete gegevens welke wijzen op een eventuele disfunctionaliteit aan de buitengrenzen

SCH/Com-ex (96) 13 herz.

27.6.1996

Afgifte van Schengenvisa op grond van artikel 30, lid 1, onder a), van de Schengenovereenkomst

SCH/Com-ex (97) 39 herz.

15.12.1997

Leidraad voor bewijsmiddelen en indicaties in het kader van overnameovereenkomsten tussen de Schengenstaten

SCH/Com-ex (98) 1, 2e herz.

21.4.1998

Rapportage door de task force

SCH/Com-ex (98) 12

21.4.1998

Uitwisseling op lokaal niveau van statistische gegevens inzake visa-afgifte

SCH/Com-ex (98) 18 herz.

23.6.1998

Te nemen maatregelen ten aanzien van staten die problemen opleveren op het gebied van afgifte van documenten op grond waarvan verwijdering uit de Schengenruimte mogelijk wordt

OVERNAME — VISA

SCH/Com-ex (98) 19

23.6.1998

Monaco

VISA — BUITENGRENZEN — SIS

SCH/Com-ex (98) 21

23.6.1998

Afstempeling van het paspoort van visumaanvragers

VISA

SCH/Com-ex (98) 26 def.

16.9.1998

Oprichting van een permanente Schengencommissie

SCH/Com-ex (98) 29 herz.

23.6.1998

Bezemclausule met het oog op de toepassing van het gehele technische Schengenacquis

SCH/Com-ex (98) 35, 2e herz.

16.9.1998

Verstrekking van het Gemeenschappelijk Handboek aan de kandidaat-lidstaten van de Europese Unie

SCH/Com-ex (98) 37 def. 2

16.9.1998

Actieplan ter bestrijding van illegale immigratie

SCH/Com-ex (98) 51, 3e herz.

16.12.1998

Grensoverschrijdende politiële samenwerking op verzoek ter voorkoming en opsporing van strafbare feiten

SCH/Com-ex (98) 52

16.12.1998

Leidraad voor grensoverschrijdende politiële samenwerking

SCH/Com-ex (98) 56

16.12.1998

Handboek met documenten waarin een visum kan worden aangebracht

SCH/Com-ex (98) 57

16.12.1998

Invoering van een geharmoniseerd formulier ter staving van een uitnodiging, een garantstellingsverklaring (-toezegging) of huisvestingsverklaring

SCH/Com-ex (98) 59 herz.

16.12.1998

Gecoördineerde inzet van documentenadviseurs

SCH/Com-ex (99) 1, 2e herz.

28.4.1999

Acquis verdovende middelen

SCH/Com-ex (99) 5

28.4.1999

Sirene-handboek

SCH/Com-ex (99) 6

28.4.1999

Acquis telecommunicatie

SCH/Com-ex (99) 7 herz. 2

28.4.1999

Verbindingsfunctionarissen

SCH/Com-ex (99) 8 herz. 2

28.4.1999

Betaling van informanten

SCH/Com-ex (99) 10

28.4.1999

Illegale wapenhandel

SCH/Com-ex (99) 13

28.4.1999

Intrekking van eerdere versies van het Gemeenschappelijk Handboek en van de Gemeenschappelijke Visuminstructie en goedkeuring van de nieuwe versies

SCH/Com-ex (99) 14

28.4.1999

Handboek met documenten waarin een visum kan worden aangebracht

SCH/Com-ex (99) 18

28.4.1999

Verbetering van de politiële samenwerking bij de voorkoming en opsporing van strafbare feiten

B.   De volgende verklaringen van het uitvoerend comité:

Verklaring

Inhoud

SCH/Com-ex (96) verkl. 5

18.4.1996

Definiëring van het begrip „vreemdeling”

SCH/Com-ex (96) verkl. 6 herz. 2

26.6.1996

Verklaring inzake de uitlevering

SCH/Com-ex (97) verkl. 13 herz. 2

21.4.1996

Ontvoering van minderjarigen

C.   De volgende besluiten van de Centrale Groep:

Besluit

Inhoud

SCH/C (98) 117

27.10.1998

Actieplan ter bestrijding van de illegale immigratie

SCH/C (99) 25

22.3.1999

Algemene beginselen voor de betaling van informanten en vertrouwenspersonen

BIJLAGE B

(Artikel 2, lid 2)

Zwitserland zal vanaf de door de Raad overeenkomstig artikel 15 vastgestelde datum de inhoud van de volgende besluiten toepassen.

Indien een overeenkomst of een protocol waarnaar in een hieronder met een asterisk aangegeven besluit wordt verwezen, op die datum nog niet in werking is getreden voor alle staten die op het ogenblik van de aanneming van het betrokken besluit lid van de Europese Unie zijn, zal Zwitserland de inhoud van de relevante bepalingen van deze instrumenten pas toepassen vanaf de datum waarop de betrokken overeenkomst of het betrokken protocol in werking treedt voor al deze lidstaten.

Richtlijn 91/477/EEG van de Raad van 18 juni 1991 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (PB L 256 van 13.9.1991, blz. 51) en Aanbeveling 93/216/EEG van de Commissie van 25 februari 1993 betreffende de Europese vuurwapenpas (PB L 93 van 17.4.1993, blz. 39), zoals gewijzigd bij Aanbeveling 96/129/EG van de Commissie van 12 januari 1996 (PB L 30 van 8.2.1996, blz. 47);

Verordening (EG) nr. 1683/95 van de Raad van 29 mei 1995 betreffende de invoering van een uniform visummodel (PB L 164 van 14.7.1995, blz. 1), zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 334/2002 van de Raad van 18 februari 2002 (PB L 53 van 23.2.2002, blz. 7); Besluit van de Commissie van 7 februari 1996 en Besluit van de Commissie van 3 juni 2002 betreffende de vaststelling van verdere technische specificaties voor het uniform visummodel (niet gepubliceerd);

Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31);

Akte van de Raad van 29 mei 2000 tot vaststelling, overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, van de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie (bepalingen in de zin van artikel 2, lid 1, van de overeenkomst) (PB C 197 van 12.7.2000, blz. 1)*;

Besluit 2000/586/JBZ van de Raad van 28 september 2000 tot vaststelling van een procedure voor de wijziging van artikel 40, leden 4 en 5, artikel 41, lid 7, en artikel 65, lid 2, van de Overeenkomst ter uitvoering van het Schengenakkoord van 14 juni 1985 betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (PB L 248 van 3.10.2000, blz. 1);

Besluit 2000/645/EG van de Raad van 17 oktober 2000 ter correctie van het Schengenacquis zoals vervat in Besluit SCH/Com-ex (94) 15 herz. van het uitvoerend comité van Schengen (PB L 272 van 25.10.2000, blz. 24);

Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1) zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2414/2001 van de Raad van 7 december 2001 (PB L 327 van 12.12.2001, blz. 1) en bij Verordening (EG) nr. 453/2003 van de Raad van 6 maart 2003 (PB L 69 van 13.3.2003, blz. 10);

Beschikking 2001/329/EG van de Raad van 24 april 2001 betreffende de bijwerking van deel VI en van de bijlagen 3, 6 en 13 van de Gemeenschappelijke Visuminstructie en van de bijlagen 5 a), 6 a), en 8, van het Gemeenschappelijk Handboek (PB L 116 van 26.4.2001, blz. 32);

Verordening (EG) nr. 1091/2001 van de Raad van 28 mei 2001 inzake vrij verkeer met een visum voor verblijf van langere duur (PB L 150 van 6.6.2001, blz. 4);

Beschikking 2001/420/EG van de Raad van 28 mei 2001 inzake de aanpassing van de delen V en VI en van bijlage 13 van de Gemeenschappelijke Visuminstructie alsmede van bijlage 6 a), van het Gemeenschappelijk Handboek voor de gevallen van visa voor verblijf van langere duur die tevens gelden als visa voor kort verblijf (PB L 150 van 6.6.2001, blz. 47);

Richtlijn 2001/40/EG van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de onderlinge erkenning van besluiten inzake de verwijdering van onderdanen van derde landen (PB L 149 van 2.6.2001, blz. 4) en Beschikking 2004/191/EG van de Raad van 23 februari 2004 tot vaststelling van de criteria en uitvoeringsvoorschriften voor de compensatie van de verstoringen van het financiële evenwicht die voortvloeien uit de toepassing van Richtlijn 2001/40/EG betreffende de onderlinge erkenning van besluiten inzake de verwijdering van onderdanen van derde landen (PB L 60 van 27.2.2004, blz. 55);

Richtlijn 2001/51/EG van de Raad van 28 juni 2001 tot aanvulling van het bepaalde in artikel 26 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 (PB L 187 van 10.7.2001, blz. 45);

Akte van de Raad van 16 oktober 2001 tot vaststelling, overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, van het Protocol bij de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie (bepaling in de zin van artikel 15 van het Protocol) (PB C 326 van 21.11.2001, blz. 1)*;

Verordening (EG) nr. 2424/2001 van de Raad van 6 december 2001 betreffende de ontwikkeling van een Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (PB L 328 van 13.12.2001, blz. 4);

Besluit 2001/886/JBZ van de Raad van 6 december 2001 betreffende de ontwikkeling van een Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (PB L 328 van 13.12.2001, blz. 1);

Beschikking 2002/44/EG van de Raad van 20 december 2001 tot wijziging van deel VII en bijlage 12 van de Gemeenschappelijke Visuminstructies, alsmede van bijlage 14 a van het Gemeenschappelijk Handboek (PB L 20 van 23.1.2002, blz. 5);

Verordening (EG) nr. 333/2002 van de Raad van 18 februari 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor een blad waarop een visum kan worden aangebracht dat door lidstaten wordt afgegeven aan houders van een reisdocument dat door de lidstaat die het blad opstelt niet wordt erkend (PB L 53 van 23.2.2002, blz. 4) en Besluit van de Commissie van 12 augustus 2002 betreffende de vaststelling van verdere technische specificaties voor het uniforme model voor een blad waarop een visum kan worden aangebracht dat door lidstaten wordt afgegeven aan houders van een reisdocument dat door de lidstaat die het blad opstelt niet wordt erkend (niet gepubliceerd);

Beschikking 2002/352/EG van de Raad van 25 april 2002 betreffende de herziening van het Gemeenschappelijk Handboek (PB L 123 van 9.5.2002, blz. 47);

Beschikking 2002/354/EG van de Raad van 25 april 2002 inzake de aanpassing van deel III van de Gemeenschappelijke visuminstructies en de invoering van een bijlage 16 (PB L 123 van 9.5.2002, blz. 50);

Verordening (EG) nr. 1030/2002 van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen (PB L 157 van 15.6.2002, blz. 1) en Besluit van de Commissie van 14 augustus 2002 tot vaststelling van de technische specificaties voor het uniforme model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen (niet gepubliceerd);

Beschikking 2002/585/EG van de Raad van 12 juli 2002 betreffende de aanpassing van deel III en deel VIII van de gemeenschappelijke instructies (PB L 187 van 16.7.2002, blz. 44);

Beschikking 2002/586/EG van de Raad van 12 juli 2002 betreffende de aanpassing van deel VI van de gemeenschappelijke visuminstructies (PB L 187 van 16.7.2002, blz. 48);

Beschikking 2002/587/EG van de Raad van 12 juli 2002 betreffende de herziening van het Gemeenschappelijk Handboek (PB L 187 van 16.7.2002, blz. 50);

Kaderbesluit 2002/946/JBZ van de Raad van 28 november 2002 tot versterking van het strafrechtelijk kader voor de bestrijding van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf (PB L 328 van 5.12.2002, blz. 1);

Richtlijn 2002/90/EG van de Raad van 28 november 2002 tot omschrijving van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf (PB L 328 van 5.12.2002, blz. 17);

Verordening (EG) nr. 415/2003 van de Raad van 27 februari 2003 betreffende de afgifte van visa aan de grens, inclusief aan transiterende zeelieden (PB L 64 van 7.3.2003, blz. 1);

De bepalingen van de overeenkomst van 1995 aangaande de verkorte procedure tot uitlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie (PB C 78 van 30.3.1995, blz. 2) en van de overeenkomst van 1996 betreffende uitlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie (PB C 313 van 23.10.1996, blz. 12) waarnaar wordt verwezen in Besluit 2003/169/JBZ van de Raad van 27 februari 2003 tot vaststelling van de bepalingen van de overeenkomst van 1995 aangaande de verkorte procedure tot uitlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie, en van de overeenkomst van 1996 betreffende uitlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie, die een ontwikkeling inhouden van het Schengenacquis in de zin van de overeenkomst inzake de wijze waarop de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen worden betrokken bij de toepassing, de uitvoering en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 67 van 12.3.2003, blz. 25)*;

Besluit 2003/170/JBZ van de Raad van 27 februari 2003 betreffende het gezamenlijk gebruik van verbindingsofficieren die gedetacheerd zijn door de rechtshandhavende autoriteiten van de lidstaten (met uitzondering van artikel 8) (PB L 67 van 12.3.2003, blz. 27);

Verordening (EG) nr. 693/2003 van de Raad van 14 april 2003 tot invoering van een specifiek doorreisfaciliteringsdocument (FTD) en een doorreisfaciliteringsdocument voor treinreizigers (FRTD) en tot wijziging van de Gemeenschappelijke Visuminstructie en het Gemeenschappelijk Handboek (PB L 99 van 17.4.2003, blz. 8);

Verordening (EG) nr. 694/2003 van de Raad van 14 april 2003 betreffende uniforme modellen voor een doorreisfaciliteringsdocument (FTD) en een doorreisfaciliteringsdocument voor treinreizigers (FRTD) in de zin van Verordening (EG) nr. 693/2003 (PB L 99 van 17.4.2003, blz. 15);

Beschikking 2003/454/EG van de Raad van 13 juni 2003 houdende wijziging van bijlage 12 bij de Gemeenschappelijke Visuminstructies en van bijlage 14 a bij het Gemeenschappelijk Handboek (PB L 152 van 20.6.2003, blz. 82);

Verordening (EG) nr. 1295/2003 van de Raad van 15 juli 2003 inzake maatregelen ter vergemakkelijking van de procedures voor de aanvraag en afgifte van visa voor de leden van de olympische familie die deelnemen aan de Olympische Spelen of de Paralympische Spelen van 2004 in Athene (PB L 183 van 22.7.2003, blz. 1);

Beschikking 2003/585/EG van de Raad van 28 juli 2003 houdende wijziging van bijlage 2, overzicht A, van de Gemeenschappelijke Visuminstructies en van bijlage 5, overzicht A, van het Gemeenschappelijk Handboek betreffende de visumplicht voor houders van Pakistaanse diplomatieke paspoorten (PB L 198 van 6.8.2003, blz. 13);

Beschikking 2003/586/EG van de Raad van 28 juli 2003 houdende wijziging van bijlage 3, deel I, van de Gemeenschappelijke Visuminstructies en van bijlage 5 a, deel 1, van het Gemeenschappelijk Handboek betreffende onderdanen van derde landen die aan de transitvisumplicht voor luchthavens onderworpen zijn (PB L 198 van 6.8.2003, blz. 15);

Besluit 2003/725/JBZ van de Raad van 2 oktober 2003 houdende wijziging van artikel 40, leden 1 en 7, van de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten Akkoord van 14 juni 1985 betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (PB L 260 van 11.10.2003, blz. 37);

Richtlijn 2003/110/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de ondersteuning bij doorgeleiding in het kader van maatregelen tot verwijdering door de lucht (PB L 321 van 6.12.2003, blz. 26);

Beschikking 2004/14/EG van de Raad van 22 december 2003 houdende wijziging van de derde alinea (Bij de behandeling te hanteren basiscriteria) van deel V van de Gemeenschappelijke Visuminstructies (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 74);

Beschikking 2004/15/EG van de Raad van 22 december 2003 houdende wijziging van deel II, punt 1.2, van de Gemeenschappelijke Visuminstructies en vaststelling van een nieuwe bijlage bij die instructies (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 76);

Beschikking 2004/17/EG van de Raad van 22 december 2003 tot wijziging van deel V, punt 1.4, van de Gemeenschappelijke Visuminstructies en deel I, punt 4.1.2, van het Gemeenschappelijk Handboek, namelijk de opneming onder de voor te leggen bewijsstukken van het bewijs van een reisverzekering tot dekking van ziektekosten ingeval een eenvormig inreisvisum wordt afgegeven (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 79);

Verordening (EG) nr. 377/2004 van de Raad van 19 februari 2004 betreffende de oprichting van een netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen (PB L 64 van 2.3.2004, blz. 1);

Beschikking 2004/466/EG van de Raad van 29 april 2004 houdende opneming in het Gemeenschappelijk Handboek van een bepaling betreffende doelgerichte grenscontroles op begeleide minderjarigen (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 136);

Rectificatie van Beschikking 2004/466/EG van de Raad van 29 april 2004 houdende opneming in het Gemeenschappelijk Handboek van een bepaling betreffende doelgerichte grenscontroles op begeleide minderjarigen (PB L 195 van 2.6.2004, blz. 44);

Verordening (EG) nr. 871/2004 van de Raad van 29 april 2004 betreffende de invoering van enkele nieuwe functies in het Schengeninformatiesysteem, inclusief bij de bestrijding van terrorisme (PB L 162 van 30.4.2004, blz. 29);

Richtlijn 2004/82/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verplichting voor vervoerders om passagiersgegevens door te geven (PB L 261 van 6.8.2004, blz. 24);

Beschikking 2004/573/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake het organiseren van gezamenlijke vluchten voor de verwijdering van onderdanen van derde landen tegen wie individuele verwijderingsmaatregelen zijn genomen van het grondgebied van twee of meer lidstaten (PB L 261 van 6.8.2004, blz. 28);

Beschikking 2004/574/EG van de Raad van 29 april 2004 tot wijziging van het Gemeenschappelijk Handboek (PB L 261 van 6.8.2004, blz. 36);

Beschikking 2004/581/EG van de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van de minimumaanduidingen voor signalisatie aan de buitengrensdoorlaatposten (PB L 261 van 6.8.2004, blz. 119);

Beschikking 2004/512/EG van de Raad van 8 juni 2004 betreffende het opzetten van het Visuminformatiesysteem (VIS) (PB L 213 van 15.6.2004, blz. 5).


SLOTAKTE


De gevolmachtigden hebben hun goedkeuring gehecht aan de volgende gemeenschappelijke verklaringen, die aan deze slotakte zijn gehecht:

1.

Gemeenschappelijke verklaring van de overeenkomstsluitende partijen betreffende parlementair overleg;

2.

Gemeenschappelijke verklaring van de overeenkomstsluitende partijen betreffende de externe betrekkingen;

3.

Gemeenschappelijke verklaring van de overeenkomstsluitende partijen betreffende artikel 23, lid 7, van de Overeenkomst van 29 mei 2000 betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie.

De gevolmachtigden hebben ook kennis genomen van de volgende verklaringen, die aan deze slotakte zijn gehecht:

1.

Verklaring van Zwitserland betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken;

2.

Verklaring van Zwitserland betreffende artikel 7, lid 2, onder b, over de termijn voor aanvaarding van nieuwe ontwikkelingen van het Schengenacquis;

3.

Verklaring van Zwitserland inzake de toepassing van de Europese Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken en het Europees Verdrag betreffende uitlevering;

4.

Verklaring van de Europese Commissie betreffende de beschikbaarstelling van voorstellen;

5.

Verklaring van de Europese Commissie over de comités die de Europese Commissie bijstaan bij de uitoefening van haar uitvoerende bevoegdheden.

Hecho en Luxemburgo, el veintiséis de octubre de dos mil cuatro.

V Lucemburku dne dvacátého šestého října dva tisíce čtyři.

Udfærdiget i Luxembourg den seksogtyvende oktober to tusind og fire.

Geschehen zu Luxemburg am sechsundzwanzigsten Oktober zweitausendvier.

Kahe tuhande neljanda aasta oktoobrikuu kahekümne kuuendal päeval Luxembourgis.

Έγινε στo Λουξεμβούργο, στις είκοσι έξι Οκτωβρίου δύο χιλιάδες τέσσερα.

Done at Luxembourg on the twenty-sixth day of October in the year two thousand and four.

Fait à Luxembourg, le vingt-six octobre deux mille quatre.

Fatto a Lussemburgo, addì ventisei ottobre duemilaquattro.

Luksemburgā, divi tūkstoši ceturtā gada divdesmit sestajā oktobrī.

Priimta du tūkstančiai ketvirtų metų spalio dvidešimt šeštą dieną Liuksemburge.

Kelt Luxembourgban, a kettőezer-negyedik év október havának huszonhatodik napján.

Magħmula fil-Lussemburgu fis-sitta u għoxrin jum ta' Ottubru tas-sena elfejn u erbgħa.

Gedaan te Luxemburg, de zesentwintigste oktober tweeduizend vier.

Sporządzono w Luksemburgu dnia dwudziestego szóstego października roku dwa tysiące czwartego.

Feito no Luxemburgo, em vinte e seis de Outubro de dois mil e quatro.

V Luxemburgu dvadsiateho šiesteho októbra dvetisícštyri.

V Luxembourgu, dne šestindvajsetega oktobra leta dva tisoč štiri.

Tehty Luxemburgissa kahdentenakymmenentenäkuudentena päivänä lokakuuta vuonna kaksituhattaneljä.

Som skedde i Luxemburg den tjugosjätte oktober tjugohundrafyra.

Por la Unión Europea

Za Evropskou unii

For Den Europæiske Union

Für die Europäische Union

Euroopa Liidu nimel

Για την Ευρωπαϊκή Ένωση

For the European Union

Pour l'Union européenne

Per l'Unione europea

Eiropas Savienības vārdā

Europos Sąjungos vardu

az Európai Unió részéről

Għall-Unjoni Ewropea

Voor de Europese Unie

W imieniu Unii Europejskiej

Pela União Europeia

Za Európsku úniu

Za Evropsko unijo

Euroopan unionin puolesta

På Europeiska unionens vägnar

Image

Por la Comunidad Europea

Za Evropské společenství

For Det Europæiske Fællesskab

Für die Europäische Gemeinschaft

Euroopa Ühenduse nimel

Για την Ευρωπαϊκή Κοινότητα

For the European Community

Pour la Communauté européenne

Per la Comunità europea

Eiropas Kopienas vārdā

Europos bendrijos vardu

az Európai Közösség részéről

Għall-Komunità Ewropea

Voor de Europese Gemeenschap

W imieniu Wspólnoty Europejskiej

Pela Comunidade Europeia

Za Európske spoločenstvo

za Evropsko skupnost

Euroopan yhteisön puolesta

På Europeiska gemenskapens vägnar

Image

Für die Schweizerische Eidgenossenschaft

Pour la Confédération suisse

Per la Confederazione svizzera

Image

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN VAN DE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN

 

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING VAN DE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BETREFFENDE PARLEMENTAIR OVERLEG

De overeenkomstsluitende partijen achten het passend dat de onder deze overeenkomst vallende aangelegenheden worden besproken op de interparlementaire vergaderingen Europees Parlement-Zwitserland.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING VAN DE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BETREFFENDE DE EXTERNE BETREKKINGEN

De overeenkomstsluitende partijen komen overeen dat de Europese Gemeenschap zich ertoe verbindt derde staten of internationale organisaties waarmee zij overeenkomsten sluit op een met de Schengensamenwerking verband houdend gebied, ertoe aan te zetten soortgelijke overeenkomsten te sluiten met de Zwitserse Bondsstaat, onverminderd de bevoegdheid van Zwitserland om dergelijke overeenkomsten te sluiten.

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING VAN DE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BETREFFENDE ARTIKEL 23, LID 7, VAN DE OVEREENKOMST VAN 29 MEI 2000 BETREFFENDE DE WEDERZIJDSE RECHTSHULP IN STRAFZAKEN TUSSEN DE LIDSTATEN VAN DE EUROPESE UNIE

De overeenkomstsluitende partijen komen overeen dat Zwitserland, onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 23, lid 1, onder c), van de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie, naargelang van het geval, kan eisen dat — tenzij de betrokken lidstaat de toestemming van de betrokkene heeft verkregen — persoonsgegevens alleen na voorafgaande toestemming van Zwitserland voor de in artikel 23, lid 1, onder a) en b), van deze overeenkomst bedoelde doeleinden mogen worden gebruikt in het kader van procedures waarvoor Zwitserland de verstrekking of het gebruik van persoonsgegevens had kunnen weigeren of beperken uit hoofde van deze overeenkomst of de in artikel 1 daarvan bedoelde instrumenten.

Indien Zwitserland in een bepaald geval weigert in te stemmen met het verzoek van een lidstaat overeenkomstig bovengenoemde bepalingen, moet het zijn weigering schriftelijk met redenen omkleden.

ANDERE VERKLARINGEN

 

VERKLARING VAN ZWITSERLAND BETREFFENDE DE WEDERZIJDSE RECHTSHULP IN STRAFZAKEN

Zwitserland verklaart dat fiscale delicten op het gebied van de directe belastingen die door de Zwitserse autoriteiten worden vervolgd, op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze overeenkomst geen aanleiding kunnen geven tot het instellen van een beroep bij een ook in strafzaken bevoegde rechter.

VERKLARING VAN ZWITSERLAND BETREFFENDE ARTIKEL 7, LID 2, ONDER B,

over de termijn voor aanvaarding van nieuwe ontwikkelingen van het Schengenacquis

De maximumtermijn van twee jaar in artikel 7, lid 2, onder b, heeft betrekking op de goedkeuring en de uitvoering van het besluit of de maatregel. Hij omvat de volgende fasen:

de voorbereidende fase,

de parlementaire procedure,

de referendumtermijn (100 dagen vanaf de officiële bekendmaking van het besluit) en, in voorkomend geval,

het referendum (organisatie en stemming).

De Bondsraad stelt de Raad en de Commissie onverwijld in kennis van de beëindiging van elk van deze fasen.

De Bondsraad verbindt zich ertoe alle hem ter beschikking staande middelen aan te wenden om ervoor te zorgen dat de bovenvermelde fasen zo snel mogelijk verlopen.

VERKLARING VAN ZWITSERLAND INZAKE DE TOEPASSING VAN DE EUROPESE OVEREENKOMST BETREFFENDE DE WEDERZIJDSE RECHTSHULP IN STRAFZAKEN EN HET EUROPEES VERDRAG BETREFFENDE UITLEVERING

Zwitserland verbindt zich ertoe geen gebruik te maken van de bij de bekrachtiging van het Europese Verdrag betreffende uitlevering van 13 december 1957 en het Europese Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken van 20 april 1959 gemaakte voorbehouden en verklaringen die met deze overeenkomst onverenigbaar zijn.

VERKLARING VAN DE EUROPESE COMMISSIE BETREFFENDE DE BESCHIKBAARSTELLING VAN VOORSTELLEN

Wanneer de Commissie aan de Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement voorstellen toezendt die met deze overeenkomst verband houden, doet zij een afschrift ervan toekomen aan Zwitserland.

VERKLARING VAN DE EUROPESE COMMISSIE OVER DE COMITÉS DIE DE EUROPESE COMMISSIE BIJSTAAN BIJ DE UITOEFENING VAN HAAR UITVOERENDE BEVOEGDHEDEN

Momenteel staan, naast het comité dat is ingesteld bij artikel 31 van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens, de volgende comités de Europese Commissie bij in de uitoefening van haar uitvoerende bevoegdheden op het gebied van de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis:

het comité dat is ingesteld bij artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1683/95 van de Raad van 29 mei 1995 betreffende de invoering van een uniform visummodel („visumcomité”), en

het comité dat is ingesteld bij artikel 5 van Besluit 2001/886/JBZ van de Raad van 6 december 2001 en artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2424/2001 van de Raad van 6 december 2001; beide rechtsbesluiten hebben betrekking op de ontwikkeling van een Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) („SIS II-comité”).


OVEREENKOMST

in de vorm van een briefwisseling tussen de Raad van de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat over de comités die de Europese Commissie bijstaan bij de uitoefening van haar uitvoerende bevoegdheden

Geachte heer, mevrouw,

Onder verwijzing naar de onderhandelingen over de Overeenkomst inzake de wijze waarop de Zwitserse Bondsstaat wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, bevestigt de Raad kennis te hebben genomen van het verzoek van de Zwitserse Bondsstaat om — in aansluiting op zijn deelneming aan het besluitvormingsproces op de door de overeenkomst bestreken gebieden en met het oog op de goede werking van de overeenkomst — volledig te worden betrokken bij de werkzaamheden van de comités die de Europese Commissie bijstaan bij de uitoefening van haar uitvoerende bevoegdheden.

De Raad merkt op dat de Zwitserse Bondsstaat, wanneer dergelijke procedures op de door de overeenkomst bestreken gebieden worden toegepast, inderdaad bij de werkzaamheden van die comités zal moeten worden betrokken, mede om te waarborgen dat de procedures van de overeenkomst op de betrokken besluiten of maatregelen zijn toegepast, zodat deze voor de Zwitserse Bondsstaat bindend kunnen worden.

De Europese Gemeenschap verbindt zich ertoe te onderhandelen over passende regelingen om de Zwitserse Bondsstaat bij de werkzaamheden van die comités te betrekken.

Met betrekking tot Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, geldt het volgende:

Wanneer een specifiek punt betrekking heeft op de toepassing van het Schengenacquis en uitsluitend voor dat punt, zorgt de Europese Commissie ervoor dat de deskundigen van de Zwitserse Bondsstaat zoveel mogelijk deelnemen aan de voorbereiding van ontwerpmaatregelen die later moeten worden voorgelegd aan het bij artikel 31 van die richtlijn ingestelde comité, dat de Europese Commissie bijstaat bij de uitoefening van haar uitvoerende bevoegdheden. Bij de uitwerking van haar voorstellen raadpleegt de Europese Commissie de deskundigen van de Zwitserse Bondsstaat op dezelfde wijze als waarop zij de deskundigen van de lidstaten raadpleegt;

De Zwitserse Bondsstaat kan overeenkomstig artikel 29, lid 2, tweede alinea, van die richtlijn een vertegenwoordiger van de door de Zwitserse Bondsstaat aangewezen toezichthoudende autoriteit of autoriteiten aanwijzen om als waarnemer zonder stemrecht deel te nemen aan de vergaderingen van de groep voor de bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens. Deze deelneming vindt plaats op basis van een ad-hocuitnodiging, wanneer een specifiek punt betrekking heeft op de toepassing van het Schengenacquis en uitsluitend voor dat punt.

Ik verzoek u mij mede te delen of uw regering met het bovenstaande instemt.

Met bijzondere hoogachting,

 

Geachte heer, mevrouw,

Ik heb de eer u de ontvangst te bevestigen van uw brief van …., die als volgt luidt:

„Onder verwijzing naar de onderhandelingen over de Overeenkomst inzake de wijze waarop de Zwitserse Bondsstaat wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, bevestigt de Raad kennis te hebben genomen van het verzoek van de Zwitserse Bondsstaat om — in aansluiting op zijn deelneming aan het besluitvormingsproces op de door de overeenkomst bestreken gebieden en met het oog op de goede werking van de overeenkomst — volledig te worden betrokken bij de werkzaamheden van de comités die de Europese Commissie bijstaan bij de uitoefening van haar uitvoerende bevoegdheden.

De Raad merkt op dat de Zwitserse Bondsstaat, wanneer dergelijke procedures op de door de overeenkomst bestreken gebieden worden toegepast, inderdaad bij de werkzaamheden van die comités zal moeten worden betrokken, mede om te waarborgen dat de procedures van de overeenkomst op de betrokken besluiten of maatregelen zijn toegepast, zodat deze voor de Zwitserse Bondsstaat bindend kunnen worden.

De Europese Gemeenschap verbindt zich ertoe te onderhandelen over passende regelingen om de Zwitserse Bondsstaat bij de werkzaamheden van die comités te betrekken.

Met betrekking tot Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, geldt het volgende:

Wanneer een specifiek punt betrekking heeft op de toepassing van het Schengenacquis en uitsluitend voor dat punt, zorgt de Europese Commissie ervoor dat de deskundigen van de Zwitserse Bondsstaat zoveel mogelijk deelnemen aan de voorbereiding van ontwerpmaatregelen die later moeten worden voorgelegd aan het bij artikel 31 van die richtlijn ingestelde comité, dat de Europese Commissie bijstaat bij de uitoefening van haar uitvoerende bevoegdheden. Bij de uitwerking van haar voorstellen raadpleegt de Europese Commissie de deskundigen van de Zwitserse Bondsstaat op dezelfde wijze als waarop zij de deskundigen van de lidstaten raadpleegt;

De Zwitserse Bondsstaat kan overeenkomstig artikel 29, lid 2, tweede alinea, van die richtlijn een vertegenwoordiger van de door de Zwitserse Bondsstaat aangewezen toezichthoudende autoriteit of autoriteiten aanwijzen om als waarnemer zonder stemrecht deel te nemen aan de vergaderingen van de groep voor de bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens. Deze deelneming vindt plaats op basis van een ad-hocuitnodiging, wanneer een specifiek punt betrekking heeft op de toepassing van het Schengenacquis en uitsluitend voor dat punt.

Ik verzoek u mij mede te delen of uw regering met het bovenstaande instemt.”.

Ik heb de eer u mee te delen dat de Zwitserse Bondsraad instemt met het voorgaande.

Met bijzondere hoogachting,

 


GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING OVER GEZAMENLIJKE VERGADERINGEN

De delegaties van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie,

De delegatie van de Europese Commissie,

De delegaties van de regeringen van de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen,

De delegatie van de regering van de Zwitserse Bondsstaat,

hebben besloten de vergaderingen van de gemengde comités die zijn ingesteld bij de Overeenkomst betreffende de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis enerzijds en de Overeenkomst inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis anderzijds, ongeacht het niveau van de vergadering, gezamenlijk te organiseren;

stellen vast dat voor het gezamenlijk beleggen van deze vergaderingen een praktische regeling met betrekking tot het voorzitterschap van deze vergaderingen vereist is wanneer dat voorzitterschap door de betrokken staten moet worden uitgeoefend krachtens de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis of de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis;

nemen kennis van de wens van de betrokken staten om, indien zulks nodig is, de uitoefening van hun voorzitterschap af te staan en het tussen hen te laten rouleren in alfabetische volgorde op naam, vanaf de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis.