ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 9

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

61e jaargang
12 januari 2018


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2018/C 9/01

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.8723 — Aviva Investors/ERAFP/Place des Halles Shopping Centre) ( 1 )

1

2018/C 9/02

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.8731 — COMSA/Mirova/PGGM/Cedinsa Concessionària) ( 1 )

1

2018/C 9/03

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.8707 — CPPIB/Allianz/GNF/GNDB) ( 1 )

2


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2018/C 9/04

Wisselkoersen van de euro

3

2018/C 9/05

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 20 juni 2017 betreffende een ontwerpbesluit in zaak AT.39740 — Google Search (Shopping) — Rapporteur: Cyprus

4

2018/C 9/06

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 26 juni 2017 betreffende een ontwerpbesluit in zaak AT.39740 — Google Search (Shopping) — Rapporteur: Cyρrus

5

2018/C 9/07

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur (Zaak AT.39740 — Google Search (Shopping))

6

2018/C 9/08

Samenvatting van het besluit van de Commissie van 27 juni 2017 inzake een procedure op grond van artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 54 van de EER-overeenkomst (Zaak AT.39740 — Google Search (Shopping)) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 4444)

11


 

V   Bekendmakingen

 

BESTUURLIJKE PROCEDURES

 

Europese Commissie

2018/C 9/09

Oproep tot het indienen van voorstellen (2018) — Monoprogramma’s — Subsidies voor voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad

15

2018/C 9/10

Oproep tot het indienen van voorstellen 2018 — Multiprogramma’s — Subsidies voor voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad

32

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

 

Europese Commissie

2018/C 9/11

Bericht betreffende de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer in de Unie van stalen kabels van oorsprong uit onder meer de Volksrepubliek China, zoals uitgebreid tot stalen kabels verzonden uit onder meer de Republiek Korea en al dan niet aangegeven als van oorsprong uit dat land

50

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2018/C 9/12

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak M.8715 — CVC/TMF) — Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

51


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

12.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 9/1


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.8723 — Aviva Investors/ERAFP/Place des Halles Shopping Centre)

(Voor de EER relevante tekst)

(2018/C 9/01)

Op 21 december 2017 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32017M8723. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


12.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 9/1


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.8731 — COMSA/Mirova/PGGM/Cedinsa Concessionària)

(Voor de EER relevante tekst)

(2018/C 9/02)

Op 21 december 2017 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32017M8731. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


12.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 9/2


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.8707 — CPPIB/Allianz/GNF/GNDB)

(Voor de EER relevante tekst)

(2018/C 9/03)

Op 19 december 2017 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32017M8707. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

12.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 9/3


Wisselkoersen van de euro (1)

11 januari 2018

(2018/C 9/04)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,2017

JPY

Japanse yen

134,19

DKK

Deense kroon

7,4474

GBP

Pond sterling

0,89075

SEK

Zweedse kroon

9,8203

CHF

Zwitserse frank

1,1736

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

9,6735

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,547

HUF

Hongaarse forint

309,43

PLN

Poolse zloty

4,1785

RON

Roemeense leu

4,6413

TRY

Turkse lira

4,5648

AUD

Australische dollar

1,5281

CAD

Canadese dollar

1,5093

HKD

Hongkongse dollar

9,4002

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,6653

SGD

Singaporese dollar

1,6006

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 282,33

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

14,9744

CNY

Chinese yuan renminbi

7,8127

HRK

Kroatische kuna

7,4538

IDR

Indonesische roepia

16 102,18

MYR

Maleisische ringgit

4,7905

PHP

Filipijnse peso

60,589

RUB

Russische roebel

68,4650

THB

Thaise baht

38,460

BRL

Braziliaanse real

3,8858

MXN

Mexicaanse peso

23,3050

INR

Indiase roepie

76,5335


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


12.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 9/4


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 20 juni 2017 betreffende een ontwerpbesluit in zaak AT.39740 — Google Search (Shopping)

Rapporteur: Cyprus

(2018/C 9/05)

(1)

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat in onderhavige zaak de relevante productmarkten de markt voor algemene internetzoekdiensten en de markt voor prijsvergelijkingsdiensten zijn.

(2)

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat in onderhavige zaak de relevante geografische markten voor algemene internetzoekdiensten en prijsvergelijkingsdiensten allemaal een nationaal bereik hebben.

(3)

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat Google sinds 2008 een machtspositie inneemt op alle nationale markten voor algemene internetzoekdiensten in de EER, behalve in Tsjechië, waar Google sinds 2011 een machtspositie bekleedt.

(4)

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat Google door aan haar eigen prijsvergelijkingsdienst op haar algemene zoekresultatenpagina’s een prominentere plaats en een betere weergave te geven dan aan concurrerende prijsvergelijkingsdiensten, haar machtspositie misbruikt in de zin van artikel 102 VWEU en artikel 54 van de EER-overeenkomst.

(5)

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de inbreuk op elk van de dertien nationale markten voor algemene zoekdiensten begon op het ogenblik dat Google haar eigen prijsvergelijkingsdienst op de betrokken markt gunstiger is beginnen behandelen.

(6)

Er zijn geen opmerkingen of andere punten waarmee het Adviescomité de Commissie verzoekt rekening te houden.

(7)

Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


12.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 9/5


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 26 juni 2017 betreffende een ontwerpbesluit in zaak AT.39740 — Google Search (Shopping)

Rapporteur: Cyρrus

(2018/C 9/06)

1.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat aan de adressaten van het ontwerpbesluit een geldboete moet worden opgelegd.

2.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens over het basisbedrag van de geldboete in deze zaak.

3.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat er in deze zaak geen verzwarende en verzachtende omstandigheden van toepassing zijn.

4.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat er in deze zaak een vermenigvuldigingsfactor ter afschrikking moet worden toegepast. Een meerderheid van de lidstaten is het hiermee eens. Eén lidstaat onthoudt zich.

5.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens over het eindbedrag van de geldboete. Een meerderheid van de lidstaten is het hiermee eens. Eén lidstaat onthoudt zich.

6.

Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


12.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 9/6


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur (1)

(Zaak AT.39740 — Google Search (Shopping))

(2018/C 9/07)

INLEIDING

(1)

Het ontwerpbesluit heeft betrekking op het feit dat Google Inc. op haar algemene zoekresultatenpagina’s een prominentere plaats en betere weergave aan haar eigen prijsvergelijkingsdienst geeft dan aan concurrerende prijsvergelijkingsdiensten.

(2)

Op 30 november 2010 heeft de Commissie, na verscheidene klachten te hebben ontvangen (2), de procedure van artikel 11, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (3) en artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie (4) ingeleid ten aanzien van Google Inc. in verband met een aantal praktijken. Overeenkomstig artikel 11, lid 6, van voornoemde verordening verliezen de mededingingsautoriteiten van de lidstaten hierdoor hun bevoegdheid tot toepassing van de artikelen 101 en 102 VWEU ten aanzien van deze praktijken. Hierdoor is een aantal klachten van de mededingingsautoriteiten van bepaalde lidstaten aan de Commissie overgedragen (5). Na de inleiding van de procedure heeft de Commissie nog verschillende andere klachten ontvangen (6). In april 2012 zijn de zaken 39768 (Ciao), 39775 (eJustice/1PlusV), 39845 (VfT), 39863 (BDZV & VDZ), 39866 (Elfvoetbal), 39867 (Euro-Cities/HotMaps), 39875 (nntp.it), 39897 (Microsoft) en 39975 (Twenga) samengevoegd met zaak 39740 (Foundem). De documenten die in die zaken waren geregistreerd, zijn vervolgens in een enkel dossier samengebracht onder zaaknummer 39740 — Google Search. De Commissie heeft vervolgens de procedure voortgezet onder zaaknummer 39740.

(3)

Op 13 maart 2013 heeft de Commissie, overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1/2003, Google Inc. een voorlopige beoordeling toegezonden (de „voorlopige beoordeling”) waarin de Commissie haar bezorgdheid heeft uitgedrukt dat Google Inc. mogelijk inbreuk maakt op artikel 102 VWEU en artikel 54 van de EER-overeenkomst door, naast andere bedrijfspraktijken, links naar de eigen gespecialiseerde zoekdiensten van Google Inc. op de algemene zoekresultatenpagina’s van Google Inc. gunstiger te behandelen dan links naar concurrerende gespecialiseerde zoekdiensten.

(4)

Hoewel Google Inc. betoogde dat geen enkele van de in de voorlopige beoordeling behandelde bedrijfspraktijken in strijd was met artikel 102 VWEU of artikel 54 van de EER-overeenkomst, heeft zij toezeggingen gedaan om tegemoet te komen aan de bezorgdheden van de Commissie met betrekking tot deze praktijken. Google Inc. heeft op 3 april 2013 een eerste reeks toezeggingen aan de Commissie gedaan, op 21 oktober 2013 een tweede reeks en op 31 januari 2014 een derde reeks.

(5)

Tussen 27 mei 2014 en 11 augustus 2014 heeft de Commissie op grond van artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 773/2004 brieven gezonden naar de klagers die vóór 27 mei 2014 een klacht hadden ingediend („de brieven op grond van artikel 7, lid 1”) (7). In deze brieven heeft de Commissie haar voorlopige beoordeling uiteengezet dat de derde reeks toezeggingen tegemoet kon komen aan de bezorgdheden die Commissie op het gebied van mededinging in de voorlopige beoordeling had geformuleerd, en dat de Commissie daarom voornemens was hun klachten af te wijzen (8).

(6)

Verscheidene adressaten van de brieven op grond van artikel 7, lid 1, waren van oordeel dat zij, overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 773/2004, onvoldoende toegang hadden gehad tot de documenten waarop de Commissie haar voorlopige beoordeling had gebaseerd. Zij hebben om toegang tot deze documenten verzocht uit hoofde van artikel 7, lid 2, onder b), van Besluit 2011/695/EU. In antwoord op deze verzoeken heeft de raadadviseur-auditeur verduidelijkt dat de procedurele rechten van klagers minder verreikend zijn dan het recht van verweer van de ondernemingen die aan een onderzoek door de Commissie worden onderworpen. Met name het recht van toegang van adressaten van brieven op grond van artikel 7, lid 1, heeft niet dezelfde reikwijdte als het recht van toegang tot het dossier van de Commissie dat aan de adressaten van een mededeling van punten van bezwaar wordt verleend. Aangezien de brieven op grond van artikel 7, lid 1, echter specifiek op de voorlopige beoordeling waren gebaseerd (9), heeft de raadadviseur-auditeur geoordeeld dat een gecensureerde versie van de voorlopige beoordeling aan de adressaten van de brieven op grond van artikel 7, lid 1, ter beschikking moest worden gesteld. Op verzoek van de raadadviseur-auditeur heeft het DG Concurrentie vervolgens die toegang verleend.

(7)

De adressaten van de brieven op grond van artikel 7, lid 1, hebben hun standpunten schriftelijk kenbaar gemaakt (10). Na bestudering van de standpunten van deze klagers was de Commissie van mening dat zij geen besluit op grond van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1/2003 kon vaststellen dat de derde reeks toezeggingen bindend zou maken, en niet kon besluiten dat de Commissie geen redenen meer had om op te treden. De Commissie heeft Google Inc. hiervan op 4 september 2014 ingelicht.

MEDEDELING VAN PUNTEN VAN BEZWAAR

(8)

Op 15 april 2015 heeft de Commissie een mededeling van punten van bezwaar aangenomen, waarin zij haar voorlopige conclusie uiteenzet dat de prominentere plaats en betere weergave die Google Inc. op haar algemene zoekresultatenpagina’s aan haar eigen prijsvergelijkingsdienst geeft dan aan concurrerende prijsvergelijkingsdiensten, misbruik van een machtspositie vormt en in strijd is met artikel 102 VWEU en artikel 54 van de EER-overeenkomst.

(9)

Google Inc. kreeg op 27 april 2015 toegang tot het dossier in de vorm van een versleutelde dvd. Er werden in juni en juli 2015 datarooms georganiseerd (11). Google Inc. heeft overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Besluit 2011/695/EU een verzoek ingediend om toegang tot bepaalde gegevens te krijgen die vergelijkbaar zijn met de gegevens waartoe toegang werd verleend door middel van de datarooms, maar die nog niet op die manier waren verstrekt. Na tussenkomst van de raadadviseur-auditeur heeft het DG Concurrentie overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Besluit 2011/695/EU brieven gestuurd naar de betrokken verstrekkers van de gegevens, waarin hun werd uitgelegd waarom de Commissie voornemens was hun gegevens door middel van een dataroom bekend te maken. Aangezien de betrokken verstrekkers van de gegevens binnen de gestelde termijn geen bezwaar hebben gemaakt, is vervolgens een dataroom georganiseerd.

(10)

Google Inc. heeft ook een verzoek ingediend bij de raadadviseur-auditeur overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Besluit 2011/695/EU om toegang te krijgen tot (i) bepaalde delen van het dataroomrapport dat door haar externe adviseurs was opgesteld als onderdeel van de dataroom; en (ii) de volledige versie van een antwoord op een bepaald verzoek om inlichtingen van de Commissie. Na tussenkomst van de raadadviseur-auditeur is toegang verleend tot een beduidend minder gecensureerde versie van de gevraagde delen van het dataroomrapport die voldoende zinvol was met het oog op de uitoefening van het recht van Google Inc. om te worden gehoord. Met betrekking tot het antwoord op het verzoek om inlichtingen heeft het DG Concurrentie, op verzoek van de raadadviseur-auditeur, eerst van de betrokken respondent van het verzoek om inlichtingen een minder gecensureerde versie van zijn antwoord verkregen dat met Google Inc. kon worden gedeeld en op die manier is gedeeld. Ten tweede heeft het DG Concurrentie deze respondent, overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Besluit 2011/695/EU, in kennis gesteld van de redenen waarom de Commissie voornemens was de nog steeds gecensureerde informatie in de minder gecensureerde versie binnen een vertrouwelijkheidskring bestaande uit een aantal externe adviseurs van Google Inc. bekend te maken. Aangezien deze respondent geen bezwaar heeft gemaakt, is dit, na ontvangst door de Commissie van passende vertrouwelijkheidsverbintenissen, uitgevoerd.

(11)

Google Inc. heeft op 27 augustus 2015 op de mededeling van punten van bezwaar geantwoord. Zij heeft niet om een mondelinge hoorzitting verzocht.

AANVULLENDE MEDEDELING VAN PUNTEN VAN BEZWAAR

(12)

Op 14 juli 2016 (12), na de reorganisatie van Google Inc. en de oprichting van Alphabet Inc. als moedermaatschappij boven Google Inc., heeft de Commissie de procedure ingeleid ten aanzien van Alphabet Inc. Op dezelfde datum heeft de Commissie een aanvullende mededeling van punten van bezwaar naar Google Inc. en Alphabet Inc. (hierna samen „Google” genoemd) gezonden, waaraan de mededeling van punten van bezwaar was gehecht (13). Derhalve is de mededeling van punten van bezwaar ook aan Alphabet Inc. toegezonden.

(13)

In de aanvullende mededeling van punten van bezwaar werden onder andere de redenen uiteengezet waarom de Commissie gebruik had gemaakt van de procedure op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1/2003 en werd aangegeven dat dit het standpunt van de Commissie of zij hier al dan niet toe verplicht was, onverlet laat.

(14)

Google kreeg op 27 juli 2016 toegang tot het dossier in de vorm van een versleutelde dvd. Er is vanaf 14 september 2016 een dataroom georganiseerd.

(15)

Op 26 september 2016 heeft Google mij overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Besluit 2011/695/EU om verdere toegang tot twintig documenten verzocht. In dat verzoek heeft zij zich bereid verklaard, waar nodig, beperkte openbaarheid te aanvaarden in de vorm van datarooms of vertrouwelijkheidskringen. Na mijn tussenkomst zijn minder gecensureerde versies bekendgemaakt, in sommige gevallen in een dataroom (die op 27 oktober 2016 van start is gegaan) of in vertrouwelijkheidskringen waarin alleen toegang werd verleend aan gespecificeerde externe adviseurs die Google had aangesteld om deze documenten voor haar te bestuderen.

(16)

Op 3 november 2016 heeft Google op de aanvullende mededeling van punten van bezwaar geantwoord. Zij heeft niet om een mondelinge hoorzitting verzocht.

LETTER OF FACTS

(17)

Op 28 februari 2017 heeft de Commissie een letter of facts aan Google gericht. Op 1 maart 2017 is aan Google toegang verleend tot het dossier vanaf de aanvullende mededeling van punten van bezwaar in de vorm van een versleutelde cd. Vanaf 13 maart 2017 zijn datarooms georganiseerd voor de informatie die de verstrekkers ervan als vertrouwelijk hadden bestempeld, maar waarvoor zij hadden ingestemd met beperkte toegang in een dataroom.

(18)

Op 20 maart 2017 heeft Google mij overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Besluit 2011/695/EU om verdere toegang verzocht tot: i) bepaalde gecensureerde (delen van) documenten die aan Google waren verstrekt als onderdeel van de toegang tot het dossier vanaf de aanvullende mededeling van punten van bezwaar of in een vertrouwelijkheidskring na mijn tussenkomst in 2016, en tot ii) notulen van vergaderingen met bepaalde derde partijen, met name klagers, die uitgebreider waren dan die welke reeds aan Google waren verstrekt. Ik heb Google’s verzoek met betrekking tot: i) verworpen omdat toegang tot de gecensureerde delen van de documenten niet nodig was voor de daadwerkelijke uitoefening van Google’s recht om te worden gehoord, en met betrekking tot ii) omdat het dossier van de Commissie geen dergelijke uitgebreidere notulen bevatte (14).

(19)

Op 29 maart 2017 heeft Google mij een brief toegezonden met het verzoek dat de Commissie de letter of facts van 28 februari 2017 zou intrekken en hetzij een aanvullende mededeling van punten van bezwaar hetzij een nieuwe letter of facts zou opstellen. Gezien de eis uit hoofde van artikel 3, lid 7, van Besluit 2011/695/EU dat iedere kwestie die verband houdt met de daadwerkelijke uitoefening van de procedurele rechten van de betrokken partijen, door hen eerst aan de orde moet worden gesteld bij het DG Concurrentie, heb ik de kwestie doorverwezen naar het DG Concurrentie, dat op 31 maart 2017 aan Google heeft geantwoord.

(20)

Op 2 april 2017 heeft Google mij een e-mail gezonden met het verzoek toegang te krijgen tot bepaalde delen van het dataroomrapport dat door Google’s externe adviseurs was opgesteld als onderdeel van de op 13 maart 2017 gestarte dataroom en informatie bevatte die door het DG Concurrentie als vertrouwelijk, maar door Google’s externe adviseurs als niet-vertrouwelijk werd beschouwd. Na mijn tussenkomst is de dataroom op 6 april 2017 hervat, vooral om de door Google aangestelde externe adviseurs de kans te bieden desgewenst herziene dataroomrapporten op te stellen. Om het op het eerste gezicht vertrouwelijke karakter van de informatie te bewaren, zijn die argumenten die niet op een niet-vertrouwelijke manier konden worden aangevoerd, in een vertrouwelijke versie van het dataroomrapport voor het dossier van de Commissie aangevoerd. Op 18 april 2017 heeft Google op de letter of facts geantwoord.

DEELNAME VAN KLAGERS EN BELANGHEBBENDE DERDEN AAN DE PROCEDURE

(21)

Overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 773/2004 hebben de klagers van wie de klachten kwesties betroffen waarop de mededeling van punten van bezwaar of de aanvullende mededeling van punten van bezwaar betrekking hadden, een afschrift van de niet-vertrouwelijke versie ervan ontvangen.

(22)

De raadadviseur-auditeur heeft een aantal personen als belanghebbende derde tot de procedure toegelaten, met name zij die een voldoende belang hadden aangetoond overeenkomstig artikel 27, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1/2003, artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. 773/2004 en artikel 5, leden 1 en 2, van Besluit 2011/695/EU (15). Zij zijn in kennis gesteld van de aard en het onderwerp van de procedure overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. 773/2004 en hebben hun standpunten schriftelijk kenbaar kunnen maken. Eén aanvrager heeft geen verdere schriftelijke opmerkingen ingediend in antwoord op een brief op grond van artikel 5, lid 3, van Besluit 2011/695/EU waarin hij in kennis was gesteld van de redenen waarom de raadadviseur-auditeur oordeelde dat hij geen voldoende belang had aangetoond om te worden gehoord.

VERLENGINGEN

(23)

De raadadviseur-auditeur heeft verzoeken ontvangen om de termijnen te verlengen die de Commissie had vastgesteld voor de antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar, de aanvullende mededeling van punten van bezwaar, de letter of facts, een verzoek om inlichtingen krachtens een besluit op grond van artikel 18, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1/2003, de brieven op grond van artikel 7, lid 1, en niet-vertrouwelijke versies van de mededeling van punten van bezwaar. De raadadviseur-auditeur heeft, na de verantwoordelijke directeur te hebben gehoord, deze verzoeken beoordeeld en heeft, waar passend, de termijnen verlengd, met inachtneming van de toepasselijke bepalingen.

DOOR GOOGLE IN HAAR ANTWOORDEN AANGEHAALDE PROCEDURELE PUNTEN

(24)

De antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar en de aanvullende mededeling van punten van bezwaar bevatten enkele argumenten die worden vermeld om op procedurele tekortkomingen in het onderzoek van de Commissie te wijzen.

(25)

In de antwoorden op zowel de mededeling van punten van bezwaar als de aanvullende mededeling van punten van bezwaar wordt aangevoerd dat de Commissie moest uitleggen waarom zij is afgeweken van de toezeggingenprocedure uit hoofde van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1/2003 en in plaats daarvan een mededeling van punten van bezwaar heeft opgesteld. Los van de vraag of de Commissie hiertoe is verplicht, zoals reeds opgemerkt in punt (13) hierboven, heeft de Commissie die redenen in de aanvullende mededeling van punten van bezwaar vermeld.

(26)

In het antwoord op de mededeling van punten van bezwaar wordt aangevoerd dat in de mededeling van punten van bezwaar de motivering en het bewijsmateriaal voor de conclusies met betrekking tot de duur en de geografische omvang van de vermeende inbreuk ontbreken. Deze vermeende tekortkomingen worden in het antwoord een proceduregebrek genoemd. Ik ben niet van mening, zelfs al zou de mededeling van punten van bezwaar in dit opzicht zijn tekortgeschoten, dat deze tekortkomingen van invloed zijn op de daadwerkelijke uitoefening van de procedurele rechten van Google. De mededeling van punten van bezwaar bevat de essentiële elementen die tegen Google worden gebruikt, waaronder de feiten, de karakterisering van die feiten en het bewijsmateriaal waarop de Commissie zich in die fase van de procedure heeft gebaseerd, zodat Google zich effectief kon verdedigen in de administratieve procedure tegen haar (16).

(27)

Ook in haar antwoord op de aanvullende mededeling van punten van bezwaar voert Google aan dat: i) het bewijsmateriaal in de aanvullende mededeling van punten van bezwaar niet naar behoren was beoordeeld en dat de aanvullende mededeling van punten van bezwaar derhalve inbreuk maakte op Google’s recht op een behoorlijk administratief proces; ii) het voorlopige bezwaar of de voorgestelde corrigerende maatregel in de aanvullende mededeling van punten van bezwaar niet naar behoren was uiteengezet en dat de aanvullende mededeling van punten van bezwaar niet voorzag in een juridische beoordeling van het vermelde bewijsmateriaal en derhalve het recht van verdediging van Google schond, en iii) de aanvullende mededeling van punten van bezwaar geen steun bood voor het verhelpen ervan. Ik heb deze argumenten en de mededelingen van punten van bezwaar van de Commissie in deze zaak onderzocht en ik ben tot de conclusie gekomen dat de daadwerkelijke uitoefening van procedurele rechten van Google is gewaarborgd. In de basis zijn de in Google’s argumenten aangehaalde kwesties inhoudelijke aangelegenheden en ik merk op dat deze in het ontwerpbesluit zijn behandeld.

(28)

Google voert in haar antwoord op de aanvullende mededeling van punten van bezwaar tevens aan dat de Commissie aan Google onvoldoende informatieve notulen van vergaderingen met klagers heeft verstrekt. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft echter nooit specifiek voor recht verklaard dat de Commissie verplicht is notulen van vergaderingen of telefoongesprekken op te stellen of beschikbaar te stellen als de Commissie niet voornemens is gebruik te maken van informatie die in die vergaderingen of gesprekken is meegedeeld (17). In het ontwerpbesluit wordt geen gebruik gemaakt van dergelijke informatie. Voorts heeft Google niet gesuggereerd of aangegeven dat enige ontlastende informatie tijdens die vergaderingen of gesprekken is meegedeeld, en heeft zij evenmin het ontlastend bewijsmateriaal gespecificeerd dat werd gezocht als zijnde relevant in deze zaak (18). De Commissie heeft in elk geval beknopte notulen van de vergaderingen en gesprekken opgesteld en ter beschikking gesteld, samen met de namen van de partijen en de behandelde onderwerpen, in een mate die rekening houdt met de bescherming van bedrijfsgeheimen en andere vertrouwelijke informatie. In het kader van de dossiertoegang heeft de Commissie aan Google ook alle documenten verstrekt die door personen of ondernemingen in het kader van deze vergaderingen of telefoongesprekken zijn verschaft.

HET ONTWERPBESLUIT

(29)

Na Google schriftelijk te hebben gehoord, neemt de Commissie in het ontwerpbesluit het standpunt in dat de onderneming bestaande uit Google Inc. en sinds 2 oktober 2015 ook uit Alphabet Inc. door aan haar eigen prijsvergelijkingsdienst op de algemene zoekresultatenpagina’s van Google Inc. een prominentere plaats en betere weergave te geven dan aan concurrerende prijsvergelijkingsdiensten, inbreuk heeft gemaakt op artikel 102 VWEU en artikel 54 van de EER-overeenkomst. Zij gelast de onderneming een einde te maken aan de inbreuk en zich te onthouden van alle praktijken die hetzelfde of een vergelijkbaar doel of effect hebben. Zij legt een geldboete op.

(30)

Overeenkomstig artikel 16, lid 1, van Besluit 2011/695/EU heb ik het ontwerpbesluit onderzocht om te beoordelen of het ontwerpbesluit alleen punten van bezwaar behandelt ten aanzien waarvan de partijen hun standpunten kenbaar hebben kunnen maken. Naar mijn mening is dat het geval.

(31)

Alles in aanmerking genomen, ben ik van oordeel dat de procedurele rechten in deze zaak daadwerkelijk konden worden uitgeoefend.

Brussel, 26 juni 2017.

Joos STRAGIER


(1)  Opgesteld overeenkomstig de artikelen 16 en 17 van Besluit 2011/695/EU van de voorzitter van de Europese Commissie van 13 oktober 2011 betreffende de functie en het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 275 van 20.10.2011, blz. 29) (hierna „Besluit 2011/695/EU” genoemd).

(2)  In volgorde van ontvangst door de Commissie waren deze klachten afkomstig van Infederation Ltd („Foundem”); Ciao GmbH („Ciao”) (na overheveling naar de Commissie door het Bundeskartellamt (Duitsland) overeenkomstig de mededeling van de Commissie betreffende de samenwerking binnen het netwerk van mededingingsautoriteiten (PB C 101 van 27.4.2004, blz. 43); eJustice.fr („eJustice”), een klacht die later is aangevuld en waarbij haar moedermaatschappij 1plusV zich heeft aangesloten; en Verband freier Telefonbuchverleger („VfT”).

(3)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures van de Commissie op grond van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 18).

(5)  Er zijn klachten overgeheveld van het Bundeskartellamt (klachten van Euro-Cities AG („Euro-Cities”); Hot Maps Medien GmbH („Hot Maps”); een gezamenlijke klacht van het Bundesverband Deutscher Zeitungsverleger („BDZV”) en het Verband Deutscher Zeitschriftenverleger („VDZ”), waarvan de klacht later werd aangevuld) en de Autorità della Concorrenza e del Mercato (Italië) (klacht van de heer Sessolo („nntp.it”)).

(6)  In volgorde van ontvangst door de Commissie waren deze klachten afkomstig van Elf B.V. („Elf”); Microsoft Corporation („Microsoft”); La Asociación de Editores de Diarios Españoles („AEDE”); Twenga SA („Twenga”); Streetmap EU Ltd („Streetmap”); Expedia Inc. („Expedia”); Odigeo Group („Odigeo”); TripAdvisor Inc. („TripAdvisor”); een gezamenlijke klacht van Nextag Inc. („Nextag”) en Guenstiger.de GmbH („Guenstiger”); Visual Meta GmbH („Visual Meta”); en het Initiative for a Competitive Online Marketplace („ICOMP”), waarmee deze klacht later werd aangevuld.

(7)  Tevens ontving de Commissie vóór die datum klachten van het Bureau européen des unions de consommateurs AISBL („BEUC”); het Open Internet Project („OIP”), en Deutsche Telekom AG („Deutsche Telekom”). Op of na 27 mei 2014 en vóór 15 april 2015 heeft de Commissie klachten ontvangen van Yelp Inc. („Yelp”); HolidayCheck AG („HolidayCheck”); en Trivago GmbH („Trivago”).

(8)  Er is geen brief op grond van artikel 7, lid 1, naar klagers gezonden op wie een dergelijke brief niet van toepassing was.

(9)  Zie punt 3 hierboven.

(10)  Streetmap en nntp.it. hebben binnen de gestelde termijn geen schriftelijke opmerkingen op de aan hen gerichte brieven op grond van artikel 7, lid 1, gemaakt. Derhalve werden hun klachten overeenkomstig artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 773/2004 geacht te zijn ingetrokken.

(11)  Een dataroom is een beperkte vorm van toegang waarbij gedurende beperkte tijd in een beveiligde ruimte in de gebouwen van de Commissie informatie wordt bekendgemaakt aan een beperkt aantal gespecificeerde adviseurs. Voor die toegang gelden beperkingen en waarborgen om te verhinderen dat vertrouwelijke informatie buiten de dataroom wordt verspreid. Het DG Concurrentie heeft beste praktijken over de openbaarmaking van informatie in datarooms opgesteld en heeft tevens op zijn website volgende documenten gepubliceerd: „Standard Data Room Rules” en „Standard Non-disclosure Agreements for data room procedures”.

(12)  Op of na de datum van de mededeling van punten van bezwaar zijn klachten ontvangen van News Corporation („News Corp”); Tradecomet.com Ltd en Tradecomet LLC (hierna samen „Tradecomet” genoemd); VG Media Gesellschaft zur Verwertung der Urheberund Leistungsschutzrechte von Medienunternehmen mbH („VG Media”); een bijkomende klacht van News Corp; Getty Images Inc. („Getty”); en Promt GmbH („Promt”). Twee klachten, van Microsoft en Ciao, werden ingetrokken.

(13)  Op 19 juli 2016, na een reorganisatie van het werk tussen de raadadviseurs-auditeurs, werd ik in plaats van de heer Wouter Wils de raadadviseur-auditeur in deze zaak.

(14)  Er bestaan geen uitgebreidere notulen van vergaderingen met een anonieme partij. De bewerkte informatie kon de identiteit van deze partij onthullen en ik was van mening dat verdere toegang tot die informatie niet nodig was voor de daadwerkelijke uitoefening van Google’s recht om te worden gehoord.

(15)  De raadadviseur-auditeur heeft als belanghebbende derden toegelaten: Twenga*; MoneySupermarket.com Group PLC („MoneySupermarket”); BEUC*; Organización de Consumidores y Usuarios („OCU”) (OCU heeft later aan de Commissie meegedeeld dat zij niet langer wenste als belanghebbende derde te worden beschouwd en Google is hiervan in kennis gesteld); Company AC; FairSearch Europe („FairSearch”); SARL Acheter moins cher („Acheter moins cher”); SA LeGuide.com („LeGuide”); Kelkoo SAS („Kelkoo”); Getty*; Myriad International Holdings B.V. („MIH”); en de European Technology & Travel Services Association („ETTSA”). De personen met een * hebben daarna een klacht ingediend en zijn van dan af als klagers behandeld.

(16)  Zie onder meer arrest in de zaak Elf Aquitaine/Commissie (T-299/08, EU:T:2011:217, punten 134-136 en aangehaalde rechtspraak).

(17)  Zie bijvoorbeeld het arrest in de zaak Atlantic Container Line e.a./Commissie (T-191/98 en T-212/98 — T-214/98, EU:T:2003:245, punten 351-352).

(18)  Zie arrest in de zaak Atlantic Container Line e.a./Commissie (punt 358).


12.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 9/11


Samenvatting van het besluit van de Commissie

van 27 juni 2017

inzake een procedure op grond van artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 54 van de EER-overeenkomst

(Zaak AT.39740 — Google Search (Shopping))

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 4444)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(2018/C 9/08)

Op 27 juni 2017 heeft de Commissie een besluit vastgesteld inzake een procedure op grond van artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 54 van de EER-overeenkomst. Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad  (1) publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van het besluit, met inbegrip van de opgelegde sancties, rekening houdend met het rechtmatige belang van ondernemingen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen.

1.   INLEIDING

(1)

Het besluit stelt vast dat Google Inc. (hierna „Google” genoemd) door op haar algemene zoekresultatenpagina’s een prominentere plaats en betere weergave te geven aan haar eigen prijsvergelijkingsdienst dan aan concurrerende prijsvergelijkingsdiensten, inbreuk maakt op artikel 102 VWEU en artikel 54 van de EER-overeenkomst. Het besluit gelast Google en haar moedermaatschappij Alphabet Inc. (hierna „Alphabet” genoemd) onmiddellijk een einde te maken aan de inbreuk en legt Alphabet Inc. en Google Inc. een geldboete op wegens misbruik vanaf 1 januari 2008 tot op heden.

(2)

Op 20 juni 2017 en 26 juni 2017 heeft het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1/2003 een gunstig advies uitgebracht over het besluit en over de aan Alphabet en Google opgelegde geldboete.

2.   AFBAKENING VAN DE MARKT EN MACHTSPOSITIE

(3)

In het besluit wordt geconcludeerd dat de relevante productmarkten in deze zaak de markt voor algemene internetzoekdiensten en de markt voor prijsvergelijkingsdiensten zijn.

(4)

Het verlenen van algemene internetzoekdiensten vormt een afzonderlijke productmarkt omdat i) het een economische activiteit is, ii) er slechts een beperkte mate van substitueerbaarheid aan de vraagzijde en een beperkte mate van substitueerbaarheid aan de aanbodzijde is tussen algemene internetzoekdiensten en andere onlinediensten, en iii) deze conclusie niet verandert naargelang de algemene internetzoekdiensten op vaste of mobiele toestellen worden verleend.

(5)

Het verlenen van prijsvergelijkingsdiensten vormt een afzonderlijke relevante productmarkt. Dit komt omdat prijsvergelijkingsdiensten niet onderling verwisselbaar zijn met diensten die worden aangeboden door: i) zoekdiensten die gespecialiseerd zijn in verschillende onderwerpen (bijvoorbeeld vluchten, hotels, restaurants of nieuws); ii) onlinezoekadvertentieplatformen; iii) onlinedetailhandelaren; iv) winkelplatformen; en v) offlineprijsvergelijkingsinstrumenten.

(6)

In het besluit wordt geconcludeerd dat de relevante geografische markten voor algemene internetzoekdiensten en voor prijsvergelijkingsdiensten allemaal een nationaal bereik hebben.

Googles machtspositie op het gebied van algemene internetzoekdiensten

(7)

In het besluit wordt geconcludeerd dat Google sinds 2007 een machtspositie inneemt op alle nationale markten voor algemene internetzoekdiensten in de EER, behalve in Tsjechië, waar Google sinds 2011 een machtspositie bekleedt.

(8)

Deze conclusie is gebaseerd op Googles marktaandelen, het bestaan van belemmeringen voor uitbreiding en toegang, het feit dat multi-homing van gebruikers weinig voorkomt, het bestaan van merkeffecten en het ontbreken van compenserende kopersmacht. De conclusie houdt stand, zelfs indien rekening wordt gehouden met het feit dat algemene internetzoekdiensten kosteloos worden aangeboden, en ongeacht het feit of algemene internetzoekdiensten op vaste toestellen al dan niet een andere markt vormen dan algemene internetzoekdiensten op mobiele toestellen.

3.   MISBRUIK VAN EEN MACHTSPOSITIE

(9)

In het besluit wordt geconcludeerd dat Google op de betrokken markten voor algemene internetzoekdiensten in de EER misbruik maakt door aan haar eigen prijsvergelijkingsdienst op haar algemene zoekresultatenpagina’s een prominentere plaats en betere weergave te geven dan aan concurrerende prijsvergelijkingsdiensten.

(10)

Googles gedrag is onrechtmatig, omdat zij: i) verkeer van concurrerende prijsvergelijkingsdiensten naar haar eigen vergelijkingsdienst verlegt, in die zin dat zij het verkeer van haar algemene zoekresultatenpagina’s naar concurrerende prijsvergelijkingsdiensten doet dalen en het verkeer van haar algemene zoekresultatenpagina’s naar haar eigen prijsvergelijkingsdienst doet stijgen; en ii) waarschijnlijk mededingingsverstorende effecten heeft of deze kan hebben op de nationale markten voor prijsvergelijkingsdiensten en algemene internetzoekdiensten.

Googles gedrag: prominentere plaats en betere weergave op haar algemene zoekresultatenpagina’s voor haar eigen prijsvergelijkingsdienst

(11)

In het besluit wordt uitgelegd hoe Google aan haar eigen prijsvergelijkingsdienst op haar algemene zoekresultatenpagina’s een prominentere plaats en betere weergave geeft dan aan concurrerende prijsvergelijkingsdiensten.

(12)

Ten eerste wordt uitgelegd hoe concurrerende prijsvergelijkingsdiensten op Googles algemene zoekresultatenpagina’s worden geplaatst en weergegeven. Voor wat betreft de plaatsing ervan wordt in het besluit uitgelegd hoe bepaalde specifieke algoritmen de kans vergroten dat concurrerende prijsvergelijkingsdiensten lager op Googles algemene zoekresultatenpagina’s terechtkomen en hoe dit hun zichtbaarheid op Googles algemene zoekresultatenpagina’s heeft beïnvloed. Voor wat betreft de weergave ervan wordt in het besluit uiteengezet in welke vorm de concurrerende prijsvergelijkingsdiensten in Googles algemene zoekresultaten kunnen worden weergegeven.

(13)

Ten tweede wordt uitgelegd hoe Googles eigen prijsvergelijkingsdienst op Googles algemene zoekresultatenpagina’s wordt geplaatst en weergegeven. Voor wat betreft de plaatsing ervan wordt in het besluit uitgelegd dat Googles dienst een prominente plaats krijgt en niet wordt onderworpen aan de specifieke algoritmen die voor concurrerende prijsvergelijkingsdiensten de kans vergroten dat zij lager op Googles algemene zoekresultatenpagina’s terechtkomen. Voor wat betreft de weergave ervan wordt in het besluit uitgelegd dat Googles eigen prijsvergelijkingsdienst met geavanceerde functies bovenaan of bijna bovenaan de eerste algemene zoekresultatenpagina wordt weergegeven, terwijl die functies niet toegankelijk zijn voor concurrerende prijsvergelijkingsdiensten.

Het feit dat Google aan haar eigen prijsvergelijkingsdienst een prominentere plaats en betere weergave geeft, haalt verkeer weg bij concurrerende prijsvergelijkingsdiensten.

(14)

In het besluit wordt eerst de invloed van de plaatsing en weergave van generieke zoekresultaten op het gedrag van de gebruiker geanalyseerd. Uit die analyse blijkt dat gebruikers meer geneigd zijn te klikken op links die zichtbaarder zijn op de algemene zoekresultatenpagina.

(15)

In het besluit wordt vervolgens geanalyseerd hoe het verkeer naar concurrerende prijsvergelijkingsdiensten is geëvolueerd en die analyse bevestigt de bevindingen ten aanzien van het gedrag van gebruikers.

(16)

Ten eerste is er bewijs voor de directe invloed van de rangorde van de generieke zoekresultaten in Google Search op de doorklikpercentages van deze zoekresultaten.

(17)

Ten tweede heeft de Commissie de evolutie van de zichtbaarheid van belangrijke concurrerende prijsvergelijkingsdiensten, zoals berekend door de onafhankelijke onderneming Sistrix, en de evolutie van het generieke zoekverkeer vanuit Google naar deze diensten vergeleken.

(18)

Ten derde blijkt uit bewijsmateriaal in het dossier van de Commissie dat de prominentere plaatsing en betere weergave van Googles prijsvergelijkingsdienst op haar algemene zoekresultatenpagina’s het verkeer naar die dienst heeft doen toenemen.

(19)

Ten vierde blijkt uit bewijsmateriaal in het dossier over de reële evolutie van het verkeer naar Googles prijsvergelijkingsdienst dat hoe prominenter de plaatsing en hoe beter de weergave ervan op Googles algemene zoekresultatenpagina’s, hoe meer het verkeer ernaar toeneemt.

Het generieke zoekverkeer vanuit Googles algemene zoekresultatenpagina’s vertegenwoordigt een groot deel van het verkeer van de concurrerende prijsvergelijkingsdiensten en is moeilijk te vervangen

(20)

In het besluit wordt geconcludeerd dat het generieke zoekverkeer vanuit Googles algemene zoekresultatenpagina’s, d.w.z. de bron van het verkeer dat wordt afgeleid van concurrerende prijsvergelijkingsdiensten, een groot deel van het verkeer naar die diensten vertegenwoordigt.

(21)

In het besluit wordt tevens geconcludeerd dat geen enkele van de bestaande alternatieve bronnen van verkeer die momenteel beschikbaar zijn voor concurrerende prijsvergelijkingsdiensten, met inbegrip van het verkeer vanuit AdWords, mobiele toepassingen en direct verkeer, het generieke zoekverkeer vanuit Googles algemene zoekresultatenpagina’s daadwerkelijk kan vervangen.

Googles gedrag heeft mogelijk mededingingsverstorende effecten

(22)

In het besluit wordt geconcludeerd dat Googles gedrag een aantal mogelijke mededingingsverstorende effecten heeft.

(23)

Ten eerste kan Googles gedrag de markt afschermen voor concurrerende prijsvergelijkingsdiensten, wat tot hogere vergoedingen voor handelaren, hogere prijzen voor consumenten en minder innovatie kan leiden.

(24)

Ten tweede zal Googles gedrag het voor consumenten waarschijnlijk moeilijker maken om toegang te krijgen tot de voor hen relevantste prijsvergelijkingsdiensten.

(25)

Ten derde zou Googles gedrag ook mededingingsverstorende effecten kunnen hebben, als de prijsvergelijkingsdiensten geen afzonderlijke relevante productmarkt, maar een segment van een mogelijk ruimere relevante productmarkt zouden vormen, die zowel prijsvergelijkingsdiensten als winkelplatformen omvat.

Objectieve rechtvaardigingsgronden of efficiëntieverbeteringen

(26)

In het besluit wordt geconcludeerd dat Google geen controleerbaar bewijsmateriaal heeft verschaft dat haar gedrag onmisbaar is om efficiëntieverbeteringen te realiseren en dat er geen minder mededingingsverstorende alternatieven zijn voor het gedrag die voor dezelfde efficiëntieverbeteringen kunnen zorgen. Zij voert evenmin argumenten of bewijzen aan die aantonen dat de waarschijnlijke efficiëntieverbeteringen dankzij het gedrag belangrijker zijn dan de waarschijnlijke nadelen voor de mededinging en het welzijn van de consument op de betrokken markten.

Beïnvloeding van het handelsverkeer

(27)

In het besluit wordt geconcludeerd dat Googles gedrag het handelsverkeer tussen de lidstaten en tussen de overeenkomstsluitende partijen bij de EER-overeenkomst aanzienlijk beïnvloedt.

Duur

(28)

In het besluit wordt geconcludeerd dat de inbreuk op elk van de betrokken nationale markten in de EER heeft plaatsgehad vanaf het ogenblik dat Google haar eigen prijsvergelijkingsdienst op de betrokken markt gunstiger is beginnen behandelen, concreet:

sinds januari 2008 in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk;

sinds oktober 2010 in Frankrijk;

sinds mei 2011 in Italië, Nederland en Spanje;

sinds februari 2013 in Tsjechië; en

sinds november 2013 in Oostenrijk, België, Denemarken, Noorwegen, Polen en Zweden.

Corrigerende maatregelen

(29)

In het besluit wordt geconcludeerd dat Google een einde moet maken aan het misbruik en zich moet onthouden van elke handeling of gedraging die hetzelfde of een vergelijkbaar doel of effect heeft.

(30)

Google heeft 90 dagen te rekenen vanaf de datum van kennisgeving van het besluit om een corrigerende maatregel te nemen die daadwerkelijk een einde stelt aan het misbruik.

4.   GELDBOETE

(31)

De aan Alphabet Inc. en Google Inc. opgelegde geldboete voor het misbruik wordt berekend op basis van de beginselen die zijn uiteengezet in de richtsnoeren betreffende de berekening van geldboeten van 2006 op grond van artikel 23, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1/2003. In het besluit wordt geconcludeerd dat het definitieve bedrag van de aan Alphabet Inc. en Google Inc. opgelegde geldboete 2 424 495 000 EUR bedraagt.


(1)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).


V Bekendmakingen

BESTUURLIJKE PROCEDURES

Europese Commissie

12.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 9/15


OPROEP TOT HET INDIENEN VAN VOORSTELLEN (2018)

MONOPROGRAMMA’S

Subsidies voor voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad

(2018/C 9/09)

1.   Achtergrond en doel van de oproep tot het indienen van voorstellen

1.1.   Voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten

Op 22 oktober 2014 hebben het Europees Parlement en de Raad Verordening (EU) nr. 1144/2014 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad (1) vastgesteld. Deze verordening wordt aangevuld door Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1829 van de Commissie (2) en de in Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1831 van de Commissie (3) vastgestelde toepassingsbepalingen.

De algemene doelstelling van de voorlichtings- en afzetbevorderingsacties is het versterken van het concurrentievermogen van de landbouwsector van de Unie.

De specifieke doelstellingen van de voorlichtings- en afzetbevorderingsacties zijn:

a)

meer bekendheid geven aan de voordelen van de landbouwproducten van de Unie en de hoge normen die aan de productiemethoden in de Unie worden gesteld;

b)

het concurrentievermogen en de consumptie van landbouwproducten en bepaalde levensmiddelen uit de Unie vergroten en het profiel ervan zowel binnen als buiten de Unie verhogen;

c)

de bekendheid met en erkenning van kwaliteitsregelingen van de Unie verhogen;

d)

het marktaandeel van landbouwproducten en bepaalde levensmiddelen uit de Unie uit te breiden, met specifieke aandacht voor de markten in derde landen die het grootste groeipotentieel bieden;

e)

de normale marktomstandigheden herstellen in geval van ernstige marktverstoringen, verlies van vertrouwen bij de consument of andere specifieke problemen.

1.2.   Het werkprogramma van de Commissie voor 2018

In het Werkprogramma van de Commissie voor 2018, dat op 15 november 2017 bij uitvoeringsbesluit (4) is goedgekeurd, worden de details vastgesteld voor de toekenning van cofinanciering en de prioriteiten voor mono- en multiprogramma’s op de interne markt en in derde landen. Het is beschikbaar op het volgende adres:

http://ec.europa.eu/agriculture/promotion/annual-work-programmes/2018/index_en.htm

1.3.   Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding

Het Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding (Consumers, Health, Agriculture and Food Executive Agency — hierna „het Chafea” genoemd) is door de Europese Commissie belast met het beheer van bepaalde delen van de voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen, met inbegrip van de bekendmaking van oproepen tot het indienen van voorstellen en de evaluatie van aanvragen voor monoprogramma’s.

1.4.   Deze oproep tot het indienen van voorstellen

Deze oproep tot het indienen van voorstellen betreft de uitvoering van monoprogramma’s in het kader van punt 1.2.1.1 (acties in het kader van de thematische prioriteit 1: monoprogramma’s op de interne markt) en 1.2.1.2 (acties in het kader van de thematische prioriteit 2: monoprogramma’s in derde landen) van bijlage I bij het werkprogramma voor 2018.

2.   Doelstelling(en) — Thema(’s) — Prioriteiten

De punten 1.2.1.1 en 1.2.1.2 van bijlage I bij het werkprogramma voor 2018 bevatten de thematische prioriteiten voor acties die in aanmerking komen voor cofinanciering in het kader van deze oproep tot het indienen van voorstellen (zie ook punt 6.2 inzake subsidiabele activiteiten hieronder). In antwoord op deze oproep ingediende aanvragen moeten onder een van de zes in de desbetreffende artikelen van het werkprogramma genoemde thema’s vallen, anders komen zij niet voor financiering in aanmerking. Aanvragers mogen verscheidene aanvragen voor verschillende projecten in het kader van hetzelfde prioritaire thema indienen. Aanvragers mogen bovendien verscheidene aanvragen voor verschillende projecten in het kader van verschillende thematische prioriteiten of thema’s indienen.

3.   Tijdschema

De termijn voor indiening van voorstellen is 12 april 2018, 17:00 uur MET (Midden-Europese Tijd)

 

Fase/Termijn

Datum en tijd of indicatieve periode

a)

Publicatie van de oproep tot het indienen van voorstellen

12.1.2018

b)

Uiterste datum voor indiening van niet-IT-gerelateerde vragen

29.3.2018, 17:00 uur (MET)

c)

Uiterste datum voor beantwoording van niet-IT-gerelateerde vragen

5.4.2018, 17:00 uur (MET)

d)

Uiterste datum voor indiening van aanvragen

12.4.2018, 17:00 uur (MET)

e)

Evaluatieperiode

april — augustus 2018

f)

Besluit van de Commissie

oktober 2018

g)

Kennisgeving aan de aanvragers door de lidstaten

oktober 2018

h)

Fase voor aanpassing van de subsidie

oktober 2018 — januari 2019

i)

Ondertekening van de subsidieovereenkomst door de lidstaten en begunstigden

< januari 2019

j)

Startdatum van de actie

> 1.1.2019

4.   Beschikbare begrotingsmiddelen

Het totaal van de begrotingsmiddelen die in het kader van deze oproep voor de cofinanciering van acties worden geoormerkt, is 95 000 000 EUR. De indicatieve beschikbare middelen per thema staan in de tabel „Subsidiabele activiteiten” in punt 6.2 hieronder.

Dit bedrag is afhankelijk van de beschikbaarheid van de kredieten die zijn opgenomen in de algemene begroting van de EU voor 2019 na de vaststelling daarvan door de begrotingsautoriteit van de EU of zoals voorzien in de voorlopige twaalfden. Dit bedrag is tevens afhankelijk van de beschikbaarheid van kredieten voor de volgende drie jaar, rekening houdend met feit dat de kredieten niet-gesplitst zijn.

De Commissie behoudt zich het recht voor niet alle beschikbare middelen toe te wijzen.

5.   Ontvankelijkheidsvereisten

Aanvragen moeten uiterlijk op de in punt 3 bedoelde uiterste indieningsdatum worden verstuurd.

De aanvragen moeten door de coördinator worden ingediend via het deelnemersportaal (elektronisch indieningssysteem beschikbaar op: https://ec.europa.eu/research/participants/portal/desktop/en/opportunities/agrip/index.html).

Indien niet aan de bovenstaande vereisten is voldaan, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

Voorstellen mogen in elke officiële taal van de Europese Unie worden ingediend. Bij het opstellen van hun voorstellen moeten de aanvragers er evenwel rekening mee houden dat de subsidieovereenkomsten door de lidstaten zullen worden beheerd. Daarom worden de aanvragers aangemoedigd hun voorstel in te dienen in de taal (talen) van de lidstaat van oorsprong van de indienende organisatie(s), tenzij de betrokken lidstaat heeft ingestemd met de ondertekening van de subsidieovereenkomst in het Engels (5). Ter vergemakkelijking van de evaluatie van de voorstellen door onafhankelijke deskundigen, die technische input bieden voor de evaluatie, verdient het aanbeveling een Engelse vertaling van het technische deel van het voorstel (deel B) bij het voorstel te voegen indien het in een andere officiële taal van de EU is geschreven.

6.   Subsidiabiliteitscriteria

6.1.   Subsidiabele aanvragers

De voorstellen voor monoprogramma’s kunnen enkel worden ingediend door rechtspersonen of andere entiteiten zonder rechtspersoonlijkheid krachtens het toepasselijke nationale recht, op voorwaarde dat hun vertegenwoordigers bevoegd zijn namens de entiteit juridische verbintenissen aan te gaan en zij, wat de bescherming van de financiële belangen van de Unie betreft, gelijkwaardige garanties bieden als rechtspersonen als bedoeld in artikel 131, lid 2, van Verordening (Euratom, EU) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (6) (hierna „Financieel Reglement” genoemd).

Meer in het bijzonder komen in aanmerking aanvragers van de volgende organisaties en instanties als bedoeld in artikel 7, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1144/2014:

i)

beroeps- of brancheorganisaties die gevestigd zijn in een lidstaat en representatief zijn voor de betrokken sector of sectoren in die lidstaat, en in het bijzonder de brancheorganisaties als bedoeld in artikel 157 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad (7) en groeperingen als gedefinieerd in artikel 3, punt 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (8), op voorwaarde dat zij representatief zijn voor de benaming die krachtens de laatstgenoemde verordening beschermd is en welke onder dat programma valt;

ii)

producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties als bedoeld in de artikelen 152 en 156 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 die door een lidstaat zijn erkend; of

iii)

instanties van de agrovoedingssector die als doelstelling hebben het verstrekken van voorlichting over en het bevorderen van de afzet van landbouwproducten en waaraan de lidstaten een duidelijk omschreven taak van openbare dienstverlening op dit gebied hebben toevertrouwd; zij moeten minstens twee jaar voordat de in artikel 8, lid 2, bedoelde oproep tot het indienen van voorstellen wordt uitgeschreven, wettelijk gevestigd zijn in de desbetreffende lidstaat.

De hierboven genoemde organisaties mogen een voorstel indienen mits zij representatief zijn voor de sector of het product waarop het voorstel betrekking heeft overeenkomstig de voorwaarden in artikel 1, lid 1 of lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1829, te weten:

i)

een beroeps- of brancheorganisatie die is gevestigd in een lidstaat, als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1144/2014, wordt geacht representatief te zijn voor de sector waarop het programma betrekking heeft:

wanneer zij in de betrokken lidstaat ten minste 50 % van het totaal aantal producenten vertegenwoordigt, of 50 % van het volume of de waarde van de verhandelbare productie van het (de) betrokken product(en) of de betrokken sector; of

wanneer het gaat om een door de lidstaat overeenkomstig artikel 158 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 of artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad (9) erkende brancheorganisatie;

ii)

een in artikel 7, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1144/2014 bedoelde groepering als gedefinieerd in artikel 3, punt 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 wordt geacht representatief te zijn voor de benaming die krachtens de laatstgenoemde verordening beschermd is en onder dat programma valt, wanneer deze groepering ten minste 50 % van het volume of de waarde van de verhandelbare productie van het (de) product(en) met de beschermde benaming vertegenwoordigt;

iii)

een producentenorganisatie of een unie van producentenorganisaties als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 1144/2014 wordt geacht representatief te zijn voor het (de) product(en) of de sector waarop het programma betrekking heeft, wanneer ze erkend is door de lidstaat overeenkomstig artikel 154 of artikel 156 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 of artikel 14 van Verordening (EU) nr. 1379/2013;

iv)

een instantie van de agrovoedingssector als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder d), van Verordening (EU) nr. 1144/2014 wordt geacht representatief te zijn voor de sector(en) waarop het programma betrekking heeft via vertegenwoordigers van dat product (die producten) of die sector bij haar leden.

In afwijking van de bovengenoemde punten i) en ii), mogen lagere drempels worden aanvaard indien de indienende organisatie in haar voorstel aantoont dat er bijzondere omstandigheden zijn, onder meer via gegevens over de marktstructuur, die een grond zijn om haar als representatief voor het (de) betrokken product(en) of de betrokken sector te behandelen.

Voorstellen mogen worden ingediend door een of meer organisaties die in dezelfde EU-lidstaat gevestigd zijn.

Enkel aanvragen van in EU-lidstaten gevestigde entiteiten komen in aanmerking.

Voor aanvragers uit het Verenigd Koninkrijk: wees u ervan bewust dat u gedurende de gehele looptijd van de subsidie aan de subsidiabiliteitscriteria moet voldoen. Wanneer het Verenigd Koninkrijk tijdens de looptijd van de subsidie de EU verlaat zonder een overeenkomst te hebben gesloten met de EU waarin expliciet wordt vastgelegd dat aanvragers uit het Verenigd Koninkrijk in aanmerking blijven komen, zal de EU-subsidie aan u worden stopgezet (terwijl u waar mogelijk blijft deelnemen) of zult u het project moeten verlaten op grond van artikel 34, lid 3, van de subsidieovereenkomst.

Niet-subsidiabele entiteiten: aanvragers die al financiering van de Unie ontvangen voor dezelfde voorlichtings- en afzetbevorderingsacties die deel uitmaken van hun voorstel(len) komen niet in aanmerking voor financiering van de Unie voor die acties uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1144/2014.

Om de subsidiabiliteit van de aanvrager te kunnen beoordelen, moeten de volgende bewijsstukken worden ingediend:

privaatrechtelijke entiteit: uittreksel uit het staatsblad, kopie van de statuten, of uittreksel uit het handels- of verenigingenregister;

publiekrechtelijke entiteit: kopie van de verordening of het besluit tot oprichting van het overheidsbedrijf, of ander officieel document tot oprichting van de publiekrechtelijke entiteit;

entiteit zonder rechtspersoonlijkheid: documenten die aantonen dat de vertegenwoordiger(s) van de entiteit bevoegd is (zijn) namens de entiteit juridische verbintenissen aan te gaan;

Daarnaast wordt alle aanvragers verzocht relevante documentatie over te leggen waaruit blijkt dat de aanvrager voldoet aan de in artikel 1 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1829 vastgestelde representativiteitscriteria.

6.2.   Subsidiabele acties en activiteiten

De voorstellen moeten voldoen aan de in bijlage II bij het jaarlijkse werkprogramma opgenomen subsidiabiliteitscriteria, namelijk:

a)

de voorstellen kunnen enkel op in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1144/2014 opgenomen producten en regelingen betrekking hebben;

b)

de voorstellen moeten ervoor zorgen dat de acties worden uitgevoerd door uitvoeringsinstanties als bedoeld in artikel 13 van Verordening (EU) nr. 1144/2014. Bij de selectie van uitvoeringsinstanties moeten de indienende organisaties rekening houden met de kosteneffectiviteit en de afwezigheid van belangenconflicten (zie artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1829). De indienende organisatie moet zich ertoe verbinden de met de uitvoering van het programma belaste instantie uiterlijk vóór de ondertekening van de subsidieovereenkomst te selecteren (zie artikel 10 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1831);

c)

indien een indienende organisatie voorstelt bepaalde delen van het voorstel zelf uit te voeren, moet zij ervoor zorgen dat de kosten van de maatregelen die zij voornemens is zelf uit te voeren niet hoger zijn dan de gangbare markttarieven;

d)

de voorstellen moeten in overeenstemming zijn met de regelgeving van de Unie die van toepassing is op de betrokken producten en de afzet daarvan, en moeten van aanzienlijke omvang zijn, een Uniedimensie hebben en in overeenstemming zijn met alle andere bepalingen van artikel 3, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1829;

e)

indien een uitgedragen boodschap informatie bevat over de effecten op de gezondheid, moeten de voorstellen in overeenstemming zijn met de regels als bedoeld in artikel 3, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1829;

f)

indien in het voorstel wordt voorgesteld om oorsprongen of handelsmerken te vermelden, moet het voldoen aan de regels als bedoeld in hoofdstuk II van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1831.

Voor aanvragers die voorstellen indienen die op het Verenigd Koninkrijk zijn gericht: wees u ervan bewust dat een vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie kan leiden tot wijzigingen in de uitvoering van de programma’s.

Ten behoeve van de beoordeling van de subsidiabiliteit van de geplande activiteiten moet de volgende informatie worden verstrekt:

voorstellen die betrekking hebben op nationale kwaliteitsregelingen moeten documentatie of een verwijzing naar voor iedereen toegankelijke bronnen verstrekken die aantonen dat de kwaliteitsregeling door de lidstaat is erkend;

voorstellen die zich richten op de interne markt en een boodschap uitdragen betreffende goede eetgewoonten of verantwoord alcoholgebruik moeten beschrijven hoe het voorgestelde programma en zijn boodschap(pen) aansluiten bij de nationale voorschriften op het gebied van volksgezondheid in de lidstaat waar het programma zal worden uitgevoerd. De motivering moet verwijzingen of documentatie ter staving van de bewering bevatten.

Voorts moet een voorstel ook in overeenstemming zijn met een van de in het werkprogramma 2018 opgenomen thematische prioriteiten voor monoprogramma’s. Hieronder staan uittreksels uit het werkprogramma 2018 waarin de zes thema’s worden omschreven waarvoor aanvragen kunnen worden ingediend. De tekst bevat een beschrijving van het thema, het uitgetrokken bedrag, de doelstellingen en de verwachte resultaten.

Acties in het kader van thematische prioriteit 1: monoprogramma’s op de interne markt

Thema’s

Totaal uitgetrokken bedrag

Jaarprioriteiten, doelstellingen en verwachte resultaten

Thema 1 — Voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s die gericht zijn op het verhogen van de bekendheid met en de erkenning van kwaliteitsregelingen van de Unie zoals omschreven in artikel 5, lid 4, onder a), b) en c), van Verordening (EU) nr. 1144/2014

11 000 000 EUR

De doelstelling is de bekendheid met en de erkenning van kwaliteitsregelingen van de Unie te verhogen:

a)

kwaliteitsregelingen: beschermde oorsprongsbenaming (BOB), beschermde geografische aanduiding (BGA), gegarandeerde traditionele specialiteit (GTS) en facultatieve kwaliteitsaanduidingen

b)

biologische productiewijze

c)

het logo van kwaliteitsproducten van de landbouw die specifiek zijn voor de ultraperifere gebieden van de Unie.

 

 

Op kwaliteitsregelingen van de Unie gerichte informatie- en afzetbevorderingsprogramma’s moeten een belangrijke prioriteit op de interne markt zijn aangezien zulke regelingen consumenten garanties bieden inzake de kwaliteit en kenmerken van het product of het gevolgde productieproces, meerwaarde voor de betrokken producten creëren en de marktkansen ervan vergroten.

 

 

Een van de verwachte resultaten is dat meer Europese consumenten het bij de kwaliteitsregelingen van de Unie horende logo zullen herkennen, wetende dat volgens een speciale Eurobarometerenquête (nr. 440), slechts 20 % van de Europese consumenten de logo’s van producten met een beschermde oorsprongsbenaming (BOB), 17 % voor een beschermde geografische aanduiding (BGA) en 15 % voor de gegarandeerde traditionele specialiteit (GTS) — de voornaamste kwaliteitsregelingen van de Unie — herkent. Bovendien herkent slechts 23 % van de Europese consumenten het EU-logo van biologische landbouw. Het verwachte eindresultaat is dat het concurrentievermogen en de consumptie van de in het kader van een kwaliteitsregeling van de Unie geregistreerde landbouwproducten en levensmiddelen worden vergroot, het profiel ervan wordt verhoogd en het marktaandeel ervan wordt uitgebreid.

Thema 2 — Voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s om de aandacht te vestigen op de specifieke kenmerken van de landbouwmethoden in de Unie en de kenmerken van de Europese landbouwproducten en levensmiddelen, en op kwaliteitsregelingen zoals omschreven in artikel 5, lid 4, onder d), van Verordening (EU) nr. 1144/2014

7 000 000 EUR

De doelstelling is de aandacht te vestigen op ten minste een van de specifieke kenmerken van de landbouwproductiemethoden van de Unie uit het oogpunt van met name voedselveiligheid, traceerbaarheid, authenticiteit, etikettering, aspecten betreffende voedingswaarde en gezondheid (met inbegrip van goede eetgewoonten en verantwoord gebruik van in aanmerking komende alcoholische dranken), dierenwelzijn, milieuzorg en duurzaamheid en op de kenmerken van landbouwproducten en levensmiddelen, met name uit het oogpunt van hun kwaliteit, smaak, verscheidenheid of tradities.

 

 

Het verwachte eindresultaat is dat de kennis van de consument over de voordelen van de landbouwproducten van de Unie toeneemt en dat het concurrentievermogen en de consumptie van de landbouwproducten en levensmiddelen van de Unie worden vergroot, het profiel ervan wordt verhoogd en het marktaandeel ervan wordt uitgebreid.

Thema 3 — Voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s om de aandacht te vestigen op het duurzame aspect van de productie van schapen- en geitenvlees (*1)

2 000 000 EUR

De sector schapen- en geitenvlees is een bijzonder kwetsbare sector: de consumptie van schapen- en geitenvlees is aan het dalen en ondervindt hevige concurrentie van goedkopere invoer.

 

 

De doelstelling is de aandacht vestigen op het duurzame aspect van de sector schapen- en geitenvlees, die een van de meest extensieve veeteeltsystemen heeft en een belangrijke rol speelt in natuurbescherming en het behoud van biodiversiteit. Kleine kuddes herkauwers begrazen circa 80 % van de gebieden met natuurlijke handicaps in de EU en spelen een actieve rol in het levensonderhoud van de plattelandsbevolking en het behoud van gras- en weideland. Acties zullen de aandacht vestigen op de milieuduurzaamheid van de productie, en nadruk leggen de positieve rol voor klimaatactie en het milieu.

 

 

De acties kunnen bijvoorbeeld toelichten hoe het product of de producten in kwestie en hun productiemethod(en) bijdragen aan: beperking van de klimaatverandering (bv. terugdringing van de uitstoot van broeikasgassen) en/of aanpassing aan de klimaatverandering; biodiversiteit, natuurbehoud en duurzaam gebruik (bv. landschapsbescherming, genetische hulpbronnen); duurzaam waterbeheer (bv. efficiënt watergebruik, vermindering van nutriënten en pesticiden); duurzaam bodembeheer (bv. erosiebeheersing, nutriëntenbalans, voorkomen van verzuring en verzilting). Ook kan aandacht worden gevestigd op de actieve rol die de extensieve schapen- en geitenteelt speelt in het levensonderhoud van de plattelandsbevolking en het behoud van grasland en/of transhumanceweidegronden.

 

 

Het verwachte eindresultaat is dat de kennis van de consument over de voordelen van de landbouwproducten van de Unie toeneemt en dat het concurrentievermogen en de consumptie van de landbouwproducten en levensmiddelen van de Unie worden vergroot, het profiel ervan wordt verhoogd en het marktaandeel ervan wordt uitgebreid.

Acties in het kader van thematische prioriteit 2: monoprogramma’s in derde landen

Aanvragers kunnen voor achtergrondinformatie punt 1.2.1.2 van bijlage 1 bij het werkprogramma raadplegen.

Thema’s

Totaal uitgetrokken bedrag

Jaarprioriteiten, doelstellingen en verwachte resultaten

Thema 4 — Voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s gericht op een of meer van de volgende landen: China (met inbegrip van Hongkong en Macau), Japan, Zuid-Korea, Taiwan, Zuidoost-Aziatische regio of Zuid-Azië (*2)

26 250 000 EUR

De voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s zijn op een of meer van de bij het corresponderende thema aangewezen landen gericht.

De doelstellingen van deze programma’s zijn in overeenstemming met de algemene en specifieke doelstellingen van artikel 2 en 3 van Verordening (EU) nr. 1144/2014.

Het verwachte eindresultaat is dat het concurrentievermogen en de consumptie van de landbouwproducten en levensmiddelen van de Unie worden vergroot, het profiel ervan wordt verhoogd en het marktaandeel ervan in de betrokken landen wordt uitgebreid.

Thema 5 — Voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s gericht op een of meer van de volgende landen: Canada, VS, Mexico of Colombia

22 500 000 EUR

Thema 6 — Voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s gericht op andere geografische gebieden

26 250 000 EUR

Indien een organisatie zich op verschillende van de prioritaire regio’s in derde landen wil richten, moet zij meerdere aanvragen indienen (één aanvraag per thema) of een aanvraag indienen in het kader van het thema „Voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s gericht op andere geografische gebieden”. Dit thema heeft betrekking op de geografische gebieden die niet bij thema 4 en thema 5 zijn vermeld, maar het kan ook een combinatie van verschillende bij thema 4 en thema 5 opgenomen prioritaire regio’s betreffen.

Soorten subsidiabele activiteiten

Voorlichtings- en afzetbevorderingsacties kunnen met name uit de volgende activiteiten bestaan, die subsidiabel zijn in het kader van deze oproep:

1.

Projectbeheer

2.

Public relations

PR-activiteiten

Persevenementen

3.

Website, sociale media

Opzetten, bijwerken en onderhoud van website

Sociale media (accounts opzetten, geregeld berichten posten)

Andere (mobiele apps, platforms voor e-leren, webinars enz.)

4.

Reclame

Gedrukte reclame

Televisie

Radio

Online

Buitenreclame

In de bioscoop

5.

Communicatie-instrumenten

Publicaties, mediakits, promotiemateriaal

Promotiefilms

6.

Evenementen

Stands op beurzen

Seminars, workshops, b2b-meetings, op de handel of horeca gerichte opleidingen, activiteiten in scholen

Restaurantweken

Sponsoring van evenementen

Studiereizen naar Europa

7.

Promotie in verkooppunten

Proeverijdagen

Andere: promotie in publicaties van detailhandelaren, reclame in verkooppunten

Proeverijen en uitdelingen van monsters zijn niet toegestaan in het kader van campagnes over verantwoorde drinkpatronen die op de interne markt worden uitgevoerd; deze activiteiten zijn echter acceptabel wanneer ze dienen ter aanvulling en ondersteuning van de voorlichting over kwaliteitsregelingen en biologische productiemethoden.

Uitvoeringsperiode

De gecofinancierde actie (voorlichtings-/afzetbevorderingsprogramma’s) wordt uitgevoerd gedurende een periode van minimaal één jaar en maximaal drie jaar.

In de voorstellen moet de looptijd van de actie worden gespecificeerd.

7.   Uitsluitingscriteria  (10)

7.1.   Uitsluiting van deelname

Aanvragers die zich in een van de uitsluitingssituaties bevinden, worden van deelname aan de procedure van de oproep tot het indienen van voorstellen uitgesloten, d.w.z. wanneer:

a)

de marktdeelnemer failliet is, onderworpen aan insolventie- of liquidatieprocedures, zijn activa worden beheerd door een curator of een gerecht, hij een regeling met schuldeisers heeft getroffen, zijn werkzaamheden zijn gestaakt of hij in een andere vergelijkbare toestand verkeert als gevolg van een soortgelijke procedure uit hoofde van nationale wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen;

b)

in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de marktdeelnemer niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen tot betaling van belastingen of socialezekerheidsbijdragen volgens het recht van het land waar hij is gevestigd, van het land waar de aanbestedende dienst is gevestigd, dan wel van het land waar de overeenkomst wordt uitgevoerd;

c)

in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de marktdeelnemer een ernstige beroepsfout heeft gemaakt doordat hij de toepasselijke wet- of regelgeving of de ethische normen van de beroepsgroep waartoe hij behoort, heeft overtreden of doordat hij onrechtmatig gedrag heeft vertoond dat invloed heeft op zijn professionele geloofwaardigheid wanneer sprake is van kwaad opzet of grove nalatigheid, met name bijvoorbeeld:

i)

op frauduleuze of nalatige wijze afleggen van valse verklaringen met betrekking tot de informatie die wordt verlangd voor de verificatie van de afwezigheid van gronden voor uitsluiting of de vervulling van selectiecriteria of bij de uitvoering van een overeenkomst;

ii)

sluiten van een contract met andere marktdeelnemers met als doel de mededinging te vervalsen;

iii)

schenden van intellectuele-eigendomsrechten;

iv)

pogen het besluitvormingsproces van de aanbestedende dienst tijdens de aanbestedingsprocedure te beïnvloeden;

v)

pogen vertrouwelijke informatie te verkrijgen die hem onrechtmatige voordelen kan opleveren in de aanbestedingsprocedure;

d)

in een definitieve rechterlijke beslissing is vastgesteld dat de marktdeelnemer zich schuldig heeft gemaakt aan een van de volgende feiten:

i)

fraude in de zin van artikel 1 van de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, vastgesteld bij akte van de Raad van 26 juli 1995 (11);

ii)

corruptie, als omschreven in artikel 3 van de Overeenkomst ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn, vastgesteld bij akte van de Raad van 26 mei 1997 (12), en in artikel 2, lid 1, van Kaderbesluit 2003/568/JBZ van de Raad (13), alsook corruptie als omschreven in het recht van het land waar de aanbestedende dienst is gevestigd, het land waar de marktdeelnemer is gevestigd, dan wel het land waar de overeenkomst wordt uitgevoerd;

iii)

deelneming aan een criminele organisatie in de zin van artikel 2 van Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad (14);

iv)

witwassen van geld of financiering van terrorisme in de zin van artikel 1 van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (15);

v)

terroristische misdrijven of strafbare feiten in verband met terroristische activiteiten in de zin van respectievelijk artikel 1 en artikel 3 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad (16), dan wel uitlokking van, medeplichtigheid aan of poging tot het plegen van zodanig misdrijf of strafbaar feit, als bedoeld in artikel 4 van genoemd besluit;

vi)

kinderarbeid en andere vormen van mensenhandel in de zin van artikel 2 van Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (17);

e)

de marktdeelnemer aanzienlijk is tekortgeschoten in de nakoming van belangrijke verplichtingen bij de uitvoering van een uit de begroting gefinancierde opdracht, hetgeen tot vroegtijdige beëindiging ervan of tot oplegging van een schadevergoeding of andere contractuele sancties heeft geleid, of na toetsen, audits of onderzoek door een ordonnateur, OLAF of de Rekenkamer aan het licht is gekomen;

f)

in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de marktdeelnemer een onregelmatigheid in de zin van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad (18) heeft begaan.

7.2.   Uitsluiting van toekenning

Een aanvrager wordt van de toekenning van cofinanciering uitgesloten indien hij in de loop van de subsidietoekenningsprocedure onder een van de in artikel 107 van het Financieel Reglement beschreven acties valt:

a)

hij verkeert in een uitsluitingssituatie die overeenkomstig artikel 106 van het Financieel Reglement is vastgesteld;

b)

hij heeft valse verklaringen afgelegd in de inlichtingen die worden verlangd als voorwaarde voor deelname aan de procedure, of hij heeft die inlichtingen niet verstrekt in het kader van de subsidietoekenningsprocedure.

Om aan te tonen dat de uitsluitingscriteria zijn nageleefd, moet de coördinator het desbetreffende vakje aankruisen wanneer hij zijn onlineaanvraag indient. Indien zij worden geselecteerd voor cofinanciering moeten alle begunstigden (in geval van een subsidie voor meerdere begunstigden) een verklaring op erewoord ondertekenen waarin wordt gecertificeerd dat zij niet verkeren in een van de in artikel 106, leden 1 en 2, en artikelen 107 en 108 van het Financieel Reglement bedoelde situaties. De aanvragers moeten de instructies in het deelnemersportaal volgen.

8.   Selectiecriteria

8.1.   Financiële draagkracht

Aanvragers moeten over stabiele en toereikende financieringsbronnen beschikken om hun activiteiten gedurende de hele looptijd van de actie te kunnen uitvoeren en deel te nemen in de financiering ervan.

De financiële draagkracht van alle aanvragers zal worden beoordeeld overeenkomstig de vereisten van het Financieel Reglement (Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012). Deze beoordeling wordt niet uitgevoerd indien:

de door de aanvrager gevraagde EU-bijdrage 60 000 EUR of minder bedraagt;

de aanvrager een publiekrechtelijk orgaan is.

De bewijsstukken die bij de onlineaanvraag moeten worden gevoegd om de beoordeling van de financiële draagkracht mogelijk te maken, omvatten:

de jaarrekeningen (met inbegrip van de balans en de resultatenrekening) voor het laatste afgesloten boekjaar (voor nieuw opgerichte entiteiten mag het bedrijfsplan worden ingediend ter vervanging van bovengenoemde documenten);

een ingevuld formulier financiële levensvatbaarheid met een samenvatting van de nodige gegevens van de jaarrekeningen, als hulp bij de beoordeling van de financiële draagkracht van de aanvrager.

Verder voor een coördinator of een andere begunstigde die een EU-bijdrage van 750 000 EUR of meer (drempel per begunstigde) vraagt:

een auditverslag van een erkende externe accountant waarin de rekeningen voor het laatste beschikbare boekjaar worden goedgekeurd. Deze bepaling is niet van toepassing op overheidsinstanties.

8.2.   Operationele capaciteit

De aanvragers moeten beschikken over de vereiste beroepsbekwaamheden en -kwalificaties om het programma te voltooien.

Aanvragers moeten aantonen dat te minste één natuurlijk persoon die werkzaam is ingevolge een arbeidsovereenkomst met de aanvrager, of is toegewezen aan de actie op grond van een soortgelijke aanstelling, detachering tegen betaling of een ander soort rechtstreekse overeenkomst (bv. met betrekking tot de verlening van diensten), zal worden aangesteld als projectleider. De projectleider moet minstens drie jaar ervaring in projectbeheer hebben. Ten bewijze daarvan moet de volgende informatie worden verstrekt in de bijlage „Aanvullende informatie”:

Curriculum Vitae (kwalificaties en professionele ervaring) van het personeel van de aanvrager dat primair verantwoordelijk is voor het beheer en de uitvoering van de voorgestelde actie, in te vullen in de Europass-template (19).

Een verklaring van de voorgestelde projectleider dat hij/zij beschikbaar zal zijn voor de totale duur van de voorgestelde actie.

In gevallen waarin indienende organisaties voorstellen bepaalde onderdelen van het voorstel zelf uit te voeren, moet bewijs worden gegeven dat zij ten minste drie jaar ervaring hebben met het uitvoeren van voorlichtings- en afzetbevorderingsacties. Ten bewijze daarvan moet de volgende informatie worden verstrekt in de bijlage „Aanvullende informatie”:

het activiteitenverslag van de indienende organisatie(s) of een beschrijving van de in verband met de activiteiten verrichte werkzaamheden die in aanmerking komen voor cofinanciering zoals bedoeld onder punt 6 hierboven.

9.   Toekenningscriteria

Deel B van de aanvraag dient om het voorstel te beoordelen aan de hand van de toekenningscriteria.

In de aanvragen moet een efficiënte beheersstructuur worden gepresenteerd en een duidelijke en nauwkeurige beschrijving van de strategie en verwachte resultaten worden gegeven.

De inhoud van elk voorstel zal worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria en subcriteria:

Criteria

Maximaal aantal punten

Vereist minimum

1.

Uniedimensie

20

14

2.

Kwaliteit van het technische voorstel

40

24

3.

Kwaliteit van het projectbeheer

10

6

4.

Begroting en kosteneffectiviteit

30

18

TOTAAL

100

62

Voorstellen met een score onder de hierboven vermelde totale en/of afzonderlijke minima worden afgewezen.

De volgende subcriteria moeten in aanmerking worden genomen bij de beoordeling van elk van de belangrijkste toekenningscriteria:

1.

Uniedimensie:

a)

Relevantie van de voorgestelde voorlichtings- en afzetbevorderingsmaatregelen voor de in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1144/2014 vermelde algemene en specifieke doelstellingen, voor de in artikel 3 van genoemde verordening vermelde doelen, alsook voor de prioriteiten, doelstellingen en verwachte resultaten die zijn aangekondigd in het kader van de toepasselijke thematische prioriteit;

b)

Unieboodschap van de campagne;

c)

Impact van het project op het niveau van de Unie.

2.

Kwaliteit van het technische voorstel

a)

Kwaliteit en relevantie van de marktanalyse;

b)

Samenhang tussen programmastrategie, doelstellingen en kernboodschappen;

c)

Passende keuze van activiteiten in het licht van de doelstellingen en programmastrategie, adequate communicatiemix, synergie tussen de activiteiten;

d)

Beknopte beschrijving van de activiteiten en te bereiken resultaten;

e)

Kwaliteit van de voorgestelde evaluatiemethoden en indicatoren.

3.

Kwaliteit van het projectbeheer

a)

Projectorganisatie en beheersstructuur;

b)

Kwaliteitscontrolemechanismen en risicobeheer.

4.

Begroting en kosteneffectiviteit

a)

Motivering van de totale investering;

b)

Passende toewijzing van de begroting in verhouding tot de doelstellingen en reikwijdte van de activiteiten;

c)

Duidelijke beschrijving van de geraamde kosten en nauwkeurigheid van de begroting;

d)

Samenhang tussen de geraamde kosten en te bereiken prestaties;

e)

Realistische raming van de kosten van projectcoördinatie en van door de indienende organisatie uitgevoerde activiteiten, met inbegrip van een raming van het aantal mensdagen en de daarmee verband houdende kosten.

Na de evaluatie wordt een lijst van alle in aanmerking komende voorstellen opgesteld, gerangschikt volgens het totale aantal toegekende punten.

Aan de voorstellen met de hoogste scores wordt overeenkomstig de beschikbare begrotingsmiddelen cofinanciering toegekend.

Er wordt een afzonderlijke ranglijst vastgesteld voor elk van de prioritaire thema’s in punt 6.2 van de onderhavige oproep tot het indienen van voorstellen.

Indien twee (of meer) voorstellen in dezelfde ranglijst evenveel punten hebben gekregen, dan wordt aan het voorstel dat (de voorstellen die) de grootste diversiteit aan producten of doelmarkten in aanmerking neemt (nemen) prioriteit verleend. Dit betekent dan dat de Commissie in het geval van twee voorstellen met dezelfde score eerst het voorstel selecteert waarvan de inhoud (in de eerste plaats in termen van producten, in de tweede plaats in termen van doelmarkten) nog niet in de ranglijst is vertegenwoordigd. Indien dit criterium niet kan worden toegepast, dan selecteert de Commissie eerst het programma dat de hoogste score voor de hierboven vermelde afzonderlijke toekenningscriteria heeft gekregen. Zij zal eerst de scores voor „Uniedimensie” vergelijken, daarna de scores voor „Kwaliteit van het technische voorstel”, en tot slot die voor „Begroting en kosteneffectiviteit”.

Indien de ranglijst voor een bepaald thema onvoldoende voorstellen bevat om het uitgetrokken bedrag in zijn geheel te spenderen, mag het resterende bedrag aan andere thema’s worden toegewezen in overeenstemming met de volgende criteria:

a)

het totaal van het restant van het uitgetrokken bedrag voor de drie thema’s op de interne markt wordt toegewezen aan de op de interne markt gerichte projecten met de hoogste kwaliteitsscore, ongeacht het thema waarvoor zij zijn aangevraagd;

b)

dezelfde aanpak wordt gehanteerd voor voorstellen gericht op derde landen (thema’s 4-6);

c)

indien het uitgetrokken bedrag nog steeds niet geheel is gespendeerd, worden de resterende bedragen voor de interne markt en de derde landen samengevoegd en toegewezen aan projecten met de hoogste kwaliteitsscore, ongeacht de prioriteit en het thema waarvoor zij zijn aangevraagd.

De volgorde van de ranglijsten moet strikt worden gevolgd.

10.   Juridische verbintenissen

Na de evaluatie stelt het Chafea een lijst van de voor financiering aanbevolen voorstellen vast, gerangschikt volgens het totale aantal toegekende punten.

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1144/2014 stelt de Europese Commissie een uitvoeringshandeling vast, waarin de geselecteerde monoprogramma’s worden bepaald, alsook de eventuele wijzigingen daarvan en de bijbehorende begrotingsmiddelen (toekenningsbesluit).

Dit besluit van de Commissie zal een lijst bevatten van de geselecteerde programma’s die zijn aanvaard voor een financiële bijdrage van de Unie uit hoofde van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1144/2014. Dit besluit wordt gericht tot de bevoegde lidstaten. De betrokken lidstaten zijn verantwoordelijk voor de goede uitvoering van de geselecteerde monoprogramma’s en voor de daarmee samenhangende betalingen.

Zodra de Commissie deze uitvoeringshandeling heeft vastgesteld, zendt zij aan de betrokken lidstaten kopieën van de geselecteerde programma’s toe. De lidstaten delen de betrokken indienende organisaties onmiddellijk mee of hun aanvraag al dan niet is aanvaard.

De lidstaten sluiten subsidieovereenkomsten voor de uitvoering van programma’s met de geselecteerde indienende organisaties overeenkomstig de in artikel 10 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1831 vermelde vereisten. In de subsidieovereenkomsten worden met name de voorwaarden en het financieringsniveau, alsook de verplichtingen van de partijen nauwkeurig omschreven.

11.   Financiële bepalingen

11.1.   Algemene beginselen van subsidiëring

a)

Beginsel van niet-cumuleerbaarheid

Een actie komt slechts in aanmerking voor één subsidie uit de EU-begroting.

Dezelfde kosten worden in geen geval tweemaal uit de begroting van de Unie gefinancierd.

Aanvragers vermelden de bronnen en bedragen van financiering van de Unie die zij voor dezelfde actie of een deel van de actie of voor hun werking (exploitatiesubsidie) genieten of aanvragen, evenals alle andere voor dezelfde actie ontvangen of aangevraagde financiering.

b)

Verbod op terugwerkende kracht

Subsidiëring met terugwerkende kracht van reeds voltooide acties is niet toegestaan.

c)

Beginsel van cofinanciering

Cofinanciering betekent dat voor de uitvoering van de actie naast de EU-subsidie ook middelen uit andere bronnen worden benut.

De rest van de uitgaven komt uitsluitend ten laste van de indienende organisatie.

Financiële bijdragen die aan een begunstigde worden verstrekt door haar leden en die specifiek moeten worden gebruikt voor kosten die subsidiabel zijn in het kader van de actie, zijn toegestaan en zullen worden beschouwd als ontvangsten.

11.2.   Begroting in evenwicht

De geraamde begroting van de actie moet worden opgevoerd in deel A van het aanvraagformulier. Inkomsten en uitgaven moeten in evenwicht zijn.

De begroting moet in euro zijn opgesteld.

Aanvragers die voorzien dat de uitgaven niet in euro zullen worden gedaan, worden verzocht de wisselkoers toe te passen die wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie:

http://ec.europa.eu/budget/contracts_grants/info_contracts/inforeuro/inforeuro_en.cfm

11.3.   Uitvoeringscontracten/onderaanbesteding

Wanneer voor de uitvoering van de actie een overheidsopdracht moet worden geplaatst (hier uitvoeringsopdracht genoemd), gunnen de begunstigden de opdracht aan de indiener van de offerte die de beste verhouding tussen kwaliteit en prijs biedt of die het goedkoopst is (naargelang van het geval). Zij vermijden hierbij belangenconflicten (20).

Van de begunstigde wordt verwacht dat hij de aanbestedingsprocedure duidelijk documenteert en de documentatie bewaart met het oog op een eventuele audit.

Indien de indienende organisatie een publiekrechtelijke instelling in de zin van artikel 2, lid 1, punt 4, van Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad (21) is, dan moet zij de onderaannemers selecteren overeenkomstig de nationale wetgeving ter omzetting van die richtlijn.

Bij onderaanbesteding, d.w.z. het uitbesteden van specifieke taken of activiteiten die deel uitmaken van de in het voorstel beschreven actie, moeten de voorwaarden die voor de uitvoeringsopdracht (zie hierboven) gelden, in acht worden genomen en moet bovendien aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

de onderaanbesteding moet te rechtvaardigen zijn, gezien de aard van de actie en wat nodig is voor de uitvoering ervan;

de kerntaken van de acties (d.w.z. de technische en financiële coördinatie van de actie en het beheer van de strategie) mogen niet worden uitbesteed of gedelegeerd;

de geraamde kosten van de onderaanbesteding moeten duidelijk in de technische en financiële delen van de aanvraag worden vermeld;

ieder beroep op onderaanbesteding waarin niet is voorzien in de beschrijving van de actie, moet door de begunstigde worden doorgegeven en worden goedgekeurd door de lidstaat. De lidstaat kan goedkeuring verlenen:

i)

voordat er een beroep wordt gedaan op onderaanbesteding, indien de begunstigden een wijziging aanvragen

ii)

nadat er een beroep is gedaan op onderaanbesteding, indien de onderaanbesteding:

specifiek wordt verantwoord in het tussentijdse of definitieve technische verslag en

geen wijzigingen van de subsidieovereenkomst tot gevolg heeft die afbreuk zouden doen aan het besluit tot toekenning van de subsidie of die in strijd zouden zijn met de gelijke behandeling van aanvragers;

de begunstigden dragen er zorg voor dat bepaalde voorwaarden die op begunstigden van toepassing zijn, zoals genoemd in de subsidieovereenkomst (bv. transparantie, geheimhouding etc.), ook van toepassing zijn op de onderaannemers.

Onderaanbesteding aan entiteiten met een structurele band met de begunstigde

Onderaannemingscontracten kunnen ook worden toegekend aan entiteiten met een structurele band met de begunstigde, maar enkel indien de prijs beperkt is tot de werkelijke kosten die door de entiteit worden gemaakt (d.w.z. zonder enige winstmarge).

De door dergelijke entiteiten uit te voeren taken moeten duidelijk worden vermeld in het technische deel van het voorstel.

11.4.   Vormen van financiering, subsidiabele en niet-subsidiabele kosten

Cofinanciering wordt verleend in de vorm van terugbetaling van een bepaald deel van de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten; tevens omvat ze een forfaitair bedrag ter dekking van indirecte kosten (gelijk aan 4 % van de subsidiabele personeelskosten) die verband houden met de uitvoering van de actie (22).

Maximale cofinancieringspercentages

De EU-subsidie is beperkt tot de volgende maximale cofinancieringspercentages:

voor monoprogramma’s op de interne markt: 70 % van de subsidiabele kosten;

voor monoprogramma’s in derde landen: 80 % van de subsidiabele kosten;

voor monoprogramma’s op de interne markt van begunstigden gevestigd in lidstaten die op of na 1 januari 2014 financiële bijstand overeenkomstig de artikelen 136 en 143 VWEU ontvangen (23): 75 % van de subsidiabele kosten;

voor monoprogramma’s in derde landen van begunstigden gevestigd in lidstaten die op of na 1 januari 2014 financiële bijstand overeenkomstig de artikelen 136 en 143 VWEU ontvangen: 85 % van de subsidiabele kosten van het programma.

Deze laatste twee percentages gelden enkel voor programma’s waartoe de Commissie heeft besloten vóór de datum met ingang waarvan de betrokken lidstaat die financiële bijstand niet langer ontvangt.

Bijgevolg moet een deel van de in de geraamde begroting opgenomen totale subsidiabele uitgaven worden gefinancierd uit andere bronnen dan de EU-subsidie (cofinancieringsbeginsel).

Subsidiabele kosten

Subsidiabele kosten zijn kosten die werkelijk door de begunstigde van de subsidie zijn gemaakt en voldoen aan alle in de artikelen 6.1 en 6.2 van de modelsubsidieovereenkomst en artikel 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1829 aangegeven criteria.

Niet-subsidiabele kosten

Niet-subsidiabele kosten zijn kosten die niet voldoen aan de in artikel 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1829 vastgestelde voorwaarden. Zij worden vermeld in artikel 6.4 van de modelsubsidieovereenkomst.

Berekening van het definitieve subsidiebedrag

Het definitieve subsidiebedrag wordt berekend na de voltooiing van het programma en na goedkeuring van de betalingsaanvraag.

Het „definitieve subsidiebedrag” hangt af van de mate waarin het programma daadwerkelijk wordt uitgevoerd in overeenstemming met de algemene voorwaarden van de overeenkomst.

Dit bedrag wordt berekend door de lidstaat — wanneer de betaling van het saldo wordt verricht — overeenkomstig artikel 15 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1831.

11.5.   Wijze van betaling

De indienende organisatie kan een aanvraag voor een voorschot indienen bij de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 13 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1831 van de Commissie.

De aanvragen om tussentijdse betaling van de financiële bijdragen van de Unie worden door de indienende organisatie ingediend bij de lidstaten overeenkomstig artikel 14 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1831.

De aanvragen om saldobetalingen worden door de indienende organisatie ingediend bij de lidstaten overeenkomstig artikel 15 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1831.

11.6.   Voorafgaande garantie

Overeenkomstig artikel 13 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1831 wordt het voorschot betaald op voorwaarde dat de indienende organisatie overeenkomstig hoofdstuk IV van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie (24) ten gunste van de lidstaat een zekerheid heeft gesteld die gelijk is aan het bedrag van het voorschot.

12.   Publiciteit

Bij alle activiteiten waarvoor de subsidie wordt gebruikt, moeten de begunstigden duidelijk aangeven dat de Europese Unie in de financiering heeft bijgedragen.

In dit verband moeten de begunstigden de naam en het logo van de Europese Unie duidelijk vermelden op al hun publicaties, posters, programma’s en andere producten die in het kader van het cofinancieringsvoorstel tot stand zijn gekomen.

De regels voor de grafische reproductie van het Europese logo staan in de Interinstitutionele schrijfwijzer (25).

Bovendien moet op al het visueel materiaal dat wordt gemaakt in het kader van een door de Europese Unie gecofinancierd afzetbevorderingsprogramma het motto „Enjoy, it’s from Europe” worden vermeld. Richtsnoeren over het gebruik van het motto en alle grafische bestanden kunnen worden opgehaald op de Europa-website voor afzetbevordering (26).

Tot slot moet (met uitzondering van kleine gadgets) al het schriftelijk materiaal, d.w.z. posters, folders, spandoeken, reclameborden, gedrukte reclame, krantenartikelen, websites, een disclaimer bevatten overeenkomstig de in de subsidieovereenkomst omschreven voorwaarden, waarin wordt uitgelegd dat het de mening van de auteur weergeeft. De Europese Commissie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor het gebruik dat kan worden gemaakt van de informatie die het materiaal bevat.

13.   Gegevensbescherming

Naar aanleiding van reacties op een oproep tot het indienen van voorstellen moeten persoonsgegevens (zoals naam, adres en cv van personen die aan de medegefinancierde actie deelnemen) worden geregistreerd en verwerkt. Deze gegevens zullen worden verwerkt met inachtneming van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (27). Tenzij anders vermeld, zijn de vragen en de gevraagde persoonsgegevens noodzakelijk ter beoordeling van de aanvraag overeenkomstig de specificaties van de oproep tot het indienen van voorstellen en worden ze uitsluitend voor dat doel verwerkt door het Chafea/de Commissie of derde partijen die optreden in naam van en onder de verantwoordelijkheid van het Chafea/de Commissie. De betrokkenen kunnen worden geïnformeerd over de nadere bijzonderheden van de verwerkingsverrichtingen, hun rechten en de wijze waarop deze kunnen worden uitgeoefend onder verwijzing naar de in het deelnemersportaal bekendgemaakte privacyverklaring:

http://ec.europa.eu/research/participants/portal/desktop/en/support/legal_notices.html

en de website van het Chafea:

http://ec.europa.eu/chafea/about/data_protection.html

De aanvragers worden verzocht de desbetreffende privacyverklaring regelmatig te controleren om zich naar behoren te informeren over mogelijke updates die kunnen plaatsvinden vóór de uiterste termijn voor de indiening van hun voorstellen of daarna. De begunstigden nemen de wettelijke verbintenis op zich om hun personeel te informeren over de ter zake relevante handelingen die moeten worden verricht door het Chafea; daartoe moeten zij hen de privacyverklaringen verstrekken die door het Chafea zijn gepubliceerd in het deelnemersportaal alvorens hun gegevens door te sturen aan het Chafea. Persoonsgegevens kunnen overeenkomstig de toepasselijke bepalingen worden geregistreerd in het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting (EDES) van de Europese Commissie dat bij artikel 105 bis en artikel 108 van het Financieel Reglement van de EU is vastgesteld.

14.   Procedure voor de indiening van voorstellen

De voorstellen moeten uiterlijk op de in punt 3 vastgestelde termijn worden ingediend via het elektronische indieningssysteem: http://ec.europa.eu/research/participants/portal/desktop/en/opportunities/agrip/index.html

Vóór het indienen van een voorstel:

1.

Zoek een oproep tot het indienen van voorstellen:

http://ec.europa.eu/research/participants/portal/desktop/en/opportunities/agrip/index.html

2.

Maak een account aan om een voorstel in te dienen:

http://ec.europa.eu/research/participants/portal/desktop/en/organisations/register.html

3.

Registreer alle partners via het begunstigdenregister:

http://ec.europa.eu/research/participants/portal/desktop/en/organisations/register.html

De aanvragers worden schriftelijk op de hoogte gebracht van de resultaten van de selectieprocedure.

De aanvragers moeten rekening houden met het maximumaantal pagina’s en de formatteringsvereisten van het technische voorstel (deel B) zoals aangegeven in het indieningssysteem.

Met het indienen van een voorstel aanvaardt de aanvrager de procedures en voorwaarden die zijn beschreven in deze oproep en in de documenten waarnaar deze oproep verwijst.

Na de termijn voor indiening mag de aanvraag niet meer worden gewijzigd. Indien er echter bepaalde aspecten moeten worden verduidelijkt of schrijffouten moeten worden gecorrigeerd, kan de Commissie/het Chafea hiervoor in de loop van de evaluatieprocedure contact opnemen met de aanvrager (28).

Contact

Voor vragen over de online indieningsinstrumenten, gelieve contact op te nemen met de daartoe opgezette IT-helpdesk via de deelnemersportaalsite:

http://ec.europa.eu/research/index.cfm?pg=enquiries

Voor niet-IT-gerelateerde vragen is er een helpdesk beschikbaar bij het Chafea via e-mailadres CHAFEA-AGRI-CALLS@ec.europa.eu. De termijn voor indiening van vragen verstrijkt op 29 maart 2018, 17:00 uur MET (Midden-Europese Tijd). Antwoorden op relevante vragen worden voor 5 april 2018, 17:00 uur MET (Midden-Europese Tijd), gepubliceerd op http://ec.europa.eu/chafea/agri/faq.html.

Veelgestelde vragen worden gepubliceerd op de website van het Chafea: http://ec.europa.eu/chafea/agri/faq.html.

In alle correspondentie met betrekking tot deze oproep (bijvoorbeeld bij het vragen van informatie, of het indienen van een aanvraag), moet duidelijk worden verwezen naar deze specifieke oproep. Zodra het elektronische uitwisselingssysteem een voorstel-ID heeft toegewezen moet de aanvrager dit nummer gebruiken in alle verdere correspondentie.

Na de uiterste indieningstermijnen zijn er geen wijzigingen mogelijk.

Gerelateerde documenten:

Leidraad voor aanvragers met de relevante bijlagen

Aanvraagformulier

Modelsubsidieovereenkomst (versie voor mono- en multiprogramma’s)


(1)  Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad (PB L 317 van 4.11.2014, blz. 56).

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1829 van de Commissie van 23 april 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen (PB L 266 van 13.10.2015, blz. 3).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1831 van de Commissie van 7 oktober 2015 tot vaststelling van toepassingsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen (PB L 266 van 13.10.2015, blz. 14).

(4)  Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 15 november 2017 tot vaststelling van het werkprogramma 2018 van voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen, C(2017) 7475/2.

(5)  Deze informatie is beschikbaar op https://ec.europa.eu/chafea/agri/funding-opportunities/simple-and-multi-programmes.

(6)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).

(8)  Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1).

(9)  Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 1).

(*1)  Voorstellen voor schapen- en geitenvlees zijn ook subsidiabel in het kader van Thema 1 en Thema 2. Voor geiten- en schapenvleesprogramma’s die worden voorgesteld in het kader van Thema 2 zal, om overlappingen te voorkomen, een andere boodschap worden gebruikt dan het duurzame aspect van de productie van schapen- en geitenvlees (behalve wanneer schapen- en geitenvlees in verband wordt gebracht met (een) ander(e) product(en)).

(*2)  De samenstelling van regio’s volgt de indeling van landen en regio’s van de Verenigde Naties. Kijk voor nadere gegevens over de lijst van landen in de verschillende geografische gebieden op: http://unstats.un.org/unsd/methods/m49/m49regin.htm

(10)  Artikel 106, leden 1 en 2, en artikelen 107 en 108 van het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften die zijn vastgesteld bij Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1). zoals laatstelijk gewijzigd bij respectievelijk Verordening (EU, Euratom) 2015/1929 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 286 van 30.10.2015, blz. 1) en Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/7555 van de Commissie (PB L 342 van 29.12.2015, blz. 7).

(11)  PB C 316 van 27.11.1995, blz. 48.

(12)  PB C 195 van 25.6.1997, blz. 1.

(13)  Kaderbesluit 2003/568/JBZ van de Raad van 22 juli 2003 inzake de bestrijding van corruptie in de privésector (PB L 192 van 31.7.2003, blz. 54).

(14)  Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad van 24 oktober 2008 ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit (PB L 300 van 11.11.2008, blz. 42).

(15)  Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15).

(16)  Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding (PB L 164 van 22.6.2002, blz. 3).

(17)  Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan, en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad (PB L 101 van 15.4.2011, blz. 1).

(18)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).

(19)  Template is beschikbaar op het volgende adres: http://europass/cedefop.europa.eu/

(20)  Voor richtsnoeren met betrekking tot de vergelijkende procedure kunt u de volgende webpagina raadplegen:

https://ec.europa.eu/chafea/agri/sites/chafea/files/agri-2016-61788-00-00_nl.pdf.

(21)  Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).

(22)  De aanvragers worden erop gewezen dat indirecte kosten niet subsidiabel zijn indien zij een exploitatiesubsidie ontvangen.

(23)  Op de datum van de bekendmaking van deze oproep: Griekenland.

(24)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro (PB L 255 van 28.8.2014, blz. 18).

(25)  http://publications.europa.eu/code/nl/nl-5000100.htm

(26)  http://ec.europa.eu/agriculture/promotion/index_en.htm

(27)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(28)  Artikel 96 van het Financieel Reglement.


12.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 9/32


OPROEP TOT HET INDIENEN VAN VOORSTELLEN 2018

MULTIPROGRAMMA’S

Subsidies voor voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad

(2018/C 9/10)

1.   Achtergrond en doel van de oproep tot het indienen van voorstellen

1.1.   Voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten

Op 22 oktober 2014 hebben het Europees Parlement en de Raad Verordening (EU) nr. 1144/2014 (1) inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad vastgesteld. Deze verordening wordt aangevuld door Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1829 van de Commissie (2) en de in Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1831 van de Commissie (3) vastgestelde toepassingsbepalingen.

De algemene doelstelling van de voorlichtings- en afzetbevorderingsacties is het versterken van het concurrentievermogen van de landbouwsector van de Unie.

De specifieke doelstellingen van de voorlichtings- en afzetbevorderingsacties zijn:

a)

meer bekendheid geven aan de voordelen van de landbouwproducten van de Unie en de hoge normen die aan de productiemethoden in de Unie worden gesteld;

b)

het concurrentievermogen en de consumptie van landbouwproducten en bepaalde levensmiddelen uit de Unie vergroten en het profiel ervan zowel binnen als buiten de Unie verhogen;

c)

de bekendheid met en erkenning van kwaliteitsregelingen van de Unie verhogen;

d)

het marktaandeel van landbouwproducten en bepaalde levensmiddelen uit de Unie uitbreiden, met specifieke aandacht voor de markten in derde landen die het grootste groeipotentieel bieden;

e)

de normale marktomstandigheden herstellen in geval van ernstige marktverstoringen, verlies van vertrouwen bij de consument of andere specifieke problemen.

1.2.   Het werkprogramma van de Commissie voor 2018

In het Werkprogramma van de Commissie voor 2018, dat op 15 november 2017 bij uitvoeringsbesluit (4) is goedgekeurd, worden de details vastgesteld voor de toekenning van cofinanciering en de prioriteiten voor mono- en multiprogramma’s op de interne markt en in derde landen. Het is beschikbaar op het volgende adres:

http://ec.europa.eu/agriculture/promotion/annual-work-programmes/2018/index_en.htm

1.3.   Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding

Het Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding (Consumers, Health, Agriculture and Food Executive Agency — hierna „het Chafea” genoemd) is door de Europese Commissie belast met het beheer van bepaalde delen van de voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen, met inbegrip van de bekendmaking van oproepen tot het indienen van voorstellen, de ontvangst en evaluatie van voorstellen, de opstelling en ondertekening van de subsidieovereenkomsten voor multiprogramma’s en de monitoring van de uitvoering daarvan.

1.4.   Deze oproep tot het indienen van voorstellen

Deze oproep tot het indienen van voorstellen betreft de uitvoering van multiprogramma’s in het kader van punt 1.2.1.3 (acties in het kader van thematische prioriteit 3: multiprogramma’s op de interne markt) en punt 1.2.1.4 (acties in het kader van thematische prioriteit 4: multiprogramma’s in derde landen) van bijlage I bij het werkprogramma voor 2018 inzake acties in het kader van de thematische prioriteiten 3 en 4, namelijk multiprogramma’s op de interne markt en in derde landen.

2.   Doelstelling(en) — Thema(’s) — Prioriteiten

Punt 1.2.1.3 en punt 1.2.1.4 van bijlage I bij het werkprogramma voor 2018 bevatten de thematische prioriteiten voor acties die worden gecofinancierd in het kader van deze oproep tot het indienen van voorstellen (zie ook punt 6.2 inzake subsidiabele activiteiten hieronder). In antwoord op deze oproep ingediende aanvragen moeten in overeenstemming zijn met de vier thema’s die worden genoemd in deze punten van het werkprogramma, anders komen zij niet voor financiering in aanmerking. Aanvragers mogen verscheidene aanvragen voor verschillende projecten in het kader van hetzelfde prioritaire thema indienen. Aanvragers mogen ook verscheidene aanvragen voor verschillende projecten in het kader van verschillende thematische prioriteiten of thema’s indienen.

3.   Tijdschema

De termijn voor indiening is 12 april 2018, 17.00 uur MET (Midden-Europese tijd).

 

Fase/Termijn

Datum en tijd of indicatieve periode

a)

Publicatie van de oproep tot het indienen van voorstellen

12.1.2018

b)

Uiterste datum voor indiening van niet-IT-gerelateerde vragen

29.3.2018, 17.00 uur (MET)

c)

Uiterste datum voor beantwoording van niet-IT-gerelateerde vragen

5.4.2018, 17.00 uur (MET)

d)

Uiterste datum voor indiening van aanvragen

12.4.2018, 17.00 uur (MET)

e)

Evaluatieperiode

april-augustus 2018

f)

Kennisgeving aan de aanvragers

oktober 2018

g)

Fase voor aanpassing van de subsidie

oktober 2018-januari 2019

h)

Ondertekening van de subsidieovereenkomst

< januari 2019

i)

Begindatum van de actie

> 1.1.2019

4.   Beschikbare begrotingsmiddelen

Het totaal van de begrotingsmiddelen die in het kader van deze oproep voor de cofinanciering van acties worden geoormerkt, wordt geraamd op 74 100 000 EUR. De indicatieve beschikbare middelen per thema staan in de tabel „Subsidiabele activiteiten” in punt 6.2 hieronder.

Dit bedrag is afhankelijk van de beschikbaarheid van de kredieten die zijn opgenomen in de algemene begroting van de EU voor 2018 na de vaststelling daarvan door de begrotingsautoriteit van de EU of zoals voorzien in de voorlopige twaalfden.

Het Chafea behoudt zich het recht voor niet alle beschikbare middelen toe te wijzen.

5.   Ontvankelijkheidsvereisten

Aanvragen moeten uiterlijk op de in punt 3 bedoelde uiterste indieningsdatum worden verstuurd.

De aanvragen moeten door de coördinator worden ingediend via het deelnemersportaal (elektronisch indieningssysteem beschikbaar op: https://ec.europa.eu/research/participants/portal/desktop/en/opportunities/agrip/index.html).

Indien niet aan de bovenstaande vereisten is voldaan, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

Voorstellen mogen weliswaar in elke officiële taal van de Europese Unie worden ingediend, maar ter vergemakkelijking van de verwerking van de aanvraag, met inbegrip van de evaluatie daarvan door onafhankelijke deskundigen, die technische input bieden voor de evaluatie, worden de aanvragers aangemoedigd hun voorstel in het Engels in te dienen. Voorts moeten de aanvragers zich ervan bewust zijn dat het CHAFEA in principe in het Engels communiceert met de begunstigden over de follow-up en de monitoring van de gecofinancierde acties (subsidiebeheerfase).

Ter vergemakkelijking van de evaluatie van de voorstellen door onafhankelijke deskundigen, die technische input bieden voor de evaluatie, verdient het aanbeveling een Engelse vertaling van het technische deel van het voorstel (deel B) bij het voorstel te voegen indien het in een andere officiële taal van de EU is geschreven.

6.   Subsidiabiliteitscriteria

6.1.   Subsidiabele aanvragers

Voorstellen kunnen enkel worden ingediend door rechtspersonen of andere entiteiten zonder rechtspersoonlijkheid krachtens het toepasselijke nationale recht, op voorwaarde dat hun vertegenwoordigers bevoegd zijn namens de entiteit juridische verbintenissen aan te gaan en zij, wat de bescherming van de financiële belangen van de Unie betreft, gelijkwaardige garanties bieden als rechtspersonen als bedoeld in artikel 131, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (5) (hierna „Financieel Reglement” genoemd).

Meer in het bijzonder komen in aanmerking aanvragers van de volgende organisaties en instanties als bedoeld in artikel 7, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1144/2014:

i)

beroeps- of brancheorganisaties die gevestigd zijn in een lidstaat en representatief zijn voor de betrokken sector of sectoren in die lidstaat, en in het bijzonder de brancheorganisaties als bedoeld in artikel 157 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad (6) en groeperingen als gedefinieerd in artikel 3, punt 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (7), op voorwaarde dat zij representatief zijn voor de benaming die krachtens de laatstgenoemde verordening beschermd is en welke onder dat programma valt;

ii)

beroeps- of brancheorganisaties van de Unie die representatief zijn voor de betrokken sector of sectoren op Unieniveau;

iii)

producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties als bedoeld in de artikelen 152 en 156 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 die door een lidstaat zijn erkend, of

iv)

instanties van de agrovoedingssector die als doelstelling hebben het verstrekken van voorlichting over en het bevorderen van de afzet van landbouwproducten en waaraan de lidstaten een duidelijk omschreven taak van openbare dienstverlening op dit gebied hebben toevertrouwd; zij moeten minstens twee jaar voordat de in artikel 8, lid 2, bedoelde oproep tot het indienen van voorstellen wordt uitgeschreven, wettelijk gevestigd zijn in de desbetreffende lidstaat.

De hierboven genoemde indienende organisaties mogen een voorstel indienen mits zij representatief zijn voor de sector of het product waarop het voorstel betrekking heeft, overeenkomstig de voorwaarden in artikel 1, lid 1 of 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1829, te weten:

i)

een beroeps- of brancheorganisatie die is gevestigd in een lidstaat of op Unieniveau, als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a) respectievelijk onder b), van Verordening (EU) nr. 1144/2014, wordt geacht representatief te zijn voor de sector waarop het programma betrekking heeft:

wanneer zij in de betrokken lidstaat of op Unieniveau ten minste 50 % van het totaal aantal producenten vertegenwoordigt, of 50 % van het volume of de waarde van de verhandelbare productie van het (de) betrokken product(en) of de betrokken sector, of

wanneer het gaat om een door de lidstaat overeenkomstig artikel 158 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 of artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad (8) erkende brancheorganisatie;

ii)

een in artikel 7, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1144/2014 bedoelde groepering als gedefinieerd in artikel 3, punt 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 wordt geacht representatief te zijn voor de benaming die krachtens de laatstgenoemde verordening beschermd is en onder dat programma valt, wanneer deze groepering ten minste 50 % van het volume of de waarde van de verhandelbare productie van het (de) product(en) met de beschermde benaming vertegenwoordigt;

iii)

een producentenorganisatie of een unie van producentenorganisaties als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 1144/2014 wordt geacht representatief te zijn voor het (de) product(en) of de sector waarop het programma betrekking heeft, wanneer ze erkend is door de lidstaat overeenkomstig artikel 154 of artikel 156 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 of artikel 14 van Verordening (EU) nr. 1379/2013;

iv)

een instantie van de agrovoedingssector als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder d), van Verordening (EU) nr. 1144/2014 wordt geacht representatief te zijn voor de sector(en) waarop het programma betrekking heeft via vertegenwoordigers van dat product (die producten) of die sector bij haar leden.

In afwijking van de bovengenoemde punten i) en ii), mogen lagere drempels worden aanvaard indien de indienende organisatie in haar voorstel aantoont dat er bijzondere omstandigheden zijn, onder meer via gegevens over de marktstructuur, die een grond zijn om haar als representatief voor het (de) betrokken product(en) of de betrokken sector te behandelen.

Voorstellen mogen worden ingediend door:

a)

twee of meer in artikel 7, lid 1, onder a), c) of d), van Verordening (EU) nr. 1144/2014 bedoelde organisaties uit ten minste twee lidstaten, of

b)

een of meer organisaties van de Unie als bedoeld in artikel 7, lid 1, punt b), van Verordening (EU) nr. 1144/2014.

Enkel aanvragen van in EU-lidstaten gevestigde entiteiten komen in aanmerking.

Voor aanvragers uit het Verenigd Koninkrijk: Wees u ervan bewust dat u gedurende de gehele looptijd van de subsidie aan de subsidiabiliteitscriteria moet voldoen. Wanneer het Verenigd Koninkrijk tijdens de looptijd van de subsidie de EU verlaat zonder een overeenkomst te hebben gesloten met de EU waarin expliciet wordt vastgelegd dat aanvragers uit het Verenigd Koninkrijk in aanmerking blijven komen, zal de EU-subsidie aan u worden stopgezet (terwijl u waar mogelijk blijft deelnemen) of zult u het project moeten verlaten op grond van artikel 34, lid 3, van de subsidieovereenkomst.

Niet-subsidiabele entiteiten: aanvragers die al financiering van de Unie ontvangen voor dezelfde voorlichtings- en afzetbevorderingsacties als die welke deel uitmaken van hun voorstel(len) komen niet in aanmerking voor financiering van de Unie voor die acties uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1144/2014.

Om de subsidiabiliteit van de aanvrager te kunnen beoordelen, moeten de volgende bewijsstukken worden ingediend:

privaatrechtelijke entiteit: uittreksel uit het staatsblad, kopie van de statuten, of uittreksel uit het handels- of verenigingenregister;

publiekrechtelijke entiteit: kopie van de verordening of het besluit tot oprichting van het overheidsbedrijf, of ander officieel document tot oprichting van de publiekrechtelijke entiteit;

entiteit zonder rechtspersoonlijkheid: documenten die aantonen dat de vertegenwoordiger(s) van de entiteit bevoegd is (zijn) namens de entiteit juridische verbintenissen aan te gaan.

daarnaast wordt alle aanvragers verzocht relevante documentatie over te leggen waaruit blijkt dat de aanvrager voldoet aan de in artikel 1 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1829 van de Commissie vastgestelde representativiteitscriteria.

6.2.   Subsidiabele acties en activiteiten

De voorstellen moeten voldoen aan de in bijlage III bij het jaarlijkse werkprogramma opgenomen subsidiabiliteitscriteria, namelijk:

a)

de voorstellen kunnen enkel op in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1144/2014 genoemde producten en regelingen betrekking hebben;

b)

de voorstellen moeten in overeenstemming zijn met de regelgeving van de Unie die van toepassing is op de betrokken producten en de afzet daarvan, en moeten een Uniedimensie hebben;

c)

voorstellen voor de interne markt die betrekking hebben op een of meer regelingen als bedoeld in artikel 5, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1144/2014 moeten in hun hoofdboodschap van de Unie op die regeling(en) zijn toegespitst. Wanneer één product of meerdere producten de regeling(en) binnen dit programma illustreert of illustreren, is dit product of zijn deze producten qua boodschap ondergeschikt aan de hoofdboodschap van de Unie;

d)

een door een multiprogramma uitgedragen boodschap die informatie bevat over de effecten op de gezondheid, moet:

op de interne markt in overeenstemming zijn met de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad (9), of aanvaard zijn door de voor volksgezondheid bevoegde nationale autoriteiten in de lidstaat waar de actie wordt uitgevoerd;

in derde landen worden aanvaard door de voor volksgezondheid bevoegde nationale autoriteiten in het land waar de actie wordt uitgevoerd;

e)

indien in het voorstel wordt voorgesteld om oorsprongen of handelsmerken te vermelden, moet het voldoen aan de regels als bedoeld in hoofdstuk II van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1831.

Voor aanvragers die voorstellen indienen die op het Verenigd Koninkrijk zijn gericht: wees u ervan bewust dat een vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie kan leiden tot wijzigingen in de uitvoering van de programma’s.

Ten behoeve van de beoordeling van de subsidiabiliteit van de geplande activiteiten, moet de volgende informatie worden verstrekt:

voorstellen die betrekking hebben op nationale kwaliteitsregelingen moeten documentatie of een verwijzing naar voor iedereen toegankelijke bronnen verstrekken die aantonen dat de kwaliteitsregeling door de lidstaat is erkend;

voorstellen die zich richten op de interne markt en een boodschap uitdragen betreffende goede eetgewoonten of verantwoord alcoholgebruik moeten beschrijven hoe het voorgestelde programma en zijn boodschap(pen) aansluiten bij de nationale voorschriften op het gebied van volksgezondheid in de lidstaat waar het programma zal worden uitgevoerd. De motivering moet verwijzingen of documentatie ter staving van de beweringen bevatten.

Voorts moet een voorstel ook in overeenstemming zijn met een van de in het werkprogramma 2018 opgenomen thematische prioriteiten voor multiprogramma’s. Hieronder staan uittreksels uit het werkprogramma 2018 waarin de vier thema’s worden omschreven waarvoor aanvragen kunnen worden ingediend. De tekst bevat een beschrijving van het thema, het uitgetrokken bedrag, de doelstellingen en de verwachte resultaten.

Actie in het kader van thematische prioriteit 3: multiprogramma’s op de interne markt

Thema

Totaal uitgetrokken bedrag

Jaarprioriteiten, doelstellingen en verwachte resultaten

Thema A — Voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s om de aandacht te vestigen op het duurzame aspect van de productie van schapen- en geitenvlees (*1)

4 000 000 EUR

De doelstelling is de aandacht vestigen op het duurzame aspect van de sector schapen- en geitenvlees, die een van de meest extensieve veeteeltsystemen heeft en een belangrijke rol speelt in natuurbescherming en het behoud van biodiversiteit. Kleine kuddes herkauwers begrazen circa 80 % van de gebieden met natuurlijke handicaps in de EU en spelen een actieve rol in het levensonderhoud van de plattelandsbevolking en het behoud van gras- en weideland. Acties zullen de aandacht vestigen op de milieuduurzaamheid van de productie, en nadruk leggen op de positieve rol voor klimaatactie en het milieu.

 

 

De acties kunnen bijvoorbeeld toelichten hoe het product of de producten in kwestie en hun productiemethode(n) bijdragen aan: beperking van de klimaatverandering (bv. terugdringing van de uitstoot van broeikasgassen) en/of aanpassing aan de klimaatverandering; biodiversiteit, natuurbehoud en duurzaam gebruik (bv. landschapsbescherming, genetische hulpbronnen); duurzaam waterbeheer (bv. efficiënt watergebruik, vermindering van nutriënten en pesticiden); duurzaam bodembeheer (bv. erosiebeheersing, nutriëntenbalans, voorkomen van verzuring en verzilting). Ook kan aandacht worden gevestigd op de actieve rol die de extensieve schapen- en geitenteelt speelt in het levensonderhoud van de plattelandsbevolking en het behoud van grasland en/of transhumanceweidegronden.

 

 

Het verwachte eindresultaat is dat de kennis van de consument over de voordelen van de landbouwproducten van de Unie toeneemt en dat het concurrentievermogen en de consumptie van de landbouwproducten en levensmiddelen van de Unie worden vergroot, het profiel ervan wordt verhoogd en het marktaandeel ervan wordt uitgebreid.

Thema B — Voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s die gericht zijn op het verhogen van de consumptie van groente en fruit op de interne markt in het kader van evenwichtige en degelijke eetgewoonten (*2)

8 000 000 EUR

De Europese Commissie zet zich in voor het bevorderen van degelijke eetgewoonten, overeenkomstig haar witboek over een strategie voor aan voeding, overgewicht en obesitas gerelateerde gezondheidskwesties (10). De acties zullen de aandacht vestigen op de voordelen van het consumeren van groente en fruit in een evenwichtig dieet. De boodschappen kunnen zich met name richten op: het streven om dagelijks minstens vijf gevarieerde porties groente en fruit in te nemen, de plaats van groente en fruit in de voedselpiramide, de gunstige invloed op de gezondheid enz.

 

 

De doelstelling is de consumptie van groente en fruit in de EU verhogen en consumenten voorlichten over evenwichtige en goede eetgewoonten.

 

 

Het verwachte eindresultaat is dat het concurrentievermogen en de consumptie van de betrokken landbouwproducten en levensmiddelen van de Unie worden vergroot, het profiel ervan wordt verhoogd en het marktaandeel ervan wordt uitgebreid.

Thema C — Voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s die gericht zijn op het verhogen van de bekendheid met en de erkenning van kwaliteitsregelingen van de Unie zoals omschreven in artikel 5, lid 4, onder a), b) en c), van Verordening (EU) nr. 1144/2014

30 000 000 EUR

Voor voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s die gericht zijn op het verhogen van de bekendheid met en de erkenning van kwaliteitsregelingen van de Unie zoals omschreven in artikel 5, lid 4, onder a), b) en c), van Verordening (EU) nr. 1144/2014:

De doelstelling is de bekendheid met en de erkenning van kwaliteitsregelingen van de Unie te verhogen:

a)

kwaliteitsregelingen: beschermde oorsprongsbenaming (BOB), beschermde geografische aanduiding (BGA), gegarandeerde traditionele specialiteit (GTS) en facultatieve kwaliteitsaanduidingen;

b)

biologische productiewijze;

c)

het logo van kwaliteitsproducten van de landbouw die specifiek zijn voor de ultraperifere gebieden van de Unie.

Een van de verwachte resultaten is dat meer Europese consumenten het bij de kwaliteitsregelingen van de Unie horende logo zullen herkennen, wetende dat volgens een speciale Eurobarometerenquête (nr. 440) slechts 20 % van de Europese consumenten de logo’s van producten met een beschermde oorsprongsbenaming (BOB), 17 % de logo’s voor een beschermde geografische aanduiding (BGA) en 15 % de logo’s voor de gegarandeerde traditionele specialiteit — de voornaamste kwaliteitsregelingen van de Unie — herkent. Bovendien herkent slechts 23 % van de Europese consumenten het EU-logo van biologische landbouw.

Het verwachte eindresultaat is dat het concurrentievermogen en de consumptie van in het kader van een kwaliteitsregeling van de Unie geregistreerde landbouwproducten en levensmiddelen worden vergroot, het profiel ervan wordt verhoogd en het marktaandeel ervan wordt uitgebreid.

Of:

Voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s om de aandacht te vestigen op de specifieke kenmerken van de landbouwmethoden in de Unie en de kenmerken van de Europese landbouwproducten en levensmiddelen, en op de kwaliteitsregelingen zoals omschreven in artikel 5, lid 4, onder d), van Verordening (EU) nr. 1144/2014

 

Voor voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s om de aandacht te vestigen op de specifieke kenmerken van de landbouwmethoden in de Unie en de kenmerken van de Europese landbouwproducten en levensmiddelen, en op kwaliteitsregelingen zoals omschreven in artikel 5, lid 4, onder d), van Verordening (EU) nr. 1144/2014:

De doelstelling is de aandacht te vestigen op ten minste een van de specifieke kenmerken van de landbouwproductiemethoden van de Unie, uit het oogpunt van met name voedselveiligheid, traceerbaarheid, authenticiteit, etikettering, aspecten betreffende voedingswaarde en gezondheid (met inbegrip van goede eetgewoonten en verantwoord gebruik van in aanmerking komende alcoholische dranken), dierenwelzijn, milieuzorg en duurzaamheid, en op de kenmerken van landbouwproducten en levensmiddelen, met name uit het oogpunt van hun kwaliteit, smaak, verscheidenheid of tradities.

Het verwachte eindresultaat is dat de kennis van de consument over de voordelen van de landbouwproducten van de Unie toeneemt en dat het concurrentievermogen en de consumptie van de betrokken landbouwproducten en levensmiddelen van de Unie worden vergroot, het profiel ervan wordt verhoogd en het marktaandeel ervan wordt uitgebreid.

Acties in het kader van thematische prioriteit 4: multiprogramma’s in derde landen

Thema’s

Totaal uitgetrokken bedrag

Jaarprioriteiten, doelstellingen en verwachte resultaten

Thema D — Voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s gericht op derde landen

32 100 000 EUR

De voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma’s zijn op één of meerdere derde landen gericht.

De doelstellingen van deze programma’s zijn in overeenstemming met de algemene en specifieke doelstellingen van de artikelen 2 en 3 van Verordening (EU) nr. 1144/2014.

Het verwachte eindresultaat is dat het concurrentievermogen en de consumptie van de landbouwproducten en levensmiddelen van de Unie worden vergroot, het profiel ervan wordt verhoogd en het marktaandeel ervan wordt uitgebreid.

Soorten subsidiabele activiteiten

Voorlichtings- en afzetbevorderingsacties kunnen met name uit de volgende activiteiten bestaan, die subsidiabel zijn in het kader van deze oproep:

1.

Projectbeheer

2.

Public relations

PR-activiteiten

Persevenementen

3.

Website, sociale media

Opzetten, bijwerken en onderhoud van website

Sociale media (accounts opzetten, geregeld berichten posten)

Andere (mobiele apps, platforms voor e-leren, webinars enz.)

4.

Reclame

Gedrukte reclame

Televisie

Radio

Online

Buitenreclame

In de bioscoop

5.

Communicatie-instrumenten

Publicaties, mediakits, promotiemateriaal

Promotiefilms

6.

Evenementen

Stands op beurzen

Seminars, workshops, b2b-meetings, op de handel of horeca gerichte opleidingen, activiteiten in scholen

Restaurantweken

Sponsoring van evenementen

Studiereizen naar Europa

7.

Promotie in verkooppunten

Proeverijdagen

Andere: promotie in publicaties van detailhandelaren, reclame in verkooppunten

Proeverijen en uitdelingen van monsters zijn niet toegestaan in het kader van campagnes over verantwoorde drinkpatronen die op de interne markt worden uitgevoerd; deze activiteiten zijn echter acceptabel wanneer ze dienen ter aanvulling en ondersteuning van de voorlichting over kwaliteitsregelingen en biologische productiemethoden.

Uitvoeringsperiode

De gecofinancierde actie (voorlichtings-/afzetbevorderingsprogramma’s) wordt uitgevoerd gedurende een periode van minimaal één jaar en maximaal drie jaar.

In de voorstellen moet de looptijd van de actie worden gespecificeerd.

7.   Uitsluitingscriteria  (11)

7.1.   Uitsluiting van deelname

Aanvragers die zich in een van de uitsluitingssituaties bevinden, worden van deelname aan de procedure van de oproep tot het indienen van voorstellen uitgesloten, d.w.z. wanneer:

a)

de marktdeelnemer failliet is, onderworpen is aan insolventie- of liquidatieprocedures, zijn activa worden beheerd door een curator of een gerecht, hij een regeling met schuldeisers heeft getroffen, zijn werkzaamheden heeft gestaakt of in een andere vergelijkbare toestand verkeert als gevolg van een soortgelijke procedure uit hoofde van nationale wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen;

b)

in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de marktdeelnemer niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen tot betaling van belastingen of socialezekerheidsbijdragen volgens het recht van het land waar hij is gevestigd, van het land waar de aanbestedende dienst is gevestigd, dan wel van het land waar de overeenkomst wordt uitgevoerd;

c)

in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de marktdeelnemer een ernstige beroepsfout heeft gemaakt doordat hij de toepasselijke wet- of regelgeving of de ethische normen van de beroepsgroep waartoe hij behoort, heeft overtreden of doordat hij onrechtmatig gedrag heeft vertoond dat invloed heeft op zijn professionele geloofwaardigheid wanneer sprake is van kwaad opzet of grove nalatigheid, met name bijvoorbeeld:

i)

op frauduleuze of nalatige wijze afleggen van valse verklaringen met betrekking tot de informatie die wordt verlangd voor de verificatie van de afwezigheid van gronden voor uitsluiting of de vervulling van selectiecriteria of bij de uitvoering van een overeenkomst;

ii)

sluiten van een contract met andere marktdeelnemers met als doel de mededinging te vervalsen;

iii)

schenden van intellectuele-eigendomsrechten;

iv)

pogen het besluitvormingsproces van de aanbestedende dienst tijdens de aanbestedingsprocedure te beïnvloeden;

v)

pogen vertrouwelijke informatie te verkrijgen die hem onrechtmatige voordelen kan opleveren in de aanbestedingsprocedure;

d)

in een definitieve rechterlijke beslissing is vastgesteld dat de marktdeelnemer zich schuldig heeft gemaakt aan een van de volgende feiten:

i)

fraude in de zin van artikel 1 van de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, vastgesteld bij akte van de Raad van 26 juli 1995 (12);

ii)

corruptie, als omschreven in artikel 3 van de Overeenkomst ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn, vastgesteld bij akte van de Raad van 26 mei 1997 (13), en in artikel 2, lid 1, van Kaderbesluit 2003/568/JBZ van de Raad (14), alsook corruptie als omschreven in het recht van het land waar de aanbestedende dienst is gevestigd, het land waar de marktdeelnemer is gevestigd, dan wel het land waar de overeenkomst wordt uitgevoerd;

iii)

deelneming aan een criminele organisatie in de zin van artikel 2 van Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad (15);

iv)

witwassen van geld of financiering van terrorisme in de zin van artikel 1 van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (16);

v)

terroristische misdrijven of strafbare feiten in verband met terroristische activiteiten in de zin van respectievelijk artikel 1 en artikel 3 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad (17), dan wel uitlokking van, medeplichtigheid aan of poging tot het plegen van zodanig misdrijf of strafbaar feit, als bedoeld in artikel 4 van genoemd besluit;

vi)

kinderarbeid en andere vormen van mensenhandel in de zin van artikel 2 van Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (18);

e)

de marktdeelnemer aanzienlijk is tekortgeschoten in de nakoming van belangrijke verplichtingen bij de uitvoering van een uit de begroting gefinancierde opdracht, hetgeen tot vroegtijdige beëindiging ervan of tot oplegging van een schadevergoeding of andere contractuele sancties heeft geleid, of na toetsen, audits of onderzoek door een ordonnateur, OLAF of de Rekenkamer aan het licht is gekomen;

f)

in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de marktdeelnemer een onregelmatigheid in de zin van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad (19) heeft begaan.

7.2.   Uitsluiting van toekenning

Een aanvrager wordt van de toekenning van cofinanciering uitgesloten indien hij in de loop van de subsidietoekenningsprocedure onder een van de in artikel 107 van het Financieel Reglement beschreven situaties valt:

a)

hij verkeert in een uitsluitingssituatie die overeenkomstig artikel 106 van het Financieel Reglement is vastgesteld;

b)

hij heeft valse verklaringen afgelegd in de inlichtingen die worden verlangd als voorwaarde voor deelname aan de procedure, of hij heeft die inlichtingen niet verstrekt in het kader van de subsidietoekenningsprocedure.

Om aan te tonen dat de uitsluitingscriteria zijn nageleefd, moet de coördinator het desbetreffende vakje aankruisen wanneer hij zijn onlineaanvraag indient. Indien zij worden geselecteerd voor cofinanciering moeten alle begunstigden (in geval van een subsidie met meerdere begunstigden) een verklaring op erewoord ondertekenen waarin wordt gecertificeerd dat zij niet verkeren in een van de in artikel 106, leden 1 en 2, en de artikelen 107 en 108 van het Financieel Reglement bedoelde situaties. De aanvragers moeten de instructies in het deelnemersportaal volgen.

8.   Selectiecriteria

8.1.   Financiële draagkracht

Aanvragers moeten over stabiele en toereikende financieringsbronnen beschikken om hun activiteiten gedurende de hele looptijd van de actie te kunnen uitvoeren en deel te nemen in de financiering ervan.

De financiële draagkracht van alle aanvragers zal worden beoordeeld overeenkomstig de vereisten van het Financieel Reglement. Deze beoordeling wordt niet uitgevoerd indien:

de aanvrager een publiekrechtelijk orgaan is;

de door de aanvrager gevraagde EU-bijdrage 60 000 EUR of minder bedraagt.

De bewijsstukken die bij de onlineaanvraag moeten worden gevoegd om de beoordeling van de financiële draagkracht mogelijk te maken, omvatten:

de resultatenrekening en de balans voor het afgelopen afgesloten boekjaar;

voor nieuw opgerichte entiteiten mag, ter vervanging van bovengenoemde documenten, het bedrijfsplan worden ingediend.

Verder voor een coördinator of een andere begunstigde die een EU-bijdrage van 750 000 EUR of meer (drempel per begunstigde) aanvraagt:

een auditverslag van een erkende externe accountant waarin de rekeningen voor het laatste beschikbare boekjaar worden goedgekeurd. Deze bepaling is niet van toepassing op overheidsinstanties.

De beoordeling van de financiële draagkracht van aanvragers wordt uitgevoerd via het deelnemersportaal.

8.2.   Operationele capaciteit

De aanvragers moeten beschikken over de vereiste beroepsbekwaamheden en -kwalificaties om het programma te voltooien.

Aanvragers moeten aantonen dat er minstens één natuurlijk persoon die werkzaam is ingevolge een arbeidsovereenkomst met de aanvrager, of is toegewezen aan de actie op grond van een soortgelijke aanstelling, detachering tegen betaling of een ander soort rechtstreekse overeenkomst (bv. met betrekking tot de verlening van diensten), zal worden aangesteld als projectleider. De projectleider moet minstens drie jaar ervaring in projectbeheer hebben. Ten bewijze daarvan moet de volgende informatie worden verstrekt in de bijlage „Aanvullende informatie”:

Curriculum vitae (kwalificaties en professionele ervaring) van het personeel van de aanvrager dat primair verantwoordelijk is voor het beheer en de uitvoering van de voorgestelde actie, in te vullen in de Europass-template (20).

Een verklaring van de voorgestelde projectleider dat hij/zij beschikbaar zal zijn voor de totale duur van de voorgestelde actie.

In gevallen waarin indienende organisaties voorstellen om bepaalde onderdelen van het voorstel zelf uit te voeren, moet bewijs worden geleverd dat zij ten minste drie jaar ervaring hebben met het uitvoeren van voorlichtings- en afzetbevorderingsacties. Ten bewijze daarvan moet de volgende informatie worden verstrekt in de bijlage „Aanvullende informatie”:

het activiteitenverslag van de indienende organisatie(s) of een beschrijving van de in verband met de activiteiten verrichte werkzaamheden die in aanmerking komen voor cofinanciering zoals beschreven onder punt 6 hierboven.

9.   Toekenningscriteria

Deel B van de aanvraag dient om het voorstel te beoordelen aan de hand van de toekenningscriteria.

In de aanvragen moet een efficiënte beheersstructuur worden gepresenteerd en een duidelijke en nauwkeurige beschrijving van de strategie en verwachte resultaten worden gegeven.

De inhoud van elk voorstel zal worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria en subcriteria:

Criteria

Maximaal aantal punten

Vereist minimum

1.

Uniedimensie

20

14

2.

Kwaliteit van het technische voorstel

40

24

3.

Kwaliteit van het projectbeheer

10

6

4.

Begroting en kosteneffectiviteit

30

18

TOTAAL

100

62

Voorstellen met een score onder de hierboven vermelde totale en/of afzonderlijke minima worden afgewezen.

De volgende subcriteria moeten in aanmerking worden genomen bij de beoordeling van elk van de belangrijkste toekenningscriteria:

1.

Uniedimensie:

a)

Relevantie van de voorgestelde voorlichtings- en afzetbevorderingsmaatregelen voor de in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1144/2014 vermelde algemene en specifieke doelstellingen, voor de in artikel 3 van genoemde verordening vermelde doelen, alsook voor de prioriteiten, doelstellingen en verwachte resultaten die zijn aangekondigd in het kader van de toepasselijke thematische prioriteit;

b)

Unieboodschap van de campagne;

c)

Impact van het project op het niveau van de Unie.

2.

Kwaliteit van het technische voorstel:

a)

Kwaliteit en relevantie van de marktanalyse;

b)

Samenhang tussen programmastrategie, doelstellingen en kernboodschappen;

c)

Passende keuze van activiteiten in het licht van de doelstellingen en programmastrategie, adequate communicatiemix, synergie tussen de activiteiten;

d)

Beknopte beschrijving van de activiteiten en te bereiken resultaten;

e)

Kwaliteit van de voorgestelde evaluatiemethoden en indicatoren.

3.

Kwaliteit van het projectbeheer:

a)

Projectorganisatie en beheersstructuur;

b)

Kwaliteitscontrolemechanismen en risicobeheer.

4.

Begroting en kosteneffectiviteit:

a)

Motivering van de totale investering;

b)

Passende toewijzing van de begroting in verhouding tot de doelstellingen en reikwijdte van de activiteiten;

c)

Duidelijke beschrijving van de geraamde kosten en nauwkeurigheid van de begroting;

d)

Samenhang tussen de geraamde kosten en te bereiken prestaties;

e)

Realistische raming van de kosten van projectcoördinatie en van door de indienende organisatie uitgevoerde activiteiten, met inbegrip van een raming van het aantal mensdagen en de daarmee verband houdende kosten.

Na de evaluatie wordt een lijst van alle in aanmerking komende voorstellen opgesteld, gerangschikt volgens het totale aantal toegekende punten. Aan de voorstellen met de hoogste scores wordt overeenkomstig de beschikbare begrotingsmiddelen cofinanciering toegekend.

Er wordt een afzonderlijke ranglijst vastgesteld voor elk van de prioritaire thema’s in punt 6.2 van de onderhavige oproep tot het indienen van voorstellen.

Indien twee (of meer) voorstellen in dezelfde ranglijst evenveel punten hebben gekregen, dan wordt aan het voorstel dat (de voorstellen die) de grootste diversiteit aan producten of doelmarkten in aanmerking neemt (nemen) prioriteit verleend. Dit betekent dan dat de Commissie in het geval van twee voorstellen met dezelfde score eerst het voorstel selecteert waarvan de inhoud (in de eerste plaats in termen van producten, in de tweede plaats in termen van doelmarkten) nog niet in de ranglijst is vertegenwoordigd. Indien dit criterium niet kan worden toegepast om onderscheid te maken tussen de voorstellen, dan zal de Commissie eerst het programma selecteren dat de hoogste score voor de hierboven vermelde afzonderlijke toekenningscriteria heeft gekregen. Zij zal eerst de scores voor „Uniedimensie” vergelijken, daarna de scores voor „Kwaliteit van het technische voorstel”, en tot slot die voor „Begroting en kosteneffectiviteit”.

Indien de ranglijst voor een bepaald thema onvoldoende voorstellen bevat om het uitgetrokken bedrag in zijn geheel te spenderen, mag het resterende bedrag aan andere thema’s worden toegewezen in overeenstemming met de volgende criteria:

a)

het totaal van het restant van het uitgetrokken bedrag voor de drie thema’s op de interne markt wordt toegewezen aan de op de interne markt gerichte projecten met de hoogste kwaliteitsscore, ongeacht het thema waarvoor zij zijn aangevraagd;

b)

dezelfde aanpak wordt gehanteerd voor voorstellen gericht op derde landen (thema 4-6);

c)

indien het uitgetrokken bedrag nog steeds niet geheel is gespendeerd, worden de resterende bedragen voor de interne markt en de derde landen samengevoegd en toegewezen aan projecten met de hoogste kwaliteitsscore, ongeacht de prioriteit en het thema waarvoor zij zijn aangevraagd.

De volgorde van de ranglijsten moet strikt worden gevolgd.

10.   Juridische verbintenissen

De coördinatoren van in de lijst voor financiering opgenomen voorstellen zal worden verzocht zich bezig te houden met de aanpassingsfase vóór de ondertekening van de subsidieovereenkomst; de aanpassing zal worden uitgevoerd via een online subsidievoorbereidingssysteem (SYGMA). Indien succesvol zal dit resulteren in de ondertekening van een subsidieovereenkomst (met opgave van de bedragen in euro) met daarin de voorwaarden en het niveau van de financiering.

De subsidieovereenkomst moet eerst elektronisch worden ondertekend door de coördinator namens het consortium en vervolgens door het Chafea. Alle medebegunstigden moeten zich bij de subsidieovereenkomst aansluiten door het toetredingsformulier bij de subsidie elektronisch te ondertekenen.

11.   Financiële bepalingen

De toepasselijke regels voor de uitvoering van multiprogramma’s zijn vastgesteld in het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften (21).

11.1.   Algemene beginselen van subsidiëring

a)

Beginsel van niet-cumuleerbaarheid

Een actie komt slechts in aanmerking voor één subsidie uit de EU-begroting.

Dezelfde kosten worden in geen geval tweemaal uit de begroting van de Unie gefinancierd.

Aanvragers vermelden de bronnen en bedragen van financiering van de Unie die zij voor dezelfde actie of een deel van de actie of voor hun werking (exploitatiesubsidie) genieten of aanvragen, evenals alle andere voor dezelfde actie ontvangen of aangevraagde financiering.

b)

Verbod op terugwerkende kracht

Subsidiëring met terugwerkende kracht van reeds voltooide acties is niet toegestaan.

Subsidiëring van reeds begonnen acties kan slechts worden toegestaan indien de aanvrager kan aantonen dat het noodzakelijk was met de actie te beginnen vóór de ondertekening van de subsidieovereenkomst.

In dat geval mogen de voor financiering in aanmerking komende uitgaven evenwel niet vóór de datum van indiening van de subsidieaanvraag zijn gedaan.

c)

Beginsel van cofinanciering

Cofinanciering betekent dat voor de uitvoering van de actie naast de EU-subsidie ook middelen uit andere bronnen worden benut.

De rest van de uitgaven komt uitsluitend ten laste van de indienende organisatie. Financiële bijdragen die aan een begunstigde worden verstrekt door haar leden en die specifiek moeten worden gebruikt voor kosten die subsidiabel zijn in het kader van de actie, zijn toegestaan en zullen worden beschouwd als ontvangsten.

11.2.   Begroting in evenwicht

De geraamde begroting van de actie moet worden opgevoerd in deel A van het aanvraagformulier. Inkomsten en uitgaven moeten in evenwicht zijn.

De begroting moet in euro zijn opgesteld.

Aanvragers die voorzien dat de uitgaven niet in euro zullen worden gedaan, wordt verzocht de wisselkoers toe te passen die wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie:

http://ec.europa.eu/budget/contracts_grants/info_contracts/inforeuro/inforeuro_en.cfm

11.3.   Uitvoeringscontracten/onderaanbesteding

Wanneer voor de uitvoering van de actie een overheidsopdracht moet worden geplaatst (hier uitvoeringsopdracht genoemd), gunnen de begunstigden de opdracht aan de indiener van de offerte die de beste verhouding tussen kwaliteit en prijs biedt of die het goedkoopst is (naargelang van het geval). Zij vermijden hierbij belangenconflicten (22).

Van de begunstigde wordt verwacht dat hij de aanbestedingsprocedure duidelijk documenteert en de documentatie bewaart met het oog op een eventuele audit.

Indien de indienende organisatie een publiekrechtelijke instelling in de zin van artikel 2, lid 1, punt 4, van Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad (23) is, dan moet zij de onderaannemers selecteren overeenkomstig de nationale wetgeving ter omzetting van die richtlijn.

Bij onderaanbesteding, d.w.z. het uitbesteden van specifieke taken of activiteiten die deel uitmaken van de in het voorstel beschreven actie, moeten de voorwaarden die voor de uitvoeringsopdracht (zie hierboven) gelden, in acht worden genomen en moet bovendien aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

de onderaanbesteding moet te rechtvaardigen zijn, gezien de aard van de actie en wat nodig is voor de uitvoering ervan;

de kerntaken van de acties (d.w.z. de technische en financiële coördinatie van de actie en het beheer van de strategie) mogen niet worden uitbesteed of gedelegeerd;

de geraamde kosten van de onderaanbesteding moeten duidelijk in het technische en financiële deel van de aanvraag worden vermeld;

ieder beroep op onderaanbesteding waarin niet is voorzien in de beschrijving van de actie, moet door de begunstigde worden doorgegeven en worden goedgekeurd door het Chafea. Het Chafea kan goedkeuring verlenen:

i)

voordat er een beroep wordt gedaan op onderaanbesteding, indien de begunstigden een wijziging aanvragen

ii)

nadat er een beroep is gedaan op onderaanbesteding, indien de onderaanbesteding:

specifiek wordt verantwoord in het tussentijdse of definitieve technische verslag, en

geen wijzigingen van de subsidieovereenkomst tot gevolg heeft die afbreuk zouden doen aan het besluit tot toekenning van de subsidie of die in strijd zouden zijn met de gelijke behandeling van aanvragers;

de begunstigden dragen er zorg voor dat bepaalde voorwaarden die op begunstigden van toepassing zijn, zoals genoemd in de subsidieovereenkomst (bv. transparantie, geheimhouding enz.), ook van toepassing zijn op de onderaannemers.

Onderaanbesteding aan entiteiten met een structurele band met de begunstigde

Onderaannemingscontracten kunnen ook worden toegekend aan entiteiten met een structurele band met de begunstigde, maar enkel indien de prijs beperkt is tot de werkelijke kosten die door de entiteit worden gemaakt (d.w.z. zonder enige winstmarge).

De door dergelijke entiteiten uit te voeren taken moeten duidelijk worden vermeld in het technische deel van het voorstel.

11.4.   Vormen van financiering, subsidiabele en niet-subsidiabele kosten

Cofinanciering wordt verleend in de vorm van terugbetaling van een bepaald deel van de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten; tevens omvat ze een forfaitair bedrag ter dekking van indirecte kosten (gelijk aan 4 % van de subsidiabele personeelskosten) die verband houden met de uitvoering van de actie (24).

Maximale cofinancieringspercentages

De EU-subsidie is beperkt tot de volgende maximale cofinancieringspercentages:

voor multiprogramma’s op de interne markt en in derde landen: 80 % van de subsidiabele kosten van het programma;

in geval van aanvragers gevestigd in lidstaten die op of na 1 januari 2014 financiële bijstand overeenkomstig de artikelen 136 en 143 VWEU (25) ontvangen: 85 %.

Dit percentage is enkel van toepassing op subsidies die door het Chafea zijn ondertekend vóór de datum met ingang waarvan de betrokken lidstaat die financiële bijstand niet langer ontvangt.

Bijgevolg moet een deel van de in de geraamde begroting opgenomen totale subsidiabele uitgaven worden gefinancierd uit andere bronnen dan de EU-subsidie (cofinancieringsbeginsel).

Subsidiabele kosten

Subsidiabele kosten zijn kosten die werkelijk door de begunstigde van de subsidie zijn gemaakt en voldoen aan alle in artikel 6 van de subsidieovereenkomst aangegeven criteria.

Subsidiabele (directe en indirecte) kosten worden vermeld in de subsidieovereenkomst (zie artikel 6, leden 1, 2 en 3).

Niet-subsidiabele kosten worden vermeld in de subsidieovereenkomst (zie artikel 6, lid 4).

Berekening van het definitieve subsidiebedrag

Het definitieve subsidiebedrag wordt berekend na de voltooiing van het programma en na goedkeuring van de betalingsaanvraag.

Het „definitieve subsidiebedrag” hangt af van de mate waarin het programma daadwerkelijk wordt uitgevoerd in overeenstemming met de algemene voorwaarden van de overeenkomst.

Dit bedrag wordt berekend door het Chafea, wanneer de saldobetaling wordt gedaan, in de volgende stappen:

1)

Toepassing van het vergoedingspercentage op de subsidiabele kosten.

2)

Beperking tot het maximale subsidiebedrag.

3)

Verlaging in verband met het non-profitbeginsel.

4)

Verlaging in verband met onjuiste uitvoering of niet-nakoming van andere verplichtingen.

Het doel of gevolg van EU-subsidies mag niet zijn dat in het kader van de actie winst wordt gemaakt. „Winst” is het overschot van het bedrag dat na stap 1 en 2 is verkregen plus de totale inkomsten van de actie, boven op de totale subsidiabele kosten van de actie.

Wanneer er winst wordt gemaakt, heeft het Chafea het recht het percentage van de winst terug te vorderen dat overeenkomt met de EU-bijdrage in de daadwerkelijk door de begunstigde(n) gemaakte subsidiabele kosten voor de uitvoering van de actie. Een partner (coördinator of andere begunstigde) die om een EU-bijdrage van 60 000 EUR of minder verzoekt, is van deze bepaling vrijgesteld.

11.5.   Wijze van betaling

Een voorfinancieringsbetaling die overeenkomt met 20 % van het subsidiebedrag wordt overgemaakt aan de coördinator volgens de voorwaarden in de subsidieovereenkomst (artikel 16, lid 2).

Er worden een of meer tussentijdse betalingen aan de coördinator verricht volgens de voorwaarden in de subsidieovereenkomst (artikel 16, lid 3). Tussentijdse betalingen zijn bedoeld om de subsidiabele kosten te vergoeden die gedurende de desbetreffende verslagperioden zijn gemaakt voor de uitvoering van het programma.

Het totale bedrag van de voorfinanciering en de tussentijdse betaling(en) mag niet meer bedragen dan 90 % van het maximale subsidiebedrag.

Het Chafea stelt het bedrag van de saldobetaling vast op basis van de berekening van het definitieve subsidiebedrag en overeenkomstig de in de subsidieovereenkomst vastgestelde voorwaarden.

Indien het totale bedrag van eerdere betalingen hoger is dan het definitieve subsidiebedrag geschiedt de saldobetaling in de vorm van een terugvordering.

11.6.   Garantie voor voorfinanciering

Om de aan de voorfinanciering verbonden financiële risico’s te beperken, kan aan aanvragers met onvoldoende financiële draagkracht worden gevraagd een voorfinancieringsgarantie te stellen voor ten hoogste hetzelfde bedrag als de voorfinancieringsbetaling.

Indien een financiële garantie wordt verlangd, moet zij, uitgedrukt in euro, worden gesteld door een bank of erkende financiële instelling die in een van de lidstaten van de Europese Unie is gevestigd. Op bankrekeningen geblokkeerde bedragen worden niet als financiële garantie aanvaard.

De garantie kan worden vervangen door een hoofdelijke garantie van een derde of door de hoofdelijke garantie van de begunstigden van de actie die partij zijn bij dezelfde subsidieovereenkomst.

De garant is op eerste vordering hoofdelijk aansprakelijk en kan niet van het Chafea verlangen dat het zich eerst tot de hoofdschuldenaar (d.w.z. de betrokken begunstigde) wendt.

De voorfinancieringsgarantie blijft expliciet van kracht tot de saldobetaling en, indien de saldobetaling in de vorm van een terugvordering geschiedt, tot drie maanden nadat de debetnota aan een begunstigde ter kennis is gebracht.

Voor een begunstigde die een EU-bijdrage van 60 000 EUR of minder (subsidies van kleine bedragen) ontvangt, worden geen garanties vereist.

12.   Publiciteit

12.1.   Door de begunstigden

Bij alle activiteiten waarvoor de subsidie wordt gebruikt, moeten de begunstigden duidelijk aangeven dat de Europese Unie in de financiering heeft bijgedragen.

In dit verband moeten de begunstigden de naam en het logo van de Europese Unie duidelijk vermelden op al hun publicaties, posters, programma’s en andere producten die in het kader van het gecofinancierde project tot stand zijn gekomen.

De regels voor de grafische reproductie van het Europese logo staan in de Interinstitutionele schrijfwijzer (26).

Bovendien moet op al het visueel materiaal dat wordt gemaakt in het kader van een door de Europese Unie gecofinancierd afzetbevorderingsprogramma het motto „Enjoy, it’s from Europe” worden vermeld.

Richtsnoeren over het gebruik van het motto en alle grafische bestanden kunnen worden opgehaald op de Europa-website voor afzetbevordering (27).

Tot slot moet (met uitzondering van kleine gadgets) al het schriftelijk materiaal, d.w.z. posters, folders, spandoeken, reclameborden, gedrukte reclame, krantenartikelen, websites, een disclaimer bevatten overeenkomstig de in de subsidieovereenkomst omschreven voorwaarden, waarin wordt uitgelegd dat het de mening van de auteur weergeeft. De Europese Commissie aanvaardt geen aansprakelijkheid voor het gebruik dat kan worden gemaakt van de informatie die het materiaal bevat.

12.2.   Door het Chafea

Alle informatie over subsidies die in de loop van een begrotingsjaar zijn toegekend, wordt uiterlijk op 30 juni van het jaar na het begrotingsjaar waarin de subsidies zijn toegekend, bekendgemaakt op de internetsite van het Chafea.

Het Chafea zal de volgende informatie publiceren:

naam van de begunstigde (juridische entiteit);

adres wanneer de begunstigde een rechtspersoon is, regio wanneer de begunstigde een natuurlijke persoon is, zoals gedefinieerd op NUTS 2-niveau (28) indien hij/zij is gedomicilieerd in de EU of gelijkwaardig indien gedomicilieerd buiten de EU;

het voorwerp van de subsidie;

het toegekende bedrag.

13.   Gegevensbescherming

Naar aanleiding van reacties op een oproep tot het indienen van voorstellen moeten persoonsgegevens (zoals naam, adres en cv van personen die aan de gecofinancierde actie deelnemen) worden geregistreerd en verwerkt. Deze gegevens zullen worden verwerkt met inachtneming van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (29). Tenzij anders vermeld, zijn de vragen en de gevraagde persoonsgegevens noodzakelijk ter beoordeling van de aanvraag overeenkomstig de specificaties van de oproep tot het indienen van voorstellen en worden ze uitsluitend voor dat doel verwerkt door het Chafea/de Commissie of derde partijen die optreden in naam van en onder de verantwoordelijkheid van het Chafea/de Commissie. De betrokkenen kunnen worden geïnformeerd over de nadere bijzonderheden van de verwerkingsverrichtingen, hun rechten en de wijze waarop deze kunnen worden uitgeoefend onder verwijzing naar de in het deelnemersportaal bekendgemaakte privacyverklaring:

http://ec.europa.eu/research/participants/portal/desktop/en/support/legal_notices.html

en de website van het Chafea:

http://ec.europa.eu/chafea/about/data_protection.html

De aanvragers wordt verzocht de desbetreffende privacyverklaring regelmatig te controleren om zich naar behoren te informeren over mogelijke updates die kunnen plaatsvinden vóór de uiterste termijn voor de indiening van hun voorstellen of daarna. De begunstigden nemen de wettelijke verbintenis op zich om hun personeel te informeren over de ter zake relevante handelingen die moeten worden verricht door het Chafea; daartoe moeten zij het de privacyverklaringen verstrekken die door het Chafea zijn gepubliceerd in het deelnemersportaal alvorens hun gegevens door te sturen aan het Chafea. Persoonsgegevens kunnen overeenkomstig de toepasselijke bepalingen worden geregistreerd in het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting (EDES) van de Europese Commissie dat bij artikel 105 bis en artikel 108 van het Financieel Reglement van de EU is vastgesteld.

14.   Procedure voor de indiening van voorstellen

De voorstellen moeten uiterlijk op de in punt 3 vastgestelde termijn worden ingediend via het elektronische indieningssysteem:

http://ec.europa.eu/research/participants/portal/desktop/en/opportunities/agrip/index.html

Vóór het indienen van een voorstel:

1.

Zoek een oproep tot het indienen van voorstellen:

http://ec.europa.eu/research/participants/portal/desktop/en/opportunities/agrip/index.html

2.

Maak een account aan om een voorstel in te dienen:

http://ec.europa.eu/research/participants/portal/desktop/en/organisations/register.html

3.

Registreer alle partners via het begunstigdenregister:

http://ec.europa.eu/research/participants/portal/desktop/en/organisations/register.html

De aanvragers worden schriftelijk op de hoogte gebracht van de resultaten van de selectieprocedure.

De aanvragers moeten rekening houden met het maximumaantal pagina’s en de formatteringsvereisten van het technische voorstel (deel B) zoals aangegeven in het indieningssysteem.

Met het indienen van een voorstel aanvaardt de aanvrager de procedures en voorwaarden die zijn beschreven in deze oproep en in de documenten waarnaar deze oproep verwijst.

Na de termijn voor indiening mag de aanvraag niet meer worden gewijzigd. Indien er echter bepaalde aspecten moeten worden verduidelijkt of schrijffouten moeten worden gecorrigeerd, kan de Commissie/het Chafea hiervoor in de loop van de evaluatieprocedure contact opnemen met de aanvrager (30).

Contact

Voor vragen over de online-indieningsinstrumenten, gelieve contact op te nemen met de daartoe opgezette IT-helpdesk via de deelnemersportaalsite:

http://ec.europa.eu/research/index.cfm?pg=enquiries

Voor niet-IT-gerelateerde vragen is er een helpdesk beschikbaar bij het Chafea via: CHAFEA-AGRI-CALLS@ec.europa.eu. De termijn voor indiening van vragen verstrijkt op 29 maart 2018 om 17.00 uur MET (Midden-Europese tijd). Antwoorden op relevante vragen worden gepubliceerd op http://ec.europa.eu/chafea/agri/faq.html voor 5 april 2018 om 17.00 uur MET (Midden-Europese tijd).

Veelgestelde vragen worden gepubliceerd op de website van het Chafea: http://ec.europa.eu/chafea/agri/faq.html

In alle correspondentie met betrekking tot deze oproep (bv. bij het vragen van informatie, of het indienen van een aanvraag), moet duidelijk worden verwezen naar deze specifieke oproep. Zodra het elektronische uitwisselingssysteem een voorstel-ID heeft toegewezen, moet de aanvrager dit nummer gebruiken in alle verdere correspondentie.

Na de uiterste indieningstermijn zijn er geen wijzigingen van de aanvraag meer mogelijk.

Gerelateerde documenten

Leidraad voor aanvragers met de relevante bijlagen

Aanvraagformulier

Modelsubsidieovereenkomst (versie voor mono- en multiprogramma’s)


(1)  Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad (PB L 317 van 4.11.2014, blz. 56).

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1829 van de Commissie van 23 april 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen (PB L 266 van 13.10.2015, blz. 3).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1831 van de Commissie van 7 oktober 2015 tot vaststelling van toepassingsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen (PB L 266 van 13.10.2015, blz. 14).

(4)  Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 15 november 2017 tot vaststelling van het werkprogramma 2018 van voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen, C(2017) 7475/2.

(5)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).

(7)  Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1).

(8)  Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 1).

(9)  Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen (PB L 404 van 30.12.2006, blz. 9).

(*1)  Voorstellen betreffende schapen- en geitenvlees zijn ook subsidiabel in het kader van Thema C en Thema D. Voor schapen- en geitenvleesprogramma’s die worden voorgesteld in het kader van Thema C zal, om overlappingen te voorkomen, een andere boodschap worden gebruikt dan het duurzame aspect van de productie van schapen- en geitenvlees (behalve wanneer schapen- en geitenvlees in verband wordt gebracht met (een) ander(e) product(en)).

(*2)  Voorstellen betreffende groente en fruit zijn ook subsidiabel in het kader van Thema C en Thema D. Voor groente- en fruitprogramma’s die worden voorgesteld in het kader van Thema C zal, om overlappingen te voorkomen, een andere boodschap worden gebruikt dan de aandacht vestigen op de voordelen van de consumptie van groente en fruit in een evenwichtig en degelijk dieet (behalve wanneer groente en fruit in verband wordt gebracht met (een) ander(e) product(en)).

(10)  COM(2007) 279 definitief, 30.5.2007.

(11)  Artikel 106, leden 1 en 2, en artikelen 107 en 108 van het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften die zijn vastgesteld bij Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1) zoals laatstelijk gewijzigd bij respectievelijk Verordening (EU, Euratom) 2015/1929 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 286 van 30.10.2015, blz. 1) en Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2462 van de Commissie (PB L 342 van 29.12.2015, blz. 7).

(12)  PB C 316 van 27.11.1995, blz. 48.

(13)  PB C 195 van 25.6.1997, blz. 1.

(14)  Kaderbesluit 2003/568/JBZ van de Raad van 22 juli 2003 inzake de bestrijding van corruptie in de privésector (PB L 192 van 31.7.2003, blz. 54).

(15)  Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad van 24 oktober 2008 ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit (PB L 300 van 11.11.2008, blz. 42).

(16)  Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15).

(17)  Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding (PB L 164 van 22.6.2002, blz. 3).

(18)  Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan, en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad (PB L 101 van 15.4.2011, blz. 1).

(19)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).

(20)  Template is beschikbaar op het volgende adres: http://europass/cedefop.europa.eu/

(21)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 zoals laatstelijk gewijzigd bij respectievelijk Verordening (EU, Euratom) 2015/1929 en Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2462.

(22)  Voor richtsnoeren met betrekking tot de vergelijkende procedure kunt u de volgende webpagina raadplegen:

https://ec.europa.eu/chafea/agri/sites/chafea/files/agri-2016-61788-00-00_nl.pdf

(23)  Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).

(24)  De aanvragers worden erop gewezen dat indirecte kosten niet subsidiabel zijn indien zij een exploitatiesubsidie ontvangen.

(25)  Op de datum van de bekendmaking van deze oproep: Griekenland.

(26)  http://publications.europa.eu/code/nl/nl-5000100.htm

(27)  http://ec.europa.eu/agriculture/promotion/index_nl.htm

(28)  PB L 39 van 10.2.2007, blz. 1.

(29)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(30)  Artikel 96 van het Financieel reglement.


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

Europese Commissie

12.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 9/50


Bericht betreffende de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer in de Unie van stalen kabels van oorsprong uit onder meer de Volksrepubliek China, zoals uitgebreid tot stalen kabels verzonden uit onder meer de Republiek Korea en al dan niet aangegeven als van oorsprong uit dat land

(2018/C 9/11)

Momenteel is een antidumpingrecht van toepassing dat bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 102/2012 van de Raad (1) is ingesteld op de invoer van stalen kabels van oorsprong uit onder meer de Volksrepubliek China, zoals uitgebreid tot de invoer van stalen kabels verzonden uit onder meer de Republiek Korea en al dan niet aangegeven als van oorsprong uit dat land, laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1167 van de Commissie (2) („de geldende maatregelen”).

Voor de invoer in de Unie van stalen kabels verzonden uit de Republiek Korea geldt een recht van 60,4 %, met uitzondering van het product dat wordt vervaardigd door ondernemingen die krachtens Verordening (EU) nr. 102/2012 (zoals gewijzigd) als echte producenten zijn vrijgesteld. Een onderneming gevestigd in de Republiek Korea, namelijk CS Co., Ltd, waarvan de uitvoer naar de Unie van stalen kabels is vrijgesteld van het antidumpingrecht aangezien zij een echte producent bleek te zijn, heeft de Commissie ervan in kennis gesteld dat haar officiële adres is veranderd, zoals hieronder uiteengezet.

De onderneming voerde aan dat de adreswijziging niet van invloed is op haar recht om in aanmerking te komen voor het recht dat van toepassing was op het vorige adres. De Commissie heeft de verstrekte informatie onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat CS Co., Ltd dezelfde onderneming onder hetzelfde handelsregisternummer blijft, met enkel een wijziging van het adres van het bedrijf. Deze wijziging heeft geen invloed op de bevindingen van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 102/2012.

De verwijzing naar CS Co., Ltd. in de tabel in artikel 1, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 102/2012, zoals laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1167, moet worden geïnterpreteerd in het licht van de adreswijziging van de onderneming in 31-102, Junam maeul 2-gil, Yangsan, Gyeongsangnam-do. Ter wille van de duidelijkheid blijft de aanvullende Taric-code van deze onderneming A969.


(1)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 102/2012 van de Raad van 27 januari 2012 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op stalen kabels van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Oekraïne, zoals uitgebreid tot stalen kabels verzonden uit Marokko, Moldavië en de Republiek Korea, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit deze landen, na een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 en tot beëindiging van de procedure van het nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen betreffende de invoer van stalen kabels uit Zuid-Afrika overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 (PB L 36 van 9.2.2012, blz. 1).

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1167 van de Commissie van 18 juli 2016 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 102/2012 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op stalen kabels van oorsprong uit onder meer de Volksrepubliek China, zoals uitgebreid tot stalen kabels verzonden uit onder meer de Republiek Korea en al dan niet aangegeven als van oorsprong uit dat land (PB L 193 van 19.7.2016, blz. 19).


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

12.1.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 9/51


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak M.8715 — CVC/TMF)

Voor de vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

(2018/C 9/12)

1.

Op 3 januari 2018 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen.

Deze aanmelding betreft de volgende ondernemingen:

CVC Capital Partners SICAV-FIS SA („CVC”, Luxemburg);

TMF Orange Holding BV („TMF”, Nederland).

CVC verkrijgt uitsluitende zeggenschap in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening over TMF.

De concentratie komt tot stand door de verwerving van aandelen.

2.

De activiteiten van de betrokken ondernemingen zijn:

—   CVC: adviesverlening aan en beheer van beleggingsfondsen en -platforms;

—   TMF: dienstverlener op het gebied van financiën, recht en personeelsbeheer voor ondernemingen, alternatieve beleggingsfondsen en particuliere klanten.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking komt voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (2).

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na de datum van deze bekendmaking hebben bereikt. De volgende referentie moet altijd worden vermeld:

M.8715 — CVC/TMF

Opmerkingen kunnen per e-mail, per fax of per post aan de Commissie worden toegezonden. Gelieve de onderstaande contactgegevens te gebruiken:

E-mail: COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu

Fax +32 22964301

Postadres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 („de concentratieverordening”).

(2)  PB C 366 van 14.12.2013, blz. 5.