ISSN 1977-0995

doi:10.3000/19770995.C_2013.070.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 70

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

56e jaargang
9 maart 2013


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2013/C 070/01

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.6808 — PAI Partners/Industrial Parts Holding) ( 1 )

1

 

III   Voorbereidende handelingen

 

Europese Centrale Bank

2013/C 070/02

Advies van de Europese Centrale Bank van 11 december 2012 inzake een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad over essentiële-informatiedocumenten voor beleggingsproducten (CON/2012/103)

2

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2013/C 070/03

Wisselkoersen van de euro

9

2013/C 070/04

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 19 juni 2012 betreffende een ontwerpbesluit in zaak COMP/39.966 — gasgeïsoleerd schakelmateriaal (geldboeten) — Rapporteur: Ierland

10

2013/C 070/05

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur — COMP/39.966 — Gasgeïsoleerd schakelmateriaal (nieuwe vaststelling van geldboeten)

11

2013/C 070/06

Samenvatting van het besluit van de Commissie van 27 juni 2012 tot wijziging van Beschikking C(2006) 6762 definitief van 24 januari 2007 in een procedure op grond van artikel 81 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (nu artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie) en artikel 53 van de EER-Overeenkomst voor zover die beschikking gericht was tot Mitsubishi Electric Corporation en Toshiba Corporation (Zaak COMP/39.966 — Gasgeïsoleerd schakelmateriaal — Geldboeten) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 4381)  ( 1 )

12

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

2013/C 070/07

Portugese nationale procedure voor de toekenning van beperkte luchtverkeersrechten

14

2013/C 070/08

Beknopte informatie van de lidstaten betreffende overheidssteun die wordt verleend krachtens Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening) ( 1 )

26

2013/C 070/09

Beknopte informatie van de lidstaten betreffende overheidssteun die wordt verleend krachtens Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening) ( 1 )

27

 

V   Adviezen

 

BESTUURLIJKE PROCEDURES

 

Europese Investeringsbank

2013/C 070/10

Oproep voor projectvoorstellen — Tweede EIBI-toernooi Social Innovation

28

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2013/C 070/11

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.6865 — Oaktree/Countryside) — Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak ( 1 )

29

2013/C 070/12

Voorafgaande aanmelding van een concentratie (Zaak COMP/M.6796 — Aegean/Olympic II) ( 1 )

30

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2013/C 070/13

Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

31

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

9.3.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 70/1


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.6808 — PAI Partners/Industrial Parts Holding)

(Voor de EER relevante tekst)

2013/C 70/01

Op 11 februari 2013 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector,

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm) onder documentnummer 32013M6808. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


III Voorbereidende handelingen

Europese Centrale Bank

9.3.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 70/2


ADVIES VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 11 december 2012

inzake een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad over essentiële-informatiedocumenten voor beleggingsproducten

(CON/2012/103)

2013/C 70/02

Inleiding en rechtsgrondslag

Op 11 en 18 september 2012 ontving de Europese Centrale Bank (ECB) van respectievelijk de Raad van de Europese Unie en van het Europees Parlement een verzoek om een advies betreffende een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad over essentiële-informatiedocumenten voor beleggingsproducten (1) (hierna „de ontwerpverordening” te noemen).

De adviesbevoegdheid van de ECB is gebaseerd op artikel 127, lid 4 en artikel 282, lid 5 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, aangezien de ontwerpverordening bepalingen bevat betreffende de bijdrage van het Europees Stelsel van centrale banken tot een goede beleidsvoering ten aanzien van de stabiliteit van het financiële stelsel, zoals bedoeld in artikel 127, lid 5 van het Verdrag. Overeenkomstig de eerste volzin van artikel 17.5 van het Reglement van orde van de Europese Centrale Bank heeft de Raad van bestuur dit advies goedgekeurd.

Algemene opmerkingen

De ECB verwelkomt de ontwerpverordening die beoogt de transparantie van retailbeleggingsproducten te verbeteren en te garanderen dat kleine beleggers de belangrijkste kenmerken en risico's van beleggingsproducten kunnen begrijpen en de kenmerken van de verschillende producten kunnen vergelijken. Passende bekendmaking vergemakkelijkt de consumentenbescherming, die een belangrijke rol speelt bij de handhaving van de stabiliteit van het financiële stelsel.

Specifieke opmerkingen

1.   Consistentie met andere wetgevingsinitiatieven van de Europese Unie

1.1.

Informatievereisten moeten gepaard gaan met passende toezichthoudende bevoegdheden, zowel op nationaal als op Unieniveau, teneinde de marketing, distributie of verkoop van bepaalde financiële instrumenten te verbieden of te beperken indien de ordelijke werking van de financiële markten, de stabiliteit van het gehele financiële stelsel van de Unie of een deel daarvan of de beleggersbescherming bedreigd worden (2). De ECB benadrukt dat het belangrijk is te verzekeren dat de Uniewetgeving inzake financiële diensten de Europese Toezichthoudende Autoriteiten (European Supervisory Authorities- ESA's) en de nationale bevoegde autoriteiten adequate interventiebevoegdheden toekent. In het bijzonder kunnen de banken- en verzekeringstoezichthouders interventiebevoegdheden krijgen die vergelijkbaar zijn met de aan de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten (ESMA) en de nationale bevoegde autoriteiten toegewezen bevoegdheden, zulks krachtens het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van verordening (EMIR) betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (hierna „het MiFIR-voorstel”) (3).

1.2.

Naast de door de ontwerpverordening ingevoerde harmonisatie van de precontractuele informatie, beveelt de ECB aan om marktgedragvereisten in verband met de verkoop van financiële producten voor alle financiële-dienstensectoren af te stemmen volgens reeds voorgestelde maatregelen indien toepasselijk (4).

1.3.

Tot slot zouden gelijke voorwaarden tussen verschillende soorten beleggingsproducten moeten worden gewaarborgd om regelgevingsarbitrage ten koste van de beleggingsproducten die niet vallen onder de ontwerpverordening, zoals niet-complexe financiële instrumenten, te vermijden. Informatievereisten voor andere categorieën financiële producten krachtens bestaande Uniewetgeving zouden moeten worden aangevuld met het door de ontwerpverordening ingevoerde gestandaardiseerde essentiële-informatiedocument („key information document” of KID). Dit zou in het bijzonder de producten kunnen betreffen die vallen onder Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (5) en Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (6).

2.   Verantwoordelijkheid voor het verstrekken van het KID

De ontwerpverordening legt de verantwoordelijkheid voor de voorbereiding van het KID bij de beleggingsproductontwikkelaar die eveneens aansprakelijk is op basis van de verstrekte informatie (7). Kleine beleggers staan echter in rechtstreeks contact met de distributeurs van beleggingsproducten, en niet met de ontwikkelaars. Daarom zou de distributeur van een beleggingsproduct eveneens moeten garanderen dat de kleine belegger op doelmatige wijze een klacht kan indienen tegen de ontwikkelaar in verband met het KID, alsook een beroepsprocedure aanhangig kan maken. Bovendien is de ECB van mening dat de ontwerpregeling bij grensoverschrijdende geschillen eveneens doelmatige beroepsprocedures dient toe te staan, in het bijzonder wanneer de ontwikkelaar is gevestigd in een andere lidstaat of een derde land.

3.   KID-inhoud

De ECB beveelt aan dat de ontwerpverordening uitdrukkelijk vereist dat het KID de volgende elementen bevat: i) het beleggingsproduct betreffende tegenpartijrisico’s, operationele en liquiditeitsrisico’s; ii) aan effectieve stressscenario’s gerelateerde productprestatiegevoeligheid; en iii) het hefboom-gerelateerde bestanddeel van het product voor zover dat bestanddeel de toepasselijke risico's zou kunnen vergroten. Dergelijke aanvullende informatie zal garanderen dat het KID beleggers niet te veel doet vertrouwen op vroegere prestatiepatronen en dat het KID de risico's van de beleggingsproducten volledig en billijk omschrijft.

4.   Administratieve sancties en maatregelen

De ECB beveelt aan dat de ontwerpverordening zo wordt gewijzigd dat ze strookt met andere ontwerpen van Uniewetgeving (8) die administratieve sancties invoeren, met name door bepalingen inzake administratieve geldboeten op te nemen.

Indien de ECB wijzigingen van de ontwerpverordening aanbeveelt, worden daartoe specifiek onderbouwde formuleringsvoorstellen in de bijlage opgenomen.

Gedaan te Frankfurt am Main, 11 december 2012.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  COM(2012) 352 definitief.

(2)  Zie paragraaf 12.1 van ECB Advies CON/2012/21 van 22 maart 2012 inzake: i) een voorstel voor een richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad; ii) een voorstel voor een verordening betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EMIR) betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters; iii) een voorstel voor een richtlijn betreffende strafrechtelijke sancties voor handel met voorwetenschap en marktmanipulatie; en iv) een voorstel voor een verordening betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik) (PB C 161 van 7.6.2012, blz. 3). Alle ECB-adviezen worden gepubliceerd op de ECB-website: http://www.ecb.europa.eu

(3)  COM(2011) 652 definitief, zie de artikelen 31 en 32.

(4)  Zie bijvoorbeeld de regels inzake de toegelaten strekking van door beleggingsondernemingen aangeboden pure uitvoeringsdiensten, vervat in artikel 25, lid 3 van het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten voor financiële instrumenten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/39/EG van het van het Europees Parlement en de Raad, COM(2011) 656 definitief (hierna: het „MiFID-voorstel”).

(5)  PB L 345 van 31.12.2003, blz. 64.

(6)  PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1. Zie in het bijzonder de artikelen 183 tot en met 185.

(7)  Zie Artikel 5 van de ontwerpverordening.

(8)  Zie artikel 75, lid 2, onder e) en f) van het MiFID-voorstel. Zie eveneens artikel 99bis, lid 2, onder e) en f) dat moet worden ingevoegd in Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32) middels het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2009/65/EG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) wat betreft de bewaardertaken, het bezoldigingsbeleid en de sancties, COM(2012) 350 def (hierna de „ontwerp-ICBE V-richtlijn”).


BIJLAGE

Formuleringsvoorstellen

Door de Commissie voorgestelde tekst

Door de ECB voorgestelde wijzigingen (1)

Wijziging 1

Artikel 25

„Artikel 25

1.   Binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze verordening maakt de Commissie een evaluatie ervan. De evaluatie omvat een algemeen overzicht betreffende de praktische toepassing van de in deze verordening vastgestelde regels rekening houdend met de ontwikkelingen op de markt voor retailbeleggingsproducten. Met betrekking tot icbe’s als omschreven in artikel 1, lid 2, van Richtlijn 2009/65/EG wordt in de evaluatie nagegaan of de overgangsregeling krachtens artikel 24 van deze verordening wordt verlengd dan wel of de bepalingen inzake essentiële beleggersinformatie in Richtlijn 2009/65/EG na de vaststelling van eventuele noodzakelijke aanpassingen kunnen worden vervangen of gelijkwaardig kunnen worden geacht aan het essentiële-informatiedocument als bedoeld in deze verordening. In de evaluatie wordt eveneens onderzocht of het toepassingsgebied van deze verordening tot andere financiële producten kan worden verruimd.

2.   Na raadpleging van het Gemengd Comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in, eventueel vergezeld van een wetgevingsvoorstel.”

„Artikel 25

1.   Na de inwerkingtreding van deze Verordening evalueert de Commissie de Uniewetgeving op het gebied van financiële diensten, teneinde de volgende merites te beoordelen: de invoering van gestandaardiseerde essentiële-informatiedocumenten in overeenstemming met de regels die door deze Verordening zijn ingevoerd in verband met categorieën financiële instrumenten die niet onder deze Verordening vallen, in het bijzonder in verband met de producten die vallen onder Richtlijn 2003/71/EG en Richtlijn 2009/138/EG; (ii) de invoering van geharmoniseerde marktgedragsvereisten in verband met de verkoop van financiële producten; en (iii) de toekenning aan de Europese toezichthoudende autoriteiten en de nationale bevoegde autoriteiten van interventiebevoegdheden in verband met specifieke categorieën financiële producten, onder meer door met het oog op beleggersbescherming en de stabiliteit van het financiële stelsel ingevoerde productverboden, rekening houdend met de bevoegdheden die dienaangaande zijn ingevoerd door Verordening (EU) nr. xx/xx van het Europees Parlement en de Raad van [datum] betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening [EMIR] betreffende OTC-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (2).

1 2.   Binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze verordening maakt de Commissie een evaluatie ervan. De evaluatie omvat een algemeen overzicht betreffende de praktische toepassing van de in deze verordening vastgestelde regels rekening houdend met de ontwikkelingen op de markt voor retailbeleggingsproducten. Met betrekking tot icbe’s als omschreven in artikel 1, lid 2, van Richtlijn 2009/65/EG wordt in de evaluatie nagegaan of de overgangsregeling krachtens artikel 24 van deze verordening wordt verlengd dan wel of de bepalingen inzake essentiële beleggersinformatie in Richtlijn 2009/65/EG na de vaststelling van eventuele noodzakelijke aanpassingen kunnen worden vervangen of gelijkwaardig kunnen worden geacht aan het essentiële-informatiedocument als bedoeld in deze verordening. In de evaluatie wordt eveneens onderzocht of het toepassingsgebied van deze verordening tot andere financiële producten kan worden verruimd.

2 3.   Na raadpleging van het Gemengd Comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in, eventueel vergezeld van een wetgevingsvoorstel.

Uitleg

Gelijke voorwaarden tussen verschillende soorten beleggingsproducten zouden moeten worden gewaarborgd om regelgevingsarbitrage ten koste van de beleggingsproducten, die niet vallen onder de ontwerpverordening, zoals niet-complexe financiële instrumenten, te vermijden. Informatievereisten voor andere categorieën van financiële producten krachtens bestaande Uniewetgeving zouden moeten worden aangevuld met het door de ontwerpverordening ingevoerde gestandaardiseerde KID. Marktgedragvereisten aangaande de verkoop van financiële producten zouden eveneens geharmoniseerd moeten worden ingevoerd in verband met een ruim omschreven scala aan producten. De ESA’s en de nationale bevoegde autoriteiten zouden tegelijkertijd bevoegdheden moeten worden verleend om te interveniëren in verband met specifieke categorieën financiële producten, ook middels het verbod van deze producten met het oog opde beleggersbescherming en de stabiliteit van het financiële stelsel. Dienaangaande zou rekening moeten worden gehouden met de resultaten van het lopende wetgevingsproces waarin dergelijke marktgedragvereisten en toezichthoudende bevoegdheden tot tussenkomst in het MiFIR-voorstel moeten worden ingevoerd.

Wijziging 2

Artikel 8, lid 2

„2.   Het essentiële-informatiedocument bevat de volgende gegevens:

a)

onder een titel aan het begin van het document, de naam van het beleggingsproduct en de identiteit van de ontwikkelaar van het beleggingsproduct;

b)

onder de titel „waar gaat het om bij deze belegging?” de aard en de voornaamste kenmerken van het beleggingsproduct, waaronder:

i)

het type beleggingsproduct;

ii)

de doelstellingen en de middelen om deze te bereiken;

iii)

een vermelding of de ontwikkelaar van het beleggingsproduct specifieke milieu-, sociale of beheersresultaten beoogt, met betrekking tot zijn bedrijfsvoering dan wel met betrekking tot het beleggingsproduct, en zo ja, een vermelding van de nagestreefde resultaten en hoe deze moeten worden bereikt;

iv)

iindien het beleggingsproduct verzekeringsuitkeringen biedt, nadere gegevens over deze verzekeringsuitkeringen;

v)

de termijn van het beleggingsproduct, indien bekend;

vi)

prestatieverwachtingen, indien relevant gelet op de aard van het product;

c)

onder de titel „kan ik geld verliezen?” een korte vermelding of verlies van kapitaal mogelijk is, waaronder

i)

verstrekte waarborgen of kapitaalbescherming, alsmede beperkingen daarop;

ii)

een vermelding of het beleggingsproduct wordt gedekt door een vergoedings- of waarborgregeling;

d)

onder de titel „waarvoor is het product bestemd?” een vermelding van de aanbevolen minimumperiode van bezit en het verwachte liquiditeitsprofiel van het product, waaronder de mogelijkheid en de voorwaarden tot desinvestering vóór het einde van de looptijd, rekening houdende met het risicovergoedingsprofiel van het beleggingsproduct en de marktontwikkelingen die hiermee worden beoogd;

e)

onder de titel „welke zijn de risico’s en wat kan ik daarvoor verwachten?” het risicovergoedingsprofiel van het beleggingsproduct, waaronder een samenvattende indicator van dit profiel en waarschuwingen met betrekking tot specifieke risico’s die mogelijk niet volledig in de samenvattende indicator zijn weergegeven;

f)

onder de titel „wat zijn de kosten?” de kosten die aan de belegging in het beleggingsproduct zijn verbonden, waaronder de door de belegger te dragen directe en indirecte kosten, met een samenvattende indicator van deze kosten;

g)

onder de titel „wat heeft het in het verleden opgeleverd?” de resultaten in het verleden van het beleggingsproduct, indien dit relevant is gelet op de aard van het product en de duur van de voorbije resultaten;

h)

voor pensioenproducten, onder de titel „wat krijg ik wanneer ik met pensioen ga?” projecties van mogelijke toekomstige resultaten.”

„2.   Het essentiële-informatiedocument bevat de volgende gegevens:

a)

onder een titel aan het begin van het document, de naam van het beleggingsproduct en de identiteit van de ontwikkelaar van het beleggingsproduct;

b)

onder de titel „waar gaat het om bij deze belegging?” de aard en de voornaamste kenmerken van het beleggingsproduct, waaronder:

i)

het type beleggingsproduct;

ii)

de doelstellingen en de middelen om deze te bereiken;

iii)

een vermelding of de ontwikkelaar van het beleggingsproduct specifieke milieu-, sociale of beheersresultaten beoogt, met betrekking tot zijn bedrijfsvoering dan wel met betrekking tot het beleggingsproduct, en zo ja, een vermelding van de nagestreefde resultaten en hoe deze moeten worden bereikt;

iv)

iindien het beleggingsproduct verzekeringsuitkeringen biedt, nadere gegevens over deze verzekeringsuitkeringen;

v)

de termijn van het beleggingsproduct, indien bekend;

vi)

prestatieverwachtingen, indien relevant gelet op de aard van het product;

c)

onder de titel „kan ik geld verliezen?” een korte vermelding of verlies van kapitaal mogelijk is, waaronder

i)

verstrekte waarborgen of kapitaalbescherming, alsmede beperkingen daarop;

ii)

een vermelding of het beleggingsproduct wordt gedekt door een vergoedings- of waarborgregeling;

d)

onder de titel „waarvoor is het product bestemd?” een vermelding van de aanbevolen minimumperiode van bezit en het verwachte liquiditeitsprofiel van het product, waaronder de mogelijkheid en de voorwaarden tot desinvestering vóór het einde van de looptijd, rekening houdende met het risicovergoedingsprofiel van het beleggingsproduct en de marktontwikkelingen die hiermee worden beoogd;

e)

onder de titel „welke zijn de risico’s en wat kan ik daarvoor verwachten?” het risicovergoedingsprofiel van het beleggingsproduct, waaronder een samenvattende indicator van dit profiel en een waarschuwing dat de opbrengst van het product negatief kan worden beïnvloed door de opgesomde risico's, gevolgd door een beschrijving van:

i)

tegenpartij, operationele risico's en liquiditeitsrisico's inzake het beleggingsproduct;

ii)

gevoeligheid van de productperformantie voor effectieve stressscenario's;

iii)

het hefboom-gerelateerd bestanddeel van het product voor zover dat bestanddeel de risico's zou kunnen vermenigvuldigen;

iv)

en waarschuwingen met betrekking tot andere specifieke risico’s die mogelijk niet volledig in de samenvattende indicator zijn weergegeven;

f)

onder de titel „wat zijn de kosten?” de kosten die aan de belegging in het beleggingsproduct zijn verbonden, waaronder de door de belegger te dragen directe en indirecte kosten, met een samenvattende indicator van deze kosten;

g)

onder de titel „wat heeft het in het verleden opgeleverd?” de resultaten in het verleden van het beleggingsproduct, indien dit relevant is gelet op de aard van het product en de duur van de voorbije resultaten, inclusief een waarschuwing dat performantie in het verleden geen toekomstige performantie van de belegging waarborgt en dat de risico's waarnaar in andere afdelingen van het KID wordt verwezen een wezenlijke negatieve impact zouden kunnen hebben op de belegging;

h)

voor pensioenproducten, onder de titel „wat krijg ik wanneer ik met pensioen ga?” projecties van mogelijke toekomstige resultaten.”

Uitleg

De voorgestelde aanvullende informatie moet garanderen dat het KID niet tot gevolg heeft dat beleggers te veel vertrouwen op de vroegere performantiepatronen en dat het KID een volledige en eerlijke omschrijving geeft van de risico's in verband met de beleggingsproducten.

Wijziging 3

Artikel 14

„Artikel 14

De ontwikkelaar van beleggingsproducten voert passende procedures en regelingen in om ervoor te zorgen dat retailbeleggers die een klacht met betrekking tot het essentiële-informatiedocument hebben ingediend, een tijdig en passend antwoord krijgen.”

„Artikel 14

De ontwikkelaar van het beleggingsproduct en de distributeur moeten passende procedures en regelingen vaststellen ter garantie dat: (i) retailbeleggers op doeltreffende wijze een klacht kunnen indienen tegen de ontwikkelaar van het beleggingsproduct en dus een vergoedingsprocedure kunnen starten; (ii) retailbeleggers die een klacht met betrekking tot het essentiële-informatiedocument hebben ingediend, een tijdig en passend antwoord krijgen; en (iii) doeltreffende vergoedingsprocedures eveneens beschikbaar zijn voor retailbeleggers in het geval van grensoverschrijdende geschillen, in het bijzonder wanneer de ontwikkelaar van het beleggingsproduct in een andere Lidstaat of een derde land is gevestigd.”

Uitleg

De ontwerpverordening legt de verantwoordelijkheid voor de voorbereiding van het KID bij de ontwikkelaar van het beleggingsproduct die eveneens aansprakelijk is op basis van de verstrekte informatie. Kleine beleggers staan echter in rechtstreeks contact met de distributeurs, en niet met de ontwikkelaars van beleggingsproducten. Daarom zou de distributeur van een beleggingsproduct eveneens moeten garanderen dat de kleine belegger op doelmatige wijze een klacht kan indienen tegen de ontwikkelaar in verband met het KID, alsook een beroepsprocedure aanhangig kan maken. De vergoedingsprocedure zou eveneens doelmatig moeten zijn in het geval van grensoverschrijdende geschillen, in het bijzonder wanneer de ontwikkelaar van het beleggingsproduct in een andere Lidstaat of een derde land is gevestigd.

Wijziging 4

Artikel 19, lid 2

„2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten gemachtigd zijn ten minste de volgende administratieve maatregelen en sancties op te leggen:

a)

een bevel waarbij het aanbieden op de markt van een beleggingsproduct wordt verboden;

b)

een bevel waarbij het aanbieden op de markt van een beleggingsproduct wordt opgeschort;

c)

een waarschuwing die openbaar wordt gemaakt en waarin de verantwoordelijke persoon en de aard van de inbreuk worden bekendgemaakt;

d)

een bevel tot publicatie van een nieuwe versie van het essentiële-informatiedocument.”

„2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten gemachtigd zijn ten minste de volgende administratieve maatregelen en sancties op te leggen:

a)

een bevel waarbij het aanbieden op de markt van een beleggingsproduct wordt verboden;

b)

een bevel waarbij het aanbieden op de markt van een beleggingsproduct wordt opgeschort;

c)

een waarschuwing die openbaar wordt gemaakt en waarin de verantwoordelijke persoon en de aard van de inbreuk worden bekendgemaakt;

d)

een bevel tot publicatie van een nieuwe versie van het essentiële-informatiedocument.

e)

in het geval van een rechtspersoon, administratieve geldboeten oplopend tot 10% van de totale jaaromzet van de rechtspersoon in het voorgaande boekjaar; wanneer de rechtspersoon een dochteronderneming van een moederonderneming is, is de desbetreffende totale jaaromzet gelijk aan de totale jaaromzet die blijkt uit de geconsolideerde rekening van de uiteindelijke moederonderneming in het voorgaande boekjaar;

f)

ingeval het een natuurlijke persoon betreft, administratieve geldboeten oplopend tot maximaal 5 000 000 EUR of, in de lidstaten waar de euro niet de officiële valuta is, het overeenkomstige bedrag in de nationale valuta op de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn”

Uitleg

De aanbevolen wijzigingen zouden zorgen voor een harmonisatie wat betreft de oplegging van administratieve geldboeten met andere ontwerpen van Uniewetgeving, in het bijzonder het MiFID-voorstel en de voorgestelde ICBE V-richtlijn.


(1)  Vet gedrukte tekst geeft aan waar de ECB voorstelt nieuwe tekst toe te voegen Doorhaling betreft tekst die de ECB voorstelt te schrappen.

(2)  PB L….. van, blz.... .”


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

9.3.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 70/9


Wisselkoersen van de euro (1)

8 maart 2013

2013/C 70/03

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,3090

JPY

Japanse yen

125,50

DKK

Deense kroon

7,4573

GBP

Pond sterling

0,87100

SEK

Zweedse kroon

8,3239

CHF

Zwitserse frank

1,2355

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

7,4435

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,443

HUF

Hongaarse forint

297,64

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,7010

PLN

Poolse zloty

4,1380

RON

Roemeense leu

4,3587

TRY

Turkse lira

2,3490

AUD

Australische dollar

1,2738

CAD

Canadese dollar

1,3470

HKD

Hongkongse dollar

10,1525

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,5789

SGD

Singaporese dollar

1,6317

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 427,23

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

11,8996

CNY

Chinese yuan renminbi

8,1413

HRK

Kroatische kuna

7,5908

IDR

Indonesische roepia

12 676,07

MYR

Maleisische ringgit

4,0658

PHP

Filipijnse peso

53,221

RUB

Russische roebel

40,1213

THB

Thaise baht

38,903

BRL

Braziliaanse real

2,5578

MXN

Mexicaanse peso

16,6598

INR

Indiase roepie

71,1770


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


9.3.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 70/10


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 19 juni 2012 betreffende een ontwerpbesluit in zaak COMP/39.966 — gasgeïsoleerd schakelmateriaal (geldboeten)

Rapporteur: Ierland

2013/C 70/04

1.

Het Adviescomité is het met de Europese Commissie eens dat de adressaten van het ontwerpbesluit een geldboete moet worden opgelegd.

2.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat 2003 moet worden gebruikt als referentiejaar voor de berekening van de geldboete die de adressaten van het ontwerpbesluit moet worden opgelegd.

3.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens over de basisbedragen van de geldboeten.

4.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens over de eindbedragen van de geldboeten.

5.

Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.


9.3.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 70/11


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur (1)

COMP/39.966 — Gasgeïsoleerd schakelmateriaal (nieuwe vaststelling van geldboeten)

2013/C 70/05

Het ontwerpbesluit wijzigt de vorige beschikking van de Commissie van 24 januari 2007 (2) in de zaak betreffende gasgeïsoleerd schakelmateriaal. De wijzigingen betreffen slechts twee ondernemingen: Mitsubishi Electric Corporation („Melco”) en Toshiba Corporation („Toshiba”).

In de eerdere beschikking stelde de Commissie vast dat twintig rechtspersonen (die behoren tot tien ondernemingen, waarbij een aantal rechtspersonen aansprakelijk worden gesteld als moedermaatschappij) hadden deelgenomen aan een kartelovereenkomst in de sector van gasgeïsoleerd schakelmateriaal. De Commissie legde geldboeten op, onder meer aan Melco en Toshiba.

In zaak T-113/07 (Toshiba Corp./Europese Commissie) en zaak T-133/07 (Mitsubishi Electric Corp./Europese Commissie) bevestigde het Gerecht op 12 juli 2011 de vaststelling dat Toshiba en Melco inbreuk maakten op artikel 81 EG-Verdrag (thans artikel 101 VWEU), maar verklaarde het de geldboeten die Melco en Toshiba waren opgelegd, nietig op grond van de schending van het beginsel van gelijke behandeling door de Commissie bij haar keuze van het referentiejaar voor de berekening van de geldboete.

Op 15 februari 2012 deelde de Commissie Melco en Toshiba in „letters of facts” mee dat zij voornemens was de twee ondernemingen opnieuw geldboeten op te leggen wegens de inbreuk die door het Gerecht was bevestigd. In de letters of facts werden de omstandigheden, de parameters en de berekeningsmethode die van belang waren voor de vaststelling van de geldboeten beschreven, en werden beide ondernemingen in de gelegenheid gesteld tot 16 maart 2012 opmerkingen in te dienen. Op verzoek van Toshiba werd die termijn verlengd tot 23 maart 2012.

Op 15 maart 2012 liet Toshiba de raadadviseur-auditeur weten dat een letter of facts in deze situatie niet passend is en dat een nieuw besluit waarbij een geldboete wordt opgelegd, zou moeten worden voorafgegaan door een mededeling van punten van bezwaar, waarop Toshiba het recht heeft te antwoorden.

Ik antwoordde Toshiba op 16 maart 2012 dat een mededeling van punten van bezwaar in deze zaak niet vereist is, omdat de Commissie geen andere bezwaren heeft tegen Toshiba dan die welke Toshiba reeds zijn medegedeeld in de procedure die leidde tot de eerste beschikking van de Commissie. Bovendien had Toshiba de mogelijkheid gekregen om schriftelijk haar standpunt mee te delen over het voornemen van de Commissie om een besluit vast te stellen waarbij een nieuwe geldboete wordt opgelegd.

Ik concludeer derhalve dat de adressaten van het ontwerpbesluit hun procedurele rechten daadwerkelijk hebben kunnen uitoefenen en dat hun recht te worden gehoord, geëerbiedigd is.

Brussel, 20 juni 2012.

Michael ALBERS


(1)  Overeenkomstig artikel 16 van Besluit 2011/695/EU van de voorzitter van de Europese Commissie van 13 oktober 2011 betreffende de functie en het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 275 van 20.10.2011, blz. 29).

(2)  Beschikking van de Commissie C(2006) 6762 def. van 24 januari 2007. Een samenvatting van de beschikking werd bekendgemaakt in PB C 5 van 10.1.2008, blz. 7.


9.3.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 70/12


Samenvatting van het besluit van de Commissie

van 27 juni 2012

tot wijziging van Beschikking C(2006) 6762 definitief van 24 januari 2007 in een procedure op grond van artikel 81 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (nu artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie) en artikel 53 van de EER-Overeenkomst voor zover die beschikking gericht was tot Mitsubishi Electric Corporation en Toshiba Corporation

(Zaak COMP/39.966 — Gasgeïsoleerd schakelmateriaal — Geldboeten)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 4381)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

2013/C 70/06

Op 27 juni 2012 stelde de Commissie een besluit vast tot wijziging van Beschikking C(2006) 6762 def. van 24 januari 2007 in een procedure op grond van artikel 81 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (nu artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie) en artikel 53 van de EER-Overeenkomst voor zover die beschikking gericht was tot Mitsubishi Electric Corporation en Toshiba Corporation. Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad  (1) maakt de Commissie bij dezen de namen van de partijen en de belangrijkste punten van het besluit, waaronder de opgelegde sancties, bekend, rekening houdende met het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake bescherming van hun bedrijfsgeheimen.

1.   INLEIDING

(1)

Het besluit wijzigt Beschikking C(2006) 6762 van 24 januari 2007 voor zover die beschikking gericht was tot Mitsubishi Electric Corporation (Melco) en Toshiba Corporation (Toshiba) (hierna „de beschikking van 24 januari 2007” genoemd).

(2)

In zijn arresten in zaak T-113/07 (Toshiba Corp./Europese Commissie) en zaak T-133/07 (Mitsubishi Electric Corp./Europese Commissie) bevestigde het Gerecht de vaststelling die de Commissie op grond van artikel 7, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003, die in artikel 1, onder l) en s), van de beschikking van 24 januari 2007 had gedaan, dat Melco en Toshiba inbreuk maakten op artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst, door van 15 april 1988 tot 11 mei 2004 deel te nemen aan een geheel van overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de sector van gasgeïsoleerd schakelmateriaal in de EER. Het Gerecht verklaarde echter de geldboeten die Melco en Toshiba in de beschikking van 24 januari 2007 wegens deze inbreuk waren opgelegd, nietig op grond van de schending van het beginsel van gelijke behandeling in de keuze van het referentiejaar voor de berekening van de geldboete die Melco en Toshiba zou worden opgelegd.

(3)

Het besluit zet de vergissing in de keuze van het referentiejaar recht en legt Melco en Toshiba opnieuw een geldboete op voor hun deelname aan de inbreuk die in de beschikking van 24 januari 2007 is vastgesteld.

2.   BESCHRIJVING VAN DE ZAAK

2.1.   Procedure

(4)

Het voornemen van de Commissie om Melco en Toshiba opnieuw een geldboete op te leggen en de parameters voor de berekening daarvan werden Melco en Toshiba medegedeeld in een „letter of facts” van 15 februari 2012, waarop Melco op 16 maart 2012 antwoordde en Toshiba op 23 maart 2012.

(5)

Op 8 juni 2012 respectievelijk 12 juni 2012 vond met de vertegenwoordigers van Melco en Toshiba een bijeenkomst plaats over de inhoud van de letter of facts.

(6)

Het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities bracht op 19 juni 2012 een gunstig advies uit.

2.2.   Samenvatting van de inbreuk

(7)

Zoals vastgesteld in de beschikking van 24 januari 2007 maakten Melco en Toshiba inbreuk op artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst door van 15 april 1988 tot 11 mei 2004 deel te nemen aan een geheel van overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de sector van gasgeïsoleerd schakelmateriaal in de EER.

(8)

In de beschikking van 24 januari 2007 werden Melco en Toshiba individueel aansprakelijk gesteld voor hun betrokkenheid bij de inbreuk tussen 15 april 1988 en 1 oktober 2002, en hoofdelijk aansprakelijk voor de inbreuk die tussen 1 oktober 2002 en 11 mei 2004 door TM T&D (2) werd gepleegd.

2.3.   Adressaten

(9)

De adressaten van het besluit zijn Melco en Toshiba.

2.4.   Sancties

(10)

Voor de berekening van de geldboete voor Melco en Toshiba past de Commissie de richtsnoeren voor de berekening van geldboeten van 1998 (3) toe, die ook werden toegepast voor de berekening van de geldboete die in de beschikking van 24 januari 2007 werd opgelegd.

2.4.1.   Basisbedrag van de geldboete

(11)

Deze zaak betreft een zeer ernstige inbreuk.

(12)

Gelet op de duur van de inbreuk past de Commissie een verhoging van 140 % toe voor de periode waarin Melco en Toshiba individueel aansprakelijk zijn, en 15 % voor de periode waarin zij hoofdelijk aansprakelijk zijn.

2.4.2.   Verzwarende omstandigheden

(13)

In deze zaak zijn er geen verzwarende omstandigheden.

2.4.3.   Verzachtende omstandigheden

(14)

In deze zaak zijn er geen verzachtende omstandigheden.

2.4.4.   Specifieke verhoging met het oog op afschrikking

(15)

Zowel voor Melco als voor Toshiba wordt een vermenigvuldigingsfactor voor afschrikking toegepast omdat zij een mondiale omzet hebben.

2.4.5.   Toepassing van het 10 %-omzetplafond

(16)

Noch voor Melco noch voor Toshiba bereikt de geldboete het plafond van 10 % van hun mondiale omzet.

2.4.6.   Toepassing van de clementieregeling van 2002: boetevermindering

(17)

Er worden geen verminderingen op grond van de clementieregeling van 2002 toegepast.

3.   BESLUIT

(18)

Voor de enkele en voortgezette inbreuk waarop de beschikking van 24 januari 2007 ziet, worden de volgende geldboeten opgelegd:

a)

individuele aansprakelijkheid van Mitsubishi Electric Corporation: 74 817 000 EUR;

b)

individuele aansprakelijkheid van Toshiba Corporation: 56 793 000 EUR;

c)

hoofdelijke aansprakelijkheid van Mitsubishi Electric Corporation en Toshiba Corporation: 4 650 000 EUR.


(1)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.

(2)  TM T&D Corporation was een 50/50 joint venture tussen Melco en Toshiba. Zij was belast met de productie en de verkoop van gasgeïsoleerd schakelmateriaal. Zij startte haar activiteiten op 1 oktober 2002. Op 30 april 2005 werd zij ontbonden en werden haar activa overgenomen door Melco en Toshiba.

(3)  PB C 9 van 14.1.1998, blz. 3.


INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE LIDSTATEN

9.3.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 70/14


Portugese nationale procedure voor de toekenning van beperkte luchtverkeersrechten

2013/C 70/07

Overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 847/2004 inzake onderhandelingen over en de uitvoering van overeenkomsten inzake luchtdiensten tussen lidstaten en derde landen gaat de Europese Commissie over tot de bekendmaking van de volgende nationale procedure voor de verdeling van verkeersrechten die beperkt zijn krachtens overeenkomsten inzake luchtdiensten met derde landen onder in aanmerking komende luchtvaartmaatschappijen uit de Europese Unie.

MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Wetgevingsdecreet nr. 116/2012 van 29 mei 2012

De behoeften waaraan het luchtvervoer tegemoetkomt en de functies die het vervult, zijn zodanig belangrijk in de politieke en geografische context van ons land dat ze rechtvaardigen dat de staat institutionele maatregelen opstelt die haar in staat stellen passende maatregelen te nemen om een billijk evenwicht te bereiken tussen de vele belangen, zowel openbare als particuliere, in verband met luchtvervoer in het algemeen.

Kwesties met betrekking tot luchtvervoer, met name het aspect markttoegang, zijn tot dusver echter nog steeds geregeld bij Wetgevingsdecreet nr. 66/92 van 23 april 1992, voor wat niet-communautair luchtvervoer betreft.

Alle aspecten van de bovenvermelde nationale wetgeving hebben aanzienlijke veranderingen ondergaan nadat de Europese Unie regels heeft vastgesteld met betrekking tot intracommunautair luchtvervoer: de toegang tot de communautaire markt voor luchtvervoer is geregeld bij drie wetgevingspakketten, waarvan het „derde pakket voor de liberalisering van het luchtvervoer in de Gemeenschap” het laatste is, en recentelijk bij de publicatie van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap.

Bij deze laatste verordening zijn niet alleen wijzigingen aangebracht in het systeem, maar zijn ook de vorige systemen, zoals vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 2407/92 betreffende de verlening van exploitatievergunningen aan luchtvaartmaatschappijen, Verordening (EEG) nr. 2408/92 betreffende de toegang van communautaire luchtvaartmaatschappijen tot intracommunautaire luchtroutes en Verordening (EEG) nr. 2409/92, die allen dateren van 23 juli 1992, geconsolideerd tot één wetgevingsinstrument.

Het niet-communautaire luchtvervoer heeft deze veranderingen nog niet doorgemaakt en wordt nog altijd geregeld bij de nationale bepalingen van het bovenvermelde wetgevingsdecreet, onverminderd de regels die zijn vastgelegd in bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten en andere bilaterale en multilaterale wettelijke en administratieve instrumenten die tussen staten zijn gesloten op het gebied van internationale relaties tussen lidstaten en derde landen, alsmede die welke zijn gesloten tussen de Europese Unie, de lidstaten en derde landen.

Uit de arresten van het Hof van Justitie in de zaken C-466/98, C-467/98, C-468/98, C-469/98, C-471/98, C-472/98, C-475/98 en C-476/98 blijkt ook duidelijk dat de Gemeenschap bevoegd is voor diverse aspecten die aan bod moeten komen in bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten tussen lidstaten en derde landen.

Met dit doel is Verordening (EG) nr. 847/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake onderhandelingen over en de uitvoering van overeenkomsten inzake luchtdiensten tussen lidstaten en derde landen vastgesteld.

Als het dus duidelijk is dat het thema van een overeenkomst gedeeltelijk onder de bevoegdheid van de Gemeenschap en gedeeltelijk onder die van de lidstaten valt, is het van essentieel belang te zorgen voor nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de communautaire instellingen, zoals vereist uit hoofde van de bovenvermelde verordening.

Voorts is in de verordening bepaald dat de lidstaten niet-discriminerende en transparante procedures moeten opstellen voor de verdeling van verkeersrechten tussen communautaire luchtvaartmaatschappijen, maar er bij de toepassing van die procedures ook op moeten toezien dat de continuïteit van de luchtdiensten behouden blijft.

Het moge duidelijk zijn dat de nationale regels van Wetgevingsdecreet nr. 66/92 van 23 april 1992 tegenwoordig niet meer aansluiten bij de nieuwe eisen inzake de verdeling van verkeersrechten in de context van niet-communautair vervoer, aangezien ze ouder zijn dan de recentere, door de Europese Unie vastgestelde regels betreffende de onderhandelingen over en de tenuitvoerlegging van overeenkomsten voor luchtdiensten tussen lidstaten en derde landen. Sommige bepalingen zijn zelfs strijdig met de communautaire wetgeving. Ze moeten dan ook worden geharmoniseerd en in overeenstemming worden gebracht met het geldende communautaire wetgevingskader.

Het hoofddoel van dit wetgevingsdecreet is een nationaal wetgevingskader vast te stellen dat een weerspiegeling vormt van het nieuwe communautaire kader voor wat de verdeling van verkeersrechten betreft en, vanuit het oogpunt van de nationale belangen, overeenkomstig de beginselen van de communautaire wetgeving voortbouwt op dit kader.

Aangezien de wettelijke regels voor niet-communautair luchtvervoer onderling samenhangend moeten zijn, zodat ze één regelgevingsysteem vormen, heeft dit wetgevingsdecreet tot doel een systeem op te zetten dat de voorwaarden en procedures voor de verdeling van verkeersrechten in het kader van niet-communautair geregeld luchtvervoer verduidelijkt en vaststelt.

In het wetgevingsdecreet is bepaald dat een exploitatievergunning van het nationaal burgerluchtvaartinstituut INAC, I.P. vereist is voor niet-communautair geregeld luchtvervoer.

Het beginsel van niet-discriminatie van toepassing op de toegang tot de markt, waarbij alle communautaire luchtvaartmaatschappijen toegang krijgen tot de routes die beschikbaar zijn in de door Portugal gesloten overeenkomsten voor luchtdiensten.

Overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 847/2004 van 29 april 2004 is derhalve in dit wetgevingsdecreet een niet-discriminerende en transparante procedure voor de verdeling van verkeersrechten vastgesteld in situaties waarin een overeenkomst voor luchtdiensten, of wijzigingen daarvan, voorzien in kwantitatieve beperkingen op het gebruik van de beschikbare verkeersrechten of op het aantal luchtvaartmaatschappijen die gebruik mogen maken van die verkeersrechten.

In het wetgevingsdecreet is ook uitdrukkelijk bepaald dat, voor zover de overeenkomsten inzake luchtdiensten dit toestaan en de bepalingen van die overeenkomsten worden nageleefd, luchtvaartmaatschappijen particuliere commerciële overeenkomsten met elkaar mogen sluiten, bijvoorbeeld overeenkomsten met betrekking tot de combinatie van luchtdiensten of codesharingovereenkomsten, teneinde geregelde routes te exploiteren op basis van één gemeenschappelijke exploitatievergunning, zoals bepaald in artikel 15, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008.

Ten slotte is in het wetgevingsdecreet een sanctieregeling vastgesteld met betrekking tot de procedure voor de afgifte van vergunningen voor niet-communautaire geregelde luchtdiensten, waarbij de inbreuken worden ingedeeld volgens de gevoeligheid van de te beschermen belangen.

De beroepsverenigingen uit de sector en de overheidsorganen van de autonome regio's zijn geraadpleegd.

Derhalve vaardigt de regering, overeenkomstig artikel 198, lid 1, onder a), van de Portugese grondwet, het volgende decreet uit:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   In dit wetgevingsdecreet wordt het wetgevingskader voor de toegang tot de markt voor niet-communautair geregeld luchtvervoer en het gebruik van verkeersrechten op die markt vastgesteld.

2.   Dit wetgevingsdecreet is van toepassing op communautaire luchtvaartmaatschappijen die voornemens zijn geregelde luchtdiensten te exploiteren op routes met Portugal als vertrekpunt of bestemming.

3.   Dit wetgevingsdecreet is niet van toepassing op de exploitatie van luchtdiensten op intracommunautaire routes, zoals geregeld bij Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008.

Artikel 2

Definities en afkortingen

Met het oog op de toepassing van dit wetgevingsdecreet gelden de in Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde definities. Voorts wordt verstaan onder:

a)   „Exploitatievergunning voor geregelde luchtdiensten”: het recht dat aan een luchtvaartmaatschappij wordt verleend om niet-communautaire geregelde luchtdiensten te exploiteren;

b)   „Aanwijzing”: de handeling waarbij Portugal de andere staat die partij is bij de overeenkomst inzake luchtdiensten in kennis stelt van de onderneming(en) waaraan de krachtens de overeenkomst beschikbare verkeersrechten zijn toegekend;

c)   „Verkeersrecht”: het recht om luchtdiensten tussen twee luchthavens te exploiteren. Een aantal luchthavens (een luchthavensysteem) die dezelfde plaats bedienen, worden als één luchthaven beschouwd, zoals bepaald in de overeenkomst inzake luchtdiensten. Een verkeersrecht wordt uitgedrukt als een geografische of fysieke specificatie of een combinatie van specificaties, waarin het aantal luchtvaartmaatschappijen wordt vermeld, alsmede de capaciteit en het doel van het te verrichten vervoer;

d)   „IATA”: de Internationale Luchtvaartassociatie (International Air Transport Association);

e)   „INAC, I.P.”: het Instituto Nacional de Aviação Civil (Nationaal Burgerluchtvaartinstituut);

f)   „IATA-winterseizoen”: de periode tussen de laatste zondag van oktober en de laatste zaterdag van maart;

g)   „IATA-zomerseizoen”: de periode tussen de laatste zondag van maart en de laatste zaterdag van oktober;

h)   „Exploiterende luchtvaartmaatschappij”: een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert of voornemens is uit te voeren uit hoofde van een contract met een passagier of namens een andere rechtspersoon of natuurlijke persoon die een contract heeft met die passagier;

i)   „Geregelde luchtdienst”: een reeks vluchten met de volgende kenmerken:

j)   „Niet-communautaire geregelde luchtdienst”: een geregelde luchtdienst tussen punten in Portugal en punten op het grondgebied van een of meer andere landen.

HOOFDSTUK II

EXPLOITATIEVERGUNNING VOOR NIET-COMMUNAUTAIRE GEREGELDE LUCHTDIENSTEN

SECTIE I

Procedures

Artikel 3

Exploitatievergunning

1.   Voor de exploitatie van niet-communautaire geregelde luchtdiensten is een door INAC, I.P. afgegeven vergunning vereist.

2.   Exploitatievergunningen die uit hoofde van dit wetgevingsdecreet worden toegekend, zijn niet overdraagbaar.

Artikel 4

Rapporteringsplicht

INAC, I.P. moet de volgende informatie over verkeersrechten die beschikbaar zijn voor exploitatie bekendmaken en up-to-date houden op zijn website:

a)

het programma van geplande bilaterale onderhandelingen over luchtdiensten met derde landen;

b)

de inventaris van de beschikbare verkeersrechten;

c)

de aanvragen van exploitatievergunningen die krachtens de bepalingen van dit wetgevingsdecreet zijn ingediend;

d)

de lijst van exploitatievergunningen die krachtens de bepalingen van dit wetgevingsdecreet zijn toegekend;

e)

beslissingen van INAC, I.P. tot wijziging of intrekking van exploitatievergunningen overeenkomstig de bepalingen van dit wetgevingsdecreet;

f)

uitspraken in beroepsprocedures die aanhangig zijn gemaakt bij de rechtbanken, zoals bepaald in artikel 13 van dit wetgevingsdecreet.

Artikel 5

Toepassing

1.   Communautaire luchtvaartmaatschappijen die voornemens zijn gebruik te maken van een of meer van de verkeersrechten die krachtens het vorige artikel zijn bekendgemaakt, moeten een aanvraag daartoe indienen bij INAC, I.P, in het Portugees, met de volgende informatie:

a)

de identiteitsgegevens van de aanvrager;

b)

bijzonderheden over de geregelde luchtdiensten die hij wil exploiteren;

c)

bijzonderheden over de aard van het vervoer dat de aanvrager wil verrichten;

d)

bijzonderheden over het IATA-seizoen of de IATA-seizoenen waarin de aanvrager de verkeersrechten wenst te gebruiken;

e)

de geplande begindatum van de activiteiten.

2.   De volgende documenten moeten bij de aanvraag worden gevoegd:

a)

een geldige exploitatievergunning die is afgegeven krachtens Verordening (EEG) nr. 2407/92 van de Raad van 23 juli 1992 of Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008;

b)

een Air Operator Certificate dat geldig is en passend voor de geregelde luchtdiensten waarop de aanvraag betrekking heeft;

c)

een document waaruit blijkt dat de situatie van de aanvrager met betrekking tot de socialezekerheidsbijdragen in overeenstemming is met de Portugese wetgeving;

d)

een verklaring dat de situatie van de aanvrager met betrekking tot belastingen in overeenstemming is met de Portugese wetgeving.

3.   Moeten eveneens bij de aanvraag worden gevoegd:

a)

de exploitatieregeling voor de luchtdiensten waarop de aanvraag betrekking heeft, met vermelding van de dagen waarop de diensten worden geëxploiteerd, de uurregelingen en de gebruikte luchtvaartuigen, de configuratie van de passagierscabine, het aantal aangeboden stoelen en de vrachtcapaciteit;

b)

verkeersramingen;

c)

de tariefstructuur die de aanvrager zal toepassen;

d)

bijzonderheden over de interne en externe hulpmiddelen en diensten waarvan de aanvrager gebruik zal maken bij het verlenen van de diensten;

e)

bijzonderheden over leasingcontracten die door de aanvrager zijn gesloten of zullen worden gesloten;

f)

bijzonderheden over eventuele allianties, partnerschappen of overeenkomsten die door de aanvrager zijn gesloten of zullen worden gesloten met het oog op de uitvoering van de diensten waarvoor hij een aanvraag heeft ingediend;

g)

bijzonderheden over de voorwaarden waaronder hij de diensten zal verlenen, zoals bepaald in artikel 11;

h)

het reserveringssysteem;

l)

bijzonderheden over de trackrecord van de aanvrager op het gebied van regelmaat en stiptheid;

m)

bijzonderheden over de maatregelen die worden genomen op het gebied van passagiersbescherming.

4.   De aanvraag moet ook vergezeld gaan van bewijzen van de naleving van de vereiste inzake de economische en financiële capaciteit van de aanvrager, volgens de voorwaarden van artikel 9 van dit wetgevingsdecreet.

5.   Als een luchtvaartmaatschappij voornemens is verkeersrechten te exploiteren die zijn toegekend uit hoofde van verschillende overeenkomsten voor luchtdiensten, moet zij een afzonderlijke aanvraag indienen voor de verkeersrechten die voortvloeien uit elke overeenkomst.

6.   Bewijsmateriaal dat gemeenschappelijk is voor alle in de vorige alinea vermelde aanvragen, mag samen worden ingediend.

7.   De aanvrager wordt vrijgesteld van de eis om de in de voorgaande alinea's vermelde informatie in te dienen als deze informatie al in de registers van INAC, I.P. zit en up-to-date en rechtsgeldig is.

8.   Aanvragen moeten minstens 60 werkdagen vóór de start van het IATA-seizoen waarin de activiteiten zijn gepland, worden ingediend, behalve in het geval van beperkte verkeersrechten. Daarvoor bedraagt de indieningstermijn minstens 120 werkdagen.

9.   Hoogstens 10 werkdagen na het einde van de in de vorige alinea vermelde periode voert INAC, I.P. een eerste evaluatie van het dossier uit. Indien verplichte bewijsstukken ontbreken of aanvullende informatie nodig is, deelt INAC, I.P. de aanvrager mee dat de indiening van de ontbrekende documenten of informatie of de correctie van onjuiste informatie binnen de 10 werkdagen dient plaats te vinden, zoniet wordt de aanvraag na het verstrijken van deze termijn automatisch geweigerd.

Artikel 6

Bekendmaking

Na het verstrijken van de in lid 9 van de vorige alinea vermelde termijnen gaat INAC, I.P. over tot de bekendmaking van de aanvraag via de publicatie van een bericht in de Diário da República, Serie II, zodat iedereen met een rechtmatig belang binnen vijftien werkdagen na de datum van publicatie kan reageren op de aanvraag of een aanvraag kan indienen overeenkomstig het vorige artikel.

De in de vorige alinea's vermelde termijn is alleen van toepassing in het geval van de publicatie van aanvragen met betrekking tot beperkte verkeersrechten, zoals bepaald in artikel 11, lid 1.

SECTIE II

Het verlenen van een exploitatievergunning

Artikel 7

Voorwaarden

Een exploitatievergunning voor niet-communautaire geregelde luchtdiensten wordt verleend aan een luchtvaartmaatschappij die aan al de volgende voorwaarden voldoet:

a)

ze moet houder zijn van een geldige exploitatievergunning die is afgegeven krachtens Verordening (EEG) nr. 2407/92 van 23 juli 1992 of Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008;

b)

ze moet kunnen aantonen dat ze over de nodige technische, economische en financiële capaciteit beschikt om de desbetreffende luchtdiensten te kunnen exploiteren;

c)

ze moet voldoen aan de voorwaarden inzake aanwijzing die zijn vastgesteld in de overeenkomst(en) inzake luchtdiensten;

d)

ze moet een verzekeringscontract hebben afgesloten dat passend is voor de aard van de luchtdiensten die ze wenst te exploiteren;

e)

haar situatie inzake belastingen en socialezekerheidsbijdragen moet in overeenstemming zijn met de Portugese wetgeving.

Artikel 8

Technische capaciteit

1.   De technische capaciteit kan worden aangetoond door een geldig Air Operator Certificate waaruit blijkt, overeenkomstig de toepasselijke specifieke wetgeving, dat de luchtvaartmaatschappij voldoet aan de technische normen voor de exploitatie van de diensten waarvoor zij een aanvraag heeft ingediend.

2.   De luchtvaartmaatschappij moet beschikken over een vloot die geschikt is voor de exploitatie van de diensten waarvoor zij een aanvraag heeft ingediend, en kan bestaan uit luchtvaartuigen waarvan zij eigenaar is of luchtvaartuigen waarvoor een leaseovereenkomst is gesloten.

Artikel 9

Economische en financiële reputatie

Met het oog op artikel 5, lid 4, wordt de economische en financiële capaciteit van de aanvrager bepaald aan de hand van bewijzen waaruit blijkt dat de exploitatie van de luchtdiensten in kwestie een economisch levensvatbare activiteit is en de financiële capaciteit van de luchtvaartmaatschappij niet in het gedrang brengt.

Artikel 10

Verlening van vergunningen

1.   INAC, I.P. neemt een besluit over elke aanvraag voor een vergunning binnen maximaal 20 werkdagen na de datum waarop alle bewijsstukken van de aanvrager zijn ontvangen.

2.   Als INAC, I.P. een mededeling doet overeenkomstig het bepaalde in artikel 5, lid 9, wordt de in lid 1 van dit artikel vastgestelde termijn opgeschort tot INAC, I.P. de ontbrekende documenten heeft ontvangen of tot de verstrekte informatie is gecorrigeerd.

3.   Als een vergunning wordt verleend overeenkomstig de voorwaarden van de voorgaande artikelen, wordt ze gepubliceerd in de Diário da República.

Artikel 11

Beperkte verkeersrechten

1.   Indien meerdere concurrerende aanvragen worden ingediend voor beperkte verkeersrechten of indien een beperkt aantal communautaire luchtvaartmaatschappijen deze rechten mag uitoefenen, wordt binnen 60 dagen na de datum waarop alle ondersteunende documentatie door de aanvragers is ingediend, een beslissing genomen over de aanvragen, voor zover ze voldoen aan de eis van artikel 7 van dit wetgevingsdecreet.

2.   Met het oog op deze beslissing kan INAC, I.P. aanvullende informatie vragen en, voor zover nodig, hoorzittingen organiseren. In dat geval wordt de in de vorige alinea vastgestelde termijn opgeschort.

3.   De exploitatievergunning wordt alleen onder de voorwaarden van artikel 7 van dit wetgevingsdecreet afgegeven aan de aanvragende luchtvaartmaatschappij als de aanvraag beantwoordt aan de voorwaarden van artikel 5 van dit wetgevingsdecreet.

4.   Met inachtneming van de bepalingen van de desbetreffende overeenkomst voor luchtdiensten worden concurrerende aanvragen door INAC, I.P. beoordeeld op basis van de volgende criteria:

a)

het feit of voldaan kan worden aan de vraag naar luchtvervoer, zoals gemengde of vrachtdiensten, directe of indirecte diensten, de frequentie van de diensten en de dag waarop de diensten worden uitgevoerd;

b)

het tariefbeleid, met name ticketprijzen, kortingen en andere promoties;

c)

de totale reistijd van de plaats van vertrek naar de bestemming;

d)

de maximumtijd die nodig is om een luchtvaartuig te vervangen in geval van een operationele onregelmatigheid die aan de luchtvaartmaatschappij te wijten is;

e)

de kwaliteit van de dienst, met name wat het type en de indeling van het luchtvaartuig betreft, en het bestaan van publiek toegankelijke verkoopkantoren;

f)

de bijdrage van de aanvraag tot een voldoende hoog concurrentieniveau;

g)

de geplande begindatum van de dienst;

h)

garanties met betrekking tot de continuïteit van de dienst;

i)

het potentieel om het marktaandeel van communautaire luchtvaartmaatschappijen op de desbetreffende route te vergroten;

j)

het feit of de uurregelingen en types luchtvaartuigen kunnen worden aangepast aan de luchthavencapaciteit;

l)

de milieuprestaties van de gebruikte luchtvaartuigen;

m)

de ontwikkeling van aansluitende vluchten voor passagiers;

n)

de bijdrage tot de promotie van de ondernemingslocatie, inclusief toerisme;

o)

het bestaan van een verkoopdienst in het Portugees, in het geval van routes tussen Portugal en landen waar Portugees een officiële taal is;

p)

het feit of de meerderheid van het cabinepersoneel Portugees spreekt en begrijpt, in het geval van routes tussen Portugal en landen waar Portugees een officiële taal is;

5.   Ook met de volgende criteria kan rekening worden gehouden:

a)

het bestaan van een verkoopdienst in het Portugees;

b)

het feit of de meerderheid van het cabinepersoneel Portugees spreekt en begrijpt;

c)

de situatie van de luchtvaartmaatschappij met betrekking tot de betaling van luchtvaartbelastingen in Portugal;

d)

bovendien kan rekening worden gehouden met andere criteria, voor zover de aanvragers tijdig daarvan in kennis worden gesteld alvorens een beslissing over hun aanvraag wordt genomen.

Artikel 12

Selectieprocedure

1.   Zodra de in de vorige alinea vermelde beoordelingsprocedure is voltooid, publiceert INAC, I.P. een ontwerpbesluit op zijn website.

2.   Belanghebbende partijen kunnen binnen 10 werkdagen na de publicatie van dit besluit schriftelijke opmerkingen indienen.

3.   De eindbeslissing over de vergunning om de luchtdiensten te exploiteren wordt genomen binnen maximaal 20 werkdagen na het verstrijken van de in vorige alinea vermelde termijn.

Artikel 13

Beroep

Tegen de eindbeslissing, die genomen is op basis van de in het vorige artikel vastgestelde criteria, kan beroep worden aangetekend bij een administratieve rechtbank.

Artikel 14

Aanwijzing

1.   Na de publicatie van de vergunning wijst Portugal de luchtvaartmaatschappij die gemachtigd is om de route in kwestie te exploiteren aan, samen met het bevoegde orgaan van de andere staat die partij is bij de overeenkomst inzake luchtdiensten, voor zover dit bepaald is in die overeenkomst.

2.   In de situaties van artikel 15 wordt de exploiterende luchtvaartmaatschappij aangewezen.

3.   De bij de vergunning verleende rechten mogen alleen worden uitgeoefend als de andere staat die partij is bij de overeenkomst inzake luchtdiensten de aanwijzing aanvaardt, voor zover dit bepaald is in die overeenkomst. Deze aanvaarding wordt onmiddellijk door INAC, I.P. meegedeeld aan de houder van de vergunning.

SECTIE III

Particuliere commerciële overeenkomsten voor de exploitatie van luchtdiensten

Artikel 15

Codesharingregelingen

1.   Indien de overeenkomst inzake luchtdiensten dit toestaat, mogen luchtvaartmaatschappijen, overeenkomstig de bepalingen van die overeenkomst, codesharingregelingen treffen voor de exploitatie van niet-communautaire geregelde luchtdiensten.

2.   In de omstandigheden die in de vorige alinea zijn vermeld, moet de aanvraag worden ingediend, gestaafd en gezamenlijk worden geanalyseerd op basis van de verplichtingen die voortvloeien uit de codesharingregeling die tussen de twee partijen is overeengekomen.

3.   De indiening van een gezamenlijke aanvraag ontheft de exploiterende luchtvaartmaatschappij niet van de verplichting om de in dit wetgevingsdecreet vastgestelde voorwaarden van de exploitatievergunning na te komen. Zij mogen wel de vereiste aanpassingen doen om tegemoet te komen aan wat was overeengekomen tussen de partijen.

4.   Krachtens de voorwaarden van dit artikel wordt één vergunning afgegeven, die eventueel codesharingregelingen kan omvatten, voor zover deze uit hoofde van de overeenkomst inzake luchtdiensten zijn toegestaan.

HOOFDSTUK III

WIJZIGINGEN VAN VERGUNNINGEN

Artikel 16

Geldigheid

1.   De vergunning blijft geldig zolang voldaan is aan de voorwaarden die in de overeenkomst inzake luchtdiensten zijn vastgesteld en zolang de luchtvaartmaatschappij de in dit wetgevingdecreet vastgestelde verplichtingen nakomt.

2.   De exploitatievergunning is alleen geldig als de luchtvaartmaatschappij houder is van een geldige en effectieve exploitatievergunning en een Air Operator Certificate.

Artikel 17

Wijziging van vergunningen

De exploitatievergunningen kunnen door INAC, I.P. worden gewijzigd als het openbaar belang dit rechtvaardigt of de vergunninghouder daarom vraagt, voor zover INAC, I.P. de gevraagde wijziging goedkeurt en de voorwaarden voor de verdeling van de beperkte verkeersrechten niet in vraag worden gesteld.

Artikel 18

Intrekking van vergunningen

1.   In de volgende gevallen trekt INAC, I.P. de uit hoofde van dit wetgevingsdecreet verleende vergunningen in:

a)

als de luchtvaartmaatschappij niet met de dienst van start gaat in twee opeenvolgende programmeringsperioden;

b)

als de luchtvaartmaatschappij de dienst opschort of onderbreekt wegens redenen die geen overmacht vormen, en de dienst niet binnen zes maanden heropstart;

c)

als daar andere bijzondere redenen voor zijn.

2.   In de volgende gevallen kan INAC, I.P. krachtens dit wetgevingsdecreet afgegeven vergunningen intrekken:

a)

als de luchtvaartmaatschappij de voorwaarden waaronder de vergunning is afgegeven, niet naleeft;

b)

als de luchtvaartmaatschappij valse gegevens en informatie verstrekt over de in artikel 11 vermelde thema's, waardoor de in dat artikel vermelde criteria incorrect worden toegepast;

c)

om redenen van openbaar belang;

d)

als de in artikel 27 vastgestelde heffingen niet zijn betaald;

e)

als de luchtvaartmaatschappij de verkeersrechten niet efficiënt heeft gebruikt of als de luchtvaartmaatschappij een inbreuk begaat tegen de EU- of nationale mededingingswetgeving.

3.   Met het oog op de toepassing van lid 1, onder b), van dit artikel wordt onder overmacht verstaan: elke niet voorzienbare of onoverkoombare gebeurtenis waarvan het effect buiten de wil en controle van de luchtvaartmaatschappij valt en die een negatieve impact heeft op de exploitatie van de route, met name:

a)

natuurrampen;

b)

weersomstandigheden waardoor de vlucht in kwestie niet kan worden geëxploiteerd;

c)

risico's voor de veiligheid van de burgerluchtvaart;

d)

onverwachte tekortkomingen op het gebied van de veiligheid van de vlucht;

e)

stakingen die gevolgen hebben voor de activiteiten van de luchtvaartmaatschappij;

f)

terroristische aanslagen of oorlog, al dan niet verklaard;

g)

verstoringen van de openbare orde, met name wegens politieke instabiliteit.

4.   Vergunningen kunnen ook worden ingetrokken op verzoek van de vergunninghouder.

Artikel 19

Toezicht

Luchtvaartmaatschappijen die uit hoofde van dit wetgevingsdecreet een vergunning hebben gekregen om niet-communautaire geregelde luchtdiensten te exploiteren, moeten elk jaar binnen de door INAC, I.P. vastgestelde termijnen verkeersstatistieken, jaarlijkse exploitatierekeningen en ander materiaal indienen dat nuttig is voor het toezicht door INAC, I.P. of voor de correcte tenuitvoerlegging van dit wetgevingsdecreet.

Artikel 20

Publicatie

Besluiten van INAC, I.P. tot wijziging of intrekking van vergunningen die krachtens dit wetgevingsdecreet zijn verleend, worden gepubliceerd in het Diário da República, Serie II.

HOOFDSTUK IV

VOORWAARDEN VOOR DE EFFECTIEVE EXPLOITATIE VAN DE LUCHTDIENSTEN

Artikel 21

Programma en uurregeling

1.   Het programma en de uurregeling van de luchtdiensten waarvoor een vergunning is afgegeven, moeten vooraf door INAC, I.P. worden goedgekeurd, voor zover dit bepaald is in de overeenkomst inzake luchtdiensten.

2.   Vergunninghouders moeten zich aan de goedgekeurde programma's en uurregelingen houden, die ter kennis van het grote publiek moeten worden gebracht.

Artikel 22

Wijzigingen

1.   Wijzigingen van de goedgekeurde uurregelingen, zoals een wijziging van de frequentie, de dag of het tijdstip van de diensten, een verandering van luchtvaartuig, de annulering van een vlucht of de invoering van extra vluchten, moeten vooraf door INAC, I.P. worden goedgekeurd, voor zover dit bepaald is in de overeenkomst inzake luchtdiensten, behalve als die wijzigingen het gevolg zijn van onvoorzienbare omstandigheden of overmacht.

2.   Met het oog op de toepassing van de vorige alinea moeten vergunninghouders de nodige goedkeuringen krijgen van de luchtvaartautoriteit van de andere staat die partij is bij de overeenkomst inzake luchtdiensten, voor zover dit bepaald is in de overeenkomst.

HOOFDSTUK V

TOEZICHT EN BOETES

Artikel 23

Inspecties

1.   Het is de verantwoordelijkheid van INAC, I.P. om toezicht te houden op de naleving van de bepalingen van dit wetgevingsdecreet, onverminderd de toezichtsbevoegdheden die bij wet zijn toegekend aan andere organen, welke INAC, I.P. in kennis moeten stellen van de resultaten van hun activiteiten.

2.   Luchtvervoersondernemingen moeten INAC, I.P. binnen 10 werkdagen na het desbetreffende verzoek alle materiaal ter beschikking stellen dat nodig is voor toezichtsdoeleinden.

Artikel 24

Inbreuken

1.   Met het oog op de toepassing van de regeling inzake inbreuken op de burgerluchtvaartregels, goedgekeurd bij Wetgevingsdecreet nr. 10/2004 van 9 januari 2004, wordt het volgende als een zeer ernstige inbreuk beschouwd:

a)

het gebruik van verkeersrechten door een entiteit die daartoe geen vergunning heeft gekregen krachtens dit wetgevingsdecreet;

b)

het gebruik van verkeersrechten door een entiteit die daartoe niet is aangewezen krachtens dit wetgevingsdecreet;

c)

het gebruik van een vergunning door een andere entiteit dan de vergunninghouder;

d)

het afleggen van valse verklaringen in de loop van de vergunningsprocedure;

e)

het gebruik van verkeersrechten door een entiteit die daartoe een vergunning heeft gekregen, maar die niet over de verplichte geldige verzekering beschikt;

f)

het niet verstrekken van jaarlijkse verkeersstatistieken en jaarlijkse exploitatierekeningen aan INAC, I.P. en het weigeren om het materiaal te verstrekken dat INAC, I.P. vraagt om toezicht te kunnen houden op de naleving van de bepalingen van dit wetgevingsdecreet;

g)

goedgekeurde programma's wijzigen voor wat betreft frequenties, dagen of tijdstippen van de diensten, veranderingen van luchtvaartuig, annuleringen van vluchten of de invoering van extra vluchten, zonder voorafgaande toestemming van INAC, I.P. overeenkomstig artikel 22, lid 1.

2.   Met het oog op de toepassing van de regeling inzake inbreuken op de burgerluchtvaartregels, goedgekeurd bij Wetgevingsdecreet nr. 10/2004 van 9 januari 2004, wordt het volgende als een ernstige inbreuk beschouwd:

a)

de luchtvaartmaatschappij begint niet met de exploitatie van de niet-communautaire geregelde diensten binnen de daartoe vastgestelde termijn of schort de diensten op of onderbreekt ze om andere redenen dan overmacht, zoals bepaald in artikel 18, lid 2;

b)

de programma's en uurregelingen van de luchtdiensten waarvoor een exploitatievergunning is verkregen, worden niet ingediend bij INAC, I.P., zoals vereist bij artikel 21, lid 1;

c)

de door INAC, I.P. goedgekeurde programma's en uurregelingen, zoals bepaald in artikel 21, lid 2, worden niet nageleefd;

d)

de door INAC, I.P. goedgekeurde programma's en uurregelingen worden niet gepubliceerd, zoals vereist bij artikel 21, lid 2;

e)

de bij artikel 27 vastgestelde heffingen worden niet betaald.

3.   Onachtzaamheid en pogingen om een misdrijf te begaan, zijn ook strafbaar.

Artikel 25

Inbreukprocedures

1.   Het is de verantwoordelijkheid van INAC, I.P., overeenkomstig Wetgevingsdecreet nr. 145/2007 van 27 april 2007, om inbreukprocedures in te leiden en uit te voeren en om boetes en aanvullende sancties op te leggen.

2.   De in dit wetgevingsdecreet vermelde inbreuken vallen onder de regeling inzake inbreuken tegen de burgerluchtvaartregels, welke is vastgesteld bij Wetgevingsdecreet nr. 10/2004 van 9 januari 2004.

Artikel 26

Aanvullende sancties

1.   Overeenkomstig Sectie II, Hoofdstuk II, van Wetgevingsdecreet nr. 10/2004 van 9 januari 2004, en artikel 21 van de algemene regels inzake inbreuken, vastgesteld bij Wetgevingsdecreet nr. 433/82 van 27 oktober 1982, zoals gewijzigd bij Wetgevingsdecreet nr. 356/89 van 17 oktober 1989, Wetgevingsdecreet nr. 244/95 van 14 september 1995, Wetgevingsdecreet nr. 323/2001 van 17 december 2001 en Wet nr. 109/2001 van 24 december 2001, kan INAC, I.P., overeenkomstig artikel 14 van Wetgevingsdecreet nr. 10/2004 van 9 januari 2004, besluiten om bij wijze van aanvullende sanctie, naast de bij artikel 24, lid 1, onder a), b), c) en d), vastgestelde boete voor inbreuken, de luchtvaartmaatschappij in kwestie te verbieden om gedurende een termijn die kan oplopen tot twee jaar luchtvervoersactiviteiten uit te voeren.

2.   Naar aanleiding van inbreuken opgelegde sancties kunnen openbaar worden gemaakt overeenkomstig artikel 13 van het Wetgevingsdecreet nr. 10/2004 van 9 januari 2004.

HOOFDSTUK VI

SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 27

Heffingen

1.   Er moet een eerste heffing worden betaald voor het indienen van de aanvraag voor een exploitatievergunning en ook voor de afgifte van de vergunning, welke met 50 % wordt verhoogd in de in de artikel 11 en 12 van dit wetgevingsdecreet vermelde omstandigheden.

2.   Houders van de exploitatievergunningen waarin dit wetgevingsdecreet voorziet, moeten ook een jaarlijkse heffing betalen die wordt berekend op basis van de kosten voor het toezicht op de tenuitvoerlegging van het bij dit wetgevingsdecreet vastgestelde wetgevingskader.

3.   De heffingen waarin dit artikel voorziet, worden vastgesteld bij besluit van de minister die verantwoordelijk is voor de burgerluchtvaartsector.

4.   In afwachting van de publicatie van het in de vorige alinea vermelde besluit blijven alle wetgevingsvoorschriften met betrekking tot de in dit artikel vastgestelde heffingen van kracht.

Artikel 28

Intrekking

Onverminderd artikel 27, lid 4, wordt Wetgevingsdecreet nr. 66/92 van 23 april 1992 ingetrokken.

Artikel 29

Inwerkingtreding

Dit wetgevingsdecreet treedt in werking op de dag dat het wordt gepubliceerd.


9.3.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 70/26


Beknopte informatie van de lidstaten betreffende overheidssteun die wordt verleend krachtens Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening)

(Voor de EER relevante tekst)

2013/C 70/08

Nummer van de steunmaatregel

SA.22488 (XR 13/07)

Lidstaat

Oostenrijk

Referentie lidstaat

Naam van de regio (NUTS)

Suedoesterreich, Ostoesterreich, Westoesterreich

Artikel 107, lid 3, onder c), Artikel 107, lid 3, onder a)

Steunverlenende autoriteit

Bundesministerium für Wirtschaft und Arbeit (BMWA), Abteilung V/4 (Tourismus-Förderungen)

Stubenring 1

1011 Wien

ÖSTERREICH

http://www.oeht.at

Benaming van de steunmaatregel

Richtlinien des Bundesministers für Wirtschaft und Arbeit für die Übernahme von Haftung für die Tourismus- und Freizeitwirtschaft 2007-2013, Punkte 4.1, 4.2, 4.3, 4.4 und 4.5

Nationale rechtsgrondslag (Referentie desbetreffende nationale officiële publicatie)

Soort steun

Regeling

Aanpassing bestaande steunmaatregel

Looptijd

1.1.2007-31.12.2013

Betrokken economische sector(en)

Verschaffen van accommodatie

Soort begunstigde

Totale geplande jaarbudget in het kader van de regeling

0,21 EUR (in miljoen)

Voor garanties

0,03 EUR (in miljoen)

Steuninstrument (artikel 5)

Garantie

Referentie besluit van de Commissie

Bij cofinanciering uit communautaire fondsen

Doelstellingen

Maximum steunintensiteit (in %) of maximum steunbedrag (in nationale munteenheid)

kmo-verhogingen (in %)

 

0 EUR

0 %

Weblink naar de volledige tekst van de steunmaatregel

http://www.oeht.at


9.3.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 70/27


Beknopte informatie van de lidstaten betreffende overheidssteun die wordt verleend krachtens Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (de algemene groepsvrijstellingsverordening)

(Voor de EER relevante tekst)

2013/C 70/09

Nummer van de steunmaatregel

SA.22524 (XR 28/07)

Lidstaat

Oostenrijk

Referentie lidstaat

Naam van de regio (NUTS)

Steiermark

Artikel 107, lid 3, onder c)

Steunverlenende autoriteit

Steirische Wirtschaftsförderungsges.m.b.H.

Nikolaiplatz 2

8020 Graz

ÖSTERREICH

E-mail

:

annemarie.goetschl@sfg.at

erich.steiner@sfg.at

0316/ 7093-114 bzw. DW 115

http://www.sfg.at

Benaming van de steunmaatregel

Aktionsprogramm Innovative Investitionen

Nationale rechtsgrondslag (Referentie desbetreffende nationale officiële publicatie)

Steiermärkisches Wirtschaftsförderungsgesetz LGBL. Nr. 14/2002 in der geltenden Fassung

Allgemeine Rahmenrichtlinie für die Gewährung von Förderungen nach dem Steiermärkischen Wirtschaftsförderungsgesetz (Beschluss der Steiermärkischen Landesregierung vom 15.5.2000, GZ LBD-WIP 13 Fo 7-00/46)

Richtlinie für die Steirische Wirtschaftsförderung (eingereicht zur Notifizierung bei der EK am 29.8.2006; N 572/2006)

Soort steun

Regeling

Aanpassing bestaande steunmaatregel

Modification N 572/06

Looptijd

31.1.2007-31.12.2013

Betrokken economische sector(en)

Alle economische sectoren komen voor steun in aanmerking

Soort begunstigde

Totale geplande jaarbudget in het kader van de regeling

105 EUR (in miljoen)

Voor garanties

15 EUR (in miljoen)

Steuninstrument (artikel 5)

Rechtstreekse subsidie

Referentie besluit van de Commissie

Bij cofinanciering uit communautaire fondsen

Doelstellingen

Maximum steunintensiteit (in %) of maximum steunbedrag (in nationale munteenheid)

kmo-verhogingen (in %)

 

0 EUR

0 %

Weblink naar de volledige tekst van de steunmaatregel

http://www.sfg.at/cms/82/

„Aktionsprogramm — Innovative Investitionen”


V Adviezen

BESTUURLIJKE PROCEDURES

Europese Investeringsbank

9.3.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 70/28


Oproep voor projectvoorstellen — Tweede EIBI-toernooi „Social Innovation”

2013/C 70/10

De EIB organiseert voor de tweede maal het toernooi „Social Innovation”.

Het toernooi „Social Innovation” is door de EIB in 2012 opgezet als visitekaartje voor haar sociale programma. Met het toernooi wordt beoogd een nieuwe generatie aan innovatieve ideeën te stimuleren. Daarnaast biedt het toernooi mogelijkheden voor het signaleren en belonen van initiatieven waarmee belangrijk maatschappelijk voordeel kan worden behaald of waarmee beste praktijken worden ontwikkeld die tot tastbare en meetbare resultaten leiden. Het toernooi is gericht op het creëren van maatschappelijke waarde in het kader van de strijd tegen maatschappelijke uitsluiting. Hieronder vallen projecten op diverse gebieden, waaronder onderwijs en gezondheidszorg, natuurlijk of stedelijk milieu, nieuwe technologieën, nieuwe systemen en nieuwe processen. Verbeteringen die worden behaald op deze gebieden zijn van grote waarde voor ondernemers, en maatschappelijke innovatie kan tevens belangrijke sociale gevolgen hebben. In 2013 wordt met de uitreiking van een prijs in de categorie „Uitzonderlijke prestaties” extra aandacht gevestigd op het stedelijk en natuurlijk milieu.

Voor meer informatie over het toernooi in 2013 kunt u terecht op de website:

http://institute.eib.org/2013/02/the-eib-institute-organises-the-second-edition-of-its-social-innovation-tournament/


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

9.3.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 70/29


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.6865 — Oaktree/Countryside)

Voor een vereenvoudigde procedure in aanmerking komende zaak

(Voor de EER relevante tekst)

2013/C 70/11

1.

Op 27 februari 2013 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat OCM Luxembourg Coppice Holdco Sarl, die onder de uiteindelijke zeggenschap staat van Oaktree Capital Group LLC („Oaktree”, Verenigde Staten), in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de EG-concentratieverordening zeggenschap verkrijgt over Countryside Properties plc („Countryside”, Verenigd Koninkrijk) door de verwerving van aandelen.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

Oaktree: alternatieve en niet-traditionele beleggingsfondsen voor Oaktree: Oaktree Group heeft belangen in een aantal ondernemingen die actief zijn in de bouw- en vastgoedsector, met name Countrywide plc, Pegasus Retirement Homes plc., Knightsbridge Student Housing Ltd. en Titlestone Property Finance Ltd,

Countryside: ontwikkeling en bouw van woningen en stadsvernieuwing.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde concentratie binnen het toepassingsgebied van de EG-concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden. Er zij op gewezen dat deze zaak in aanmerking kan komen voor de vereenvoudigde procedure zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde concentraties krachtens de EG-concentratieverordening (2).

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per faxbericht (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer COMP/M.6865 — Oaktree/Countryside, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (de „EG-concentratieverordening”).

(2)  PB C 56 van 5.3.2005, blz. 32 („mededeling betreffende een vereenvoudigde procedure”).


9.3.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 70/30


Voorafgaande aanmelding van een concentratie

(Zaak COMP/M.6796 — Aegean/Olympic II)

(Voor de EER relevante tekst)

2013/C 70/12

1.

Op 28 februari 2013 heeft de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1) ontvangen. Hierin is meegedeeld dat Aegean Airlines SA („Aegean”, Griekenland) in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de EG-concentratieverordening de volledige zeggenschap verkrijgt over Olympic Air SA („Olympic Air”, Griekenland) door de verwerving van aandelen. De concentratie werd door de Cypriotische en Griekse mededingingsautoriteiten op grond van artikel 22, lid 1, van de EG-concentratieverordening naar de Commissie verwezen.

2.

De bedrijfswerkzaamheden van de betrokken ondernemingen zijn:

Aegean: Griekse luchtvaartmaatschappij die binnenlandse en internationale vluchten vanuit haar hoofdbasis in Athens International Airport en andere Griekse luchthavens exploiteert,

Olympic Air: Griekse luchtvaartmaatschappij die binnenlandse en in mindere mate internationale vluchten vanuit haar basis in Athens International Airport exploiteert.

3.

Op grond van een voorlopig onderzoek is de Commissie van oordeel dat de aangemelde transactie binnen het toepassingsgebied van de EG-concentratieverordening kan vallen. Ten aanzien van dit punt wordt de definitieve beslissing echter aangehouden.

4.

De Commissie verzoekt belanghebbenden haar hun eventuele opmerkingen over de voorgenomen concentratie kenbaar te maken.

Deze opmerkingen moeten de Commissie uiterlijk tien dagen na dagtekening van deze bekendmaking hebben bereikt. Zij kunnen per faxbericht (+32 22964301), per e-mail naar COMP-MERGER-REGISTRY@ec.europa.eu of per post, onder vermelding van zaaknummer COMP/M.6796 — Aegean/Olympic II, aan onderstaand adres worden toegezonden:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie voor concentraties

J-70

1049 Brussel

BELGIË


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1 (de „EG-concentratieverordening”).


ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

9.3.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 70/31


Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

2013/C 70/13

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag.

ENIG DOCUMENT

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen  (2)

„PAN DE ALFACAR”

EG-nummer: ES-PGI-0005-0890-05.09.2011

BGA ( X ) BOB ( )

1.   Naam:

„Pan de Alfacar”

2.   Lidstaat of derde land:

Spanje

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel:

3.1.   Productcategorie:

Categorie 2.4.

Brood, gebak, suikerwerk, biscuits en andere bakkerswaren

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is.:

Het product dat onder de beschermde geografische aanduiding „Pan de Alfacar” valt, wordt omschreven als brood dat in ten minste één fase van de broodbereiding manueel wordt vervaardigd en voorkomt in de volgende vormen: als een broodje („bollo”), ellipsvormig („rosco”), cirkelvormig („rosca”) of rond (boerenbrood) (hogaza), vertrekkend van eenzelfde deeg.

De „bollos” zijn langwerpig, met puntige uiteinden („tetas” genoemd) en een overlangse snede. Van dit formaat zijn volgende gewichten in de handel:

80 g, met een lengte van 20 ± 3,0 cm en een breedte van 7,5 ± 2,0 cm

125 g, met een lengte van 24 ± 3,0 cm en een breedte van 9 ± 2,0 cm

250 g, met een lengte van 38 ± 4,0 cm en een breedte van 10 ± 2,0 cm

De „rosco” is ellipsvormig en heeft een afgeplat buisvormig profiel met asymmetrische assen. Het dikste stuk van het brood heeft een langwerpige, verticale insnijding. Het gedeelte waar de stukken van de krans met de hand met elkaar worden verbonden, is dunner en heeft geen insnijding. Van deze variant bestaat slechts één formaat, van 250 g, met een lengte van 34 ± 3,0 cm, een breedte van 14 ± 2,0 cm en de grootste diameter van het gat binnenin bedraagt 24 ± 3,0.

De „rosca” is cirkelvormig met een buisvormig profiel en enigszins asymmetrische assen. Deze broodvorm kan worden herkend aan de met de hand gevormde verbindingspunt, die „suegra” wordt genoemd. Overal op de krans is een verticale insnijding aangebracht, behalve op de verbindingspunt. Van deze variant bestaat slechts één formaat, nl. van 500 g, met een buitendiameter van de krans van 28 ± 3,0 cm en een diameter van het gat binnenin van 14 ± 2,0 cm.

De „hogaza” heeft een volkomen ronde vorm en is bovenaan lichtjes bol. Op de bovenkant is een merkteken („pintao”) aangebracht in de vorm van een ruit in een kader met vier dwarse sneden. Deze variant bestaat in drie gewichten: 250 g (17 ± 2,0 cm binnendiameter), 500 g (24 ± 2,0 cm binnendiameter) en 1 000 g (32 ± 3,0 cm binnendiameter).

Het brood bestaat voor 65 à 80 % uit droge stof. De roomkleurige kruim is soepel en zacht, met talrijke gaatjes die onregelmatig zijn verspreid en variëren in grootte. Het brood heeft een kenmerkend aroma: het ruikt in lichte of gemiddelde mate naar azijn- of melkzuurgisting. De korst is middelmatig of dik, meer dan 1,5 mm, met een goudgele kleur, zonder bloemlaag, lichtjes blinkend en tamelijk glad.

3.3.   Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten):

„Pan de Alfacar” wordt vervaardigd op basis van de volgende ingrediënten: tarwebloem met een lage energiewaarde Formula en een verhouding elasticiteit/deeguitrekbaarheid (P/L) van 0,3 à 0,6; natuurlijk moederdeeg met een pH-waarde tussen 4 en 6 (10 à 25 % van de bloem die is toegevoegd voor de bereiding van het deeg), afkomstig van een eerdere gisting in de verwerkingszone; water uit de Alfacarbron (tussen 55 en 62 liter per 100 kg bloem); biologische gist (Saccharomyces cerevisiae L.) (maximum 3 % van het gewicht van de bloem in het deeg); en een hoeveelheid eetbaar zout die in overeenstemming is met de geldende technisch-sanitaire regelgeving.

3.4.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong):

3.5.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden:

Het hele productieproces vindt plaats in het afgebakende geografische gebied dat is omschreven in punt 4.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken, enz.:

3.7.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering:

De broden komen op de markt met een garantiezegel, in de vorm van een plakouwel.

Op het etiket moeten in hetzelfde gezichtsveld de benaming „Pan de Alfacar” en het EU-symbool worden vermeld.

Dit garantiezegel kan worden aangevraagd door de marktdeelnemers die voldoen aan het productdossier van „Pan de Alfacar”.

4.   Beknopte omschrijving van de afbakening van het geografische gebied:

De gemeenten Alfacar en Víznar, beide gesitueerd in de noordoostelijke boog van de laagvlakte van Granada, vertonen gemeenschappelijke kenmerken op het vlak van milieu: water van de bron van Alfacar, een subhumide continentaal Middellandse Zeeklimaat dat kenmerkend is voor de mediterrane berggebieden en een microklimaat dat wordt bepaald door het Parque Natural de la Sierra de Huétor. De oppervlakte van deze twee gemeenten samen bedraagt 29,4 km2 en de woonkernen liggen gemiddeld op 980 m boven de zeespiegel.

5.   Verband met het geografische gebied:

Het verband tussen het product en de benaming „Pan de Alfacar” is hoofdzakelijk, maar niet uitsluitend, gebaseerd op de historische en commerciële reputatie die het product in de loop van de 20e eeuw nog heeft verstevigd. Er is echter ook een geografisch verband, want het product heeft zijn specifieke kenmerken vooral te danken aan zijn afkomst.

5.1.   Specificiteit van het geografische gebied:

Omgevingsfactoren

Geografische omgeving en specifieke omgevingsfactoren

In het productiegebied, aan de voet van de Sierra de Alfaguara, nabij het Parque Natural de la Sierra de Huétor en het Parque Nacional y Natural de Sierra Nevada, heerst een specifiek microklimaat, dat bepalend is bij de vervaardiging van het brood. Enerzijds is er de plaatselijke microflora, die wordt gevormd door gist en melk- en azijnzuurbacteriën en van invloed is op het microbiologische evenwicht in het brooddeeg. Anderzijds bepalen de bijzondere klimaatomstandigheden, met name een mediterraan bergklimaat (subhumide continentaal Middellandse Zeeklimaat), samen met de plaatselijke microbiologie, de omstandigheden van de biologische gistingsprocessen.

Plaatselijke en specifieke hydrogeologische bronnen:

In het productiegebied van „Pan de Alfacar” is een belangrijk watersysteem aanwezig, dat op natuurlijke wijze ontspringt in de beroemde bron van Alfacar. Onafhankelijk van de klimatologische omstandigheden zijn de hydrothermale, hydrochemische en isotopische parameters van dit systeem op elk moment identiek. De fysisch-chemische kenmerken van dit water kunnen worden samengevat in drie punten:

gemiddelde mineralisatie,

middelhoge tot hoge alkaliciteit,

middelhoge tot hoge hardheid.

Menselijke factoren

De specifieke traditionele handelingen bij de bereiding van „Pan de Alfacar” kunnen als volgt worden samengevat:

bevochtiging van het deeg tussen 55 % en 62 %, waardoor halfzacht deeg ontstaat;

temperatuur van het deeg aan het einde van het kneedproces: 21 °C à 27 °C;

„recentao” van het moederdeeg met gisting in houten recipiënten;

het deeg rust in blokken en in bollen in natuurlijke omstandigheden:

Het rusten in blok gebeurt na het kneden, gedurende 5 à 20 minuten. Het rusten in een bol duurt ten minste 15 minuten.

manuele vormgeving;

de gisting is eenmalig en doorlopend, gebeurt in natuurlijke omstandigheden en duurt 1 à 2 uur;

langwerpige, verticale insnijding;

het brood wordt gebakken in ovens met een vuurvaste bodem;

„Pan de Alfacar” wordt gebakken vanaf de tweede ovenlading.

5.2.   Specificiteit van het product:

Droge stof van „Pan de Alfacar”: 65 à 80 %.

Typische aroma’s: ontstaan uit de aromatische verbindingen die worden gevormd bij de gisting van het brooddeeg (azijn- of melkzuurgisting); de intensiteit kan variëren tussen licht en gemiddeld.

Kruim van „Pan de Alfacar”:

textuur: soepel en zacht,

kleur: roomkleurig,

gaatjes: overvloedig, onregelmatig verspreid en variërend in grootte.

Korst van „Pan de Alfacar”:

dikte: gemiddeld tot dik, meer dan 1,5 mm,

goudkleurig, zonder bloemlaag, lichtjes blinkend en tamelijk glad.

Afmetingen van de varianten van „Pan de Alfacar”:

De verhouding gewicht/volume (bepaald door de afmetingen) van de verschillende formaten is kenmerkend en weerspiegelt de dichtheid van het product.

5.3.   Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA):

Droge stof van „Pan de Alfacar”: 65 à 80 %.

De overblijvende droge stof van „Pan de Alfacar” hangt af van natuurlijke en menselijke factoren. Het gehalte hangt rechtstreeks samen met het water, de hydratatiegraad en de baktijd.

Kenmerkende aroma’s van „Pan de Alfacar”.

De typische aroma’s van „Pan de Alfacar”, die ontstaan door de gistingsprocessen, zijn te danken aan natuurlijke en menselijke factoren.

Het gaat om de volgende natuurlijke factoren:

het water van de bron van Alfacar, met een bijzondere fysisch-chemische samenstelling, heeft een gunstige invloed op het gistingsproces van het moederdeeg en het brooddeeg,

de natuurlijke omgeving van mediterraan gebergte (Parque Natural de la Sierra de Huétor), met extreme klimaatomstandigheden (temperatuur en vochtigheid) die de gistingsprocessen beïnvloeden. De natuurlijke vegetatie in de omgeving bevordert de ontwikkeling van een wilde microflora, die op natuurlijke wijze in de gistingsprocessen wordt opgenomen in het moederdeeg.

De volgende menselijke factoren spelen een rol:

het rusten van het deeg in blok,

het gebruik van houten recipiënten voor het vervaardigen van het moederdeeg zorgt voor de ideale omstandigheden voor een verfijnde gisting, ontwikkeling van de microbiologische populaties en reproduceerbaarheid van het gistingssysteem.

Beheer van de natuurlijke omstandigheden (temperatuur en vochtigheid) in de werkruimte, door middel van controle van de duur en de omstandigheden van de gisting van het deeg.

Kruim van „Pan de Alfacar”:

de kleur, de gaatjes en de textuur houden verband met natuurlijke en menselijke factoren.

De belangrijkste natuurlijke factor die deze kenmerken beïnvloedt, is:

water van de bron van Alfacar. De bijzondere fysisch-chemische kenmerken van dit water versterken het glutennetwerk van bloem met een lage energiewaarde, doordat ze zorgen dat meer CO2 kan worden vastgehouden.

De menselijke factoren die een invloed uitoefenen, zijn:

de hydrateringsgraad, in combinatie met het soort bloem en de mate waarin het deeg gas vasthoudt,

het rusten in blok, wat ervoor zorgt dat de kruim minder gelijkmatig is en dat het eiwitnetwerk dat tijdens het kneden is ontwikkeld, sterker wordt, waardoor er meer gas kan worden vastgehouden,

een goede bolvorming zodat er geen gasverlies plaatsvindt,

het rusten in een bol, wat net als het rusten in blok belangrijk is voor een goede structuur van het brood voordat er tijdens het vormgeven opnieuw druk op wordt uitgeoefend,

de manuele vormgeving,

de verticale insnijding, die een invloed heeft op het volume van het brood en op de textuur en de vorm van de kruim. Er ontsnapt immers meer gas dan bij een schuine snede, waardoor het brood minder volume krijgt in de oven en de kruim wat compacter is,

het formaat, dat ook een rol speelt bij het vrijkomen van gas en bij de textuur van de kruim.

De keuze van tarwebloem en het gehele productieproces hebben een invloed op de kleur van de kruim in het eindproduct.

Korst van „Pan de Alfacar”

De vorming van een korst met en dikte van meer dan 1,5 mm, die kenmerkend is voor „Pan de Alfacar”, is toe te schrijven aan het gistingsproces, aan de hydrateringsgraad van het deeg en aan het type oven, en aan een optimale baktijd.

De lichte glans van de korst wordt verkregen doordat „Pan de Alfacar” vanaf de tweede ovenvulling wordt gebakken, wanneer de temperatuur en de vochtigheid in de oven gestabiliseerd zijn.

De goudkleurige tint van de korst is typisch voor tarwebloem en ligt ook aan het bakproces, de temperatuur en de baktijd.

De gladheid van de korst is toe te schrijven aan de hydratatiegraad en aan het gistingsproces.

Afmetingen van de varianten van „Pan de Alfacar”

De afmetingen, die een indicator zijn voor de dichtheid, en dus ook de ontwikkeling, van het brood, hangen af van de ingrediënten en van het productieproces, die op hun beurt afhangen van natuurlijke en menselijke factoren. Het gaat om dezelfde factoren als die welke een rol spelen bij de kenmerken van de kruim, zoals hierboven vermeld.

Bekendheid van de benaming „Pan de Alfacar”

Verscheidene commerciële, reclame-, sociale, economische en historische bronnen getuigen van het gebruik van de naam „Pan de Alfacar” als handelsmerk vanaf de 16e eeuw.

gebruik van de vermelding „Pan de Alfacar” in commerciële reclame

De handelsnaam „Pan de Alfacar” wordt vanaf 1970 gebruikt in promotiemateriaal en in de verkoopspunten. Een studie over de bekendheid van de benaming „Pan de Alfacar” bevestigt dat deze benaming verankerd is in het gewone taalgebruik van de bevolking in de provincie Granada.

Vermelding van de commerciële bekendheid van het merk „Pan de Alfacar” in de pers

Vanaf 1982 bestaan er ontelbare artikels in lokale en nationale kranten, gespecialiseerde tijdschriften en internationale publicaties op het internet die aantonen dat „Pan de Alfacar” naambekendheid geniet wegens aspecten die verband houden met tradities in de bakkerijsector van Alfacar vanaf de 16e eeuw, de knowhow, de specifieke kenmerken van het product en de prijzen die het gekregen heeft.

vermelding van de specifieke kwaliteiten van „Pan de Alfacar”

In algemene en professionele tijdschriften zijn technische artikels over de kwaliteiten van „Pan de Alfacar” verschenen. Daarnaast vermeldt José Carlos Capel in 1991 in zijn boek „El pan: elaboración, formas, mitos, ritos y gastronomía. Glosario de los panes de España” (Brood: productie, vormen, mythen, tradities en gastronomie. Glossarium van brood in Spanje) de „roscos” van Alfacar, één van de formaten van „Pan de Alfacar”.

Omvang van de productie

Zoals de aardrijkskundige Bosque Laurel opmerkte, „waren Alfacar en Víznar in 1950 reeds de grootste producenten van brood in de omgeving van Granada en de belangrijkste leveranciers aan Granada. Rond 1950 werd in de hoofdstad van de provincie dagelijks 7 000 kg „Pan de Alfacar” van uitstekende kwaliteit verhandeld, dat door de consumenten erg werd gewaardeerd.”.

Historische verwijzingen in de literatuur over het sociaaleconomische belang van „Pan de Alfacar”

In 2008 bevestigt een monografie over „Pan de Alfacar”, „El pan de Alfacar: tahonas y hornos tradicionales” (Pan de Alfacar: traditionele broodovens) (Reyes Mesa, J.M. et al., 2008) de geschiedenis van het product vanaf de 16e eeuw tot op heden.

Verscheidene historisch-geografische werken en kadastrale studies tonen het belang aan van „Pan de Alfacar”, waaronder: Libro de Apeo y Repartimiento de Alfacar de 1571 y de Víznar en 1572 tras la reconquista de Granada; Tomás López de Vargas Machuca in de Diccionario Geográfico de Málaga y Granada (manuscript van 1795, Biblioteca Nacional van Madrid); Catastro del Marqués de la Ensenada, gepubliceerd in 1752; F. Henríquez de Jonquera (1987) in de annalen van Granada: descripción del reino de Granada y ciudad de Granada, crónica de la Reconquista (1482-1492) sucesos de los años 1588-1646 en in de Diccionario Geográfico, Estadístico e Histórico de España y sus posesiones de Ultramar van Pascual Madoz (1845-1850).

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier:

(Artikel 5, lid 7, van Verordening (EG) nr. 510/2006 (3))

De volledige tekst van het productdossier is beschikbaar, hetzij op het volgende adres:

http://www.juntadeandalucia.es/agriculturaypesca/portal/export/sites/default/comun/galerias/galeriaDescargas/cap/industrias-agroalimentarias/denominacion-de-origen/Pliegos/Pliego_pan_alfacar.pdf

of

hetzij door rechtstreeks naar de startpagina van de Consejería de Agricultura, Pesca y Medio Ambiente te gaan (http://www.juntadeandalucia.es/agriculturaypesca/portal) en dan door te klikken op „Industrias Agroalimentarias”/„Calidad y Promoción”/„Denominaciones de Calidad”/„Otros Productos”. Het productdossier kan worden geraadpleegd door te klikken op de beschermde benaming.


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Vervangen door Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen.

(3)  Vgl. voetnoot 2.