ISSN 1977-0995

doi:10.3000/19770995.C_2011.369.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 369

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

54e jaargang
17 december 2011


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2011/C 369/01

Monetaire overeenkomst tussen de Europese Unie en het Vorstendom Andorra

1

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Raad

2011/C 369/02

Gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken

14

2011/C 369/03

Gezamenlijke politieke verklaring van 27 oktober 2011 van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over toelichtende stukken

15

2011/C 369/04

Kennisgeving ter attentie van de personen op wie de beperkende maatregelen van Besluit 2010/788/GBVB van de Raad als uitgevoerd bij Uitvoeringsbesluit 2011/848/GBVB van de Raad van toepassing zijn

16

2011/C 369/05

Kennisgeving ter attentie van de personen op wie de beperkende maatregelen in Besluit 2010/639/GBVB van de Raad, als uitgevoerd bij Uitvoeringsbesluit 2011/847/GBVB van de Raad, en in Verordening (EG) nr. 765/2006 van de Raad, als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1320/2011 van de Raad, betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus van toepassing zijn

17

 

Europese Commissie

2011/C 369/06

Wisselkoersen van de euro

18

 

V   Adviezen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

 

Europese Commissie

2011/C 369/07

Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van witte fosfor, ook moleculaire of gele fosfor genoemd, van oorsprong uit Kazachstan

19

 

Rectificaties

2011/C 369/08

Rectificatie van de mededeling van de Commissie in het kader van de uitvoering van Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende machines en tot wijziging van Richtlijn 95/16/EG (PB C 338 van 18.11.2011)

25

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

17.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 369/1


MONETAIRE OVEREENKOMST

tussen de Europese Unie en het Vorstendom Andorra

2011/C 369/01

DE EUROPESE UNIE, vertegenwoordigd door de Europese Commissie,

en

HET VORSTENDOM ANDORRA

overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van Verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 is met ingang van 1 januari 1999 de munteenheid van elke lidstaat die deelneemt aan de derde fase van de Economische en Monetaire Unie, waaronder Spanje en Frankrijk, vervangen door de euro.

(2)

Voor de sluiting van deze overeenkomst had het Vorstendom Andorra geen officiële munteenheid en had het geen enkele monetaire overeenkomst met een lidstaat of met een derde land gesloten. De Spaanse en Franse bankbiljetten en –munten hadden in Andorra de status van feitelijk betaalmiddel en werden met ingang van 1 januari 2002 vervangen door eurobankbiljetten en –munten. Het Vorstendom Andorra heeft tevens enkele verzamelaarsmunten in diners uitgegeven.

(3)

Krachtens deze monetaire overeenkomst is de euro de officiële munteenheid van het Vorstendom Andorra Het Vorstendom Andorra heeft bijgevolg het recht om euromunten uit te geven en de verplichting om de status van wettig betaalmiddel toe te kennen aan door het Eurosysteem en de lidstaten waar de euro is ingevoerd, uitgegeven eurobankbiljetten en –munten. Het Vorstendom Andorra dient ervoor te zorgen dat de regels van de Europese Unie met betrekking tot de eurobankbiljetten en –munten, met inbegrip van de regels betreffende de bescherming van de euro tegen valsemunterij, van toepassing zijn op zijn grondgebied.

(4)

Het Vorstendom Andorra beschikt over een aanzienlijke banksector die in nauw verband met de banksector van het eurogebied functioneert. Teneinde een gelijkere behandeling te garanderen, moeten bijgevolg de relevante bancaire en financiële wetgeving van de EU, de wetgeving met betrekking tot de voorkoming van witwassen van geld, de preventie van fraude en vervalsing in verband met andere betaalmiddelen dan contanten, alsook de verplichting statistische gegevens mee te delen, geleidelijk aan toepasselijk worden verklaard in het Vorstendom Andorra.

(5)

Deze overeenkomst verplicht de ECB en de nationale centrale banken niet tot opneming van de financiële instrumenten van het Vorstendom Andorra in de lijst(en) van effecten die voor de monetaire beleidstransacties van het Eurosysteem in aanmerking komen.

(6)

Er dient een gemengd comité samengesteld uit vertegenwoordigers van het Vorstendom Andorra en de Europese Unie, te worden ingesteld om de toepassing van deze overeenkomst te analyseren, het jaarlijkse plafond voor de uitgifte van munten vast te stellen, en de door het Vorstendom Andorra genomen maatregelen tot uitvoering van de relevante EU-wetgeving te beoordelen. De delegatie van de EU dient te zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van de Europese Commissie, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek en de Europese Centrale Bank.

(7)

Het Hof van Justitie van de Europese Unie is de rechterlijke instantie die verantwoordelijk is voor het beslechten van geschillen die uit de toepassing van de overeenkomst kunnen rijzen,

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT OMTRENT HETGEEN VOLGT:

Artikel 1

Het Vorstendom Andorra heeft het recht de euro als zijn officiële munteenheid te gebruiken, in overeenstemming met de Verordeningen (EG) nr. 1103/97 en (EG) nr. 974/98. Het Vorstendom Andorra kent de status van wettig betaalmiddel toe aan eurobankbiljetten en –munten.

Artikel 2

1.   Het Vorstendom Andorra geeft geen bankbiljetten uit. De voorwaarden voor de uitgifte van euromunten vanaf 1 juli 2013 worden in de navolgende artikelen vastgelegd.

2.   Het recht met ingang van 1 juli 2013 euromunten uit te geven is aan de volgende voorwaarden onderworpen:

a)

de voorafgaandelijke vaststelling door het Vorstendom Andorra van het geheel van EU-rechtsbesluiten en -regels zoals opgesomd in de bijlage bij deze overeenkomst waarvoor een omzettingstermijn van 12 of 18 maanden vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst geldt;

b)

de ondertekening door het Vorstendom Andorra, uiterlijk 18 maanden na de inwerkingtreding van de overeenkomst, van het multilateraal memorandum van overeenstemming van de Internationale Organisatie van Effectentoezichthouders inzake de raadpleging, de samenwerking en de uitwisseling van informatie.

Artikel 3

Het jaarlijkse plafond (in waardetermen) voor de uitgifte van euromunten door het Vorstendom Andorra wordt door het bij deze overeenkomst ingesteld gemengd comité berekend als de som van de volgende elementen:

een vast deel, waarvan het initiële bedrag voor 2013 op 2 342 000 EUR is vastgesteld. Het gemengd comité kan het vaste deel jaarlijks herzien om rekening te houden met zowel de inflatie — op basis van de HICP-inflatie van het eurogebied gedurende de twaalf voorafgaande maanden — als met eventuele belangrijke ontwikkelingen die de verzamelaarsmarkt voor euromunten beïnvloeden;

een variabel deel, dat overeenstemt met de gemiddelde muntuitgifte per hoofd van de bevolking van het eurogebied gedurende de twaalf voorafgaande maanden, vermenigvuldigd met het aantal inwoners van het Vorstendom Andorra.

Artikel 4

1.   De door het Vorstendom Andorra uitgegeven euromunten zijn, wat de nominale waarde, de wettigheid als betaalmiddel, de technische specificaties, de artistieke kenmerken van de gemeenschappelijke zijde en de gemeenschappelijke artistieke kenmerken van de nationale zijde betreft, identiek aan de euromunten die worden uitgegeven door de lidstaten van de Europese Unie die de euro hebben aangenomen.

2.   Het Vorstendom Andorra brengt de ontwerpen van de nationale zijden van zijn euromunten vooraf ter kennis van de Commissie, die verifieert of de EU-voorschriften in acht zijn genomen.

Artikel 5

1.   Door het Vorstendom Andorra uitgegeven euromunten worden door een EU-munt van zijn keuze geslagen, die desalniettemin ervaring dient te hebben met het slaan van euromunten. Als er van contractant veranderd wordt, dient het gemengd comité telkens op de hoogte te worden gebracht.

2.   Ten minste 80 % van de euromuntstukken die voor de circulatie zijn bestemd, worden tegen de nominale waarde ingevoerd. Het gemengd comité kan beslissen dit aandeel te verhogen.

3.   De uitgifte van euromunten voor verzamelaars door het Vorstendom Andorra geschiedt in overeenstemming met de EU-richtsnoeren voor euromunten voor verzamelaars, die met name het gebruik van technische specificaties, artistieke kenmerken en denominaties inhouden op grond waarvan euromunten voor verzamelaars van voor de circulatie bestemde munten kunnen worden onderscheiden.

Artikel 6

1.   De helft van de door het Vorstendom Andorra uitgegeven hoeveelheid euromunten wordt bijgeteld bij de door het Koninkrijk Spanje uitgegeven hoeveelheid munten, terwijl de andere helft wordt bijgeteld bij de door de Franse Republiek uitgegeven hoeveelheid munten, met het oog op de goedkeuring door de Europese Centrale Bank van de totale omvang van de uitgifte van het Koninkrijk Spanje en de Franse Republiek overeenkomstig artikel 128, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

2.   Het Vorstendom Andorra deelt de Europese Commissie, het Koninkrijk Spanje en de Franse Republiek elk jaar vóór uiterlijk 1 september de totale nominale waarde mee van de euromunten die het voornemens is het volgende jaar uit te geven. Het Vorstendom Andorra deelt de Europese Commissie eveneens mee welke de beoogde uitgiftevoorwaarden van deze munten zijn, en met name het aandeel van de euromunten voor verzamelaars alsook de gedetailleerde voorwaarden voor de invoering van voor de circulatie bestemde munten.

Artikel 7

1.   Deze overeenkomst laat het recht van het Vorstendom Andorra om munten voor verzamelaars in diners te blijven uitgeven, onverlet.

2.   De door het Vorstendom Andorra uitgegeven verzamelaarsmunten in diners hebben in de Europese Unie niet de status van wettig betaalmiddel.

Artikel 8

1.   Het Vorstendom Andorra verbindt zich ertoe door middel van directe omzettingen of eventuele gelijkwaardige instrumenten alle passende maatregelen te nemen met het oog op de tenuitvoerlegging van de in de bijlage bij deze overeenkomst vermelde EU-rechtsbesluiten en -regels op het gebied van:

a)

eurobankbiljetten en -munten;

b)

de bancaire en financiële wetgeving, met name wat de activiteiten en het toezicht van de betreffende instellingen betreft;

c)

de voorkoming van witwassen van geld, de preventie van fraude met en de vervalsing van contante en girale betaalmiddelen (waarvoor een samenwerkingsakkoord met Europol dient te worden ondertekend), de regels met betrekking tot medailles en penningen, en de statistische rapportageverplichtingen. Wat de wetgeving inzake de verzameling van statistische gegevens betreft, moeten de gedetailleerde regels inzake de invoering en de technische aanpassingen (waaronder de uitzonderingen die vereist zijn om de specifieke situatie van Andorra in aanmerking te nemen) in overleg met de Europese Centrale Bank worden vastgesteld uiterlijk 18 maanden voor de aanvang van de effectieve verzameling van statistische gegevens;

d)

de op grond van artikel 133 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vastgestelde maatregelen die nodig zijn voor het gebruik van de euro als enige munt;

2.   De in lid 1 bedoelde rechtsbesluiten en -regels worden door het Vorstendom Andorra overeenkomstig de in de bijlage gespecificeerde termijnen ten uitvoer gelegd.

3.   Het Vorstendom Andorra kan om technische bijstand verzoeken van de entiteiten die deel uitmaken van de delegatie van de Europese Unie voor de invoering van de betreffende Europese wetgeving, met name inzake de verzameling van statistieken.

4.   De bijlage wordt door de Commissie jaarlijks, of vaker indien nodig, gewijzigd teneinde met de nieuwe toepasselijke EU-rechtsbesluiten en -regels, alsook met de wijzigingen in de bestaande EU-rechtsbesluiten en -regels rekening te houden Het gemengd comité beslist daarna over passende en redelijke termijnen voor de tenuitvoerlegging door het Vorstendom Andorra van de nieuwe rechtsbesluiten en -regels die aan de bijlage zijn toegevoegd.

5.   In uitzonderlijke omstandigheden kan het gemengd comité een bestaande en in de bijlage vastgelegde termijn herzien.

6.   De herziene bijlage wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

Artikel 9

De kredietinstellingen en, in voorkomend geval, de andere financiële instellingen die hun activiteiten op het grondgebied van het Vorstendom Andorra mogen uitoefenen, hebben toegang tot de interbancaire betalings- en afwikkelingssystemen en effectenafwikkelingssystemen in het eurogebied volgens de regels en voorwaarden die met instemming van de Europese Centrale Bank door de bevoegde autoriteiten van Spanje of Frankrijk worden vastgesteld.

Artikel 10

1.   Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft de exclusieve bevoegdheid voor het beslechten van alle geschillen tussen de partijen die uit de toepassing van deze overeenkomst kunnen rijzen en die niet in het gemengd comité konden worden opgelost.

2.   Indien de Europese Unie, vertegenwoordigd door de Europese Commissie en op aanbeveling van de EU-delegatie in het gemengd comité, of het Vorstendom Andorra van mening is dat de andere partij een uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichting niet is nagekomen, kan de zaak aanhangig worden gemaakt bij het Hof van Justitie. Het arrest van het Hof is bindend voor de partijen bij de procedure, die gehouden zijn binnen de door genoemd Hof vastgestelde termijn de maatregelen te nemen die nodig zijn ter uitvoering van het arrest, en er kan tegen het arrest van het Hof geen beroep worden ingesteld.

3.   Ingeval de Europese Unie of het Vorstendom Andorra nalaat om binnen de gestelde termijn de maatregelen te nemen die nodig zijn ter uitvoering van het arrest, kan de andere partij de overeenkomst met inachtneming van een opzeggingstermijn van drie maanden opzeggen.

Artikel 11

1.   Er wordt een gemengd comité ingesteld. Het comité is samengesteld uit vertegenwoordigers van het Vorstendom Andorra en de Europese Unie. De delegatie van de Europese Unie dient te zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van de Europese Commissie (die het gemengd comité voorzit), het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek en de Europese Centrale Bank.

2.   Het gemengd comité komt ten minste éénmaal per jaar bijeen. Het voorzitterschap wordt door een vertegenwoordiger van de Europese Unie en een vertegenwoordiger van het Vorstendom Andorra bij toerbeurt uitgeoefend voor een periode van één jaar. Het gemengd comité beslist bij eenparigheid van stemmen.

3.   Het gemengd comité houdt gedachtewisselingen, wisselt informatie uit en neemt de besluiten die in de artikelen 3 en 8 worden vermeld. De delegatie van de Europese Unie brengt het Vorstendom Andorra op de hoogte van wetgevingsvoorstellen van de Europese Unie op de in artikel 8 bedoelde gebieden die momenteel worden besproken. Het gemengd comité onderzoekt daarenboven de door het Vorstendom Andorra genomen maatregelen en tracht eventuele geschillen die uit de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst voortvloeien op te lossen.

4.   De Europese Unie is bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst overeenkomstig artikel 13 de eerste voorzitter van het gemengd comité.

Artikel 12

Onverminderd artikel 10, lid 3, kan iedere partij deze overeenkomst opzeggen met een opzegtermijn van een jaar.

Artikel 13

Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand nadat de partijen elkaar in kennis hebben gesteld van de voltooiing van hun eigen ratificatieprocedure.

Artikel 14

Deze overeenkomst is in vier talen gesloten en ondertekend (Catalaans, Frans, Engels en Spaans), de teksten zijnde in elk van deze talen gelijkelijk authentiek.

Gedaan te Brussel, 30 juni 2011.

Voor de Europese Unie

Olli REHN

Lid van de Europese Commissie

Voor het Vorstendom Andorra

Antoni MARTÍ PETIT

Hoofd van de regering


BIJLAGE

Toe te passen wettelijke bepalingen

Toepassingstermijn

(met ingang van de inwerkingtredingsdatum van de overeenkomst)

Voorkoming van witwassen van geld

Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15

gewijzigd bij:

 

Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG, PB L 319 van 5.12.2007, blz. 1

 

Richtlijn 2008/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 tot wijziging van Richtlijn 2005/60/EG tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, wat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden betreft, PB L 76 van 19.3.2008, blz. 46

 

Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG, PB L 267 van 10.10.2009, blz. 7

 

Richtlijn 2010/78/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van de Richtlijnen 98/26/EG, 2002/87/EG, 2003/6/EG, 2003/41/EG, 2003/71/EG, 2004/39/EG, 2004/109/EG, 2005/60/EG, 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2009/65/EG wat de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft, PB L 331 van 15.12.2010, blz. 120

aangevuld met:

 

Besluit 2007/845/JBZ van de Raad van 6 december 2007 betreffende de samenwerking tussen de nationale bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen op het gebied van de opsporing en de identificatie van opbrengsten van misdrijven of andere vermogensbestanddelen die hun oorsprong vinden in misdrijven, PB L 332 van 18.12.2007, blz. 103

 

Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie van 1 augustus 2006 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de definitie van politiek prominente personen en wat betreft de technische criteria voor vereenvoudigde klantenonderzoeksprocedures en voor vrijstellingen op grond van occasionele of zeer beperkte financiële activiteiten, PB L 214 van 4.8.2006, blz. 29

 

Verordening (EG) nr. 1781/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie over de betaler, PB L 345 van 8.12.2006, blz. 1

 

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 1781/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie over de betaler, PB L 323 van 8.12.2007, blz. 59

 

Verordening (EG) nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten, PB L 309 van 25.11.2005, blz. 9

 

Kaderbesluit 2001/500/JBZ van de Raad van 26 juni 2001 inzake het witwassen van geld, de identificatie, opsporing, bevriezing, inbeslagneming en confiscatie van hulpmiddelen en van opbrengsten van misdrijven, PB L 182 van 5.7.2001, blz. 1

 

Besluit 2000/642/JBZ van de Raad van 17 oktober 2000 inzake een regeling voor samenwerking tussen de financiële inlichtingeneenheden van de lidstaten bij de uitwisseling van gegevens, PB L 271 van 24.10.2000, blz. 4

18 maand

Preventie van fraude en vervalsing

Verordening (EG) nr. 1338/2001 van de Raad van 28 juni 2001 tot vaststelling van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij, PB L 181 van 4.7.2001, blz. 6

gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 44/2009 van de Raad van 18 december 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1338/2001 tot vaststelling van maatregelen die noodzakelijk zijn voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij, PB L 17 van 22.1.2009, blz. 1

18 maand

Beschikking 2003/861/EG van de Raad van 8 december 2003 betreffende de analyse van valse euromunten en de samenwerking terzake, PB L 325 van 12.12.2003, blz. 44

18 maand

Verordening (EG) nr. 2182/2004 van de Raad van 6 december 2004 betreffende op euromunten lijkende medailles en penningen, PB L 373 van 21.12.2004, blz. 1

gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 46/2009 van de Raad van 18 december 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2182/2004 betreffende op euromunten lijkende medailles en penningen, PB L 17 van 22.1.2009, blz. 5

18 maand

Kaderbesluit 2000/383/JBZ van de Raad van 29 mei 2000 tot versterking, door middel van strafrechtelijke en andere sancties, van de bescherming tegen valsemunterij in verband met het in omloop brengen van de euro, PB L 140 van 14.6.2000, blz. 1

gewijzigd bij:

Kaderbesluit 2001/888/JBZ van de Raad van 6 december 2001 tot wijziging van Kaderbesluit 2000/383/JBZ tot versterking, door middel van strafrechtelijke en andere sancties, van de bescherming tegen valsemunterij in verband met het in omloop brengen van de euro, PB L 329 van 14.12.2001, blz. 3

18 maand

Besluit 2009/371/JBZ van de Raad van 6 april 2009 tot oprichting van de Europese politiedienst (Europol), PB L 121 van 15.5.2009, blz. 37

18 maand

Besluit 2001/923/EG van de Raad van 17 december 2001 tot vaststelling van een actieprogramma inzake uitwisselingen, bijstand en opleiding voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (programma „Pericles”), PB L 339 van 21.12.2001, blz. 50

gewijzigd bij:

 

Besluit 2006/75/EG van de Raad van 30 januari 2006 tot wijziging en uitbreiding van de werking van Besluit 2001/923/EG tot vaststelling van een actieprogramma inzake uitwisselingen, bijstand en opleiding voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (programma Pericles), PB L 36 van 8.2.2006, blz. 40

 

Besluit 2006/849/EG van de Raad van 20 november 2006 tot wijziging en uitbreiding van de werking van Besluit 2001/923/EG tot vaststelling van een actieprogramma inzake uitwisselingen, bijstand en opleiding voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij (programma Pericles), PB L 330 van 28.11.2006, blz. 28

aangevuld met:

Besluit 2001/887/JBZ van de Raad van 6 december 2001 inzake de bescherming van de euro tegen valsemunterij, PB L 329 van 14.12.2001, blz. 1

18 maand

Kaderbesluit 2001/413/JBZ van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de bestrijding van fraude en vervalsing in verband met andere betaalmiddelen dan contanten, PB L 149 van 2.6.2001, blz. 1

18 maand

Besluit 2010/597/EU van de Europese Centrale Bank van 16 september 2010 inzake echtheids- en geschiktheidscontroles en het opnieuw in omloop brengen van eurobankbiljetten (ECB/2010/14), PB L 267 van 9.10.2010, blz. 1

18 maand

Regels betreffende eurobankbiljetten en -munten

Verordening (EG) nr. 975/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de denominaties en technische specificaties van voor circulatie bestemde euromuntstukken, PB L 139 van 11.5.1998, blz. 6

gewijzigd bij:

Verordening (EG) nr. 423/1999 van de Raad van 22 februari 1999 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 975/98 over de denominaties en technische specificaties van voor circulatie bestemde euromuntstukken, PB L 52 van 27.2.1999, blz. 2

12 maand

Conclusies van de Raad van 10 mei 1999 betreffende het kwaliteitszorgsysteem voor de euromunten

12 maand

Conclusies van de Raad van 23 november 1998 en van 5 november 2002 betreffende euromunten voor verzamelaars

12 maand

Aanbeveling 2009/23/EG van de Commissie van 19 december 2008 betreffende gemeenschappelijke richtsnoeren voor de nationale zijde en de uitgifte van voor circulatie bestemde euromuntstukken (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 8625), PB L 9 van 14.1.2009, blz. 52

12 maand

Mededeling 2001/C 318/03 van de Commissie van 22 oktober 2001 over de auteursrechtelijke bescherming van het ontwerp van de gemeenschappelijke zijde van de euro-muntstukken (C(2001) 600 definitief), PB C 318 van 13.11.2001 blz. 3

12 maand

Verordening (EU) nr. 1210/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2010 betreffende de echtheidscontrole van euromunten en de behandeling van euromunten die ongeschikt zijn voor circulatie, PB L 339 van 22.12.2010, blz. 1

12 maand

Richtsnoer ECB/2003/5 van de Europese Centrale Bank van 20 maart 2003 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen tegen niet-conforme reproducties van eurobankbiljetten en betreffende de vervanging en het uit circulatie nemen van eurobankbiljetten, PB L 78 van 25.3.2003, blz. 20

12 maand

Besluit 2003/205/EG van de Europese Centrale Bank van 20 maart 2003 betreffende de denominaties, specificaties, reproductie, vervanging en het uit circulatie nemen van eurobankbiljetten (ECB/2003/4), PB L 78 van 25.3.2003, blz. 16

12 maand

Bancaire en financiële wetgeving

Richtlijn 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen (herschikking), PB L 177 van 30.6.2006, blz. 201

gewijzigd bij:

 

Richtlijn 2008/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 tot wijziging van Richtlijn 2006/49/EG inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen, wat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden betreft, PB L 76 van 19.3.2008, blz. 54

 

Richtlijn 2009/27/EG van de Commissie van 7 april 2009 tot wijziging van bepaalde bijlagen bij Richtlijn 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad wat een aantal technische voorschriften inzake risicobeheer betreft, PB L 94 van 8.4.2009, blz. 97

 

Richtlijn 2009/111/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2007/64/EG wat betreft banken die zijn aangesloten bij centrale instellingen, bepaalde eigenvermogensbestanddelen, grote posities, het toezichtkader en het crisisbeheer, PB L 302 van 17.11.2009, blz. 97

 

Richtlijn 2010/76/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG wat betreft de kapitaalvereisten voor de handelsportefeuille en voor hersecuritisaties, alsook het bedrijfseconomisch toezicht op het beloningsbeleid, PB L 329 van 14.12.2010, blz. 3

 

Richtlijn 2010/78/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van de Richtlijnen 98/26/EG, 2002/87/EG, 2003/6/EG, 2003/41/EG, 2003/71/EG, 2004/39/EG, 2004/109/EG, 2005/60/EG, 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2009/65/EG wat de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft, PB L 331 van 15.12.2010, blz. 120

4 jaar

Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking), PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1

gewijzigd bij:

 

Richtlijn 2007/18/EG van de Commissie van 27 maart 2007 tot wijziging van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de uitsluiting van dan wel de opneming in het toepassingsgebied van bepaalde instellingen en de behandeling van vorderingen op multilaterale ontwikkelingsbanken, PB L 87 van 28.3.2007, blz. 9

 

Richtlijn 2007/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot wijziging van Richtlijn 92/49/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2002/83/EG, 2004/39/EG, 2005/68/EG en 2006/48/EG wat betreft procedureregels en evaluatiecriteria voor de prudentiële beoordeling van verwervingen en vergrotingen van deelnemingen in de financiële sector, PB L 247 van 21.9.2007, blz. 1

 

Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG, PB L 319 van 5.12.2007, blz. 1

 

Richtlijn 2008/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 tot wijziging van Richtlijn 2006/48/EG betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen, wat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden betreft, PB L 81 van 20.3.2008, blz. 38

 

Richtlijn 2009/83/EG van de Commissie van 27 juli 2009 tot wijziging van bepaalde bijlagen bij Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad wat een aantal technische voorschriften inzake risicobeheer betreft, PB L 196 van 28.7.2009, blz. 14

 

Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG, PB L 267 van 10.10.2009, blz. 7

 

Richtlijn 2009/111/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2007/64/EG wat betreft banken die zijn aangesloten bij centrale instellingen, bepaalde eigenvermogensbestanddelen, grote posities, het toezichtkader en het crisisbeheer, PB L 302 van 17.11.2009, blz. 97

 

Richtlijn 2010/16/EU van de Commissie van 9 maart 2010 tot wijziging van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van de uitsluiting van een bepaalde instelling van het toepassingsgebied, PB L 60 van 10.3.2010, blz. 15

 

Richtlijn 2010/76/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG wat betreft de kapitaalvereisten voor de handelsportefeuille en voor hersecuritisaties, alsook het bedrijfseconomisch toezicht op het beloningsbeleid, PB L 329 van 14.12.2010, blz. 3

 

Richtlijn 2010/78/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van de Richtlijnen 98/26/EG, 2002/87/EG, 2003/6/EG, 2003/41/EG, 2003/71/EG, 2004/39/EG, 2004/109/EG, 2005/60/EG, 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2009/65/EG wat de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft, PB L 331 van 15.12.2010, blz. 120

4 jaar

Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG, PB L 267 van 10.10.2009, blz. 7

4 jaar

Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG, PB L 319 van 5.12.2007, blz. 1

Rectificatie van Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG (PB L 319 van 5.12.2007), PB L 187 van 18.7.2009, blz. 5

gewijzigd bij:

Richtlijn 2009/111/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 tot wijziging van de Richtlijnen 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2007/64/EG wat betreft banken die zijn aangesloten bij centrale instellingen, bepaalde eigenvermogensbestanddelen, grote posities, het toezichtkader en het crisisbeheer, PB L 302 van 17.11.2009, blz. 97

4 jaar

Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen, PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1

gewijzigd bij:

 

Richtlijn 2001/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG, 83/349/EEG en 86/635/EEG met betrekking tot de waarderingsregels voor de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen evenals van banken en andere financiële instellingen, PB L 283 van 27.10.2001, blz. 28

 

Richtlijn 2003/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2003 tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG, 83/349/EEG, 86/635/EEG en 91/674/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, banken en andere financiële instellingen, en verzekeringsondernemingen, PB L 178 van 17.7.2003, blz. 16

 

Richtlijn 2006/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, 83/349/EEG van de Raad betreffende de geconsolideerde jaarrekening, 86/635/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen en 91/674/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen, PB L 224 van 16.8.2006, blz. 1

4 jaar

Richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels, PB L 135 van 31.5.1994, blz. 5

gewijzigd bij:

 

Richtlijn 2005/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2005 tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 85/611/EEG, 91/675/EEG, 92/49/EEG en 93/6/EEG van de Raad en de Richtlijnen 94/19/EG, 98/78/EG, 2000/12/EG, 2001/34/EG, 2002/83/EG en 2002/87/EG met het oog op de instelling van een nieuwe comitéstructuur voor financiële diensten, PB L 79 van 24.3.2005, blz. 9

 

Richtlijn 2009/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 tot wijziging van Richtlijn 94/19/EG inzake de depositogarantiestelsels wat dekking en uitbetalingstermijn betreft, PB L 68 van 13.3.2009, blz. 3

4 jaar

Richtlijn 2001/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 april 2001 betreffende de sanering en de liquidatie van kredietinstellingen, PB L 125 van 5.5.2001, blz. 15

6 jaar

Richtlijn 89/117/EEG van de Raad van 13 februari 1989 betreffende de verplichtingen inzake openbaarmaking van jaarstukken voor in een Lid-Staat gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen en financiële instellingen die hun hoofdkantoor buiten deze Lid-Staat hebben, PB L 44 van 16.2.1989, blz. 40

6 jaar

Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad, PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1

gewijzigd bij:

 

Richtlijn 2005/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2005 tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 85/611/EEG, 91/675/EEG, 92/49/EEG en 93/6/EEG van de Raad en de Richtlijnen 94/19/EG, 98/78/EG, 2000/12/EG, 2001/34/EG, 2002/83/EG en 2002/87/EG met het oog op de instelling van een nieuwe comitéstructuur voor financiële diensten, PB L 79 van 24.3.2005, blz. 9

 

Richtlijn 2008/25/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 11 maart 2008 tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat, wat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden betreft, PB L 81 van 20.3.2008, blz. 40

 

Richtlijn 2010/78/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van de Richtlijnen 98/26/EG, 2002/87/EG, 2003/6/EG, 2003/41/EG, 2003/71/EG, 2004/39/EG, 2004/109/EG, 2005/60/EG, 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2009/65/EG wat de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft, PB L 331 van 15.12.2010, blz. 120

6 jaar

Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad, PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1

Rectificatie van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad, PB L 45 van 16.2.2005, blz. 18

gewijzigd bij:

 

Richtlijn 2006/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 tot wijziging van Richtlijn 2004/39/EG betreffende markten voor financiële instrumenten, met betrekking tot bepaalde termijnen, PB L 114 van 27.4.2006, blz. 60

 

Richtlijn 2007/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot wijziging van Richtlijn 92/49/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2002/83/EG, 2004/39/EG, 2005/68/EG en 2006/48/EG wat betreft procedureregels en evaluatiecriteria voor de prudentiële beoordeling van verwervingen en vergrotingen van deelnemingen in de financiële sector, PB L 247 van 21.9.2007, blz. 1

 

Richtlijn 2008/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 tot wijziging van Richtlijn 2004/39/EG betreffende markten voor financiële instrumenten, wat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden betreft, PB L 76 van 19.3.2008, blz. 33

 

Richtlijn 2010/78/EU van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 98/26/EG, 2002/87/EG, 2003/6/EG, 2003/41/EG, 2003/71/EG, 2004/39/EG, 2004/109/EG, 2005/60/EG, 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2009/65/EG wat de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft, PB L 331 van 15.12.2010, blz. 120

aangevuld met:

 

Richtlijn 2006/73/EG van de Commissie van 10 augustus 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn, PB L 241 van 2.9.2006, blz. 26

 

Verordening (EG) nr. 1287/2006 van de Commissie van 10 augustus 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de voor beleggingsondernemingen geldende verplichtingen betreffende het bijhouden van gegevens, het melden van transacties, de markttransparantie, de toelating van financiële instrumenten tot de handel en de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn betreft, PB L 241 van 2.9.2006, blz. 1

6 jaar

Verordening (EG) nr. 924/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende grensoverschrijdende betalingen in de Gemeenschap en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2560/2001, PB L 266 van 9.10.2009, blz. 11

6 jaar

Richtlijn 2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juni 2002 betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten, PB L 168 van 27.6.2002, blz. 43

gewijzigd bij:

Richtlijn 2009/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en Richtlijn 2002/47/EG betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten wat gekoppelde systemen en kredietvorderingen betreft, PB L 146 van 10.6.2009, blz. 37

6 jaar

Aanbeveling 97/489/EG van de Commissie van 30 juli 1997 betreffende transacties die met een elektronisch betaalinstrument worden verricht, in het bijzonder inzake de betrekking tussen uitgever en houder, PB L 208 van 2.8.1997, blz. 52

6 jaar

Richtlijn 97/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 maart 1997 inzake de beleggerscompensatiestelsels, PB L 84 van 26.3.1997, blz. 22

6 jaar

Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen, PB L 166 van 11.6.1998, blz. 45

gewijzigd bij:

 

Richtlijn 2009/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en Richtlijn 2002/47/EG betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten wat gekoppelde systemen en kredietvorderingen betreft, PB L 146 van 10.6.2009, blz. 37

 

Richtlijn 2010/78/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van de Richtlijnen 98/26/EG, 2002/87/EG, 2003/6/EG, 2003/41/EG, 2003/71/EG, 2004/39/EG, 2004/109/EG, 2005/60/EG, 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2009/65/EG wat de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft, PB L 331 van 15.12.2010, blz. 120

6 jaar

Richtlijn 2010/78/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van de Richtlijnen 98/26/EG, 2002/87/EG, 2003/6/EG, 2003/41/EG, 2003/71/EG, 2004/39/EG, 2004/109/EG, 2005/60/EG, 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2009/65/EG wat de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft, PB L 331 van 15.12.2010, blz. 120

4 jaar

Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie, PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12

4 jaar

Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie, PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84

4 jaar

Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico’s, PB L 331 van 15.12.2010, blz. 1

4 jaar

Verordening (EU) nr. 1096/2010 van de Raad van 17 november 2010 tot toewijzing aan de Europese Centrale Bank van specifieke taken betreffende de werking van het Europees Comité voor systeemrisico’s, PB L 331 van 15.12.2010, blz. 162

4 jaar

Wetgeving inzake de verzameling van statistische gegevens (artikel 6, lid 1, van het mandaat)

Verordening (EG) nr. 25/2009 van de Europese Centrale Bank van 19 december 2008 met betrekking tot de balans van de sector monetaire financiële instellingen (Herschikking) (ECB/2008/32), PB L 15 van 20.1.2009, blz. 14

4 jaar

Verordening (EG) nr. 63/2002 van de Europese Centrale Bank van 20 december 2001 met betrekking tot statistieken van door monetaire financiële instellingen ten aanzien van huishoudens en niet-financiële vennootschappen gehanteerde rentetarieven op deposito's en leningen (ECB/2001/18), PB L 10 van 12.1.2002, blz. 24

gewijzigd bij:

 

Verordening (EU) nr. 674/2010 van de Europese Centrale Bank van 23 juli 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 63/2002 (ECB/2001/18) met betrekking tot statistieken van door monetaire financiële instellingen ten aanzien van huishoudens en niet-financiële vennootschappen gehanteerde rentetarieven op deposito’s en leningen (ECB/2010/7), PB L 196 van 28.7.2010, blz. 23

 

Verordening (EG) nr. 290/2009 van de Europese Centrale Bank van 31 maart 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 63/2002 (ECB/2001/18) met betrekking tot statistieken van door monetaire financiële instellingen ten aanzien van huishoudens en niet-financiële vennootschappen gehanteerde rentetarieven op deposito's en leningen (ECB/2009/7), PB L 94 van 8.4.2009, blz. 75

 

Verordening (EG) nr. 2181/2004 van de Europese Centrale Bank van 16 december 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2423/2001 (ECB/2001/13) met betrekking tot de geconsolideerde balans van de sector monetaire financiële instellingen en Verordening (EG) nr. 63/2002 (ECB/2001/18) met betrekking tot statistieken van door monetaire financiële instellingen ten aanzien van huishoudens en niet-financiële vennootschappen gehanteerde rentetarieven op deposito’s en leningen (ECB/2004/21), PB L 371 van 18.12.2004, blz. 42

4 jaar

Richtsnoer ECB/2007/9 van de Europese Centrale Bank van 1 augustus 2007 betreffende monetaire statistieken en statistieken inzake financiële instellingen en markten (herschikking), PB L 341 van 27.12.2007, blz. 1

Rectificatie van het richtsnoer ECB/2007/9 van de Europese Centrale Bank van 1 augustus 2007 betreffende monetaire statistieken en statistieken inzake financiële instellingen en markten (herschikking), PB L 84 van 26.3.2008, blz. 393

gewijzigd bij:

 

Richtsnoer ECB/2008/31van de Europese Centrale Bank van 19 december 2008 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2007/9 betreffende monetaire statistieken en statistieken inzake financiële instellingen en markten (herschikking), PB L 53 van 26.2.2009, blz. 76

 

Richtsnoer ECB/2009/23 van de Europese Centrale Bank van 4 december 2009 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2007/9 betreffende monetaire statistieken en statistieken inzake financiële instellingen en markten, PB L 16 van 21.1.2010, blz. 6

4 jaar

Richtsnoer ECB/2002/7 van de Europese Centrale Bank van 21 november 2002 betreffende de statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank met betrekking tot financiële kwartaalrekeningen, PB L 334 van 11.12.2002, blz. 24

gewijzigd bij:

 

Richtsnoer ECB/2005/13 van de Europese Centrale Bank van 17 november 2005 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2002/7 betreffende de statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank met betrekking tot financiële kwartaalrekeningen, PB L 30 van 2.2.2006, blz. 1

 

Richtsnoer ECB/2006/6 van de Europese Centrale bank van 20 april 2006 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2002/7 betreffende de statistische rapportagevereisten van de Centrale Bank met betrekking tot financiële kwartaalrekeningen, PB L 115 van 28.4.2006, blz. 46

 

Richtsnoer ECB/2007/13 van de Europese Centrale bank van 15 november 2007 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2002/7 betreffende de statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank met betrekking tot financiële kwartaalrekeningen, PB L 311 van 29.11.2007, blz. 47

 

Richtsnoer ECB/2008/6 van de Europese Centrale Bank van 26 augustus 2008 tot wijziging van Richtsnoer ECB/2002/7 betreffende de statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank met betrekking tot financiële kwartaalrekeningen, PB L 259 van 27.9.2008, blz. 12

4 jaar


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Raad

17.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 369/14


Gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken

2011/C 369/02

Artikel 288 VWEU luidt: „Een richtlijn is verbindend ten aanzien van het te bereiken resultaat voor elke lidstaat waarvoor zij bestemd is, doch aan de nationale instanties wordt de bevoegdheid gelaten vorm en middelen te kiezen.”.

De lidstaten en de Commissie onderkennen dat de doeltreffende uitvoering van het recht van de Unie een absolute voorwaarde is voor het verwezenlijken van de beleidsdoelstellingen van de Unie en, hoewel de verantwoordelijkheid ter zake in de eerste plaats bij de lidstaten berust, tegelijk een zaak van gemeenschappelijk belang, aangezien ze er onder meer toe strekt in alle lidstaten gelijke spelregels te creëren.

De lidstaten en de Commissie onderkennen dat een correcte en tijdige omzetting van richtlijnen van de Unie een juridische verplichting vormt. Zij nemen er nota van dat de Commissie krachtens de Verdragen toezicht op de toepassing van het recht van de Unie moet houden, onder supervisie van het Hof van Justitie, en zijn het erover eens dat de kennisgeving van omzettingsmaatregelen de vervulling van deze taak door de Commissie moet vergemakkelijken.

In dit verband onderkennen de lidstaten dat de inlichtingen die zij aan de Commissie verstrekken met betrekking tot de omzetting van richtlijnen in nationaal recht „duidelijk en nauwkeurig dienen te zijn” en „ondubbelzinnig moeten aangeven, met welke wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen” of andere maatregelen van nationaal recht, alsook, waar van toepassing, met welke jurisprudentie van de nationale rechtbanken, de lidstaten menen aan de verschillende uit de richtlijn voortvloeiende verplichtingen te hebben voldaan (1).

Teneinde de kwaliteit van de informatie over de omzetting van richtlijnen van de Unie te verbeteren, verantwoordt de Commissie, wanneer zij van oordeel is dat het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten moet worden toegelicht, bij de indiening van de betreffende voorstellen per geval de noodzaak en de evenredigheid van het verstrekken van toelichtende stukken, rekening houdend met, met name en respectievelijk, de complexiteit van de richtlijn en van de omzetting ervan, alsook de mogelijke extra administratieve lasten.

In verantwoorde gevallen verbinden de lidstaten zich ertoe de kennisgeving van omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer toelichtende stukken, die de vorm kunnen aannemen van concordantietabellen of andere stukken met hetzelfde doel.


(1)  Zie het arrest van het Hof van Justitie van 16 juli 2009 in zaak C-427/07, punt 107 en de daarin aangehaalde jurisprudentie.


17.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 369/15


Gezamenlijke politieke verklaring van 27 oktober 2011 van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over toelichtende stukken

2011/C 369/03

De Instellingen onderkennen dat de inlichtingen die de lidstaten aan de Commissie verstrekken met betrekking tot de omzetting van richtlijnen in nationaal recht „duidelijk en nauwkeurig dienen te zijn” (1), teneinde de vervulling door de Commissie van haar taak inzake toezicht op de toepassing van het recht van de Unie te vergemakkelijken.

Derhalve zijn het Europees Parlement en de Raad ingenomen met de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken van 28 september 2011.

Bijgevolg komen de Instellingen overeen om, als de noodzaak en de evenredigheid van de toezending van dergelijke stukken verantwoord is overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken van 28 september 2011, de volgende overweging in de betrokken richtlijn op te nemen:

„Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken van 28 september 2011 hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in verantwoorde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken verantwoord.”.

Uiterlijk 1 november 2013 zal de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengen over de uitvoering van de twee gezamenlijke politieke verklaringen over toelichtende stukken.

De Instellingen verbinden zich ertoe deze beginselen met ingang van 1 november 2011 toe te passen op nieuwe en hangende richtlijnvoorstellen, met uitzondering van voorstellen waarover het Europees Parlement en de Raad reeds een akkoord hebben bereikt.


(1)  Zie het arrest van het Hof van Justitie van 16 juli 2009 in zaak C-427/07, punt 107 en de daarin aangehaalde jurisprudentie.


17.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 369/16


Kennisgeving ter attentie van de personen op wie de beperkende maatregelen van Besluit 2010/788/GBVB van de Raad als uitgevoerd bij Uitvoeringsbesluit 2011/848/GBVB van de Raad van toepassing zijn

2011/C 369/04

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE

De volgende informatie wordt ter kennis gebracht van de personen die voorkomen in de bijlage bij Besluit 2010/788/GBVB van de Raad als uitgevoerd bij Uitvoeringsbesluit 2011/848/GBVB (1) van de Raad.

De VN-Veiligheidsraad heeft de personen aangewezen die moeten worden opgenomen op de lijst van personen en entiteiten die onder de maatregelen vallen die zijn opgelegd bij de punten 13 en 15 van Resolutie 1596 (2005) van de VN-Veiligheidsraad, en zijn bevestigd bij punt 3 van Resolutie 1952 (2010).

De betrokken personen en entiteiten kunnen te allen tijde, onder overlegging van bewijsstukken, het VN-Comité dat bij punt 8 van Resolutie 1533 (2004) van de VN-Veiligheidsraad is ingesteld verzoeken het besluit om hen op bovengenoemde lijst te plaatsen, te heroverwegen. Dit verzoek dient aan het volgende adres te worden gericht:

United Nations — Focal point for delisting

Security Council Subsidiary Organs Branch

Room S-3055 E

New York, NY 10017

UNITED STATES OF AMERICA

Zie voor meer informatie: http://www.un.org/sc/committees/751/comguide.shtml

Naar aanleiding van het besluit van de VN heeft de Raad van de Europese Unie bepaald dat de personen die in bovengenoemde bijlage worden vermeld, moeten worden opgenomen op de lijst van personen en entiteiten waarvoor de beperkende maatregelen in Besluit 2010/788/GBVB van de Raad als uitgevoerd bij Uitvoeringsbesluit 2011/848/GBVB van de Raad gelden. De redenen voor de aanwijzing van de betrokken personen staan in de desbetreffende vermeldingen in de bijlage bij het besluit van de Raad.

De betrokken personen worden erop geattendeerd dat zij een verzoek tot de bevoegde instanties van de desbetreffende lidstaat of lidstaten, als vermeld op de websites in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1183/2005, kunnen richten om een machtiging tot gebruik van bevroren tegoeden voor basisbehoeften of specifieke betalingen te verkrijgen (zie artikel 3 van de verordening).

De betrokken personen kunnen, onder overlegging van bewijsstukken, op het bovenstaande adres een verzoek aan de Raad indienen om het besluit om hen op bovengenoemde lijsten te plaatsen, te heroverwegen.

Tevens worden de betrokken personen erop geattendeerd dat zij tegen het besluit van de Raad beroep kunnen instellen bij het Gerecht van de Europese Unie, overeenkomstig de voorwaarden die zijn neergelegd in artikel 275, tweede alinea, en in artikel 263, vierde en zesde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.


(1)  PB L 335 van 17.12.2011, blz. 83.


17.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 369/17


Kennisgeving ter attentie van de personen op wie de beperkende maatregelen in Besluit 2010/639/GBVB van de Raad, als uitgevoerd bij Uitvoeringsbesluit 2011/847/GBVB van de Raad, en in Verordening (EG) nr. 765/2006 van de Raad, als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1320/2011 van de Raad, betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus van toepassing zijn

2011/C 369/05

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE

De volgende informatie wordt ter kennis gebracht van de personen die worden vermeld in bijlage III A van Besluit 2010/639/GBVB van de Raad, als gewijzigd bij Besluit 2011/847/GBVB van de Raad (1), en in bijlage I A van Verordening (EG) nr. 765/2006 van de Raad, als uitgevoerd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1320/2011 (2) van de Raad, betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus.

De Raad van de Europese Unie heeft besloten dat de personen die in de bovengenoemde bijlagen voorkomen, moeten worden opgenomen in de lijsten van personen en entiteiten die onderworpen zijn aan de beperkende maatregelen als voorzien in Besluit 2010/639/GBVB en in Verordening (EG) nr. 765/2006 betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus. De redenen voor de aanwijzing van de betrokken personen staan in de desbetreffende vermeldingen in de bijlagen.

De betrokken personen worden erop geattendeerd dat zij een verzoek kunnen richten tot de bevoegde instanties van de betrokken lidstaat (lidstaten), als vermeld op de websites in bijlage II van Verordening (EG) nr. 765/2006, om toestemming te verkrijgen voor het gebruik van bevroren tegoeden voor basisbehoeften of specifieke betalingen (zie artikel 3 van de verordening).

De betrokken personen kunnen, onder overlegging van bewijsstukken, op onderstaand adres een verzoek aan de Raad indienen om het besluit om hen op bovengenoemde lijst te plaatsen, te heroverwegen:

Raad van de Europese Unie

Secretariaat-generaal

DG K Eenheid Coördinatie

Wetstraat 175

1048 Brussel

BELGIË

Tevens worden de betrokken personen erop geattendeerd dat zij tegen het besluit van de Raad beroep kunnen instellen bij het Gerecht van de Europese Unie, overeenkomstig de voorwaarden die zijn neergelegd in artikel 275, tweede alinea, en in artikel 263, vierde en zesde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.


(1)  PB L 335 van 17.12.2011, blz. 81.

(2)  PB L 335 van 17.12.2011, blz. 15.


Europese Commissie

17.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 369/18


Wisselkoersen van de euro (1)

16 december 2011

2011/C 369/06

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,3064

JPY

Japanse yen

101,70

DKK

Deense kroon

7,4336

GBP

Pond sterling

0,84055

SEK

Zweedse kroon

9,0337

CHF

Zwitserse frank

1,2249

ISK

IJslandse kroon

 

NOK

Noorse kroon

7,7815

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,343

HUF

Hongaarse forint

303,38

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,6975

PLN

Poolse zloty

4,4891

RON

Roemeense leu

4,3345

TRY

Turkse lira

2,4520

AUD

Australische dollar

1,3060

CAD

Canadese dollar

1,3497

HKD

Hongkongse dollar

10,1673

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,7106

SGD

Singaporese dollar

1,7004

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 512,33

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

10,9181

CNY

Chinese yuan renminbi

8,2698

HRK

Kroatische kuna

7,5135

IDR

Indonesische roepia

11 805,04

MYR

Maleisische ringgit

4,1485

PHP

Filipijnse peso

57,234

RUB

Russische roebel

41,5810

THB

Thaise baht

40,903

BRL

Braziliaanse real

2,4085

MXN

Mexicaanse peso

18,0479

INR

Indiase roepie

68,8470


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


V Adviezen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

Europese Commissie

17.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 369/19


Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van witte fosfor, ook moleculaire of gele fosfor genoemd, van oorsprong uit Kazachstan

2011/C 369/07

De Europese Commissie („de Commissie”) heeft een klacht ontvangen op grond van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), volgens welke de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade lijdt door de invoer met dumping van witte fosfor, ook moleculaire of gele fosfor genoemd, van oorsprong uit Kazachstan.

1.   Klacht

De klacht werd op 7 november 2011 ingediend door Thermphos International BV („de klager”), de enige producent van witte fosfor in de Unie, die de volledige productie van witte fosfor in de Unie vertegenwoordigt.

2.   Onderzocht product

Het onderzoek heeft betrekking op witte fosfor, ook moleculaire of gele fosfor genoemd („het onderzochte product”).

3.   Bewering dat er sprake is van dumping  (2)

Bij het product waarvan wordt beweerd dat het met dumping wordt ingevoerd, gaat het om het onderzochte product, van oorsprong uit Kazachstan („het betrokken land”), momenteel ingedeeld onder GN-code ex 2804 70 00. De GN-code wordt slechts ter informatie vermeld.

Omdat het betrokken land als land zonder markteconomie in de zin van artikel 2, lid 7, van de basisverordening wordt beschouwd, en de Verenigde Staten van Amerika volgens de klager naast de Europese Unie het enige derde land met een markteconomie zijn waar witte fosfor wordt geproduceerd, maar zijns inziens — wegens het ontbreken van voldoende concurrentie en ook wegens ontoereikende binnenlandse verkopen of binnenlandse verkopen in het kader van normale handelstransacties — niet geschikt zijn als referentieland, berekende de klager de normale waarde voor de uit Kazachstan ingevoerde fosfor op basis van de prijs die in de Unie voor het soortgelijke product werkelijk wordt betaald of moet worden betaald, naar behoren verhoogd met een redelijke winstmarge. De bewering dat het betrokken product met dumping wordt ingevoerd, is gebaseerd op een vergelijking van de aldus vastgestelde normale waarde met de prijs bij uitvoer (af fabriek) van het onderzochte product wanneer het naar de Unie wordt uitgevoerd.

Hoewel klager de VS niet als geschikt referentieland beschouwt, heeft hij de normale waarde voor de invoer uit Kazachstan ook vastgesteld op basis van een berekende normale waarde in de VS (productiekosten, VAA-kosten (verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten) en winstmarge). De bewering dat het betrokken product met dumping wordt ingevoerd, is daarom ook gebaseerd op een vergelijking van de aldus vastgestelde normale waarde met de prijs bij uitvoer (af fabriek) van het onderzochte product wanneer het naar de Unie wordt uitgevoerd.

De aldus berekende dumpingmarges blijken voor het betrokken land significant te zijn.

4.   Bewering dat er sprake is van schade

De klager heeft bewijsmateriaal voorgelegd waaruit blijkt dat de invoer van het onderzochte product uit het betrokken land zowel absoluut als qua marktaandeel is gestegen.

Uit het door de klager verstrekte voorlopige bewijsmateriaal blijkt dat de hoeveelheden waarin en de prijzen waartegen het onderzochte product werd ingevoerd onder meer een negatieve invloed hebben gehad op het marktaandeel, het verkoopvolume en de prijzen van de bedrijfstak van de Unie, waardoor de bedrijfsresultaten en de financiële situatie van deze bedrijfstak aanzienlijk zijn verslechterd.

5.   Procedure

Daar de Commissie na overleg met het Raadgevend Comité tot de conclusie is gekomen dat de klacht is ingediend door of namens de bedrijfstak van de Unie en dat er voldoende bewijsmateriaal is om een procedure in te leiden, opent zij hierbij een onderzoek overeenkomstig artikel 5 van de basisverordening.

Bij het onderzoek zal worden vastgesteld of het onderzochte product van oorsprong uit het betrokken land met dumping wordt ingevoerd en of hierdoor schade voor de bedrijfstak van de Unie is ontstaan. Als de conclusies bevestigend zijn, zal in het onderzoek worden nagegaan of het niet tegen het belang van de Unie is maatregelen in te stellen.

5.1.    Procedure voor het vaststellen van dumping

Producenten-exporteurs (3) van het onderzochte product uit het betrokken land worden uitgenodigd aan het onderzoek van de Commissie deel te nemen.

5.1.1.   Onderzoek van de producenten-exporteurs

5.1.1.1.   Procedure voor de selectie van te onderzoeken producenten-exporteurs in het betrokken land

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek met betrekking tot producenten-exporteurs in Kazachstan nodig acht, zal de Commissie vragenlijsten toezenden aan de haar bekende producenten-exporteurs in het betrokken land, aan de haar bekende verenigingen van producenten-exporteurs en aan de autoriteiten van het betrokken land. Alle producenten-exporteurs en verenigingen van producenten-exporteurs wordt verzocht onmiddellijk, maar in elk geval uiterlijk 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders aangegeven, bij voorkeur per e-mail contact op te nemen met de Commissie en een vragenlijst op te vragen.

De producenten-exporteurs en, in voorkomend geval, de verenigingen van producenten-exporteurs moeten de ingevulde vragenlijst, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie indienen.

De vragenlijst dient informatie te bevatten over onder andere de structuur van de onderneming(en) van de producent-exporteur, de activiteiten van de onderneming(en) met betrekking tot het onderzochte product, de productiekosten en de verkoop van het onderzochte product op de binnenlandse markt van het betrokken land en de verkoop van het onderzochte product aan de Unie.

5.1.2.   Aanvullende procedure met betrekking tot producenten-exporteurs in het betrokken land zonder markteconomie

5.1.2.1.   Selectie van een derde land met een markteconomie

De normale waarde van de invoer uit het betrokken land zal, met inachtneming van de bepalingen in punt 5.1.2.2 en overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening, worden vastgesteld op basis van de prijs of de berekende waarde in een derde land met een markteconomie. De Commissie zal daartoe een geschikt derde land met een markteconomie selecteren. De voorlopige keuze van de Commissie is op de Verenigde Staten van Amerika gevallen. Omdat de kans bestaat dat de VS ongeschikt zijn als derde land met een markteconomie, is de Commissie voornemens de normale waarde vast te stellen op basis van de werkelijk betaalde prijs in de Unie, naar behoren verhoogd met een redelijke winstmarge. Belanghebbenden wordt bij dezen verzocht hun opmerkingen over de geschiktheid van deze keuzen binnen tien dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie in te dienen.

5.1.2.2.   Behandeling van producenten-exporteurs in het betrokken land zonder markteconomie

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening kunnen individuele producenten-exporteurs in het betrokken land die van mening zijn dat zij het onderzochte product onder marktvoorwaarden vervaardigen en verkopen, een naar behoren onderbouwd verzoek om behandeling als marktgerichte onderneming indienen („BMO-aanvraag”). Een BMO wordt toegekend als uit de beoordeling van de BMO-aanvraag blijkt dat aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening (4) is voldaan. Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening wordt de dumpingmarge van de producenten-exporteurs aan wie een BMO is toegekend, voor zover mogelijk en onverminderd het gebruik van beschikbare gegevens uit hoofde van artikel 18 van de basisverordening, berekend op basis van hun eigen normale waarde en uitvoerprijzen.

Individuele producenten-exporteurs in het betrokken land kunnen ook, of als alternatieve mogelijkheid, om een individuele behandeling („IB”) vragen. Om in aanmerking te komen voor een IB moeten deze producenten-exporteurs aantonen dat zij voldoen aan de criteria van artikel 9, lid 5, van de basisverordening (5). De dumpingmarge van de producenten-exporteurs aan wie een IB is toegekend, wordt berekend op basis van hun eigen uitvoerprijzen. De normale waarde voor producenten-exporteurs aan wie een IB is toegekend, wordt gebaseerd op de waarden die zijn vastgesteld voor het derde land met een markteconomie, dat is geselecteerd zoals hierboven aangegeven.

a)   Behandeling als marktgerichte onderneming (BMO)

De Commissie zal BMO-aanvraagformulieren toezenden aan alle haar bekende producenten-exporteurs in het betrokken land, aan alle haar bekende verenigingen van producenten-exporteurs, alsmede aan de autoriteiten van het betrokken land. Producenten-exporteurs die om een BMO willen verzoeken, moeten het BMO-aanvraagformulier uiterlijk tien dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie bij de Commissie aanvragen. Alle producenten-exporteurs moeten het ingevulde BMO-aanvraagformulier, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie indienen.

b)   Individuele behandeling (IB)

Om een IB aan te vragen, moeten producenten-exporteurs in het betrokken land het BMO-aanvraagformulier met de voor een IB relevante onderdelen volledig ingevuld uiterlijk 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie indienen, tenzij anders aangegeven.

5.1.3.   Onderzoek van niet-verbonden importeurs  (6)  (7)

Gezien het mogelijk grote aantal bij deze procedure betrokken niet-verbonden importeurs kan de Commissie, om het onderzoek binnen de wettelijke termijn te kunnen afronden, haar onderzoek tot een redelijk aantal niet-verbonden importeurs beperken door een steekproef samen te stellen. De steekproef zal overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening worden geselecteerd.

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle niet-verbonden importeurs of hun vertegenwoordigers verzocht contact met de Commissie op te nemen. Zij moeten dat doen binnen 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders aangegeven, en de Commissie de volgende informatie over hun onderneming of ondernemingen verstrekken:

naam, adres, e-mailadres, telefoon- en faxnummer en contactpersoon;

een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van de onderneming met betrekking tot het onderzochte product;

de totale omzet in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011;

de hoeveelheid (in tonnen) van het onderzochte product van oorsprong uit het betrokken land die in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 in de Unie is ingevoerd en verkocht (8) en de waarde van deze invoer en verkoop in euro’s;

de namen en een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van alle verbonden ondernemingen (9) die betrokken zijn bij de productie en/of verkoop van het onderzochte product;

alle andere informatie die de Commissie bij het samenstellen van de steekproef van nut kan zijn.

Door bovengenoemde informatie te verstrekken, stemt de onderneming ermee in eventueel in de steekproef te worden opgenomen. Selectie voor de steekproef houdt in dat een vragenlijst moet worden ingevuld en dat de antwoorden bij een bezoek ter plaatse worden gecontroleerd. Ondernemingen die verklaren niet in de steekproef te willen worden opgenomen, worden geacht niet aan het onderzoek te hebben meegewerkt. De bevindingen van de Commissie met betrekking tot niet-medewerkende importeurs worden gebaseerd op de beschikbare gegevens, en het resultaat kan voor deze importeurs minder gunstig zijn dan wanneer zij wel hadden meegewerkt.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van niet-verbonden importeurs nodig acht, kan de Commissie ook contact opnemen met de haar bekende verenigingen van importeurs.

Alle informatie die voor de samenstelling van de steekproef van nut kan zijn, met uitzondering van de hierboven vermelde informatie, moet, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 21 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend.

Indien een steekproef noodzakelijk is, kunnen de importeurs worden geselecteerd op basis van het grootste representatieve volume van hun verkoop van het onderzochte product in de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kan worden onderzocht. De Commissie zal alle haar bekende niet-verbonden importeurs en verenigingen van importeurs mededelen welke ondernemingen voor de steekproef zijn geselecteerd.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig acht, zal de Commissie vragenlijsten toezenden aan de in de steekproef opgenomen niet-verbonden importeurs en aan alle haar bekende verenigingen van importeurs. Deze partijen moeten de ingevulde vragenlijst, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen nadat hun is medegedeeld dat zij in de steekproef zijn opgenomen, indienen. De ingevulde vragenlijst moet onder meer informatie bevatten over de structuur van de onderneming(en), de activiteiten van de onderneming(en) met betrekking tot het onderzochte product en de verkoop van het onderzochte product.

5.2.    Procedure voor het vaststellen van schade

Onder schade wordt verstaan aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie, dreiging van aanmerkelijke schade voor die bedrijfstak of aanmerkelijke vertraging van de vestiging van een dergelijke bedrijfstak. De vaststelling van de schade vindt plaats op basis van overtuigend bewijs en omvat een objectief onderzoek van de omvang van de invoer met dumping, het effect ervan op de prijzen in de Unie en de gevolgen van deze invoer voor de bedrijfstak van de Unie. Teneinde vast te stellen of de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden, worden de producenten van het onderzochte product in de Unie verzocht aan het onderzoek van de Commissie mee te werken.

5.2.1.   Onderzoek van de producenten in de Unie

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek met betrekking tot de producenten in de Unie nodig acht, zal de Commissie vragenlijsten toezenden aan de haar bekende producenten of representatieve producenten in de Unie en aan alle haar bekende verenigingen van producenten in de Unie.

Bovenbedoelde producenten en de verenigingen van producenten in de Unie moeten de ingevulde vragenlijst, tenzij anders aangegeven, uiterlijk 37 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie indienen. De ingevulde vragenlijst moet onder meer informatie bevatten over de structuur van hun onderneming(en), de financiële situatie van de onderneming(en), de activiteiten van de onderneming(en) met betrekking tot het onderzochte product, de productiekosten en de verkoop van het onderzochte product.

Alle andere producenten en verenigingen van producenten in de Unie worden uitgenodigd onmiddellijk, maar in elk geval uiterlijk 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders aangegeven, bij voorkeur per e-mail contact op te nemen met de Commissie en een vragenlijst op te vragen.

5.3.    Procedure voor het beoordelen van het belang van de Unie

Indien wordt vastgesteld dat er inderdaad dumping plaatsvindt en dat daardoor schade wordt veroorzaakt, zal uit hoofde van artikel 21 van de basisverordening een beslissing worden genomen over de vraag of de instelling van antidumpingmaatregelen in strijd zou zijn met het belang van de Unie. Producenten in de Unie, importeurs en hun representatieve verenigingen, gebruikers en hun representatieve verenigingen, en representatieve consumentenorganisaties wordt verzocht om contact op te nemen binnen 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders aangegeven. Om aan het onderzoek deel te nemen, moeten de representatieve consumentenorganisaties binnen dezelfde termijn aantonen dat er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het onderzochte product.

Partijen die binnen de genoemde termijn contact opnemen, kunnen de Commissie binnen 37 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie, tenzij anders aangegeven, informatie verstrekken over het belang van de Unie. Zij kunnen deze informatie vormvrij opstellen of een vragenlijst van de Commissie invullen. Met informatie die op grond van artikel 21 wordt verstrekt, wordt alleen rekening gehouden indien daarbij tegelijkertijd het nodige bewijsmateriaal is gevoegd.

5.4.    Andere schriftelijke opmerkingen

Alle belanghebbenden worden hierbij uitgenodigd om onder de voorwaarden van dit bericht hun standpunt kenbaar te maken en informatie en bewijsmateriaal in te dienen. Tenzij anders aangegeven, moet de Commissie deze informatie en het bewijsmateriaal binnen 37 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie hebben ontvangen.

5.5.    Mogelijkheid om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord

Alle belanghebbenden kunnen een verzoek indienen om door de onderzoeksdiensten van de Commissie te worden gehoord. Dit verzoek moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. Een verzoek om te worden gehoord over zaken die betrekking hebben op het beginstadium van het onderzoek, moet uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend. Voor een verzoek betreffende de latere stadia van het onderzoek gelden de termijnen die de Commissie in haar correspondentie met de partijen vermeldt.

5.6.    Instructies voor schriftelijke opmerkingen en de verzending van ingevulde vragenlijsten en correspondentie

Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de in dit bericht gevraagde informatie, ingevulde vragenlijsten en correspondentie waarvoor om een vertrouwelijke behandeling wordt verzocht, moeten zijn voorzien van de vermelding „Limited” (10).

Belanghebbenden die informatie met de vermelding „Limited” verstrekken, moeten hiervan krachtens artikel 19, lid 2, van de basisverordening een niet-vertrouwelijke samenvatting indienen, voorzien van de vermelding „For inspection by interested parties”. Deze samenvatting moet gedetailleerd genoeg zijn om een redelijk inzicht te verschaffen in de essentie van de als vertrouwelijk verstrekte gegevens. Als een belanghebbende die vertrouwelijke inlichtingen verstrekt, geen niet-vertrouwelijke samenvatting daarvan indient met de vereiste vorm en inhoud, kan deze vertrouwelijke informatie buiten beschouwing worden gelaten.

Belanghebbenden dienen alle opmerkingen en verzoeken elektronisch (niet-vertrouwelijke opmerkingen via e-mail, vertrouwelijke op cd-r/dvd) in te dienen onder opgave van naam, adres, e-mailadres en telefoon- en faxnummer van de belanghebbende. Volmachten, ondertekende verklaringen, en actualiseringen daarvan bij BMO- en IB-aanvraagformulieren of antwoorden op vragenlijsten moeten echter op papier, d.w.z. per post, per koerier of persoonlijk, op onderstaand adres worden ingediend. Volgens artikel 18, lid 2, van de basisverordening moet een belanghebbende de Commissie onmiddellijk op de hoogte brengen als hij niet in staat is zijn opmerkingen en verzoeken elektronisch in te dienen. Nadere informatie over de correspondentie met de Commissie vinden belanghebbenden op de volgende pagina van de website van het directoraat-generaal Handel: http://ec.europa.eu/trade/tackling-unfair-trade/trade-defence

Correspondentieadres van de Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kamer N105 04/092

1049 Brussel

BELGIË

Fax +32 22985353

E-mail dumping: trade-yp4-dumping@ec.europa.eu

E-mail schade: trade-yp4-injury@ec.europa.eu

6.   Niet-medewerking

Wanneer belanghebbenden geen toegang tot de nodige gegevens verlenen, deze niet binnen de gestelde termijn verstrekken of het onderzoek ernstig belemmeren, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening voorlopige of definitieve conclusies worden getrokken op basis van de beschikbare gegevens, zowel in positieve als in negatieve zin.

Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, kunnen deze buiten beschouwing worden gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruik worden gemaakt.

Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en de bevindingen daarom overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kan het resultaat voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan indien hij wel had meegewerkt.

7.   Raadadviseur-auditeur

Belanghebbenden kunnen erom vragen dat de raadadviseur-auditeur van het directoraat-generaal Handel wordt ingeschakeld. Deze fungeert als tussenpersoon tussen de belanghebbenden en de onderzoeksdiensten van de Commissie. Hij behandelt verzoeken om toegang tot het dossier, geschillen over de vertrouwelijkheid van documenten, verzoeken om termijnverlenging en verzoeken van derden om te worden gehoord. De raadadviseur-auditeur kan een hoorzitting met een individuele belanghebbende organiseren en als bemiddelaar optreden om te garanderen dat de belanghebbenden hun recht van verweer ten volle kunnen uitoefenen.

Een verzoek om door de raadadviseur-auditeur te worden gehoord, moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. Een verzoek om te worden gehoord over zaken die betrekking hebben op het beginstadium van het onderzoek, moet uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend. Voor een verzoek betreffende de latere stadia van het onderzoek gelden de termijnen die de Commissie in haar correspondentie met de partijen vermeldt.

De raadadviseur-auditeur kan ook een hoorzitting voor belanghebbenden organiseren waar uiteenlopende standpunten en tegenargumenten naar voren kunnen worden gebracht met betrekking tot kwesties in verband met onder andere dumping, schade, oorzakelijk verband en belang van de Unie. Een dergelijke hoorzitting vindt normaliter uiterlijk aan het einde van de vierde week na de mededeling van de voorlopige bevindingen plaats.

Belanghebbenden die contact willen opnemen, vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de webpagina's van de raadadviseur-auditeur op de website van DG Handel: http://ec.europa.eu/trade/tackling-unfair-trade/hearing-officer/index_en.htm

8.   Tijdschema voor het onderzoek

Het onderzoek wordt overeenkomstig artikel 6, lid 9, van de basisverordening uiterlijk 15 maanden na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie afgesloten. Overeenkomstig artikel 7, lid 1, van de basisverordening kunnen tot uiterlijk negen maanden na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie voorlopige maatregelen worden ingesteld.

9.   Verwerking van persoonsgegevens

Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (11).


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  Dumping is de praktijk waarbij een product („het betrokken product”) wordt uitgevoerd tegen een prijs die onder de „normale waarde” ligt. Als normale waarde wordt meestal een vergelijkbare prijs voor het „soortgelijke” product op de binnenlandse markt van het betrokken land gehanteerd. De term „soortgelijk product” betekent een product dat in alle opzichten vergelijkbaar is met het betrokken product of, als dat ontbreekt, een product dat sterk op het product lijkt.

(3)  Onder producent-exporteur wordt verstaan een onderneming uit het betrokken land die het onderzochte product produceert en naar de markt van de Unie uitvoert, hetzij rechtstreeks hetzij via derden, met inbegrip van verbonden ondernemingen die betrokken zijn bij de productie, binnenlandse verkoop of uitvoer van het betrokken product.

(4)  De producenten-exporteurs moeten met name aantonen dat: i) besluiten van bedrijven en de door hen gemaakte kosten een reactie zijn op marktsignalen, zonder staatsinmenging van betekenis; ii) bedrijven beschikken over een duidelijke basisboekhouding die onder controle staat van een onafhankelijke instantie in overeenstemming met de internationale standaarden voor jaarrekeningen en die alle terreinen bestrijkt; iii) er geen verstoringen van betekenis zijn die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie; iv) de faillissements- en eigendomswetten rechtszekerheid en stabiliteit bieden; en v) omrekening van munteenheden tegen de marktkoers geschiedt.

(5)  De producenten-exporteurs moeten met name aantonen dat: i) zij geheel of gedeeltelijk in buitenlandse handen zijnde ondernemingen of joint ventures zijn die vrij zijn kapitaal en winsten te repatriëren; ii) zij vrij zijn de uitvoerprijzen en -hoeveelheden en de verkoopvoorwaarden vast te stellen; iii) de meerderheid van de aandeelhouders particulieren zijn; staatsambtenaren die deel uitmaken van de raad van bestuur of leidinggevende functies vervullen, moeten in de minderheid zijn of er moet worden aangetoond dat de onderneming niettemin voldoende vrij is van staatsinmenging; iv) zij bij de omrekening van valuta's marktkoersen gebruiken; en v) de staatsinmenging niet dusdanig is dat maatregelen ontweken kunnen worden indien voor individuele exporteurs een ander recht wordt vastgesteld.

(6)  Uitsluitend importeurs die niet verbonden zijn met de producenten-exporteurs mogen in de steekproef worden opgenomen. Importeurs die met producenten-exporteurs verbonden zijn, moeten bijlage 1 bij de vragenlijst voor deze producenten-exporteurs invullen. Zie voetnoot 9 voor de definitie van een verbonden partij.

(7)  Gegevens die door niet-verbonden importeurs zijn verstrekt, mogen ook worden gebruikt voor andere aspecten van dit onderzoek dan het vaststellen van dumping.

(8)  De 27 lidstaten van de Europese Unie zijn: België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en Zweden.

(9)  Overeenkomstig artikel 143 van Verordening (EG) nr. 2454/93 van de Commissie betreffende de uitvoering van het communautaire douanewetboek worden personen slechts geacht te zijn verbonden indien: a) zij functionaris of directeur zijn van elkaars zaken; b) zij door de wettelijke bepalingen worden erkend als in zaken verbonden; c) zij werkgever en werknemer zijn; d) enig persoon, hetzij rechtstreeks of zijdelings, 5 % of meer van het stemgerechtigde uitstaande kapitaal of aandelen van beiden bezit, controleert of houdt; e) één van hen de ander, rechtstreeks of zijdelings, controleert; f) beiden, rechtstreeks of zijdelings, worden gecontroleerd door een derde persoon; g) zij samen, rechtstreeks of zijdelings, een derde persoon controleren; of h) zij behoren tot dezelfde familie. Personen worden slechts geacht leden te zijn van dezelfde familie indien zij op een van de volgende wijzen met elkaar bloed- of aanverwant zijn: i) echtgenoot en echtgenote, ii) ouder en kind, iii) broer en zuster (of halfbroer en halfzuster), iv) grootouder en kleinkind, v) oom of tante en neef of nicht (oomzeggers), vi) schoonouder en schoondochter of schoonzoon, vii) zwager en schoonzuster (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1). In deze context worden onder personen zowel natuurlijke als rechtspersonen verstaan.

(10)  Een „Limited”-document wordt als vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51) en artikel 6 van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst) beschouwd. Het is ook een beschermd document krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).

(11)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.


Rectificaties

17.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 369/25


Rectificatie van de mededeling van de Commissie in het kader van de uitvoering van Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende machines en tot wijziging van Richtlijn 95/16/EG

( Publicatieblad van de Europese Unie C 338 van 18 november 2011 )

2011/C 369/08

Bladzijde 22:

in plaats van:

„CEN

EN ISO 10218-1:2011

Robots voor industriële omgevingen - Veiligheidseisen - Deel 1:Industriële robots (ISO 10218-1:2011)

Dit is de eerste bekendmaking

EN ISO 10218-1:2008

Noot 2.1

31.1.2012”

te lezen:

„CEN

EN ISO 10218-1:2011

Robots voor industriële omgevingen - Veiligheidseisen - Deel 1: Industriële robots (ISO 10218-1:2011)

Dit is de eerste bekendmaking

EN ISO 10218-1:2008

Noot 2.1

1.1.2013”