ISSN 1725-2474

doi:10.3000/17252474.C_2010.288.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 288

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

53e jaargang
23 oktober 2010


Inhoud

Bladzijde

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Hof van Justitie van de Europese Unie

2010/C 288/01

Laatste publicatie van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie PB C 274 van 9.10.2010

1

 

Gerecht

2010/C 288/02

Verkiezing van de president van het Gerecht

2

2010/C 288/03

Verkiezing van de kamerpresidenten

2

2010/C 288/04

Toevoeging van de rechters aan de kamers

2

2010/C 288/05

Gerecht in volle samenstelling

4

2010/C 288/06

Samenstelling van de Grote kamer

4

2010/C 288/07

Kamer voor hogere voorzieningen

4

2010/C 288/08

Criteria voor de toewijzing van de zaken aan de kamers

5

2010/C 288/09

Aanwijzing van de rechter die de president als kortgedingrechter vervangt

5


 

V   Adviezen

 

GERECHTELIJKE PROCEDURES

 

Hof van Justitie

2010/C 288/10

Zaak C-409/06: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 8 september 2010 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Köln — Duitsland) — Winner Wetten GmbH/Bürgermeisterin der Stadt Bergheim (Artikelen 43 EG en 49 EG — Vrijheid van vestiging — Vrij verrichten van diensten — Publiek monopolie voor organisatie van sportweddenschappen binnen Land — Beslissing van Bundesverfassungsgericht waarbij wordt vastgesteld dat regeling inzake dit monopolie onverenigbaar is met Duitse grondwet, maar deze regeling gedurende overgangsperiode wordt gehandhaafd zodat zij met grondwet in overeenstemming kan worden gebracht — Beginsel van voorrang van recht van Unie — Toelaatbaarheid en eventuele voorwaarden voor dergelijke overgangsperiode wanneer betrokken nationale regeling eveneens inbreuk maakt op artikelen 43 EG en 49 EG)

6

2010/C 288/11

Zaak C-290/07 P: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 2 september 2010 — Europese Commissie/Scott SA, Département du Loiret, Franse Republiek (Hogere voorziening — Staatssteun — Preferentiële prijs voor aankoop van bouwrijp gemaakt terrein — Onderzoek van marktwaarde — Formele onderzoeksprocedure — Verordening (EG) nr. 659/1999 — Verplichting tot zorgvuldig en onpartijdig onderzoek — Omvang van beoordelingsbevoegdheid van Commissie — Kostenmethode — Omvang van rechterlijke controle)

6

2010/C 288/12

Gevoegde zaken C-316/07, C-358/07–C-360/07, C-409/07 en C-410/07: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 8 september 2010 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Gießen en het Verwaltungsgericht Stuttgart — Duitsland) — Markus Stoß (C-316/07), Avalon Service-Online-Dienste GmbH (C-409/07), Olaf Amadeus Wilhelm Happel (C-410/07), Kulpa Automatenservice Asperg GmbH (C-358/07), SOBO Sport & Entertainment GmbH (C-359/07), Andreas Kunert (C-360/07)/Wetteraukreis (C-316/07, C-409/07, C-410/07), Land Baden-Württemberg (C-358/07, C-359/07, C-360/07) (Artikelen 43 EG en 49 EG — Vrijheid van vestiging — Vrij verrichten van diensten — Publiek monopolie voor organisatie van sportweddenschappen binnen Land — Doel te voorkomen dat personen tot geldverkwisting door gokken worden aangespoord en gokverslaving te bestrijden — Evenredigheid — Beperkende maatregel die daadwerkelijk ertoe moet strekken gelegenheden tot gokken te verminderen en kansspelactiviteiten op samenhangende en stelselmatige wijze te beperken — Reclame van monopoliehouder waarbij deelname aan loterijspelen wordt aangemoedigd — Andere kansspelen die door particuliere ondernemingen kunnen worden aangeboden — Uitbreiding van aanbod van andere kansspelen — In andere lidstaat verleende licentie — Geen verplichting tot wederzijdse erkenning)

7

2010/C 288/13

Zaak C-46/08: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 8 september 2010 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Schleswig Holsteinische Verwaltungsgericht — Duitsland) — Carmen Media Group Ltd/Land Schleswig-Holstein, Innenminister des Landes Schleswig-Holstein (Artikel 49 EG — Vrij verrichten van diensten — Houder van in Gibraltar verleende licentie die uitsluitend recht verleent om in buitenland sportweddenschappen in te zamelen — Publiek monopolie voor organisatie van sportweddenschappen binnen Land — Doel te voorkomen dat personen tot geldverkwisting door gokken worden aangespoord en gokverslaving te bestrijden — Evenredigheid — Beperkende maatregel die daadwerkelijk ertoe moet strekken gelegenheden tot gokken te verminderen en kansspelactiviteiten op samenhangende en stelselmatige wijze te beperken — Andere kansspelen die door particuliere ondernemingen kunnen worden aangeboden — Vergunningsprocedure — Discretionaire bevoegdheid van bevoegde autoriteit — Verbod om via internet kansspelen aan te bieden — Overgangsmaatregelen waarbij bepaalde marktdeelnemers tijdelijk recht wordt verleend om dergelijke spelen aan te bieden)

8

2010/C 288/14

Zaak C-64/08: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 9 september 2010 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landesgericht Linz — Oostenrijk) — Strafzaak tegen Ernst Engelmann (Vrij verrichten van diensten — Vrijheid van vestiging — Nationale regeling die voorziet in stelsel van concessies voor exploitatie van kansspelen in casino’s — Verkrijging van concessies voorbehouden aan naamloze vennootschappen die op nationaal grondgebied gevestigd zijn — Gunning van alle concessies zonder aanbesteding)

9

2010/C 288/15

Zaak C-399/08 P: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 2 september 2010 — Europese Commissie/Deutsche Post AG, Bundesverband Internationaler Express- und Kurierdienste eV, UPS Europe NV/SA, Bundesrepublik Deutschland (Hogere voorziening — Artikel 87 EG — Steunmaatregelen van de lidstaten — Maatregelen van Bondsrepubliek Duitsland ten gunste van Deutsche Post AG — Artikel 86 EG — Diensten van algemeen economisch belang — Compensatie voor extra kosten die voortvloeien uit beleid van verkoop met verlies in sector van-deur-tot-deurpakketdiensten — Bestaan van voordeel — Door Commissie gehanteerde verificatiemethode — Bewijslast — Artikel 230 EG — Omvang van rechterlijke toetsing door Gerecht)

10

2010/C 288/16

Zaak C-453/08: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 2 september 2010 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Symvoulio tis Epikrateias — Griekenland) — Panagiotis I. Karanikolas, Valsamis Daravanis, Georgios Kouvoukliotis, Panagiotis Dolos, Dimitrios Z. Parisis, Konstantinos Emmanouil, Ioannis Anasoglou, Pantelis A. Beis, Dimitrios Chatziandreou, Ioannis Zaragkoulias, Christos I. Tarampatzis, Triantafyllos K. Mavrogiannis, Sotirios Th. Liotakis, Vasileios Karampasis, Dimitrios Melissidis, Ioannis V. Kleovoulos, Dimitrios I. Patsakos, Theodoros Fourvarakis, Dimitrios K. Dimitrakopoulos, Synetairismos Paraktion Alieon Kavalas/Ypourgos Agrotikis Anaptyxis kai Trofimon, Nomarchiaki Aftodioikisi Dramas, Kavalas, Xanthis (Gemeenschappelijk visserijbeleid — Visserij in Middellandse Zee — Verordening (EG) nr. 1626/94 — Artikel 1, leden 2 en 3 — Verbod op gebruik van bepaalde soorten visnetten — Vóór inwerkingtreding van deze verordening genomen maatregelen die een aanvulling vormen op of die verder gaan dan minimumeisen van deze verordening — Geldigheidsvoorwaarden)

11

2010/C 288/17

Zaak C-66/09: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 2 september 2010 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Lietuvos Aukščiausiasis Teismas — Republiek Litouwen) — Kirin Amgen, Inc./Lietuvos Respublikos valstybinis patentų biuras (Octrooirecht — Farmaceutische specialiteiten — Verordening (EEG) nr. 1768/92 — Artikelen 7, 19 en 19 bis, sub e — Aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen — Termijn voor indiening van aanvraag voor dergelijk certificaat)

11

2010/C 288/18

Zaak C-254/09 P: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 2 september 2010 — Calvin Klein Trademark Trust/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), Zafra Marroquineros SL (Hogere voorziening — Gemeenschapsmerk — Woordmerk CK CREACIONES KENNYA — Oppositie door houder van met name gemeenschapsbeeldmerk CK Calvin Klein en van nationale merken CK — Afwijzing van oppositie)

12

2010/C 288/19

Zaak C-265/09 P: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 9 september 2010 — Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)/BORCO-Marken-Import Matthiesen GmbH & Co. KG (Hogere voorziening — Gemeenschapsmerk — Aanvraag voor inschrijving van beeldteken α — Absolute weigeringsgronden — Onderscheidend vermogen — Merk bestaande uit één letter)

13

2010/C 288/20

Zaak C-440/07 P: Beschikking van het Hof van 9 juni 2010 — Europese Commissie/Schneider Electric SA, Bondsrepubliek Duitsland, Franse Republiek (Hogere voorziening — Gedeeltelijke vernietiging van bestreden arrest — Geschil in staat van wijzen — Niet-contractuele aansprakelijkheid van Gemeenschap — Schadebegroting)

13

2010/C 288/21

Gevoegde zaken C-286/09 en C-287/09: Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 9 juli 2010 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Corte d’appello di Roma — Italië) — Luigi Ricci (C-286/09), Aduo Pisaneschi (C-287/09)/Istituto nazionale della previdenza sociale (INPS) (Artikel 104, lid 3, eerste alinea, van Reglement voor de procesvoering — Ambtenaren — Ouderdomspensioen — Samenloop van verzekeringstijdvakken — Artikel 11 van bijlage VIII bij Ambtenarenstatuut — Inaanmerkingneming van tijdvakken van werkzaamheden bij Europese Gemeenschappen — Artikel 10 EG)

14

2010/C 288/22

Zaak C-298/09: Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 16 juni 2010 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővarósi Bíróság Gazdasági Kollégiuma — Hongarije) — RANI Slovakia s.r.o./Hankook Tire Magyarország Kft (Artikel 104, lid 3, eerste alinea, van het Reglement voor de Procesvoering — Toetreding tot de Europese Unie — Vrij verrichten van diensten — Richtlijn 96/71/EG — Terbeschikkingstelling van werknemers met oog op verrichten van diensten — Uitzendbureau — Vereiste van zetel op grondgebied van lidstaat waarin dienst wordt verricht)

14

2010/C 288/23

Zaak C-312/09: Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 17 juni 2010 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Anotato Dikastirio Kyprou — Cyprus) — Giorgos Michalias/Christina A. Ioannou-Michalia (Artikel 104, lid 3, tweede alinea, van Reglement voor de procesvoering — Verordening (EG) nr. 1347/2000 — Artikelen 2, 42 en 46 — Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken — Bevoegdheid in huwelijkszaken — Toetreding van staat tot Europese Unie — Vóór toetreding geopende echtscheidingsprocedure — Temporele werkingssfeer van verordening (EG) nr. 1347/2000)

15

2010/C 288/24

Zaak C-350/09 P: Beschikking van het Hof van 12 mei 2010 — Centre de promotion de l’emploi par la micro-entreprise (CPEM)/Europese Commissie (Hogere voorziening — Europees Sociaal Fonds — Financiële bijstand — Intrekking)

15

2010/C 288/25

Zaak C-358/09 P: Beschikking van het Hof van 1 juli 2010 — DSV Road NV/Europese Commissie (Hogere voorziening — Douanewetboek — Invoer van diskettes uit Thailand — Navordering van rechten bij invoer — Verzoek om kwijtschelding van rechten bij invoer)

16

2010/C 288/26

Zaak C-381/09: Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 7 juli 2010 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Corte suprema di cassazione — Italië) — Gennaro Curia/Ministero dell’Economia e delle Finanze, Agenzia delle Entrate (Artikel 104, lid 3, eerste alinea, van Reglement voor de procesvoering — Zesde btw-richtlijn — Werkingssfeer — Btw-vrijstellingen — Artikel 13, B, sub d, punt 1 — Verlening van kredieten, bemiddeling inzake kredieten en beheer van kredieten — Woekerleningen — Naar nationaal recht illegale activiteit)

16

2010/C 288/27

Zaak C-448/09 P: Beschikking van het Hof (Vijfde kamer) van 30 juni 2010 — Royal Appliance International GmbH/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), BSH Bosch und Siemens Hausgeräte GmbH (Hogere voorziening — Gemeenschapsmerk — Verordening (EG) nr. 40/94 — Artikel 8, lid 1, sub b — Ouder merk sensixx — Woordteken Centrixx — Relatieve weigeringsgrond — Verwarringsgevaar — Vordering tot vervallenverklaring van ouder merk — Voor nationale rechter aanhangig geding — Verzoek tot schorsing van behandeling voor Gerecht)

17

2010/C 288/28

Zaak C-498/09 P: Beschikking van het Hof van 10 juni 2010 — Thomson Sales Europe/Europese Commissie (Hogere voorziening — Douanewetboek — Kwijtschelding van douanerechten — Niet-navordering — Antidumpingrechten — Geen kennelijke nalatigheid — Ingewikkeldheid van regeling — Beroepservaring — Zorgvuldigheid van marktdeelnemer — In Thailand gefabriceerde kleurentelevisies — Handelingen waartegen beroep openstaat)

17

2010/C 288/29

Zaak C-352/10: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Audiencia Provincial de Oviedo (Spanje) op 13 juli 2010 — Angel Lorenzo González Alonso/Nationale Nederlanden Vida Cia De Seguros y Reaseguros S.A.E.

18

2010/C 288/30

Zaak C-360/10: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel (België) op 19 juli 2010 — Belgische Vereniging van Auteurs, Componisten en Uitgevers (Sabam) tegen Netlog NV

18

2010/C 288/31

Zaak C-363/10: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal Judicial de Póvoa de Lanhoso (Portugal) op 21 juli 2010 — Maria de Jesus Barbosa Rodrigues/Companhia de Seguros Zurich SA

19

2010/C 288/32

Zaak C-365/10: Beroep ingesteld op 22 juli 2010 — Europese Commissie/Republiek Slovenië

19

2010/C 288/33

Zaak C-367/10 P: Hogere voorziening ingesteld op 22 juli 2010 door EMC Development AB tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 12 mei 2010 in zaak T-432/05, EMC Development AB/Europese Commissie

20

2010/C 288/34

Zaak C-372/10: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Naczelny Sąd Administracyjny, Izba Finansowa, Wydział II (Republiek Polen) op 26 juli 2010 — Pak-Holdco Sp zoo/Dyrektor Izby Skarbowej w Poznaniu

20

2010/C 288/35

Zaak C-386/10 P: Hogere voorziening ingesteld op 30 juli 2010 door Chalkor AE Epexergasias Metallon tegen het arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 19 mei 2010 in zaak T-21/05, Chalkor AE Epexergasias Metallon/Europese Commissie

21

2010/C 288/36

Zaak C-392/10: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Finanzgericht Hamburg (Duitsland) op 4 augustus 2010 — Suiker Unie GmbH — Zuckerfabrik Anklam/Hauptzollamt Hamburg-Jonas

21

2010/C 288/37

Zaak C-402/10: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Conseil d’État (Frankrijk) op 6 augustus 2010 — Société Groupe Limagrain Holding/FranceAgriMer

22

2010/C 288/38

Zaak C-405/10: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Amtsgericht Bruchsal (Duitsland) op 10 augustus 2010 — Strafzaak tegen QB (*1) 

22

2010/C 288/39

Zaak C-410/10: Beroep ingesteld op 17 augustus 2010 — Europese Commissie/Helleense Republiek

23

2010/C 288/40

Zaak C-413/10: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunale Ordinario di Prato (Italië) op 18 augustus 2010 — Strafzaak tegen Michela Pulignani, Alfonso Picariello, Bianca Cilla, Andrea Moretti, Mauro Bianconi, Patrizio Gori, Emilio Duranti, Concetta Zungri

23

2010/C 288/41

Zaak C-417/10: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Corte Suprema di Cassazione (Italië) op 23 augustus 2010 — Ministero dell’Economia e delle Finanze, Agenzia delle Entrate/3 M Italia Spa

23

2010/C 288/42

Zaak C-418/10 P: Hogere voorziening ingesteld op 23 augustus 2010 door Herhof-Veraltungsgesellschaft mbH tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 7 juli 2010 in zaak T-60/09, Herhof-Verwaltungsgesellschaft mbH/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM: Stabilator sp z oo

24

2010/C 288/43

Zaak C-420/10: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landgericht Hamburg (Duitsland) op 23 augustus 2010 — Söll GmbH/Tetra GmbH

25

2010/C 288/44

Zaak C-427/10: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Corte Suprema di Cassazione (Italië) op 31 augustus 2010 — Banca Antoniana Popolare Veneta s.p.a., die de Banca Nazionale dell’Agricoltura s.p.a. heeft overgenomen/Ministero dell’Economia e delle Finanze, Agenzia delle Entrate

26

2010/C 288/45

Zaak C-461/09 P: Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 9 juli 2010 — The Wellcome Foundation Ltd/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), Serono Genetics Institute SA (Hogere voorziening — Gemeenschapsmerk — Woordmerk FAMOXIN — Vordering tot nietigverklaring door de houder van het nationale woordmerk LANOXIN — Afwijzing van het verzoek tot nietigverklaring)

26

2010/C 288/46

Zaak C-200/08: Beschikking van de president van de Eerste kamer van het Hof van 1 juli 2010 — Europese Commissie/Franse Republiek

27

2010/C 288/47

Zaak C-190/09: Beschikking van de president van de Achtste kamer van het Hof van 7 juli 2010 — Europese Commissie/Republiek Cyprus

27

2010/C 288/48

Zaak C-299/09: Beschikking van de president van het Hof van 25 mei 2010 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Nejvyšší správní soud — Tsjechische Republiek) — DAR Duale Abfallwirtschaft und Verwertung Ruhrgebiet GmbH/Ministerstvo životního prostředí

27

2010/C 288/49

Zaak C-527/09: Beschikking van de president van het Hof van 22 juni 2010 — Europese Commissie/Republiek Estland

27

2010/C 288/50

Zaak C-88/10: Beschikking van de president van het Hof van 19 juli 2010 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunale di Palermo — Italië) — Assessorato del Lavoro e della Previdenza Sociale/Seasoft Spa

27

2010/C 288/51

Zaak C-100/10: Beschikking van de president van het Hof van 12 juli 2010 — Europese Commissie/Groothertogdom Luxemburg

27

 

Gerecht

2010/C 288/52

Zaak T-359/04: Arrest van het Gerecht van 9 september 2010 — British Aggregates e.a./Commissie (Staatssteun — Milieuheffing op aggregaten in Verenigd Koninkrijk — Vrijstelling voor Noord-Ierland — Beschikking van Commissie om geen bezwaar te maken — Ernstige moeilijkheden — Communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van milieu)

28

2010/C 288/53

Zaak T-29/05: Arrest van het Gerecht van 8 september 2010 — Deltafina/Commissie (Mededinging — Mededingingsregelingen — Spaanse markt voor aankoop en eerste bewerking van ruwe tabak — Beschikking houdende vaststelling van inbreuk op artikel 81 EG — Bepaling van prijzen en verdeling van markt — Overeenstemming tussen mededeling van punten van bezwaar en bestreden beschikking — Rechten van verdediging — Bepaling van relevante markt — Geldboeten — Zwaarte van inbreuk — Verzwarende omstandigheden — Leidende rol — Samenwerking)

28

2010/C 288/54

Zaak T-312/05: Arrest van het Gerecht van 8 september 2010 — Commissie/Alexiadou (Arbitragebeding — Overeenkomst betreffende project voor ontwikkeling van technologie voor vervaardiging van waterdicht leder — Niet-uitvoering van overeenkomst — Terugbetaling van voorschotten — Vertragingsrente — Terugwijzing naar Gerecht na vernietiging — Verstekprocedure)

29

2010/C 288/55

Zaak T-319/05: Arrest van het Gerecht van 9 september 2010 — Zwitserland/Commissie (Externe betrekkingen — Overeenkomst tussen Europese Gemeenschap en Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer — Duitse maatregelen met betrekking tot aanvliegen van luchthaven van Zürich — Verordening (EEG) nr. 2408/92 — Recht van verweer — Non-discriminatiebeginsel — Evenredigheidsbeginsel)

29

2010/C 288/56

Zaak T-63/06: Arrest van het Gerecht van 9 september 2010 — Evropaïki Dynamiki/EWDD (Overheidsopdrachten voor diensten — Openbare aanbestedingsprocedure van EWDD — Verrichten van informaticadiensten van softwareprogrammering en consultancy — Afwijzing van offerte van inschrijver — Gunningscriteria — Kennelijk onjuiste beoordeling — Gelijke behandeling — Transparantie — Beginsel van behoorlijk bestuur — Motiveringsplicht)

30

2010/C 288/57

Zaak T-119/06: Arrest van het Gerecht van 9 september 2010 — Usha Martin/Raad en Commissie (Dumping — Invoer van stalen kabels, met name uit India — Schending van verbintenis — Evenredigheidsbeginsel — Artikel 8, leden 1, 7 en 9, van verordening (EG) nr. 384/96 (thans artikel 8, leden 1, 7 en 9, van verordening (EG) nr. 1225/2009))

30

2010/C 288/58

Zaak T-155/06: Arrest van het Gerecht van 9 september 2010 — Tomra Systems e.a./Commissie (Mededinging — Misbruik van machtspositie — Markt van apparaten voor inzamelen van gebruikte drankverpakkingen — Beschikking houdende vaststelling van inbreuk op artikel 82 EEG en artikel 54 EER-Overeenkomst — Exclusiviteitsovereenkomsten, kwantumtoezeggingen en getrouwheidskortingen die deel uitmaken van strategie die erop gericht is concurrenten uit markt te dringen — Geldboete — Evenredigheid)

31

2010/C 288/59

Zaak T-264/07: Arrest van het Gerecht van 9 september 2010 — CSL Behring/Commissie en EMEA (Geneesmiddelen voor menselijk gebruik — Procedure voor aanwijzing van weesgeneesmiddelen — Aanvraag voor aanwijzing van menselijk fibrinogeen als weesgeneesmiddel — Verplichting om aanvraag voor aanwijzing in te dienen vóór indiening van aanvraag voor vergunning voor in handel brengen — Beschikking van EMEA inzake geldigheid van aanvraag)

31

2010/C 288/60

Zaak T-300/07: Arrest van het Gerecht van 9 september 2010 — Evropaïki Dynamiki/Commissie (Overheidsopdrachten voor diensten — Communautaire aanbestedingsprocedure — Verrichten van informaticadiensten op gebied van beheer en onderhoud van portaalsite — Afwijzing van offerte van inschrijver — Gunningscriteria — Motiveringsplicht — Kennelijk onjuiste beoordeling — Gelijke behandeling — Transparantie)

32

2010/C 288/61

Zaak T-348/07: Arrest van het Gerecht van 9 september 2010 — Al-Aqsa/Raad (Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid — Beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met oog op strijd tegen terrorisme — Bevriezing van tegoeden — Gemeenschappelijk standpunt 2001/931/GBVB en verordening (EG) nr. 2580/2001 — Beroep tot nietigverklaring — Aanpassing van conclusies — Rechterlijke toetsing — Voorwaarden voor uitvoering van Uniemaatregel tot bevriezing van tegoeden)

32

2010/C 288/62

Zaak T-70/08: Arrest van het Gerecht van 9 september 2010 — Axis/BHIM — Etra Investigación y Desarrollo (ETRAX) (Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk ETRAX — Oudere nationale beeldmerken die woordelementen ETRA I+D bevatten — Relatieve weigeringsgrond — Ontvankelijkheid van beroep bij kamer van beroep — Regel 49, lid 1, van verordening (EG) nr. 2868/95 en artikel 59 van verordening (EG) nr. 40/94 (thans artikel 60 van verordening (EG) nr. 207/2009))

33

2010/C 288/63

Zaak T-74/08: Arrest van het Gerecht van 9 september 2010 — Now Pharm/Commissie (Geneesmiddelen voor menselijk gebruik — Procedure voor aanwijzing van weesgeneesmiddelen — Aanvraag voor aanwijzing van geneesmiddel Speciaal vloeibaar extract uit stinkende goudwortel (Chelidonii radix) (Ukrain) als weesgeneesmiddel — Beschikking van Commissie houdende weigering van aanwijzing als weesgeneesmiddel)

33

2010/C 288/64

Zaak T-152/08: Arrest van het Gerecht van 8 september 2010 — Kido/BHIM — Amberes (SCORPIONEXO) (Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk SCORPIONEXO — Ouder nationaal beeldmerk ESCORPION — Relatieve weigeringsgrond — Gevaar voor verwarring — Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 40/94 (thans artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009))

34

2010/C 288/65

Zaak T-233/08: Arrest van het Gerecht van 10 september 2010 — MPDV Mikrolab/BHIM (ROI ANALYZER) (Gemeenschapsmerk — Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk ROI ANALYZER — Absolute weigeringsgrond — Beschrijvend karakter — Artikel 7, lid 1, sub b en c, van verordening (EG) nr. 40/94 (thans artikel 7, lid 1, sub b en c, van verordening (EG) nr. 207/2009))

34

2010/C 288/66

Zaak T-387/08: Arrest van het Gerecht van 9 september 2010 — Evropaïki Dynamiki/Commissie (Overheidsopdrachten voor diensten — Openbare aanbestedingsprocedure van Publicatiebureau — Verrichten van informaticadiensten — Afwijzing van offerte van inschrijver — Beroep tot nietigverklaring — Criteria en sub-criteria voor gunning — Motiveringsplicht — Gelijke behandeling — Transparantie — Kennelijk onjuiste beoordeling — Misbruik van bevoegdheid — Schadevordering)

35

2010/C 288/67

Zaak T-458/08: Arrest van het Gerecht van 8 september 2010 — Wilfer/BHIM (Afbeelding van gitaarkop) (Gemeenschapsmerk — Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk bestaande in afbeelding van gitaarkop in kleuren zilver, grijs en kastanjebruin — Absolute weigeringsgrond — Ontbreken van onderscheidend vermogen — Artikel 7, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 40/94 (thans artikel 7, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009) — Ambtshalve onderzoek van feiten — Artikel 74, lid 1, van verordening nr. 40/94 (thans artikel 76, lid 1, van verordening nr. 207/2009) — Motiveringsplicht — Artikel 73, eerste volzin, van verordening nr. 40/94 (thans artikel 75, eerste volzin, van verordening nr. 207/2009) — Gelijke behandeling)

35

2010/C 288/68

Zaak T-472/08: Arrest van het Gerecht van 3 september 2010 — Companhia Muller de Bebidas/BHIM — Missiato Industria e Comercio (61 A NOSSA ALEGRIA) (Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk 61 A NOSSA ALEGRIA — Ouder nationaal woordmerk CACHAÇA 51 en oudere nationale beeldmerken Cachaça 51 en Pirassununga 51 — Relatieve weigeringsgrond — Verwarringsgevaar — Overeenstemming van tekens — Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 40/94 (thans artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009))

36

2010/C 288/69

Zaak T-505/08: Arrest van het Gerecht van 9 september 2010 — Nadine Trautwein Rolf Trautwein/BHIM (Hunter) (Gemeenschapsmerk — Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk Hunter — Absolute weigeringsgrond — Beschrijvend karakter — Artikel 7, lid 1, sub c, van verordening (EG) nr. 40/94 (thans artikel 7, lid 1, sub c, van verordening (EG) nr. 207/2009) — Beperking van in merkaanvraag opgegeven waren)

36

2010/C 288/70

Zaak T-575/08: Arrest van het Gerecht van 8 september 2010 — 4care/BHIM — Laboratorios Diafarm (Acumed) (Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk Acumed — Ouder nationaal woordmerk AQUAMED ACTIVE — Relatieve weigeringsgrond — Verwarringsgevaar — Overeenstemming van tekens — Soortgelijkheid van waren — Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 40/94 (thans artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009))

37

2010/C 288/71

Zaak T-582/08: Arrest van het Gerecht van 9 september 2010 — Carpent Languages/Commissie (Overheidsopdrachten voor diensten — Communautaire aanbestedingsprocedure — Organisatie van bijeenkomsten en conferenties — Afwijzing van offerte van inschrijver — Gunning van opdracht aan andere inschrijver — Motiveringsplicht — Kennelijke beoordelingsfout — Gelijke behandeling)

37

2010/C 288/72

Zaak T-64/09: Arrest van het Gerecht van 8 september 2010 — Micro Shaping/BHIM (packaging) (Gemeenschapsmerk — Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk packaging — Absolute weigeringsgrond — Beschrijvend karakter — Artikel 7, lid 1, sub c, van verordening (EG) nr. 40/94 (thans artikel 7, lid 1, sub c, van verordening (EG) nr. 207/2009))

38

2010/C 288/73

Zaak T-91/09 P: Arrest van het Gerecht van 1 september 2010 — Skareby/Commissie (Hogere voorziening — Openbare dienst — Ambtenaren — Beoordeling — Loopbaanontwikkelingsrapport — Beoordelingsjaar 2005 — Vereenvoudigd rapport opgesteld over de periode januari tot en met september 2005 — Volledige overname van beoordelingen in loopbaanontwikkelingsrapport 2004 dat na bestreden arrest gedeeltelijk nietig is verklaard)

38

2010/C 288/74

Zaak T-106/09: Arrest van het Gerecht van 9 september 2010 — adp Gauselmann/BHIM — Maclean (Archer Maclean’s Mercury) (Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk Archer Maclean’s Mercury — Ouder nationaal woordmerk Merkur — Relatieve weigeringsgrond — Ontbreken van verwarringsgevaar — Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 40/94 (thans artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009))

39

2010/C 288/75

Zaak T-112/09: Arrest van het Gerecht van 8 september 2010 — Icebreaker/BHIM — Gilmar (ICEBREAKER) (Gemeenschapsmerk — Oppositieprocedure — Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk ICEBREAKER — Ouder nationaal woordmerk ICEBERG — Relatieve weigeringsgrond — Gevaar voor verwarring — Gedeeltelijke weigering van inschrijving — Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 40/94 (thans artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009))

39

2010/C 288/76

Zaak T-369/09: Arrest van het Gerecht van 8 september 2010 — Quinta do Portal/BHIM — Vallegre (PORTO ALEGRE) (Gemeenschapsmerk — Nietigverklaring — Gemeenschapswoordmerk PORTO ALEGRE — Ouder nationaal woordmerk VISTA ALEGRE — Relatieve weigeringsgrond — Gevaar voor verwarring — Artikel 8, lid 1, sub b, en artikel 53, lid 1, sub a, van verordening (EG) nr. 207/2009)

40

2010/C 288/77

Zaak T-475/08 P: Beschikking van het Gerecht van 29 juli 2010 — Duta/Hof van Justitie (Hogere voorziening — Openbare dienst — Tijdelijke functionarissen — Aanwerving — Ambt van referendaris — Hogere voorziening kennelijk niet-ontvankelijk)

40

2010/C 288/78

Zaak T-58/09: Beschikking van het Gerecht van 2 september 2010 — Schemaventotto/Commissie (Beroep tot nietigverklaring — Concentraties — Afzien van concentratieproject — Beschikking tot beëindiging van op grond van artikel 21, lid 4, van verordening (EG) nr. 139/2004 ingeleide procedure — Niet voor beroep vatbare handeling — Niet-ontvankelijkheid)

41

2010/C 288/79

Zaak T-15/10 R II: Beschikking van de president van het Gerecht van 8 september 2010 — Noko Ngele/Commissie (Kort geding — Verzoek om voorlopige maatregelen — Nieuw verzoek — Niet-ontvankelijkheid)

41

2010/C 288/80

Zaak T-305/10: Beroep ingesteld op 23 juli 2010 — Hartmann-Lamboy/BHIM — Diptyque (DYNIQUE)

41

2010/C 288/81

Zaak T-323/10: Beroep ingesteld op 3 augustus 2010 — Chabou/BHIM — Chalou Kleiderfabrik (CHABOU)

42

2010/C 288/82

Zaak T-325/10: Beroep ingesteld op 3 augustus 2010 — Iliad e.a./Commissie

43

2010/C 288/83

Zaak T-326/10: Beroep ingesteld op 10 augustus 2010 — Fraas/BHIM (Ruitmotief in lichtgrijs, donkergrijs, donkerrood en bruin)

43

2010/C 288/84

Zaak T-327/10: Beroep ingesteld op 10 augustus 2010 — Fraas/BHIM (Ruitmotief in zwart, donkergrijs, lichtgrijs en donkerrood)

44

2010/C 288/85

Zaak T-328/10: Beroep ingesteld op 10 augustus 2010 — Fraas/BHIM (Ruitmotief in donkergrijs, lichtgrijs, beige en donkerrood)

44

2010/C 288/86

Zaak T-329/10: Beroep ingesteld op 10 augustus 2010 — Fraas/BHIM (Ruitmotief in zwart, grijs, beige en donkerrood)

45

2010/C 288/87

Zaak T-334/10: Beroep ingesteld op 10 augustus 2010 — Leifheit/BHIM — Vermop Salmon (Twist System)

45

2010/C 288/88

Zaak T-337/10: Beroep ingesteld op 17 augustus 2010 — Seatech International e.a./Raad en Commissie

46

2010/C 288/89

Zaak T-338/10: Beroep ingesteld op 18 augustus 2010 — Commissie/Tornasol Films

47

2010/C 288/90

Zaak T-339/10: Beroep ingesteld op 9 augustus 2010 — Cosepuri/EFSA

47

2010/C 288/91

Zaak T-340/10: Beroep ingesteld op 20 augustus 2010 — CTG Luxembourg PSF/Hof van Justitie

48

2010/C 288/92

Zaak T-342/10: Beroep ingesteld op 23 augustus 2010 — Hartmann/BHIM — Mölnlycke Health Care (MESILETTE)

49

2010/C 288/93

Zaak T-343/10: Beroep ingesteld op 18 augustus 2010 — Etimine en Etiproducts/ECHA

49

2010/C 288/94

Zaak T-344/10: Beroep ingesteld op 20 augustus 2010 — UPS Europe en United Parcel Service Deutschland/Commissie

50

2010/C 288/95

Zaak T-346/10: Beroep ingesteld op 18 augustus 2010 — Borax Europe/ECHA

51

2010/C 288/96

Zaak T-347/10: Beroep ingesteld op 27 augustus 2010 — Adelholzener Alpenquellen/BHIM (Vorm van fles met reliëfafbeelding van drie bergtoppen)

52

2010/C 288/97

Zaak T-348/10: Beroep ingesteld op 16 augustus 2010 — Panzeri/BHIM — Royal Trophy (Royal Veste e premia lo sport)

52

2010/C 288/98

Zaak T-349/10: Beroep ingesteld op 26 augustus 2010 — Milux/BHIM (OVUMCONTROL)

53

2010/C 288/99

Zaak T-350/10: Beroep ingesteld op 26 augustus 2010 — Milux/BHIM (HEARTCONTROL)

53

2010/C 288/100

Zaak T-351/10: Beroep ingesteld op 26 augustus 2010 — Milux/BHIM (VESICACONTROL)

54

2010/C 288/101

Zaak T-352/10: Beroep ingesteld op 26 augustus 2010 — Milux/BHIM (RECTALCONTROL)

54

2010/C 288/102

Zaak T-353/10: Beroep ingesteld op 31 augustus 2010 — Lito Maieftiko Gynaikologiko kai Cheirourgiko Kentro/Commissie

55

2010/C 288/103

Zaak T-356/10: Beroep ingesteld op 23 augustus 2010 — Nike International/BHIM — Deichmann (VICTORY RED)

55

2010/C 288/104

Zaak T-357/10: Beroep ingesteld op 27 augustus 2010 — Kraft Foods Schweiz/BHIM — Compañia Nacional de Chocolates (CORONA)

56

2010/C 288/105

Zaak T-359/10: Beroep ingesteld op 25 augustus 2010 — Ecologistas en Acción-CODA/Commissie

57

2010/C 288/106

Zaak T-362/10: Beroep ingesteld op 27 augustus 2010 — Vtesse Networks/Commissie

57

2010/C 288/107

Zaak T-363/10: Beroep ingesteld op 27 augustus 2010 — Abbott Laboratories/BHIM (RESTORE)

58

2010/C 288/108

Zaak T-364-10: Beroep ingesteld op 2 september 2010 — Duravit e.a./Commissie

59

2010/C 288/109

Zaak T-366/10 P: Hogere voorziening ingesteld op 1 september 2010 door Luigi Marcuccio tegen de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 22 juni 2010 in zaak F-78/09, Marcuccio/Commissie

60

2010/C 288/110

Zaak T-368/10: Beroep ingesteld op 3 september 2010 — Rubinetteria Cisal/Commissie

61

2010/C 288/111

Zaak T-370/10: Beroep ingesteld op 30 augustus 2010 — Rubinetterie Teorema/Commissie

62

2010/C 288/112

Zaak T-371/10: Beroep ingesteld op 7 september 2010 — Amor/BHIM — Jablonex Group (AMORIKE)

62

2010/C 288/113

Zaak T-376/10: Beroep ingesteld op 7 september 2010 — Mamoli Robinetteria/Commissie

63

2010/C 288/114

Zaak T-380/10: Beroep ingesteld op 8 september 2010 — Wabco Europe e.a./Commissie

64

2010/C 288/115

Zaak T-384/10: Beroep ingesteld op 8 september 2010 — Spanje/Commissie

64

2010/C 288/116

Zaak T-170/03: Beschikking van het Gerecht van 6 september 2010 — British American Tobacco (Investments)/Commissie

65

2010/C 288/117

Zaak T-34/06: Beschikking van het Gerecht van 1 september 2010 — Universal/Commissie

65

2010/C 288/118

Zaak T-88/07: Beschikking van het Gerecht van 1 september 2010 — Fabryka Samochodòw Osobowych/Commissie

66

2010/C 288/119

Gevoegde zaken T-440/07 en T-1/08: Beschikking van het Gerecht van 3 september 2010 — Huta Buczek en Buczek/Commissie

66

2010/C 288/120

Zaak T-125/09: Beschikking van het Gerecht van 2 september 2010 — Gruener Janura/BHIM — Centum Aqua Marketing (Hundertwasser)

66

2010/C 288/121

Zaak T-505/09: Beschikking van het Gerecht van 6 september 2010 — Carlyle/BHIM — MRP Consult (CAFE CARLYLE)

66

2010/C 288/122

Zaak T-506/09: Beschikking van het Gerecht van 6 september 2010 — Carlyle/BHIM — MRP Consult (THE CARLYLE)

66

2010/C 288/123

Zaak T-49/10: Beschikking van het Gerecht van 11 augustus 2010 — Footwear/BHIM — Reno Schuhcentrum (swiss cross FOOTWEAR)

66

 

Gerecht voor ambtenarenzaken

2010/C 288/124

Zaak F-27/09: Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 29 juni 2010 — Hanschmann/Europese Politiedienst (Europol) (Openbare dienst — Personeel van Europol — Niet-verlenging van overeenkomst — Overeenkomst voor onbepaalde tijd — Artikel 6 van Statuut voor personeelsleden van Europol — Beginsel van eerbiediging van rechten van verdediging)

67

2010/C 288/125

Zaak F-28/09: Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 29 juni 2010 — Kipp/Europese Politiedienst (Europol) (Openbare dienst — Personeel van Europol — Niet-verlenging van overeenkomst — Overeenkomst voor onbepaalde tijd — Artikel 6 van Statuut voor personeelsleden van Europol — Beginsel van eerbiediging van rechten van verdediging)

67

2010/C 288/126

Zaak F-34/09: Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 29 juni 2010 — Sluiter/Europese Politiedienst (Europol) (Openbare dienst — Personeel van Europol — Niet-verlenging van overeenkomst — Overeenkomst voor onbepaalde tijd — Artikel 6 van Statuut voor personeelsleden van Europol — Beginsel van eerbiediging van rechten van verdediging)

68

2010/C 288/127

Zaak F-35/09: Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 29 juni 2010 — Visser-Fornt Raya/Europese Politiedienst (Europol) (Openbare dienst — Personeel van Europol — Niet-verlenging van overeenkomst — Overeenkomst voor onbepaalde tijd — Artikel 6 van Statuut voor personeelsleden van Europol — Beginsel van eerbiediging van rechten van verdediging)

68

2010/C 288/128

Zaak F-36/09: Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 29 juni 2010 — Armitage-Wilson/Europese Politiedienst (Europol) (Openbare dienst — Personeel van Europol — Niet-verlenging van overeenkomst — Overeenkomst voor onbepaalde tijd — Artikel 6 van Statuut voor personeelsleden van Europol — Beginsel van eerbiediging van rechten van verdediging)

69

2010/C 288/129

Zaak F-37/09: Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 29 juni 2010 — Doyle/Europese Politiedienst (Europol) (Openbare dienst — Personeel van Europol — Niet-verlenging van overeenkomst — Overeenkomst voor onbepaalde tijd — Artikel 6 van Statuut voor personeelsleden van Europol — Beginsel van eerbiediging van rechten van verdediging)

69

2010/C 288/130

Zaak F-38/09: Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 29 juni 2010 — Martin/Europese Politiedienst (Europol) (Openbare dienst — Personeel van Europol — Niet-verlenging van overeenkomst — Overeenkomst voor onbepaalde tijd — Artikel 6 van Statuut voor personeelsleden van Europol — Beginsel van eerbiediging van rechten van verdediging)

70

2010/C 288/131

Zaak F-39/09: Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 29 juni 2010 — Goddijn/Europese Politiedienst (Europol) (Openbare dienst — Personeel van Europol — Niet-verlenging van overeenkomst — Overeenkomst voor onbepaalde tijd — Artikel 6 van Statuut voor personeelsleden van Europol — Beginsel van eerbiediging van rechten van verdediging)

70

2010/C 288/132

Zaak F-41/09: Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 29 juni 2010 — Roumimper/Europese Politiedienst (Europol) (Openbare dienst — Personeel van Europol — Niet-verlenging van overeenkomst — Overeenkomst voor onbepaalde tijd — Artikel 6 van Statuut voor personeelsleden van Europol — Beginsel van eerbiediging van rechten van verdediging)

71

2010/C 288/133

Zaak F-42/09: Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 29 juni 2010 — Esneau-Kappé/Europese Politiedienst (Europol) (Openbare dienst — Personeel van Europol — Niet-verlenging van overeenkomst — Overeenkomst voor onbepaalde tijd — Artikel 6 van Statuut voor personeelsleden van Europol — Beginsel van eerbiediging van rechten van verdediging)

71

2010/C 288/134

Zaak F-44/09: Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 29 juni 2010 — Knöll/Europese Politiedienst (Europol) (Openbare dienst — Personeel van Europol — Niet-verlenging van overeenkomst — Overeenkomst voor onbepaalde tijd — Artikel 6 van Statuut voor personeelsleden van Europol — Beginsel van eerbiediging van rechten van verdediging)

72

2010/C 288/135

Zaak F-91/09: Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 9 juli 2010 — Marcuccio/Commissie (Openbare dienst — Ambtenaren — Redelijke termijn voor indiening van schadevordering — Te late indiening)

72

2010/C 288/136

Zaak F-103/09: Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 13 juli 2010 –Allen e.a./Commissie (Openbare dienst — In het kader van het JET-project tewerkgesteld personeel — Beroep tot schadevergoeding — Redelijke termijn — Tardiviteit)

72

2010/C 288/137

Zaak F-11/10: Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 29 juni 2010 — Palou Martínez/Commissie (Openbare dienst — Ambtenaren — Kennelijke niet-ontvankelijkheid — Tardiviteit — Niet-eerbiediging van precontentieuze procedure — Artikel 35, lid 1, sub e, van het Reglement voor de procesvoering)

73

2010/C 288/138

Zaak F-65/10: Beroep ingesteld op 6 augustus 2010 — Mata Blanco/Commissie

73

2010/C 288/139

Zaak F-66/10: Beroep ingesteld op 17 augustus 2010 — De Britto Patricio-Dias/Commissie

74

2010/C 288/140

Zaak F-67/10: Beroep ingesteld op 18 augustus 2010 — Marcuccio/Commissie

74

2010/C 288/141

Zaak F-68/10: Beroep ingesteld op 20 augustus 2010 — Behnke/Commissie

74

2010/C 288/142

Zaak F-69/10: Beroep ingesteld op 24 augustus 2010 — Marcuccio/Commissie

75

2010/C 288/143

Zaak F-70/10: Beroep ingesteld op 27 augustus 2010 — Hidalgo/Europees Parlement

75

2010/C 288/144

Zaak F-30/06: Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 30 juni 2010 — Hanot/Commissie

76

2010/C 288/145

Zaak F-86/06: Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 26 juli 2010 — Vereecken/Commissie

76

2010/C 288/146

Zaak F-26/07: Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 9 juli 2010 — Potoms en Scillia/Parlement

76

2010/C 288/147

Zaak F-29/07: Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 26 juli 2010 — Quadu/Parlement

76


 


NL

 


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Hof van Justitie van de Europese Unie

23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/1


(2010/C 288/01)

Laatste publicatie van het Hof van Justitie van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie

PB C 274 van 9.10.2010

Historisch overzicht van de vroegere publicaties

PB C 260 van 25.9.2010

PB C 246 van 11.9.2010

PB C 234 van 28.8.2010

PB C 221 van 14.8.2010

PB C 209 van 31.7.2010

PB C 195 van 17.7.2010

Deze teksten zijn beschikbaar in:

EUR-Lex: http://eur-lex.europa.eu


Gerecht

23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/2


Verkiezing van de president van het Gerecht

(2010/C 288/02)

Tijdens hun vergadering van 13 september 2010 hebben de rechters van het Gerecht overeenkomstig artikel 7 van het Reglement voor de procesvoering rechter Marc Jaeger tot president van het Gerecht verkozen voor de periode van 13 september 2010 tot en met 31 augustus 2013.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/2


Verkiezing van de kamerpresidenten

(2010/C 288/03)

Op 15 september 2010 heeft het Gerecht overeenkomstig artikel 15 van het Reglement voor de procesvoering J. Azizi, N. J. Forwood, O. Czúcz, I. Pelikánová, S. Papasavvas, E. Moavero Milanesi, A. Dittrich en L. Truchot tot president van de kamers bestaande uit vijf rechters en van de kamers bestaande uit drie rechters verkozen voor de periode van 15 september 2010 tot en met 31 augustus 2013.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/2


Toevoeging van de rechters aan de kamers

(2010/C 288/04)

Op 14 september 2010 heeft het Gerecht besloten uit zijn midden acht kamers bestaande uit vijf rechters en acht kamers bestaande uit drie rechters te vormen voor de periode van 14 september 2010 tot en met 31 augustus 2013, en op 20 september 2010 heeft het besloten voor de periode van 20 september 2010 tot aan de datum van de ambtsaanvaarding van het Bulgaarse lid van Gerecht de rechters daaraan toe te voegen als volgt:

Eerste kamer – uitgebreid, zetelend met vijf rechters:

J. Azizi, kamerpresident, M. Vilaras, E. Cremona, I. Labucka en S. Frimodt Nielsen, rechters.

Eerste kamer, zetelend met drie rechters :

 

J. Azizi, kamerpresident;

 

E. Cremona, rechter;

 

S. Frimodt Nielsen, rechter.

Tweede kamer – uitgebreid, zetelend met vijf rechters :

N. J. Forwood, kamerpresident, F. Dehousse, I. Wiszniewska-Białecka, M. Prek, V. M. Ciucă en J. Schwarcz, rechters.

Tweede kamer, zetelend met drie rechters :

N. J. Forwood, kamerpresident;

a)

F. Dehousse en V. M. Ciucă, rechters;

b)

F. Dehousse en J. Schwarcz, rechters;

c)

V. M. Ciucă en J. Schwarcz, rechters.

Derde kamer – uitgebreid, zetelend met vijf rechters :

O. Czúcz, kamerpresident, M. Vilaras, E. Cremona, I. Labucka en S. Frimodt Nielsen, rechters.

Derde kamer, zetelend met drie rechters :

 

O. Czúcz, kamerpresident;

 

M. Vilaras, rechter;

 

I. Labucka, rechter.

Vierde kamer – uitgebreid, zetelend met vijf rechters :

I. Pelikánová, kamerpresident, V. Vadapalas, K. Jürimäe, K. O’Higgins en M. Van der Woude, rechters.

Vierde kamer, zetelend met drie rechters :

 

I. Pelikánová, kamerpresident;

 

K. Jürimäe, rechter;

 

M. Van der Woude, rechter.

Vijfde kamer – uitgebreid, zetelend met vijf rechters :

S. Papasavvas, kamerpresident, V. Vadapalas, K. Jürimäe, K. O’Higgins en M. Van der Woude, rechters.

Vijfde kamer, zetelend met drie rechters :

 

S. Papasavvas, kamerpresident;

 

V. Vadapalas, rechter;

 

K. O’Higgins, rechter.

Zesde kamer – uitgebreid, zetelend met vijf rechters :

E. Moavero Milanesi, kamerpresident, M. E. Martins Ribeiro, N. Wahl, S. Soldevila Fragoso en H. Kanninen, rechters.

Zesde kamer, zetelend met drie rechters :

 

E. Moavero Milanesi, kamerpresident;

 

N. Wahl, rechter;

 

S. Soldevila Fragoso, rechter.

Zevende kamer – uitgebreid, zetelend met vijf rechters :

A. Dittrich, kamerpresident, F. Dehousse, I. Wiszniewska-Białecka, M. Prek, V. M. Ciucă en J. Schwarcz, rechters.

Zevende kamer, zetelend met drie rechters :

 

A. Dittrich, kamerpresident;

 

I. Wiszniewska-Białecka, rechter;

 

M. Prek, rechter.

Achtste kamer – uitgebreid, zetelend met vijf rechters :

L. Truchot, kamerpresident, M. E. Martins Ribeiro, N. Wahl, S. Soldevila Fragoso en H. Kanninen, rechters.

Achtste kamer, zetelend met drie rechters :

 

L. Truchot, kamerpresident;

 

M. E. Martins Ribeiro, rechter;

 

H. Kanninen, rechter.

Voor de periode van 20 september 2010 tot aan de datum van de ambtsaanvaarding van het Bulgaarse lid van het Gerecht zijn de rechters die met de president van de kamer van vier rechters zullen zetelen om de uitgebreide formatie te vormen, de twee andere rechters van de formatie waaraan de zaak aanvankelijk was toegewezen, de vierde rechter van deze kamer en een rechter van de kamer bestaande uit drie rechters die niet deel uitmaakt van een koppel van kamers bestaande uit drie rechters die elkaar dienen aan te vullen om een uitgebreide formatie te vormen. De vijfde rechter zal bij toerbeurt voor een jaar worden aangewezen volgens de rangorde bepaald in artikel 6 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht.

Voor de periode van 20 september 2010 tot aan de datum van de ambtsaanvaarding van het Bulgaarse lid van het Gerecht zijn de rechters die met de president van de kamer bestaande uit drie rechters die niet deel uitmaakt van een koppel van kamers bestaande uit drie rechters die elkaar dienen aan te vullen om een uitgebreide formatie te vormen, zullen zetelen om de uitgebreide formatie te vormen, de twee rechters van de formatie waaraan de zaak aanvankelijk was toegewezen en twee rechters van de formatie bestaande uit vier rechters die worden aangewezen volgens de rangorde bepaald in artikel 6 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/4


Gerecht in volle samenstelling

(2010/C 288/05)

Op 20 september 2010 heeft het Gerecht overeenkomstig artikel 32, lid 1, tweede alinea, van het Reglement voor de procesvoering besloten dat, indien na de aanwijzing van een advocaat-generaal ingevolge artikel 17 van het Reglement voor de procesvoering het Gerecht in volle samenstelling uit een even aantal rechters bestaat, de vooraf vastgestelde volgorde waarin de president van het Gerecht de rechter aanwijst die niet aan de berechting van de zaak zal deelnemen, welke volgorde geldt gedurende de periode van drie jaar waarvoor de presidenten van de uit vijf rechters bestaande kamers zijn gekozen, de omgekeerde van de rangorde van de rechters naar hun anciënniteit in de zin van artikel 6 van het Reglement voor de procesvoering is, tenzij de aldus aangewezen rechter de rechter-rapporteur is. In dat geval wordt aangewezen de rechter die hem onmiddellijk in rang voorafgaat.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/4


Samenstelling van de Grote kamer

(2010/C 288/06)

Op 14 september 2010 heeft het Gerecht besloten dat voor de periode van 20 september 2010 tot en met 31 augustus 2013, de dertien rechters waaruit de Grote kamer volgens artikel 10, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering bestaat, zijn de president van het Gerecht, de presidenten van de zeven kamers die niet met de zaak waren belast, en de rechters van de uitgebreide kamer die de betrokken zaak zouden hebben moeten beslechten indien deze was toegewezen aan een kamer bestaande uit vijf rechters.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/4


Kamer voor hogere voorzieningen

(2010/C 288/07)

Op 14 september 2010 heeft het Gerecht besloten dat voor de periode van 20 september 2010 tot en met 31 augustus 2011 de kamer voor hogere voorzieningen zal bestaan uit de president van het Gerecht en, bij toerbeurt, twee kamerpresidenten.

De rechters die met de president van de kamer voor hogere voorzieningen de uitgebreide formatie van vijf rechters vormen, zijn de drie rechters van de formatie waaraan de zaak aanvankelijk was toegewezen, en, bij toerbeurt, twee kamerpresidenten.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/5


Criteria voor de toewijzing van de zaken aan de kamers

(2010/C 288/08)

Op 20 september 2010 heeft het Gerecht overeenkomstig artikel 12 van het Reglement voor de procesvoering de volgende criteria vastgesteld voor de toewijzing van de zaken aan de kamers in de periode van 20 september 2010 tot en met 31 augustus 2011:

1.

De hogere voorzieningen tegen beslissingen van het Gerecht voor ambtenarenzaken worden onmiddellijk na de neerlegging van het verzoekschrift en onverminderd de latere toepassing van de artikelen 14 en 51 van het Reglement voor de procesvoering toegewezen aan de kamer voor hogere voorzieningen.

2.

De andere dan de sub 1 bedoelde zaken worden onmiddellijk na de neerlegging van het verzoekschrift en onverminderd de latere toepassing van de artikelen 14 en 51 van het Reglement voor de procesvoering toegewezen aan de kamers bestaande uit drie rechters.

De sub 2 bedoelde zaken worden, afhankelijk van de volgorde van inschrijving ter griffie, over de kamers verdeeld volgens drie afzonderlijke toerbeurten:

voor de zaken betreffende de toepassing van de voor ondernemingen geldende mededingingsregels, de regels betreffende staatssteun en de regels betreffende handelspolitieke beschermingsmaatregelen;

voor de zaken betreffende de in artikel 130, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering bedoelde intellectuele-eigendomsrechten;

voor de overige zaken.

In het kader van deze toerbeurtregeling wordt de uit vier rechters bestaande kamer die met drie rechters zetelt, tweemaal in aanmerking genomen bij elke derde toerbeurt.

De president van het Gerecht kan van deze toerbeurtregeling afwijken in geval van verknochtheid van zaken of ter verzekering van een gelijkmatige werkverdeling.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/5


Aanwijzing van de rechter die de president als kortgedingrechter vervangt

(2010/C 288/09)

Op 20 september 2010 heeft het Gerecht overeenkomstig artikel 106 van het Reglement voor de procesvoering besloten dat gedurende de periode van 20 september 2010 tot en met 31 augustus 2011 rechter Prek de president van het Gerecht in geval van afwezigheid of verhindering zal vervangen als kortgedingrechter.


V Adviezen

GERECHTELIJKE PROCEDURES

Hof van Justitie

23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/6


Arrest van het Hof (Grote kamer) van 8 september 2010 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Köln — Duitsland) — Winner Wetten GmbH/Bürgermeisterin der Stadt Bergheim

(Zaak C-409/06) (1)

(Artikelen 43 EG en 49 EG - Vrijheid van vestiging - Vrij verrichten van diensten - Publiek monopolie voor organisatie van sportweddenschappen binnen Land - Beslissing van Bundesverfassungsgericht waarbij wordt vastgesteld dat regeling inzake dit monopolie onverenigbaar is met Duitse grondwet, maar deze regeling gedurende overgangsperiode wordt gehandhaafd zodat zij met grondwet in overeenstemming kan worden gebracht - Beginsel van voorrang van recht van Unie - Toelaatbaarheid en eventuele voorwaarden voor dergelijke overgangsperiode wanneer betrokken nationale regeling eveneens inbreuk maakt op artikelen 43 EG en 49 EG)

(2010/C 288/10)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Verwaltungsgericht Köln

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Winner Wetten GmbH

Verwerende partij: Bürgermeisterin der Stadt Bergheim

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Verwaltungsgericht Köln — Uitlegging van de artikelen 43 EG en 49 EG — Door het Bundesverfassungsgericht ongrondwettig verklaarde nationale bepalingen die het inzamelen, het aannemen, het registreren en het verzenden van weddenschappen afhankelijk stellen van de verkrijging van een concessie — Rechtstreekse werking en voorrang van het gemeenschapsrecht — Beperking van de gevolgen van het arrest in de tijd

Dictum

Een nationale regeling inzake een publiek monopolie op sportweddenschappen die volgens de vaststellingen van een nationale rechterlijke instantie beperkingen bevat die onverenigbaar zijn met de vrijheid van vestiging en de vrijheid van dienstverrichting omdat zij niet ertoe bijdragen dat weddenschappen op samenhangende en stelselmatige wijze worden beperkt, mag wegens de voorrang van het rechtstreeks toepasselijke recht van de Unie niet gedurende een overgangsperiode verder worden toegepast.


(1)  PB C 326 van 30.12.2006.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/6


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 2 september 2010 — Europese Commissie/Scott SA, Département du Loiret, Franse Republiek

(Zaak C-290/07 P) (1)

(Hogere voorziening - Staatssteun - Preferentiële prijs voor aankoop van bouwrijp gemaakt terrein - Onderzoek van marktwaarde - Formele onderzoeksprocedure - Verordening (EG) nr. 659/1999 - Verplichting tot zorgvuldig en onpartijdig onderzoek - Omvang van beoordelingsbevoegdheid van Commissie - Kostenmethode - Omvang van rechterlijke controle)

(2010/C 288/11)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Europese Commissie (vertegenwoordiger: J. Flett, gemachtigde)

Andere partijen in de procedure: Scott SA (vertegenwoordigers: J. Lever QC, R. Griffith, M. Papadakis, Solicitors, J. Gardner en G. Peretz, Barristers), Département du Loiret (vertegenwoordiger: A. Carnelutti, advocaat), Franse Republiek (vertegenwoordigers: G. de Bergues, S. Seam en F. Million, gemachtigden)

Voorwerp

Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Eerste kamer) van 29 maart 2007, Scott/Commissie (T-366/00), waarmee het Gerecht artikel 2 van beschikking 2002/14/EG van de Commissie van 12 juli 2000 betreffende door Frankrijk verleende staatssteun ten behoeve van Scott Paper SA/Kimberly Clark (PB L 12, blz. 1) nietig heeft verklaard, voor zover dit ziet op steun verleend in de vorm van een voorkeurprijs voor een terrein bedoeld in artikel 1 van de beschikking

Dictum

1)

Het arrest van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen van 29 maart 2007, Scott/Commissie (T 366/00), wordt vernietigd.

2)

De zaak wordt teruggewezen naar het Gerecht van de Europese Unie.

3)

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.


(1)  PB C 183 van 04.08.2007.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/7


Arrest van het Hof (Grote kamer) van 8 september 2010 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Gießen en het Verwaltungsgericht Stuttgart — Duitsland) — Markus Stoß (C-316/07), Avalon Service-Online-Dienste GmbH (C-409/07), Olaf Amadeus Wilhelm Happel (C-410/07), Kulpa Automatenservice Asperg GmbH (C-358/07), SOBO Sport & Entertainment GmbH (C-359/07), Andreas Kunert (C-360/07)/Wetteraukreis (C-316/07, C-409/07, C-410/07), Land Baden-Württemberg (C-358/07, C-359/07, C-360/07)

(Gevoegde zaken C-316/07, C-358/07–C-360/07, C-409/07 en C-410/07) (1)

(Artikelen 43 EG en 49 EG - Vrijheid van vestiging - Vrij verrichten van diensten - Publiek monopolie voor organisatie van sportweddenschappen binnen Land - Doel te voorkomen dat personen tot geldverkwisting door gokken worden aangespoord en gokverslaving te bestrijden - Evenredigheid - Beperkende maatregel die daadwerkelijk ertoe moet strekken gelegenheden tot gokken te verminderen en kansspelactiviteiten op samenhangende en stelselmatige wijze te beperken - Reclame van monopoliehouder waarbij deelname aan loterijspelen wordt aangemoedigd - Andere kansspelen die door particuliere ondernemingen kunnen worden aangeboden - Uitbreiding van aanbod van andere kansspelen - In andere lidstaat verleende licentie - Geen verplichting tot wederzijdse erkenning)

(2010/C 288/12)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechters

Verwaltungsgericht Gießen, Verwaltungsgericht Stuttgart

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Markus Stoß (C-316/07), Avalon Service-Online-Dienste GmbH (C-409/07), Olaf Amadeus Wilhelm Happel (C-410/07), Kulpa Automatenservice Asperg GmbH (C-358/07), SOBO Sport & Entertainment GmbH (C-359/07), Andreas Kunert (C-360/07)

Verwerende partijen: Wetteraukreis (C-316/07, C-409/07, C-410/07), Land Baden-Württemberg (C-358/07, C-359/07, C-360/07)

Voorwerp

Verzoeken om een prejudiciële beslissing — Uitlegging van de artikelen 43 EG en 49 EG — Nationale regeling die het inzamelen van sportweddenschappen zonder vergunning van de bevoegde autoriteit op straffe van strafrechtelijke en bestuursrechtelijke sancties verbiedt, maar die de verkrijging van een dergelijke vergunning nagenoeg onmogelijk maakt door de instelling van een overheidsmonopolie

Dictum

1)

De artikelen 43 EG en 49 EG moeten aldus worden uitgelegd dat:

a)

de betrokken nationale autoriteiten, om een publiek monopolie inzake sportweddenschappen en loterijen, zoals die welke in de hoofdgedingen aan de orde zijn, te kunnen rechtvaardigen op grond van het doel, te voorkomen dat personen tot geldverkwisting door gokken worden aangespoord en gokverslaving te bestrijden, niet noodzakelijkerwijs een vóór de vaststelling van deze maatregelen verrichte studie moeten kunnen overleggen die aantoont dat deze maatregel evenredig is;

b)

de keuze van een lidstaat om een dergelijk monopolie voorrang te verlenen boven een regeling waarin de marktdeelnemers hun activiteiten in het kader van een niet-exclusief stelsel zouden mogen uitoefenen, kan voldoen aan het evenredigheidsvereiste, voor zover de invoering van dit monopolie, gelet op het doel een hoog beschermingsniveau voor de consument te verzekeren, gepaard gaat met de vaststelling van een regelgevingskader dat garandeert dat de houder van dit monopolie dit doel daadwerkelijk op samenhangende en stelselmatige zal kunnen nastreven door middel van een aanbod dat kwantitatief is afgestemd op en kwalitatief is samengesteld op basis van dit doel en aan een strikte controle door de publieke autoriteiten onderworpen is;

c)

de omstandigheid dat de bevoegde autoriteiten van een lidstaat bepaalde problemen zouden kunnen ondervinden om ervoor te zorgen dat dit monopolie in acht wordt genomen door in het buitenland gevestigde organisatoren van kansspelen en weddenschappen, die in strijd met dit monopolie via internet weddenschappen zouden sluiten met personen die zich binnen het territoriale bevoegdheidsgebied van deze autoriteiten bevinden, als zodanig geen afbreuk doet aan de eventuele verenigbaarheid van een dergelijk monopolie met bovengenoemde bepalingen van het Verdrag;

d)

in een situatie waarin een nationale rechterlijke instantie tegelijkertijd vaststelt:

dat de reclame die de houder van een dergelijk monopolie voert voor andere soorten kansspelen die eveneens door hem worden aangeboden, niet beperkt blijft tot wat nodig is om de consument in de richting van het aanbod van deze monopoliehouder te sturen door hem van niet toegestane circuits van kansspelen weg te leiden, maar beoogt de goklust van de consument aan te moedigen en hem ertoe aan te zetten actief aan kansspelen deel te nemen, om de verwachte inkomsten uit deze activiteiten te maximaliseren,

dat andere soorten kansspelen mogen worden geëxploiteerd door particuliere marktdeelnemers die over een vergunning beschikken, en

dat de bevoegde autoriteiten op het gebied van andere soorten kansspelen, waarvoor dit monopolie niet geldt en die bovendien een groter verslavingsrisico inhouden dan de spelen waarvoor dit monopolie geldt, een beleid voeren of gedogen dat gericht is op een uitbreiding van het aanbod, waardoor de spelactiviteiten zich verder ontwikkelen en worden gestimuleerd, met name om de inkomsten daaruit te maximaliseren,

deze nationale rechterlijke instantie op wettige gronden tot de conclusie kan komen dat een dergelijk monopolie niet geschikt is om het doel waarvoor het is ingevoerd, namelijk te voorkomen dat personen tot geldverkwisting door gokken worden aangespoord en gokverslaving te bestrijden, te verwezenlijken door ertoe bij te dragen dat de gelegenheden tot spelen worden verminderd en de activiteiten op dit gebied op samenhangende en stelselmatige wijze worden beperkt.

2)

De artikelen 43 EG en 49 EG moeten aldus worden uitgelegd dat de omstandigheid dat een marktdeelnemer in zijn lidstaat van vestiging beschikt over een vergunning om kansspelen aan te bieden, in de huidige stand van het recht van de Unie niet verhindert dat een andere lidstaat met inachtneming van de vereisten van het recht van de Unie de mogelijkheid voor deze marktdeelnemer om consumenten op zijn grondgebied dergelijke diensten aan te bieden, afhankelijk stelt van het bezit van een door haar eigen autoriteiten verleende vergunning.


(1)  PB C 269 van 10.11.2007.

PB C 283 van 24.11.2007.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/8


Arrest van het Hof (Grote kamer) van 8 september 2010 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Schleswig Holsteinische Verwaltungsgericht — Duitsland) — Carmen Media Group Ltd/Land Schleswig-Holstein, Innenminister des Landes Schleswig-Holstein

(Zaak C-46/08) (1)

(Artikel 49 EG - Vrij verrichten van diensten - Houder van in Gibraltar verleende licentie die uitsluitend recht verleent om in buitenland sportweddenschappen in te zamelen - Publiek monopolie voor organisatie van sportweddenschappen binnen Land - Doel te voorkomen dat personen tot geldverkwisting door gokken worden aangespoord en gokverslaving te bestrijden - Evenredigheid - Beperkende maatregel die daadwerkelijk ertoe moet strekken gelegenheden tot gokken te verminderen en kansspelactiviteiten op samenhangende en stelselmatige wijze te beperken - Andere kansspelen die door particuliere ondernemingen kunnen worden aangeboden - Vergunningsprocedure - Discretionaire bevoegdheid van bevoegde autoriteit - Verbod om via internet kansspelen aan te bieden - Overgangsmaatregelen waarbij bepaalde marktdeelnemers tijdelijk recht wordt verleend om dergelijke spelen aan te bieden)

(2010/C 288/13)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Schleswig-Holsteinisches Verwaltungsgericht

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Carmen Media Group Ltd

Verwerende partijen: Land Schleswig-Holstein, Innenminister des Landes Schleswig-Holstein

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Schleswig-Holsteinisches Verwaltungsgericht — Uitlegging van artikel 49 EG — Nationale regeling die een staatsmonopolie op de organisatie van sportweddenschappen en loterijen met een niet-gering verslavingsrisico instelt, de overheidsinstanties een discretionaire bevoegdheid verleent voor de toekenning van concessies voor de organisatie van andere kansspelen en de organisatie van kansspelen op internet verbiedt

Dictum

1)

Artikel 49 EG moet aldus worden uitgelegd dat een marktdeelnemer die via internet sportweddenschappen wenst aan te bieden in een andere lidstaat dan die waar hij is gevestigd, niet aan de werkingssfeer van deze bepaling wordt onttrokken door het loutere feit dat hij niet beschikt over een vergunning om dergelijke weddenschappen aan te bieden aan personen die zich bevinden op het grondgebied van de lidstaat waar hij is gevestigd, maar enkel over een vergunning om deze diensten aan te bieden aan personen buiten dat grondgebied.

2)

Artikel 49 EG moet aldus worden uitgelegd dat wanneer een regionaal publiek monopolie inzake sportweddenschappen en loterijen is ingevoerd om te voorkomen dat personen tot geldverkwisting door gokken worden aangespoord en om gokverslaving te bestrijden, en een nationale rechterlijke instantie tegelijkertijd vaststelt:

dat andere soorten kansspelen mogen worden geëxploiteerd door particuliere marktdeelnemers die over een vergunning beschikken, en

dat de bevoegde autoriteiten op het gebied van andere soorten kansspelen, waarvoor dit monopolie niet geldt en die bovendien een groter verslavingsrisico inhouden dan de spelen waarvoor dit monopolie geldt, een beleid voeren dat gericht is op een uitbreiding van het aanbod, waardoor de spelactiviteiten zich verder ontwikkelen en worden gestimuleerd, met name om de inkomsten daaruit te maximaliseren,

deze nationale rechterlijke instantie op wettige gronden tot de conclusie kan komen dat een dergelijk monopolie niet geschikt is om het doel waarvoor het is ingevoerd te verwezenlijken door ertoe bij te dragen dat de gelegenheden tot spelen worden verminderd en de activiteiten op dit gebied op samenhangende en stelselmatige wijze worden beperkt.

De omstandigheid dat de kansspelen waarvoor dit monopolie geldt en deze andere soorten kansspelen respectievelijk onder de bevoegdheid van de regionale autoriteiten en onder de bevoegdheid van de federale autoriteiten vallen, doet hier niet aan af.

3)

Artikel 49 EG moet aldus worden uitgelegd dat wanneer in een lidstaat een stelsel van voorafgaande administratieve vergunningen voor het aanbieden van bepaalde soorten kansspelen wordt ingevoerd, een dergelijk stelsel, dat aan de door deze bepaling gegarandeerde vrijheid van dienstverrichting derogeert, slechts kan voldoen aan de in deze bepaling gestelde vereisten indien het gebaseerd is op objectieve criteria die niet-discriminerend en vooraf bekend zijn, zodat een grens wordt gesteld aan de uitoefening van de beoordelingsbevoegdheid van de nationale autoriteiten, opdat deze niet op willekeurige wijze zou kunnen worden gebruikt. Bovendien moet elke persoon die wordt geraakt door een restrictieve maatregel die op een dergelijke derogatie is gebaseerd, een effectief beroep in rechte kunnen instellen.

4)

Artikel 49 EG moet aldus worden uitgelegd dat een nationale regeling die de organisatie van kansspelen via internet en de bemiddeling daarbij verbiedt om te voorkomen dat personen tot geldverkwisting door gokken worden aangespoord, gokverslaving te bestrijden en minderjarigen te beschermen, in beginsel geschikt kan worden geacht om dergelijke wettige doeleinden te verwezenlijken, ook al blijft het toegestaan om dergelijke spelen via traditionelere kanalen aan te bieden. De omstandigheid dat een dergelijk verbod gepaard gaat met een overgangsmaatregel zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde is, doet geen afbreuk aan de geschiktheid van dit verbod op dit punt.


(1)  PB C 128 van 24.5.2008.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/9


Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 9 september 2010 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landesgericht Linz — Oostenrijk) — Strafzaak tegen Ernst Engelmann

(Zaak C-64/08) (1)

(Vrij verrichten van diensten - Vrijheid van vestiging - Nationale regeling die voorziet in stelsel van concessies voor exploitatie van kansspelen in casino’s - Verkrijging van concessies voorbehouden aan naamloze vennootschappen die op nationaal grondgebied gevestigd zijn - Gunning van alle concessies zonder aanbesteding)

(2010/C 288/14)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Landesgericht Linz

Partij in de strafzaak

Ernst Engelmann

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Landesgericht Linz — Uitlegging van de artikelen 43 EG en 49 EG — Nationale regeling die op straffe van strafrechtelijke sancties de exploitatie van kansspelen verbiedt in casino’s die niet in het bezit zijn van een door de bevoegde autoriteit verleende vergunning, maar die de mogelijkheid om een dergelijke vergunning, met een maximale looptijd van vijftien jaar, te verkrijgen voorbehoudt aan op het nationale grondgebied gevestigde naamloze vennootschappen die geen buitenlandse dochtervennootschappen bezitten

Dictum

1)

Artikel 43 EG moet aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan de regeling van een lidstaat die de exploitatie van kansspelen in casino’s bij uitsluiting voorbehoudt aan marktdeelnemers die hun zetel hebben op het grondgebied van deze lidstaat.

2)

De uit de artikelen 43 EG en 49 EG, het beginsel van gelijke behandeling en het verbod van discriminatie op grond van nationaliteit voortvloeiende transparantieverplichting staat eraan in de weg dat alle concessies voor de exploitatie van casino’s op het grondgebied van een lidstaat zonder aanbesteding worden verleend.


(1)  PB C 116 van 09.05.2008.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/10


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 2 september 2010 — Europese Commissie/Deutsche Post AG, Bundesverband Internationaler Express- und Kurierdienste eV, UPS Europe NV/SA, Bundesrepublik Deutschland

(Zaak C-399/08 P) (1)

(Hogere voorziening - Artikel 87 EG - Steunmaatregelen van de lidstaten - Maatregelen van Bondsrepubliek Duitsland ten gunste van Deutsche Post AG - Artikel 86 EG - Diensten van algemeen economisch belang - Compensatie voor extra kosten die voortvloeien uit beleid van verkoop met verlies in sector van-deur-tot-deurpakketdiensten - Bestaan van voordeel - Door Commissie gehanteerde verificatiemethode - Bewijslast - Artikel 230 EG - Omvang van rechterlijke toetsing door Gerecht)

(2010/C 288/15)

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirante: Europese Commissie (vertegenwoordigers: V. Kreuschitz, J. Flett en B. Martenczuk, gemachtigden)

Andere partijen in de procedure: Deutsche Post AG (vertegenwoordiger: J. Sedemund, Rechtsanwalt), Bundesverband Internationaler Express- und Kurierdienste eV (vertegenwoordiger: R. Wojtek, Rechtsanwalt), UPS Europe NV/SA (vertegenwoordiger: E. Henny, advocaat), Bundesrepublik Deutschland (vertegenwoordigers: M. Lumma en B. Klein, gemachtigden)

Voorwerp

Hogere voorziening ingesteld tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Derde kamer — uitgebreid) van 1 juli 2008, Deutsche Post/Commissie (T-266/02), houdende nietigverklaring van beschikking 2002/753/EG van de Commissie van 19 juni 2002 betreffende maatregelen van de Bondsrepubliek Duitsland ten gunste van Deutsche Post AG (PB L 247, blz. 27), waarbij de onverenigbaarheid van de steun met de gemeenschappelijke markt is vastgesteld en de terugvordering ervan is gelast — Compensatie van meerkosten ten gevolge van een beleid van verkoop met verlies in de sector van-deur-tot-deurpakketdiensten — Schending van de artikelen 86, lid 2, EG, 87, lid 1, EG en 230 EG, alsook van artikel 36 van het Statuut van het Hof van Justitie — Nietigverklaring zonder vaststelling van een concrete onjuistheid in de argumentatie van de Commissie ter motivering van de bestreden beschikking — Ontoereikende motivering van de beweerde onwettigheid van de methode die de Commissie heeft gebruikt om het bestaan van onrechtmatige steun vast te stellen

Dictum

1)

De principale hogere voorziening en de incidentele hogere voorzieningen worden afgewezen.

2)

De Europese Commissie wordt verwezen in haar eigen kosten en in die van Deutsche Post AG in het kader van de principale hogere voorziening.

3)

Het Bundesverband Internationaler Express- und Kurierdienste eV en UPS Europe SA dragen hun eigen kosten in het kader van de principale hogere voorziening.

4)

Deutsche Post AG, het Bundesverband Internationaler Express- und Kurierdienste eV en UPS Europe SA dragen hun eigen kosten in het kader van de incidentele hogere voorzieningen.

5)

De Bondsrepubliek Duitsland draagt haar eigen kosten.


(1)  PB C 301 van 22.11.2008.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/11


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 2 september 2010 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door Symvoulio tis Epikrateias — Griekenland) — Panagiotis I. Karanikolas, Valsamis Daravanis, Georgios Kouvoukliotis, Panagiotis Dolos, Dimitrios Z. Parisis, Konstantinos Emmanouil, Ioannis Anasoglou, Pantelis A. Beis, Dimitrios Chatziandreou, Ioannis Zaragkoulias, Christos I. Tarampatzis, Triantafyllos K. Mavrogiannis, Sotirios Th. Liotakis, Vasileios Karampasis, Dimitrios Melissidis, Ioannis V. Kleovoulos, Dimitrios I. Patsakos, Theodoros Fourvarakis, Dimitrios K. Dimitrakopoulos, Synetairismos Paraktion Alieon Kavalas/Ypourgos Agrotikis Anaptyxis kai Trofimon, Nomarchiaki Aftodioikisi Dramas, Kavalas, Xanthis

(Zaak C-453/08) (1)

(Gemeenschappelijk visserijbeleid - Visserij in Middellandse Zee - Verordening (EG) nr. 1626/94 - Artikel 1, leden 2 en 3 - Verbod op gebruik van bepaalde soorten visnetten - Vóór inwerkingtreding van deze verordening genomen maatregelen die een aanvulling vormen op of die verder gaan dan minimumeisen van deze verordening - Geldigheidsvoorwaarden)

(2010/C 288/16)

Procestaal: Grieks

Verwijzende rechter

Symvoulio tis Epikrateias (Griekenland)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Panagiotis I. Karanikolas, Valsamis Daravanis, Georgios Kouvoukliotis, Panagiotis Dolos, Dimitrios Z. Parisis, Konstantinos Emmanouil, Ioannis Anasoglou, Pantelis A. Beis, Dimitrios Chatziandreou, Ioannis Zaragkoulias, Christos I. Tarampatzis, Triantafyllos K. Mavrogiannis, Sotirios Th. Liotakis, Vasileios Karampasis, Dimitrios Melissidis, Ioannis V. Kleovoulos, Dimitrios I. Patsakos, Theodoros Fourvarakis, Dimitrios K. Dimitrakopoulos, Synetairismos Paraktion Alieon Kavalas

Verwerende partijen: Ypourgos Agrotikis Anaptyxis kai Trofimon, Nomarchiaki Aftodioikisi Dramas, Kavalas, Xanthis

In aanwezigheid van: Alieftikos Agrotikos Synetairismos gri-gri nomou Kavalas (MAKEDONIA), Panellinia Enosi Ploioktiton Mesis Alieias (PEPMA)

Voorwerp

Verzoek om prejudiciële beslissing — Symvoulio tis Epikrateias — Uitlegging van de artikelen 1, lid 2, 2, lid 3, en 3, lid 1, van verordening (EG) nr. 1626/94 van de Raad van 27 juni 1994 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden in de Middellandse Zee — Verbod op het gebruik van bepaalde soorten visnetten — Omvang van de door de verordening aan de lidstaten geboden mogelijkheid om maatregelen ter aanvulling of verscherping van de minimumeisen van deze verordening vast te stellen

Dictum

1)

Artikel 1, leden 2 en 3, van verordening (EG) nr. 1626/94 van de Raad van 27 juni 1994 houdende technische maatregelen voor de instandhouding van de visbestanden in de Middellandse Zee, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2550/2000 van de Raad van 17 november 2000, moet aldus worden uitgelegd dat de inwerkingtreding van deze verordening de geldigheid van een vóór deze inwerkingtreding vastgestelde aanvullende nationale verbodsmaatregel onverlet laat, en dat deze bepaling zich niet tegen een dergelijke maatregel verzet op voorwaarde dat dit verbod in overeenstemming is met het gemeenschappelijk visserijbeleid, en deze maatregel niet verder gaat dan noodzakelijk is om het nagestreefde doel te bereiken en geen afbreuk doet aan het beginsel van gelijke behandeling, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan.


(1)  PB C 327 van 20.12.2008.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/11


Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 2 september 2010 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Lietuvos Aukščiausiasis Teismas — Republiek Litouwen) — Kirin Amgen, Inc./Lietuvos Respublikos valstybinis patentų biuras

(Zaak C-66/09) (1)

(Octrooirecht - Farmaceutische specialiteiten - Verordening (EEG) nr. 1768/92 - Artikelen 7, 19 en 19 bis, sub e - Aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen - Termijn voor indiening van aanvraag voor dergelijk certificaat)

(2010/C 288/17)

Procestaal: Litouws

Verwijzende rechter

Lietuvos Aukščiausiasis Teismas

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Kirin Amgen, Inc.

Verwerende partij: Lietuvos Respublikos valstybinis patentų biuras

in tegenwoordigheid van: Amgen Europe BV

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Lietuvos Aukščiausiasis Teismas — Uitlegging van de artikelen 3, sub b, 7, lid 1, 13, lid 1, alsmede de artikelen 19 en 23 van verordening (EEG) nr. 1768/92 van de Raad van 18 juni 1992, betreffende de invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen (PB L 182, blz. 1) — Vennootschap die houdster is van Europees octrooi en van vergunning voor het in de handel brengen van een geneesmiddel en die voor dat geneesmiddel een aanvullend beschermingscertificaat heeft aangevraagd — Vaststelling van de aanvangsdatum van de termijn voor indiening van de aanvraag voor het aanvullende certificaat — Datum waarop de vergunning voor het in de handel brengen is verleend dan wel datum van inwerkingtreding van de betrokken verordening voor Litouwen op grond van zijn toetreding tot de Europese Unie

Dictum

De artikelen 7 en 19 bis, sub e, van verordening (EEG) nr. 1768/92 van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen, zoals gewijzigd bij de akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassingen van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, moeten aldus worden uitgelegd dat zij voor de houder van een van kracht zijnd basisoctrooi voor een product niet de mogelijkheid openlaten om binnen een termijn van zes maanden na de datum van toetreding van de Republiek Litouwen tot Europese Unie van de bevoegde Litouwse instanties de afgifte van een aanvullend beschermingscertificaat te verlangen wanneer meer dan zes maanden vóór de toetreding voor dit product een vergunning voor het in de handel brengen als geneesmiddel is verkregen overeenkomstig verordening (EEG) nr. 2309/93 van de Raad van 22 juli 1993 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen voor en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling, maar voor dit product in Litouwen geen vergunning voor het in de handel brengen is verkregen.


(1)  PB C 90 van 18.04.2009.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/12


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 2 september 2010 — Calvin Klein Trademark Trust/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), Zafra Marroquineros SL

(Zaak C-254/09 P) (1)

(Hogere voorziening - Gemeenschapsmerk - Woordmerk CK CREACIONES KENNYA - Oppositie door houder van met name gemeenschapsbeeldmerk CK Calvin Klein en van nationale merken CK - Afwijzing van oppositie)

(2010/C 288/18)

Procestaal: Spaans

Partijen

Rekwirante: Calvin Klein Trademark Trust (vertegenwoordiger: T. Andrade Boué, abogado)

Andere partijen in de procedure: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: O. Mondéjar Ortuño, gemachtigde), Zafra Marroquineros SL (vertegenwoordiger: J. E. Martín Álvarez, abogado)

Voorwerp

Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Zesde kamer) van 7 mei 2009, Calvin Klein Trademark Trust/BHIM en Zafra Marroquineros SL (T-185/07) houdende verwerping door het Gerecht van een beroep ingesteld tegen de beslissing van de tweede kamer van beroep van het BHIM van 29 maart 2007 (zaak R 314/2006-2) in een oppositieprocedure tussen Calvin Klein Trademark Trust en Zafra Marroquineros SL

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

Calvin Klein Trademark Trust wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 205 van 29.8.2009.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/13


Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 9 september 2010 — Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)/BORCO-Marken-Import Matthiesen GmbH & Co. KG

(Zaak C-265/09 P) (1)

(Hogere voorziening - Gemeenschapsmerk - Aanvraag voor inschrijving van beeldteken „α” - Absolute weigeringsgronden - Onderscheidend vermogen - Merk bestaande uit één letter)

(2010/C 288/19)

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirant: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: G. Schneider, gemachtigde)

Andere partij in de procedure: BORCO-Marken-Import Matthiesen GmbH & Co. KG) (vertegenwoordiger: M. Wolter, Rechtsanwalt)

Voorwerp

Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Zesde kamer) van 29 april 2009, Borco-Marken-Import Matthiesen/BHIM (α) (T-23/07), houdende vernietiging van de beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 30 november 2006 tot verwerping van het beroep tegen de beslissing van de onderzoeker waarbij inschrijving van het beeldteken „α” als gemeenschapsmerk voor waren van klasse 33 is geweigerd — Onderscheidend vermogen van een merk dat uit één letter bestaat

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

Het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 233 van 26.09.2009.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/13


Beschikking van het Hof van 9 juni 2010 — Europese Commissie/Schneider Electric SA, Bondsrepubliek Duitsland, Franse Republiek

(Zaak C-440/07 P) (1)

(Hogere voorziening - Gedeeltelijke vernietiging van bestreden arrest - Geschil in staat van wijzen - Niet-contractuele aansprakelijkheid van Gemeenschap - Schadebegroting)

(2010/C 288/20)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirante: Europese Commissie (vertegenwoordigers: M. Petite, F. Arbault, T. Christoforou, R. Lyal en C.-F. Durand, gemachtigden)

Andere partijen in de procedure: Schneider Electric SA (vertegenwoordigers: M. Pittie en A. Winckler, advocaten), Bondsrepubliek Duitsland, Franse Republiek

Voorwerp

Hogere voorziening ingesteld tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Vierde kamer — uitgebreid) van 11 juli 2007, Schneider Electric SA/Commissie (T-351/03), waarmee het Gerecht de Europese Gemeenschap heeft veroordeeld tot vergoeding van in de eerste plaats de kosten die Schneider Electric heeft gemaakt voor deelname aan de hervatting van de concentratiecontroleprocedure na de uitspraak van de arresten van het Gerecht van 22 oktober 2002, Schneider Electric/Commissie (T-310/01 en T-77/02), en in de tweede plaats twee derde van de schade die Schneider Electric heeft geleden als gevolg van het bedrag waarmee Schneider Electric de overnameprijs voor Legrand SA heeft moeten verlagen in ruil voor uitstel van de effectieve overdracht van Legrand tot 10 december 2002 — Voorwaarden voor het intreden van de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap — Begrippen onrechtmatige gedraging, schade en direct causaal verband tussen de onrechtmatige gedraging en de geleden schade — „Voldoende ernstige” schending van het gemeenschapsrecht in een procedure waarin wordt getoetst of een concentratie verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt

Dictum

1)

Het bedrag van de te vergoeden schade als bedoeld in punt 3 van het dispositief van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 16 juli 2009, Commissie/Schneider Electric (C-440/07 P), nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie), wordt vastgesteld op 50 000 EUR.

2)

Het verzoek van Schneider Electric SA met betrekking tot de kosten wordt afgewezen.


(1)  PB C 22 van 26.1.2008.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/14


Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 9 juli 2010 (verzoeken om een prejudiciële beslissing ingediend door de Corte d’appello di Roma — Italië) — Luigi Ricci (C-286/09), Aduo Pisaneschi (C-287/09)/Istituto nazionale della previdenza sociale (INPS)

(Gevoegde zaken C-286/09 en C-287/09) (1)

(Artikel 104, lid 3, eerste alinea, van Reglement voor de procesvoering - Ambtenaren - Ouderdomspensioen - Samenloop van verzekeringstijdvakken - Artikel 11 van bijlage VIII bij Ambtenarenstatuut - Inaanmerkingneming van tijdvakken van werkzaamheden bij Europese Gemeenschappen - Artikel 10 EG)

(2010/C 288/21)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Corte d’appello di Roma

Partijen in de hoofdgedingen

Verzoekende partijen: Luigi Ricci (C-286/09), Aduo Pisaneschi (C-287/09)

Verwerende partij: Istituto nazionale della previdenza sociale (INPS)

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Corte d’appello di Roma — Uitlegging van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen — Uitlegging van artikelen 17 EG, 39 EG en 42 EG — Ouderdomsuitkering — Samentelling van verzekeringstijdvakken — Niet-inaanmerkingneming van tijdvak van aansluiting bij gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering van Europese Gemeenschappen

Dictum

Artikel 10 EG, in samenhang met het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen, dient aldus te worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling op grond waarvan het niet is toegestaan dat voor het ontstaan van een recht op een ouderdomspensioen krachtens het nationale stelsel — ongeacht of het om een vervroegd dan wel een gewoon pensioen van de betrokkene gaat — rekening wordt gehouden met de jaren die een burger van de Unie heeft gewerkt in dienst van een instelling van de Unie, zoals de Commissie van de Europese Gemeenschappen, of van een orgaan van de Unie, zoals het Economisch en Sociaal Comité.


(1)  PB C 233 van 26.9.2009.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/14


Beschikking van het Hof (Zesde kamer) van 16 juni 2010 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővarósi Bíróság Gazdasági Kollégiuma — Hongarije) — RANI Slovakia s.r.o./Hankook Tire Magyarország Kft

(Zaak C-298/09) (1)

(Artikel 104, lid 3, eerste alinea, van het Reglement voor de Procesvoering - Toetreding tot de Europese Unie - Vrij verrichten van diensten - Richtlijn 96/71/EG - Terbeschikkingstelling van werknemers met oog op verrichten van diensten - Uitzendbureau - Vereiste van zetel op grondgebied van lidstaat waarin dienst wordt verricht)

(2010/C 288/22)

Procestaal: Hongaars

Verwijzende rechter

Fővarósi Bíróság Gazdasági Kollégiuma

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: RANI Slovakia s.r.o;

Verwerende partij: Hankook Tire Magyarország Kft

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Fővárosi Bíróság — Uitlegging van de artikelen 3, sub c, EG, 49 EG, 52 EG en 54 EG, alsmede van richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten (PB 1997, L 18, blz. 1) — Nationale wettelijke regeling op grond waarvan uitzendbureaus hun activiteiten enkel mogen uitoefenen indien zij hun op het nationale grondgebied hebben

Dictum

1)

De artikelen 49 EG tot en met 54 EG kunnen niet in die zin worden uitgelegd dat een regeling van een lidstaat betreffende de uitoefening van de activiteit van uitzendbureau, die van kracht was op het tijdstip van toetreding van deze lidstaat tot de Europese Unie, geldig blijft zolang de Raad van de Europese Unie geen programma of richtlijnen voor de uitvoering van deze bepalingen heeft vastgesteld met het oog op de vaststelling van de voorwaarden voor de liberalisering van de betrokken categorie van diensten.

2)

Noch punt 19 van de considerans van richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten noch artikel 1, lid 4, daarvan kan in die zin worden uitgelegd dat een lidstaat de uitoefening van de activiteit van uitzendbureau zou mogen voorbehouden aan alleen de bedrijven die hun zetel op het nationale grondgebied hebben, of laatstgenoemden, wat de afgifte van een vergunning voor de uitoefening van de activiteit in kwestie betreft, gunstiger zou mogen behandelen dan in een andere lidstaat gevestigde bedrijven.

3)

De artikelen 49 EG tot en met 54 EG moeten in die zin worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een regeling van een lidstaat zoals aan de orde in het hoofdgeding, die de uitoefening van de activiteit van uitzendbureau voorbehoudt aan bedrijven die hun zetel op het nationale grondgebied hebben.


(1)  PB C 267 van 7.11.2009.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/15


Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 17 juni 2010 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Anotato Dikastirio Kyprou — Cyprus) — Giorgos Michalias/Christina A. Ioannou-Michalia

(Zaak C-312/09) (1)

(Artikel 104, lid 3, tweede alinea, van Reglement voor de procesvoering - Verordening (EG) nr. 1347/2000 - Artikelen 2, 42 en 46 - Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken - Bevoegdheid in huwelijkszaken - Toetreding van staat tot Europese Unie - Vóór toetreding geopende echtscheidingsprocedure - Temporele werkingssfeer van verordening (EG) nr. 1347/2000)

(2010/C 288/23)

Procestaal: Grieks

Verwijzende rechter

Anotato Dikastirio Kyprou

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Giorgos Michalias

Verwerende partij: Christina A. Ioannou-Michalia

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Anotato Dikastirio Kyprou — Bevoegdheid van de rechterlijke instanties van een lidstaat (Cyprus) tot uitlegging en toepassing van de artikelen 2, lid 1, 42 en 46 van verordening (EG) nr. 1347/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid voor gemeenschappelijke kinderen (PB L 160, blz. 19) — Echtscheidingsprocedures, ingeleid door de man bij de rechterlijke instanties in Cyprus na de inwerkingtreding van de verordening maar voordat Cyprus lidstaat werd — Echtscheidingsprocedures, ingeleid door de vrouw na 1 mei 2004 bij de rechterlijke instanties van een andere lidstaat (het Verenigd Koninkrijk) die gedurende de gehele relevante periode lidstaat was — Beide echtgenoten hebben de Cypriotische nationaliteit maar hun vaste woonplaats in het Verenigd Koninkrijk

Dictum

Verordening (EG) nr. 1347/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid voor gemeenschappelijke kinderen, is niet van toepassing op een echtscheidingsvordering die bij een rechterlijke instantie van een staat is ingesteld voordat deze laatste een lidstaat van de Europese Unie werd.


(1)  PB C 244 van 10.10.2009.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/15


Beschikking van het Hof van 12 mei 2010 — Centre de promotion de l’emploi par la micro-entreprise (CPEM)/Europese Commissie

(Zaak C-350/09 P) (1)

(Hogere voorziening - Europees Sociaal Fonds - Financiële bijstand - Intrekking)

(2010/C 288/24)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirant: Centre de promotion de l’emploi par la micro-entreprise (CPEM) (vertegenwoordiger: C. Bonnefoi, avocate)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie (vertegenwoordigers: L. Flynn en A. Steiblytė, gemachtigden)

Voorwerp

Hogere voorziening ingesteld tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Tweede kamer) van 30 juni 2009, CPEM/Commissie (T-444/07), waarbij is verworpen rekwirants beroep tot nietigverklaring van beschikking C(2007) 4645 van de Commissie van 4 oktober 2007 houdende intrekking van de bijstand van het Europees Sociaal Fonds (ESF) die bij beschikking C(1999) 2645 van 17 augustus 1999 was verleend — Microprojecten ter bevordering van de werkgelegenheid en de sociale samenhang — Schending van de rechten van de verdediging en van het beginsel van gelijke behandeling — Niet-inaanmerkingneming van het begrip „medeverantwoordelijkheid” — Niet-inachtneming van het rechtszekerheidsbeginsel doordat verscheidene uiteenlopende versies van het „handboek voor initiatiefnemers” bestaan — Twijfel over de toepasselijkheid van verordening nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (PB L 248, blz. 1), waarop de beslissing van het OLAF is gebaseerd

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

Het Centre de promotion de l’emploi par la micro-entreprise (CPEM) wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 312 van 19.12.2009.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/16


Beschikking van het Hof van 1 juli 2010 — DSV Road NV/Europese Commissie

(Zaak C-358/09 P) (1)

(Hogere voorziening - Douanewetboek - Invoer van diskettes uit Thailand - Navordering van rechten bij invoer - Verzoek om kwijtschelding van rechten bij invoer)

(2010/C 288/25)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Rekwirante: DSV Road NV (vertegenwoordigers: A. Poelmans en G. Preckler, advocaten)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie (vertegenwoordiger: L. Bouyon, gemachtigde)

Voorwerp

Hogere voorziening ingesteld tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Vierde kamer) van 8 juli 2009, DSV Road/Commissie (T-219/07), waarbij het Gerecht heeft afgewezen een verzoek tot nietigverklaring van de beschikking van de Commissie van 24 april 2007 waarbij aan de Belgische autoriteiten wordt gemeld dat de invoerrechten over diskettes uit Thailand moeten worden nagevorderd en dat het niet gerechtvaardigd is die rechten kwijt te schelden (dossier REC 05/02)

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

DSV Road NV wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 297 van 5.12.2009.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/16


Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 7 juli 2010 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Corte suprema di cassazione — Italië) — Gennaro Curia/Ministero dell’Economia e delle Finanze, Agenzia delle Entrate

(Zaak C-381/09) (1)

(Artikel 104, lid 3, eerste alinea, van Reglement voor de procesvoering - Zesde btw-richtlijn - Werkingssfeer - Btw-vrijstellingen - Artikel 13, B, sub d, punt 1 - Verlening van kredieten, bemiddeling inzake kredieten en beheer van kredieten - Woekerleningen - Naar nationaal recht illegale activiteit)

(2010/C 288/26)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Corte suprema di cassazione

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Gennaro Curia

Verwerende partij: Ministero dell’Economia e delle Finanze, Agenzia delle Entrate

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing — Uitlegging van artikel 13, B, sub d, punt 3, van de Zesde richtlijn (77/388) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145, blz. 1) — Vrijstellingen — Verrichtingen bestaande uit de verstrekking van geldleningen, de bemiddeling daarbij en het beheer ervan — Activiteit van verstrekker van woekerleningen, die naar nationaal recht illegaal is

Dictum

De activiteit op het gebied van woekerleningen, die naar nationaal recht strafbaar is, valt, ook al is zij illegaal, onder de werkingssfeer van de Zesde richtlijn (77/388/EEG) van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag. Artikel 13, B, sub d, punt 1, van die richtlijn moet aldus worden uitgelegd dat een lidstaat die activiteit niet aan btw kan onderwerpen terwijl de overeenkomstige activiteit waarbij geldleningen tegen niet-excessieve rente worden verstrekt, van die belasting zijn vrijgesteld.


(1)  PB C 282 van 21.11.2009.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/17


Beschikking van het Hof (Vijfde kamer) van 30 juni 2010 — Royal Appliance International GmbH/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), BSH Bosch und Siemens Hausgeräte GmbH

(Zaak C-448/09 P) (1)

(Hogere voorziening - Gemeenschapsmerk - Verordening (EG) nr. 40/94 - Artikel 8, lid 1, sub b - Ouder merk „sensixx” - Woordteken „Centrixx” - Relatieve weigeringsgrond - Verwarringsgevaar - Vordering tot vervallenverklaring van ouder merk - Voor nationale rechter aanhangig geding - Verzoek tot schorsing van behandeling voor Gerecht)

(2010/C 288/27)

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirante: Royal Appliance International GmbH (vertegenwoordigers: K.-J. Michaeli en M. Schork, Rechtsanwälte)

Andere partijen in de procedure: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: S. Schäffner, gemachtigde), BSH Bosch und Siemens Hausgeräte GmbH (vertegenwoordiger: S. Biagosch, Rechtsanwalt)

Voorwerp

Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Eerste kamer) van 15 september 2009 in zaak T-446/07, Royal Appliance International/BHIM-BSH Bosch und Siemens Hausgeräte, waarbij het Gerecht heeft verworpen het beroep tot vernietiging van de beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 3 oktober 2007 houdende weigering van inschrijving van het woordteken „Centrixx” als gemeenschapsmerk voor bepaalde waren van klasse 7 en toewijzing van de oppositie ingesteld door de houder van het nationale woordmerk „sensixx” — Geen schorsing van de behandeling in afwachting van de beslechting van het voor de nationale rechter aanhangige geding tot vervallenverklaring van het oudere merk — Schending van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 40/94 — Gevaar voor verwarring van twee merken

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

Royal Appliance International GmbH wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 24 van 30.1.2010.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/17


Beschikking van het Hof van 10 juni 2010 — Thomson Sales Europe/Europese Commissie

(Zaak C-498/09 P) (1)

(Hogere voorziening - Douanewetboek - Kwijtschelding van douanerechten - Niet-navordering - Antidumpingrechten - Geen kennelijke nalatigheid - Ingewikkeldheid van regeling - Beroepservaring - Zorgvuldigheid van marktdeelnemer - In Thailand gefabriceerde kleurentelevisies - Handelingen waartegen beroep openstaat)

(2010/C 288/28)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirante: Thomson Sales Europe (vertegenwoordigers: F. Foucault en F. Goguel, advocaten)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie (vertegenwoordigers: L. Bouyon en H. van Vliet, gemachtigden)

Voorwerp

Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Eerste kamer) van 29 september 2009, Thomson Sales Europe/Commissie (gevoegde zaken T-225/07 en T-364/07), waarbij het Gerecht heeft verworpen het door rekwirante ingestelde beroep tot nietigverklaring van beschikking REM nr. 03/05 van de Commissie van 7 mei 2007, waarbij aan de Franse autoriteiten is meegedeeld dat de kwijtschelding van invoerrechten op in Thailand gefabriceerde kleurentelevisietoestellen bedoeld in hun aanvraag van 14 september 2005 niet gerechtvaardigd was, alsook tot nietigverklaring van de brief van de Commissie van 20 juli 2007, waarin niet is bevestigd dat niet tot navordering van invoerrechten op die toestellen zou worden overgegaan — Procedure inzake een op basis van artikel 239 van het douanewetboek ingediend verzoek om kwijtschelding van rechten en een op basis van artikel 220, lid 2, sub b, van dit wetboek geformuleerd verzoek om af te zien van navordering van deze rechten — Niet-inachtneming van de rechten van de verdediging — Onjuiste kwalificatie rechtens van de feiten

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

Thomson Sales Europe wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 80 van 27.3.2010.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/18


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Audiencia Provincial de Oviedo (Spanje) op 13 juli 2010 — Angel Lorenzo González Alonso/Nationale Nederlanden Vida Cia De Seguros y Reaseguros S.A.E.

(Zaak C-352/10)

()

(2010/C 288/29)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Audiencia Provincial de Oviedo

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Angel Lorenzo González Alonso

Verwerende partij: Nationale Nederlanden Vida Cia De Seguros y Reaseguros S.A.E.

Prejudiciële vraag

Moet artikel 3, lid 2, sub d, van richtlijn 85/577/EEG (1) van de Raad van 20 december 1985 betreffende de bescherming van de consument bij buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten, strikt worden uitgelegd, zodat het niet geldt voor een buiten een verkoopruimte gesloten overeenkomst waarin een levensverzekering wordt aangeboden tegen maandelijkse betaling van een premie die voor een deel wordt belegd tegen een vaste rentevoet, voor een deel tegen een variabele rentevoet, en voor een deel in beleggingsproducten van de verzekeringsonderneming zelf?


(1)  PB L 372, blz. 31.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/18


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel (België) op 19 juli 2010 — Belgische Vereniging van Auteurs, Componisten en Uitgevers (Sabam) tegen Netlog NV

(Zaak C-360/10)

()

(2010/C 288/30)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Rechtbank van eerste aanleg te Brussel

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekster: Belgische Vereniging van Uitgevers, Componisten en Auteurs (Sabam)

Verweerster: Netlog NV

Prejudiciële vraag

Geven de richtlijnen 2001/29 (1) en 2004/48 (2), gelezen in samenhang met de richtlijnen 95/46 (3), 2000/31 (4) en 2002/58 (5) en geïnterpreteerd in het licht van de artikelen 8 en 10 van het Europese Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, de mogelijkheid aan de lidstaten om een nationale rechter toe te laten om, in het kader van een bodemprocedure en op basis van een enkele juridische bepaling die stelt dat „Ze [de nationale rechters] kunnen eveneens een bevel tot staking uitvaardigen tegenover tussenpersonen wier diensten door derden worden gebruikt om een inbreuk op het auteursrecht of op een naburig recht te plegen”, een hosting dienstverlener te bevelen om voor zijn gehele cliënteel, in abstracto en bij wijze van preventieve titel, op zijn kosten en zonder beperking in de tijd, een systeem te installeren dat het grootste deel van de informatie die op zijn servers wordt opgeslagen, filtert met het oog op de identificatie van elektronische bestanden op haar servers, die muzikale, cinematografische of audiovisuele werken bevatten waarvan SABAM beweert bepaalde rechten te bezitten, en vervolgens de uitwisseling van deze bestanden te blokkeren?


(1)  Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB L 167, blz. 10).

(2)  Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten (PB L 157, blz. 45).

(3)  Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281, blz. 31).

(4)  Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt („Richtlijn inzake elektronische handel”) (PB L 178, blz. 1).

(5)  Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201, blz. 37).


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/19


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal Judicial de Póvoa de Lanhoso (Portugal) op 21 juli 2010 — Maria de Jesus Barbosa Rodrigues/Companhia de Seguros Zurich SA

(Zaak C-363/10)

()

(2010/C 288/31)

Procestaal: Portugees

Verwijzende rechter

Tribunal Judicial de Póvoa de Lanhoso

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Maria de Jesus Barbosa Rodrigues

Verwerende partij: Companhia de Seguros Zurich SA

Prejudiciële vraag

Staat het gemeenschapsrecht, inzonderheid artikel 3, lid 1, van de Eerste richtlijn (72/166/EEG) (1), artikel 2, lid 1, van de Tweede richtlijn (84/5/EEG) (2) en artikel 1 van de Derde richtlijn (90/232/EEG) (3), zoals uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, eraan in de weg dat in geval van een aanrijding tussen voertuigen waaraan geen van de bestuurders schuld heeft en waarbij een van de bestuurders is omgekomen, de risicoaansprakelijkheid kan worden verdeeld (artikel 506, leden 1 en 2, Código Civil), wat rechtstreekse gevolgen heeft voor het bedrag van de schadevergoeding die moet worden toegekend aan de schadevergoedingsgerechtigden — ouders van het slachtoffer — (aangezien deze verdeling van de risicoaansprakelijkheid een evenredige vermindering van het bedrag van de schadevergoeding impliceert)?


(1)  Richtlijn 72/166/EEG van de Raad van 24 april 1972 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid (PB L 103, blz. 1).

(2)  Tweede richtlijn (84/5/EEG) van de Raad van 30 december 1983 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven (PB L 8, blz. 17).

(3)  Derde richtlijn (90/232/EEG) van de Raad van 14 mei 1990 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven (PB L 129, blz. 33).


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/19


Beroep ingesteld op 22 juli 2010 — Europese Commissie/Republiek Slovenië

(Zaak C-365/10)

()

(2010/C 288/32)

Procestaal: Sloveens

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: A. Alcover San Pedro en D. Kukovec, gemachtigden)

Verwerende partij: Republiek Slovenië

Conclusies

vaststellen dat de Republiek Slovenië de verplichtingen niet is nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 5, lid 1, van richtlijn 1999/30/EG (1) van de Raad van 22 april 1999 betreffende grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht, die met ingang van 11 juni 2010 zijn opgenomen in artikel 13, lid 1, van richtlijn 2008/50/EG (2) van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa, doordat verschillende achtereenvolgende jaren de grenswaarden voor de jaar- en dagconcentratie van PM10 in de lucht zijn overschreden;

de Republiek Slovenië verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Uit het door de Republiek Slovenië overgelegde jaarverslag betreffende de inachtneming van de verbindende grenswaarden voor de dag- en jaarconcentratie van PM10 in de lucht blijkt dat in Slovenië in de jaren 2005, 2006 en 2007 in de zones SI1, SI2 en SI4 en de agglomeraties SIL en SIM de grenswaarden voor de dag- en jaarconcentratie van PM10 in de lucht zijn overschreden. De Europese Commissie heeft geen enkele kennisgeving betreffende vrijstelling van de verplichting tot inachtneming van die grenswaarden op grond van artikel 22, lid 2, van richtlijn 2008/50/EG ontvangen.


(1)  PB L 163, blz. 41.

(2)  PB L 152, blz. 1.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/20


Hogere voorziening ingesteld op 22 juli 2010 door EMC Development AB tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 12 mei 2010 in zaak T-432/05, EMC Development AB/Europese Commissie

(Zaak C-367/10 P)

()

(2010/C 288/33)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: EMC Development AB (vertegenwoordiger: W.-N. Schelp, advocaat)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

de beschikking van de Commissie van 28 september 2005 nietig verklaren;

subsidiair, het bestreden arrest geheel of gedeeltelijk vernietigen en de zaak naar het Gerecht terugwijzen voor afdoening met inachtneming van de daartoe door het Hof te verstrekken elementen, en

de Commissie te verwijzen in de kosten die rekwirante voor het Gerecht en het Hof zijn opgekomen.

Middelen en voornaamste argumenten

Volgens rekwirante verlangde het Gerecht, door het standpunt van de Commissie over de richtsnoeren te volgen, van haar een feitelijk bewijs en legde het Gerecht haar een last tot onbetwistbaar bewijs op. Daardoor verlangde het Gerecht bewijs van de gevolgen van de norm zonder nader onderzoek van de ruimere en meer fundamentele vragen betreffende de aard ervan. Volgens rekwirante geeft dit blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is de volgorde van de toetsing van de aard en de gevolgen van de norm omgekeerd.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/20


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Naczelny Sąd Administracyjny, Izba Finansowa, Wydział II (Republiek Polen) op 26 juli 2010 — Pak-Holdco Sp zoo/Dyrektor Izby Skarbowej w Poznaniu

(Zaak C-372/10)

()

(2010/C 288/34)

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Naczelny Sąd Administracyjny, Izba Finansowa, Wydział II

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Pak-Holdco Sp zoo

Verwerende partij: Dyrektor Izby Skarbowej w Poznaniu

Prejudiciële vragen

1)

Moet een nationale rechter bij de uitlegging van artikel 7, lid 1, van richtlijn 69/335/EEG (1) rekening houden met de bepalingen van wijzigingsrichtlijnen, in het bijzonder de richtlijnen 73/79/EEG (2) en 73/80/EEG (3), wanneer deze richtlijnen op het tijdstip van toetreding van de Republiek Polen tot de Europese Unie niet meer van kracht waren?

2)

Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, heeft de uitsluiting van het eigen vermogen van een kapitaalvennootschap bij de vaststelling van het te betalen kapitaalrecht, welke is neergelegd in artikel 5, lid 3, eerste streepje, van richtlijn 69/335, uitsluitend betrekking op het eigen vermogen van een kapitaalvennootschap waarvan het kapitaal is verhoogd?


(1)  PB L 249, blz. 25.

(2)  PB L 103, blz. 15.

(3)  PB L 103, blz. 15.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/21


Hogere voorziening ingesteld op 30 juli 2010 door Chalkor AE Epexergasias Metallon tegen het arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 19 mei 2010 in zaak T-21/05, Chalkor AE Epexergasias Metallon/Europese Commissie

(Zaak C-386/10 P)

()

(2010/C 288/35)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Chalkor AE Epexergasias Metallon (vertegenwoordiger: I. Forrester QC)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

gehele of gedeeltelijke vernietiging van het arrest van het Gerecht voor zover daarbij de door Chalkor ingestelde vordering tot nietigverklaring van artikel 1 van de beschikking wordt afgewezen;

vernietiging of aanzienlijke verlaging van de aan Chalkor opgelegde geldboete of elke andere maatregel die rechtens noodzakelijk is;

vergoeding van Chalkor voor de kosten, daaronder begrepen de kosten van de procedure voor het Gerecht.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirante verzoekt om vernietiging van het bestreden arrest op de volgende gronden:

a)

Het Gerecht heeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting gegeven door een beperkte norm voor de rechterlijke toetsing toe te passen. Het Gerecht is niet ingegaan op de essentiële vraag of de aan Chalkor opgelegde geldboete passend, gerechtvaardigd en evenredig was, gelet op de ernst en de duur van het onrechtmatige gedrag;

b)

Het Gerecht heeft het gelijkheidsbeginsel geschonden. Hoewel het Gerecht terecht heeft geoordeeld dat de Commissie het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden door Chalkor en de overige ondernemingen op dezelfde wijze te behandelen zonder dat deze behandeling objectief was gerechtvaardigd, heeft zij daarna dat beginsel niet geëerbiedigd;

c)

Het Gerecht heeft de aan Chalkor opgelegde boete op een irrationele en willekeurige manier aangepast;

d)

In het bestreden arrest wordt ontoereikend gemotiveerd waarom Chalkor een geldboete wordt opgelegd.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/21


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Finanzgericht Hamburg (Duitsland) op 4 augustus 2010 — Suiker Unie GmbH — Zuckerfabrik Anklam/Hauptzollamt Hamburg-Jonas

(Zaak C-392/10)

()

(2010/C 288/36)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Finanzgericht Hamburg

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Suiker Unie GmbH — Zuckerfabrik Anklam

Verwerende partij: Hauptzollamt Hamburg-Jonas

Prejudiciële vraag

1)

Is voldaan aan de voorwaarde voor toekenning van een gedifferentieerde restitutie zoals geregeld in artikel 15, lid 1, juncto lid 3, van verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie van 15 april 1999 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten (1), namelijk dat de douaneformaliteiten bij invoer zijn vervuld, wanneer het product in het derde land van bestemming na plaatsing onder een regeling van actieve veredeling zonder inning van invoerrechten een ingrijpende be- of verwerking ondergaat in de zin van artikel 24 van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (2), en het uit deze be- of verwerking vervaardigde product in een derde land wordt uitgevoerd?


(1)  PB L 102, blz. 11.

(2)  PB L 302, blz. 1.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/22


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Conseil d’État (Frankrijk) op 6 augustus 2010 — Société Groupe Limagrain Holding/FranceAgriMer

(Zaak C-402/10)

()

(2010/C 288/37)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Conseil d’État

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Société Groupe Limagrain Holding

Verwerende partij: FranceAgriMer

Prejudiciële vragen

1)

Heeft de enkele omstandigheid dat, in strijd met de krachtens de communautaire douaneregeling op de entreposeur rustende verplichtingen, geen voorraadadministratie van de onder het stelsel van douane-entrepots geplaatste producten of goederen is gevoerd, tot gevolg dat de exporteur die zijn producten of zijn goederen onder dit stelsel heeft geplaatst, geen recht heeft op de vooruitbetaling voorzien in de gecombineerde bepalingen van verordening (EEG) nr. 3665/87 van de Commissie van 27 november 1987 (1) houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten, en verordening (EEG) nr. 565/80 van de Raad van 4 maart 1980 betreffende de vooruitbetaling van de uitvoerrestituties voor landbouwproducten (2)?

2)

Zo de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, welke conclusies moeten daaraan dan worden verbonden met betrekking tot de door de begunstigde ontvangen bedragen?

Inzonderheid:

a)

indien is bewezen dat de goederen daadwerkelijk zijn uitgevoerd, kunnen de voor deze uitvoer betaalde restituties dan worden geacht door de exporteur geheel of gedeeltelijk te zijn verworven? Dient in dit laatste geval de restitutievoet te worden toegepast zoals die vooraf is vastgesteld overeenkomstig de regeling inzake de vooruitbetaling van uitvoerrestituties, of de op de datum van de daadwerkelijke uitvoer toepasselijke restitutievoet, al dan niet binnen de grenzen van de vooraf bepaalde voet?

b)

indien de ontvangen bedragen geheel of gedeeltelijk moeten worden terugbetaald, dient dan overeenkomstig artikel 33 van verordening (EEG) nr. 3665/87 van de Commissie van 27 november 1987 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten, het terug te betalen onverschuldigd uitgekeerde bedrag te worden verhoogd met de boete waarin deze bepalingen voorzien, ook al is de entreposeur aansprakelijk voor het voeren van de voorraadadministratie, wanneer — zoals in casu — het entrepot een particulier entrepot van het type C is dat door de exporteur van de landbouwproducten zelf wordt gehouden?


(1)  Verordening (EEG) nr. 3665/87 van de Commissie van 27 november 1987 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten (PB L 351, blz. 1).

(2)  PB L 62, blz. 5.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/22


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Amtsgericht Bruchsal (Duitsland) op 10 augustus 2010 — Strafzaak tegen  QB (*1)

(Zaak C-405/10)

()

(2010/C 288/38)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Amtsgericht Bruchsal

Partij in de strafzaak

 QB (*1)

Prejudiciële vraag

Moet het bepaalde in artikel 37 van verordening (EG) nr. 1013/2006 van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (1), gelezen in samenhang met verordening (EG) nr. 1418/2007 van 29 november 2007 betreffende de uitvoer, met het oog op terugwinning, van bepaalde afvalstoffen (2), aldus worden uitgelegd dat er sprake is van een verbod op de overbrenging naar Libanon van afvalstoffen van categorie B 1120 van bijlage IX bij het Verdrag van Bazel van 22 maart 1989 inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan?


(*1)  Informatie gewist of vervangen in het kader van de bescherming van persoonsgegevens en/of vertrouwelijkheid.

(1)  PB L 190 van 12.7.2006, blz. 1.

(2)  PB L 316 van 4.12.2007, blz. 6.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/23


Beroep ingesteld op 17 augustus 2010 — Europese Commissie/Helleense Republiek

(Zaak C-410/10)

()

(2010/C 288/39)

Procestaal: Grieks

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: M. Karanasou-Apostolopoulou en G. Braun)

Verwerende partij: Helleense Republiek

Conclusies

vaststellen dat de Helleense Republiek, door niet alle wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan richtlijn 2007/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen, althans door deze bepalingen niet aan de Commissie mee te delen, de krachtens deze richtlijn op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen;

de Helleense Republiek verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De termijn voor omzetting van richtlijn 2007/36/EG in nationaal recht is op 3 augustus 2009 verstreken.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/23


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunale Ordinario di Prato (Italië) op 18 augustus 2010 — Strafzaak tegen Michela Pulignani, Alfonso Picariello, Bianca Cilla, Andrea Moretti, Mauro Bianconi, Patrizio Gori, Emilio Duranti, Concetta Zungri

(Zaak C-413/10)

()

(2010/C 288/40)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Tribunale Ordinario di Prato

Partijen in de strafzaak

Michela Pulignani, Alfonso Picariello, Bianca Cilla, Andrea Moretti, Mauro Bianconi, Patrizio Gori, Emilio Duranti, Concetta Zungri

Prejudiciële vraag

Zijn artikel 4 van wet nr. 401/89 en artikel 88 van koninklijk besluit nr. 773/31, zoals die zijn gewijzigd bij artikel 37, leden 4 en 5, van wet nr. 388 van 23 december 2000, artikel 38 van wetsdecreet nr. 223/06 en artikel 23 van de in het Publicatieblad van de Europese Unie van 30 augustus 2006 bekendgemaakte modelovereenkomst, verenigbaar met de artikelen 43 EG en 49 EG?


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/23


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Corte Suprema di Cassazione (Italië) op 23 augustus 2010 — Ministero dell’Economia e delle Finanze, Agenzia delle Entrate/3 M Italia Spa

(Zaak C-417/10)

()

(2010/C 288/41)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Corte Suprema di Cassazione

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Ministero dell’Economia e delle Finanze, Agenzia delle Entrate

Verwerende partij: 3 M Italia Spa

Prejudiciële vragen

1)

Vormt het verbod op misbruik van recht op belastinggebied, zoals gedefinieerd in de zaken C-255/02, Halifax, en C-425/06, Part Service, alleen een fundamenteel beginsel van gemeenschapsrecht op het gebied van geharmoniseerde belastingen en in materies die in afgeleid gemeenschapsrecht zijn geregeld, of strekt het zich, in gevallen van misbruik van fundamentele vrijheden, mede uit tot de gebieden van niet geharmoniseerde belastingen, zoals de directe belastingen, wanneer het gaat om de belastingheffing op grensoverschrijdende transacties, zoals in het geval waarin een vennootschap genotsrechten verwerft op aandelen van een andere, in een andere lidstaat of in een derde staat gevestigde vennootschap?

2)

Bestaat er, het antwoord op de eerste vraag buiten beschouwing gelaten, een communautair belang dat de lidstaten passende maatregelen treffen ter bestrijding van belastingontwijking op het gebied van niet geharmoniseerde belastingen? Staat aan dat belang in de weg de niet-toepassing — in het kader van een belastingkwijtschelding — van het verbod op misbruik van recht, dat ook als regel van nationaal recht is erkend, en is in dat geval sprake van schending van de uit artikel 4, lid 3, VEU af te leiden beginselen?

3)

Kan uit de beginselen die de interne markt beheersen het verbod worden afgeleid, naast buitengewone maatregelen waarbij volledig van belastingheffing wordt afgezien, een buitengewone maatregel te treffen ter beslechting van belastinggeschillen, waarvan de toepassing beperkt is in de tijd en waaraan de voorwaarde is gekoppeld dat slechts een deel van de verschuldigde belasting, dat aanzienlijk minder bedraagt dan het verschuldigde bedrag, wordt voldaan?

4)

Staan het beginsel van non-discriminatie en de regels inzake staatssteun in de weg aan de regeling ter schikking van belastinggeschillen zoals in deze zaak aan de orde?

5)

Staat het beginsel van doeltreffende toepassing van het gemeenschapsrecht in de weg aan een buitengewone, in de tijd beperkte procedureregeling die de hoogste rechter, die prejudiciële vragen over de geldigheid en de uitlegging aan het Hof van Justitie van de Europese Unie dient voor te leggen, de rechtmatigheidstoetsing (inzonderheid het toezicht op een juiste uitlegging en toepassing van het gemeenschapsrecht) onttrekt?


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/24


Hogere voorziening ingesteld op 23 augustus 2010 door Herhof-Veraltungsgesellschaft mbH tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 7 juli 2010 in zaak T-60/09, Herhof-Verwaltungsgesellschaft mbH/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM: Stabilator sp z oo

(Zaak C-418/10 P)

()

(2010/C 288/42)

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirante: Herhof-Veraltungsgesellschaft mbH (vertegenwoordigers: A. Zinnecker en S. Müller, Rechtsanwälte)

Andere partijen in de procedure: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), Stabilisator sp. z o.o.

Conclusies

1)

vernietiging van het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 7 juli 2010 in zaak T-60/09;

2)

afdoening van de zaak en toewijzing van de door rekwirante in eerste aanleg geformuleerde vorderingen;

3)

subsidiair, vernietiging van het in punt 1 vermelde arrest en terugwijzing van de zaak naar het Gerecht;

4)

verwijzing van verweerder in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

1)

Ten eerste is de motivering van het bestreden arrest in se tegenstrijdig. Het Gerecht heeft enerzijds erkend dat de kamer van beroep alleen heeft onderzocht welke soort ondernemingen de betrokken diensten en waren aanbiedt en daardoor de kring van ondernemingen mogelijk ten gevolge van een te enge uitlegging van de lijst van waren en diensten van de oudere merken onjuist heeft beoordeeld. Anderzijds kan de vraag of de kamer van beroep beoordelingsfouten heeft gemaakt eerst worden beantwoord na een beoordeling van „de door de kamer van beroep indertijd gedane beoordeling van elk van de in de aanvraag opgegeven waren en diensten”, waarbij het Gerecht zelf deze — niet door de kamer van beroep gedane — afzonderlijke beoordelingen uitvoert teneinde tot het besluit te komen dat de kamer van beroep blijkbaar geen fouten heeft gemaakt. Deze inconsequentie speelt in het nadeel van rekwirante, aangezien in het kader van de door het Gerecht uitgevoerde afzonderlijke vergelijkingen steeds wordt verwezen naar de door de kamer van beroep uitgevoerde „globale vergelijking” op basis van de sectoren, zodat de enge uitlegging van de lijst van waren en diensten waarop de oudere merken betrekking hebben, ook in dit opzicht haar neerslag vindt.

2)

Ten tweede heeft het Gerecht artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009 geschonden doordat het bij elke afzonderlijke vergelijking de lijst van waren en diensten waarop de conflicterende merken betrekking hebben, te eng heeft uitgelegd in het licht van de door de kamer van beroep als globale vergelijking uitgevoerde classificatie in sectoren en daardoor de inhoud van deze lijsten onjuist heeft opgevat en bijgevolg de daaruit afgeleide kenmerken zoals aard, gebruik, toepassing en doelpubliek van de betrokken waren en diensten eveneens onjuist heeft opgevat.

3)

Ten derde heeft het Gerecht artikel 65 van verordening (EG) nr. 207/2009 en zijn eigen Reglement voor de procesvoering, inzonderheid het daarin vervatte gemeenschapsrechtelijke beginsel van de rechten van verdediging, geschonden doordat het bepaalde schriftelijke stukken heeft geweerd hoewel het rekwirante niet mogelijk was deze stukken reeds voor het BHIM over te leggen daar zij niet kon voorzien dat het BHIM de afzonderlijke waren en diensten waarop de tekens betrekking hebben, niet onderling zou vergelijken maar in plaats daarvan deze slechts globaal zou vergelijken.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/25


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landgericht Hamburg (Duitsland) op 23 augustus 2010 — Söll GmbH/Tetra GmbH

(Zaak C-420/10)

()

(2010/C 288/43)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Landgericht Hamburg

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Söll GmbH

Verwerende partij: Tetra GmbH

Prejudiciële vragen

1)

Dient een product, om als „biocide” te kunnen worden gekwalificeerd in de zin van artikel 2, lid 1, sub a, van richtlijn 98/8/EG (1), een rechtstreekse biologische of chemische inwerking te hebben op het schadelijke organisme zelf teneinde dit te vernietigen, af te schrikken, onschadelijk te maken, de effecten daarvan te voorkomen of het op andere wijze te bestrijden, of volstaat het hiervoor reeds dat het product indirect op het schadelijke organisme inwerkt?

2)

Indien het Hof het voor de kwalificatie van een product als „biocide” in de zin van artikel 2, lid 1, sub a, van richtlijn 98/8/EG reeds voldoende acht dat het product een indirecte biologische of chemische inwerking op het schadelijke organisme heeft, welke voorwaarden moeten dan met betrekking tot de indirecte inwerking van een product op het schadelijke organisme worden gesteld om dit product als een „biocide” in de zin van artikel 2, lid 1, sub a, van de biocidenrichtlijn te kunnen aanmerken, of volstaat elke indirecte inwerking, van welke aard ook, om een product als een biocide te kunnen kwalificeren?


(1)  Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PB L 123, blz. 1).


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/26


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Corte Suprema di Cassazione (Italië) op 31 augustus 2010 — Banca Antoniana Popolare Veneta s.p.a., die de Banca Nazionale dell’Agricoltura s.p.a. heeft overgenomen/Ministero dell’Economia e delle Finanze, Agenzia delle Entrate

(Zaak C-427/10)

()

(2010/C 288/44)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Corte Suprema di Cassazione

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Banca Antoniana Popolare Veneta s.p.a., die de Banca Nazionale dell’Agricoltura s.p.a. heeft overgenomen

Verwerende partijen: Ministero dell’Economia e delle Finanze, Agenzia delle Entrate

Prejudiciële vragen

1)

Staan het doeltreffendheidsbeginsel, het discriminatieverbod en het beginsel van fiscale neutraliteit ter zake van belasting over de toegevoegde waarde in de weg aan een nationale regeling of praktijk die het recht van de ontvanger van de goederen/opdrachtgever op teruggaaf van ten onrechte betaalde btw, anders dan het overeenkomstige recht van de hoofdschuldenaar (leverancier of dienstverrichter), onder de rechtsfiguur van de objectieve onverschuldigde betaling naar gemeen recht brengt, met als gevolg dat voor de eerste een veel langere termijn voor uitoefening geldt dan voor de tweede, zodat ingeval de eerste om teruggaaf verzoekt op een tijdstip waarop de termijn voor de tweede reeds is verstreken, deze laatste tot teruggaaf kan worden veroordeeld zonder dat hij zelf de belastingadministratie om teruggaaf kan verzoeken, en die geen enkele maatregel bevat die conflicten of tegenstrijdigheid tussen de voor de verschillende rechterlijke instanties ingestelde of in te stellen procedures kan voorkomen?

2)

Is bovendien met die beginselen verenigbaar een nationale regeling of praktijk volgens welke de leverancier/dienstverrichter kan worden veroordeeld tot teruggaaf aan de ontvanger van de goederen/opdrachtgever wanneer hij niet binnen de voor hem geldende termijn de vordering tot teruggaaf voor een andere rechter heeft ingesteld omdat hij vertrouwde op een rechtspraak en een bestuurlijke praktijk volgens welke de betrokken verrichting aan btw was onderworpen?


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/26


Beschikking van het Hof (Zevende kamer) van 9 juli 2010 — The Wellcome Foundation Ltd/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), Serono Genetics Institute SA

(Zaak C-461/09 P) (1)

(Hogere voorziening - Gemeenschapsmerk - Woordmerk FAMOXIN - Vordering tot nietigverklaring door de houder van het nationale woordmerk LANOXIN - Afwijzing van het verzoek tot nietigverklaring)

(2010/C 288/45)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: The Wellcome Foundation Ltd (vertegenwoordiger: R. Gilbey, avocat)

Andere partijen in de procedure: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: A. Folliard-Monguiral, gemachtigde), Serono Genetics Institute SA

Voorwerp

Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht van eerste aanleg (Zevende kamer) van 23 september 2009, GlaxoSmithkline-Laboratórios Wellcome de Portugal-The Wellcome Foundation/BHIM (T-493/07, T-26/08, T-27/08), waarbij het Gerecht heeft verworpen een beroep ingesteld door de houder van het nationale woordmerk „LANOXIN”, voor waren van klasse 5, strekkende tot vernietiging van beslissing R 8/2007-1 van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) van 14 september 2007 houdende verwerping van het beroep tegen de beslissing van de nietigheidsafdeling waarbij verzoeksters verzoek om nietigverklaring betreffende het gemeenschapswoordmerk „FAMOXIN”, voor waren en diensten van klasse 5, is afgewezen

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

The Wellcome Foundation Ltd wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 37 van 13.2.2010.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/27


Beschikking van de president van de Eerste kamer van het Hof van 1 juli 2010 — Europese Commissie/Franse Republiek

(Zaak C-200/08) (1)

()

(2010/C 288/46)

Procestaal: Frans

De president van de Eerste kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 171 van 5.7.2008.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/27


Beschikking van de president van de Achtste kamer van het Hof van 7 juli 2010 — Europese Commissie/Republiek Cyprus

(Zaak C-190/09) (1)

()

(2010/C 288/47)

Procestaal: Grieks

De president van de Achtste kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 180 van 1.8.2009.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/27


Beschikking van de president van het Hof van 25 mei 2010 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Nejvyšší správní soud — Tsjechische Republiek) — DAR Duale Abfallwirtschaft und Verwertung Ruhrgebiet GmbH/Ministerstvo životního prostředí

(Zaak C-299/09) (1)

()

(2010/C 288/48)

Procestaal: Tsjechisch

De president van het Hof heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 267 van 7.11.2009.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/27


Beschikking van de president van het Hof van 22 juni 2010 — Europese Commissie/Republiek Estland

(Zaak C-527/09) (1)

()

(2010/C 288/49)

Procestaal: Ests

De president van het Hof heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 63 van 13.3.2010.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/27


Beschikking van de president van het Hof van 19 juli 2010 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunale di Palermo — Italië) — Assessorato del Lavoro e della Previdenza Sociale/Seasoft Spa

(Zaak C-88/10) (1)

()

(2010/C 288/50)

Procestaal: Italiaans

De president van het Hof heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 100 van 17.4.2010.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/27


Beschikking van de president van het Hof van 12 juli 2010 — Europese Commissie/Groothertogdom Luxemburg

(Zaak C-100/10) (1)

()

(2010/C 288/51)

Procestaal: Frans

De president van het Hof heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 113 van 1.5.2010.


Gerecht

23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/28


Arrest van het Gerecht van 9 september 2010 — British Aggregates e.a./Commissie

(Zaak T-359/04) (1)

(Staatssteun - Milieuheffing op aggregaten in Verenigd Koninkrijk - Vrijstelling voor Noord-Ierland - Beschikking van Commissie om geen bezwaar te maken - Ernstige moeilijkheden - Communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van milieu)

(2010/C 288/52)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: British Aggregates Association (Lanark, Verenigd Koninkrijk); Healy Bros. Ltd (Middleton, Ierland); en David K. Trotter Sons Ltd (vertegenwoordigers: C. Pouncey, solicitor, en L. Van den Hende, advocat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: J. Flett en T. Scharf, gemachtigden)

Interveniënt aan de zijde van verwerende partij: Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (vertegenwoordigers: aanvankelijk M. Bethell, vervolgens E. Jenkinson en I. Rao, en tot slot S. Ossowski als gemachtigden, bijgestaan door M. Hall en G. Facenna, barristers)

Voorwerp

Verzoek tot nietigverklaring van beschikking C(2004) 1614 definitief van de Commissie van 7 mei 2004 om geen bezwaar te maken tegen de wijziging van de vrijstelling, in Noord-Ierland, van de heffing op aggregaten in het Verenigd Koninkrijk

Dictum

1)

Beschikking C(2004) 1614 definitief van de Commissie van 7 mei 2004 om geen bezwaar te maken tegen de wijziging van de vrijstelling, in Noord-Ierland, van de heffing op aggregaten uit steengroeven in het Verenigd Koninkrijk, wordt nietigverklaard.

2)

De Commissie zal haar eigen kosten en de kosten van British Aggregates Association, Healy Bros. Ltd en David K. Trotter Sons Ltd dragen.

3)

Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland zal zijn eigen kosten dragen.


(1)  PB C 284 van 20.11.2004.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/28


Arrest van het Gerecht van 8 september 2010 — Deltafina/Commissie

(Zaak T-29/05) (1)

(Mededinging - Mededingingsregelingen - Spaanse markt voor aankoop en eerste bewerking van ruwe tabak - Beschikking houdende vaststelling van inbreuk op artikel 81 EG - Bepaling van prijzen en verdeling van markt - Overeenstemming tussen mededeling van punten van bezwaar en bestreden beschikking - Rechten van verdediging - Bepaling van relevante markt - Geldboeten - Zwaarte van inbreuk - Verzwarende omstandigheden - Leidende rol - Samenwerking)

(2010/C 288/53)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Deltafina SpA (Orvieto, Italië) (vertegenwoordigers: R. Jacchia, A. Terranova, I. Picciano, F. Ferraro, J.-F. Bellis en F. Di Gianni, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: É. Gippini Fournier en F. Amato, nadien É. Gippini Fournier en V. Di Bucci, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek tot nietigverklaring van beschikking C(2004) 4030 def. van de Commissie van 20 oktober 2004 betreffende een procedure op grond van artikel 81, lid 1, [EG] (zaak COMP/C.38.238/B.2 — Ruwe tabak — Spanje), en, subsidiair, verlaging van de aan verzoekster bij deze beschikking opgelegde geldboete

Dictum

1)

Het bedrag van de aan Deltafina SpA bij artikel 3 van beschikking C(2004) 4030 def. van de Commissie van 20 oktober 2004 betreffende een procedure op grond van artikel 81, lid 1, [EG] (zaak COMP/C.38.238/B.2 — Ruwe tabak — Spanje) opgelegde geldboete, wordt vastgesteld op 6 120 000 EUR.

2)

Het beroep wordt voor het overige verworpen.

3)

Deltafina zal driekwart van haar eigen kosten dragen en driekwart van de kosten van de Europese Commissie. De Europese Commissie zal een kwart van haar eigen kosten dragen en een kwart van de kosten van Deltafina.


(1)  PB C 82 van 2.4.2005.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/29


Arrest van het Gerecht van 8 september 2010 — Commissie/Alexiadou

(Zaak T-312/05) (1)

(Arbitragebeding - Overeenkomst betreffende project voor ontwikkeling van technologie voor vervaardiging van waterdicht leder - Niet-uitvoering van overeenkomst - Terugbetaling van voorschotten - Vertragingsrente - Terugwijzing naar Gerecht na vernietiging - Verstekprocedure)

(2010/C 288/54)

Procestaal: Grieks

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordiger: D. Triantafyllou, gemachtigde)

Verwerende partij: Efrosyni Alexiadou (Thessaloniki, Griekenland) (vertegenwoordiger: C. Matellas, advocaat)

Voorwerp

Beroep ingesteld door de Commissie op grond van artikel 238 EG en strekkende tot terugbetaling van het bedrag van 23 036,31 EUR dat deze laatste aan verweerster heeft betaald in het kader van een overeenkomst betreffende een project voor de ontwikkeling van een technologie voor de vervaardiging van waterdicht leder (overeenkomst G1ST-CT-2002-50227), te vermeerderen met vertragingsrente

Dictum

1)

Efrosyni Alexiadou wordt veroordeeld tot terugbetaling aan de Europese Commissie van het bedrag van 23 036,31 EUR, te vermeerderen met vertragingsrente:

op de voet van 5,25 % per jaar vanaf 1 maart 2003 tot en met 31 augustus 2005;

op de voet van de wettelijke jaarrente krachtens de Belgische wet tot maximaal 5,25 % per jaar vanaf 1 september 2005 tot op de datum van de volledige betaling van de schuld.

2)

Efrosyni Alexiadou wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 271 van 29.10.2005.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/29


Arrest van het Gerecht van 9 september 2010 — Zwitserland/Commissie

(Zaak T-319/05) (1)

(Externe betrekkingen - Overeenkomst tussen Europese Gemeenschap en Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer - Duitse maatregelen met betrekking tot aanvliegen van luchthaven van Zürich - Verordening (EEG) nr. 2408/92 - Recht van verweer - Non-discriminatiebeginsel - Evenredigheidsbeginsel)

(2010/C 288/55)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Zwitserse Bondsstaat (vertegenwoordigers: S. Hirsbrunner, U. Soltész en P. Melcher, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: F. Benyon, M. Huttunen en M. Niejahr, gemachtigden)

Interveniënten aan de zijde van verwerende partij: Bondsrepubliek Duitsland (vertegenwoordigers: C.-D. Quassowski en A. Tiemann, gemachtigden, bijgestaan door T. Masing, advocaat), en Landkreis Waldshut (vertegenwoordigers: M. Núñez-Müller, advocaat)

Voorwerp

Beroep tot nietigverklaring van beschikking 2004/12/EG van de Commissie van 5 december 2003 inzake een procedure met betrekking tot de toepassing van artikel 18, lid 2, eerste zin, van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer en verordening (EEG) nr. 2408/92 van de Raad (Zaak TREN/AMA/11/03 — Duitse maatregelen met betrekking tot de naderingen van de luchthaven van Zürich) (PB 2004, L 4, blz. 13)

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

De Zwitserse Bondsstaat wordt verwezen in zijn eigen kosten en in die van de Europese Commissie.

3)

De Bondsrepubliek Duitsland en de Landkreis Waldshut zullen hun eigen kosten dragen.


(1)  PB C 94 van 17.4.2004 (voorheen zaak C-70/04).


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/30


Arrest van het Gerecht van 9 september 2010 — Evropaïki Dynamiki/EWDD

(Zaak T-63/06) (1)

(Overheidsopdrachten voor diensten - Openbare aanbestedingsprocedure van EWDD - Verrichten van informaticadiensten van softwareprogrammering en consultancy - Afwijzing van offerte van inschrijver - Gunningscriteria - Kennelijk onjuiste beoordeling - Gelijke behandeling - Transparantie - Beginsel van behoorlijk bestuur - Motiveringsplicht)

(2010/C 288/56)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Evropaïki Dynamiki — Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE (Athene, Griekenland) (vertegenwoordiger: N. Korogiannakis, advocaat)

Verwerende partij: Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugverslaving (EWDD) (vertegenwoordigers: D. Storti, gemachtigde, bijgestaan door J. Stuyck, advocaat)

Voorwerp

Enerzijds, nietigverklaring van het besluit van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugverslaving van 5 december 2005 houdende afwijzing van verzoeksters inschrijving in het kader van een openbare aanbesteding voor het verrichten van diensten van softwareprogrammering en -consultancy (PB S 187), alsmede tot gunning van de opdracht aan een andere inschrijver, en anderzijds, een schadevordering

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Evropaïki Dynamiki — Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE wordt verwezen in haar eigen kosten alsook in die van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugverslaving (EWDD).


(1)  PB C 86 van 8.4.2006.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/30


Arrest van het Gerecht van 9 september 2010 — Usha Martin/Raad en Commissie

(Zaak T-119/06) (1)

(Dumping - Invoer van stalen kabels, met name uit India - Schending van verbintenis - Evenredigheidsbeginsel - Artikel 8, leden 1, 7 en 9, van verordening (EG) nr. 384/96 (thans artikel 8, leden 1, 7 en 9, van verordening (EG) nr. 1225/2009))

(2010/C 288/57)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Usha Martin Ltd (Kolkata, India) (vertegenwoordigers: K. Adamantopoulos, advocaat, J. Branton, solicitor, V. Akritidis en Y. Melin, advocaten)

Verwerende partijen: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: J.-P. Hix en B. Driessen, gemachtigden, bijgestaan door G. Berrisch, advocaat); en Europese Commissie (vertegenwoordigers: P. Stancanelli en T. Scharf, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek tot nietigverklaring van, enerzijds, besluit 2006/38/EG van de Commissie van 22 december 2005 tot wijziging van besluit 1999/572/EG tot aanvaarding van de verbintenissen die zijn aangeboden in het kader van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van stalen kabels uit onder meer India (PB 2006, L 22, blz. 54), en anderzijds, verordening (EG) nr. 121/2006 van de Raad van 23 januari 2006 tot wijziging van verordening (EG) nr. 1858/2005 houdende instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van stalen kabels van oorsprong uit onder meer India (PB 2006, L 22, blz. 1)

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Usha Martin Ltd wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 154 van 1.7.2006.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/31


Arrest van het Gerecht van 9 september 2010 — Tomra Systems e.a./Commissie

(Zaak T-155/06) (1)

(Mededinging - Misbruik van machtspositie - Markt van apparaten voor inzamelen van gebruikte drankverpakkingen - Beschikking houdende vaststelling van inbreuk op artikel 82 EEG en artikel 54 EER-Overeenkomst - Exclusiviteitsovereenkomsten, kwantumtoezeggingen en getrouwheidskortingen die deel uitmaken van strategie die erop gericht is concurrenten uit markt te dringen - Geldboete - Evenredigheid)

(2010/C 288/58)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Tomra Systems ASA (Asker, Noorwegen); Tomra Europe AS (Asker); Tomra Systems GmbH (Hilden, Duitsland); Tomra Systems BV (Apeldoorn, Nederland); Tomra Leergutsysteme GmbH (Wenen, Oostenrijk); Tomra Systems AB (Sollentuna, Zweden), en Tomra Butikksystemer AS (Asker) (vertegenwoordigers: aanvankelijk A. Ryan, solicitor, en J. Midthjell, advocaat, en vervolgens A. Ryan en N. Frey, solicitors)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordiger: É. Gippini Fournier, gemachtigde)

Voorwerp

Verzoek tot nietigverklaring van beschikking C (2006) 734 def. van de Commissie van 29 maart 2006 inzake een procedure op grond van artikel 82 (EG)en artikel 54 EER-Overeenkomst (zaak COMP/E.-1/38-113/Prokent-Tomra)

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Tomra Systems ASA, Tomra Europe AS, Tomra Systems GmbH, Tomra Systems BV, Tomra Leergutsysteme GmbH, Tomra Systems AB en Tomra Butikksystemer AS worden verwezen in hun eigen kosten alsmede in die van de Europese Commissie.


(1)  PB C 190 van 12.8.2006.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/31


Arrest van het Gerecht van 9 september 2010 — CSL Behring/Commissie en EMEA

(Zaak T-264/07) (1)

(Geneesmiddelen voor menselijk gebruik - Procedure voor aanwijzing van weesgeneesmiddelen - Aanvraag voor aanwijzing van menselijk fibrinogeen als weesgeneesmiddel - Verplichting om aanvraag voor aanwijzing in te dienen vóór indiening van aanvraag voor vergunning voor in handel brengen - Beschikking van EMEA inzake geldigheid van aanvraag)

(2010/C 288/59)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: CSL Behring GmbH (Marburg, Duitsland) (vertegenwoordigers: C. Koenig en F. Leinen, Rechtsanwalt)

Verwerende partijen: Europese Commissie (vertegenwoordigers: B. Stromsky en B. Schima, gemachtigden) en Europees Geneesmiddelenbureau (EMEA), (vertegenwoordigers: V. Salvatore, gemachtigde, bijgestaan door T. Eicke, barrister, en C. Sherliker, solicitor)

Interveniënt aan de zijde van de Europese Commissie: Europees Parlement (vertegenwoordigers: E. Waldherr en I. Anagnostopoulou, gemachtigden)

Voorwerp

Verzoek tot nietigverklaring van de beschikking van 24 mei 2007 van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMEA) waarbij de door verzoekster ingediende aanvraag voor de aanwijzing van menselijk fibrinogeen als weesgeneesmiddel ongeldig is verklaard in de zin van verordening (EG) nr. 141/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1999 inzake weesgeneesmiddelen (PB 2000, L 18, blz. 1)

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

CSL Behring GmbH wordt verwezen in haar eigen kosten alsook in de kosten van de Europese Commissie en van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMEA).

3)

Het Europees Parlement zal zijn eigen kosten dragen.


(1)  PB C 235 van 6.10.2007.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/32


Arrest van het Gerecht van 9 september 2010 — Evropaïki Dynamiki/Commissie

(Zaak T-300/07) (1)

(Overheidsopdrachten voor diensten - Communautaire aanbestedingsprocedure - Verrichten van informaticadiensten op gebied van beheer en onderhoud van portaalsite - Afwijzing van offerte van inschrijver - Gunningscriteria - Motiveringsplicht - Kennelijk onjuiste beoordeling - Gelijke behandeling - Transparantie)

(2010/C 288/60)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Evropaïki Dynamiki — Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE (Athene, Griekenland) (vertegenwoordiger N. Korogiannakis, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordiger: E. Manhaeve, gemachtigde, bijgestaan door J. Stuyck, advocaat)

Voorwerp

Enerzijds, verzoek om nietigverklaring van de besluiten van de Commissie van 21 mei en 13 juli 2007 tot afwijzing van de offertes die verzoekster in het kader van offerteaanvraag ENTR/05/078 betreffende het beheer en het onderhoud van de portaalsite „Uw Europa” (PB 2006/S 143-153057) had ingediend voor perceel nr. 1 (redactioneel werk en vertalingen) en perceel nr. 2 (infrastructuurbeheer) en tot gunning van deze opdrachten aan een andere inschrijver, en, anderzijds, een schadevordering

Dictum

1)

Het besluit van de Commissie van 13 juli 2007 tot afwijzing van de offerte die Evropaïki Dynamiki — Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE in het kader van aanbesteding ENTR/05/78 inzake het beheer en het onderhoud van de portaalsite „Uw Europa” had ingediend voor perceel nr. 2 (infrastructuurbeheer), en tot gunning van deze opdracht aan een andere inschrijver, wordt nietig verklaard.

2)

Het beroep tot nietigverklaring wordt verworpen voor het overige.

3)

De schadevordering wordt afgewezen.

4)

Evropaïki Dynamiki — Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis zal 50 % van haar eigen kosten en 50 % van de kosten van de Europese Commissie dragen; de Commissie zal 50 % van haar eigen kosten en 50 % van de kosten van Evropaïki Dynamiki — Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis dragen.


(1)  PB C 235 van 6.10.2007.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/32


Arrest van het Gerecht van 9 september 2010 — Al-Aqsa/Raad

(Zaak T-348/07) (1)

(Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid - Beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met oog op strijd tegen terrorisme - Bevriezing van tegoeden - Gemeenschappelijk standpunt 2001/931/GBVB en verordening (EG) nr. 2580/2001 - Beroep tot nietigverklaring - Aanpassing van conclusies - Rechterlijke toetsing - Voorwaarden voor uitvoering van Uniemaatregel tot bevriezing van tegoeden)

(2010/C 288/61)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partij: Stichting Al-Aqsa (Heerlen, Nederland) (vertegenwoordigers: J. Pauw, G. Pulles, A. M. van Eik en M. Uiterwaal, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: E. Finnegan, G.-J. Van Hegelsom en B. Driessen, gemachtigden)

Interveniënten aan de zijde van verwerende partij: Koninkrijk der Nederlanden (vertegenwoordigers: C.M. Wissels, M. de Mol en Y. de Vries, gemachtigden); en Europese Commissie (vertegenwoordigers: P. van Nuffel en S. Boelaert, gemachtigden)

Voorwerp

Aanvankelijk, in wezen, een beroep tot nietigverklaring van besluit 2007/445/EG van de Raad van 28 juni 2007 tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, en tot intrekking van de besluiten 2006/379/EG en 2006/1008/EG (PB L 169, blz. 58), voor zover dit verzoekster betreft

Dictum

1)

Besluit 2007/445/EG van de Raad van 28 juni 2007 tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, en tot intrekking van de besluiten 2006/379/EG en 2006/1008/EG, besluit 2007/868/EG van de Raad van 20 december 2007 tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van verordening nr. 2580/2001, en tot intrekking van besluit 2007/445, besluit 2008/583/EG van de Raad van 15 juli 2008 tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van verordening nr. 2580/2001, en tot intrekking van besluit 2007/868, besluit 2009/62/EG van de Raad van 26 januari 2009 tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van verordening nr. 2580/2001, en tot intrekking van besluit 2008/583, en verordening (EG) nr. 501/2009 van de Raad van 15 juni 2009 tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van verordening nr. 2580/2001, en tot intrekking van besluit 2009/62, worden nietig verklaard, voor zover deze handelingen de Stichting Al Aqsa betreffen.

2)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

3)

De Raad van de Europese Unie wordt behalve in zijn eigen kosten ook in die van de Stichting Al Aqsa verwezen.

4)

Het Koninkrijk der Nederlanden en de Europese Commissie dragen hun eigen kosten.


(1)  PB C 269 van 10.11.2007.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/33


Arrest van het Gerecht van 9 september 2010 — Axis/BHIM — Etra Investigación y Desarrollo (ETRAX)

(Zaak T-70/08) (1)

(Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk ETRAX - Oudere nationale beeldmerken die woordelementen ETRA I+D bevatten - Relatieve weigeringsgrond - Ontvankelijkheid van beroep bij kamer van beroep - Regel 49, lid 1, van verordening (EG) nr. 2868/95 en artikel 59 van verordening (EG) nr. 40/94 (thans artikel 60 van verordening (EG) nr. 207/2009))

(2010/C 288/62)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Axis AB (Lund, Zweden) (vertegenwoordiger J. Norderyd, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: A. Folliard-Monguiral, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM: Etra Investigación y Desarrollo, SA (Valencia, Spanje)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de tweede kamer van beroep van het BHIM van 27 november 2007 (zaak R 334/2007-2) inzake een oppositieprocedure tussen Etra Investigación y Desarrollo, SA en Axis AB

Dictum

1)

De beslissing van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM) (merken, tekeningen en modellen) van 27 november 2007 (zaak R 334/2007-2) inzake een oppositieprocedure tussen Etra Investigación y Desarrollo, SA en Axis AB wordt vernietigd.

2)

Het BHIM zal zijn eigen kosten alsmede die van Axis dragen.


(1)  PB C 107 van 26.4.2008.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/33


Arrest van het Gerecht van 9 september 2010 — Now Pharm/Commissie

(Zaak T-74/08) (1)

(Geneesmiddelen voor menselijk gebruik - Procedure voor aanwijzing van weesgeneesmiddelen - Aanvraag voor aanwijzing van geneesmiddel „Speciaal vloeibaar extract uit stinkende goudwortel (Chelidonii radix)” („Ukrain”) als weesgeneesmiddel - Beschikking van Commissie houdende weigering van aanwijzing als weesgeneesmiddel)

(2010/C 288/63)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Now Pharm AG (Luxemburg, Luxemburg) (vertegenwoordigers: aanvankelijk C. Kaletta en I.-J. Tegebauer, vervolgens C. Kaletta, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: B. Schima en M. Šimerdová, gemachtigden)

Voorwerp

Beroep tot nietigverklaring van beschikking C(2007) 6132 van de Commissie van 4 december 2007 houdende weigering van de aanwijzing van het geneesmiddel „Speciaal vloeibaar extract uit stinkende goudwortel (Chelidonii radix)” als weesgeneesmiddel uit hoofde van verordening (EG) nr. 141/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1999 inzake weesgeneesmiddelen (PB 2000, L 18, blz. 1)

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Now Pharm AG wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 92 van 12.4.2008.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/34


Arrest van het Gerecht van 8 september 2010 — Kido/BHIM — Amberes (SCORPIONEXO)

(Zaak T-152/08) (1)

(Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk SCORPIONEXO - Ouder nationaal beeldmerk ESCORPION - Relatieve weigeringsgrond - Gevaar voor verwarring - Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 40/94 (thans artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009))

(2010/C 288/64)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Kido Industrial Ltd (Yangcheon-gu, Korea) (vertegenwoordiger: M. Mall, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: J. Crespo Carrillo, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM: Amberes, SA (Igualada, Spanje)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 31 januari 2008 (zaak R 287/2007-1) inzake een oppositieprocedure tussen Amberes, SA en Kido Industrial Ltd

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Kido Industrial Ltd wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 158 van 21.6.2008.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/34


Arrest van het Gerecht van 10 september 2010 — MPDV Mikrolab/BHIM (ROI ANALYZER)

(Zaak T-233/08) (1)

(Gemeenschapsmerk - Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk ROI ANALYZER - Absolute weigeringsgrond - Beschrijvend karakter - Artikel 7, lid 1, sub b en c, van verordening (EG) nr. 40/94 (thans artikel 7, lid 1, sub b en c, van verordening (EG) nr. 207/2009))

(2010/C 288/65)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: MPDV Mikrolab GmbH, Mikroprozessordatenverarbeitung und Mikroprozessorlabor (Mosbach, Duitsland) (vertegenwoordiger: W. Göpfert, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: G. Schneider, gemachtigde)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 15 april 2008 (zaak R 1525/2006-4) inzake de inschrijving van het woordteken ROI ANALYZER als gemeenschapsmerk

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

MPDV Mikrolab GmbH, Mikroprozessordatenverarbeitung und Mikroprozessorlabor wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 223 van 30.08.2008.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/35


Arrest van het Gerecht van 9 september 2010 — Evropaïki Dynamiki/Commissie

(Zaak T-387/08) (1)

(Overheidsopdrachten voor diensten - Openbare aanbestedingsprocedure van Publicatiebureau - Verrichten van informaticadiensten - Afwijzing van offerte van inschrijver - Beroep tot nietigverklaring - Criteria en sub-criteria voor gunning - Motiveringsplicht - Gelijke behandeling - Transparantie - Kennelijk onjuiste beoordeling - Misbruik van bevoegdheid - Schadevordering)

(2010/C 288/66)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Evropaïki Dynamiki — Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE (Athene, Griekenland) (vertegenwoordigers: N. Korogiannakis en Paraskevi Katsimani, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: E. Manhaeve en N. Bambara, gemachtigden, bijgestaan door J. Stuyck, advocaat)

Voorwerp

Enerzijds, nietigverklaring van de beslissing van het Publicatiebureau van de Europese Unie van 20 juni 2008 tot afwijzing van de offerte die verzoekster had ingediend in het kader van openbare aanbestedingsprocedure AO 10185 voor informaticadiensten voor onderhoud van de SEI-BUD/AMD/CR-systemen en bijbehorende diensten, alsook van de beslissing om de opdracht aan een andere inschrijver te gunnen, en, anderzijds, vordering tot schadevergoeding

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Evropaïki Dynamiki — Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis AE zal 90 % van haar eigen kosten en 90 % van de kosten van de Europese Commissie dragen, die 10 % van haar eigen kosten en 10 % van de kosten van Evropaïki Dynamiki — Proigmena Systimata Tilepikoinonion Pliroforikis kai Tilematikis zal dragen.


(1)  PB C 301 van 22.11.2008.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/35


Arrest van het Gerecht van 8 september 2010 — Wilfer/BHIM (Afbeelding van gitaarkop)

(Zaak T-458/08) (1)

(Gemeenschapsmerk - Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk bestaande in afbeelding van gitaarkop in kleuren zilver, grijs en kastanjebruin - Absolute weigeringsgrond - Ontbreken van onderscheidend vermogen - Artikel 7, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 40/94 (thans artikel 7, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009) - Ambtshalve onderzoek van feiten - Artikel 74, lid 1, van verordening nr. 40/94 (thans artikel 76, lid 1, van verordening nr. 207/2009) - Motiveringsplicht - Artikel 73, eerste volzin, van verordening nr. 40/94 (thans artikel 75, eerste volzin, van verordening nr. 207/2009) - Gelijke behandeling)

(2010/C 288/67)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Hans-Peter Wilfer (Markeneukirchen, Duitsland) (vertegenwoordiger: A. Kockläuner, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: G. Schneider, gemachtigde)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 25 juli 2008 (zaak R 78/2007-4) inzake de inschrijving van het beeldteken bestaande in de afbeelding van een gitaarkop in de kleuren zilver, grijs en kastanjebruin als gemeenschapsmerk

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Hans-Peter Wilfer wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 6 van 10.1.2008.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/36


Arrest van het Gerecht van 3 september 2010 — Companhia Muller de Bebidas/BHIM — Missiato Industria e Comercio (61 A NOSSA ALEGRIA)

(Zaak T-472/08) (1)

(Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk 61 A NOSSA ALEGRIA - Ouder nationaal woordmerk CACHAÇA 51 en oudere nationale beeldmerken Cachaça 51 en Pirassununga 51 - Relatieve weigeringsgrond - Verwarringsgevaar - Overeenstemming van tekens - Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 40/94 (thans artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009))

(2010/C 288/68)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Companhia Muller de Bebidas (vertegenwoordigers: G. Da Cunha Ferreira en I. Bairrão, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: A. Folliard-Monguiral, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Missiato Industria e Comercio Ltda (Santa Rita Do Passa Quatro, Brazilië)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 4 juli 2008 (zaak R 1687/2007-1) inzake een oppositieprocedure tussen Companhia Muller de Bebidas en Missiato Industria e Comercio Ltda

Dictum

1)

De beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) van 4 juli 2008 (zaak R 1687/2007-1) wordt vernietigd.

2)

Het BHIM wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 6 van 10.1.2009.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/36


Arrest van het Gerecht van 9 september 2010 — Nadine Trautwein Rolf Trautwein/BHIM (Hunter)

(Zaak T-505/08) (1)

(Gemeenschapsmerk - Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk Hunter - Absolute weigeringsgrond - Beschrijvend karakter - Artikel 7, lid 1, sub c, van verordening (EG) nr. 40/94 (thans artikel 7, lid 1, sub c, van verordening (EG) nr. 207/2009) - Beperking van in merkaanvraag opgegeven waren)

(2010/C 288/69)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Nadine Trautwein Rolf Trautwein GbR, Research and Development (Leopoldshöhe, Duitsland) (vertegenwoordiger: C. Czychowski, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: S. Schäffner, gemachtigde)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 17 september 2008, zoals gerectificeerd op 5 februari 2009 (zaak R 1733/2007-1), inzake een aanvraag tot inschrijving van het woordteken Hunter als gemeenschapsmerk

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Nadine Trautwein Rolf Trautwein GbR, Research and Development wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 44 van 21.2.2009.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/37


Arrest van het Gerecht van 8 september 2010 — 4care/BHIM — Laboratorios Diafarm (Acumed)

(Zaak T-575/08) (1)

(Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk Acumed - Ouder nationaal woordmerk AQUAMED ACTIVE - Relatieve weigeringsgrond - Verwarringsgevaar - Overeenstemming van tekens - Soortgelijkheid van waren - Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 40/94 (thans artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009))

(2010/C 288/70)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: 4care AG (Kiel, Duitsland) (vertegenwoordigers: S. Redeker en M. Diesbach, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: G. Schneider, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Laboratorios Diafarm, SA (Barberà del Vallès, Spanje) (vertegenwoordiger: E. Sugrañes Coca, advocaat)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de tweede kamer van beroep van het BHIM van 7 oktober 2008 (zaak R 1636/2007-2) inzake een oppositieprocedure tussen Laboratorios Diafarm, SA en 4care AG

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

4care AG wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 55 van 7.3.2009.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/37


Arrest van het Gerecht van 9 september 2010 — Carpent Languages/Commissie

(Zaak T-582/08) (1)

(Overheidsopdrachten voor diensten - Communautaire aanbestedingsprocedure - Organisatie van bijeenkomsten en conferenties - Afwijzing van offerte van inschrijver - Gunning van opdracht aan andere inschrijver - Motiveringsplicht - Kennelijke beoordelingsfout - Gelijke behandeling)

(2010/C 288/71)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Carpent Languages (Brussel, België) (vertegenwoordiger: P. Goergen, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: B. Simon en E. Manhaeve, gemachtigden, bijgestaan door F. Tulkens en V. Ost, advocaten)

Voorwerp

Beroep tegen het besluit van de Commissie van 30 oktober 2008 tot afwijzing van de door verzoekster ingediende offerte voor perceel nr. 4 „terbeschikkingstelling van tolkenequipes naargelang de taalbehoeften van elke gebeurtenis” van aanbesteding VT/2008/036 (Verschillende raamovereenkomsten voor diensten inzake organisatie van bijeenkomsten en conferenties), en tegen het besluit van de Commissie van 17 november 2008 tot aanwijzing van de vennootschap waaraan perceel nr. 4 is gegund, alsmede een verzoek om de Commissie te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding voor het geval het Gerecht het verzoek tot nietigverklaring van het besluit tot afwijzing van de door verzoekster ingediende offerte mocht afwijzen

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Carpent Languages SPRL wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 69 van 21.3.2009.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/38


Arrest van het Gerecht van 8 september 2010 — Micro Shaping/BHIM (packaging)

(Zaak T-64/09) (1)

(Gemeenschapsmerk - Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk packaging - Absolute weigeringsgrond - Beschrijvend karakter - Artikel 7, lid 1, sub c, van verordening (EG) nr. 40/94 (thans artikel 7, lid 1, sub c, van verordening (EG) nr. 207/2009))

(2010/C 288/72)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Micro Shaping Ltd (Goring-by-Sea, Worthing, West Sussex, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordiger: A. Franke, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: S. Schäffner, gemachtigde)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 11 december 2008 (zaak R 1063/2008-1) inzake een aanvraag tot inschrijving als gemeenschapsmerk van het beeldteken packaging.

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Micro Shaping Ltd wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 102 van 1.5.2009.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/38


Arrest van het Gerecht van 1 september 2010 — Skareby/Commissie

(Zaak T-91/09 P) (1)

(Hogere voorziening - Openbare dienst - Ambtenaren - Beoordeling - Loopbaanontwikkelingsrapport - Beoordelingsjaar 2005 - Vereenvoudigd rapport opgesteld over de periode januari tot en met september 2005 - Volledige overname van beoordelingen in loopbaanontwikkelingsrapport 2004 dat na bestreden arrest gedeeltelijk nietig is verklaard)

(2010/C 288/73)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirante: Carina Skareby (Leuven, Brussel) (vertegenwoordigers: S. Rodrigues en C. Bernard-Glanz, advocaten)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie (vertegenwoordigers: G. Berscheid en J. Baquero Cruz, gemachtigden)

Voorwerp

Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Eerste kamer) van 15 december 2008, Skareby/Commissie (F-34/07, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie), en strekkende tot vernietiging van dat arrest

Dictum

1)

Het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Eerste kamer) van 15 december 2008, Skareby/Commissie (F-34/07, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie), wordt vernietigd, voor zover het Gerecht voor ambtenarenzaken de grief ontleend aan het ontbreken van een beoordeling van Skarebys prestaties over de periode van januari tot en met september 2005 heeft afgewezen.

2)

Het besluit van 18 juli 2006 tot opstelling van Skarebys beoordelingsrapport over de periode van 1 januari tot en met 31 december 2005 wordt nietig verklaard, voor zover het punt 6.1., „Prestaties”, betreft.

3)

Het bij het Gerecht voor ambtenarenzaken in zaak F-34/07 ingestelde beroep wordt voor het overige verworpen.

4)

De Europese Commissie wordt verwezen in alle kosten van deze procedure en van die voor het Gerecht voor ambtenarenzaken.


(1)  PB C 102 van 1.5.2009.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/39


Arrest van het Gerecht van 9 september 2010 — adp Gauselmann/BHIM — Maclean (Archer Maclean’s Mercury)

(Zaak T-106/09) (1)

(Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapsbeeldmerk Archer Maclean’s Mercury - Ouder nationaal woordmerk Merkur - Relatieve weigeringsgrond - Ontbreken van verwarringsgevaar - Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 40/94 (thans artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009))

(2010/C 288/74)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: adp Gauselmann GmbH (Espelkamp, Duitsland) (vertegenwoordiger: P. Koch Moreno, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: A. Folliard-Monguiral, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM: Archer Maclean (Banbury, Oxfordshire, Verenigd Koninkrijk)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 12 januari 2009 (zaak R 1266/2007-1) inzake een oppositieprocedure tussen adp Gauselmann GmbH en Archer Maclean

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

adp Gauselmann GmbH wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 113 van 16.5.2009.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/39


Arrest van het Gerecht van 8 september 2010 — Icebreaker/BHIM — Gilmar (ICEBREAKER)

(Zaak T-112/09) (1)

(Gemeenschapsmerk - Oppositieprocedure - Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk ICEBREAKER - Ouder nationaal woordmerk ICEBERG - Relatieve weigeringsgrond - Gevaar voor verwarring - Gedeeltelijke weigering van inschrijving - Artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 40/94 (thans artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009))

(2010/C 288/75)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Icebreaker Ltd (Wellington, Nieuw-Zeeland) (vertegenwoordiger: L. Prehn, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: D. Botis, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Gilmar SpA (San Giovanni in Marignano, Italië) (vertegenwoordigers: P. Perani en P. Pozzi, advocaten)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de vierde kamer van beroep van het BHIM van 15 januari 2009 (zaak R 1536/2007-4) inzake een oppositieprocedure tussen Gilmar SpA en Icebreaker Ltd

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Icebreaker Ltd wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 113 van 16.5.2009.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/40


Arrest van het Gerecht van 8 september 2010 — Quinta do Portal/BHIM — Vallegre (PORTO ALEGRE)

(Zaak T-369/09) (1)

(Gemeenschapsmerk - Nietigverklaring - Gemeenschapswoordmerk PORTO ALEGRE - Ouder nationaal woordmerk VISTA ALEGRE - Relatieve weigeringsgrond - Gevaar voor verwarring - Artikel 8, lid 1, sub b, en artikel 53, lid 1, sub a, van verordening (EG) nr. 207/2009)

(2010/C 288/76)

Procestaal: Portugees

Partijen

Verzoekende partij: Sociedade Quinta do Portal, SA (Porto, Portugal) (vertegenwoordiger: B. Belchior, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (vertegenwoordiger: J. Novais Gonçalves, gemachtigde)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniërend voor het Gerecht: Vallegre, Vinhos do Porto, SA (Sabrosa, Portugal) (vertegenwoordigers: P. López Ronda en G. Macias Bonilla, advocaten)

Voorwerp

Beroep tegen de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 18 juni 2009 (zaak R 1012/2008-1) inzake een nietigheidsprocedure tussen Vallegre, Vinhos do Porto, SA en Sociedade Quinta do Portal, SA.

Dictum

1)

Het beroep wordt verworpen.

2)

Sociedade Quinta do Portal, SA wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 297 van 5.12.2009.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/40


Beschikking van het Gerecht van 29 juli 2010 — Duta/Hof van Justitie

(Zaak T-475/08 P) (1)

(Hogere voorziening - Openbare dienst - Tijdelijke functionarissen - Aanwerving - Ambt van referendaris - Hogere voorziening kennelijk niet-ontvankelijk)

(2010/C 288/77)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirant: Radu Duta (Luxemburg, Luxemburg) (vertegenwoordiger: F. Krieg, advocaat)

Andere partij in de procedure: Hof van Justitie van de Europese Unie (vertegenwoordigers: aanvankelijk M. Schauss, vervolgens A. Placco, gemachtigden)

Voorwerp

Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Tweede kamer) van 4 september 2008, Duta/Hof van Justitie (F-103/07, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie), en strekkende tot vernietiging van dit arrest

Dictum

1)

De hogere voorziening wordt afgewezen.

2)

Radu Duta zal zijn eigen kosten dragen alsmede de kosten die het Hof van Justitie van de Europese Unie in het kader van deze procedure heeft gemaakt.


(1)  PB C 167 van 18.7.2009.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/41


Beschikking van het Gerecht van 2 september 2010 — Schemaventotto/Commissie

(Zaak T-58/09) (1)

(Beroep tot nietigverklaring - Concentraties - Afzien van concentratieproject - Beschikking tot beëindiging van op grond van artikel 21, lid 4, van verordening (EG) nr. 139/2004 ingeleide procedure - Niet voor beroep vatbare handeling - Niet-ontvankelijkheid)

(2010/C 288/78)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Schemaventotto SpA (Milaan, Italië) (vertegenwoordigers: M. Siraguasa, G. Scassellati Sforzolini, G. Rizza en M. Piergiovanni, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: V. Di Bucci en É. Gippini Fournier, gemachtigden)

Interveniënte aan de zijde van verzoekende partij: Abertis Infraestructuras, SA (Barcelona, Spanje) (vertegenwoordigers: M. Roca Junyent en P. Callol García, advocaten)

Voorwerp

Nietigverklaring van de beschikking(en) die beweerdelijk zijn vervat in de brief van de Commissie van 13 augustus 2008 betreffende de procedure die krachtens artikel 21, lid 4, van verordening nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (PB L 24, blz. 1) is ingeleid met betrekking tot een concentratie tussen interveniënte en Autostrade SpA (zaak COMP/M. 4388 Abertis/Autostrade)

Dictum

1)

Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Schemaventotto SpA draagt haar eigen kosten en die van de Europese Commissie.

3)

Abertis Infraestructuras, SA draagt haar eigen kosten.


(1)  PB C 82 van 4.4.2009.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/41


Beschikking van de president van het Gerecht van 8 september 2010 — Noko Ngele/Commissie

(Zaak T-15/10 R II)

(Kort geding - Verzoek om voorlopige maatregelen - Nieuw verzoek - Niet-ontvankelijkheid)

(2010/C 288/79)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Mariyus Noko Ngele (Brussel, België) (vertegenwoordiger: F. Sabakunzi, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordiger: A. Bordes, gemachtigde)

Voorwerp

Verzoek dat in er wezen toe strekt dat het proces-verbaal (2009) 1874 def. van de Commissie van 27 mei 2009 onwettig wordt verklaard voor zover daaruit zou blijken dat zij heeft besloten rechtsbijstand te verlenen aan een van haar voormalige leden en aan een aantal van haar gemachtigden

Dictum

1)

Het verzoek in kort geding wordt afgewezen.

2)

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/41


Beroep ingesteld op 23 juli 2010 — Hartmann-Lamboy/BHIM — Diptyque (DYNIQUE)

(Zaak T-305/10)

()

(2010/C 288/80)

Taal van het verzoekschrift: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Marlies Hartmann-Lamboy (Westerburg, Duitsland) (vertegenwoordiger: R. Loos, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: DIPTYQUE SAS (Parijs, Frankrijk)

Conclusies

gedeeltelijke vernietiging of herziening van de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 7 mei 2010 in de zaak R 1217/2009-1, voor zover daarbij verzoekster niet in het gelijk is gesteld;

verwijzing van het Bureau in de kosten van de oppositieprocedure, van de beroepsprocedure en van de procedure voor het Gerecht.

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: verzoekster

Betrokken gemeenschapsmerk: woordmerk DYNIQUE voor waren en diensten van de klassen 3, 41 en 44

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: DIPTYQUE S.A.S.

Oppositiemerk of -teken: woordmerk DIPTYQUE voor waren en diensten van de klassen 3, 4 en 35

Beslissing van de oppositieafdeling: toewijzing van de oppositie

Beslissing van de kamer van beroep: gedeeltelijke verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van artikel 8, lid 1, sub b, verordening (EG) nr. 207/2009 (1) doordat geen gevaar voor verwarring van de conflicterende merken bestaat.


(1)  Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (PB L 78, blz. 1).


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/42


Beroep ingesteld op 3 augustus 2010 — Chabou/BHIM — Chalou Kleiderfabrik (CHABOU)

(Zaak T-323/10)

()

(2010/C 288/81)

Taal van het verzoekschrift: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Chickmouza Chabou (Rheine, Duitsland) (vertegenwoordiger: K.-J. Triebold, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Chalou Kleiderfabrik GmbH (Herschweiler-Pettersheim, Duitsland)

Conclusies

vernietiging subsidiair herziening van de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 20 mei 2010 in zaak R 1165/2009-1 en afwijzing van de oppositie

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: verzoekster

Betrokken gemeenschapsmerk: woordmerk CHABOU voor waren van klasse 25

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: Chalou Kleiderfabrik GmbH

Oppositiemerk of -teken: woordmerk Chalou, dat als nationaal en internationaal merk is ingeschreven voor waren van klasse 25

Beslissing van de oppositieafdeling: toewijzing van de oppositie

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: In de bestreden beslissing wordt geen rekening gehouden met de bijzondere omstandigheden van het onderhavige geval, doch de bestaande beginselen in verband met de overeenstemming van de tekens en de soortgelijkheid van de waren en diensten gelet op het verwarringsgevaar, worden louter als een formule en schematisch toegepast zonder dat terdege rekening wordt gehouden met de concrete aspecten van het geval en met alle omstandigheden die globaal dienen te worden onderzocht.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/43


Beroep ingesteld op 3 augustus 2010 — Iliad e.a./Commissie

(Zaak T-325/10)

()

(2010/C 288/82)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: Iliad SA (Parijs, Frankrijk), Free infrastructure SAS (Parijs) en Free SA (Parijs) (vertegenwoordiger: T. Cabot, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

het beroep ontvankelijk verklaren;

de beschikking van de Europese Commissie van 30 september 2009 houdende goedkeuring van de openbare financiering van het zeer snelle elektronischecommunicatienetwerk in het departement des Hauts-de-Seine ten bedrage van 59 miljoen EURO nietig verklaren op grond van artikel 263 VWEU;

de Commissie verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters vorderen nietigverklaring van beschikking C(2009) 7426 def. van de Commissie van 30 september 2009 (1) waarbij is vastgesteld dat de compensatie voor openbaredienstlasten van 59 miljoen EUR, die de Franse autoriteiten aan een groep ondernemingen hebben toegekend voor de totstandbrenging en de exploitatie van een zeer snel elektronischecommunicatienetwerk (project THD 92) in het departement des Hauts-de-Seine, geen staatssteun is.

Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoeksters drie middelen aan:

schending van artikel 107, lid 1, VWEU doordat de Commissie zich aan geen enkel van de vier in het arrest Altmark (2) genoemde criteria heeft gehouden aangezien zij heeft geoordeeld dat de betrokken maatregel geen staatssteun vormt;

niet-nakoming van de motiveringsplicht doordat de bestreden beschikking niet voldoende gegevens bevat waaruit kan worden geconcludeerd dat is voldaan aan alle voorwaarden voor toepassing van het arrest Altmark;

niet-nakoming van de verplichting om de formele onderzoeksprocedure van artikel 108, lid 2, VWEU te openen doordat een geheel van aanwijzingen in verband met de duur van de voorafgaande procedure, van documenten die de aandacht vestigen op omvang en de complexiteit van het te voeren onderzoek, en van de gedeeltelijk onvolledige en ontoereikende inhoud van de bestreden beschikking aantoont dat de Commissie de bestreden beschikking heeft genomen hoewel zij ernstige moeilijkheden ondervond bij de beoordeling of de betrokken maatregel verenigbaar met de gemeenschappelijke markt was.


(1)  Staatssteun N 331/2008 — Frankrijk.

(2)  Arrest van het Hof van 24 juli 2003, Altmark Trans en Regierungspräsidium Magdeburg (C-280/00, Jurispr. blz. I-7747).


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/43


Beroep ingesteld op 10 augustus 2010 — Fraas/BHIM (Ruitmotief in lichtgrijs, donkergrijs, donkerrood en bruin)

(Zaak T-326/10)

()

(2010/C 288/83)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: V. Fraas GmbH (Helmbrechts-Wüstenselbitz, Duitsland) (vertegenwoordigers: G. Würtenberger en R. Kunze, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Conclusies

vernietiging van de beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 7 juni 2010 in zaak R 188/2010-4;

verwijzing van het Bureau in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Betrokken gemeenschapsmerk: beeldmerk, dat een ruitmotief in lichtgrijs, donkergrijs, donkerrood en bruin voorstelt, voor waren van de klassen 18, 24 en 25

Beslissing van de onderzoeker: afwijzing van de aanvraag

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van artikel 7, lid 1, sub b, juncto lid 2 van verordening (EG) nr. 207/2009 (1) doordat het betrokken gemeenschapsmerk onderscheidend vermogen bezit, alsmede schending van de artikelen 75 en 76 van verordening (EG) nr. 207/2009 doordat de kamer van beroep het uitgebreide feitelijke en juridische betoog van verzoekster niet grondig heeft onderzocht.


(1)  Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (PB L 78, blz. 1).


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/44


Beroep ingesteld op 10 augustus 2010 — Fraas/BHIM (Ruitmotief in zwart, donkergrijs, lichtgrijs en donkerrood)

(Zaak T-327/10)

()

(2010/C 288/84)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: V. Fraas GmbH (Helmbrechts-Wüstenselbitz, Duitsland) (vertegenwoordigers: G. Würtenberger en R. Kunze, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Conclusies

vernietiging van de beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 7 juni 2010 in zaak R 189/2010-4;

verwijzing van het Bureau in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Betrokken gemeenschapsmerk: beeldmerk, dat een ruitmotief in zwart, donkergrijs, lichtgrijs en donkerrood voorstelt, voor waren van de klassen 18, 24 en 25

Beslissing van de onderzoeker: afwijzing van de aanvraag

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van artikel 7, lid 1, sub b, juncto lid 2 van verordening (EG) nr. 207/2009 (1) doordat het betrokken gemeenschapsmerk onderscheidend vermogen bezit, alsmede schending van de artikelen 75 en 76 van verordening (EG) nr. 207/2009 doordat de kamer van beroep het uitgebreide feitelijke en juridische betoog van verzoekster niet grondig heeft onderzocht.


(1)  Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (PB L 78, blz. 1).


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/44


Beroep ingesteld op 10 augustus 2010 — Fraas/BHIM (Ruitmotief in donkergrijs, lichtgrijs, beige en donkerrood)

(Zaak T-328/10)

()

(2010/C 288/85)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: V. Fraas GmbH (Helmbrechts-Wüstenselbitz, Duitsland) (vertegenwoordigers: G. Würtenberger en R. Kunze, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Conclusies

vernietiging van de beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 7 juni 2010 in zaak R 190/2010-4;

verwijzing van het Bureau in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Betrokken gemeenschapsmerk: beeldmerk, dat een ruitmotief in donkergrijs, lichtgrijs, beige en donkerrood voorstelt, voor waren van de klassen 18, 24 en 25

Beslissing van de onderzoeker: afwijzing van de aanvraag

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van artikel 7, lid 1, sub b, juncto lid 2 van verordening (EG) nr. 207/2009 (1) doordat het betrokken gemeenschapsmerk onderscheidend vermogen bezit, alsmede schending van de artikelen 75 en 76 van verordening (EG) nr. 207/2009 doordat de kamer van beroep het uitgebreide feitelijke en juridische betoog van verzoekster niet grondig heeft onderzocht.


(1)  Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (PB L 78, blz. 1).


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/45


Beroep ingesteld op 10 augustus 2010 — Fraas/BHIM (Ruitmotief in zwart, grijs, beige en donkerrood)

(Zaak T-329/10)

()

(2010/C 288/86)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: V. Fraas GmbH (Helmbrechts-Wüstenselbitz, Duitsland) (vertegenwoordigers: G. Würtenberger en R. Kunze, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Conclusies

vernietiging van de beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 7 juni 2010 in zaak R 191/2010-4;

verwijzing van het Bureau in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Betrokken gemeenschapsmerk: beeldmerk, dat een ruitmotief in zwart, grijs, beige en donkerrood voorstelt, voor waren van de klassen 18, 24 en 25

Beslissing van de onderzoeker: afwijzing van de aanvraag

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van artikel 7, lid 1, sub b, juncto lid 2 van verordening (EG) nr. 207/2009 (1) doordat het betrokken gemeenschapsmerk onderscheidend vermogen bezit, alsmede schending van de artikelen 75 en 76 van verordening (EG) nr. 207/2009 doordat de kamer van beroep het uitgebreide feitelijke en juridische betoog van verzoekster niet grondig heeft onderzocht.


(1)  Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (PB L 78, blz. 1).


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/45


Beroep ingesteld op 10 augustus 2010 — Leifheit/BHIM — Vermop Salmon (Twist System)

(Zaak T-334/10)

()

(2010/C 288/87)

Taal van het verzoekschrift: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Leifheit AG (Nassau, Duitsland) (vertegenwoordigers: G. Hasselblatt en V. Töbelmann, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Vermop Salmon GmbH (Gilching, Duitsland)

Conclusies

vernietiging van de beslissingen van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 12 mei 2010 in de gevoegde zaken R 924/2009-1 en R 1013/2009-1;

verwijzing van het Bureau in zijn eigen kosten en in die van verzoekster;

verwijzing van interveniënte in haar eigen kosten, mocht Vermop Salmon in de procedure interveniëren.

Middelen en voornaamste argumenten

Ingeschreven gemeenschapsmerk waarvan nietigverklaring is gevorderd: woordmerk „Twist System” voor waren van klassen 7, 8 en 21.

Houder van het gemeenschapsmerk: verzoekster

Partij die nietigverklaring van het gemeenschapsmerk vordert: Vermop Salmon GmbH

Merkrecht van de partij die nietigverklaring vordert: woordmerk „TWIX” voor waren van klasse 21 en woordmerk „TWIXTER”voor waren van klassen 9, 12, 21, 22 en 25.

Beslissing van de nietigheidsafdeling: gedeeltelijke toewijzing van de vordering tot nietigverklaring

Beslissing van de kamer van beroep: toewijzing van het beroep van Vermop Salmon tot afwijzing van verzoeksters merk voor de overige waren, en verwerping van het beroep van verzoekster

Aangevoerde middelen: schending van artikel 63, lid 1, van verordening (EG) nr. 207/2009 (1) doordat de eerste kamer van beroep van het BHIM niet heeft onderzocht of de door Vermop Salmon overgelegde bewijsstukken in verband met het gebruik voldoende zijn tot staving van het normale gebruik van de oudere gemeenschapsmerken, alsmede schending van artikel 57, lid 1, eerste en tweede zin, juncto artikel 42, lid 2, van verordening (EG) nr. 207/2009 doordat de door Vermop Salmon aan het dossier gevoegde bewijsstukken in verband met het gebruik geen normaal gebruik van de oudere gemeenschapsmerken aantonen, schending van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009 doordat de conflicterende merken niet overeenstemmen.


(1)  Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (PB L 78, blz. 1).


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/46


Beroep ingesteld op 17 augustus 2010 — Seatech International e.a./Raad en Commissie

(Zaak T-337/10)

()

(2010/C 288/88)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: Seatech International, Inc. (Cartagena, Colombia), Tuna Atlantic, Ltda (Cartagena) en Comextun, Ltda (Cartagena) (vertegenwoordiger: F. Foucault, advocaat)

Verwerende partijen: Raad van de Europese Unie en Europese Commissie

Conclusies

verordening nr. 468/2010 van de Commissie van 28 mei 2010 nietig verklaren voor zover zij het vaartuig Marta Lucia R aanwijst als een vaartuig dat IOO-visserij bedrijft;

verordening nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008, en bijgevolg verordening nr. 468/2010 van de Commissie van 28 mei 2010, nietig verklaren voor zover zij een procedure tot aanwijzing van de vaartuigen die IOO-visserij bedrijven uitvoert die het beginsel van hoor en wederhoor miskent en een bron van discriminatie vormt;

vaststellen dat het vaartuig Marta Lucia R geen IOO-visserij bedrijft.

Middelen en voornaamste argumenten

Met het onderhavige beroep vorderen verzoeksters, eigenaars en exploitanten van het vissersvaartuig Marta Lucia R en kopers van de gevangen vis, nietigverklaring van verordening (EG) nr. 468/2010 van de Commissie van 28 mei 2010 tot vaststelling van de EU-lijst van vaartuigen die illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij bedrijven (1) (hierna: „EU-IOO-lijst”), waarin het vaartuig Marta Lucia R wordt aangewezen als een vaartuig dat illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij bedrijft. Verzoeksters vorderen ook nietigverklaring van verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad (2), houdende vaststelling van de procedure om de EG-IOO-lijst op te maken.

Verzoeksters voeren aan dat het vaartuig alleen deswege in de IOO-lijst van de Europese Unie is opgenomen, omdat het was opgenomen in een lijst van vaartuigen die werden geacht illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te bedrijven, vastgesteld door de inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn (hierna: „IATTC-IOO-lijst”).

Tot staving van hun beroep voeren verzoeksters een aantal middelen aan, met name:

schending van het beginsel van hoor en wederhoor en van de rechten van de verdediging, voor zover het vaartuig Marta Lucia R in de IATTC-IOO-lijst zou zijn opgenomen, zonder dat een procedure werd gevolgd om te verzekeren dat de betrokkene werd gehoord;

schending van het non-discriminatiebeginsel, aangezien het vaartuig Marta Lucia R, na zijn opname in de IATTC-IOO-lijst, automatisch in de EU-IOO-lijst is opgenomen, terwijl andere vaartuigen die op het grondgebied van de lidstaten actief zijn, slechts na een procedure op tegenspraak in de IATTC-IOO-lijst zouden zijn opgenomen;

onrechtmatigheid van de besluiten van de inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn, aangezien die commissie haar bevoegdheden heeft overschreden: zijn heeft enkel een informatie- en onderzoekstaak in verband met het behoud van de soorten en niet de bevoegdheid om dwingende besluiten te nemen;

geen enkel feitelijk element zou het mogelijk maken, de visserijactiviteit van het vaartuig Marta Lucia R als illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij in de communautaire betekenis aan te merken.


(1)  PB L 131, blz. 22.

(2)  Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (PB L 286, blz. 1).


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/47


Beroep ingesteld op 18 augustus 2010 — Commissie/Tornasol Films

(Zaak T-338/10)

()

(2010/C 288/89)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordiger: A.-M. Rouchaud-Joët, gemachtigde, bijgestaan door R. Alonso Pérez-Villanueva, advocaat)

Verwerende partij: Tornasol Films, SA (Madrid, Spanje)

Conclusies

verweerster veroordelen tot betaling aan verzoekster van een bedrag van 19 554,00 EUR, vermeerderd met een vertragingsrente van 5 % per jaar met ingang van 14 april 2009, en

Tornasol Films, SA verwijzen in alle kosten van de onderhavige procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Het onderhavige beroep betreft de gestelde niet-nakoming van de overeenkomst tussen de Commissie en verweerster in het kader van het programma MEDIA Plus.

Die overeenkomst bepaalt dat de begunstigde de tegenwaarde van het als communautaire steun ontvangen bedrag binnen 30 dagen na het begin van de productie op een speciale rekening moet storten en binnen zes maanden na datzelfde tijdstip aan de Commissie een plan voor de herinvestering van dat bedrag moet voorleggen.

Ter onderbouwing van haar beroep voert verzoekster aan dat:

verweerster deze contractuele verplichtingen niet is nagekomen, hoewel zij geen opmerkingen heeft gemaakt en zij ook geen verzet heeft aangetekend tegen de door de Commissie verzonden debetnota;

volgens het bepaalde in de overeenkomst de Commissie in geval van schending van de hierin opgenomen verplichtingen door de begunstigde deze overeenkomst kan ontbinden en de teruggaaf van de als financiële bijdrage betaalde bedragen kan vorderen;

ondanks de verschillende rappel- en aanmaningsbrieven verweerster de toegekende middelen niet heeft terugbetaald.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/47


Beroep ingesteld op 9 augustus 2010 — Cosepuri/EFSA

(Zaak T-339/10)

()

(2010/C 288/90)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Cosepuri Soc. coop. p.a. (Bologna, Italië) (vertegenwoordiger: F. Fiorenza, advocaat)

Verwerende partij: Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA)

Conclusies

nietigverklaring van de aanbestedingsprocedure voor zover de economische offertes op grond daarvan in een vertrouwelijke zitting moesten worden beoordeeld;

nietigverklaring van het besluit tot gunning van de opdracht aan de onderneming ANME en van elke handeling ten vervolge op dat besluit;

veroordeling van EFSA tot vergoeding van de door Cosepuri geleden schade;

verwijzing van EFSA in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Bij aankondiging van opdracht van 1 maart 2010, die in het Publicatieblad van de Europese Unie van 13 maart 2010 is bekendgemaakt, heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) een openbare aanbesteding uitgeschreven voor het verrichten van pendeldiensten in Italië en Europa gedurende een periode van 48 maanden, met een geraamde waarde van 4 000 000 EUR. Als gunningscriterium gold dat van de economisch meest voordelige offerte, wat zou worden beoordeeld aan de hand van de in het bestek (document B) vermelde criteria. Verzoekster heeft een offerte ingediend, maar de betrokken opdracht is aan een andere onderneming toegewezen.

Bij het onderhavige beroep vecht verzoekster dat besluit aan.

Met haar eerste middel stelt verzoekster schending van artikel 89 van verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (1) alsmede schending van de beginselen van behoorlijk bestuur, transparantie, bekendmaking en van het recht van toegang op grond dat de procedures voor de opening van de technische offertes en de toekenning van de scores voor de economische offerte niet openbaar waren. Zij betoogt in dit verband dat de geboden prijs niet als vertrouwelijke informatie kan worden beschouwd.

Met haar tweede middel stelt zij schending van artikel 100 van verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 en van verordening (EG) nr. 1049/2001 (2) alsmede schending van de plicht om het besluit te motiveren, van het transparantiebeginsel en van het recht van toegang tot de documenten, omdat de toegang tot de documenten na de gunning is beperkt op grond dat gegevens als de economische offerte en openbare documenten als het inschrijvingsbewijs van de personenauto’s vertrouwelijk zijn. Dienaangaande betoogt verzoekster dat de besluiten, nu de prijs die door de geselecteerde inschrijver is geboden, niet is meegedeeld, niet zijn gemotiveerd.

Met haar derde middel stelt verzoekster schending van artikel 100 van verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, schending van het bestek en een kennelijke motiveringsfout doordat het aanbestedingscomité fouten heeft gemaakt bij de beoordeling van de economische offertes.


(1)  Verordening van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (PB L 248, blz. 1).

(2)  Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145, blz. 43).


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/48


Beroep ingesteld op 20 augustus 2010 — CTG Luxembourg PSF/Hof van Justitie

(Zaak T-340/10)

()

(2010/C 288/91)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Computer Task Group Luxembourg PSF SA (CTG Luxembourg PSF) (Bertrange, Luxemburg) (vertegenwoordiger: M. Thewes, advocaat)

Verwerende partij: Hof van Justitie van de Europese Unie

Conclusies

de onderhavige zaak voegen met de zaak die onder nummer T-170/10 aanhangig is bij de Achtste kamer van het Gerecht;

de beslissing van het Hof van Justitie van 29 juni 2010 om opdracht „AO 008/2009: ondersteuning voor gebruikers van IT- en telefoonsystemen van het eerste en tweede niveau, callcenter, beheer van eindgebruikerhardware” aan een andere inschrijver te gunnen, nietig verklaren;

vaststellen dat er sprake is van niet-contractuele aansprakelijkheid van de Europese Unie, en het Hof van Justitie veroordelen om verzoekster schadeloos te stellen voor alle schade die zij heeft geleden ten gevolge van de bestreden beslissing en een deskundige aanwijzen om de schade te evalueren;

het Hof van Justitie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De door verzoekster aangevoerde middelen en voornaamste argumenten zijn identiek aan die in zaak T-170/10, CTG Luxembourg PSF/Hof van Justitie (1), welke dezelfde aanbesteding betreft.


(1)  PB 2010, C 161, blz. 48.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/49


Beroep ingesteld op 23 augustus 2010 — Hartmann/BHIM — Mölnlycke Health Care (MESILETTE)

(Zaak T-342/10)

()

(2010/C 288/92)

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Paul Hartmann AG (Heidenheim, Duitsland) (vertegenwoordiger: N. Aicher, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Mölnlycke Health Care AB (Göteborg, Zweden)

Conclusies

de beslissing van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 20 mei 2010 in zaak R 1222/2009-2 vernietigen;

het Bureau verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: de andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Betrokken gemeenschapsmerk: het woordmerk „MESILETTE” voor waren van klasse 5 — aanvraag nr. 6494025

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: verzoekster

Oppositiemerk of -teken: Duitse merkinschrijving nr. 1033551 van het woordmerk „MEDINETTE” voor waren van klasse 25; internationale merkinschrijving nr. 486204 van het woordmerk „MEDINETTE” voor waren van klasse 25

Beslissing van de oppositieafdeling: afwijzing van de oppositie

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. (EG) nr. 207/2009, aangezien de kamer van beroep het gevaar voor verwarring, inzonderheid de overeenstemming tussen de tekens, onjuist heeft beoordeeld.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/49


Beroep ingesteld op 18 augustus 2010 — Etimine en Etiproducts/ECHA

(Zaak T-343/10)

()

(2010/C 288/93)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Etimine SA (Bettembourg, Luxemburg) en Ab Etiproducts Oy (Espoo, Finland), (vertegenwoordigers: K. Van Maldegem en C. Mereu, lawyers)

Verwerende partij: Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA)

Conclusies

Het beroep ontvankelijk en gegrond verklaren;

De bestreden handeling nietig verklaren aangezien zij betrekking heeft op boorzuur en dinatriumtetraboraat;

Verordening (EG) nr. 790/2009 (1) van de Commissie van 10 augustus 2009 onrechtmatig verklaren voor zover zij betrekking heeft op boorzuur en dinatriumtetraboraat; en

ECHA verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters beogen, overeenkomstig artikel 263 VWEU, nietigverklaring van de beschikking van het Europees Agentschap voor chemische stoffen waarbij boorzuur en dinatriumtetraboraat zijn opgenomen in de op grond van artikel 59 van verordening (EG) nr. 1907/2006 (2) vastgestelde lijst van in aanmerking komende stoffen. Daarnaast beogen verzoeksters, overeenkomstig artikel 277 VWEU, onrechtmatigverklaring van verordening (EG) nr. 790/2009 van 10 augustus 2009 voor zover zij betrekking heeft op boorzuur en dinatriumtetraboraat.

Ter staving van hun betoog voeren verzoeksters de volgende middelen aan:

 

Ten eerste is de betreden handeling vastgesteld met miskenning van fundamentele procedurele vereisten en berust zij op een onjuiste rechtsopvatting, aangezien zij de vereisten van artikel 59 van verordening (EG) nr. 1907/2006 en bijlage XV daarbij niet vervult.

 

Ten tweede is de bestreden handeling gebaseerd op een kennelijke onjuiste beoordeling en is zij in strijd met verordening (EG) nr. 1907/2006, aangezien het ECHA niet heeft bewezen dat de boraten „de criteria vervullen” om te worden ingedeeld als giftig voor de voortplanting, categorie 2, van richtlijn 67/548/EEG. (3)

 

Bovendien heeft het ECHA door het vaststellen van de bestreden handeling het evenredigheidsbeginsel, als beginsel van Unierecht, geschonden.

 

Tot slot is de bestreden handeling gebaseerd op verordening (EG) nr. 790/2009 van de Commissie, die zelf onrechtmatig is.


(1)  Verordening (EG) nr. 790/2009 van de Commissie van 10 augustus 2009 tot wijziging van verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, met het oog op de aanpassing daarvan aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang (PB 2009, L 235, blz. 1).

(2)  Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB 2006, L 396, blz. 1).

(3)  Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (PB 1967, 196, blz. 1).


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/50


Beroep ingesteld op 20 augustus 2010 — UPS Europe en United Parcel Service Deutschland/Commissie

(Zaak T-344/10)

()

(2010/C 288/94)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: UPS Europe NV/SA (Brussel, België) en United Parcel Service Deutschland Inc. & Co. OHG (Neuss, Duitsland) (vertegenwoordigers: T.R. Ottervanger en E.V.A. Henny, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

krachtens artikel 265 VWEU vaststellen dat de Commissie heeft nagelaten haar standpunt te bepalen in zaak C 36/07 (ex NN 25/07) — Deutschland/Deutsche Post; en

verwerende partij verwijzen in de kosten die verzoeksters in de procedure zullen opkomen.

Middelen en voornaamste argumenten

Het beroep van verzoeksters is erop gericht, krachtens artikel 265 VWEU te doen vaststellen dat de Commissie heeft nagelaten haar standpunt te bepalen in zaak C 36/07 (ex NN 25/07) — Deutschland/Deutsche Post (PB 2007, C 245, blz. 21).

Ter ondersteuning van hun beroep stellen verzoeksters dat de Commissie de artikelen 7 en 13 van verordening (EG) nr. 659/1999 (1) heeft geschonden door niet binnen een redelijke termijn haar standpunt te bepalen in bovengenoemde onderzoeksprocedure.

Bovendien heeft de Commissie ook het beginsel van behoorlijk bestuur en het rechtszekerheidsbeginsel geschonden door niet binnen een redelijke termijn haar standpunt te bepalen. Volgens verzoeksters had het beginsel van behoorlijk bestuur in acht moeten worden genomen omdat het een van de algemene beginselen is die de constitutionele tradities van de lidstaten gemeen hebben. Bovendien komt dit beginsel duidelijk tot uiting in artikel 41, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (PB 2010, C 83, blz. 389).


(1)  Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (PB 1999, L 83, blz. 1).


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/51


Beroep ingesteld op 18 augustus 2010 — Borax Europe/ECHA

(Zaak T-346/10)

()

(2010/C 288/95)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Borax Europe Ltd (Londen, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordigers: K. Nordlander, lawyer en H. Pearson, solicitor)

Verwerende partij: Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA)

Conclusies

het beroep tot nietigverklaring ontvankelijk verklaren;

nietig verklaren de beschikking van het ECHA waarbij bepaalde boraten worden aangeduid als „zeer risicovolle stoffen” als bedoeld in artikel 57, sub c, van verordening (EG) nr. 1907/2006 („REACH”) (1) en waarbij wordt besloten die stoffen op de lijst te plaatsen van zeer risicovolle autorisatieplichtige stoffen („kandidatenlijst”) per 18 juni 2010 („bestreden handeling”);

het ECHA verwijzen in verzoeksters kosten van onderhavige procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster vordert de nietigverklaring van de beschikking van het ECHA waarbij bepaalde boraten worden aangeduid als „zeer risicovolle stoffen” als bedoeld in artikel 57, sub c, REACH, en waarbij wordt besloten die stoffen per 18 juni 2010 op de kandidatenlijst te plaatsen. Verzoekster nam kennis van de bestreden beschikking via een perscommuniqué van het ECHA van 18 juni 2010.

De boraten waarvan verzoekster de plaatsing op de kandidatenlijst bij de bestreden beschikking aanvecht, zijn: boorzuur, CAS No 10043-35-3, EC No 233-139-2; dinatriumtetraboraat, watervrij; dinatriumtetraboraatdecahydraat; dinatriumtetraboraatpentahydraat (CAS Nos 1330-43-4, 1303-96-4, 12179-04-3, EC No 215-540-4) („boraten”).

Tot staving van haar beroep voert verzoekster drie middelen aan:

 

Ten eerste dient de bestreden handeling nietig te worden verklaard aangezien zij is gebaseerd op bijlage XV-dossiers die kennelijke fouten bevatten, waardoor een fundamentele procedurele vereiste van artikel 59 REACH is geschonden. Deze dossiers vermelden als rechtvaardiging voor het optreden van de ECHA dat boraten momenteel zijn ingedeeld in deel 3 van bijlage VI bij verordening (EG) nr. 1272/2008, hetgeen een onjuiste weergaven van de feiten is.

 

Ten tweede heeft het ECHA de bestreden handeling vastgesteld zonder in dit concreet geval na te gaan of boraten de criteria vervullen van artikel 57, sub c, REACH, hoewel dit nochtans haar taak was. Bij de vaststelling van de bestreden handeling heeft het ECHA dus kennelijke beoordelingsfouten gemaakt, heeft zij haar bevoegdheden overschreden en heeft zij het beginsel van behoorlijk bestuur geschonden.

 

Ten derde vervullen boraten niet de criteria van artikel 57, sub c, REACH om te worden ingedeeld als giftig voor de voortplanting, categorie 1 of 2, van richtlijn 67/548. Bijgevolg zijn zij geen „zeer risicovolle stoffen” en is hun plaatsing op de kandidatenlijst bij de bestreden handeling in strijd met artikel 59, lid 8, van REACH.


(1)  Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB 2006, L 396, blz. 1).


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/52


Beroep ingesteld op 27 augustus 2010 — Adelholzener Alpenquellen/BHIM (Vorm van fles met reliëfafbeelding van drie bergtoppen)

(Zaak T-347/10)

()

(2010/C 288/96)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Adelholzener Alpenquellen GmbH (Siegsdorf, Duitsland) (vertegenwoordigers: O. Rauscher, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Conclusies

vernietiging van de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 9 juni 2010 in de zaak R 1516/2009;

verwijzing van het Bureau in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Betrokken gemeenschapsmerk: driedimensionaal merk in de vorm van een fles met een reliëfafbeelding van drie bergtoppen voor waren van klasse 32

Beslissing van de onderzoeker: afwijzing van de aanvraag

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van artikel 7, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009 (1) doordat het betrokken gemeenschapsmerk onderscheidend vermogen bezit, alsmede schending van artikel 37, lid 2, van verordening (EG) nr. 207/2009 doordat de kamer van beroep haar beslissing niet mocht baseren op het ontbreken van een disclaimer, en schending van artikel 75, tweede zin, van verordening (EG) nr. 207/2009 doordat verzoekster geen verweer heeft kunnen voeren met betrekking tot bepaalde afbeeldingen waarop de beslissing is gebaseerd.


(1)  Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (PB L 78, blz. 1).


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/52


Beroep ingesteld op 16 augustus 2010 — Panzeri/BHIM — Royal Trophy (Royal Veste e premia lo sport)

(Zaak T-348/10)

()

(2010/C 288/97)

Taal van het verzoekschrift: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Luigi Panzeri (Monguzzo, Italië) (vertegenwoordiger: C. Galli, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Royal Trophy Srl (Cava de Tirreni, Italië)

Conclusies

de beslissing van de eerste kamer van beroep van het BHIM van 20 mei 2010 en de beslissing van de oppositieafdeling van 30 juni 2009 vernietigen;

verklaren dat de oppositie van verzoeker tegen de aanvraag voor inschrijving van merk nr. 5285507 wordt toegewezen en de aanvraag voor dat merk betreffende waren van de klassen 25 (kledingstukken) en 28 (gymnastiek- en sportartikelen voor zover niet begrepen in andere klassen) afwijzen en/of enige andere passend geachte maatregel treffen;

Royal Trophy s.r.l. verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: ROYAL TROPHY S.r.l.

Betrokken gemeenschapsmerk: beeldmerk „ROYAL veste e premia lo sport” (aanvraag nr. 5285507) voor waren van de klassen 25 en 28

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: verzoeker

Oppositiemerk of -teken: gemeenschapswoordmerk (nr. 1533504) en internationaal woordmerk (nr. 5769068) „VESTE LO SPORT” voor waren van klasse 25, en beeldmerk „PANZERI veste lo sport”, niet ingeschreven maar gebruikt in het economisch verkeer, voor „kledingstukken, in het bijzonder sportkleding”

Beslissing van de oppositieafdeling: afwijzing van de oppositie

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: onjuiste toepassing van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009 inzake het gemeenschapsmerk.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/53


Beroep ingesteld op 26 augustus 2010 — Milux/BHIM (OVUMCONTROL)

(Zaak T-349/10)

()

(2010/C 288/98)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Milux Holding SA (Luxemburg, Luxemburg) (vertegenwoordiger: J. Bojs, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Conclusies

vernietiging van de beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 29 juni 2010 in zaak R 1436/2009-4;

verwijzing van verweerder in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Betrokken gemeenschapsmerk: woordmerk „OVUMCONTROL” voor waren en diensten van de klassen 9, 10 en 44

Beslissing van de onderzoeker: afwijzing van de gemeenschapsmerkaanvraag

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad doordat de kamer van beroep het non-discriminatiebeginsel onjuist heeft toegepast op de feiten van de zaak; subsidiair, schending van artikel 7, lid 1, sub b en c, van verordening nr. 207/2009 doordat de kamer van beroep ten onrechte heeft geconcludeerd dat het aangevraagde merk onvoldoende intrinsiek onderscheidend vermogen bezit.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/53


Beroep ingesteld op 26 augustus 2010 — Milux/BHIM (HEARTCONTROL)

(Zaak T-350/10)

()

(2010/C 288/99)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Milux Holding SA (Luxemburg, Luxemburg) (vertegenwoordiger: J. Bojs, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Conclusies

vernietiging van de beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 2 juli 2010 in zaak R 1437/2009-4;

verwijzing van verweerder in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Betrokken gemeenschapsmerk: woordmerk „HEARTCONTROL” voor waren en diensten van de klassen 9, 10 en 44

Beslissing van de onderzoeker: afwijzing van de gemeenschapsmerkaanvraag

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad doordat de kamer van beroep het non-discriminatiebeginsel onjuist heeft toegepast op de feiten van de zaak; subsidiair, schending van artikel 7, lid 1, sub b en c, van verordening nr. 207/2009 doordat de kamer van beroep ten onrechte heeft geconcludeerd dat het aangevraagde merk onvoldoende intrinsiek onderscheidend vermogen bezit.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/54


Beroep ingesteld op 26 augustus 2010 — Milux/BHIM (VESICACONTROL)

(Zaak T-351/10)

()

(2010/C 288/100)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Milux Holding SA (Luxemburg, Luxemburg) (vertegenwoordiger: J. Bojs, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Conclusies

vernietiging van de beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 28 juli 2010 in zaak R 1439/2009-4;

verwijzing van verweerder in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Betrokken gemeenschapsmerk: woordmerk „VESICACONTROL” voor waren en diensten van de klassen 9, 10 en 44

Beslissing van de onderzoeker: afwijzing van de gemeenschapsmerkaanvraag

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad doordat de kamer van beroep het non-discriminatiebeginsel en het gelijkheidsbeginsel onjuist heeft toegepast op de feiten van de zaak; subsidiair, schending van artikel 7, lid 1, sub b en c, van verordening nr. 207/2009 doordat de kamer van beroep ten onrechte heeft geconcludeerd dat het aangevraagde merk onvoldoende intrinsiek onderscheidend vermogen bezit.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/54


Beroep ingesteld op 26 augustus 2010 — Milux/BHIM (RECTALCONTROL)

(Zaak T-352/10)

()

(2010/C 288/101)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Milux Holding SA (Luxemburg, Luxemburg) (vertegenwoordiger: J. Bojs, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Conclusies

vernietiging van de beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 28 juli 2010 in zaak R 1443/2009-4;

verwijzing van verweerder in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Betrokken gemeenschapsmerk: woordmerk „RECTALCONTROL” voor waren en diensten van de klassen 9, 10 en 44

Beslissing van de onderzoeker: afwijzing van de gemeenschapsmerkaanvraag

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad doordat de kamer van beroep het non-discriminatiebeginsel en het gelijkheidsbeginsel onjuist heeft toegepast op de feiten van de zaak; subsidiair, schending van artikel 7, lid 1, sub b en c, van verordening nr. 207/2009 doordat de kamer van beroep ten onrechte heeft geconcludeerd dat het aangevraagde merk onvoldoende intrinsiek onderscheidend vermogen bezit.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/55


Beroep ingesteld op 31 augustus 2010 — Lito Maieftiko Gynaikologiko kai Cheirourgiko Kentro/Commissie

(Zaak T-353/10)

()

(2010/C 288/102)

Procestaal: Grieks

Partijen

Verzoekende partij: Lito Maieftiko Gynaikologiko kai Cheirourgiko Kentro A.E. (Athene, Griekenland) (vertegenwoordiger: E. Tzannini, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

het onderhavige beroep toe te wijzen;

de bestreden debetnota nietig te verklaren;

haar argumenten in overweging te nemen, indien het van oordeel is dat de in haar memorie van 5 november 2009 vermelde bedragen moeten worden terugbetaald;

de bestreden handeling ook nietig te verklaren voor het gedeelte dat betrekking heeft op de derde schijf die niet is betaald;

de eventueel terug te betalen bedragen te compenseren met die van de nooit betaalde derde schijf, die reeds vijf jaar hangende is;

het onderhavige beroep te beschouwen als een feit dat de verjaring stuit van het recht op betaling van de derde schijf;

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Met het onderhavige beroep vordert verzoekster nietigverklaring van het besluit van de Commissie dat besloten ligt in debetnota nr. 3241007362 van 22 juli 2010 en betrekking heeft op de deelneming van verzoekster aan onderzoeksprogramma DICOEMS nr. 507760 en de uitvoering van de resultaten van financiële audit nr. 09-BA74-028.

Tot staving van haar argumenten voert verzoekster de volgende middelen aan:

schending van het algemene rechtsbeginsel volgens hetwelk een bezwarende handeling een motivering moet inhouden, zodat de rechtmatigheid ervan kan worden gecontroleerd, aangezien de bestreden debetnota geen enkele motivering bevat;

onjuiste beoordeling van de feiten, aangezien verweerster geen rekening heeft gehouden met de bewijsmiddelen en meer bepaald met de timesheets die verzoekster samen met haar memorie van 5 november 2009 heeft overgelegd;

rechtsdwaling en onjuiste motivering, omdat verweerster geen rekening heeft gehouden met de feitelijke argumenten van verzoekster en ze misbruikelijk en zonder motivering van de hand heeft gewezen;

schending van het beginsel van de goede trouw en van het gewettigd vertrouwen, omdat verweerster misbruikelijk de laatste schijf van het programma niet aan verzoekster heeft betaald en vijf jaar na de sluiting van het programma al haar opzoekingswerk teniet heeft gedaan.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/55


Beroep ingesteld op 23 augustus 2010 — Nike International/BHIM — Deichmann (VICTORY RED)

(Zaak T-356/10)

()

(2010/C 288/103)

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Nike International Ltd (Oregon, V.S.A.) (vertegenwoordiger: M. De Justo Bailey, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Deichmann SE (Essen, Duitsland)

Conclusies

vernietiging van de beslissing van de tweede kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 18 mei 2010 in zaak R 1309/2009-2;

verwijzing van verweerder in de kosten van de procedure, en

verwijzing van de andere partij in de procedure voor de kamer van beroep in de kosten van de procedure, indien zij in deze zaak intervenieert.

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: verzoekster

Betrokken gemeenschapsmerk: woordmerk „VICTORY RED” voor waren van de klassen 18 en 28

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Oppositiemerk of -teken: Duits woordmerk „Victory”, ingeschreven onder nr. 30318528, voor waren van de klassen 18, 25 en 28; internationaal woordmerk „Victory”, ingeschreven onder nr. 819143, voor waren van de klassen 18, 25 en 28

Beslissing van de oppositieafdeling: toewijzing van de oppositie voor alle betwiste waren en afwijzing van het verzoek in zijn geheel

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009 doordat de kamer van beroep het gevaar voor verwarring en inzonderheid de overeenstemming van de tekens onjuist heeft beoordeeld.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/56


Beroep ingesteld op 27 augustus 2010 — Kraft Foods Schweiz/BHIM — Compañia Nacional de Chocolates (CORONA)

(Zaak T-357/10)

()

(2010/C 288/104)

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Kraft Foods Schweiz Holding GmbH (Zug, Zwitserland) (vertegenwoordigers: P. Péters en T. de Haan, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Compañía Nacional de Chocolates SA (Medellín, Colombië)

Conclusies

vernietiging van de beslissing van de vierde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 29 juni 2010 in zaak R 696/2009-4; en

verwijzing van verweerder in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Betrokken gemeenschapsmerk: beeldmerk „CORONA” voor waren van klasse 30

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: verzoekende partij

Oppositiemerk of -teken: Ests woordmerk „KARUNA”, ingeschreven onder nr. 20671 voor waren van klasse 30; Lets woordmerk „KARUNA”, ingeschreven onder nr. M36592 voor waren van klasse 30; Litouws woordmerk „KARŪNA”, ingeschreven onder nr. 28143 voor waren van klasse 30

Beslissing van de oppositieafdeling: toewijzing van de oppositie

Beslissing van de kamer van beroep: vernietiging van de beslissing van de oppositieafdeling en afwijzing van de oppositie

Aangevoerde middelen: schending van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009 doordat de kamer van beroep ten onrechte verwarringsgevaar heeft uitgesloten; schending van artikel 8, lid 5, van verordening nr. 207/2009 doordat de kamer van beroep ten onrechte heeft geoordeeld dat de merk niet gelijk zijn of overeenstemmen.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/57


Beroep ingesteld op 25 augustus 2010 — Ecologistas en Acción-CODA/Commissie

(Zaak T-359/10)

()

(2010/C 288/105)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Ecologistas en Acción-CODA (vertegenwoordiger: J. Ramos Segarra, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

het besluit van het secretariaat-generaal van de Europese Commissie van 30 juni 2010 waarbij verzoekster toegang is geweigerd tot de door haar in procedure GESTDEM 2010/957 verlangde documenten nietig verklaren en vaststellen dat zij recht heeft op de gevraagde informatie, te weten:

de brief van de dienst voor stedenbouwkundig advies van de „Ajuntament de Valencia” (gemeente Valencia) van 7 januari 2010;

de informatie van de Spaanse autoriteiten van 17 januari 2010 over de situatie van zaak EU-PILOT 724/09/2ENVI;

de brief van de „Generalitat Valenciana” (autonome regering van de Comunidad Valenciana) — Algemene Directie Beheer van het natuurlijke milieu van 21 januari 2010;

de verwerende partij verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De verzoekende vereniging in de onderhavige procedure komt op tegen de afwijzing van haar verzoek om toegang tot bepaalde documenten die door Spanje zijn overgelegd in het kader van het onderzoek naar dossier EU-PILOT-ENVI 72409, dat de uitvoering betreft van het Plan Especial de Protección y de Reforma Interior (PEPRI) (bijzonder plan voor de bescherming en de vernieuwing) van de wijk Cabanyal van de stad Valencia, dat door de gemeente Valencia en de Generalitat Valenciana is goedgekeurd.

Tot staving van haar conclusies betoogt verzoekster dat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3, 4 en 6 van verordening (EG) nr. 1367/2006. (1)

In dit verband stelt verzoekster dat, anders dan de Commissie verklaart, er geen nationale gerechtelijke procedures bestaan die duidelijk verband houden met de door de Commissie ingeleide procedure. De gerechtelijke procedures waarnaar verweerster verwijst betreffen de schending van nationale regels, die in geen geval op het milieu betrekking hebben, en ook niet op de verrichting van de milieu-effectbeoordeling.

Verzoekster is tevens van mening dat de openbaarmaking van de gevraagde informatie in ieder geval geen afbreuk kan doen aan de bescherming van het milieu waarop die informatie betrekking heeft.


(1)  Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen (PB L 264, blz. 13).


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/57


Beroep ingesteld op 27 augustus 2010 — Vtesse Networks/Commissie

(Zaak T-362/10)

()

(2010/C 288/106)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Vtesse Networks Ltd (Hertford, Verenigd Koninkrijk) (vertegenwoordiger: H. Mercer QC, barrister)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

het beroep ontvankelijk verklaren;

lid 72 van besluit C(2010) 3204 van de Commissie in zaak N 461/2009 betreffende staatssteun (PB 2010, C 162, blz. 1) nietig verklaren; en

verwerende partij verwijzen in verzoeksters kosten van onderhavige procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Met haar beroep vordert verzoekster, overeenkomstig artikel 263 VWEU, de nietigverklaring van besluit C(2010) 3204 van de Commissie in zaak N 461/2009 betreffende staatssteun (PB 2010, C 162, blz. 1), waarin werd besloten dat de steunmaatregel „Cornwall & Isles of Scilly Next Generation Broadband”, waarbij het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling steun verleende ter ondersteuning van de uitbouw van breedbandnetwerken van de volgende generatie in de regio Cornwall & Isles of Scilly, verenigbaar is met artikel 107, lid 3, sub c, VWEU.

Tot staving van haar beroep voert verzoekster volgende middelen aan:

 

Ten eerste stelt verzoekster dat de Commissie de feiten kennelijk onjuist heeft beoordeeld, met name waar zij vaststelde dat:

a)

er een open, niet-discriminerende en concurrerende aanbestedingsprocedure heeft plaatsgevonden, terwijl eigenlijk had moeten worden vastgesteld dat de mededinging was uitgeschakeld bij de aanbesteding;

b)

de bestaande infrastructuur beschikbaar was voor alle bieders op hun verzoek, terwijl de gevestigde exploitant openlijk heeft erkend dat hij geen infrastructuur gebruikte die in producten was verwerkt en voor alle bieders op hun verzoek beschikbaar was;

c)

de globale invloed op de mededinging positief was, terwijl de mededinging was uitgeschakeld door de handelingen van de gevestigde exploitant.

 

Bovendien stelt verzoekster dat de Commissie artikel 102 VWEU heeft geschonden en/of niet heeft toegepast, waardoor de in haar besluit C(2010) 3204 gemaakte beoordeling van de impact van de maatregel op de mededinging ongeldig is zodat het besluit onrechtmatig is en niet voldoet aan artikel 107, lid 3, sub c, VWEU. De relevante inbreuken op artikel 102 VWEU zijn:

a)

ongerechtvaardigde bundeling van dark fibre met active electronics, met betrekking tot de bestaande infrastructuur;

b)

weigering om concurrerende bieders toegang te verlenen tot fibre en/of kabelgoten;

c)

misbruik door uitholling van marges door fibre te bundelen met active electronics en aldus producten te vormen waarmee verzoekster of andere concurrenten niet kunnen concurreren in de aanbestedingsprocedure.

 

Tot slot betoogt verzoekster dat de Commissie haar recht van verdediging miskent, in het bijzonder door na te laten een volledig onderzoek in te stellen op grond van de procedure van artikel 108, lid 2, VWEU op volgende gronden:

a)

gelet op het eerste en het tweede middel was het onrechtmatig om het op grond van artikel 108, lid 3, VWEU ingestelde onderzoek te beëindigen en/of geen volledig onderzoek te openen op basis van artikel 108, lid 2, VWEU;

b)

het beëindigen van het onderzoek vóór instelling van een formeel onderzoek berooft verzoekster van haar procedurele rechten;

c)

schending van het recht van verdediging door verzoekster niet de mogelijkheid te geven de door de Britse regering aangevoerde argumenten en/of bewijsstukken te weerleggen.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/58


Beroep ingesteld op 27 augustus 2010 — Abbott Laboratories/BHIM (RESTORE)

(Zaak T-363/10)

()

(2010/C 288/107)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Abbott Laboratories (Abbott Park, Illinois, Verenigde Staten van Amerika) (vertegenwoordigers M. Kinkeldey, S. Schäffler en J. Springer, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Conclusies

de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 9 juni 2010 in zaak R 1560/2009-1 vernietigen;

verweerder verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Betrokken gemeenschapsmerk: woordmerk „RESTORE” voor waren van klasse 10

Beslissing van de onderzoeker: afwijzing van de aanvraag

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen:

schending van het recht om te worden gehoord, daar de kamer van beroep in de beslissing verwijst naar bewijzen die verzoekster niet zijn voorgelegd;

schending van artikel 7, lid 1, sub c, van verordening (EG) nr. 207/2009 (1), daar het aangevraagde merk geen begrip is dat de betrokken waren rechtstreeks beschrijft;

schending van artikel 7, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009, daar het aangevraagde merk beschikt over het vereiste onderscheidend vermogen.


(1)  Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (PB L 78, blz. 1).


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/59


Beroep ingesteld op 2 september 2010 — Duravit e.a./Commissie

(Zaak T-364-10)

()

(2010/C 288/108)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partijen: Duravit AG (Hornberg, Duitsland), Duravit SA (Bischwiller, Frankrijk) en Duravit BeLux BVBA (Overijse, België) (vertegenwoordigers: R. Bechtold, U. Soltész en C. von Köckritz, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

de artikelen 1, lid 1, 2 en 3 van beschikking C(2010) 4185 def. van de Europese Commissie van 23 juni 2010 in zaak COMP/39092 — Badkameruitrustingen overeenkomstig artikel 263, lid 4, VWEU nietig verklaren, voor zover zij verzoeksters betreft;

subsidiair, de in artikel 2, punt 9, van de beschikking aan verzoeksters opgelegde geldboete verlagen;

overeenkomstig artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht de Commissie verwijzen in de kosten van verzoeksters.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters komen op tegen beschikking C(2010) 4185 def. van de Commissie van 23 juni 2010 in zaak COMP/39092 — Badkameruitrustingen. Bij de bestreden beschikking werden aan verzoeksters en andere ondernemingen geldboeten opgelegd wegens schending van artikel 101 VWEU en artikel 53 EER-Overeenkomst. Verzoeksters hebben volgens de Commissie deelgenomen aan een voortdurende overeenkomst of onderling afgestemde feitelijke gedraging in de sector van de badkameruitrustingen in België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland en Oostenrijk.

Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoeksters negen middelen aan.

Als eerste middel wordt verweerster verweten dat zij onvoldoende bewijsmiddelen heeft bijgebracht om te bewijzen dat verzoeksters aan prijscoördinatie of aan andere mededingingsverstorende gedragingen hebben deelgenomen. In de procedure voor de Commissie heeft de Commissie niet voldaan aan haar bewijslast en aan de vereisten voor het bewijs van een inbreuk op artikel 101 VWEU en heeft zij aan verzoeksters te verregaande stel- en bewijsplichten opgelegd.

Als tweede middel voeren verzoeksters aan dat de Commissie hen wegens de deelneming aan vermeende „kartelbijeenkomsten” van een Duitse koepelorganisatie voor diverse producten verantwoordelijk heeft gehouden voor de globale inbreuk met betrekking tot de betrokken producten, zonder bewijs van hun deelneming aan afspraken betreffende de betrokken producten. Dienaangaande betogen verzoeksters dat de Commissie het overleg in de Duitse overkoepelende organisatie ten onrechte en overhaast als een restrictie met mededingingsbeperkende strekking heeft aangemerkt, zonder rekening te houden met de concrete economische en juridische context ervan.

Voorts stellen verzoeksters als derde middel dat de Commissie geen inbreuken op het mededingingsrecht op de Duitse markt voor keramisch sanitair heeft bewezen. Verzoeksters stellen dienaangaande dat de Commissie op basis van een onjuiste rechtsopvatting het overleg in een Duitse brancheorganisatie voor keramisch sanitair als prijscoördinatie en als restrictie met mededingingsbeperkende strekking heeft aangemerkt, en dat zij door het trekken van ontoelaatbare belastende conclusies uit kennelijk irrelevante bewijsmiddelen inbreuk heeft gemaakt op verzoeksters’ recht op een eerlijke en onpartijdig gevoerde procedure.

Als vierde middel betogen verzoeksters dat zij niet hebben deelgenomen aan prijscoördinatie in Frankrijk of België. Volgens verzoeksters heeft de Commissie het overleg in de Belgische en de Franse brancheorganisaties voor keramisch sanitair ten onrechte als prijscoördinatie aangemerkt, de duur van de vermeende inbreuken onjuist beoordeeld en bijgevolg artikel 101 VWEU onjuist toegepast.

Verzoeksters voeren in het kader van het vijfde middel aan dat de Commissie de gebeurtenissen op de markt voor kranen, voor douchewanden, en voor keramisch sanitair ten onrechte als één enkele voortdurende inbreuk heeft aangemerkt en bijgevolg artikel 101 VWEU onjuist heeft toegepast. Verzoeksters stellen in dat verband dat niet is voldaan aan de in de rechtspraak geformuleerde criteria voor het bestaan van één enkele voortdurende inbreuk.

Als zesde middel stellen verzoeksters dat de Commissie door de te lange duur van de procedure en door de vervanging van alle binnen de Commissie bij het besluitvormingsproces betrokken personen na de hoorzitting hun rechten van verdediging en hun recht op deelname aan een hoorzitting overeenkomstig de artikelen 12 en 14 van verordening (EG) nr. 773/2004 (1) op voor de beslissing relevante wijze heeft geschonden.

In het kader van het zevende middel betogen verzoeksters dat de Commissie zich bij de berekening van de geldboeten ten onrechte heeft gebaseerd op haar richtsnoeren voor de berekening van geldboeten (2), aangezien deze richtsnoeren sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon nietig zijn wegens schending van artikel 290, lid 1, VWEU en artikel 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

Als achtste middel voeren verzoeksters aan dat de Commissie de geldboeten onjuist heeft berekend, aangezien zij bij de vaststelling van het uitgangsbedrag geen rekening heeft gehouden met de geringe zwaarte van de vermeende deelneming van verzoeksters aan de inbreuk, maar de zwaarte van de inbreuk voor alle betrokken ondernemingen op uniforme wijze heeft beoordeeld. Volgens verzoeksters wordt daarmee inbreuk gemaakt op het beginsel van de persoonlijke aansprakelijkheid.

Ten slotte wordt in het kader van het negende middel gesteld dat de hoogte van de opgelegde geldboete het evenredigheidsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel schendt, aangezien verzoeksters niet hebben deelgenomen aan de zwaarste inbreuken op het mededingingsrecht.


(1)  Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures van de Commissie op grond van de artikelen 81 [EG] en 82 [EG] (PB L 123, blz. 18).

(2)  Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 23, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1/2003 worden opgelegd (PB 2006, C 210, blz. 2).


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/60


Hogere voorziening ingesteld op 1 september 2010 door Luigi Marcuccio tegen de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 22 juni 2010 in zaak F-78/09, Marcuccio/Commissie

(Zaak T-366/10 P)

()

(2010/C 288/109)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Rekwirant: Luigi Marcuccio (Tricase, Italië) (vertegenwoordiger: G. Cipressa, advocaat)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

in elk geval, de bestreden beschikking volledig vernietigen;

verklaren dat het beroep in eerste aanleg waarin de bestreden beschikking is gegeven, volledig ontvankelijk was;

primair, de vorderingen die rekwirant in eerste aanleg heeft ingediend volledig toewijzen;

de verwerende partij veroordelen tot vergoeding aan rekwirant van alle gerechtskosten en honoraria die hij in verband met alle instanties van de onderhavige zaak heeft gemaakt en nog zal maken;

subsidiair, de zaak terugverwijzen naar het Gerecht voor ambtenarenzaken in een nieuwe samenstelling voor een uitspraak over de zaak.

Middelen en voornaamste argumenten

Deze hogere voorziening is gericht tegen de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken (GVA) van 22 juni 2010. Bij die beschikking heeft het GVA rekwirants beroep, strekkende tot vergoeding van de schade die hij zou hebben geleden door de weigering van de verwerende partij om hem de invorderbare kosten te vergoeden die hij in zaak T-18/04, Marcuccio/Commissie, zou hebben gemaakt, kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

Ter onderbouwing van zijn vordering beroept rekwirant zich op een onjuiste en onredelijke uitlegging van het begrip verzoek in de zin van de artikelen 90 en 91 van het Ambtenarenstatuut, het volledig ontbreken van motivering, onjuiste opvatting en verdraaiing van de feiten en een verkeerde uitlegging van de rechtspraak betreffende de raming van de gerechtskosten waarin een partij is verwezen.

Rekwirant stelt voorts dat zijn recht om te worden gehoord en zijn rechten van verdediging zijn geschonden alsmede dat het GVA zich niet heeft uitgesproken over een aantal van zijn vorderingen.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/61


Beroep ingesteld op 3 september 2010 — Rubinetteria Cisal/Commissie

(Zaak T-368/10)

()

(2010/C 288/110)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Rubinetteria Cisal SpA (Alzo Frazione di Pella, Italië) (vertegenwoordiger: M. Pinnarò, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

beschikking C(2010) 4185 van 23 juni 2010 nietig verklaren;

subsidiair en voor het geval dat het Gerecht de opgelegde geldboete niet nietig verklaart, de sanctie verminderen tot een passender bedrag;

de Commissie verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

In de onderhavige procedure wordt opgekomen tegen dezelfde beschikking als in zaak T-364/10, Duravit e.a./Commissie.

Ter onderbouwing van haar vorderingen voert verzoekster de volgende middelen aan.

I.   Schending en onjuiste toepassing van artikel 101 VWEU en artikel 53 EER-Overeenkomst

Voor zover de beschikking Cisal betreft, is deze volledig onjuist, aangezien Cisal niet (ook niet onbewust) aan een kartel heeft deelgenomen, maar zich ertoe heeft beperkt, niet-gevoelige en niet-vertrouwelijke commerciële informatie uit te wisselen, (in nagenoeg alle gevallen) nadat autonoom keuzes waren gemaakt, die al op de markt bekend waren.

II.   Schending van het evenredigheids- en het gelijkheidsbeginsel

De Commissie is eraan voorbijgegaan dat de rol, de betrokkenheid, de verantwoordelijkheid van de producenten, de door hen behaalde voordelen, enz. onderling aanzienlijk verschillen. Concreet maakt de verwerende partij geen onderscheid en zij legt niet uit waarom aan Cisal de maximumsanctie moet worden opgelegd, terwijl deze: i) met één van de twee verenigingen (Michelangelo) niets van doen had; ii) nooit bilaterale contacten heeft gehad; iii) niet heeft deelgenomen aan bijeenkomsten waarop de drie producten werden onderzocht (doch alleen aan bijeenkomsten voor kranen en keramische artikelen); iv) altijd een verwaarloosbaar marktaandeel heeft gehad.

Wat de vaststelling van de geldboete betreft, had de Commissie de concrete invloed van de schending op de markt en de omvang van de betrokken geografische markt moeten vaststellen en in aanmerking moeten nemen alsook rekening moeten houden met het reële economische vermogen van Cisal om de mededinging te vervalsen en met haar specifieke gewicht.

Voorts is bij de vaststelling van de geldboete van een verkeerde basis uitgegaan en zijn er geen verzachtende omstandigheden in aanmerking genomen.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/62


Beroep ingesteld op 30 augustus 2010 — Rubinetterie Teorema/Commissie

(Zaak T-370/10)

()

(2010/C 288/111)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Rubinetterie Teorema SpA [Flero (Brescia), Italië] (vertegenwoordigers: R. Cavani, M. Di Muro en P. Preda, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

beschikking C(2010) 4185 van 23 juni 2010 nietig verklaren;

subsidiair, een symbolische geldboete opleggen;

meer subsidiair, het bedrag van de in de beschikking opgelegde geldboete aanzienlijk verminderen, voor zover het Gerecht dat billijk oordeelt;

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

In de onderhavige zaak wordt tegen dezelfde beschikking opgekomen als in zaak T-368/10, Rubinetteria Cisal/Commissie.

De middelen en voornaamste argumenten komen overeen met die welke in die zaak zijn aangevoerd.

Verzoekster stelt in het bijzonder dat

haar recht van verweer is geschonden en de beschikking bijgevolg ongeldig is omdat:

de Commissie haar de haar verweten feiten te laat heeft meegedeeld,

het moeilijk was om toegang tot het dossier te verkrijgen en geen passende verlenging van de termijn daarvoor is verleend;

er geen sprake is van een mededingingsregeling die ertoe strekt of tot gevolg heeft dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst en/of van een ongunstige invloed op de handel tussen de lidstaten, en

het bewijsmateriaal met betrekking tot de deelname van Teorema aan de bijeenkomsten van Euroitalia onjuist is beoordeeld.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/62


Beroep ingesteld op 7 september 2010 — Amor/BHIM — Jablonex Group (AMORIKE)

(Zaak T-371/10)

()

(2010/C 288/112)

Taal van het verzoekschrift: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Amor GmbH (Obertshausen, Duitsland) (vertegenwoordiger: M. Hartmann, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Jablonex Group a.s. (Jablonec nad Nisou, Tjechische Republiek)

Conclusies

vernietiging van de beslissing van de tweede kamer van Beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 14 juni 2010 in zaak R 619/2002-2;

verwijzing van verweerder in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Aanvrager van het gemeenschapsmerk: Jablonex Group a.s.

Betrokken gemeenschapsmerk: woordmerk „AMORIKE” voor waren van klassen 14, 25 en 26

Houder van het oppositiemerk of -teken in de oppositieprocedure: verzoekster

Oppositiemerk of -teken: internationaal woordmerk „AMOR” voor waren van klasse 14; gemeenschapsbeeldmerken die het woordelement „Amor” bevatten, voor waren van klassen 14 en 18; nationale beeldmerken die het woordelement „Amor” bevatten, voor waren van klasse 25, en nationale oranjekleurige beeldmerken die het woordelement „Amor” bevatten, voor waren van klassen 9, 14, 18, 35 en 42

Beslissing van de oppositieafdeling: afwijzing van de oppositie

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van artikel 8, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009 (1) doordat gevaar voor verwarring van de conflicterende merken bestaat.


(1)  Verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (PB L 78, blz. 1).


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/63


Beroep ingesteld op 7 september 2010 — Mamoli Robinetteria/Commissie

(Zaak T-376/10)

()

(2010/C 288/113)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Mamoli Robinetteria SpA (Milaan, Italië) (vertegenwoordigers: F. Capelli en M. Valcada, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietigverklaring van artikel 1 van beschikking C(2010) 4185 def. van de Europese Commissie van 23 juni 2010 in een procedure op grond van artikel 101 VWEU en artikel 53 EER-Overeenkomst (zaak COMP/39092 — badkamerinrichting en -toebehoren), waarvan kennisgeving is gedaan, voor zover daarbij wordt vastgesteld dat Mamoli Robinetteria spa artikel 101 VWEU heeft geschonden, en, bijgevolg, nietigverklaring van artikel 2 van die beschikking voor zover Mamoli Robinetteria spa daarbij een geldboete van 10 % van de totale omzet over 2009 wordt opgelegd, die daarna wegens de specifieke situatie van Mamoli tot 1 041 531 EUR is verminderd;

nietigverklaring van artikel 2 van beschikking C(2010) 4185 def. van de Europese Commissie van 23 juni 2010 in een procedure op grond van artikel 101 VWEU en artikel 53 EER-Overeenkomst (zaak COMP/39092 — badkamerinrichting en -toebehoren), waarvan kennisgeving is gedaan, herberekening van de geldboete en vermindering daarvan tot een bedrag gelijk aan 0,3 % van de omzet van Mamoli Robinetteria over 2003 of althans tot een door het Gerecht passend geoordeeld lager bedrag dan de opgelegde sanctie.

Middelen en voornaamste argumenten

In de onderhavige zaak wordt opgekomen tegen dezelfde beschikking als in de zaken T-364/10, Duravit e.a./Commissie, en T-368/10, Rubinetteria Cisal/Commissie.

Ter onderbouwing van haar beroep voert verzoekster de volgende middelen aan.

Schending van het recht van verweer, het beginsel van hoor en wederhoor en het beginsel van gelijke behandeling, voor zover de andere partijen in de procedure argumenten hebben kunnen uiteenzetten met betrekking tot omstandigheden die niet aan Mamoli zijn meegedeeld. Voorts zijn de punten van bezwaar geformuleerd op basis van als vertrouwelijk aangemerkte documenten, die door de verdediging niet konden worden ingezien.

Schending van het wettigheidsbeginsel in de zin van de artikelen 101 tot en met 105 VWEU, gelezen in onderlinge samenhang, en van artikel 23 van verordening nr. 1/2003 (1) van de Raad. Bij ontbreken van een besluit van de Europese wetgever is de Commissie niet bevoegd om ondernemingen gedeeltelijke of volledige immuniteit toe te zeggen, en om op grond van een dergelijke mededeling een kartelprocedure in te leiden die in de oplegging van zware sancties resulteert.

Schending van artikel 101 VWEU en artikel 2 van verordening (EG) nr. 1/2003.

In dit verband betoogt verzoekster dat de Commissie tijdens het onderzoek ernstige fouten heeft gemaakt, waar zij is voorbijgegaan aan de specificiteit van de Italiaanse markt (bv. structuur, kenmerken, rol van de groothandelaars) en de situatie op de Italiaanse markt op één lijn heeft gesteld met die op de Duitse markt. Door die fouten zijn de bevindingen van de Commissie inzake het bestaan op de Italiaanse markt van een kartel houdende prijsafspraken op losse schroeven komen te staan. Voorts heeft de Commissie zich als gevolg van de gelaakte fouten niet van haar bewijslast gekweten.

Wat het bedrag van de geldboete betreft, heeft de Commissie verzoeksters werkelijke gedrag en haar invloed in het kader van de verweten inbreuk niet juist beoordeeld, nu zij niet naar behoren rekening heeft gehouden met de moeilijke economische situatie waarin verzoekster zich bevindt.

Hoewel de Commissie heeft ingezien dat Mamoli zich werkelijk in een moeilijke economische situatie bevindt, die de financiële draagkracht van de onderneming ondermijnt, heeft zij een beschikking gegeven die ongeschikt is ter bereiking van het daarin uiteengezette doel.


(1)  Verordening (EG) van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1, blz. 1).


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/64


Beroep ingesteld op 8 september 2010 — Wabco Europe e.a./Commissie

(Zaak T-380/10)

()

(2010/C 288/114)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Wabco Europe BVBA (Brussel, België), Wabco Austria GesmbH (Wenen, Oostenrijk), Trane Inc. (Piscataway, Verenigde Staten), Ideal Standard Italia s.r.l. (Milaan, Italië) en Ideal Standard GmbH (Bonn, Duitsland) (vertegenwoordigers: S. Völcker, F. Louis, A. Israel en N. Niejahr, advocaten, C. O’Daly en E. Batchelor, solicitors, en F. Carlin, barrister)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

artikel 2 en, voor zover noodzakelijk, artikel 1, lid 1, punten 3 en 4, van beschikking C(2010) 4185 def. van de Commissie van 23 juni 2010 in zaak COMP/39092 — badkamerinrichting en -toebehoren, gedeeltelijk nietig verklaren;

de aan verzoeksters opgelegde geldboete verminderen;

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters vorderen krachtens artikel 263 VEU gedeeltelijke nietigverklaring van beschikking C(2010) 4185 def. van de Commissie van 23 juni 2010 (zaak COMP/39092 — badkamerinrichting en -toebehoren), betreffende een mededingingsregeling tussen ondernemingen op de Belgische, Duitse, Franse, Italiaanse, Nederlandse en Oostenrijkse markt, houdende coördinatie van de verkoopprijzen en uitwisseling van gevoelige commerciële informatie, alsook, subsidiair, vermindering van de geldboete die hun is opgelegd.

Ter onderbouwing van hun beroep voeren zij de hierna volgende middelen aan.

In de eerste plaats stellen zij dat de Commissie voorbij is gegaan aan de toepasselijke wettelijke bepalingen wanneer zij trachtte aan te tonen dat Ideal Standard Italia s.r.l. en Ideal Standard GmbH met betrekking tot keramiekproducten in Italië aan inbreuken op de mededingingsregels zouden hebben deelgenomen.

In de tweede plaats betogen verzoeksters dat de Commissie de aan hen voor de Franse en de Belgische inbreuken opgelegde geldboete niet heeft verminderd, ofschoon zij overeenkomstig de laatste alinea van punt 23 van de mededeling van de Commissie van 2002 betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken (1), voor deze inbreuken gedeeltelijke immuniteit tegen geldboeten had toegezegd.

In de derde plaats heeft de Commissie volgens verzoeksters ten onrechte geoordeeld dat Grohe Beteiligungs GmbH en Grohe AG, alsook de dochterondernemingen van deze vennootschappen, en niet Ideal Standard Italia s.r.l. en Ideal Standard GmbH, de Commissie als eerste bewijsmateriaal met een „significant toegevoegde waarde” hebben verstrekt in de zin van de mededeling van de Commissie van 2002 betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken.

Ten slotte voeren verzoeksters aan dat de Commissie de richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 23, lid 2, sub a, van verordening (EG) nr. 1/2003 worden opgelegd (2), onrechtmatig met terugwerkende kracht heeft toegepast, aangezien Ideal Standard Italia s.r.l. en Ideal Standard GmbH hierdoor zijn benadeeld wegens de aard van de informatie die zij als aanvraagsters van clementie hadden verstrekt, met het gewettigde vertrouwen dat de Commissie de geldende boeteregeling niet ingrijpend in hun nadeel zou wijzigen.


(1)  Mededeling van de Commissie betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken (PB 2002, C 45, blz. 3).

(2)  Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 23, lid 2, sub a, van verordening (EG) nr. 1/2003 worden opgelegd (PB 2006, C 210, blz. 2).


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/64


Beroep ingesteld op 8 september 2010 — Spanje/Commissie

(Zaak T-384/10)

()

(2010/C 288/115)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partij: Koninkrijk Spanje (vertegenwoordiger: J. Rodríguez Cárcamo)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

nietigverklaring van besluit C(2010) 4147 van de Commissie van 30 juni 2010, waarbij de bijstand van het Cohesiefonds wordt verminderd voor de volgende (groepen van) projecten: „Watervoorziening voor bevolking stroomgebied van de Guadiana: regio Andevalo” (2000.ES.16.C.PE.133), „Riolering en zuivering in het stroomgebied van de Guadalquivir: Guadaira, Aljarafe en beschermde natuurgebieden van de Guadalquivir” (2000.16.C.PE.066) en „Watervoorziening aan de intergemeentelijke systemen van de provincies Granada en Málaga” (2002.ES.16.C.PE.061), en

verwijzing van de Commissie in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

In het kader van het Cohesiefonds heeft de Commissie steun toegekend aan verschillende projecten met betrekking tot de: „Watervoorziening voor bevolking stroomgebied van de Guadiana: regio Andevalo” (2000.ES.16.C.PE.133) (Besluit C(2001) 4113 van 18 december 2001), „Riolering en zuivering in het stroomgebied van de Guadalquivir: Guadaira, Aljarafe en beschermde natuurgebieden van de Guadalquivir” (2000.16.C.PE.066) (Besluit C(2000) 4316 van 29 december 2000) en „Watervoorziening aan de intergemeentelijke systemen van de provincies Granada en Málaga” (2002.ES.16.C.PE.061) (Besluit C(2002) 4689 van 24 december 2002).

De verschillende projecten moesten ten uitvoer worden gelegd door middel van verschillende overeenkomsten tot aanneming van werk.

Het bestreden besluit vermindert de door het Cohesiefonds aanvankelijk toegekende bijstand door middel van de desbetreffende financiële correcties.

Ter onderbouwing van haar vordering voert verzoekster volgende middelen aan:

1)

Schending van artikel H, lid 2, van verordening (EG) nr. 1164/94 (1) voor zover:

een financiële correctie wegens schending van EU-richtlijnen inzake overheidsopdrachten wordt toegepast op overeenkomsten die echter niet aan deze richtlijnen zijn onderworpen, en

een financiële correctie wordt toegepast wegens schending van de EU-regeling, waarvan echter geen sprake is, aangezien het voorwerp van de overeenkomsten niet onwettig werd opgedeeld.

2)

Subsidiair ten opzichte van het voorgaande, schending van voornoemde verordening, aangezien er geen sprake is van schending van richtlijn 93/37/EEG betreffende overheidsopdrachten wat ervaring of de gemiddelde prijs betreft.

3)

Eveneens subsidiair voert verzoekster schending van het evenredigheidsbeginsel aan.


(1)  Verordening (EG) nr. 1164/94 van de Raad van 16 mei 1994 tot oprichting van een Cohesiefonds.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/65


Beschikking van het Gerecht van 6 september 2010 — British American Tobacco (Investments)/Commissie

(Zaak T-170/03) (1)

()

(2010/C 288/116)

Procestaal: Engels

De president van de Vijfde kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 171 van 19.7.2003.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/65


Beschikking van het Gerecht van 1 september 2010 — Universal/Commissie

(Zaak T-34/06) (1)

()

(2010/C 288/117)

Procestaal: Engels

De president van de Derde kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 60 van 11.3.2006.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/66


Beschikking van het Gerecht van 1 september 2010 — Fabryka Samochodòw Osobowych/Commissie

(Zaak T-88/07) (1)

()

(2010/C 288/118)

Procestaal: Pools

De president van de Zesde kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 117 van 29.5.2007.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/66


Beschikking van het Gerecht van 3 september 2010 — Huta Buczek en Buczek/Commissie

(Gevoegde zaken T-440/07 en T-1/08) (1)

()

(2010/C 288/119)

Procestaal: Pools

De president van de Tweede kamer heeft de doorhaling van zaak T-440/07 gelast.


(1)  PB C 22 van 26.1.2008.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/66


Beschikking van het Gerecht van 2 september 2010 — Gruener Janura/BHIM — Centum Aqua Marketing (Hundertwasser)

(Zaak T-125/09) (1)

()

(2010/C 288/120)

Procestaal: Duits

De president van de Vijfde kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 129 van 6.6.2009.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/66


Beschikking van het Gerecht van 6 september 2010 — Carlyle/BHIM — MRP Consult (CAFE CARLYLE)

(Zaak T-505/09) (1)

()

(2010/C 288/121)

Procestaal: Engels

De president van de Zesde kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 51 van 27.2.2010.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/66


Beschikking van het Gerecht van 6 september 2010 — Carlyle/BHIM — MRP Consult (THE CARLYLE)

(Zaak T-506/09) (1)

()

(2010/C 288/122)

Procestaal: Engels

De president van de Zesde kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 51 van 27.2.2010.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/66


Beschikking van het Gerecht van 11 augustus 2010 — Footwear/BHIM — Reno Schuhcentrum (swiss cross FOOTWEAR)

(Zaak T-49/10) (1)

()

(2010/C 288/123)

Procestaal: Duits

De president van de Eerste kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 100 van 17.4.2010.


Gerecht voor ambtenarenzaken

23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/67


Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 29 juni 2010 — Hanschmann/Europese Politiedienst (Europol)

(Zaak F-27/09) (1)

(Openbare dienst - Personeel van Europol - Niet-verlenging van overeenkomst - Overeenkomst voor onbepaalde tijd - Artikel 6 van Statuut voor personeelsleden van Europol - Beginsel van eerbiediging van rechten van verdediging)

(2010/C 288/124)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partij: Ingo Hanschmann (’s-Gravenhage, Nederland) (vertegenwoordigers: aanvankelijk P. de Casparis, advocaat, vervolgens W. J. Dammingh en N. D. Dane, advocaten)

Verwerende partij: Europese Politiedienst (Europol) (vertegenwoordigers: D. Neumann en D. El Khoury, gemachtigden, bijgestaan door B. Wägenbaur en R. Van der Hout, advocaten)

Voorwerp

Nietigverklaring van het besluit van 12 juni 2008 waarbij verzoeker is meegedeeld dat hem geen vaste functie kon worden aangeboden alsmede van het besluit van 7 januari 2009 waarbij de klacht tegen het eerste besluit is afgewezen

Dictum

1)

Het besluit van 12 juni 2008 waarbij de Europese Politiedienst (Europol) heeft geweigerd om Hanschmann een overeenkomst voor onbepaalde tijd te geven, wordt nietig verklaard.

2)

Europol wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 167 van 18.7.2009, blz. 25.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/67


Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 29 juni 2010 — Kipp/Europese Politiedienst (Europol)

(Zaak F-28/09) (1)

(Openbare dienst - Personeel van Europol - Niet-verlenging van overeenkomst - Overeenkomst voor onbepaalde tijd - Artikel 6 van Statuut voor personeelsleden van Europol - Beginsel van eerbiediging van rechten van verdediging)

(2010/C 288/125)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partij: Michael Kipp (’s-Gravenhage, Nederland) (vertegenwoordigers: aanvankelijk P. de Casparis, advocaat, vervolgens W. J. Dammingh en N. D. Dane, advocaten)

Verwerende partij: Europese Politiedienst (Europol) (vertegenwoordigers: D. Neumann en D. El Khoury, gemachtigden, bijgestaan door B. Wägenbaur en R. Van der Hout, advocaten)

Voorwerp

Nietigverklaring van het besluit van 12 juni 2008 waarbij verzoeker is meegedeeld dat hem geen vaste functie kon worden aangeboden alsmede van het besluit van 7 januari 2009 waarbij de klacht tegen het eerste besluit is afgewezen

Dictum

1)

Het besluit van 12 juni 2008 waarbij de Europese Politiedienst (Europol) heeft geweigerd om Kipp een overeenkomst voor onbepaalde tijd te geven, wordt nietig verklaard.

2)

Europol wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 167 van 18.7.2009, blz. 25.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/68


Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 29 juni 2010 — Sluiter/Europese Politiedienst (Europol)

(Zaak F-34/09) (1)

(Openbare dienst - Personeel van Europol - Niet-verlenging van overeenkomst - Overeenkomst voor onbepaalde tijd - Artikel 6 van Statuut voor personeelsleden van Europol - Beginsel van eerbiediging van rechten van verdediging)

(2010/C 288/126)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partij: Rudolf Sluiter (Hillegom, Nederland) (vertegenwoordigers: aanvankelijk P. de Casparis, advocaat, vervolgens W. J. Dammingh en N. D. Dane, advocaten)

Verwerende partij: Europese Politiedienst (Europol) (vertegenwoordigers: D. Neumann en D. El Khoury, gemachtigden, bijgestaan door B. Wägenbaur en R. Van der Hout, advocaten)

Voorwerp

Nietigverklaring van het besluit van 12 juni 2008 waarbij verzoeker is meegedeeld dat hem geen vaste functie kon worden aangeboden alsmede van het besluit van 7 januari 2009 waarbij de klacht tegen het eerste besluit is afgewezen

Dictum

1)

Het besluit van 12 juni 2008 waarbij de Europese Politiedienst (Europol) heeft geweigerd om Sluiter een overeenkomst voor onbepaalde tijd te geven, wordt nietig verklaard.

2)

Europol wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 167 van 18.7.2009, blz. 25.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/68


Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 29 juni 2010 — Visser-Fornt Raya/Europese Politiedienst (Europol)

(Zaak F-35/09) (1)

(Openbare dienst - Personeel van Europol - Niet-verlenging van overeenkomst - Overeenkomst voor onbepaalde tijd - Artikel 6 van Statuut voor personeelsleden van Europol - Beginsel van eerbiediging van rechten van verdediging)

(2010/C 288/127)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partij: Maria Teresa Visser-Fornt Raya (’s-Gravenhage, Nederland) (vertegenwoordigers: aanvankelijk P. de Casparis, advocaat, vervolgens W. J. Dammingh en N. D. Dane, advocaten)

Verwerende partij: Europese Politiedienst (Europol) (vertegenwoordigers: D. Neumann en D. El Khoury, gemachtigden, bijgestaan door B. Wägenbaur en R. Van der Hout, advocaten)

Voorwerp

Nietigverklaring van het besluit van 12 juni 2008 waarbij verzoekster is meegedeeld dat haar geen vaste functie kon worden aangeboden alsmede van het besluit van 7 januari 2009 waarbij de klacht tegen het eerste besluit is afgewezen

Dictum

1)

Het besluit van 12 juni 2008 waarbij de Europese Politiedienst (Europol) heeft geweigerd om Visser-Fornt Raya een overeenkomst voor onbepaalde tijd te geven, wordt nietig verklaard.

2)

Europol wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 167 van 18.7.2009, blz. 26.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/69


Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 29 juni 2010 — Armitage-Wilson/Europese Politiedienst (Europol)

(Zaak F-36/09) (1)

(Openbare dienst - Personeel van Europol - Niet-verlenging van overeenkomst - Overeenkomst voor onbepaalde tijd - Artikel 6 van Statuut voor personeelsleden van Europol - Beginsel van eerbiediging van rechten van verdediging)

(2010/C 288/128)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partij: Kate Armitage-Wilson (’s-Gravenhage, Nederland) (vertegenwoordiger: W. J. Dammingh, advocaat)

Verwerende partij: Europese Politiedienst (Europol) (vertegenwoordigers: D. Neumann en D. El Khoury, gemachtigden, bijgestaan door B. Wägenbaur en R. Van der Hout, advocaten)

Voorwerp

Nietigverklaring van het besluit van 12 juni 2008 waarbij verzoekster is meegedeeld dat haar geen vaste functie kon worden aangeboden alsmede van het besluit van 7 januari 2009 waarbij de klacht tegen het eerste besluit is afgewezen

Dictum

1)

Het besluit van 12 juni 2008 waarbij de Europese Politiedienst (Europol) heeft geweigerd om Armitage-Wilson een overeenkomst voor onbepaalde tijd te geven, wordt nietig verklaard.

2)

Europol wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 167 van 18.7.2009, blz. 26.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/69


Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 29 juni 2010 — Doyle/Europese Politiedienst (Europol)

(Zaak F-37/09) (1)

(Openbare dienst - Personeel van Europol - Niet-verlenging van overeenkomst - Overeenkomst voor onbepaalde tijd - Artikel 6 van Statuut voor personeelsleden van Europol - Beginsel van eerbiediging van rechten van verdediging)

(2010/C 288/129)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partij: Margaret Doyle (Noordwijkerhout, Nederland) (vertegenwoordigers: aanvankelijk P. de Casparis, advocaat, vervolgens W. J. Dammingh en N. D. Dane, advocaten)

Verwerende partij: Europese Politiedienst (Europol) (vertegenwoordigers: D. Neumann en D. El Khoury, gemachtigden, bijgestaan door B. Wägenbaur en R. Van der Hout, advocaten)

Voorwerp

Nietigverklaring van het besluit van 12 juni 2008 waarbij verzoekster is meegedeeld dat haar geen vaste functie kon worden aangeboden alsmede van het besluit van 7 januari 2009 waarbij de klacht tegen het eerste besluit is afgewezen

Dictum

1)

Het besluit van 12 juni 2008 waarbij de Europese Politiedienst (Europol) heeft geweigerd om Doyle een overeenkomst voor onbepaalde tijd te geven, wordt nietig verklaard.

2)

Europol wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 167 van 18.7.2009, blz. 26.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/70


Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 29 juni 2010 — Martin/Europese Politiedienst (Europol)

(Zaak F-38/09) (1)

(Openbare dienst - Personeel van Europol - Niet-verlenging van overeenkomst - Overeenkomst voor onbepaalde tijd - Artikel 6 van Statuut voor personeelsleden van Europol - Beginsel van eerbiediging van rechten van verdediging)

(2010/C 288/130)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partij: Breige Martin (Dublin, Ierland) (vertegenwoordigers: aanvankelijk P. de Casparis, advocaat, vervolgens W. J. Dammingh en N. D. Dane, advocaten)

Verwerende partij: Europese Politiedienst (Europol) (vertegenwoordigers: D. Neumann en D. El Khoury, gemachtigden, bijgestaan door B. Wägenbaur en R. Van der Hout, advocaten)

Voorwerp

Nietigverklaring van het besluit van 12 juni 2008 waarbij verzoekster is meegedeeld dat haar geen vaste functie kon worden aangeboden alsmede van het besluit van 7 januari 2009 waarbij de klacht tegen het eerste besluit is afgewezen

Dictum

1)

Het besluit van 12 juni 2008 waarbij de Europese Politiedienst (Europol) heeft geweigerd om Martin een overeenkomst voor onbepaalde tijd te geven, wordt nietig verklaard.

2)

Europol wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 167 van 18.7.2009, blz. 26.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/70


Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 29 juni 2010 — Goddijn/Europese Politiedienst (Europol)

(Zaak F-39/09) (1)

(Openbare dienst - Personeel van Europol - Niet-verlenging van overeenkomst - Overeenkomst voor onbepaalde tijd - Artikel 6 van Statuut voor personeelsleden van Europol - Beginsel van eerbiediging van rechten van verdediging)

(2010/C 288/131)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partij: Jacqueline Goddijn (Breda, Nederland) (vertegenwoordigers: aanvankelijk P. de Casparis, advocaat, vervolgens W. J. Dammingh en N. D. Dane, advocaten)

Verwerende partij: Europese Politiedienst (Europol) (vertegenwoordigers: D. Neumann en D. El Khoury, gemachtigden, bijgestaan door B. Wägenbaur en R. Van der Hout, advocaten)

Voorwerp

Nietigverklaring van het besluit van 12 juni 2008 waarbij verzoekster is meegedeeld dat haar geen vaste functie kon worden aangeboden alsmede van het besluit van 7 januari 2009 waarbij de klacht tegen het eerste besluit is afgewezen

Dictum

1)

Het besluit van 12 juni 2008 waarbij de Europese Politiedienst (Europol) heeft geweigerd om Goddijn een overeenkomst voor onbepaalde tijd te geven, wordt nietig verklaard.

2)

Europol wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 167 van 18.7.2009, blz. 27.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/71


Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 29 juni 2010 — Roumimper/Europese Politiedienst (Europol)

(Zaak F-41/09) (1)

(Openbare dienst - Personeel van Europol - Niet-verlenging van overeenkomst - Overeenkomst voor onbepaalde tijd - Artikel 6 van Statuut voor personeelsleden van Europol - Beginsel van eerbiediging van rechten van verdediging)

(2010/C 288/132)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partij: Jacques Pierre Roumimper (Zoetermeer, Nederland) (vertegenwoordigers: aanvankelijk P. de Casparis, advocaat, vervolgens W. J. Dammingh en N. D. Dane, advocaten)

Verwerende partij: Europese Politiedienst (Europol) (vertegenwoordigers: D. Neumann en D. El Khoury, gemachtigden, bijgestaan door B. Wägenbaur en R. Van der Hout, advocaten)

Voorwerp

Nietigverklaring van het besluit van 12 juni 2008 waarbij verzoeker is meegedeeld dat hem geen vaste functie kon worden aangeboden alsmede van het besluit van 7 januari 2009 waarbij de klacht tegen het eerste besluit is afgewezen

Dictum

1)

Het besluit van 12 juni 2008 waarbij de Europese Politiedienst (Europol) heeft geweigerd om Roumimper een overeenkomst voor onbepaalde tijd te geven, wordt nietig verklaard.

2)

Europol wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 180 van 1.8.2009, blz. 63.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/71


Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 29 juni 2010 — Esneau-Kappé/Europese Politiedienst (Europol)

(Zaak F-42/09) (1)

(Openbare dienst - Personeel van Europol - Niet-verlenging van overeenkomst - Overeenkomst voor onbepaalde tijd - Artikel 6 van Statuut voor personeelsleden van Europol - Beginsel van eerbiediging van rechten van verdediging)

(2010/C 288/133)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partij: Anne Esneau-Kappé (’s-Gravenhage, Nederland) (vertegenwoordigers: aanvankelijk P. de Casparis, advocaat, vervolgens W. J. Dammingh en N. D. Dane, advocaten)

Verwerende partij: Europese Politiedienst (Europol) (vertegenwoordigers: D. Neumann en D. El Khoury, gemachtigden, bijgestaan door B. Wägenbaur en R. Van der Hout, advocaten)

Voorwerp

Nietigverklaring van het besluit van 12 juni 2008 waarbij verzoekster is meegedeeld dat haar geen vaste functie kon worden aangeboden alsmede van het besluit van 7 januari 2009 waarbij de klacht tegen het eerste besluit is afgewezen

Dictum

1)

Het besluit van 12 juni 2008 waarbij de Europese Politiedienst (Europol) heeft geweigerd om Esneau-Kappé een overeenkomst voor onbepaalde tijd te geven, wordt nietig verklaard.

2)

Europol wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 180 van 1.8.2009, blz. 63.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/72


Arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 29 juni 2010 — Knöll/Europese Politiedienst (Europol)

(Zaak F-44/09) (1)

(Openbare dienst - Personeel van Europol - Niet-verlenging van overeenkomst - Overeenkomst voor onbepaalde tijd - Artikel 6 van Statuut voor personeelsleden van Europol - Beginsel van eerbiediging van rechten van verdediging)

(2010/C 288/134)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partij: Brigitte Knöll (Hochheim am Main, Duitsland) (vertegenwoordigers: aanvankelijk P. de Casparis, advocaat, vervolgens W. J. Dammingh en N. D. Dane, advocaten)

Verwerende partij: Europese Politiedienst (Europol), (vertegenwoordigers: D. Neumann en D. El Khoury, gemachtigden, bijgestaan door B. Wägenbaur en R. Van der Hout, advocaten)

Voorwerp

Nietigverklaring van het besluit van 12 juni 2008 waarbij verzoekster is meegedeeld dat haar geen vaste functie kon worden aangeboden alsmede van het besluit van 7 januari 2009 waarbij de klacht tegen het eerste besluit is afgewezen

Dictum

1)

Het besluit van 12 juni 2008 waarbij de Europese Politiedienst (Europol) heeft geweigerd om Knöll een overeenkomst voor onbepaalde tijd te geven, wordt nietig verklaard.

2)

Europol wordt verwezen in de kosten.


(1)  PB C 180 van 1.8.2009, blz. 64.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/72


Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 9 juli 2010 — Marcuccio/Commissie

(Zaak F-91/09) (1)

(Openbare dienst - Ambtenaren - Redelijke termijn voor indiening van schadevordering - Te late indiening)

(2010/C 288/135)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Luigi Marcuccio (Tricase, Italië) (vertegenwoordiger: G. Cipressa, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: J. Currall en C. Berardis-Kayser, gemachtigden, bijgestaan door A. Dal Ferro, advocaat)

Voorwerp

Afwijzing door de Commissie van verzoekers verzoek om vergoeding van de schade die hij zou hebben geleden door de brief waarbij de verwerende partij een arts heeft gevraagd om een medische controle te verrichten teneinde na te gaan of verzoeker daadwerkelijk arbeidsongeschikt was

Dictum

1)

Het beroep wordt deels kennelijk niet-ontvankelijk en deel kennelijk ongegrond verklaard.

2)

Marcuccio wordt verwezen in alle kosten.


(1)  PB C 11 van 16.1.2010, blz. 41.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/72


Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 13 juli 2010 –Allen e.a./Commissie

(Zaak F-103/09) (1)

(Openbare dienst - In het kader van het JET-project tewerkgesteld personeel - Beroep tot schadevergoeding - Redelijke termijn - Tardiviteit)

(2010/C 288/136)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: John Allen (Horspath, Verenigd Koninkrijk) en anderen (vertegenwoordigers: P. Lasok, QC, I. Hutton en B. Lask, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: J. Currall en D. Martin, gemachtigden)

Voorwerp

Vordering tot vergoeding van de schade die verzoekers hebben geleden door het feit dat de verwerende partij hen gedurende de periode waarin zij werkzaam waren in de gemeenschappelijke onderneming JET, niet als tijdelijke functionarissen had aangeworven

Dictum

1)

Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Allen en de 110 andere verzoekers wier namen zijn overgenomen op de lijst van verzoekers, worden verwezen in alle kosten.


(1)  PB C 37 van 13.2.2010, blz. 51.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/73


Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Eerste kamer) van 29 juni 2010 — Palou Martínez/Commissie

(Zaak F-11/10)

(Openbare dienst - Ambtenaren - Kennelijke niet-ontvankelijkheid - Tardiviteit - Niet-eerbiediging van precontentieuze procedure - Artikel 35, lid 1, sub e, van het Reglement voor de procesvoering)

(2010/C 288/137)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: María Soledad Palou Martínez (Barcelona, Spanje) (vertegenwoordiger: V. Balfagon Costa, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Voorwerp

Verzoek om nietigverklaring van het besluit om verzoekster te herplaatsen in de zetel van de Commissie te Brussel

Dictum

1)

Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

2)

Palou-Martínez zal haar eigen kosten dragen.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/73


Beroep ingesteld op 6 augustus 2010 — Mata Blanco/Commissie

(Zaak F-65/10)

()

(2010/C 288/138)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: José Manuel Mata Blanco (Brussel, België) (vertegenwoordigers: L. Levi en A. Blot, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Voorwerp en beschrijving van het geding

Nietigverklaring van het besluit van het EPSO om verzoeker niet op te nemen op de reservelijst van intern vergelijkend onderzoek „COM/INT/OLAF/09/AD10 — Administrateurs gespecialiseerd in fraudebestrijding” alsmede van de reservelijst en alle op basis daarvan genomen besluiten

Conclusies van de verzoekende partij

nietig verklaren het besluit van het EPSO van 11 mei 2010 houdende bevestiging, na heroverweging, van zijn besluit van 9 maart 2010 om verzoeker niet op te nemen op de reservelijst van intern vergelijkend onderzoek „COM/INT/OLAF/09/AD10 — Administrateurs gespecialiseerd in fraudebestrijding”;

nietig verklaren de reservelijst van intern vergelijkend onderzoek „COM/INT/OLAF/09/ADJ10 — Administrateurs gespecialiseerd in fraudebestrijding”, voor zover verzoekers naam daarop niet voorkomt, alsmede alle andere op basis daarvan genomen besluiten;

bij wijze van maatregelen tot organisatie van de procesgang (overeenkomstig artikel 55 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht) gelasten dat de verwerende partij de criteria overlegt die de jury voor het mondelinge examen heeft gehanteerd, alsmede de vragen die de jury van het vergelijkend onderzoek hem tijdens zijn mondelinge examen heeft gesteld en de kopie van het dossier van de jury betreffende dat examen vergezeld van de criteria die bij de correctie ervan zijn gebruikt;

de Europese Commissie verwijzen in de kosten.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/74


Beroep ingesteld op 17 augustus 2010 — De Britto Patricio-Dias/Commissie

(Zaak F-66/10)

()

(2010/C 288/139)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Jorge De Britto Patricio-Dias (Brussel, België) (vertegenwoordiger: L. Massaux, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Voorwerp en beschrijving van het geding

Nietigverklaring van verzoekers loopbaanontwikkelingsrapport over de periode van 1 januari tot en met 31 december 2008, voor zover hij daarbij is ingedeeld in prestatieniveau III en hem twee bevorderingspunten zijn toegekend

Conclusies van de verzoekende partij

nietigverklaring van besluit nr. R/98/10 van het TABG van 12 mei 2010 en, voor zover nodig, van verzoekers loopbaanontwikkelingsrapport over de periode van 1 januari tot en met 31 december 2008;

veroordeling van de verwerende partij tot betaling van een bedrag dat ex aequo et bono op 25 000 EUR wordt geraamd;

verwijzing van de Europese Commissie in de kosten.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/74


Beroep ingesteld op 18 augustus 2010 — Marcuccio/Commissie

(Zaak F-67/10)

()

(2010/C 288/140)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Luigi Marcuccio (Tricase, Italië) (vertegenwoordiger: G. Cipressa, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Voorwerp en beschrijving van het geding

Nietigverklaring van het besluit van de Commissie om twee derde van de kosten die verzoeker in zaak F-41/06 heeft gemaakt, niet te vergoeden

Conclusies van de verzoekende partij

nietigverklaring van het in welke vorm dan ook genomen besluit tot afwijzing van het verzoek van 22 september 2009, dat verzoeker aan het TABG heeft gezonden en is gecorrigeerd bij nota van 8 oktober 2009;

voor zover nodig, nietigverklaring van het in welke vorm dan ook genomen besluit tot afwijzing van de klacht van 5 april 2010 tegen het bestreden besluit, die verzoeker aan het TABG heeft gezonden;

voor zover nodig, nietigverklaring van de nota van 27 april 2010 met kenmerk HR.D.2/MB/1s Ares(2010)220139;

veroordeling aan de verwerende partij tot betaling aan verzoeker van het bedrag van 21 608,75 EUR, vermeerderd met een jaarlijkse rente van 10 % en met jaarlijkse kapitalisatie, vanaf de datum van het verzoek van 22 september 2009 tot aan de daadwerkelijke betaling van dat bedrag, ter vergoeding van de schade die verzoeker door het bestreden besluit heeft geleden en nog zal lijden;

verwijzing van de verwerende partij in de kosten.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/74


Beroep ingesteld op 20 augustus 2010 — Behnke/Commissie

(Zaak F-68/10)

()

(2010/C 288/141)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Thorsten Behnke (Brussel, België) (vertegenwoordigers: S. Orlandi, A. Coolen, J.-N. Louis, E. Marchal, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Voorwerp en beschrijving van het geding

Nietigverklaring van het besluit om verzoeker in te delen in prestatiegroep II en om hem 5 bevorderingspunten te geven voor zijn loopbaanontwikkelingsrapport over de periode van 1 januari tot en met 31 december 2008

Conclusies van de verzoekende partij

het besluit om verzoeker in te delen in prestatiegroep II en hem 5 bevorderingspunten te geven voor zijn loopbaanontwikkelingsrapport over de periode van 1 januari tot en met 31 december 2008, nietig verklaren;

subsidiair, artikel 8, lid 4, van de algemene uitvoeringsbepalingen van artikel 43 van het Statuut nietig verklaren, voor zover het de vaststelling van een advies van het paritair beoordelingscomité en bevordering via consensus mogelijk maakt;

de Europese Commissie verwijzen in de kosten.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/75


Beroep ingesteld op 24 augustus 2010 — Marcuccio/Commissie

(Zaak F-69/10)

()

(2010/C 288/142)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Luigi Marcuccio (Tricase, Italië) (vertegenwoordiger: G. Cipressa, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Voorwerp en beschrijving van het geding

Nietigverklaring van het besluit tot afwijzing van verzoekers verzoek om vergoeding van de schade die hij heeft geleden doordat de verwerende partij een brief heeft gezonden aan een advocaat die niet langer zijn vertegenwoordiger was

Conclusies van de verzoekende partij

nietigverklaring van het in welke vorm dan ook genomen besluit van de Europese Commissie tot afwijzing van het verzoek van 30 oktober 2009, dat verzoeker aan het TABG heeft gezonden;

nietigverklaring van de nota van 11 november 2009 met kenmerk ADMIN.B.2/MB/1sD(09)29814;

voor zover nodig, nietigverklaring van het besluit van de Commissie tot afwijzing van de klacht van 25 januari 2010 tegen het besluit tot afwijzing van het verzoek van 30 oktober 2009 die verzoeker bij het TABG heeft ingediend teneinde nietigverklaring van het afwijzende besluit te verkrijgen en inwilliging van het verzoek van 30 oktober 2009;

voor zover nodig, nietigverklaring van de in het Frans opgestelde nota van 10 mei 2010 met kenmerk HR.D.2/MB/ls Ares (2010) 251054, welke verzoeker na 17 mei 2010 vergezeld van een Italiaanse vertaling heeft ontvangen;

veroordeling van de Commissie tot vergoeding van de schade welke verzoeker heeft geleden doordat zij de nota van 10 augustus 2009 met kenmerk prot. ADMIN.B.2/MB/ks D(09)20658 aan mr. Giuseppe Cipressa heeft gezonden, door betaling van een bedrag van 10 000 EUR aan verzoeker dan wel elk hoger of lager bedrag dat het Gerecht redelijk en billijk acht;

veroordeling van de Commissie tot betaling aan verzoeker, vanaf de dag volgende op die waarop het verzoek van 30 oktober 2009 bij de Commissie is binnengekomen en tot de daadwerkelijke betaling van het bedrag van 10 000 EUR, van een jaarlijkse rente van 10 % over dat bedrag met jaarlijkse kapitalisatie;

verwijzing van de Commissie in de kosten.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/75


Beroep ingesteld op 27 augustus 2010 — Hidalgo/Europees Parlement

(Zaak F-70/10)

()

(2010/C 288/143)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: José Manuel Hidalgo (Brussel, België) (vertegenwoordigers: A. Coolen, J.-N. Louis en E. Marchal, advocaten)

Verwerende partij: Europees Parlement

Voorwerp en beschrijving van het geding

Nietigverklaring van het bericht van regularisatie van verzoekers bezoldiging over de periode van juli tot en met december 2009 en van de salarisafrekeningen die sinds 1 januari 2010 zijn opgesteld in het kader van de jaarlijkse aanpassing van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden op basis van verordening (EG, Euratom) nr. 1296/2009 van de Raad van 23 december 2009 alsmede verzoek om schadevergoeding

Conclusies van de verzoekende partij

verklaren dat verordening (EG, Euratom) nr. 1296/2009 van de Raad van 23 december 2009 niet van toepassing is;

het besluit van de secretaris-generaal van het Europees Parlement van 4 juni 2010 houdende afwijzing van verzoekers klacht tegen het bericht van regularisatie van zijn bezoldiging over de periode juli tot en met december 2009 en zijn salarisafrekeningen die sinds 1 januari 2010 zijn opgesteld krachtens verordening (EG, Euratom) nr. 1296/2009 van de Raad van 23 december 2009, nietig verklaren;

voor zover nodig, de besluiten van het Europees Parlement tot opstelling van het bericht van regularisatie van zijn bezoldiging over de periode juli tot en met december 2009 en van zijn salarisafrekeningen sinds 1 januari 2010 krachtens verordening (EG, Euratom) nr. 1296/2009 van de Raad van 23 december 2009, nietig verklaren;

het Parlement veroordelen tot betaling aan verzoeker van de achterstallige bezoldiging waarop hij recht heeft, vermeerderd met vertragingsrente vanaf de datum waarop die bezoldiging verschuldigd werd, tegen de rentevoet die de ECB voor de basisherfinancieringstransacties heeft vastgesteld, vermeerderd met twee punten;

het Parlement veroordelen tot betaling aan verzoeker van een symbolisch bedrag van 1 EUR ter vergoeding van de begane dienstfouten en het verwijzen in de kosten.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/76


Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 30 juni 2010 — Hanot/Commissie

(Zaak F-30/06) (1)

()

(2010/C 288/144)

Procestaal: Frans

De president van de Eerste kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 131 van 3.6.2006, blz. 50.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/76


Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 26 juli 2010 — Vereecken/Commissie

(Zaak F-86/06) (1)

()

(2010/C 288/145)

Procestaal: Frans

De president van de Eerste kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 237 van 30.9.2006, blz. 19.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/76


Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 9 juli 2010 — Potoms en Scillia/Parlement

(Zaak F-26/07) (1)

()

(2010/C 288/146)

Procestaal: Frans

De president van de Eerste kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 117 van 26.5.2007, blz. 37.


23.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 288/76


Beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 26 juli 2010 — Quadu/Parlement

(Zaak F-29/07) (1)

()

(2010/C 288/147)

Procestaal: Frans

De president van de Eerste kamer heeft de doorhaling van de zaak gelast.


(1)  PB C 117 van 26.5.2007, blz. 37.