ISSN 1725-2474

doi:10.3000/17252474.CE2010.282.nld

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 282E

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

53e jaargang
19 oktober 2010


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

III   Voorbereidende handelingen

 

Raad

2010/C 282E/01

Standpunt (EU) nr. 15/2010 van de Raad in eerste lezing met het oog op de aanneming van een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het in de handel brengen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad
Vastgesteld door de Raad op 13 september 2010
 ( 1 )

1

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


III Voorbereidende handelingen

Raad

19.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 282/1


STANDPUNT (EU) Nr. 15/2010 VAN DE RAAD IN EERSTE LEZING

met het oog op de aanneming van een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het in de handel brengen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad

Vastgesteld door de Raad op 13 september 2010

(Voor de EER relevante tekst)

2010/C 282 E/01

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De regelgeving van de lidstaten schrijft voor dat bouwwerken zo moeten zijn ontworpen en uitgevoerd dat zij de veiligheid van personen, huisdieren of goederen niet in gevaar brengen.

(2)

Deze regelgeving is van directe invloed op de voorschriften voor bouwproducten. Deze voorschriften zijn op hun beurt vervat in nationale productnormen, nationale technische goedkeuringen en andere nationale technische specificaties en bepalingen inzake bouwproducten, die zo uiteenlopend zijn dat zij het handelsverkeer binnen de Unie belemmeren.

(3)

Deze verordening dient het recht van de lidstaten om de voorschriften te specificeren die zij nodig achten ter bescherming van de gezondheid, het milieu en de werknemers die deze bouwproducten gebruiken, onverlet te laten.

(4)

In de lidstaten gelden bepalingen en voorschriften die niet alleen betrekking hebben op de veiligheid van gebouwen en andere bouwwerken, maar ook op gezondheid, duurzaamheid, energiebesparing, milieubescherming, economische en andere belangrijke aspecten die van algemeen belang zijn. Wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen of jurisprudentie op het niveau van de Unie of de lidstaten over bouwwerken kunnen gevolgen hebben voor de voorschriften betreffende bouwproducten. Aangezien zij wellicht nagenoeg hetzelfde effect op de werking van de interne markt hebben, is het passend om die wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen of jurisprudentie te beschouwen als „bepalingen” in de zin van deze verordening.

(5)

Indien van toepassing, worden de essentiële kenmerken waarvan de prestaties dienen ten worden aangegeven, vastgesteld door middel van de bepalingen voor een beoogd gebruik van een bouwproduct in een lidstaat die gelden ter naleving van de fundamentele eisen voor bouwwerken.

(6)

Richtlijn 89/106/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake voor de bouw bestemde producten (3) was bedoeld om de technische belemmeringen voor de handel in bouwproducten op te heffen en zo het vrije verkeer ervan binnen de interne markt te bevorderen.

(7)

Om dat doel te verwezenlijken, voorzag Richtlijn 89/106/EEG in de vaststelling van geharmoniseerde normen voor bouwproducten en het verlenen van Europese technische goedkeuringen.

(8)

Richtlijn 89/106/EEG moet worden vervangen om het bestaande kader te vereenvoudigen en te verduidelijken en de bestaande maatregelen transparanter en doeltreffender te maken.

(9)

Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het in de handel brengen van producten (4) alsmede Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten (5) stellen een horizontaal wettelijk kader vast voor het in de handel brengen van producten op de interne markt; deze verordening moet rekening houden met dat wetgevend kader.

(10)

De technische belemmeringen in de bouwsector kunnen alleen worden opgeheven door geharmoniseerde technische specificaties vast te stellen om de prestaties van bouwproducten te beoordelen.

(11)

Deze geharmoniseerde technische specificaties moeten tests, berekeningen en andere middelen omvatten, die worden gedefinieerd in geharmoniseerde normen en Europese beoordelingsdocumenten waarmee de prestaties van de essentiële kenmerken van bouwproducten worden beoordeeld.

(12)

De methoden die door de lidstaten in hun eisen voor bouwwerken worden toegepast, en ook alle andere nationale voorschriften met betrekking tot de essentiële kenmerken van bouwproducten moeten in overeenstemming zijn met de geharmoniseerde technische specificaties.

(13)

Indien van toepassing moet het gebruik van prestatiecategorieën met betrekking tot de essentiële kenmerken van bouwproducten in geharmoniseerde normen bevorderd worden om rekening te houden met de onderscheiden niveaus van de fundamentele eisen voor bepaalde bouwwerken en ook met verschillen in klimaat, geologie en geografie en andere verschillende omstandigheden in de lidstaten. Indien de Commissie deze nog niet heeft vastgesteld, moeten de Europese normalisatie-instellingen dat kunnen doen op basis van een herzien mandaat.

(14)

Indien een beoogd gebruik voor een essentieel kenmerk van bouwproducten drempelniveaus vereist in de lidstaten, dienen die niveaus te worden vastgesteld in de geharmoniseerde technische specificaties.

(15)

De drempelniveaus die de Commissie overeenkomstig deze verordening vaststelt, moeten voor de essentiële kenmerken van het betrokken bouwproduct algemeen erkende waarden zijn ten aanzien van de bepalingen in de lidstaten.

(16)

Drempelniveaus kunnen van technische of regelgevende aard zijn, en kunnen voor slechts een of een reeks van kenmerken gelden.

(17)

Het Europees Comité voor normalisatie (CEN) en het Europees Comité voor elektrotechnische normalisatie (CENELEC) worden erkend als de instanties die bevoegd zijn om geharmoniseerde normen vast te stellen overeenkomstig de op 28 maart 2003 ondertekende algemene richtsnoeren voor samenwerking tussen de Commissie en deze twee instanties. Fabrikanten moeten deze geharmoniseerde normen gebruiken zodra hun referentienummer in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt en wel overeenkomstig Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (6) vastgestelde criteria.

(18)

De procedures van Richtlijn 89/106/EEG voor de beoordeling van de prestaties met betrekking tot de essentiële kenmerken van bouwproducten die niet onder een geharmoniseerde norm vallen, moeten worden vereenvoudigd om ze transparanter te maken en om de kosten voor fabrikanten van bouwproducten te verminderen.

(19)

Om een fabrikant van bouwproducten de mogelijkheid te geven een prestatieverklaring op te stellen voor een bouwproduct dat niet of niet volledig onder een geharmoniseerde norm valt, moet in een Europese technische beoordeling worden voorzien.

(20)

Fabrikanten van bouwproducten zouden voor hun producten om de afgifte van Europese technische beoordelingen moeten kunnen verzoeken op grond van de richtlijnen voor de Europese technische goedkeuring die krachtens Richtlijn 89/106/EEG zijn vastgesteld. Het recht om deze richtlijnen te gebruiken als Europese beoordelingsdocumenten moet daarom worden gewaarborgd.

(21)

De opstelling van ontwerpen van Europese beoordelingsdocumenten en het verstrekken van Europese technische beoordelingen zou moeten worden toevertrouwd aan technische beoordelingsinstanties (hierna „TBI's” te noemen) die door de lidstaten zijn aangewezen. Om ervoor te zorgen dat de TBI's de nodige bekwaamheid hebben om die taken uit te voeren, moeten de eisen voor de aanwijzing ervan op uniaal niveau worden vastgesteld.

(22)

De TBI's moeten een organisatie (hierna „organisatie van TBI's” genoemd) opzetten, indien van toepassing, door de Unie financieel gesteund, om de procedures voor de opstelling van ontwerpen van Europese beoordelingsdocumenten en voor het verstrekken van de Europese technische beoordelingen te coördineren.

(23)

Het in de handel brengen van een bouwproduct dat onder een geharmoniseerde norm valt of waarvoor een Europese technische beoordeling is afgegeven, moet vergezeld gaan van een prestatieverklaring met betrekking tot de essentiële kenmerken van het bouwproduct overeenkomstig de relevante geharmoniseerde technische specificaties, tenzij in deze verordening anders is bepaald.

(24)

Het zou nuttig zijn als de prestatieverklaring informatie bevatte over aanwezige gevaarlijke stoffen met als doel de kansen voor duurzame bouwwerken te vergroten en de ontwikkeling van milieuvriendelijke producten te faciliteren. Deze verordening doet geen afbreuk aan de rechten en plichten die de lidstaten hebben op grond van andere instrumenten van het Unierecht die betrekking kunnen hebben op gevaarlijke stoffen, in het bijzonder Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (7), Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (8), Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen (9), Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen (10) en Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (11).

(25)

Er is behoefte aan vereenvoudigde procedures voor het opstellen van prestatieverklaringen om zo de financiële lasten voor ondernemingen, vooral kleine en middelgrote ondernemingen, te verlichten.

(26)

Om ervoor te zorgen dat de prestatieverklaring nauwkeurig en betrouwbaar is, moeten de prestaties van het bouwproduct worden beoordeeld en moet de productie in de fabriek worden gecontroleerd volgens een passend systeem voor de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid van het bouwproduct. Voor een bepaald bouwproduct kunnen verschillende systemen gekozen worden om rekening te houden met het specifieke verband tussen sommige essentiële kenmerken van dat product en de fundamentele eisen voor bouwwerken.

(27)

Gezien het specifiek karakter van bouwproducten en de bijzondere opzet van het systeem voor de beoordeling ervan, zijn de conformiteitsbeoordelingsprocedures waarin Besluit nr. 768/2008/EG voorziet, en de daarin beschreven modules niet geschikt. Daarom moeten voor de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid met betrekking tot de essentiële kenmerken van bouwproducten specifieke methoden worden vastgesteld.

(28)

Gezien het verschil in betekenis van de CE-markering voor bouwproducten, vergeleken met de algemene beginselen die in Verordening (EG) nr. 765/2008 zijn uiteengezet, moeten er specifieke maatregelen worden genomen om duidelijkheid te verschaffen over de verplichting tot het aanbrengen van de CE-markering op bouwproducten en over de gevolgen daarvan.

(29)

Door de CE-markering op een bouwproduct aan te brengen of te laten aanbrengen, moet de fabrikant aantonen dat hij de verantwoordelijkheid neemt voor de conformiteit van dat product met de aangegeven prestaties ervan.

(30)

De CE-markering overeenkomstig deze verordening moet worden aangebracht op alle bouwproducten waarvoor de fabrikant een prestatieverklaring overeenkomstig deze verordening heeft opgesteld. Als er geen prestatieverklaring is opgesteld, mag er geen CE-markering overeenkomstig deze verordening worden aangebracht.

(31)

De CE-markering moet het enige merkteken zijn dat aangeeft dat het bouwproduct overeenstemt met de aangegeven prestaties en dat het voldoet aan de toepasselijke eisen betreffende de uniale harmonisatiewetgeving. Andere markeringen kunnen echter worden gebruikt mits zij bijdragen aan het verbeteren van de consumentenbescherming en niet onder de uniale harmonisatiewetgeving vallen.

(32)

Om onnodige tests te vermijden van bouwproducten waarvan de prestaties al op afdoende wijze door degelijke testresultaten of andere bestaande gegevens zijn aangetoond, moet de fabrikant in staat worden gesteld om, onder de voorwaarden die in de geharmoniseerde technische specificaties of in een besluit van de Commissie zijn vastgesteld, zonder tests of verdere tests een bepaald prestatieniveau of een bepaalde prestatieklasse aan te geven.

(33)

Om herhaling van reeds uitgevoerde tests te vermijden, moet de fabrikant van een bouwproduct de testresultaten kunnen gebruiken die door een derde zijn verkregen.

(34)

Fabrikanten kunnen gebruik maken van vereenvoudigde procedures door middel van documentatie in een formaat van hun keuze, overeenkomstig de voorwaarden van de betrokken geharmoniseerde norm.

(35)

Om voor micro-ondernemingen de kosten van het in de handel brengen van bouwproducten die ze hebben vervaardigd, verder te verminderen, moet worden voorzien in vereenvoudigde procedures voor de prestatiebeoordeling wanneer de producten in kwestie geen significante veiligheidsproblemen opleveren, en moet tegelijk aan de toepasselijke voorschriften worden voldaan, ongeacht de oorsprong van die voorschriften. Ondernemingen die deze vereenvoudigde procedures toepassen, moeten bovendien aantonen dat zij als micro-onderneming kunnen worden beschouwd. Zij moeten voorts de toepasselijke procedures voor verificatie van de prestatiebestendigheid volgen die in de geharmoniseerde technische specificaties van hun producten is vermeld.

(36)

Wat individueel ontworpen en vervaardigde bouwproducten betreft, moet de fabrikant vereenvoudigde procedures voor de prestatiebeoordeling kunnen toepassen, wanneer kan worden aangetoond dat het op de markt geïntroduceerde product aan de toepasselijke voorschriften voldoet.

(37)

Alle marktdeelnemers die een rol vervullen in de toeleverings- en distributieketen moeten passende maatregelen nemen om te waarborgen dat zij uitsluitend bouwproducten op de markt aanbieden die aan de voorschriften van deze verordening voldoen, met als doel de prestaties van bouwproducten te garanderen en de fundamentele eisen voor bouwwerken na te leven. In het bijzonder dienen importeurs en distributeurs van bouwproducten op de hoogte te zijn van de essentiële kenmerken waarvoor op de uniale markt bepalingen gelden, alsmede van de specifieke voorschriften in de lidstaten ten aanzien van de fundamentele eisen voor bouwwerken, en dienen zij deze kennis in hun handelstransacties te gebruiken.

(38)

Het is van belang de toegankelijkheid van de nationale technische voorschriften te waarborgen, zodat ondernemingen en met name kleine en middelgrote ondernemingen betrouwbare en nauwkeurige informatie kunnen verzamelen over de wetgeving die van kracht is in de lidstaat waar zij hun producten in de handel willen brengen of aanbieden. De lidstaten moeten daartoe productcontactpunten voor de bouw aanwijzen. Naast de taken omschreven in artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 764/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van procedures voor de toepassing van bepaalde nationale technische voorschriften op goederen die in een andere lidstaat legaal in de handel zijn gebracht (12), zouden de productcontactpunten voor de bouw ook informatie moeten verstrekken over voorschriften die van toepassing zijn op de verwerking, assemblage of installatie van een specifiek type bouwproduct.

(39)

Om het vrije goederenverkeer te vergemakkelijken, moeten de productcontactpunten gratis informatie verstrekken over bepalingen die ertoe strekken dat op het grondgebied van de betrokken lidstaat wordt voldaan aan de fundamentele eisen voor bouwwerken die gelden voor het beoogde gebruik van elk bouwproduct. De productcontactpunten kunnen de marktdeelnemer tevens bijkomende informatie of commentaar verstrekken. Voor deze bijkomende informatie mogen de productcontactpunten tarieven aanrekenen in verhouding tot de kosten van dergelijke informatie of commentaar.

(40)

Omdat de oprichting van productcontactpunten geen belemmering mag vormen voor de toewijzing van functies aan de bevoegde instanties binnen de regelgevingssystemen van de lidstaten, moeten de lidstaten productcontactpunten kunnen opzetten naar gelang van de regionale of lokale bevoegdheden. De lidstaten moeten de rol van productcontactpunten ook aan bestaande, overeenkomstig andere uniale instrumenten opgerichte contactpunten kunnen toevertrouwen teneinde een onnodige toename van het aantal contactpunten te voorkomen en de administratieve procedures te vereenvoudigen. De lidstaten moeten de rol van productcontactpunten niet alleen kunnen toevertrouwen aan bestaande overheidsdiensten, maar ook aan nationale SOLVIT-centra, kamers van koophandel, beroepsorganisaties en particuliere organisaties, teneinde de administratieve kosten voor de ondernemingen en de bevoegde instanties niet te laten toenemen.

(41)

Om een gelijkwaardige en consequente handhaving van de uniale harmonisatiewetgeving te waarborgen, moeten de lidstaten een doeltreffend markttoezicht houden. In Verordening (EG) nr. 765/2008 zijn de basisvoorwaarden voor de werking van dit markttoezicht vastgelegd, met name voor programma's, financiering en sancties.

(42)

De verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de veiligheid, de gezondheid en andere, onder de fundamentele eisen voor bouwwerken vallende aspecten op hun grondgebied, moet worden erkend in een vrijwaringsclausule die in passende beschermingsmaatregelen voorziet.

(43)

Omdat ervoor moet worden gezorgd dat de instanties die de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid van bouwproducten uitvoeren, in de hele Unie een uniform prestatieniveau hebben en omdat al deze instanties hun functies op hetzelfde niveau en onder eerlijke concurrentievoorwaarden moeten vervullen, moeten eisen worden vastgesteld voor deze instanties die zich voor de doeleinden van deze verordening willen aanmelden. Ook moet worden voorzien in passende informatie over en toezicht op deze instanties.

(44)

Om bij de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid van bouwproducten een coherent kwaliteitsniveau te waarborgen, moeten ook eisen worden vastgesteld voor de autoriteiten die de instanties die deze taken uitvoeren, bij de Commissie en de andere lidstaten moeten aanmelden.

(45)

Volgens artikel 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) dienen de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren, vooraf te worden vastgelegd bij een verordening die wordt vastgesteld volgens de gewone wetgevingsprocedure. In afwachting van de vaststelling van die nieuwe verordening blijft Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (13) van toepassing, met uitzondering van de regelgevingsprocedure met toetsing, die niet langer van toepassing is.

(46)

Om de doelstellingen van deze verordening te kunnen verwezenlijken, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het VWEU bepaalde gedelegeerde handelingen vast te stellen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden het nodige overleg pleegt, ook op deskundigenniveau.

(47)

Omdat het enige tijd vergt voordat het kader voor de goede werking van deze verordening tot stand is gebracht, moet de toepassing ervan worden uitgesteld, met uitzondering van de bepalingen betreffende de aanwijzing van TBI's, aanmeldende autoriteiten en aangemelde instanties, de oprichting van een organisatie van TBI's en de oprichting van het Permanent comité voor de bouw.

(48)

De Commissie en de lidstaten moeten in samenwerking met de belanghebbenden voorlichtingscampagnes op touw zetten om de bouwsector en in het bijzonder marktdeelnemers en gebruikers van bouwproducten te informeren over de invoering van een gemeenschappelijke technische taal, de verantwoordelijkheidsverdeling tussen individuele marktdeelnemers en gebruikers, het aanbrengen van de CE-markering op bouwproducten, de herziening van de fundamentele eisen voor bouwwerken en de systemen voor beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid.

(49)

Bij de fundamentele eis voor bouwwerken inzake „duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen” dient met name rekening te worden gehouden met de recycleerbaarheid van bouwwerken en van de materialen en delen ervan na de sloop, de duurzaamheid van bouwwerken en het gebruik van milieuvriendelijke grondstoffen en secundaire materialen in het bouwwerk.

(50)

Voor de evaluatie van het duurzaam gebruik van hulpbronnen en voor de milieueffectbeoordeling van bouwwerken moeten, indien voorhanden, milieuproductverklaringen worden gebruikt.

(51)

Daar het doel van deze verordening, namelijk de totstandbrenging van een goed werkende interne markt voor bouwproducten door middel van geharmoniseerde technische specificaties om de prestaties van bouwproducten uit te drukken, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen van dergelijk optreden beter op uniaal niveau kan worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening bepaalt de voorwaarden voor het in de handel brengen of aanbieden van bouwproducten door geharmoniseerde voorschriften vast te stellen voor de wijze waarop de prestaties van bouwproducten met betrekking tot hun essentiële kenmerken worden uitgedrukt, en voor het gebruik van de CE-markering op die producten.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.   „bouwproduct”: elk product of kit dat wordt vervaardigd en in de handel wordt gebracht om blijvend te worden verwerkt in bouwwerken of delen ervan, zodat de verwijdering van het product de prestaties van het bouwwerk wijzigt ten opzichte van de fundamentele eisen voor bouwwerken;

2.   „kit”: een bouwproduct dat door één fabrikant op de markt wordt geïntroduceerd met ten minste twee afzonderlijke componenten die gecombineerd moeten worden om in het bouwwerk te worden verwerkt;

3.   „bouwwerken”: bouwkundige en civieltechnische werken;

4.   „essentiële kenmerken”: kenmerken van het bouwproduct die verband houden met de fundamentele eisen voor bouwwerken;

5.   „prestaties van een bouwproduct”: de prestaties met betrekking tot de essentiële kenmerken, uitgedrukt in niveau of klasse of op beschrijvende wijze;

6.   „niveau”: het resultaat van de prestatiebeoordeling van een bouwproduct, met betrekking tot de essentiële kenmerken daarvan, uitgedrukt in een numerieke waarde;

7.   „klasse”: een reeks niveaus voor de prestaties van een bouwproduct, die wordt begrensd door een minimum- en een maximumprestatiewaarde;

8.   „drempelniveau”: een minimum- of maximumprestatieniveau van een essentieel kenmerk van een bouwproduct;

9.   „producttype”: de reeks representatieve klassen of niveaus van de prestaties van een bouwproduct met betrekking tot de essentiële kenmerken ervan, dat is vervaardigd met een bepaalde combinatie van grondstoffen of andere elementen in een specifiek productieproces;

10.   „geharmoniseerde technische specificaties”: geharmoniseerde normen en Europese beoordelingsdocumenten;

11.   „geharmoniseerde norm”: een norm die door een van de in bijlage I bij Richtlijn 98/34/EG genoemde Europese normalisatie-instellingen is vastgesteld op grond van een verzoek dat door de Commissie overeenkomstig artikel 6 van die richtlijn is ingediend;

12.   „Europees beoordelingsdocument”: een document dat door de organisatie van TBI's is vastgesteld met het oog op afgifte van Europese technische beoordelingen;

13.   „Europese technische beoordeling”: de gedocumenteerde beoordeling van de prestaties van een bouwproduct, met betrekking tot de essentiële kenmerken daarvan, overeenkomstig het desbetreffende Europese beoordelingsdocument;

14.   „beoogd gebruik”: het beoogde gebruik van het bouwproduct dat is omschreven in de toepasselijke geharmoniseerde technische specificatie;

15.   „specifieke technische documentatie”: documentatie die aantoont dat methoden in het toepasselijke systeem voor de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid vervangen zijn door andere methoden, op voorwaarde dat de resultaten van die andere methoden gelijkwaardig zijn met die van de testmethoden van de betrokken geharmoniseerde norm;

16.   „het op de markt aanbieden”: het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een bouwproduct met het oog op distributie of gebruik op de uniale markt;

17.   „in de handel brengen”: het voor het eerst op de uniale markt aanbieden van een bouwproduct;

18.   „marktdeelnemer”: de fabrikant, de importeur, de distributeur of de gemachtigde;

19.   „fabrikant”: een natuurlijke of rechtspersoon die een bouwproduct vervaardigt of laat ontwerpen of vervaardigen, en dat product onder zijn naam of handelsmerk verhandelt;

20.   „distributeur”: een natuurlijke of rechtspersoon in de toeleveringsketen, behalve dan de fabrikant of de importeur, die een bouwproduct op de markt aanbiedt;

21.   „importeur”: een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die een bouwproduct uit een derde land op de uniale markt in de handel brengt;

22.   „gemachtigde”: een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die schriftelijk door een fabrikant is gemachtigd om namens hem op te treden met betrekking tot bepaalde taken;

23.   „uit de handel nemen”: maatregel waarmee wordt beoogd te voorkomen dat een bouwproduct dat zich in de toeleveringsketen bevindt, op de markt wordt aangeboden;

24.   „terugroepen”: maatregel waarmee wordt beoogd een bouwproduct dat al aan de eindgebruiker ter beschikking is gesteld, te doen terugkeren;

25.   „accreditatie”: heeft de betekenis als in Verordening (EG) nr. 765/2008;

26.   „productiecontrole in de fabriek”: de gedocumenteerde permanente interne productiecontrole in een fabriek, overeenkomstig de toepasselijke geharmoniseerde technische specificaties;

27.   „micro-onderneming”: een micro-onderneming zoals gedefinieerd in de Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (14);

28.   „levenscyclus”: de opeenvolgende en onderling gerelateerde fasen van de levensduur van een bouwproduct, vanaf de aanschaf van de grondstof of de winning uit natuurlijke hulpbronnen tot de definitieve verwijdering.

Artikel 3

Fundamentele eisen voor bouwwerken en essentiële kenmerken van bouwproducten

1.   De fundamentele eisen voor bouwwerken in bijlage I vormen de basis voor het opstellen van normalisatiemandaten en geharmoniseerde technische specificaties.

2.   De essentiële kenmerken van bouwproducten worden vastgelegd in geharmoniseerde technische specificaties met betrekking tot de fundamentele eisen voor bouwwerken.

3.   Voor specifieke families van bouwproducten die onder een geharmoniseerde norm vallen, stelt de Commissie, zo nodig, en in verhouding tot hun in geharmoniseerde normen omschreven beoogd gebruik, bij gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 60 de essentiële kenmerken vast waarvan de fabrikant bij het in de handel brengen de productprestaties moet aangeven.

Waar passend, stelt de Commissie bij gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 60 ook de drempelniveaus vast van de prestaties met betrekking tot de aan te geven essentiële kenmerken.

HOOFDSTUK II

PRESTATIEVERKLARING EN CE-MARKERING

Artikel 4

De prestatieverklaring

1.   Indien een bouwproduct onder een geharmoniseerde norm valt of daarvoor een Europese technische beoordeling is verstrekt, stelt de fabrikant een prestatieverklaring op wanneer een dergelijk product in de handel wordt gebracht.

2.   Indien een bouwproduct onder een geharmoniseerde norm valt of daarvoor een Europese technische beoordeling is verstrekt, wordt elke vorm van informatie over de prestaties met betrekking tot de essentiële kenmerken, vastgelegd in de toepasselijke geharmoniseerde technische specificatie, slechts ter beschikking gesteld indien zij in de prestatieverklaring is vermeld en gespecificeerd.

3.   Met het opstellen van de prestatieverklaring neemt de fabrikant de verantwoordelijkheid op zich dat het bouwproduct overeenkomt met de daarin opgegeven prestaties. Zonder objectieve aanwijzingen voor het tegendeel, gaan de lidstaten ervan uit dat de door de fabrikant opgestelde prestatieverklaring nauwkeurig en betrouwbaar is.

Artikel 5

Afwijkingen van het opstellen van een prestatieverklaring

Indien uniale of nationale bepalingen er niet toe verplichten de essentiële kenmerken aan te geven in de markt -waar een fabrikant zijn product in de handel wil brengen, kan een fabrikant in afwijking van artikel 4, lid 1, bij het in de handel brengen van een onder een geharmoniseerde norm vallend bouwproduct afzien van de opstelling van een prestatieverklaring wanneer:

a)

het bouwproduct afzonderlijk of als maatwerk is vervaardigd in een niet-seriematig productieproces in antwoord op een specifieke bestelling en in één enkel geïdentificeerd bouwwerk is geïnstalleerd door een fabrikant die verantwoordelijk is voor de veilige verwerking van het product in de bouwwerken, overeenkomstig de toepasselijke nationale regels en onder de verantwoordelijkheid van diegenen die conform die regels als verantwoordelijken voor de veilige uitvoering van de werken zijn aangewezen;

b)

het bouwproduct op de bouwplaats is vervaardigd om in de betrokken bouwwerken te worden verwerkt, overeenkomstig de toepasselijke nationale regels en onder de verantwoordelijkheid van diegenen die conform die regels als verantwoordelijken voor de veilige uitvoering van de werken zijn aangewezen; of

c)

het bouwproduct op een traditionele manier in een niet-industrieel proces is vervaardigd voor de deugdelijke renovatie van bouwwerken die, overeenkomstig de toepasselijke nationale regels, als onderdeel van een geklasseerd gebied of vanwege hun bijzondere architecturale of historische waarde, officieel beschermd zijn.

Artikel 6

Inhoud van de prestatieverklaring

1.   De prestatieverklaring formuleert de prestaties van bouwproducten met betrekking tot hun essentiële kenmerken overeenkomstig de relevante geharmoniseerde technische specificaties.

2.   De prestatieverklaring bevat in het bijzonder de volgende gegevens:

a)

de referentie van het producttype waarvoor de prestatieverklaring is opgesteld;

b)

het systeem of de systemen voor de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid van het bouwproduct, vermeld in bijlage V;

c)

het referentienummer en de datum van afgifte van de geharmoniseerde norm of het Europees beoordelingsdocument waarvan gebruik is gemaakt voor de beoordeling van elk essentieel kenmerk;

d)

in voorkomend geval, het referentienummer van de specifieke technische documentatie die is gebruikt en de vereisten waaraan het product volgens de fabrikant voldoet.

3.   Voorts bevat de prestatieverklaring de volgende gegevens:

a)

het beoogde gebruik van het bouwproduct overeenkomstig de toepasselijke geharmoniseerde technische specificatie;

b)

de lijst van essentiële kenmerken die voor het aangegeven beoogde gebruik in de geharmoniseerde technische specificatie zijn bepaald;

c)

de prestaties van minstens één essentieel kenmerk van het bouwproduct dat relevant is voor het(de) aangegeven beoogde gebruik(en);

d)

in voorkomend geval, de prestaties van het bouwproduct in niveaus of klassen of in een beschrijving, met betrekking tot de essentiële kenmerken, die overeenkomstig artikel 3, lid 3, zijn bepaald;

e)

indien van toepassing, de prestaties van het bouwproduct in niveaus of klassen of in een beschrijving, met betrekking tot alle essentiële kenmerken waarvoor betreffende het(de) aangegeven beoogde gebruik(en) op de plaats waar de fabrikant het bouwproduct in de handel wil brengen, bepalingen bestaan;

f)

de in de lijst vermelde essentiële kenmerken waarvoor geen prestaties zijn aangegeven, de letters „NPD” (No Performance Determined- geen prestatie bepaald);

g)

indien voor dat product een Europese technische beoordeling is verstrekt, de prestaties van het bouwproduct in niveaus of klassen, of in een beschrijving, met betrekking tot alle essentiële kenmerken die in de betrokken Europese technische beoordeling zijn aangegeven.

4.   De prestatieverklaring wordt opgesteld volgens het model in bijlage III.

Artikel 7

Verstrekking van de prestatieverklaring

1.   Bij elk product dat op de markt wordt aangeboden, wordt een kopie van de prestatieverklaring verstrekt.

Indien echter een partij van hetzelfde product aan een enkele gebruiker wordt geleverd, mag deze vergezeld gaan van één enkele kopie van de prestatieverklaring.

2.   De kopie van de prestatieverklaring mag alleen met de uitdrukkelijke toestemming van de ontvanger in elektronische vorm worden verstrekt.

3.   In afwijking van de leden 1 en 2 mag de inhoud van de prestatieverklaring onder de door de Commissie bij gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 60 vast te stellen voorwaarden op een website ter beschikking worden gesteld.

4.   De prestatieverklaring wordt verstrekt in de taal of talen die de lidstaat waar het product op de markt wordt aangeboden, voorschrijft.

Artikel 8

Algemene beginselen en gebruik van de CE-markering

1.   De algemene beginselen die zijn vastgesteld in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 765/2008 zijn op de CE-markering van toepassing.

2.   De CE-markering wordt aangebracht op bouwproducten waarvoor de fabrikant een prestatieverklaring overeenkomstig de artikelen 4, 6 en 7 heeft opgesteld.

Als een prestatieverklaring door de fabrikant niet overeenkomstig de artikelen 4, 6 en 7 is opgesteld, mag de CE-markering niet worden aangebracht.

Door de CE-markering aan te brengen of te laten aanbrengen, toont de fabrikant dat hij de verantwoordelijkheid op zich neemt voor de conformiteit van het product met de aangegeven prestaties en de naleving van alle eisen die zijn vastgelegd in deze verordening en in andere relevante uniale harmonisatiewetgeving waarin het aanbrengen van een markering wordt voorgeschreven.

Dit lid laat de voorschriften inzake het aanbrengen van de CE-markering waarin andere relevante uniale harmonisatiewetgeving voorziet, onverlet.

3.   Voor een bouwproduct dat onder een geharmoniseerde norm valt of waarvoor een Europese technische beoordeling is afgegeven, is de CE-markering het enige merkteken dat verklaart dat het bouwproduct in overeenstemming is met de aangegeven prestaties met betrekking tot de essentiële kenmerken die onder die geharmoniseerde norm of Europese technische beoordeling vallen.

De lidstaten introduceren in dat verband in hun nationale maatregelen geen verwijzingen, of trekken verwijzingen naar andere merktekens dan de CE-markering, die verklaren in overeenstemming te zijn met de aangegeven prestaties met betrekking tot de essentiële kenmerken die onder een geharmoniseerde technische specificatie vallen, in.

4.   De lidstaten mogen, op hun grondgebied of onder hun verantwoordelijkheid, het op de markt aanbieden of het gebruik van bouwproducten met de CE-markering niet verbieden of belemmeren wanneer de aangegeven prestaties overeenstemmen met de voorschriften voor dat gebruik in die lidstaat.

5.   De lidstaten zorgen ervoor dat het gebruik van bouwproducten met de CE-markering niet wordt belemmerd door regels of voorwaarden die zijn opgelegd door overheidsorganen of particuliere instellingen die als overheidsbedrijf of op grond van een monopoliepositie of overheidsmandaat als overheidsorgaan optreden, wanneer de aangegeven prestaties overeenstemmen met de voorschriften voor dat gebruik in die lidstaat.

6.   De methoden die de lidstaten in hun eisen voor bouwwerken toepassen, en ook alle andere nationale voorschriften met betrekking tot de essentiële kenmerken van bouwproducten, zijn in overeenstemming met de geharmoniseerde technische specificaties.

Artikel 9

Voorschriften en voorwaarden voor het aanbrengen van de CE-markering

1.   De CE-markering wordt zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar op het bouwproduct of op een etiket daarvan aangebracht. Indien dit door de aard van het product niet mogelijk of niet gerechtvaardigd is, wordt de CE-markering aangebracht op de verpakking of in de begeleidende documenten.

2.   De CE-markering wordt gevolgd door de laatste twee cijfers van het jaar waarin zij het eerst werd aangebracht, de naam of het identificatiemerk en het geregistreerde adres van de fabrikant, de unieke identificatiecode van het producttype, het referentienummer van de prestatieverklaring, de daarin in niveau of klasse aangegeven prestatie, de verwijzing naar de toegepaste geharmoniseerde technische specificatie, het identificatienummer van de aangemelde instantie, indien van toepassing, en het beoogde gebruik dat is vastgesteld in de toepasselijke geharmoniseerde technische specificatie.

3.   De CE-markering wordt aangebracht voordat het bouwproduct in de handel wordt gebracht. Zij kan worden gevolgd door een pictogram of een ander teken dat in het bijzonder naar een bijzonder risico of gebruik verwijst.

Artikel 10

Productcontactpunten voor de bouw

1.   De lidstaten wijzen productcontactpunten voor de bouw aan overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 764/2008.

2.   De artikelen 10 en 11 van Verordening (EG) nr. 764/2008 zijn van toepassing op de productcontactpunten voor de bouw.

3.   Wat de in artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 764/2008 omschreven taken betreft, zorgt elke lidstaat ervoor dat de productcontactpunten voor de bouw informatie verschaffen over de bepalingen die ertoe strekken dat wordt voldaan aan de fundamentele eisen voor bouwwerken die op zijn grondgebied gelden voor het beoogde gebruik van elk bouwproduct, zoals is bepaald in artikel 6, lid 3, onder e), van deze verordening.

HOOFDSTUK III

VERPLICHTINGEN VAN MARKTDEELNEMERS

Artikel 11

Verplichtingen van fabrikanten

1.   Fabrikanten stellen de prestatieverklaring op overeenkomstig de artikelen 4 tot en met 7 en brengen de CE-markering aan overeenkomstig de artikelen 8 en 9.

Fabrikanten stellen, als basis voor de prestatieverklaring, technische documentatie op waarin alle toepasselijke elementen met betrekking tot het vereiste beoordelingssysteem en verificatie van de prestatiebestendigheid worden omschreven.

2.   Fabrikanten bewaren de technische documentatie en de prestatieverklaring tot 10 jaar nadat het bouwproduct in de handel is gebracht.

De Commissie kan bij gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 60, waar passend, voor elke familie van bouwproducten deze periode wijzigen op grond van de verwachte levensduur of het aandeel van het bouwproduct in de bouwwerken.

3.   Fabrikanten zorgen ervoor dat er procedures worden ingesteld om voor serieproductie de aangegeven prestaties te handhaven. Met veranderingen in het producttype en in de geharmoniseerde technische specificaties wordt op passende wijze rekening gehouden.

Indien dit voor de nauwkeurigheid, betrouwbaarheid en bestendigheid van de aangegeven prestaties van een bouwproduct passend wordt geacht, voeren fabrikanten steekproeven uit op in de handel gebrachte of aangeboden bouwproducten, onderzoeken zij klachten, non-conforme producten en teruggeroepen producten en houden daarvan zo nodig een register bij, en houden zij de distributeurs op de hoogte van dat toezicht.

4.   Fabrikanten zorgen ervoor dat op hun bouwproducten een type-, partij- of serienummer, dan wel een ander identificatiemiddel wordt aangebracht of, wanneer dit door de omvang of aard van het product niet mogelijk is, dat de vereiste informatie op de verpakking of in een bij het bouwproduct gevoegd document wordt vermeld.

5.   Fabrikanten vermelden hun naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerd handelsmerk en hun contactadres op het bouwproduct of, wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking of in een bij het bouwproduct gevoegd document. Het adres moet één enkele plaats aangeven waarop met de fabrikant contact kan worden gezocht.

6.   Fabrikanten zien erop toe dat wanneer zij een bouwproduct op de markt aanbieden, het product vergezeld gaat van instructies en informatie aangaande de veiligheid, in een taal, zoals bepaald door de betrokken lidstaat, die de gebruikers gemakkelijk kunnen begrijpen.

7.   Fabrikanten die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een door hen in de handel gebracht bouwproduct niet in overeenstemming is met de prestatieverklaring of niet aan andere toepasselijke voorschriften van deze verordening voldoet, nemen onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om het product conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen fabrikanten, indien het product een risico vertoont, de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten waar zij het bouwproduct op de markt hebben aangeboden hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de non-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven.

8.   Fabrikanten verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit aan deze autoriteit alle benodigde informatie en documentatie om aan te tonen dat het bouwproduct conform de prestatieverklaring is en aan andere toepasselijke voorschriften van deze verordening voldoet, in een taal die die autoriteit gemakkelijk kan begrijpen. Op verzoek van deze autoriteit verlenen zij medewerking aan alle genomen maatregelen ter uitschakeling van de risico's van de door hen in de handel gebrachte bouwproducten.

Artikel 12

Gemachtigden

1.   Een fabrikant kan via een schriftelijk mandaat een gemachtigde aanstellen.

De opstelling van technische documentatie maakt geen deel uit van het mandaat van de gemachtigde.

2.   Een gemachtigde voert de taken uit die gespecificeerd zijn in het mandaat. Het mandaat laat de gemachtigde toe ten minste de volgende taken te verrichten:

a)

hij houdt de prestatieverklaring en de technische documentatie gedurende de in artikel 11, lid 2, bedoelde termijn ter beschikking van de nationale toezichtautoriteiten;

b)

hij verstrekt op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit aan deze autoriteit alle benodigde informatie en documentatie om aan te tonen dat het bouwproduct conform de prestatieverklaring is en aan andere toepasselijke voorschriften van deze verordening voldoet;

c)

hij verleent op verzoek van de bevoegde nationale instanties medewerking aan eventueel genomen maatregelen ter uitschakeling van de risico's van bouwproducten die onder het mandaat van de gemachtigde vallen.

Artikel 13

Verplichtingen van importeurs

1.   Importeurs mogen op de uniale markt alleen bouwproducten in de handel brengen die aan de voorschriften van deze verordening voldoen.

2.   Alvorens een bouwproduct in de handel wordt gebracht, zorgen importeurs ervoor dat de beoordeling en verificatie van de bestendigheid van de prestaties door de fabrikant is uitgevoerd. Zij zorgen ervoor dat de fabrikant de in artikel 11, lid 1, tweede alinea, bedoelde technische documentatie heeft opgesteld, dat de prestatieverklaring conform de artikelen 4, 6 en 7 is, dat op het product indien vereist de CE-markering is aangebracht en dat het product vergezeld gaat van de vereiste documenten, en dat de fabrikant voldoet aan de voorschriften van artikel 11, leden 4 en 5.

Indien een importeur van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat het bouwproduct niet conform de prestatieverklaring is of aan andere toepasselijke voorschriften van deze verordening niet voldoet, mag hij het bouwproduct niet in de handel brengen zolang het niet in overeenstemming is met de bijgevoegde prestatieverklaring of aan andere toepasselijke voorschriften van deze verordening voldoet, of zolang de prestatieverklaring niet is gecorrigeerd. Indien het product een risico vertoont, brengt de importeur de fabrikant en de markttoezichtautoriteiten hiervan op de hoogte.

3.   Importeurs vermelden hun naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerd handelsmerk en hun contactadres op het bouwproduct of, wanneer dit niet mogelijk is, op de verpakking of in een bij het product gevoegd document.

4.   Importeurs zien erop toe dat wanneer zij een bouwproduct op de markt aanbieden, het product vergezeld gaat van instructies en informatie aangaande de veiligheid, in een taal bepaald door de betrokken lidstaat, die de gebruikers gemakkelijk kunnen begrijpen.

5.   Gedurende de periode dat een bouwproduct onder hun verantwoordelijkheid valt, zorgen importeurs ervoor dat de opslag- en vervoersomstandigheden de conformiteit met de prestatieverklaring en met andere toepasselijke voorschriften van deze verordening niet in het gedrang brengen.

6.   Indien dit voor de nauwkeurigheid, betrouwbaarheid en bestendigheid van de aangegeven prestaties van een bouwproduct passend wordt geacht, voeren importeurs steekproeven uit op bouwproducten die in de handel wordt gebracht of aangeboden, onderzoeken zij klachten, non-conforme producten en teruggeroepen producten en houden daarvan zo nodig een register bij, en houden zij de distributeurs op de hoogte van dat toezicht.

7.   Importeurs die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een door hen in de handel gebracht bouwproduct niet in overeenstemming is met de prestatieverklaring of niet aan andere toepasselijke voorschriften van deze verordening voldoet, nemen onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om het product conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen importeurs, indien het product een risico vertoont, de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten waar zij het bouwproduct op de markt hebben aangeboden hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de non-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven.

8.   Importeurs houden gedurende de in artikel 11, lid 2, bedoelde termijn een kopie van de prestatieverklaring ter beschikking van de markttoezichtautoriteiten en zorgen ervoor dat de technische documentatie op verzoek aan die autoriteiten wordt verstrekt.

9.   Importeurs verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit aan deze autoriteit alle benodigde informatie en documentatie om aan te tonen dat het product in overeenstemming is met de prestatieverklaring en aan andere toepasselijke voorschriften van deze verordening voldoet, in een taal die die autoriteit gemakkelijk kan begrijpen. Op verzoek van deze autoriteit verlenen zij medewerking aan alle genomen maatregelen ter uitschakeling van de risico’s van de door hen in de handel gebrachte bouwproducten.

Artikel 14

Verplichtingen van distributeurs

1.   Distributeurs die een bouwproduct op de markt aanbieden, betrachten de nodige zorgvuldigheid in verband met de voorschriften van deze verordening.

2.   Alvorens een bouwproduct op de markt aan te bieden, zorgen distributeurs ervoor dat op het product, waar vereist, de CE-markering is aangebracht en dat het vergezeld gaat van de krachtens deze verordening vereiste documenten en van instructies en veiligheidsinformatie in een taal bepaald door de betrokken lidstaat, die gebruikers gemakkelijk kunnen begrijpen, en dat de fabrikant en de importeur voldoen aan de voorschriften van artikel 11, leden 4 en 5, respectievelijk artikel 13, lid 3.

Indien een distributeur van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat een bouwproduct niet in overeenstemming is met de prestatieverklaring of niet aan andere toepasselijke voorschriften van deze verordening voldoet, mag hij het product niet op de markt aanbieden zolang het niet conform de bijgevoegde prestatieverklaring is en aan de andere toepasselijke voorschriften van deze verordening voldoet of zolang de prestatieverklaring niet is gecorrigeerd. Indien het product een risico vertoont, brengt de distributeur de fabrikant of de importeur hiervan bovendien op de hoogte, evenals de markttoezichtautoriteiten.

3.   Gedurende de periode dat een bouwproduct onder zijn verantwoordelijkheid valt, zorgt een distributeur ervoor dat de opslag- en vervoersomstandigheden de conformiteit met de prestatieverklaring en de naleving van andere voorschriften van deze verordening niet in het gedrang brengen.

4.   Distributeurs die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een door hen op de markt aangeboden bouwproduct niet in overeenstemming is met de prestatieverklaring of niet aan andere toepasselijke voorschriften van deze verordening voldoet, zorgen ervoor dat de nodige corrigerende maatregelen worden genomen om het product conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen distributeurs, indien het product een risico vertoont, de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten waar zij het product op de markt hebben aangeboden hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de non-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig omschrijven.

5.   Distributeurs verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit aan deze autoriteit alle benodigde informatie en documentatie om aan te tonen dat het product in overeenstemming is met de prestatieverklaring en aan andere toepasselijke voorschriften van deze verordening voldoet, in een taal die die autoriteit gemakkelijk kan begrijpen. Op verzoek van deze autoriteit verlenen zij medewerking aan de uitvoering van alle maatregelen ter uitschakeling van de risico's van de door hen op de markt aangeboden bouwproducten.

Artikel 15

Gevallen waarin de verplichtingen van fabrikanten van toepassing zijn op importeurs en distributeurs

Een importeur of distributeur wordt beschouwd als fabrikant voor de toepassing van deze verordening en is onderworpen aan de verplichtingen van de fabrikant overeenkomstig artikel 11, wanneer hij een product onder zijn naam of handelsmerk in de handel brengt of een al in de handel gebracht bouwproduct zodanig wijzigt dat de conformiteit met de prestatieverklaring in het gedrang kan komen.

Artikel 16

Identificatie van marktdeelnemers

Gedurende de in artikel 11, lid 2, bedoelde termijn delen marktdeelnemers markttoezichtautoriteiten op verzoek het volgende mee:

a)

welke marktdeelnemer hun een product heeft verstrekt;

b)

aan welke marktdeelnemer zij een product hebben verstrekt.

HOOFDSTUK IV

GEHARMONISEERDE TECHNISCHE SPECIFICATIES

Artikel 17

Geharmoniseerde normen

1.   Geharmoniseerde normen worden vastgesteld door de in bijlage I bij Richtlijn 98/34/EG genoemde Europese normalisatie-instellingen, op grond van verzoeken (hierna „mandaten” genoemd) die de Commissie overeenkomstig artikel 6 van die richtlijn afgeeft, na raadpleging van het Permanent comité voor de bouw bedoeld in artikel 64 van deze verordening (hierna „Permanent comité voor de bouw” genoemd).

2.   Geharmoniseerde normen voorzien in de methoden en criteria om de prestaties van bouwproducten met betrekking tot hun essentiële kenmerken te beoordelen.

Indien zulks in het desbetreffende mandaat is bepaald, wordt in een geharmoniseerde norm het beoogd gebruik vermeld van de producten die eronder vallen.

Geharmoniseerde normen voorzien in voorkomend geval in minder belastende methoden dan de tests om de prestaties van bouwproducten met betrekking tot hun essentiële kenmerken te beoordelen, zonder dat daarbij de nauwkeurigheid, betrouwbaarheid en bestendigheid van de testresultaten in het gedrang komen.

3.   De Europese normalisatie-instellingen leggen in geharmoniseerde normen de toepasselijke productiecontrole in de fabriek vast, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van het fabricageproces van het betrokken bouwproduct.

De geharmoniseerde norm omvat de technische details die nodig zijn voor de toepassing van het systeem voor de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid.

4.   De Commissie beoordeelt de conformiteit van de door de Europese normalisatie-instellingen vastgestelde geharmoniseerde normen met de betrokken mandaten.

De Commissie maakt in het Publicatieblad van de Europese Unie de lijst bekend met de referentienummers van de geharmoniseerde normen die conform de betrokken mandaten zijn.

Voor elke geharmoniseerde norm in de lijst wordt het volgende vermeld:

a)

in voorkomend geval, referentienummers van achterhaalde geharmoniseerde technische specificaties;

b)

begindatum van de co-existentieperiode;

c)

einddatum van de co-existentieperiode.

De Commissie maakt alle bijwerkingen van die lijst bekend.

Vanaf de begindatum van de co-existentieperiode kan een geharmoniseerde norm worden gebruikt voor het opstellen van een prestatieverklaring voor een bouwproduct dat onder deze norm valt. Nationale normalisatie-instellingen zijn verplicht de geharmoniseerde normen om te zetten overeenkomstig Richtlijn 98/34/EG.

Onverminderd de artikelen 36 tot en met 38, is vanaf de einddatum van de co-existentieperiode de geharmoniseerde norm de enige wijze voor het opstellen van een prestatieverklaring voor een bouwproduct dat onder deze norm valt.

Na afloop van de co-existentieperiode worden met elkaar strijdige nationale normen ingetrokken en beëindigen de lidstaten de geldigheid van alle met elkaar strijdige nationale bepalingen.

Artikel 18

Formeel bezwaar tegen geharmoniseerde normen

1.   Indien een lidstaat of de Commissie van mening is dat een geharmoniseerde norm niet geheel voldoet aan de in het desbetreffende mandaat beschreven eisen, legt de betrokken lidstaat of de Commissie de aangelegenheid met vermelding van argumenten voor aan het bij artikel 5 van Richtlijn 98/34/EG ingestelde comité. Dat comité brengt na overleg met de betrokken Europese normalisatie-instellingen en het Permanent comité voor de bouw onverwijld advies uit.

2.   Op basis van het advies van het bij artikel 5 van Richtlijn 98/34/EG ingestelde comité beslist de Commissie of zij de referentienummers van de betrokken geharmoniseerde norm in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendmaakt, niet bekendmaakt, met beperkingen bekendmaakt, handhaaft, met beperkingen handhaaft of intrekt.

3.   De Commissie brengt de betrokken Europese normalisatie-instelling op de hoogte van haar beslissing en verzoekt zo nodig om herziening van de geharmoniseerde norm in kwestie.

Artikel 19

Europees beoordelingsdocument

1.   Indien een fabrikant om een Europese technische beoordeling verzoekt, maakt de organisatie van TBI's een Europees beoordelingsdocument op en stelt dit vast, voor niet of niet volledig onder een geharmoniseerde norm vallende bouwproducten waarvan de prestaties met betrekking tot hun essentiële kenmerken niet volledig volgens een bestaande geharmoniseerde norm kunnen worden beoordeeld, onder meer omdat:

a)

het product niet onder de werkingssfeer van een bestaande geharmoniseerde norm valt;

b)

de beoordelingsmethode voorzien in de geharmoniseerde norm voor een of meer essentiële kenmerken van het product niet geschikt is; of

c)

de geharmoniseerde norm niet in een beoordelingsmethode voorziet voor een of meer essentiële kenmerken van het product.

2.   Tijdens de procedure ter vaststelling van het Europees beoordelingsdocument worden de beginselen van artikel 20 geëerbiedigd en worden de regels van artikel 21 en bijlage II nageleefd.

3.   De Commissie kan overeenkomstig artikel 60 gedelegeerde handelingen tot wijziging van bijlage II aannemen en aanvullende procedureregels voor de ontwikkeling en vaststelling van een Europees beoordelingsdocument vaststellen.

Artikel 20

Beginselen voor de ontwikkeling en vaststelling van Europese beoordelingsdocumenten

1.   De procedure voor de ontwikkeling en vaststelling van Europese beoordelingsdocumenten moet:

a)

voor de betrokken fabrikant transparant zijn;

b)

passende verplichte termijnen bevatten teneinde onnodige vertragingen te voorkomen;

c)

op passende wijze rekening houden met de bescherming van het beroepsgeheim en met de vertrouwelijkheid;

d)

ervoor zorgen dat de Commissie er op passende wijze bij betrokken wordt;

e)

voor de fabrikant kosteneffectief zijn; en

f)

voldoende collegialiteit en coördinatie tussen de voor het betrokken product aangemelde TBI's waarborgen.

2.   De TBI's dragen samen met de organisatie van TBI's de volledige kosten voor de ontwikkeling en vaststelling van Europese beoordelingsdocumenten.

Artikel 21

Verplichtingen van de verantwoordelijke TBI bij ontvangst van een verzoek tot Europese technische beoordeling

1.   De TBI die een verzoek tot Europese technische beoordeling ontvangt (hierna genoemd „de verantwoordelijke TBI”), deelt de fabrikant op de volgende wijze mee of het product geheel of gedeeltelijk onder een geharmoniseerde technische specificatie valt:

a)

indien het product volledig onder een geharmoniseerde norm valt, deelt de verantwoordelijke TBI de fabrikant mee dat er overeenkomstig artikel 19, lid 1, geen Europese technische beoordeling kan worden verstrekt;

b)

indien het product volledig onder een Europees beoordelingsdocument valt, deelt de verantwoordelijke TBI de fabrikant mee dat dit Europees beoordelingsdocument als basis voor de te verstrekken Europese technische beoordeling zal worden gebruikt;

c)

indien het product niet of niet volledig onder een geharmoniseerde technische specificatie valt, past de verantwoordelijke TBI de in bijlage II opgenomen of overeenkomstig artikel 19, lid 3, vastgestelde procedures toe.

2.   In de in lid 1, onder b) en c), bedoelde gevallen, brengt de verantwoordelijke TBI de organisatie van TBI's en de Commissie op de hoogte van de inhoud van het verzoek en van het referentienummer van het besluit van de Commissie betreffende de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid, dat de verantwoordelijke TBI voor dat product wil toepassen, of van het ontbreken van een dergelijk besluit van de Commissie.

3.   Indien de Commissie van oordeel is dat er voor het bouwproduct geen passend besluit is over de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid, is artikel 28 van toepassing.

Artikel 22

Bekendmaking

Europese beoordelingsdocumenten die door de organisatie van TBI's zijn vastgesteld, worden aan de Commissie toegezonden, die in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie een lijst met de referentienummers van de aangenomen Europese beoordelingsdocumenten bekendmaakt.

De Commissie maakt alle bijwerkingen van die lijst bekend.

Artikel 23

Geschillenbeslechting bij gebrek aan overeenstemming tussen TBI's

Indien de TBI's binnen de gestelde termijnen niet tot overeenstemming zijn gekomen over het Europees beoordelingsdocument, legt de organisatie van TBI's deze kwestie voor aan de Commissie om een passende oplossing te vinden.

Artikel 24

Inhoud van het Europees beoordelingsdocument

1.   Een Europees beoordelingsdocument bevat ten minste een algemene beschrijving van het bouwproduct, de essentiële kenmerken en de methoden en criteria voor de beoordeling van de prestaties met betrekking tot de essentiële kenmerken van het bouwproduct, die verband houden met het gebruik als voorzien door de fabrikant. In het bijzonder bevat een Europees beoordelingsdocument de lijst van essentiële kenmerken met betrekking tot het beoogde gebruik van het product waarover de fabrikant en de organisatie van TBI's het eens zijn.

2.   De voor de productiecontrole in de fabriek in acht te nemen beginselen worden opgenomen in het Europees beoordelingsdocument, rekening houdend met de omstandigheden van het fabricageproces van het betreffende bouwproduct.

3.   Indien de prestaties van een aantal essentiële kenmerken van het product deugdelijk kunnen worden beoordeeld met methoden en criteria die reeds in andere geharmoniseerde technische specificaties of in de artikel 66, lid 3, bedoelde richtlijnen zijn vastgesteld, dan wel voor 1 juli 2013 overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 89/106/EEG kunnen worden gebruikt in het kader van de verstrekking van een Europese technische goedkeuring, worden deze reeds bestaande methoden en criteria opgenomen als onderdeel van het Europees beoordelingsdocument.

Artikel 25

Formele bezwaren tegen Europese beoordelingsdocumenten

1.   Indien een lidstaat of de Commissie van mening is dat een Europees beoordelingsdocument niet geheel voldoet aan de fundamentele eisen voor bouwwerken in bijlage I, legt de betrokken lidstaat of de Commissie de aangelegenheid met vermelding van argumenten voor het Permanent comité voor de bouw. Het Permanent comité voor de bouw brengt na overleg met de organisatie van TBI's onverwijld advies uit.

2.   Op basis van het advies van het Permanent comité voor de bouw besluit de Commissie of zij de referentienummers van de betrokken Europees beoordelingsdocumenten in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendmaakt, niet bekendmaakt, met beperkingen bekendmaakt, handhaaft, met beperkingen handhaaft of intrekt.

3.   De Commissie informeert de organisatie van TBI's en doet in voorkomend geval een verzoek tot herziening van het betrokken Europees beoordelingsdocument.

Artikel 26

Europese technische beoordeling

1.   De Europese technische beoordeling wordt afgegeven door een TBI, nadat een fabrikant daarom heeft verzocht op basis van een overeenkomstig de procedures van artikel 21 en bijlage II opgesteld Europees beoordelingsdocument.

Mits een Europees beoordelingsdocument beschikbaar is, kan een Europese technische beoordeling worden afgegeven, zelfs indien er een mandaat voor een geharmoniseerde norm is afgegeven. Dergelijke afgifte is mogelijk tot de aanvang van de co-existentieperiode die door de Commissie overeenkomstig artikel 17, lid 4, is vastgesteld.

2.   De Europese technische beoordeling omvat per niveau of klassen, of in een beschrijving, de aan te geven prestatie van de essentiële kenmerken waarover de fabrikant en de TBI die het verzoek om een Europese technische beoordeling heeft ontvangen, het voor het aangegeven beoogde gebruik eens zijn, en technische details die nodig zijn voor de toepassing van het systeem voor de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid.

3.   Om de uniforme toepassing van dit artikel te garanderen, neemt de Commissie overeenkomstig artikel 64, lid 2, uitvoeringsbesluiten aan ter vaststelling van het formaat van de Europese technische beoordeling.

Artikel 27

Prestatieniveaus of -klassen

1.   De Commissie kan gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 60 aannemen om prestatieklassen vast te stellen met betrekking tot de essentiële kenmerken van bouwproducten.

2.   Indien de Commissie prestatieklassen met betrekking tot de essentiële kenmerken van bouwproducten heeft vastgesteld, gebruiken de Europese normalisatie-instellingen deze klassen in geharmoniseerde normen. De organisatie van TBI's gebruikt deze klassen waar relevant in de Europese beoordelingsdocumenten.

Indien de prestatieklassen met betrekking tot de essentiële kenmerken van bouwproducten niet door de Commissie worden vastgesteld, kunnen zij door de Europese normalisatie-instellingen op basis van een herzien mandaat in geharmoniseerde normen worden vastgesteld.

3.   Voor zover zulks in de betrokken mandaten is bepaald, stellen de Europese normalisatie-instellingen in geharmoniseerde normen drempelniveaus vast voor de essentiële kenmerken en, indien van toepassing, voor de beoogde gebruiken, waaraan bouwproducten in de lidstaten moeten voldoen.

4.   Indien de Europese normalisatie-instellingen in een geharmoniseerde norm prestatieklassen hebben vastgesteld, gebruikt de organisatie van TBI's deze klassen in de Europese beoordelingsdocumenten, indien zij op het bouwproduct van toepassing zijn.

Indien dit passend wordt geacht, kan de organisatie van TBI's met instemming van de Commissie en na raadpleging van het Permanent comité voor de bouw, in het Europees beoordelingsdocument prestatieklassen en drempelniveaus vaststellen voor de essentiële kenmerken van het bouwproduct in het kader van het door de fabrikant bepaalde voorziene gebruik.

5.   De Commissie kan gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 60 aannemen om vast te stellen onder welke voorwaarden een bouwproduct geacht wordt zonder tests of verdere tests aan een bepaald prestatieniveau of een bepaalde prestatieklasse te voldoen.

Indien de Commissie niet zulke voorwaarden vaststelt, kunnen zij op basis van een herzien mandaat in geharmoniseerde normen door de Europese normalisatie-instellingen worden vastgesteld.

6.   Indien de Commissie classificatiesystemen heeft vastgesteld overeenkomstig lid 1, kunnen de lidstaten de prestatieniveaus of -klassen waaraan bouwproducten met betrekking tot hun essentiële kenmerken moeten voldoen, alleen overeenkomstig die classificatiesystemen vaststellen.

7.   De Europese normalisatie-instellingen en de organisatie van TBI's houden rekening met de regelgevingsbehoeften van de lidstaten wanneer zij drempelniveaus of prestatieklassen vaststellen.

Artikel 28

Beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid

1.   De beoordeling en verificatie van de bestendigheid van de prestaties van bouwproducten met betrekking tot hun essentiële kenmerken worden uitgevoerd volgens een van de in bijlage V beschreven systemen.

2.   De Commissie stelt bij gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 60 en rekening houdend met in het bijzonder de gevolgen voor de gezondheid en de veiligheid van de mens en voor het milieu, vast welk systeem of welke systemen op een bepaald bouwproduct of bepaalde familie van bouwproducten, of op een bepaalde essentieel kenmerk van toepassing zijn, en kan deze herzien. De Commissie houdt daarbij ook rekening met de gedocumenteerde ervaring die de nationale markttoezichtsautoriteiten doen toekomen.

De Commissie kiest het of de minst bezwarende systemen die verenigbaar zijn met de naleving van de fundamentele eisen voor bouwwerken.

3.   Het of de zo gekozen systemen worden vermeld in de mandaten voor geharmoniseerde normen en in de geharmoniseerde technische specificaties.

HOOFDSTUK V

TECHNISCHE BEOORDELINGSINSTANTIES

Artikel 29

Aanwijzing van, toezicht op en beoordeling van TBI's

1.   De lidstaten kunnen op hun grondgebied TBI's (TBI's) aanwijzen voor met name een of meer in tabel 1 van bijlage IV genoemde productgebieden.

Lidstaten die een TBI hebben aangewezen, delen de andere lidstaten en de Commissie de naam en het adres van die instantie mee en de productgebieden waarvoor zij is aangewezen.

2.   De Commissie maakt de lijst van de TBI's langs elektronische weg bekend, met vermelding van de productgebieden en/of de bouwproducten waarvoor zij zijn aangewezen.

De Commissie maakt alle bijwerkingen van die lijst openbaar.

3.   De lidstaten zien toe op de activiteiten en bekwaamheid van de door hen aangewezen TBI's, en evalueren hen wat betreft de toepasselijke criteria in tabel 2 van bijlage IV.

De lidstaten brengen de Commissie op de hoogte van hun nationale procedures voor de aanwijzing van TBI's en voor het toezicht op hun activiteiten en bekwaamheid, en van alle wijzigingen in die informatie.

4.   De Commissie neemt, na raadpleging van het Permanent comité voor de bouw, richtsnoeren aan voor de evaluatie van de TBI's.

Artikel 30

Eisen voor TBI's

1.   Een TBI voert beoordelingen uit en verstrekt de Europese technische beoordeling in een productgebied waarvoor zij is aangewezen.

De TBI voldoet binnen de werkingssfeer van haar bevoegdheden aan de eisen in tabel 2 van bijlage IV.

2.   Indien een TBI niet langer voldoet aan de in lid 1 bedoelde eisen, trekt de lidstaat de aanwijzing van die instantie voor het betrokken productgebied in en stelt hij de Commissie en de andere lidstaten daarvan in kennis.

Artikel 31

Coördinatie van TBI's

1.   De TBI's richten een organisatie voor technische beoordeling op.

2.   De organisatie van TBI's wordt beschouwd als een orgaan dat een doelstelling van algemeen Europees belang nastreeft in de zin van artikel 162 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (15).

3.   De gemeenschappelijke doelstellingen inzake samenwerking en de administratieve en financiële voorwaarden betreffende de aan de organisatie van TBI's toegekende subsidies kunnen worden vastgesteld in een partnerschapskaderovereenkomst tussen de Commissie en deze organisatie overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (16) (het Financieel Reglement) en Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002. Het Europees Parlement en de Raad worden van de sluiting van deze overeenkomsten in kennis gesteld.

4.   De organisatie van TBI's voert minstens de volgende taken uit:

a)

de coördinatie van de TBI's organiseren en de samenwerking met andere belanghebbenden waarborgen;

b)

de toepassing van de in artikel 21 en bijlage II beschreven procedures coördineren en de daarvoor benodigde steun verlenen;

c)

Europese beoordelingsdocumenten ontwikkelen en vaststellen;

d)

de Commissie op de hoogte brengen van elke vraag in verband met de voorbereiding van Europese beoordelingsdocumenten en van alle aspecten in verband met de interpretatie van de in artikel 21 en bijlage II beschreven procedureregels, en aan de Commissie, op basis van de opgedane ervaring, verbeteringen voorstellen;

e)

opmerkingen over TBI's die hun taken niet uitvoeren volgens de in artikel 21 en bijlage II beschreven procedures, meedelen aan de Commissie en de lidstaat die de betrokken TBI heeft aangewezen;

f)

ervoor zorgen dat vastgestelde Europese beoordelingsdocumenten en verwijzingen naar Europese technische beoordelingen openbaar zijn.

De organisatie van TBI's beschikt voor de uitvoering van deze taken over een secretariaat.

5.   De lidstaten zorgen ervoor dat de TBI's met financiële en personele middelen bijdragen aan de organisatie van TBI's.

Artikel 32

Financiering door Unie

1.   Aan de organisatie van TBI's kan voor de uitvoering van de in artikel 31, lid 4, vermelde taken financiering van de Unie worden verstrekt.

2.   De kredieten voor de in artikel 31, lid 4, bedoelde taken worden jaarlijks door de begrotingsautoriteit binnen de grenzen van het geldende financieel kader vastgesteld.

Artikel 33

Financieringsregels

1.   Voor de uitvoering van de in artikel 31, lid 4, vermelde taken waarvoor overeenkomstig het Financieel Reglement subsidie kan worden toegekend, wordt de organisatie van TBI's gefinancierd door de Unie zonder oproep tot het indienen van voorstellen.

2.   De activiteiten van het in artikel 31, lid 4, bedoelde secretariaat van de organisatie van TBI's kunnen worden gefinancierd in de vorm van een exploitatiesubsidie. Bij voortzetting van een exploitatiesubsidie is het degressiviteitsbeginsel niet automatisch van toepassing.

3.   Subsidieovereenkomsten mogen een forfaitaire overname toestaan van de algemene kosten van de begunstigde tot maximaal 10 % van de totale subsidiabele directe kosten van de maatregel, tenzij de begunstigde een uit de algemene begroting van de Unie gefinancierde exploitatiesubsidie voor de indirecte kosten ontvangt.

Artikel 34

Beheer en toezicht

1.   De door de begrotingsautoriteit vastgestelde kredieten voor de financiering van de in artikel 31, lid 4, bedoelde taken kunnen ook worden gebruikt ter dekking van de administratieve uitgaven voor voorbereiding, toezicht, inspectie, accountantscontrole en evaluatie, die rechtstreeks noodzakelijk zijn ter verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening; dat geldt met name voor de uitgaven voor studies, vergaderingen, voorlichtings- en bekendmakingsacties, uitgaven in verband met computernetwerken voor informatie-uitwisseling, alsmede alle andere uitgaven voor administratieve en technische bijstand waarvan de Commissie gebruik kan maken voor activiteiten op het gebied van ontwikkeling en vaststelling van Europese beoordelingsdocumenten en het gebruik van Europese technische beoordelingen.

2.   De Commissie beoordeelt de relevantie van de in artikel 31, lid 4, bedoelde taken die een uniale financiering genieten, in het licht van de behoeften van het beleid en de wetgeving van de Unie, en stelt het Europees Parlement en de Raad uiterlijk 1 januari 2017 en daarna elke vijf jaar van de resultaten van deze beoordeling in kennis.

Artikel 35

Bescherming van de financiële belangen van de Unie

1.   De Commissie ziet erop toe dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde activiteiten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door de toepassing van maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere illegale handelingen, zulks door de uitvoering van doeltreffende controles en de terugvordering van ten onrechte uitbetaalde bedragen en, indien onregelmatigheden worden vastgesteld, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (17), Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (18) en Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (19).

2.   Voor de krachtens deze verordening gefinancierde activiteiten wordt onder het in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 genoemde begrip „onregelmatigheid” verstaan elke inbreuk op het Unierecht of een niet-nakoming van een contractuele verplichting als gevolg van een handeling of nalatigheid van een marktdeelnemer waardoor de algemene begroting van de Unie of de door de haar beheerde begrotingen door een onverschuldigde uitgave worden of zouden worden benadeeld.

3.   De uit deze verordening voortvloeiende overeenkomsten en contracten voorzien in toezicht en financiële controle door de Commissie of door een door haar gemachtigde vertegenwoordiger en in controles door de Rekenkamer, zo nodig ter plaatse.

HOOFDSTUK VI

VEREENVOUDIGDE PROCEDURES

Artikel 36

Gebruik van specifieke technische documentatie

1.   Bij het bepalen van het producttype mag de fabrikant het typeonderzoek of de typeberekening vervangen door een specifieke technische documentatie waaruit blijkt dat:

a)

voor een of meer essentiële kenmerken van het bouwproduct dat de fabrikant in de handel brengt, dat product geacht wordt een bepaald prestatieniveau of een bepaalde prestatieklasse te halen zonder tests of berekening of zonder verdere tests of berekening, overeenkomstig de voorwaarden die in de betrokken geharmoniseerde technische specificatie of in een besluit van de Commissie zijn vastgesteld;

b)

het bouwproduct dat onder een geharmoniseerde norm valt en dat de fabrikant in de handel brengt, in overeenstemming is met het producttype van een ander bouwproduct dat door een andere fabrikant is vervaardigd en al overeenkomstig de betrokken geharmoniseerde norm is getest. Indien deze voorwaarden zijn vervuld, heeft de fabrikant het recht de prestaties aan te geven op basis van alle of een deel van de testresultaten van dat andere product. De fabrikant kan de door een andere fabrikant verkregen testresultaten pas gebruiken als hij daarvoor de toestemming heeft gekregen van die andere fabrikant, die verantwoordelijk blijft voor de nauwkeurigheid, betrouwbaarheid en bestendigheid van die testresultaten; of

c)

het bouwproduct dat onder een geharmoniseerde technische specificatie valt en dat de fabrikant in de handel brengt, een samenstel is van componenten die de fabrikant naar behoren samenvoegt volgens nauwkeurige instructies van de leverancier van dat samenstel of component ervan, die dat samenstel of die component al overeenkomstig de relevante geharmoniseerde technische specificatie op een of meer essentiële kenmerken heeft getest. Wanneer deze voorwaarden zijn vervuld, heeft de fabrikant het recht de prestaties aan te geven op basis van alle of een deel van de hem verstrekte testresultaten voor het samenstel of de component. De fabrikant kan de door een andere fabrikant of leverancier van het samenstel verkregen testresultaten pas gebruiken als hij daarvoor van die andere fabrikant of leverancier van het samenstel de toestemming heeft gekregen; deze laatste blijft verantwoordelijk voor de nauwkeurigheid, betrouwbaarheid en bestendigheid van die testresultaten.

2.   Als het in lid 1 bedoelde bouwproduct behoort tot een familie van bouwproducten waarvan de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid volgens systeem 1+ of 1 van bijlage V wordt uitgevoerd, wordt de specifieke technische documentatie geverifieerd door een aangemelde productcertificatie-instantie als bedoeld in bijlage V.

Artikel 37

Gebruik van vereenvoudigde procedures door micro-ondernemingen

Micro-ondernemingen die een bouwproduct vervaardigen dat onder een geharmoniseerde norm valt, kunnen de bepaling van het producttype op basis van een typeonderzoek volgens de systemen 3 en 4 van bijlage V, vervangen door methoden die verschillen van die in de toepasselijke geharmoniseerde norm. Die fabrikanten kunnen ook bouwproducten waarop systeem 3 van toepassing is, behandelen overeenkomstig de bepalingen die gelden voor systeem 4. Indien een fabrikant deze vereenvoudigde procedures toepast, dient hij met specifieke technische documentatie aan te tonen dat het bouwproduct voldoet aan de toepasselijke voorschriften.

Artikel 38

Andere vereenvoudigde procedures

1.   In verband met bouwproducten die onder een geharmoniseerde norm vallen en die afzonderlijk of als maatwerk worden vervaardigd in een niet-seriematig productieproces in antwoord op een specifieke bestelling en in één enkel geïdentificeerd bouwwerk worden geïnstalleerd, kan de fabrikant de in bijlage V bedoelde prestatiebeoordeling van het toepasselijke systeem vervangen door specifieke technische documentatie waaruit blijkt dat het product aan de toepasselijke voorschriften voldoet.

2.   Als het in lid 1 bedoelde bouwproduct behoort tot een familie van bouwproducten waarvoor het toepasselijke systeem voor de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid systeem 1+ of 1 van bijlage V is, wordt de specifieke technische documentatie geverifieerd door een aangemelde productcertificatie-instantie als bedoeld in bijlage V.

HOOFDSTUK VII

AANMELDENDE AUTORITEITEN EN AANGEMELDE INSTANTIES

Artikel 39

Aanmelding

De instanties die bevoegd zijn om taken van derden uit te voeren bij de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid in het kader van deze verordening (hierna „aangemelde instanties” genoemd), worden door de lidstaten bij de Commissie en de andere lidstaten aangemeld.

Artikel 40

Aanmeldende autoriteiten

1.   De lidstaten wijzen een aanmeldende autoriteit aan die verantwoordelijk is voor de instelling en uitvoering van de nodige procedures voor de beoordeling en aanmelding van de instanties die zullen worden gemachtigd om taken van derden uit te voeren bij de beoordeling en verificatie van de bestendigheid van de prestaties voor de toepassing van deze verordening, en voor het toezicht op de aangemelde instanties, met inbegrip van het toezicht op de naleving van artikel 43.

2.   De lidstaten kunnen besluiten de beoordeling en het toezicht bedoeld in lid 1 te laten uitvoeren door hun nationale accreditatie-instantie, in de zin van en overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008.

3.   Indien de aanmeldende autoriteit de beoordeling, de aanmelding of het toezicht als bedoeld in lid 1 delegeert of op andere wijze toevertrouwt aan een instantie die geen overheidsinstantie is, is deze instantie een rechtspersoon en voldoet zij mutatis mutandis aan de eisen die zijn vastgesteld in artikel 41. Bovendien moet deze instantie maatregelen treffen om de aansprakelijkheid voor haar activiteiten te dekken.

4.   De aanmeldende autoriteit is volledig aansprakelijk voor de taken die de in lid 3 bedoelde instantie verricht.

Artikel 41

Eisen voor aanmeldende autoriteiten

1.   De aanmeldende autoriteit is zodanig opgericht dat zich geen belangenconflicten met aangemelde instanties voordoen.

2.   De aanmeldende autoriteit is zodanig georganiseerd en functioneert zodanig dat de objectiviteit en onpartijdigheid van haar activiteiten gewaarborgd zijn.

3.   De aanmeldende autoriteit is zodanig georganiseerd dat elk besluit in verband met de aanmelding van een instantie waaraan toestemming moet worden verleend om taken van derden uit te voeren bij de beoordeling en verificatie van de bestendigheid van de prestaties, genomen wordt door bekwame personen die niet de beoordeling hebben verricht.

4.   De aanmeldende autoriteit biedt geen activiteiten aan of verricht geen activiteiten die worden uitgevoerd door aangemelde instanties en verleent geen adviesdiensten op commerciële basis of in concurrentie.

5.   De aanmeldende autoriteit waarborgt de vertrouwelijkheid van de verkregen informatie.

6.   De aanmeldende autoriteit beschikt over een voldoende aantal bekwame personeelsleden om haar taken naar behoren uit te voeren.

Artikel 42

Informatieverplichting voor de lidstaten

De lidstaten brengen de Commissie op de hoogte van hun nationale procedures voor de beoordeling en aanmelding van de instanties die moeten worden gemachtigd om taken van derden uit te voeren bij de beoordeling en verificatie van de bestendigheid van de prestaties en voor het toezicht op de aangemelde instanties, alsmede van alle wijzigingen daarin.

De Commissie maakt deze informatie openbaar.

Artikel 43

Eisen in verband met aangemelde instanties

1.   Om te kunnen worden aangemeld moeten aangemelde instanties voldoen aan de eisen in de leden 2 tot en met 11.

2.   Een aangemelde instantie is naar nationaal recht opgericht en heeft rechtspersoonlijkheid.

3.   Een aangemelde instantie is een derde partij die onafhankelijk is van de door haar beoordeelde organisaties of bouwproducten.

Een instantie die lid is van een organisatie van ondernemers of van een vakorganisatie die ondernemingen vertegenwoordigt die betrokken zijn bij het ontwerp, de vervaardiging, de levering, de montage, het gebruik of het onderhoud van de door haar beoordeelde bouwproducten kan als een dergelijke instantie worden beschouwd, op voorwaarde dat haar onafhankelijkheid en de afwezigheid van belangenconflicten aangetoond worden.

4.   Een aangemelde instantie, haar hoogste leidinggevenden en het personeel dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van taken van derden bij de beoordeling en verificatie van de bestendigheid van de prestaties, zijn niet de ontwerper, fabrikant, leverancier, installateur, koper, eigenaar, gebruiker of onderhouder van de bouwproducten die ze beoordeelt, noch de gemachtigde van een van deze partijen. Dit belet echter niet het gebruik van beoordeelde producten die nodig zijn voor de activiteiten van de aangemelde instantie of van de producten voor persoonlijke doeleinden.

Een aangemelde instantie, haar hoogste leidinggevenden en het personeel dat verantwoordelijk is om taken van derden uit te voeren bij de beoordeling en verificatie van de bestendigheid van de prestaties, zijn niet rechtstreeks of als vertegenwoordiger van de betrokken partijen betrokken bij het ontwerpen, vervaardigen of bouwen, verhandelen, installeren, gebruiken of onderhouden van deze bouwproducten. Zij oefenen geen activiteiten uit die de onafhankelijkheid van hun oordeel en hun integriteit met betrekking tot de activiteiten waarvoor zij zijn aangemeld, in het gedrang kunnen brengen. Dit geldt met name voor adviesdiensten.

Een aangemelde instantie zorgt ervoor dat de activiteiten van haar dochterondernemingen of onderaannemers geen afbreuk doen aan de vertrouwelijkheid, objectiviteit en onpartijdigheid van haar beoordelings- en/of verificatieactiviteiten.

5.   Een aangemelde instantie en haar personeel voeren de taken van derden bij de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid uit met de grootste mate van beroepsintegriteit en met de vereiste technische bekwaamheid op het specifieke gebied en zij zijn vrij van elke druk en beïnvloeding, met name van financiële aard, die hun oordeel of de resultaten van hun beoordelings- en/of verificatieactiviteiten kunnen beïnvloeden, inzonderheid van personen of groepen van personen die belang hebben bij de resultaten van deze activiteiten.

6.   Een aangemelde instantie is in staat alle taken van derden bij de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid te verrichten die haar overeenkomstig bijlage V zijn toegewezen en waarvoor zij is aangemeld, ongeacht of deze taken door de aangemelde instantie zelf of namens haar en onder haar verantwoordelijkheid worden verricht.

Te allen tijde beschikt de aangemelde instantie voor elk systeem van beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid en voor elke soort of categorie bouwproducten, essentiële kenmerken en taken waarvoor zij is aangemeld, over:

a)

het benodigde personeel met technische kennis en voldoende passende ervaring om de taken van derden bij de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid te verrichten;

b)

de nodige beschrijving van de procedures die voor de beoordeling van de prestaties worden gevolgd, waarbij de transparantie en de mogelijkheid tot herhaling van deze procedures worden gewaarborgd. Zij beschikt over een passend beleid en geschikte procedures om een onderscheid te maken tussen taken die zij als aangemelde instantie verricht en andere activiteiten;

c)

de nodige procedures voor de uitoefening van haar taken die naar behoren rekening houden met de omvang van een onderneming, de sector waarin zij actief is, haar structuur, de relatieve complexiteit van de producttechnologie in kwestie en het massa- of seriële karakter van het productieproces.

Een aangemelde instantie beschikt over de nodige middelen om de technische en administratieve taken in verband met de activiteiten waarvoor zij is aangemeld, op passende wijze uit te voeren en heeft toegang tot alle vereiste apparatuur en faciliteiten.

7.   Het personeel dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van de activiteiten waarvoor de instantie is aangemeld, beschikt over:

a)

een gedegen technische en beroepsopleiding, die alle taken bestrijkt van derden bij de beoordeling en verificatie van de bestendigheid van de aangegeven prestaties, in het gebied waarvoor de instantie is aangemeld;

b)

een bevredigende kennis van de eisen inzake de beoordelingen en verificaties die het verricht en voldoende bevoegdheden om deze activiteiten uit te voeren;

c)

voldoende kennis van en inzicht in de toepasselijke geharmoniseerde normen en de toepasselijke bepalingen van de verordening;

d)

de vereiste bekwaamheid voor het opstellen van certificaten, dossiers en rapporten die aantonen dat de beoordelingen en verificaties zijn uitgevoerd.

8.   De onpartijdigheid van de aangemelde instantie, haar hoogste leidinggevenden en haar beoordelingspersoneel moet worden gewaarborgd.

De vergoeding van de hoogste leidinggevenden van de aangemelde instantie en het beoordelingspersoneel hangt niet af van het aantal uitgevoerde beoordelingen of van de resultaten daarvan.

9.   Een aangemelde instantie sluit een aansprakelijkheidsverzekering af, tenzij de wettelijke aansprakelijkheid op basis van het nationale recht door de lidstaat wordt gedekt of de lidstaat zelf rechtstreeks verantwoordelijk is voor de verrichte beoordeling en/of verificatie.

10.   Het personeel van de aangemelde instantie is gebonden aan het beroepsgeheim ten aanzien van alle informatie waarvan het kennis neemt bij de uitoefening van de in bijlage V vermelde taken, behalve ten opzichte van de bevoegde overheidsinstanties van de lidstaat waar de activiteiten plaatsvinden. De eigendomsrechten worden beschermd.

11.   Een aangemelde instantie neemt deel aan, of zorgt ervoor dat haar beoordelingspersoneel op de hoogte is van de desbetreffende normalisatieactiviteiten en de activiteiten van de coördinatiegroep van aangemelde instanties die bij deze verordening is opgericht, en past de door die groep genomen administratieve besluiten en geproduceerde documenten toe als algemene richtsnoeren.

Artikel 44

Vermoeden van conformiteit

Een aangemelde instantie die moet worden gemachtigd om taken van derden uit te voeren bij de beoordeling en verificatie van de bestendigheid van de prestaties, die aantoont dat zij voldoet aan de criteria van de toepasselijke geharmoniseerde normen - of delen ervan - waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, wordt geacht aan de eisen van artikel 43 te voldoen, voor zover de toepasselijke geharmoniseerde normen deze eisen bestrijken.

Artikel 45

Dochterondernemingen en onderaannemers van aangemelde instanties

1.   Indien een aangemelde instantie specifieke taken in verband met de taken van derden bij de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid uitbesteedt of door een dochteronderneming laat uitvoeren, waarborgt zij dat de onderaannemer of dochteronderneming voldoet aan de eisen van artikel 43 en brengt zij de aanmeldende autoriteit daarvan op de hoogte.

2.   De aangemelde instantie neemt de volledige verantwoordelijkheid op zich voor de taken die worden verricht door onderaannemers of dochterondernemingen, ongeacht waar deze zijn gevestigd.

3.   Activiteiten mogen uitsluitend met instemming van de klant worden uitbesteed of door een dochteronderneming worden uitgevoerd.

4.   De aangemelde instantie houdt alle ter zake dienende documenten over de beoordeling van de kwalificaties van iedere onderaannemer of dochteronderneming en over de door dergelijke partijen uit hoofde van bijlage V uitgevoerde taken ter beschikking van de aanmeldende autoriteit.

Artikel 46

Gebruik van faciliteiten buiten het testlaboratorium van de aangemelde instantie

1.   Indien dat om technische, economische of logistieke redenen verantwoord is, kunnen aangemelde instanties op verzoek van de fabrikant besluiten de in bijlage V bedoelde tests van de systemen 1+, 1 of 3 voor de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid uit te voeren of onder hun toezicht te laten uitvoeren, hetzij in de productie-installaties met gebruikmaking van de testapparatuur van het interne laboratorium van de fabrikant, hetzij met zijn voorafgaande toestemming in een extern laboratorium met gebruikmaking van de testapparatuur van dat laboratorium.

Aangemelde instanties die deze tests uitvoeren, worden specifiek aangewezen als zijnde bevoegd om buiten hun eigen geaccrediteerde testinstallaties te werken.

2.   Alvorens deze tests uit te voeren, gaat de aangemelde instantie na of aan de voorschriften van de testmethode is voldaan en beoordeelt zij:

a)

of de testapparatuur een passend ijksysteem heeft en of de traceerbaarheid van de metingen gewaarborgd is;

b)

of de kwaliteit van de testresultaten gewaarborgd is.

Artikel 47

Aanvraag tot aanmelding

1.   Om te worden gemachtigd voor het uitvoeren van taken van derden bij de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid, dient een instantie een verzoek om aanmelding in bij de aanmeldende autoriteit van de lidstaat waar zij is gevestigd.

2.   Het verzoek gaat vergezeld van een beschrijving van de te verrichten activiteiten, van de beoordelings- en/of verificatieprocedures waarvoor de instantie verklaart bekwaam te zijn en, in voorkomend geval, van een accreditatiecertificaat dat is afgegeven door een nationale accreditatie-instantie in de zin van Verordening (EG) nr. 765/2008, waarin wordt verklaard dat de instantie voldoet aan de eisen van artikel 43.

3.   Indien de betrokken instantie geen accreditatiecertificaat kan overleggen, verstrekt zij de aanmeldende autoriteit alle bewijsstukken die nodig zijn om haar conformiteit met de eisen van artikel 43 te verifiëren, te erkennen en daar regelmatig toezicht op te houden.

Artikel 48

Aanmeldingsprocedure

1.   Aanmeldende autoriteiten mogen uitsluitend instanties aanmelden die voldoen aan de eisen van artikel 43.

2.   Zij verrichten de aanmelding bij de Commissie en de andere lidstaten met name door middel van het door de Commissie ontwikkelde en beheerde elektronische aanmeldingssysteem.

Voor de in punt 3 van bijlage V genoemde gevallen waarvoor het passende elektronische instrument niet beschikbaar is, wordt bij wijze van uitzondering een papieren versie van de aanmelding aanvaard.

3.   De aanmelding bevat de volledige gegevens over de uit te voeren functies, de verwijzing naar de relevante geharmoniseerde technische specificatie en, voor de toepassing van het in bijlage V beschreven systeem, de essentiële kenmerken waarvoor de instantie bekwaam is.

Verwijzing naar de relevante geharmoniseerde technische specificatie is echter niet vereist in de in bijlage V, punt 3, beschreven gevallen.

4.   Indien een aanmelding niet gebaseerd is op een accreditatiecertificaat als bedoeld in artikel 47, lid 2, verschaft de aanmeldende autoriteit de Commissie en de andere lidstaten alle bewijsstukken waaruit de bekwaamheid van de aangemelde instantie blijkt, evenals de regeling die waarborgt dat deze instantie regelmatig wordt gecontroleerd en zal blijven voldoen aan de eisen van artikel 43.

5.   De betrokken instantie mag de activiteiten van een aangemelde instantie alleen verrichten als de Commissie of de andere lidstaten geen bezwaren hebben ingediend, binnen twee weken na een aanmelding indien een accreditatiecertificaat wordt gebruikt, of binnen twee maanden na een aanmelding zonder accreditatiecertificaat.

Alleen een dergelijke instantie wordt voor de toepassing van deze verordening als aangemelde instantie beschouwd.

6.   De Commissie en de andere lidstaten worden in kennis gesteld van alle ter zake dienende latere wijzigingen in de aanmelding.

Artikel 49

Identificatienummers en lijsten van aangemelde instanties

1.   De Commissie kent aan elke aangemelde instantie een identificatienummer toe.

Zij kent per instantie slechts één nummer toe, ook als de instantie uit hoofde van diverse besluiten van de Unie is aangemeld.

2.   De Commissie maakt de lijst van de krachtens deze verordening aangemelde instanties openbaar, met vermelding van de toegekende identificatienummers en de activiteiten waarvoor zij zijn aangemeld; zij maakt daarvoor met name gebruik van het door de Commissie ontwikkelde en beheerde elektronische aanmeldingssysteem.

De Commissie zorgt voor de bijwerking van deze lijst.

Artikel 50

Wijziging van de aanmelding

1.   Indien een aanmeldende autoriteit heeft geconstateerd of vernomen dat een aangemelde instantie niet meer aan de eisen van artikel 43 voldoet of haar verplichtingen niet nakomt, wordt de aanmelding door de aanmeldende autoriteit beperkt, geschorst of ingetrokken afhankelijk van de ernst van het niet-voldoen aan die eisen of het niet-nakomen van die verplichting. Zij brengt de Commissie en de andere lidstaten daarvan onmiddellijk op de hoogte met name door middel van het door de Commissie ontwikkelde en beheerde elektronische aanmeldingssysteem.

2.   Indien de aanmelding wordt ingetrokken, beperkt of geschorst, of de aangemelde instantie haar activiteiten heeft gestaakt, doet de betrokken aanmeldende lidstaat het nodige om ervoor te zorgen dat de dossiers van die instantie hetzij door een andere aangemelde instantie worden behandeld, hetzij aan de verantwoordelijke aanmeldende autoriteiten en markttoezichtautoriteiten op hun verzoek ter beschikking kunnen worden gesteld.

Artikel 51

Betwisting van de bekwaamheid van aangemelde instanties

1.   De Commissie onderzoekt alle gevallen waarin zij twijfelt of in kennis wordt gesteld van twijfels over de bekwaamheid van een aangemelde instantie of over de vraag of een aangemelde instantie nog aan de voor haar toepasselijke eisen voldoet en haar verantwoordelijkheden nakomt.

2.   De aanmeldende lidstaat verstrekt de Commissie op verzoek alle informatie over de grondslag van de aanmelding of over het op peil houden van de bekwaamheid van de betrokken instantie.

3.   Alle gevoelige informatie die de Commissie in het kader van haar onderzoek ontvangt, wordt door haar vertrouwelijk behandeld.

4.   Indien de Commissie vaststelt dat een aangemelde instantie niet of niet meer aan de aanmeldingseisen voldoet, brengt zij de aanmeldende lidstaat daarvan op de hoogte en verzoekt zij deze lidstaat de nodige corrigerende maatregelen te nemen, zo nodig de intrekking van de aanmelding.

Artikel 52

Operationele verplichtingen van aangemelde instanties

1.   Aangemelde instanties voeren taken van derden uit overeenkomstig de in bijlage V beschreven systemen voor de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid.

2.   De beoordelingen en verificaties van de prestatiebestendigheid worden op evenredige wijze uitgevoerd, waarbij voorkomen wordt de marktdeelnemers onnodig te belasten. De aangemelde instanties houden bij de uitoefening van hun activiteiten naar behoren rekening met de omvang van een onderneming, de sector waarin de onderneming actief is, haar structuur, de relatieve technologische complexiteit van de producten en het massa- of seriële karakter van het productieproces.

Daarbij nemen de aangemelde instanties desalniettemin de door deze verordening voor het product vereiste striktheid in acht en houden zij rekening met het aandeel dat het product speelt om aan de fundamentele eisen voor bouwwerken te voldoen.

3.   Indien een aangemelde instantie bij de initiële inspectie van de productie-installatie en van de productiecontrole in de fabriek vaststelt dat de fabrikant de prestatiebestendigheid van het vervaardigde product niet garandeert, verlangt zij van de fabrikant dat hij passende corrigerende maatregelen neemt en geeft zij geen certificaat af.

4.   Indien een aangemelde instantie bij het toezicht op de verificatie van de prestatiebestendigheid van het vervaardigde product vaststelt dat een bouwproduct niet meer dezelfde prestaties heeft als het producttype, verlangt zij van de fabrikant dat hij corrigerende maatregelen neemt; zo nodig schorst zij het certificaat of trekt zij het in.

5.   Indien er geen corrigerende maatregelen worden genomen of de genomen maatregelen niet het vereiste effect hebben, worden de certificaten door de aangemelde instantie naargelang het geval beperkt, geschorst of ingetrokken.

Artikel 53

Informatieverplichting van aangemelde instanties

1.   Aangemelde instanties brengen de aanmeldende autoriteit op de hoogte van:

a)

elke weigering, beperking, schorsing of intrekking van certificaten;

b)

alle omstandigheden die van invloed zijn op de werkingssfeer van en de voorwaarden voor hun aanmelding;

c)

verzoeken om informatie over uitgevoerde activiteiten ter beoordeling en/of verificatie van de prestatiebestendigheid, die zij van markttoezichtautoriteiten hebben ontvangen;

d)

op verzoek, de binnen de werkingssfeer van hun aanmelding uitgevoerde taken van derden overeenkomstig de systemen voor de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid, en andere activiteiten, waaronder grensoverschrijdende activiteiten en uitbesteding.

2.   Aangemelde instanties verstrekken de andere krachtens deze verordening aangemelde instanties die soortgelijke taken van derden uitvoeren overeenkomstig de systemen voor de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid voor bouwproducten die onder dezelfde geharmoniseerde technische specificatie vallen de nodige informatie over negatieve en op verzoek ook over positieve resultaten van deze beoordelingen en/of verificaties.

Artikel 54

Uitwisseling van ervaringen

De Commissie voorziet in de organisatie van de uitwisseling van ervaring tussen de nationale autoriteiten van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor het aanmeldingsbeleid.

Artikel 55

Coördinatie van aangemelde instanties

De Commissie zorgt ervoor dat tussen de uit hoofde van artikel 39 aangemelde instanties passende coördinatie en samenwerking tot stand komt en dat een en ander in de vorm van een groep van aangemelde instanties naar behoren functioneert.

De lidstaten zorgen ervoor dat de door hen aangemelde instanties rechtstreeks of via aangewezen vertegenwoordigers aan de werkzaamheden van die groep deelnemen, of zorgen ervoor dat de vertegenwoordigers van de aangemelde instanties daarvan op de hoogte worden gebracht.

HOOFDSTUK VIII

MARKTTOEZICHT- EN VRIJWARINGSPROCEDURES

Artikel 56

Nationale procedure voor bouwproducten die een risico meebrengen

1.   Indien de markttoezichtautoriteiten van een lidstaat maatregelen hebben genomen krachtens artikel 20 van Verordening (EG) nr. 765/2008, of voldoende redenen hebben om aan te nemen dat een bouwproduct dat onder een geharmoniseerde norm valt of waarvoor een Europese technische beoordeling is verstrekt, de aangegeven prestatie niet haalt en een risico vormt voor de naleving van de fundamentele eisen voor bouwwerken van deze verordening, voeren zij een beoordeling van het betrokken product uit in het licht van in deze verordening vastgestelde betrokken voorschriften. De desbetreffende marktdeelnemers werken zo nodig samen met de markttoezichtautoriteiten.

Indien de markttoezichtautoriteiten bij deze beoordeling vaststellen dat het bouwproduct niet aan de in deze verordening vastgestelde voorschriften voldoet, verlangen zij onverwijld van de betrokken marktdeelnemer dat hij alle corrigerende maatregelen neemt om het product conform deze voorschriften en in het bijzonder conform de aangegeven prestatie te maken, of uit de handel te nemen dan wel terug te roepen binnen een door hen vast te stellen redelijke termijn, die evenredig is met de aard van het risico.

De markttoezichtautoriteiten stellen de eventueel betrokken aangemelde instantie daarvan op de hoogte.

Artikel 21 van Verordening (EG) nr. 765/2008 is van toepassing op de in de tweede alinea van dit lid genoemde maatregelen.

2.   Indien de markttoezichtautoriteiten van mening zijn dat de non-conformiteit niet tot hun nationale grondgebied beperkt is, brengen zij de Commissie en de andere lidstaten op de hoogte van de resultaten van de beoordeling en van de maatregelen die zij van de marktdeelnemer hebben verlangd.

3.   De marktdeelnemer zorgt ervoor dat alle passende corrigerende maatregelen worden genomen ten aanzien van alle betrokken bouwproducten die hij in de Unie op de markt heeft aangeboden.

4.   Indien de betrokken marktdeelnemer niet binnen de in lid 1, tweede alinea, bedoelde termijn doeltreffende corrigerende maatregelen neemt, nemen de markttoezichtautoriteiten alle passende voorlopige maatregelen om het op de nationale markt aanbieden van het bouwproduct te verbieden of te beperken, dan wel het bouwproduct in de betrokken lidstaat uit de handel te nemen of terug te roepen.

De marktoezichtautoriteiten brengen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld van die maatregelen op de hoogte.

5.   De in lid 4 bedoelde informatie omvat alle bekende bijzonderheden, met name de gegevens die nodig zijn om het non-conforme bouwproduct te identificeren en om de oorsprong van het bouwproduct, de aard van de beweerde non-conformiteit en van het risico, en de aard en de duur van de nationale maatregelen vast te stellen, evenals de argumenten die door de desbetreffende marktdeelnemer worden aangevoerd. De markttoezichtautoriteiten vermelden met name of de non-conformiteit een van de volgende redenen heeft:

a)

het product haalt de aangegeven prestatie niet en/of voldoet niet aan de in deze verordening vastgestelde voorschriften met betrekking tot de naleving van de fundamentele eisen voor bouwwerken;

b)

tekortkomingen in de geharmoniseerde technische specificaties of in de specifieke technische documentatie.

6.   De andere lidstaten dan die welke de procedure in gang heeft gezet, brengen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld op de hoogte van door hen genomen maatregelen en van aanvullende informatie over de non-conformiteit van het betrokken bouwproduct, en van hun bezwaren indien zij het niet eens zijn met de aangemelde nationale maatregel.

7.   Indien een lidstaat of de Commissie, binnen vijftien werkdagen na de ontvangst van de in lid 4 bedoelde informatie, geen bezwaar maakt tegen een voorlopige maatregel van een lidstaat jegens het betrokken bouwproduct, wordt deze maatregel geacht gerechtvaardigd te zijn.

8.   De lidstaten zorgen ervoor dat ten aanzien van het betrokken bouwproduct onmiddellijk de passende beperkende maatregelen worden genomen, zoals het uit de handel nemen van het product op hun markt.

Artikel 57

Vrijwaringsprocedure van de Unie

1.   Indien na voltooiing van de procedure in artikel 56, leden 3 en 4, bezwaren tegen een maatregel van een lidstaat worden ingebracht of de Commissie van mening is dat de nationale maatregel in strijd is met de wetgeving van de Unie, treedt de Commissie onverwijld in overleg met de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) en voert zij een evaluatie van de nationale maatregel uit. Aan de hand van die evaluatie besluit de Commissie of de maatregel al dan niet gerechtvaardigd is.

De Commissie richt haar beschikking tot alle lidstaten en brengt de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) daar onmiddellijk van op de hoogte.

2.   Indien de nationale maatregel gerechtvaardigd wordt geacht, nemen alle lidstaten de nodige maatregelen om het non-conforme bouwproduct uit de handel te nemen, en stellen zij de Commissie daarvan in kennis. Indien de nationale maatregel niet gerechtvaardigd wordt geacht, trekt de betrokken lidstaat de maatregel in.

3.   Indien de nationale maatregel gerechtvaardigd wordt geacht en de non-conformiteit van het bouwproduct wordt toegeschreven aan tekortkomingen in de geharmoniseerde normen bedoeld in artikel 56, lid 5, onder b), brengt de Commissie de betrokken Europese normalisatie-instellingen op de hoogte en legt zij de aangelegenheid voor aan het krachtens artikel 5 van Richtlijn 98/34/EG ingestelde comité. Dat comité raadpleegt de betrokken Europese normalisatie-instantie of -instanties en brengt onverwijld advies uit.

Indien de nationale maatregel gerechtvaardigd wordt geacht en de non-conformiteit van het bouwproduct wordt toegeschreven aan tekortkomingen in het Europees beoordelingsdocument of in de specifieke technische documentatie bedoeld in artikel 56, lid 5, onder b), legt de Commissie de zaak voor aan het Permanent comité voor de bouw, en neemt zij vervolgens de passende maatregelen.

Artikel 58

Conforme bouwproducten die toch een risico voor de gezondheid en veiligheid meebrengen

1.   Indien een lidstaat na uitvoering van een beoordeling overeenkomstig artikel 56, lid 1, vaststelt dat een bouwproduct conform deze verordening toch een risico voor de naleving van de fundamentele eisen voor bouwwerken, voor de gezondheid of veiligheid van personen of voor andere aspecten van de bescherming van het algemeen belang meebrengt, verlangt deze lidstaat van de betrokken marktdeelnemer dat hij alle passende maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat het bouwproduct dat risico niet meer meebrengt wanneer het in de handel wordt gebracht, of om het bouwproduct binnen een door de lidstaat vast te stellen redelijke termijn, die evenredig is met de aard van het risico, uit de handel te nemen of terug te roepen.

2.   De marktdeelnemer zorgt ervoor dat alle door hem genomen corrigerende maatregelen worden toegepast op alle betrokken bouwproducten die hij in de Unie op de markt heeft aangeboden.

3.   De lidstaat brengt de Commissie en de andere lidstaten onmiddellijk daarvan op de hoogte. Die informatie omvat alle bekende bijzonderheden, met name de gegevens die nodig zijn om het bouwproduct te identificeren en om de oorsprong en de toeleveringsketen van het product, de aard van het risico en de aard en de duur van de nationale maatregelen vast te stellen.

4.   De Commissie treedt onverwijld in overleg met de lidstaten en de betrokken marktdeelnemers en beoordeelt de nationale maatregelen die zijn genomen. Aan de hand van die beoordeling besluit de Commissie of de maatregel al dan niet gerechtvaardigd is, en stelt zij zo nodig passende maatregelen voor.

5.   De Commissie richt haar beschikking tot alle lidstaten en brengt de lidstaten en de betrokken marktdeelnemers daar onmiddellijk van op de hoogte.

Artikel 59

Formele non-conformiteit

1.   Onverminderd artikel 56 verlangt een lidstaat, wanneer hij een van de volgende feiten vaststelt, van de betrokken marktdeelnemer dat deze een einde maakt aan de non-conformiteit:

a)

de CE-markering is in strijd met artikel 8 of artikel 9 aangebracht;

b)

de CE-markering is niet aangebracht, hoewel dat overeenkomstig artikel 8, lid 2, vereist is;

c)

de prestatieverklaring is, onverminderd de toepassing van artikel 5, niet opgesteld, hoewel dat overeenkomstig artikel 4 vereist is;

d)

de prestatieverklaring is niet conform de artikelen 4, 6 en 7 opgesteld;

e)

de technische documentatie is niet beschikbaar of onvolledig.

2.   Indien de in lid 1 bedoelde non-conformiteit voortduurt, neemt de lidstaat alle passende maatregelen om het op de markt aanbieden van het bouwproduct te beperken of te verbieden, of het product terug te roepen of uit de handel te nemen.

HOOFDSTUK IX

SLOTBEPALINGEN

Artikel 60

Gedelegeerde handelingen

Teneinde de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken, met name het wegnemen en vermijden van beperkingen voor het op de markt aanbieden van bouwproducten, worden de volgende aangelegenheden aan de Commissie gedelegeerd overeenkomstig artikel 61, onverminderd de voorwaarden van de artikelen 62 en 63:

a)

de vaststelling, waar passend, van de essentiële kenmerken of drempelniveaus van specifieke families van bouwproducten waarvan de fabrikant overeenkomstig de artikelen 3 tot en met 6 voor het product dat hij in de handel brengt, een prestatie in niveaus of klassen, of in een beschrijving, voor het beoogde gebruik moet aangeven;

b)

de voorwaarden waaronder de prestatieverklaring elektronisch mag worden verwerkt, zodat zij overeenkomstig artikel 7 op een website ter beschikking wordt gesteld;

c)

het wijzigen van de periode gedurende welke de fabrikant de technische documentatie en de prestatieverklaring overeenkomstig artikel 11 ter beschikking houdt nadat het bouwproduct in de handel is gebracht, zulks op grond van de verwachte levensduur of het aandeel van het bouwproduct in de bouwwerken;

d)

het wijzigen van bijlage II en zo nodig het aannemen van aanvullende procedureregels overeenkomstig artikel 19, lid 3, teneinde de naleving van de beginselen van artikel 20, of de toepassing in de praktijk van de procedureregels van artikel 21 te garanderen;

e)

de aanpassing van bijlage III, tabel 1, van bijlage IV en bijlage V, aan de technische vooruitgang;

f)

het vaststellen en aanpassen aan de technische vooruitgang van prestatieklassen overeenkomstig artikel 27, lid 1;

g)

het vaststellen van de voorwaarden waaronder een bouwproduct geacht wordt zonder tests of verdere tests aan een bepaald prestatieniveau of een bepaalde prestatieklasse te voldoen, overeenkomstig artikel 27, lid 5, mits de naleving van de fundamentele eisen voor bouwwerken hierdoor niet in het gedrang komt;

h)

de aanpassing, vaststelling en herziening van de systemen voor de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid overeenkomstig artikel 28, met betrekking tot een bepaald product of bepaalde productfamilie of voor een bepaald essentieel kenmerk, en overeenkomstig:

i)

het belang van het product of die essentiële kenmerken ten opzichte van de fundamentele eisen voor bouwwerken;

ii)

de aard van het product;

iii)

het effect van de veranderlijkheid van de essentiële kenmerken van het bouwproduct tijdens zijn verwachte levensduur; en

iv)

de mate waarin bij de fabricage van het product gebreken kunnen optreden.

Artikel 61

Uitoefening van de delegatie

1.   De bevoegdheid om de in artikel 60 bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie verleend voor een periode van vijf jaar vanaf … (20). De Commissie stelt uiterlijk zes maanden voor het einde van de periode van vijf jaar een verslag over de bevoegdheidsdelegatie op. De bevoegdheidsdelegatie wordt automatisch verlengd met dezelfde periode, tenzij het Europees Parlement of de Raad de bevoegdheid intrekt overeenkomstig artikel 62.

2.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

3.   De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt de Commissie verleend onder de in de artikelen 62 en 63 gestelde voorwaarden.

Artikel 62

Intrekking van de delegatie

1.   De bij artikel 60 verleende bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken.

2.   De instelling die een interne procedure is begonnen om te besluiten of zij de bevoegdheidsdelegatie wenst in te trekken, brengt de andere instelling en de Commissie hiervan binnen een redelijke termijn voordat een definitief besluit wordt genomen, op de hoogte en geeft daarbij aan welke gedelegeerde bevoegdheden mogelijk worden ingetrokken en waarom.

3.   Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in het besluit worden vermeld. Het besluit treedt onmiddellijk in werking of op een in dat besluit bepaalde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. Het besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 63

Bezwaar tegen gedelegeerde handelingen

1.   Het Europees Parlement en de Raad kunnen tegen een gedelegeerde handeling bezwaar maken binnen twee maanden na de datum van kennisgeving.

Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn eventueel met twee maanden verlengd.

2.   Indien noch het Europees Parlement noch de Raad bij het verstrijken van deze termijn bezwaar heeft aangetekend tegen de gedelegeerde handeling, wordt deze bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en treedt zij op de daarin vastgestelde datum in werking.

Indien het Europees Parlement en de Raad de Commissie hebben meegedeeld dat zij voornemens zijn geen bezwaar aan te tekenen, kan de gedelegeerde handeling vóór het verstrijken van de termijn worden gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie en in werking treden.

3.   Als het Europees Parlement of de Raad tegen een gedelegeerde handeling bezwaar maakt, treedt die niet in werking. De instelling die bezwaar maakt, motiveert haar bezwaar tegen de gedelegeerde handeling.

Artikel 64

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een Permanent comité voor de bouw.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

Artikel 65

Intrekking

1.   Richtlijn 89/106/EEG wordt ingetrokken.

2.   Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 66

Overgangsbepalingen

1.   Bouwproducten die vóór 1 juli 2013 overeenkomstig Richtlijn 89/106/EEG op de markt zijn geïntroduceerd, worden geacht te voldoen aan deze verordening.

2.   Fabrikanten kunnen een prestatieverklaring opstellen op basis van een conformiteitscertificaat of een conformiteitsverklaring die vóór 1 juli 2013 overeenkomstig Richtlijn 89/106/EEG is afgegeven.

3.   Richtlijnen voor de Europese technische goedkeuring die vóór 1 juli 2013 overeenkomstig artikel 11 van Richtlijn 89/106/EEG werden bekendgemaakt, mogen als Europese beoordelingsdocumenten worden gebruikt.

4.   Fabrikanten en importeurs mogen Europese technische goedkeuringen die overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 89/106/EEG vóór 1 juli 2013 zijn verstrekt, tijdens hun volledige geldigheidsduur gebruiken als Europese technische beoordelingen.

Artikel 67

Rapportage door de Commissie

Uiterlijk … (21) legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de uitvoering ervan, inclusief over de artikelen 19, 20, 21, 23 en 24, op basis van de verslagen van de lidstaten, en van andere belanghebbenden, zo nodig vergezeld van passende voorstellen.

Artikel 68

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De artikelen 3 tot en met 28, de artikelen 36 tot en met 38, de artikelen 56 tot en met 63, de artikelen 65 en 66 en de bijlagen I, II, III en V zijn echter van toepassing met ingang van 1 juli 2013.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te …, …

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter


(1)  PB C 218 van 11.9.2009, blz. 15.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 24 april 2009 (PB C 184 E van 8.7.2010, blz. 441), standpunt van de Raad van 13 september 2010 en standpunt van het Europees Parlement van … (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt).

(3)  PB L 40 van 11.2.1989, blz. 12.

(4)  PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30.

(5)  PB L 218 van 13.8.2008, blz. 82.

(6)  PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.

(7)  PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1.

(8)  PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1.

(9)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

(10)  PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3.

(11)  PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1.

(12)  PB L 218 van 13.8.2008, blz. 21.

(13)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(14)  PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36.

(15)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.

(16)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(17)  PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.

(18)  PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

(19)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.

(20)  Datum van inwerkingtreding van deze verordening invoegen.

(21)  Vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening te willen inlassen.


BIJLAGE I

Fundamentele eisen voor bouwwerken

Het bouwwerk als geheel en ook de afzonderlijke delen ervan moeten geschikt zijn voor het beoogde gebruik. Bij normaal onderhoud moeten bouwproducten gedurende een economisch redelijke levensduur aan onderhavige fundamentele eisen voor bouwwerken voldoen.

1.   Mechanische weerstand en stabiliteit

Het bouwwerk moet zodanig worden ontworpen en uitgevoerd dat de krachten die er tijdens de bouw en het gebruik op kunnen inwerken, geen van de volgende effecten teweegbrengen:

a)

instorting van het gehele werk of een deel ervan;

b)

aanzienlijke vervormingen die niet toelaatbaar zijn;

c)

schade aan andere delen van het bouwwerk of aan inrichtingen of installaties als gevolg van een aanzienlijke vervorming van de dragende constructie;

d)

schade door een gebeurtenis die niet in verhouding staat tot de oorspronkelijke oorzaak.

2.   Brandveiligheid

Het bouwwerk moet zodanig worden ontworpen en uitgevoerd dat bij het uitbreken van brand:

a)

het draagvermogen van de constructie gedurende een bepaalde tijd behouden blijft;

b)

het ontstaan en de verspreiding van vuur en rook binnen het bouwwerk zelf beperkt blijven;

c)

de uitbreiding van de brand naar belendende bouwwerken beperkt blijft;

d)

de bewoners het bouwwerk kunnen verlaten of anderszins in veiligheid kunnen worden gebracht;

e)

de veiligheid van reddingsploegen in acht wordt genomen.

3.   Hygiëne, gezondheid en milieu

Het bouwwerk moet zodanig worden ontworpen en uitgevoerd dat het geen risico vormt voor de hygiëne of gezondheid van haar bewoners en omwonenden, en dat het tijdens zijn volledige levensduur geen buitengewoon grote invloed uitoefent op de milieukwaliteit of op het klimaat, noch tijdens de bouw, noch tijdens het gebruik en de sloop ervan, in het bijzonder als gevolg van:

a)

het vrijkomen van toxische gassen;

b)

de emissie van gevaarlijke stoffen, vluchtige organische verbindingen, broeikasgassen of gevaarlijke deeltjes in de binnen- of buitenlucht;

c)

de emissie van gevaarlijke straling;

d)

het vrijkomen van gevaarlijke stoffen in grondwater, zeewater of in de bodem;

e)

het vrijkomen van gevaarlijke stoffen in het drinkwater of die het drinkwater op enige wijze nadelig beïnvloeden;

f)

gebrekkige afvoer van afvalwater, emissie van rookgassen of onjuiste verwijdering van vaste of vloeibare afvalstoffen;

g)

vochtophoping in delen of op binnenoppervlakken van het bouwwerk.

4.   Veiligheid en toegankelijkheid bij gebruik

Het bouwwerk moet zodanig worden ontworpen en uitgevoerd dat het gebruik ervan of de daarin verrichte activiteiten geen onaanvaardbare ongevallen- of schaderisico's meebrengen, zoals uitglijden, vallen, botsen, brandwonden, elektrocutie, verwondingen door explosie en inbraken. Met name moet bij het ontwerp en de uitvoering van het bouwwerk rekening worden gehouden met de toegankelijkheid voor en het gebruik door gehandicapten.

5.   Bescherming tegen geluidshinder

Het bouwwerk moet zodanig worden ontworpen en uitgevoerd dat het door gebruikers en omwonenden waargenomen geluid op een zodanig niveau gehandhaafd blijft dat het hun gezondheid niet bedreigt en dat hun slaap, hun rust en hun werk daar geen nadeel van ondervinden.

6.   Energiebesparing en warmtebehoud

Het bouwwerk en de verwarmings-, koel-, verlichtings- en ventilatie-installaties ervan moeten zodanig worden ontworpen en uitgevoerd dat, rekening gehouden met de gebruikers en de lokale klimaatomstandigheden, een gering energieverbruik voldoende is.

7.   Duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen

Het bouwwerk moet zodanig worden ontworpen, uitgevoerd en gesloopt dat duurzaam gebruik wordt gemaakt van natuurlijke hulpbronnen en het volgende wordt gewaarborgd:

a)

de recycleerbaarheid van het bouwwerk en de materialen en delen ervan na de sloop;

b)

de duurzaamheid van het bouwwerk;

c)

het gebruik van milieuvriendelijke grondstoffen en secundaire materialen in het bouwwerk.


BIJLAGE II

Procedure voor de vaststelling van een Europees beoordelingsdocument

1.   Verzoek om een Europese technische beoordeling

Indien een fabrikant een TBI een verzoek om een Europese technische beoordeling van een bouwproduct voorlegt, legt hij, nadat de fabrikant en de TBI een overeenkomst inzake bescherming van het beroepsgeheim en de vertrouwelijkheid hebben ondertekend, de verantwoordelijke TBI een technisch dossier voor met een beschrijving van het product, het gebruik ervan als door de fabrikant voorzien, en nadere gegevens over de productiecontrole in de fabriek die hij voornemens is uit te voeren.

2.   Contract

Voor bouwproducten als bedoeld in artikel 21, lid 1, onder c), wordt binnen een maand na de ontvangst van het technische dossier een contract tussen de fabrikant en de verantwoordelijke TBI gesloten voor de opstelling van de Europese technische beoordeling, die het werkprogramma voor de opstelling van het Europees beoordelingsdocument omvat, waaronder:

de organisatie van de werkzaamheden in de organisatie van TBI's;

de samenstelling van de werkgroep die voor het betrokken productgebied is aangewezen en binnen de organisatie van TBI's moet worden opgericht;

de coördinatie van TBI's.

3.   Werkprogramma

Nadat het contract met de fabrikant is gesloten, brengt de organisatie van TBI's de Commissie op de hoogte van het werkprogramma voor de opstelling van het Europees beoordelingsdocument en van de uitvoeringstermijnen daarvoor, met vermelding van het beoordelingsprogramma. De mededeling geschiedt binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek om een Europese technische beoordeling.

4.   Het concept Europees beoordelingsdocument

De organisatie van TBI's legt de laatste hand aan een concept Europees beoordelingsdocument via de werkgroep die door de verantwoordelijke TBI wordt gecoördineerd, en deelt dat concept aan de betrokken partijen mee binnen zes maanden nadat de Commissie van het werkprogramma op de hoogte is gebracht.

5.   Deelname van de Commissie

Een vertegenwoordiger van de Commissie mag als waarnemer aan de uitvoering van alle onderdelen van het werkprogramma deelnemen.

6.   Verlenging en vertraging

Elke vertraging ten opzichte van de in de punten 1 tot en met 4 vastgestelde termijnen wordt door de werkgroep aan de organisatie van TBI's en de Commissie meegedeeld.

Indien een verlenging van de termijnen voor de ontwikkeling van het Europees beoordelingsdocument kan worden gerechtvaardigd, met name omdat de Commissie geen besluit heeft genomen over het van toepassing zijnde beoordelingssysteem en verificatie van de prestatiebestendigheid van het bouwproduct of omdat een nieuwe testmethode moet worden ontwikkeld, stelt de Commissie de termijn van de verlenging vast.

7.   Wijzigingen en vaststelling van een Europees beoordelingsdocument

De verantwoordelijke TBI deelt het concept Europees beoordelingsdocument mee aan de fabrikant, die 15 werkdagen heeft om daarop te reageren; daarna gaat de organisatie van TBI's als volgt te werk:

a)

indien van toepassing, deelt zij de fabrikant mee op welke wijze met zijn reacties rekening is gehouden;

b)

stelt zij het concept Europees beoordelingsdocument vast; en

c)

zendt zij de Commissie daarvan een afschrift toe.

Als de Commissie de organisatie van TBI's binnen vijftien werkdagen na de ontvangst van dat exemplaar haar opmerkingen over het concept Europees beoordelingsdocument meedeelt, wijzigt de organisatie van TBI's het concept dienovereenkomstig en zendt die organisatie een afschrift van het vastgestelde Europees beoordelingsdocument aan de fabrikant en de Commissie.

8.   Definitief bekend te maken Europees beoordelingsdocument

Zodra de eerste Europese technische beoordeling door de verantwoordelijke TBI wordt afgegeven op basis van het goedgekeurde Europees beoordelingsdocument, zal dat Europees beoordelingsdocument, indien nodig op basis van de opgedane ervaring, worden aangepast. De organisatie van TBI's stelt het definitieve Europees beoordelingsdocument vast en zendt een afschrift daarvan, samen met een vertaling van de titel van het Europees beoordelingsdocument in alle officiële talen van de Unie, ter bekendmaking van de referentie van dit document aan de Commissie. De organisatie van TBI's houdt het Europees beoordelingsdocument elektronisch beschikbaar vanaf het moment dat het product een CE-markering heeft ontvangen.


BIJLAGE III

Image

Image

Image


BIJLAGE IV

Productgebieden en eisen voor TBI’s

Tabel 1 -   Productgebieden

GEBIEDSCODE

PRODUCTGEBIED

1

GEPREFABRICEERDE NORMALE/LICHTE/AUTOCLAAFGEHARDE CELBETONNEN PRODUCTEN

2

DEUREN, RAMEN, LUIKEN, POORTEN EN BIJBEHOREND HANG- EN SLUITWERK

3

MEMBRANEN, WAARONDER IN VLOEIBARE TOEPASSINGEN EN KITS (WATER- EN/OF DAMPREMMEND)

4

PRODUCTEN VOOR THERMISCHE ISOLATIE

SAMENGESTELDE ISOLATIEKITS/-SYSTEMEN

5

DRAGENDE OPLEGGINGEN

CONSTRUCTIEVE PENVERBINDINGEN

6

SCHOORSTENEN, ROOKKANALEN EN SPECIFIEKE PRODUCTEN

7

GIPSPRODUCTEN

8

GEOTEXTIEL, GEOMEMBRAMEN EN AANVERWANTE PRODUCTEN

9

VLIESGEVELS/BEKLEDING/VERLIJMDE BEGLAZINGSSYSTEMEN

10

VASTE BRANDBESTRIJDINGSSYSTEMEN (BRANDALARM- EN DETECTIESYSTEMEN, VASTE BRANDBESTRIJDINGSSYSTEMEN, BRANDBEVEILIGINGS- EN ANTIROOKSYSTEMEN EN EXPLOSIEBEVEILIGINGSPRODUCTEN)

11

SANITAIR

12

VERKEERSINRICHTINGEN: WEGENUITRUSTING

13

HOUTPRODUCTEN VOOR DE BOUW EN TOEBEHOREN

14

PLATEN EN ELEMENTEN OP HOUTBASIS

15

CEMENT, BOUWKALK EN ANDERE HYDRAULISCHE BINDMIDDELEN

16

WAPENINGSSTAAL EN VOORSPANSTAAL VOOR BETON (EN TOEBEHOREN)

VOORSPANSYSTEMEN

17

METSELWERK EN BIJBEHORENDE PRODUCTEN

METSELWERKELEMENTEN, MORTEL EN BIJBEHORENDE PRODUCTEN

18

RIOLERINGSPRODUCTEN

19

VLOERAFWERKINGEN

20

METAALCONSTRUCTIEPRODUCTEN EN HULPPRODUCTEN

21

IN- EN UITWENDIGE AFWERKINGEN VOOR WANDEN EN PLAFONDS, KITS VOOR SCHEIDINGSWANDEN

22

DAKBEDEKKINGEN, DAKLICHTEN, DAKRAMEN EN TOEBEHOREN

KITS VOOR DAKEN

23

PRODUCTEN VOOR DE WEGENBOUW

24

TOESLAGMATERIALEN

25

BOUWLIJM

26

PRODUCTEN VOOR BETON, MORTEL EN INJECTIESPECIE

27

VOORZIENINGEN VOOR RUIMTEVERWARMING

28

BUIZEN, RESERVOIRS EN TOEBEHOREN DIE NIET IN CONTACT KOMEN MET VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE BESTEMD WATER

29

BOUWPRODUCTEN DIE IN CONTACT KOMEN MET VOOR MENSELIJKE CONSUMPTIE BESTEMD WATER

30

VLAKGLAS, GEPROFILEERD GLAS EN GLASBLOKKEN

31

STROOM-, BESTURINGS- EN COMMUNICATIEKABELS

32

VOEGMIDDELEN

33

BEVESTIGINGEN

34

BOUWKITS, BOUWEENHEDEN, GEPREFABRICEERDE ELEMENTEN

35

PRODUCTEN MET BRANDVERTRAGENDE, BRANDWERENDE EN TEGEN BRAND AFDICHTENDE EIGENSCHAPPEN


Tabel 2 -   Eisen voor TBI’s

Bekwaamheid

Beschrijving van de bekwaamheid

Eis

1

Risicoanalyse

De potentiële risico’s en voordelen van het gebruik van innovatieve bouwproducten identificeren zonder te beschikken over gedegen/geconsolideerde technische informatie over de prestaties ervan wanneer ze in bouwwerken worden gebruikt.

Er is een technische beoordelingsinstantie naar nationaal recht opgericht, die rechts persoonlijkheid heeft. Zij moet onaf hankelijk zijn van de belanghebbenden en van alle particuliere belangen.

Voorts moet een technische beoordelings instantie beschikken over personeel met:

a)

objectiviteit en een gedegen technisch oordeel;

b)

grondige kennis van de in de lidstaat waarin zij is aangewezen geldende regelgeving en andere voorschriften op de productgebieden waarvoor de instantie is aangewezen;

c)

algemeen inzicht in de bouwpraktijken en grondige technische kennis op de productgebieden waarvoor de instantie is aangewezen;

d)

grondige kennis van de specifieke risico’s en de technische aspecten van het bouwproces;

e)

grondige kennis van de bestaande geharmoniseerde normen en testmethoden op de productgebieden waarvoor de instantie is aangewezen;

f)

passende taalvaardigheid.

De vergoeding van het personeel van de TBI hangt niet af van het aantal uitgevoerde beoordelingen of van de resultaten daarvan.

2

Vaststellen van technische criteria

De resultaten van de risicoanalyse omzetten in technische criteria voor de beoordeling van het gedrag en de prestaties van de bouwproducten i.v.m. de naleving van de toepasselijke nationale eisen;

de benodigde technische informatie verstrekken aan de deelnemers aan het bouwproces als potentiële gebruikers van de bouwproducten (fabrikanten, ontwerpers, aannemers, installateurs).

3

Vaststellen van beoordelings-methoden

Passende methoden (tests of berekeningen) ontwerpen en valideren om de prestaties voor essentiële kenmerken van bouwproducten te beoordelen, rekening houdend met de huidige stand van de techniek.

4

Vaststellen van de specifieke productie controle in de fabriek

Het fabricageproces van het specifieke product begrijpen en evalueren teneinde passende maatregelen vast te stellen om de bestendigheid van het product via het fabricageproces in kwestie te waarborgen.

Een technische beoordelingsinstantie moet beschikken over personeel met een passende kennis van de relatie tussen de fabricage processen en de productkenmerken in verband met de productiecontrole in de fabriek.

5

Beoordeling van het product

De prestaties voor essentiële kenmerken van bouwproducten beoordelen op basis van geharmoniseerde methoden tegen geharmoniseerde criteria.

Bovenop de in de punten 1, 2 en 3 gestelde eisen moet een technische beoordelings instantie toegang hebben tot de benodigde middelen apparatuur voor de beoordeling van de prestaties voor essentiële kenmerken van bouwproducten op de productgebieden waarvoor zij is aangewezen.

6

Algemeen beheer

Zorgen voor consistentie, betrouwbaarheid, objectiviteit en traceerbaarheid door de constante toepassing van passende beheersmethoden.

Een technische beoordelingsinstantie moet beschikken over:

a)

bewijsstukken inzake een correct bestuurlijk gedrag;

b)

een beleid met bijbehorende procedures om de vertrouwelijkheid van gevoelige informatie bij de instantie zelf en bij al haar partners te waarborgen;

c)

een documentcontrolesysteem om de registratie, traceerbaarheid, herziening en archivering van alle relevante documenten te waarborgen;

d)

een mechanisme voor interne audit en beoordeling van het beheer om geregeld te controleren of passende beheersmethoden worden toegepast;

e)

een procedure om beroepen en klachten objectief te behandelen.


BIJLAGE V

Beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid

1.   SYSTEMEN VOOR BEOORDELING EN VERIFICATIE VAN DE PRESTATIEBESTENDIGHEID

1.1.

Systeem 1+ - Verklaring van de prestaties van de essentiële kenmerken van het bouwproduct door de fabrikant op basis van de volgende items:

a)

de fabrikant voert het volgende uit:

i)

de productiecontrole in de fabriek;

ii)

verdere tests van in de fabriek genomen monsters volgens het voorgeschreven testprogramma;

b)

de aangemelde productcertificatie-instantie verstrekt het certificaat van prestatiebestendigheid van het product op basis van:

i)

de bepaling van het producttype op grond van typeonderzoek (inclusief bemonstering), typeberekening, getabelleerde waarden of een beschrijvende documentatie van het product;

ii)

de initiële inspectie van de productie-installatie en van de productiecontrole in de fabriek;

iii)

permanente bewaking, beoordeling en evaluatie van de productiecontrole in de fabriek;

iv)

steekproefsgewijze controle van monsters voordat het product op de markt wordt geïntroduceerd.

1.2.

Systeem 1 - Verklaring van de prestaties van de essentiële kenmerken van het bouwproduct door de fabrikant op basis van de volgende items:

a)

de fabrikant voert het volgende uit:

i)

de productiecontrole in de fabriek;

ii)

verdere tests van door de fabrikant in de fabriek genomen monsters volgens het voorgeschreven testprogramma;

b)

de aangemelde productcertificatie-instantie verstrekt het certificaat van prestatiebestendigheid van het product op basis van:

i)

de bepaling van het producttype op grond van typeonderzoek (inclusief bemonstering), typeberekening, getabelleerde waarden of een beschrijvende documentatie van het product;

ii)

de initiële inspectie van de productie-installatie en van de productiecontrole in de fabriek;

iii)

permanente bewaking, beoordeling en evaluatie van de productiecontrole in de fabriek.

1.3.

Systeem 2+ - Verklaring van de prestaties van de essentiële kenmerken van het bouwproduct door de fabrikant op basis van de volgende items:

a)

de fabrikant voert het volgende uit:

i)

de bepaling van het producttype op grond van typeonderzoek (inclusief bemonstering), typeberekening, getabelleerde waarden of een beschrijvende documentatie van het product;

ii)

de productiecontrole in de fabriek;

iii)

tests van in de fabriek genomen monsters volgens het voorgeschreven testprogramma;

b)

de aangemelde certificatie-instantie voor productiecontrole verstrekt het conformiteitscertificaat van de productiecontrole in de fabriek op basis van:

i)

de initiële inspectie van de productie-installatie en van de productiecontrole in de fabriek;

ii)

permanente bewaking, beoordeling en evaluatie van de productiecontrole in de fabriek.

1.4.

Systeem 3 - Verklaring van de prestaties van de essentiële kenmerken van het bouwproduct door de fabrikant op basis van de volgende items:

a)

de fabrikant voert de productiecontrole in de fabriek uit;

b)

het aangemelde testlaboratorium bepaalt het producttype op grond van typeonderzoek (op basis van bemonstering door de fabrikant), typeberekening, getabelleerde waarden of een beschrijvende documentatie van het product.

1.5.

Systeem 4 - Verklaring van de prestaties van de essentiële kenmerken van het bouwproduct door de fabrikant op basis van de volgende items:

a)

de fabrikant voert het volgende uit:

i)

de bepaling van het producttype op grond van typeonderzoek, typeberekening, getabelleerde waarden of een beschrijvende documentatie van het product;

ii)

de productiecontrole in de fabriek;

b)

geen taken voor de aangemelde instantie.

2.   INSTANTIES DIE BETROKKEN ZIJN BIJ DE BEOORDELING EN VERIFICATIE VAN DE PRESTATIEBESTENDIGHEID

De aangemelde instanties die bij de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid van een bouwproduct betrokken zijn, kunnen op grond van hun taken als volgt worden ingedeeld:

1)

instantie voor productcertificering. een aangemelde, al dan niet van de overheid afhankelijke instantie die de nodige bekwaamheid en verantwoordelijkheid heeft om volgens de vastgestelde procedure- en beheersregels een productcertificering af te wikkelen;

2)

certificatie-instantie voor productiecontrole in de fabriek: een aangemelde, al dan niet van de overheid afhankelijke instantie die de nodige bekwaamheid en verantwoordelijkheid heeft om volgens de vastgestelde procedure- en beheersregels een certificatie van productiecontrole in de fabriek af te wikkelen;

3)

testlaboratorium: een aangemeld laboratorium dat de kenmerken of prestaties van materialen of bouwproducten meet, onderzoekt, test, ijkt of op enige andere manier bepaalt.

3.   GEVALLEN VAN ESSENTIËLE KENMERKEN WAARIN NIET NAAR EEN TOEPASSELIJKE GEHARMONISEERDE TECHNISCHE SPECIFICATIE HOEFT TE WORDEN VERWEZEN

1)

brandgedrag;

2)

brandwerendheid;

3)

gedrag bij een brand vanaf de buitenzijde;

4)

geluidsabsorptie;

5)

gevaren door emissie van gevaarlijke stoffen.


MOTIVERING VAN DE RAAD

I.   INLEIDING

De Commissie heeft haar voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het in de handel brengen van bouwproducten (1) op 23 mei 2008 ingediend. Het voorstel was gebaseerd op artikel 95 van het Verdrag (2). Het voorstel ging vergezeld van een effectbeoordeling.

Het Europees Parlement heeft zijn advies in eerste lezing uitgebracht op 23 april 2009 (3).

Het Economisch en Sociaal Comité heeft op 25 februari 2009 advies uitgebracht (4).

De Commissie heeft op 20 oktober 2009 een gewijzigd voorstel ingediend (5).

De Raad (Concurrentievermogen) is op 25 mei 2010 tot een politiek akkoord gekomen over de aanneming van een standpunt in eerste lezing in een later stadium overeenkomstig artikel 294 van het Verdrag.

Op 13 september 2010 heeft de Raad zijn standpunt in eerste lezing over dit voorstel vastgesteld in de versie van document 10753/10.

II.   DOELSTELLING

Het in hoofde genoemde voorstel strekt ertoe de Bouwproductenrichtlijn (89/106/EEG) (6) te vervangen door een efficiënter instrument, en daarbij rekening te houden met de nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de communautaire harmonisatiewetgeving (nieuw wettelijk kader) (7) en het feit dat de uitvoering en de handhaving van de bepalingen van Richtlijn 89/106/EEG nog al eens te wensen overlieten. In het voorstel zijn de bepalingen van het nieuwe wettelijk kader gevolgd op gebieden zoals de criteria voor kennisgeving van instanties die als derde partijen taken uitoefenen, en op het gebied van de bepalingen inzake markttoezicht.

Op andere gebieden wijkt de bouwproductenverordening echter af van de gebruikelijke wetgeving nieuwe stijl in verband met het speciale karakter van bouwproducten, die hoofdzakelijk worden geleverd aan beroepsmatige gebruikers en bestemd zijn om te worden verwerkt in gebouwen, waar de veiligheidseisen zijn afgestemd op het gehele resulterende gebouw, en niet op de afzonderlijke producten. Anders dan een fabrikant van andere geharmoniseerde producten, stelt een fabrikant van bouwproducten geen conformiteitsverklaring op, maar een prestatieverklaring, aangezien bouwproducten aan verschillende eisen moeten kunnen voldoen, afhankelijk van hoe ze worden gebruikt en geïnstalleerd. De CE-markering op bouwproducten geeft dus iets anders aan dan de CE-markering op consumenten producten.

Gezien voorts de verschillende regionale omstandigheden in verschillende gebouwen en situaties, tot uiting gebracht onder andere in de vorm van „fundamentele eisen voor bouwwerken”, mogen nationale of regionale overheden specifieke eisen stellen aan bouwproducten op hun grondgebied. Deze grote verschillen rechtvaardigen het feit dat in de bouwproductenverordening niet altijd de referentiebepalingen van het nieuwe wettelijk kader worden gevolgd die gelden voor andere producten die vallen onder de communautaire harmonisatiewetgeving.

Meer in detail geeft de verordening specifieke voorschriften voor het op de markt brengen van bouwproducten, met name voor de CE-markering, de verplichtingen voor de marktdeelnemers, de aangemelde instanties, de technische beoordelingsinstanties en het markttoezicht door de bevoegde autoriteiten. Volgens het voorstel kan de fabrikant in principe twee procedures volgen: ofwel verklaart hij dat de prestatie in overeenstemming is met een geharmoniseerde norm (gebaseerd op het begrip „prestatie”), ofwel wordt het product onderworpen aan een Europese technische beoordeling, resulterend in een Europees beoordelingsdocument. Wat micro-ondernemingen en individueel vervaardigde producten betreft, wordt met het voorstel beoogd de toegang tot de lokale en regionale markt te vergemakkelijken middels het gebruik van specifieke technische documentatie, die de kosten voor het testen van deze producten moet verlagen.

III.   ANALYSE VAN HET STANDPUNT VAN DE RAAD IN EERSTE LEZING  (8)

1.    Algemeen

In de compromistekst waarover binnen de Raad een politiek akkoord is bereikt, wordt vastgehouden aan de doelstellingen van het Commissievoorstel. Tevens zijn enkele van de belangrijkste amendementen overgenomen die het Europees Parlement in eerste lezing had aangenomen. Voorts zijn tijdens de onderhandelingen in de groep van de Raad een aantal nieuwe elementen opgenomen. Deze dienen om duidelijk aan te geven dat een Europese technische beoordeling alleen moet worden verricht indien een product niet of niet volledig onder een geharmoniseerde norm valt en om de taken en mogelijkheden van productcontactpunten nader te omschrijven. De meest vergaande aanpassing van de tekst heeft betrekking op de verduidelijking van het verplichte karakter van de prestatieverklaring; in een apart artikel worden echter afwijkingen aangegeven, die op dit punt wat extra soepelheid bieden.

Voorts heeft de Raad als nieuw element een aantal bepalingen opgenomen waarmee de regelgevingsprocedure met toetsing wordt omgezet in de nieuwe procedure voor gedelegeerde handelingen overeenkomstig het Verdrag van Lissabon (VWEU).

2.    Amendementen van het EP

Het Europees Parlement heeft in eerste lezing 102 amendementen (9) op de tekst aangenomen, waarvan de volgende amendementen telkens gezamenlijk moeten worden behandeld, omdat ze logisch met elkaar samenhangen: 32, 33, 36 en 39; 11 en 96; 12, 26 en 44; 19 en 57; 20 en 23; 49 en 101; 50 en 51; 7 en 52; 108 en 55; 70 en 94; 77, 122 en 111; 95 en 114. Tijdens de besprekingen op het niveau van de groep heeft de Raad de amendementen van het EP een aantal malen behandeld. Uiteindelijk heeft de Raad de amendementen van het EP in meerderheid (54) aanvaard, sommige gedeeltelijk, andere qua inhoud, en weer andere letterlijk. Uiteindelijk zijn 48 amendementen van het EP door de Raad verworpen.

2.1.    Amendementen van het EP die de Raad heeft aanvaard en in de tekst van zijn standpunt in eerste lezing heeft overgenomen

De amendementen 4, 125, 8, 9, 13, 14, 17, 21, 24, 43, 47, 68, 79, 99, 100, 102, 103, 104, 105 en 106 zijn door de Raad praktisch ongewijzigd overgenomen, omdat de Raad zich min of meer kon vinden in de redenering van het Europees Parlement.

2.2.    Amendementen van het EP die in beginsel of gedeeltelijk zijn aanvaard, maar in de tekst in gewijzigde vorm zijn overgenomen

Amendementen 7 en 52 - overweging 14 ter (nieuw), en artikel 6 (thans artikel 7) (officiële taal van een lidstaat)

De Raad erkent het nut van de amendementen voor het informeren van de gebruikers. De Raad is echter van oordeel dat de formulering van artikel 6, lid 5 (thans artikel 7, lid 4) helder genoeg is en in overeenstemming is met het nieuwe wettelijk kader. De lidstaten moeten voor de prestatieverklaring andere talen dan hun officiële talen kunnen toestaan. In de praktijk zal het verschil tussen de geest van het amendement van het EP en de tekst van de Raad echter minimaal zijn. De Raadstekst zal een groter bereik hebben door de verwijzing naar beschikbaarstelling.

Amendementen 12 (overweging 20 bis), 26 (artikel 2) en 44 (artikel 5, lid 1, thans artikel 6, lid 1) (essentiële kenmerken waarvoor een verklaring verplicht is, zoals bepaald middels een besluit van de Commissie)

De Raad steunde een belangrijke vernieuwing van het Europees Parlement om de communautaire harmonisatie te vergroten. Wanneer de Commissie heeft bepaald dat voor een essentieel kenmerk de prestatie verplicht moet worden aangegeven, moet de fabrikant een prestatieverklaring daarvoor opstellen, zelfs al zouden er voor de nationale markt daartoe geen specifieke bepalingen bestaan.

De structuur en de bewoordingen van de Raad in de overwegingen 11 bis en 12 bis en in artikel 3, lid 3, verschillen evenwel van die van de amendementen van het EP.

Amendement 124 - overweging 7 bis (nieuw) (uitsluiting van producten die op de bouwplaats worden vervaardigd) (dit amendement houdt verband met de amendementen betreffende de definities (amendementen 32, 33, 36 en 39))

De Raad heeft er, na raadpleging van zijn juridische deskundigen, de voorkeur aan gegeven om producten die op de bouwplaats worden vervaardigd niet a priori uit te sluiten van het begrip „marktintroductie”. De fabrikant zou hier zelfs de keus moeten hebben om al dan niet een prestatieverklaring op te stellen en de bijbehorende verplichtingen aan te gaan. Daarom heeft de Raad de ter plaatse vervaardigde producten onder de vrijstellingen van artikel 4 bis (thans artikel 5) laten vallen.

Amendement 16 - overweging 29 (thans overweging 30) (verplichte karakter van de prestatieverklaring)

Het amendement van het EP benadrukt het verplichte karakter van de prestatieverklaring en de daaruit voorvloeiende CE-markering. Volgens de oplossing in de tekst van de Raad biedt de vrijstelling van artikel 4 bis (thans artikel 5) de mogelijkheid in bepaalde welomschreven gevallen geen prestatieverklaring op te stellen en geen CE-markering aan te brengen. De twee teksten komen in feite overeen, in die zin dat de Raadstekst het beginsel onverlet laat dat de CE-markering alleen kan worden aangebracht als er een prestatieverklaring is (artikel 8).

Amendement 115 - artikel 2 (definitie van „niet of niet volledig onder een geharmoniseerde norm vallend product”)

De Raad heeft dit amendement inhoudelijk overgenomen in artikel 19 over het „Europees beoordelingsdocument”, maar daarbij wel de voorwaarden lichtelijk gewijzigd.

Amendement 27 - artikel 2 (definitie van „prestaties van een bouwproduct”)

De Raad heeft de voorgestelde definitie grotendeels overgenomen, maar de zinsnede „in waarde” weggelaten.

Amendement 116 - artikel 2 (definitie van „drempelwaarde”)

De Raad heeft de voorkeur gegeven aan een kortere en enigszins gewijzigde definitie en heeft een verklaring van de term „drempelwaarde” opgenomen in de nieuwe overwegingen 15 en 16.

Amendement 117 - artikel 2 (definitie van „klasse”)

De Raad heeft de voorkeur gegeven aan een kortere en enigszins gewijzigde definitie.

Amendement 30 - artikel 2 (definitie van „Europese technische beoordeling”)

De Raad heeft de voorkeur gegeven aan een enigszins gewijzigde definitie, die meer aansluit bij de structuur van de artikelen 18 - 18 sexies en 19-21 (thans de artikelen 19-27).

Amendementen 32, 33, 36 en 39 - artikel 2 (verandering van de volgorde van een aantal definities)

De Raad heeft het amendement gedeeltelijk aanvaard, maar is niet meegegaan met een totale verandering van de volgorde.

Amendement 40 - artikel 2 (definitie van „productiecontrole in de fabriek”)

De Raad heeft het amendement gedeeltelijk aanvaard, in enigszins gewijzigde bewoordingen.

Amendement 41 - artikel 2 (definitie van „pakket”)

De Raad heeft het amendement gedeeltelijk aanvaard, in enigszins gewijzigde bewoordingen.

Amendement 42 - artikel 4 (prestatieverklaring)

De Raad heeft het amendement naar de geest aanvaard en een prestatieverklaring standaard verplicht gesteld. Het amendement moet echter worden gezien in het kader van de algehele oplossing die de Raad voor dit centrale probleem heeft gekozen. Deze omvat de volgende elementen: i) een algemene verplichting om een prestatieverklaring af te geven indien het bouwproduct onder een geharmoniseerde standaard valt of voor het product een ETB is afgegeven; ii) voor zover er geen nationale bepalingen of een besluit van de Commissie (artikel 3, lid 3) zijn, bevat artikel 5 vrijstellingen (van de prestatieverklaring) met een beperkte reikwijdte (bv. kleinschalige niet-serieproductie of producten voor renovatie van traditionele gebouwen); iii) met artikel 6 ten slotte wordt beoogd een „lege” prestatieverklaring te vermijden voor die gevallen waarin de fabrikant niet onder de vrijstellingen valt en wel een prestatieverklaring moet opstellen, maar waarin er geen sprake is van Europese of nationale bepalingen die de opstelling van een prestatieverklaring over specifieke essentiële kenmerken vereisen (of waarin de fabrikant vrijwillig een prestatieverklaring opstelt en dus niet voor een vrijstelling kiest).

Amendement 107 - artikel 5 (thans artikel 6) (inhoud van de prestatieverklaring)

De Raad heeft het amendement gedeeltelijk aanvaard. Volgens de Raad is een prestatieverklaring echter alleen verplicht voor de essentiële kenmerken waarvoor nationale of Europese bepalingen bestaan. Desondanks moet altijd voor minstens één essentieel kenmerk de prestatie worden aangegeven. De tekst van de Raad is dus een enigszins afgezwakte versie van het amendement van het EP.

Amendement 53 - artikel 7, lid 1 (thans artikel 8, lid 1) (aanbrengen van de CE-markering en de rol van de „importeur”)

De Raad heeft het eerste deel van het amendement in enigszins gewijzigde bewoordingen overgenomen. Het tweede deel was echter onaanvaardbaar, omdat een importeur toch al de verantwoordelijkheid en de rol van de fabrikant moet overnemen, indien hij een CE-markering wil aanbrengen.

Amendement 118 - artikel 16 (thans artikel 17) (geharmoniseerde normen)

De Raad heeft het eerste deel van het amendement in beginsel overgenomen, maar niet letterlijk. Het tweede deel van het amendement valt buiten de reikwijdte van de verordening en is verworpen.

Amendement 61 - artikel 16 (thans artikel 17) (duurzaamheid en beoogd gebruik)

De Raad heeft het eerste deel betreffende de opneming van het begrip „duurzaamheid”, dat als een aspect van prestatie kan worden gezien, verworpen. Het tweede deel van het amendement is aanvaard als een nuttige verheldering, en in een - overigens veel beknoptere vorm - overgenomen.

Amendement 119 - artikel 18, leden 2, 3 en 4 (thans artikel 27) (procedure voor het vaststellen van prestatieniveaus of -klassen)

De Raad heeft praktisch het gehele amendement in beginsel en qua inhoud overgenomen. De Raad vindt zijn formulering echter beter aansluiten bij de rest van de tekst.

Amendement 66 - artikel 19 (thans artikel 28) (systemen voor de beoordeling en verificatie van de bestendigheid van de prestaties)

De Raad is inhoudelijk nog een stapje verder gegaan dan het amendement, door te bepalen dat het systeem zo moet worden gekozen dat kan worden voldaan aan alle fundamentele eisen voor bouwwerken, en niet alleen aan de veiligheidseisen.

Amendementen 70 en 94 - artikel 21, lid 1 (thans artikel 26), en bijlage II (procedure voor het afgeven van Europese technische beoordelingen)

Deze amendementen zijn uitsluitend om redactionele redenen niet overgenomen. In artikel 19 (voorheen artikel 18) wordt reeds duidelijk aangegeven dat een Europees beoordelingsdocument betrekking heeft op een „niet of niet volledig onder een geharmoniseerde norm vallend product”, en de afgifte van een Europese technische beoordeling vloeit daar automatisch uit voort.

Amendement 73 - artikel 25, lid 2 (thans artikel 31) (coördinatie van TBI's en taken van de organisatie van TBI's)

De taken die in dit amendement worden omschreven, zijn voldoende gedekt door een ander streepje in dezelfde alinea met de formulering „samenwerking met belanghebbenden”.

Amendementen 77, 122 en 111 - artikel 26 (thans artikel 36) (gebruik van specifieke technische documentatie)

De Raad heeft grotendeels de inhoud van dit amendement aanvaard en de redenering daarachter gevolgd. Slechts enkele onderdelen van de amendementen zijn verworpen omdat ze daar niet pasten of overbodig waren.

Amendement 78 - artikel 27 (thans artikel 37) (titel van het artikel)

Dit amendement is inhoudelijk correct, maar is overbodig door de aanvaarding van amendement 79.

Amendement 112 - artikel 27, lid 2 ter (nieuw) (thans artikel 37) (verslag over de toepassing van dit artikel)

De Raad aanvaardt dit amendement in beginsel, maar neigt ertoe dat een apart verslag van de Commissie over dit artikel overbodig is, en inhoudelijk gezien kan dit punt heel goed aan de orde komen in het algemene verslag als bedoeld in artikel 53 bis (thans artikel 67).

Amendement 92 - bijlage I, punt 6 (verlichting en energie-efficiëntie)

De Raad heeft het eerste deel van het amendement aanvaard. Het tweede deel lijkt te vallen onder andere onderdelen van de harmonisatiewetgeving van de Gemeenschap; voorts is de gebezigde formulering ongeschikt als basis om fundamentele eisen voor bouwwerken op te stellen.

2.3.    Amendementen die zijn verworpen en niet in de tekst van de Raad zijn overgenomen

Amendement 1 - overweging 1 (schade aan het menselijk milieu)

Het amendement is niet overgenomen omdat de Raad van oordeel was dat de fundamentele eisen voor bouwwerken (bijlage I) wat dit betreft voldoende specifiek zijn.

Amendement 2 - overweging 8 bis (nieuw) (prestatie in termen van gezondheid en veiligheid)

Telkens wanneer het om gezondheid en veiligheid gaat, worden de consequenties ter zake uiteengezet in de betreffende geharmoniseerde technische specificatie zelf, die dan weer als basis dient voor de prestatieverklaring van de fabrikant. Het is echter denkbaar dat het zeer eenvoudige bouwproducten betreft en dat gezondheids- en veiligheidsaspecten dus niet speciaal in de prestatieverklaring aan de orde hoeven te komen. De Raad heeft dan ook niet de noodzaak van de opneming van een dergelijke overweging ingezien.

Amendement 3 - overweging 10 (thans overweging 12)

De Commissieformulering waarbij de gebruikelijke redactionele techniek wordt gebruikt, lijkt beter geschikt voor een overweging.

Amendement 5 - overweging 14 (thans overweging 17) (producten die onder een geharmoniseerde norm zouden moeten vallen)

Het amendement is overbodig, aangezien de rol van de Commissie in dit opzicht uitgebreid is omschreven in de artikelen 17 en volgende.

Amendement 6 - overweging 14 bis (nieuw) (samenstelling van de technische instanties)

De Raad heeft gemeend dat het amendement duidelijk buiten de werkingssfeer van deze verordening valt, omdat de deelname aan technische instanties niet in de huidige wetgevingshandeling kan worden geregeld.

Amendement 10 - overweging 19 (thans overweging 21) (ontwerpen van Europese beoordelingsdocumenten)

Aangezien de Raad nog steeds het begrip „ontwerp van Europees beoordelingsdocument” gebruikt, met name in bijlage II, kon dit amendement niet aanvaard worden.

Amendement 11 en 96 - overweging 20 (thans overweging 22) en bijlage II, punt 2.5 (onafhankelijke wetenschappelijke deskundige)

De Raad heeft er de voorkeur aan gegeven om vast te houden aan de structuur van het werk van technische beoordelingsinstanties zoals voorgesteld door de Commissie.

Amendement 15 - overweging 28 (thans overweging 29) (aanbrengen van de CE-markering door de importeur)

De Raad heeft gemeend dat deze overweging de duidelijkheid van de tekst niet ten goede komt. Een importeur die de rol van de fabrikant overneemt, moet sowieso alle verplichtingen van de fabrikant overnemen. Het is dus niet raadzaam om van de geest van het nieuwe wettelijk kader af te wijken en slechts één van de situaties waarin de importeur de verplichtingen van de fabrikant overneemt, apart te vermelden.

Amendement 18 - overweging 33 bis (nieuw) (zonder tests of aanvullende tests)

De Raad heeft deze extra overweging niet overgenomen omdat hij van oordeel was dat artikel 26 (thans artikel 36) duidelijk genoeg is over het halen van een bepaald prestatieniveau of een bepaalde prestatieklasse zonder tests of aanvullende tests. Voorts wordt de nadere invulling hiervan overgelaten aan de Commissie middels gedelegeerde handelingen (artikel 50 en volgende (thans artikel 60 en volgende)).

Amendementen 19 en 57 - overweging 35 (thans overweging 38) en artikel 9 (thans artikel 10) (informatie over beroepsmiddelen)

De Raad heeft zich op het standpunt gesteld dat informatieverschaffing over beroepsmiddelen in ieder geval geen centrale taak is van de bestaande productcontactpunten.

Amendementen 20 en 33 - overwegingen 42 bis (nieuw) en 43 quater (nieuw) (duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen)

De Raad heeft geoordeeld dat de opneming van deze overwegingen - waarmee gedeeltelijk wordt ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen - niet absoluut noodzakelijk is.

Amendement 22 - overweging 43 ter (nieuw) (herziening van het normalisatiesysteem)

De Raad heeft het niet passend geacht om in een overweging te vragen om een voorstel van de Commissie voor de herziening van het normalisatiesysteem. Momenteel wordt het normalisatiesysteem integraal getoetst. Gezien het initiatiefrecht van de Commissie en met het oog op betere wetgeving is het ook dubieus om in een overweging op te roepen tot een herziening van het huidige systeem.

Amendement 34 - artikel 2 (definitie van „gebruiker”)

De Raad heeft de voor- en nadelen van de opneming van een aparte definitie van „gebruiker” van bouwproducten tegen elkaar afgewogen. Hij heeft uiteindelijk gekozen voor een oplossing waarbij voor het begrip „gebruiker” wordt teruggegrepen op de definitie in het nieuwe wettelijk kader en in andere onderdelen van de Europese of nationale wetgeving.

Amendement 35 - artikel 2 (definitie van „technische beoordelingsinstantie”)

Aangezien in de verordening een heel hoofdstuk wordt gewijd aan technische beoordelingsinstanties en de eisen waaraan deze moeten voldoen, heeft de Raad afgezien van een aparte definitie voor deze instanties.

Amendement 46 - artikel 5 (thans artikel 6) (titel van de geharmoniseerde norm)

De Raad heeft de vermelding van de titel van een geharmoniseerde norm in een prestatieverklaring overbodig geacht.

Amendement 48 - artikel 5 (thans artikel 6) (nadere bijzonderheden inzake de procedure voor de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid)

De Raad heeft geoordeeld dat deze eis met betrekking tot de inhoud van de prestatieverklaring te veel rompslomp met zich meebrengt.

Amendementen 49 en 101 - artikel 5, lid 2 (thans artikel 6) en bijlage III bis (nieuw) (aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in een bouwproduct)

De Raad heeft geen verplichting opgenomen om in de prestatieverklaring melding te maken van gevaarlijke stoffen in bouwproducten. De nieuwe overweging 21 bis (thans overweging 24) geeft de fabrikant echter de mogelijkheid om de gebruikers van bouwproducten op vrijwillige basis te informeren over de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen.

Amendementen 50 en 51 - artikel 6, lid 1 (thans artikel 7) (prestatieverklaring in elektronische vorm)

De Raad heeft het totaal ongepast geacht om de normale gang van zaken zo te definiëren dat kopers en gebruikers van bouwproducten afhankelijk zijn van een afzonderlijke levering van de prestatieverklaring in elektronische vorm en de verplichte informatie niet vinden op het afzonderlijke product zelf of op een grotere partij van hetzelfde product. Voorts kunnen voor speciale gevallen, waarin bijvoorbeeld in een professionele context een prestatieverklaring automatisch in elektronische vorm aan een klant wordt toegezonden, in een later stadium via „gedelegeerde handelingen” (die onder de bevoegdheid van de Commissie vallen) regels worden vastgesteld.

Amendementen 108 en 55 - artikel 8, leden 2 en 3 (thans artikel 9) (praktische details inzake de CE-markering)

De Raad was er niet van overtuigd dat de in deze amendementen voorgestelde vereenvoudiging van de tekst beantwoordt aan de praktische behoeftes van fabrikanten, gebruikers of markttoezichtautoriteiten.

Amendement 56 - artikel 8 (thans artikel 9), lid 4 bis (nieuw) (oneigenlijk gebruik van de CE-markering)

De Raad heeft geoordeeld dat de bepalingen voor markttoezicht (artikelen 46-49 (thans artikelen 56-59)) voldoende zijn om een oneigenlijk gebruik van de CE-markering te voorkomen.

Amendement 58 - artikel 9 (thans artikel 10), alinea 1 bis (nieuw) (onafhankelijkheid van de productcontactpunten)

De Raad heeft het beter geoordeeld een dergelijke bepaling - die te strikt en categorisch lijkt, speciaal voor kleinere lidstaten - niet op te nemen.

Amendement 109 - artikel 10 (thans artikel 11) (verplichtingen van de fabrikant)

Het ontgaat de Raad wat de uiteindelijke bedoeling is van de voorgestelde wijzigingen. Het steekproefsgewijs testen door de fabrikant en in sommige gevallen het aanbrengen van informatie op de verpakking, zoals voorgesteld in het oorspronkelijke Commissievoorstel, zet meer zoden aan de dijk.

Amendement 63 - artikel 17 (thans artikel 18), lid 3 bis (nieuw) (controles door het comité)

De Raad betwijfelde of de taak van het comité in dit amendement wel correct is omschreven.

Amendement 67 - artikel 19, lid 3 (thans artikel 28) (gebruik van het systeem voor de beoordeling en verificatie van de prestatiebestendigheid)

De Raad heeft geoordeeld dat een verwijzing naar „het gebruik waarvoor het in het algemeen bestemd is” niet op z'n plaats is in deze alinea over het systeem.

Amendement 120 - artikel 20 (thans artikel 19) (procedure voor de omzetting van een Europees beoordelingsdocument in een geharmoniseerde norm)

De Raad heeft dit amendement niet overgenomen omdat hij vond dat dit artikel niet de aangewezen plaats is om de omzetting van een Europees beoordelingsdocument in een geharmoniseerde norm te regelen.

Amendement 71 - artikel 24 (evaluatie van technische beoordelingsinstanties)

De Raad heeft het gehele artikel geschrapt omdat hij het in het kader van deze verordening overbodig achtte. Verbeteringen van de tekst konden dus niet worden overgenomen.

Amendement 121 - artikel 25, lid 2 (thans artikel 31, lid 4) (coördinatie van technische beoordelingsinstanties en taken van de organisatie van technische beoordelingsinstanties)

De Raad heeft geoordeeld dat de bewoordingen van dit amendement voor een verordening misleidend zijn, en dat het amendement in de praktijk moeilijk uitvoerbaar is.

Amendement 123 - artikel 27, lid 2 bis (nieuw) (thans artikel 37) (gebruik van specifieke technische documentatie)

Het eerste deel van dit amendement heeft niet specifiek betrekking op de reikwijdte en bedoeling van specifieke technische documentatie, en het tweede gedeelte is weliswaar inhoudelijk correct, maar hier overbodig of zelfs misleidend. De Raad heeft het amendement derhalve moeten verwerpen.

Amendement 83 - artikel 27, lid 2 quater (nieuw) (thans artikel 37) (afwijking voor importeurs)

De Raad geeft toe dat de tekst van het EP verhelderend kan zijn. Anderzijds lijkt de formulering beter geschikt voor een overweging. De inhoud van het amendement is al gedekt door de algemene structuur van de artikelen 26-28 (thans de artikelen 36-38).

Amendement 84 - artikel 28 (thans artikel 38) (uitbreiding van het gebruik van vereenvoudigde procedures)

De Raad heeft geoordeeld dat het amendement de reikwijdte van en de verantwoording voor het gebruik van specifieke technische documentatie niet correct heeft beschreven.

Amendement 85 - artikel 30, lid 4 bis (thans artikel 40) (voorkomen van onnodige lasten)

De Raad acht dit amendement misplaatst. In het amendement wordt een formulering uit het nieuwe wettelijk kader gebruikt, in samenhang met de conformiteitsbeoordeling die gebaseerd is op modules (in de bijlagen bij Besluit nr. 768/2008). Bouwproducten zijn echter onderworpen aan systemen voor de beoordeling en verificatie van de prestaties, en niet aan conformiteitsbeoordeling.

Amendement 86 - artikel 33, lid 5 (thans artikel 43) (transparantie voor de fabrikant)

De Raad ziet niet in waarom in dit lid moet worden afgeweken van het Commissievoorstel.

Amendement 87 – artikel 33, lid 11 bis (nieuw) (thans artikel 43) (advies door aangemelde instanties)

De Raad plaatste vraagtekens bij dit amendement dat onduidelijk is en tot misverstanden kan leiden.

Amendement 88 - artikel 51, lid 2 bis (nieuw) (thans artikel 64) (onafhankelijkheid van de leden van het comité)

De Raad kan met dit amendement niet uit de voeten. Het is niet erg duidelijk welke bouwdeskundigen van welke organisaties zich voor hoe lang moeten onthouden van het beoordelen van prestaties. De huidige bewoording is ook niet exact.

Amendement 89 - artikel 53, lid 3 (thans artikel 66) (gebruik van de zogenoemde beoordelingsprocedure met gemeenschappelijke overeenstemming en de procedure voor de omzetting van Europese beoordelingsdocumenten in geharmoniseerde normen)

Hoewel de Raad het eerste deel van het amendement naar de geest wel aardig vindt, lijkt de gebruikte formulering te categorisch voor het beoogde doel. De verwerping van het tweede deel van het amendement vloeit voort uit de verwerping van amendement 120.

Amendement 90 - bijlage I, inleiding (fundamentele eisen voor bouwwerken)

De Raad heeft dit amendement in het algemene kader van gedetailleerde fundamentele eisen voor bouwwerken overbodig geacht.

Amendement 91 - bijlage I, punt 3 (levensduurbenadering)

De Raad heeft vanuit een positieve houding over dit amendement van gedachten gewisseld, maar is tot de conclusie gekomen dat de beoogde doelstellingen al in principe in de oorspronkelijke formulering van de Commissie besloten liggen.

Amendement 93 - bijlage I, punt 7 (eis inzake duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen)

Met het amendement lijkt een open deur te worden ingetrapt. In vergelijking met alle andere fundamentele eisen voor bouwwerken schept het niet meer juridische duidelijkheid.

Amendementen 95 en 114 - bijlage II, punt 2.1 en 2.1 bis (nieuw) (beoordeling door de desbetreffende technische beoordelingsinstantie en de rol van de organisatie van technische beoordelingsinstanties)

Hoewel deze amendementen naar de geest aanvaardbaar zijn, heeft de herformulering van de gehele bijlage II door de Raad ertoe geleid dat de amendementen van het EP de procedure niet meer correct beschrijven.

Amendement 97 - bijlage II, punt 2.7 (raadpleging van deskundigen)

De Raad heeft geoordeeld dat het voorstelde amendement onwerkbaar is en zou kunnen leiden tot ongewenste vertragingen.

Amendement 98 - bijlage III (schrappen van het nummer van de prestatieverklaring)

De Raad ziet niet in wat het voordeel is van dit amendement.

3.    Belangrijkste nieuwe elementen die de Raad in de tekst heeft opgenomen

Artikel 4 (prestatieverklaring)

Zoals boven aangegeven, is de tekst aangescherpt en is de opstelling van een prestatieverklaring door de fabrikant nu de standaardprocedure. De opstelling is verplicht indien de vrijstellingen van artikel 4 bis (die in principe beperkt zijn tot specifieke, beperkte gevallen) niet van toepassing zijn. Voorts worden de essentiële kenmerken waarvoor een verklaring moet worden opgesteld, vastgesteld bij ofwel een besluit van de Commissie overeenkomstig artikel 3, lid 3, ofwel nationale bepalingen op het grondgebied waar de fabrikant het product op de markt wil introduceren. Indien voor een specifiek beoogd gebruik geen van de voorgaande gevallen van toepassing is, kan de fabrikant zelf kiezen voor welke essentiële kenmerken - d.w.z., ten minste een - hij een verklaring opstelt. Voor de essentiële kenmerken waarvoor geen Europese of nationale bepalingen bestaan, en waarvoor de fabrikant geen verklaring wil opstellen, maakt hij gebruik van de optie „geen prestatie bepaald”. Aangezien de fabrikant ook het beoogde gebruik van het product aangeeft, geeft het systeem in zijn totaliteit meer informatie aan de gebruiker, zonder dat de kloof tussen de Europese markt, en de nationale of regionale markt, te groot wordt.

Artikel 9 (thans artikel 10) (productcontactpunten)

Met de nieuwe formulering geeft de Raad aan dat de productcontactpunten kunnen worden opgericht volgens de bepalingen ter zake van het nieuwe wettelijk kader. In dit artikel wordt voorts zeer duidelijk aangegeven dat de productcontactpunten informatie moeten verschaffen over de bepalingen inzake fundamentele eisen voor bouwwerken.

Overwegingen 35 bis en 35 ter (thans overwegingen 39 en 40) bevatten voorts nuttige verduidelijkingen. Hierin wordt namelijk gezegd dat productcontactpunten voor extra informatie tarieven mogen aanrekenen en dat ze mogen worden geïntegreerd in bestaande specifieke organisatorische structuren in de lidstaten.

Artikelen 18 - 18 sexies (thans artikelen 19-24) (technische beoordelingsinstanties/Europees beoordelingsdocument)

De Raad heeft besloten de bepalingen over de ontwikkeling van het Europees beoordelingsdocument en over de rol van de nationale technische beoordelingsinstanties in dit verband volledig om te gooien.

Artikel 21 (thans artikel 27) (prestatieniveaus of -klassen)

De Raad heeft dit artikel herschreven om meer duidelijkheid te verschaffen over de verantwoordelijkheden van de Commissie en van de Europese normalisatie-instellingen bij de vaststelling van minimumprestatieniveaus van de prestatieklassen en van de voorwaarden waaronder producten worden geacht zonder tests of aanvullende tests aan een bepaald prestatieniveau of een bepaalde prestatieklasse te voldoen. De functie van het mandaat of het herziene mandaat voor de Europese normalisatie-instellingen en de rol van de lidstaten in het proces zijn nu duidelijker geformuleerd.

Artikel 27 (thans artikel 37) (gebruik van specifieke technische documentatie)

De compromistekst van de Raad omvat een herziening van artikel 37, dat nu in een ander perspectief is opgesteld om te kunnen gelden voor de systemen 3 en 4 onder rechtstreekse verwijzing naar bijlage V. De bepaling is ook specifieker gemaakt door de verwijzing naar „de bepaling van het producttype op basis van een typeonderzoek”. Deze wijzigingen komen gedeeltelijk overeen met het gewijzigde Commissievoorstel.

Artikel 50 en volgende (thans artikel 60 en volgende) (gedelegeerde handelingen)

Ingevolge de inwerkingtreding van het VWEU zijn enkele bepalingen die oorspronkelijk onder de regelgevingsprocedure met toetsing vielen, nu opgenomen in nieuwe artikelen, waarin de procedure voor gedelegeerde handelingen wordt uiteengezet (zie artikel 290 van het VWEU).

Bijlage III - Modelprestatieverklaring

De Raad heeft besloten de verplichtingen van de fabrikanten exact tot uiting te laten komen en heeft derhalve het formaat van de prestatieverklaring grondig gewijzigd. Het model in bijlage III is dus op een aantal manieren duidelijker gemaakt (bijvoorbeeld de verplichting om het beoogde gebruik van het product aan te geven).

IV.   CONCLUSIE

Het standpunt in eerste lezing van de Raad benadrukt de voornaamste doelstelling van het Commissievoorstel. Een uniform wettelijk kader voor het introduceren van bouwproducten op de markt wordt geacht onmisbaar te zijn voor de werking van de markt, noodzakelijk te zijn gezien het grote belang van de sector en passend te zijn gezien het horizontale wettelijke kader waarin de basisbepalingen voor aanmelding en markttoezicht staan. Door deze geharmoniseerde aanpak te volgen kunnen bouwproducten vrij circuleren op de interne markt zonder compromissen ten aanzien van veiligheid en van andere eisen in het belang van gebruikers en het grote publiek.

In de praktijk wordt met de tekst van de Raad beoogd de markt nog verder een te maken, door van de prestatieverklaring de standaardprocedure te maken, indien de vrijstellingen niet van toepassing zijn. Het verlagen van de administratieve lasten en van de afzonderlijke testeisen voor de fabrikanten is een belangrijk thema geweest en heeft zijn beslag gekregen in de artikelen 26 en volgende. De tekst over het naast elkaar bestaan van geharmoniseerde normen en Europese technische beoordelingen (indien een product nog niet of niet volledig valt onder een geharmoniseerde norm) is herschreven en verduidelijkt. De Commissie heeft de mogelijkheid om, indien de door de medewetgevers in deze verordening vastgestelde voorwaarden vervuld zijn, middels „gedelegeerde handelingen” bepaalde bijlagen van deze verordening aan te passen.


(1)  PB C 10 van 15.1.2009, blz. 12.

(2)  In verband met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is de rechtsgrond gewijzigd in artikel 114 VWEU.

(3)  Doc. 8906/09 + COR1, COR2 (PB C 184E van 8.7.2010, blz. 441).

(4)  CES 1860/-2008 (INT/434); nog niet bekendgemaakt in het PB.

(5)  Doc. 14989/09.

(6)  PB L 40 van 11.2.1989, blz. 12. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 93/68/EEG (PB L 220 van 30.8.1993, blz. 1).

(7)  Zie met name Verordening (EG) nr. 765/2008 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).

(8)  NB: de nummering van de artikelen verwijst ofwel naar het resultaat van de eerste lezing van het Parlement (doc. 8906/09 MI 164 ENT 95 COMPET 219 CODEC 588), ofwel, indien speciaal aangegeven („thans …”), naar het document met het standpunt van de Raad in eerste lezing (doc. 10753/10).

(9)  (De volgende amendementen zijn niet in stemming gebracht: 25, 28, 29, 31, 37, 38, 45, 54, 59, 60, 62, 64, 65, 69, 72, 74, 75, 76, 80, 81, 82, 110, 113).