ISSN 1725-2474

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 310

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

51e jaargang
5 december 2008


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

ADVIEZEN

 

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

2008/C 310/01

Advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming over het initiatief van het Koninkrijk België, de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en het Koninkrijk Zweden met het oog op de aanneming van een besluit van de Raad inzake het versterken van Eurojust en tot wijziging van Besluit 2002/187/JBZ

1

2008/C 310/02

Advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming betreffende het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad ter facilitering van de grensoverschrijdende handhaving van de verkeersveiligheid

9

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

 

Commissie

2008/C 310/03

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.5333 — Bell/Zimbo) ( 1 )

13

2008/C 310/04

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak COMP/M.5376 — Greenvision Ambiente/Itochu/JV) ( 1 )

13

 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

 

Commissie

2008/C 310/05

Wisselkoersen van de euro

14

 

V   Bekendmakingen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

 

Commissie

2008/C 310/06

Bericht van opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op bepaalde ringbandmechanismen van oorsprong uit de Volksrepubliek China

15

2008/C 310/07

Bericht van de Commissie betreffende de bijwerking van de lijst van onderzochte partijen krachtens Verordening (EG) nr. 88/97 van de Commissie betreffende de vrijstelling van het uitgebreide antidumpingrecht op bepaalde onderdelen van rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China

19

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Commissie

2008/C 310/08

Mededeling van de Franse regering in verband met Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruik maken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen (Bericht betreffende de aanvraag voor een exclusieve opsporingsvergunning voor vloeibare of gasvormige koolwaterstoffen genaamd Permis d'Est Champage)  ( 1 )

21

2008/C 310/09

Bekendmaking overeenkomstig artikel 27, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad in zaak COMP/B-1/39.402 — RWE afscherming gasmarkt ( 1 )

23

 

ANDERE BESLUITEN

 

Commissie

2008/C 310/10

Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen

25

 

2008/C 310/11

Bericht aan de lezer(zie bladzijde 3 van de omslag)

s3

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

ADVIEZEN

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

5.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 310/1


Advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming over het initiatief van het Koninkrijk België, de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek en het Koninkrijk Zweden met het oog op de aanneming van een besluit van de Raad inzake het versterken van Eurojust en tot wijziging van Besluit 2002/187/JBZ

(2008/C 310/01)

DE EUROPESE TOEZICHTHOUDER VOOR GEGEVENSBESCHERMING,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 286,

Gelet op het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name op artikel 8,

Gelet op Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens,

Gelet op Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 inzake de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en met name op artikel 41,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

I.   INLEIDENDE OPMERKINGEN

1.

Op 27 februari 2008 is in het Publicatieblad het initiatief van 14 lidstaten met het oog op de aanneming van een besluit van de Raad inzake het versterken van Eurojust en tot wijziging van Besluit 2002/187/JBZ bekendgemaakt (1).

2.

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (hierna „de EDPS” genoemd) is niet om advies over dit initiatief verzocht. Derhalve brengt hij dit advies op eigen initiatief uit, naar analogie van zijn advies over het initiatief voor een besluit van de Raad inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (Verdrag van Prüm) en zijn advies over het initiatief voor een besluit van de Raad betreffende de uitvoering van bovengenoemd besluit van de Raad (2). Volgens de EDPS dient het onderhavige advies in de preambule van het Raadsbesluit te worden vermeld, op dezelfde manier dat zijn advies vermeld staat in een aantal op basis van een voorstel van de Commissie aangenomen rechtsinstrumenten.

3.

Een lidstaat of een groep van lidstaten die het initiatief neemt tot een wetgevingsmaatregel uit hoofde van titel VI van het EU-Verdrag, is wettelijk niet verplicht de EDPS om advies te verzoeken, maar de toepasselijke bepalingen sluiten dit evenmin uit. De EDPS betreurt dat de lidstaten hem in dit geval niet om advies hebben verzocht, aangezien een belangrijk onderdeel van het initiatief betrekking heeft op — de voorwaarden voor — het verwerken van persoonsgegevens.

4.

Eveneens betreurt hij het ontbreken van een effectbeoordeling bij het initiatief (3). Dit is een noodzakelijk element dat de transparantie en meer algemeen de kwaliteit van het wetgevingsproces verbetert. Voor de burgers van de Europese Unie is het niet gemakkelijk te begrijpen waarom dit element een normaal onderdeel van het wetgevingsproces is wanneer voorstellen door de Commissie worden voorgelegd, maar niet wanneer lidstaten het initiatief nemen.

5.

In het onderhavige geval zouden begeleidende documenten de urgentie van de wijziging van Besluit 2002/187/JBZ kunnen hebben verantwoord. In dit verband moet worden benadrukt dat het initiatief werd genomen met het oog op de aanneming van een rechtsinstrument vlak voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Dit verdrag zal leiden tot een wijziging van de status van Eurojust, onder meer doordat de pijlerstructuur van het EU-verdrag wordt afgeschaft.

6.

Als laatste inleidende opmerking herinnert de EDPS eraan dat de 14 lidstaten een tweede en nauw hiermee samenhangend initiatief hebben voorgelegd met het oog op de aanneming van een besluit van de Raad betreffende het Europees Justitieel Netwerk (4). De EDPS zal over dit laatste initiatief geen advies uitbrengen omdat het vanuit het oogpunt van gegevensbescherming minder belang heeft. De binnen het Europees Justitieel Netwerk verspreide gegevens — zoals voorgesteld in artikel 8 van dat initiatief — behelzen normaliter geen persoonsgegevens.

II.   ALGEMEEN

De context van het initiatief

7.

Volgens zijn overwegingen beoogt het initiatief de operationele doelmatigheid van Eurojust verder de versterken. Dit doel sluit aan bij een context waarin de verdere ontwikkeling van Eurojust wordt beschouwd als een logische stap voorwaarts voor deze organisatie. In het Haags programma van november 2004 (5) heeft de Europese Raad de Commissie reeds verzocht zich te beraden op de verdere ontwikkeling van Eurojust. In oktober 2007 heeft de Commissie een mededeling aan de Raad en het Europees Parlement voorgelegd over de rol van Eurojust en het Europese Justitieel Netwerk bij de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit en het terrorisme in de Europese Unie (6). In deze mededeling wordt geconcludeerd dat de wijziging van het Eurojust-besluit noodzakelijk is om het samenwerkingspotentieel van Eurojust te ontwikkelen, zodat het verder een essentiële rol kan blijven spelen in de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit en het terrorisme in Europa.

8.

De EDPS memoreert tevens dat artikel 85 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) (Verdrag van Lissabon) de rechtsgrondslag van Eurojust in vergelijking met de huidige rechtsgrondslag — neergelegd in artikel 31, lid 2, van het EU-Verdrag — zal uitbreiden. In artikel 85 VWEU wordt onder meer het inleiden van strafrechtelijk onderzoek genoemd. Artikel 86 VWEU bepaalt dat de Raad op de grondslag van Eurojust een Europees openbaar ministerie kan instellen.

9.

Er wordt in de mededeling nota genomen van de positieve operationele resultaten van Eurojust. Het aantal door Eurojust behandelde zaken stijgt aanzienlijk. Er wordt in de mededeling evenwel op gewezen dat de bevoegdheden van de nationale leden van Eurojust en van het college wegens deze ontwikkeling moeten worden verduidelijkt en verruimd. Er wordt in de mededeling gewezen op de tekortkomingen van het huidige kader, dat de nationale leden en het college onvoldoende gezag garandeert.

10.

De EDPS is zich bewust van de noodzaak het rechtskader van Eurojust te verbeteren om het doeltreffender te maken. Eurojust is een groeiende organisatie. De rol van Eurojust in strafrechtelijk onderzoek en strafrechtelijke vervolging neemt toe en moet toenemen om Eurojust tot een belangrijke speler op dit gebied te maken.

De informatiepositie van Eurojust

11.

In de mededeling wordt de toegang tot informatie van essentieel belang geacht. Vanuit dit oogpunt is het logisch dat een groot aantal van de voorgestelde wijzigingen in het initiatief betrekking heeft op de informatiepositie (7) van Eurojust. Het onderhavige advies van de EDPS zal met name gericht zijn op dit punt, aangezien het mede gaat om de verzameling, opslag en uitwisseling van persoonsgegevens. In dit verband is het tevens van belang dat het tweede gedeelte van de mededeling handelt over de betrekkingen tussen Eurojust en andere spelers op het gebied van justitiële samenwerking in strafzaken. De verbetering van deze betrekkingen staat ook centraal in het initiatief en zal een belangrijke plaats in dit advies innemen.

12.

De EDPS constateert dat het initiatief bepalingen bevat die van bijzonder belang zijn in verband met de verzameling, opslag en uitwisseling van persoonsgegevens:

artikel 9, lid 4, biedt de nationale leden van Eurojust volledige toegang tot een aantal registers;

artikel 9 bis definieert de volledige bevoegdheden van de nationale leden, met inbegrip van hun informatiepositie;

overeenkomstig artikel 12, lid 5, wordt het nationale coördinatiesysteem verbonden met het case managementsysteem van Eurojust;

het nieuwe artikel 13 bis betreft de gegevens die door Eurojust aan de nationale autoriteiten worden verstrekt;

de uitputtende lijsten met betrekking tot de verwerking van gegevens in artikel 15 zullen worden vervangen door open lijsten. Er worden in artikel 15, lid 1, onder l) nieuwe soorten gegevens toegevoegd, en het concept case managementsysteem wordt geïntroduceerd;

overeenkomstig artikel 26, lid 1 bis, kan het college van Eurojust een Europol-analysebestand openen en aan de werking daarvan deelnemen. Artikel 26, lid 2, bevordert de betrekkingen met het Europees Justitieel Netwerk, Frontex en andere spelers;

artikel 27 bis betreft de verzoeken om justitiële samenwerking van derde landen.

13.

Deze bepalingen breiden de mogelijkheden uit voor de verzameling, opslag en uitwisseling van persoonsgegevens en gaan derhalve ook gepaard met meer risico's voor de bescherming van persoonsgegevens. Uiteraard kunnen risico's niet altijd worden vermeden aangezien de geldende regels Eurojust in staat moeten stellen zijn operationele activiteiten doelmatig uit te voeren. Bij het opstellen van nieuwe bepalingen die de mogelijkheden voor gegevensverwerking uitbreiden, moet de Europese wetgever echter een goed evenwicht vinden tussen de verschillende publieke belangen die op het spel staan, en rekening houden met het evenredigheidsbeginsel.

14.

Dit vereist in ieder geval dat deze regels worden opgesteld op basis van een analyse van de tekortkomingen van de bestaande regels en de verwachte doeltreffendheid van de nieuwe bepalingen. Om die reden is het ook jammer dat er bij het initiatief geen documenten zijn gevoegd die een dergelijke analyse bevatten, ongeacht het feit dat de Commissie veel nuttige informatie verstrekt. Zo wordt er bijvoorbeeld geen bewijs geleverd voor de noodzaak uitputtende lijsten van artikel 15 te vervangen door open lijsten.

De nationale strafrechtelijke context

15.

De vraag naar bewijsmateriaal is des te groter in het licht van de complexe realiteit waarin Eurojust moet opereren. Bij de huidige stand van de Europese integratie vallen strafrechtelijke onderzoeken en vervolgingen onder het nationale recht. De nationale wetgevingen op dit gebied stoelen op lange juridische tradities en lopen sterk uiteen. Het is de taak van Eurojust de optimale coördinatie van acties inzake onderzoek en vervolging die het grondgebied van verscheidene lidstaten bestrijken te vergemakkelijken, met volledige inachtneming van de grondrechten en de fundamentele vrijheden (8).

16.

Daarnaast geeft Besluit 2002/187/JBZ de nationale regeringen veel armslag voor wat betreft de manier waarop zij hun taken in verband met Eurojust uitvoeren, bijvoorbeeld aangaande de positie die zij aan nationale leden verlenen.

17.

De gevolgen van deze realiteit lopen uiteen. Ten eerste lijken er goede redenen te bestaan voor het beperken van de armslag van de lidstaten om ervoor te zorgen dat Eurojust doelmatig kan functioneren. Het voorgestelde artikel 2, lid 2, verhoogt het minimumaantal personeelsleden dat de lidstaten aan de nationale leden moeten toewijzen. Ook het nieuwe artikel 9 bis is erop gericht de positie van de nationale leden te versterken. De lidstaten moeten bepaalde bevoegdheden aan hun leden verlenen.

18.

Ten tweede dient rekening te worden gehouden met het feit dat Eurojust informatie uitwisselt binnen zeer uiteenlopende rechtssystemen, met verschillende juridische (en constitutionele) eisen wat het gebruik van en de toegang tot deze informatie betreft. Deze eisen mogen niet worden gebruikt om de bevoegdheden van Eurojust met betrekking tot de verzameling, opslag en uitwisseling van informatie te beperken of beperkt te houden, maar in een dergelijk complexe omgeving dienen alle potentiële gevolgen van tevoren goed onderzocht en overwogen te worden.

Het Verdrag van Lissabon en de urgente behoefte aan veranderingen: zijn veranderingen momenteel nodig?

19.

Het Verdrag van Lissabon heeft drie belangrijke gevolgen die verband houden met het onderhavige initiatief:

a)

artikel 85 van het Verdrag breidt de taken van Eurojust uit, terwijl artikel 86 zelfs een meer fundamentele functieverandering behelst, namelijk de instelling van een Europees openbaar ministerie (zie ook punt 8 van dit advies);

b)

het wetgevingskader voor Eurojust moet door het Europees Parlement en de Raad worden aangenomen, volgens de gewone wetgevingsprocedure met besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid van stemmen in de Raad. De inbreukprocedure van artikel 228 (Verdrag van Lissabon: artikel 260) zal gelden voor de uitvoering in de lidstaten;

c)

als gevolg van de afschaffing van de pijlerstructuur wordt Eurojust een orgaan van de Europese Unie waarvoor alle algemeen toepasselijke voorschriften van Titel II VWEU zullen gelden, zoals bijvoorbeeld de bepalingen inzake transparantie en gegevensbeschermin.

20.

De vraag rijst of het niet beter zou zijn de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon af te wachten alvorens de wijziging van het rechtskader voor Eurojust aan te nemen, zoals in het initiatief wordt voorgesteld.

21.

De EDPS is van mening dat er enkele overtuigende argumenten zijn voor het wachten op de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, namelijk:

a)

de in artikel 85 VWEU genoemde taken kunnen volledig worden opgenomen (9);

b)

de rol van het Europees Parlement als medewetgever en als betrokkene bij de evaluatie van de activiteiten van Eurojust wordt erkend (10);

c)

toezicht door de Commissie en het Hof van Justitie op de uitvoering in de lidstaten wordt mogelijk, en de nieuwe bepalingen kunnen niet profiteren van de vrijstellingen van titel VII van Protocol nr. 36 van het Verdrag van Lissabon, waarin wordt bepaald dat de beperkte bevoegdheden van het Hof van Justitie ongewijzigd blijven met betrekking tot de handelingen die voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zijn vastgesteld, totdat deze besluiten gewijzigd zijn of nadat vijf jaar verstreken is;

d)

de gevolgen van de afschaffing van de pijlerstructuur kunnen in aanmerking worden genomen: op het gebied van gegevensbescherming zou dat kunnen zijn dat Verordening (EG) nr. 45/2001 (11) van toepassing kan zijn op Eurojust.

III.   BEPALINGEN BETREFFENDE DE VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS

Algemeen kader

22.

In artikel 14 van Besluit 2002/187/JBZ wordt bepaald dat Eurojust binnen zijn bevoegdheid en ter vervulling van zijn taken persoonsgegevens kan verwerken. Voorts wordt in dit artikel verwezen naar Verdrag nr. 108 van de Raad van Europa (12), worden enkele algemene beginselen op het gebied van gegevensbescherming genoemd en wordt bepaald dat Eurojust een register van onderzoeksgegevens dient aan te leggen en tijdelijke werkbestanden met onder meer persoonsgegevens kan aanleggen.

23.

In het initiatief wordt niet voorgesteld de verwijzing naar Verdrag nr. 108 van de Raad van Europa te vervangen door een verwijzing naar het kaderbesluit van de Raad over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (13), noch wordt hierin anderszins naar dit kaderbesluit van de Raad verwezen (14). Ter wille van de samenhang beveelt de EDPS aan een dergelijke verwijzing naar artikel 14 van Besluit 2002/187/JBZ toe te voegen. Deze verwijzing is des te belangrijker aangezien Eurojust persoonsgegevens uitwisselt met nationale autoriteiten die gebonden zullen zijn door het kaderbesluit van de Raad over de bescherming van persoonsgegevens nadat dit in de lidstaten in werking is getreden.

Het case managementsysteem

24.

In het initiatief wordt voorgesteld de woorden „een register van” te vervangen door „een case managementsysteem bevattende”. De EDPS onderschrijft deze wijziging, aangezien de tekst zo beter aansluit bij de praktijk binnen Eurojust. Verduidelijkt wordt dat de bepalingen over — de beperkingen op — de verwerking van persoonsgegevens van toepassing zijn op het case managementsysteem als zodanig en niet alleen op het register.

25.

In het initiatief wordt voorgesteld de beperkte lijsten persoonsgegevens die kunnen worden verwerkt overeenkomstig artikel 15, leden 1 en 2, door soortgelijke maar dan open lijsten te vervangen. Het woord „alleen” wordt geschrapt en in artikel 15, lid 1, wordt „zoals” toegevoegd. Afgezien van een kleine incoherentie in het voorstel (waarom wordt alleen in artikel 15, lid 1, „zoals” toegevoegd?), moet deze wijziging volgens de EDPS niet in het recht van de Unie worden opgenomen. De wijziging verandert het karakter van de lijst en heeft zo negatieve gevolgen voor gegevensbescherming en voor rechtszekerheid, zonder dat er daarvoor een goede beweegreden bestaat. (15)

26.

De EDPS begrijpt niet waarom deze wijziging nodig is, met name aangezien de lijst van gegevens reeds vrij uitgebreid is. Indien een specifieke categorie gegevens ontbreekt, zou het beter zijn deze categorie in het besluit zelf op te nemen. Het onderhavige initiatief biedt daartoe een goede gelegenheid, zoals blijkt uit de voorgestelde toevoeging van een categorie l) aan artikel 15, lid 1.

Toevoeging van een categorie gegevens

27.

Deze toevoeging betreft telefoonnummers, gegevens uit kentekenregisters, e-mailadressen, gegevens betreffende telefoon- en e-mailverkeer, DNA-databanken en foto's, welke allemaal betrekking hebben op personen tegen wie een strafrechtelijk onderzoek of een strafrechtelijke vervolging voor een bepaald delict loopt. De EDPS begrijpt dat zulke gegevens verwerkt moeten worden, maar wijst wel op enkele specifieke punten die verduidelijking behoeven:

a)

het begrip „DNA-databanken” is niet duidelijk. Het is van essentieel belang dat het concept van DNA-databanken duidelijk wordt omschreven en dat een verschil wordt gemaakt tussen DNA-profielen en DNA-gegevens die informatie kunnen opleveren over de genetische kenmerken en/of de gezondheidstoestand van een persoon. Volgens de EDPS kan het verwerken van gegevens door Eurojust beperkt worden tot DNA-profielen (16);

b)

voor gegevens in verband met telefoon- en e-mailverkeer is het niet geheel duidelijk van welke gegevens precies sprake is. Vooral wat e-mail betreft is het verschil tussen gegevens over verkeer en gegevens over inhoud niet vanzelfsprekend. Dit probleem wordt erkend in het kader van de richtlijn betreffende de bewaring van gegevens 2006/24/EG (17), en bij de bespreking van de uitvoering van deze richtlijn. Artikel 5, lid 2, van de richtlijn luidt: „Gegevens waaruit de inhoud van de communicatie kan worden opgemaakt, mogen krachtens deze richtlijn niet worden bewaard”. De EDPS beveelt aan een dergelijke verduidelijking toe te voegen aan artikel 15 van het besluit van de Raad;

c)

foto's kunnen gevoelige informatie onthullen over de verdachte zelf, maar ook over andere personen, zoals getuigen of slachtoffers in de zin van artikel 15, lid 2. Volgens de EDPS moet ervoor worden gezorgd dat voor het verwerken van foto's soortgelijke procedurele waarborgen gelden als die in artikel 15, lid 4. Artikel 15 moet in die zin worden gewijzigd.

IV.   BETREKKINGEN MET EXTERNE PARTNERS

28.

Volgens de zevende overweging van het initiatief moet ook de capaciteit van Eurojust om te werken met externe partners, zoals Europol, OLAF en Frontex, alsook de autoriteiten van derde landen, worden vergroot.

29.

Verder bevat artikel 26 enkele nieuwe bepalingen betreffende de betrekkingen en nauwe samenwerking met andere partners, zoals het Europees Justitieel Netwerk, het gemeenschappelijk situatiecentrum (SitCen), Interpol en de Werelddouaneorganisatie. Uit de tekst van het initiatief vloeit voort dat het uitwisselen van persoonsgegevens in alle gevallen tot deze samenwerking kan behoren. Dit leidt tot de volgende opmerkingen:

a)

wat betreft het Europees Justitieel Netwerk bevatten zowel dit initiatief als het initiatief voor een besluit van de Raad betreffende het Europees Justitieel Netwerk precieze voorschriften betreffende de samenwerking, wat zeer gewaardeerd wordt;

b)

het SitCen is geen onafhankelijke organisatie, maar een entiteit zonder rechtspersoonlijkheid in het kader van de Raad. Er zou nader moeten worden bekeken hoe passende betrekkingen met het SitCen moeten worden onderhouden, met inbegrip van de nodige waarborgen voor gegevensbescherming;

c)

wat Interpol betreft begrijpt de EDPS dat de uitwisseling van gegevens in specifieke gevallen noodzakelijk zal zijn. De tekst van het initiatief kan worden gesteund, maar het zou nog beter zijn geweest indien een overeenkomst tussen beide organisaties met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens voor goedkeuring aan het gemeenschappelijk controleorgaan zou moeten worden voorgelegd;

d)

tot slot is de EDPS tegen het uitwisselen van persoonsgegevens tussen Eurojust en de Werelddouaneorganisatie, aangezien er daarvoor geen duidelijke noodzaak schijnt te bestaan. Hij stelt voor artikel 26, lid 10, van het initiatief te schrappen of ten minste in de tekst aan te geven dat de overeenkomst het uitwisselen van persoonsgegevens uitsluit.

Samenwerking met Europol

30.

Wat de samenwerking met Europol betreft bevat het initiatief verscheidende nieuwe bepalingen die hoofdzakelijk verband houden met de positie van Eurojust ten aanzien van de analysebestanden van Europol (18). Het voorgestelde artikel 9 bis, lid 1, onder c), verleent de nationale leden van Eurojust de bevoegdheid om taken uit te voeren in verband met het analysebestand van Europol. Het voorgestelde artikel 26 bis, lid 1 bis, is van bijzonder belang aangezien wordt bepaald dat lidstaten ervoor zorgen dat het College daadwerkelijk een dergelijk analysebestand kan openen en aan de werking daarvan kan deelnemen. Dit voorstel is fundamenteel nieuw van aard aangezien het een einde maakt aan de situatie waarin de wettelijke kaders van Europol en Eurojust de twee organen volledig gescheiden houden. Zij werken bijvoorbeeld samen op basis van een wederzijds akkoord, maar hebben niet rechtstreeks toegang tot elkaars systemen.

31.

Het voorstel voor een besluit van de Raad tot oprichting van een Europese politiedienst (Europol) bevat geen soortgelijke bepaling als artikel 26, lid 1 bis, die de toegang tot en de deelname van Eurojust aan de analysebestanden van Europol mogelijk maakt (19). Artikel 14 van dat voorstel bevat juist strikte beperkingen voor de deelname aan en de analyse van deze bestanden. Artikel 14, lid 2, bepaalt dat alleen analisten bevoegd zijn gegevens in het betrokken bestand in te voeren en te wijzigen en dat alle deelnemers aan de analysegroep gegevens uit het bestand kunnen opvragen.

32.

Dit leidt tot twee tegenstrijdige wettelijke verplichtingen. Enerzijds zou Europol de deelname aan en de analyse van deze analysebestanden moeten beperken tot analisten/deelnemers aan een analysegroep. Anderzijds zijn de lidstaten op grond van het recht van de Unie verplicht de opening van en de deelname aan de bestanden door Eurojust toe te staan. Het is niet duidelijk welke van deze verplichtingen zou prevaleren. Ter wille van de rechtszekerheid moet de Raad één van de twee rechtsinstrumenten voor de definitieve aanneming wijzigen. Beide instrumenten moeten met elkaar verenigbaar zijn.

33.

In dit verband moet er eveneens een fundamentele vraag worden beantwoord. Is het noodzakelijk voor het College van Eurojust actief deel te nemen aan het werk van Europol, of zou het voor Eurojust voldoende zijn Europol te verzoeken een analysebestand te openen en/of op aanvraag gegevens van Europol te verkrijgen, zoals nu overeenkomstig het akkoord tussen de twee organen het geval is?

34.

Onder de huidige omstandigheden en bij ontstentenis van een duidelijk openbaar belang moet volgens de EDPS overwogen worden of het niet voldoende zou zijn de huidige regelingen voort te zetten, mits:

a)

dit de informatiepositie van de nationale leden van Eurojust en van het College onverlet laat;

b)

de structurele banden tussen de twee organen sterk genoeg zijn om voor samenwerking te zorgen en overlappingen te voorkomen (20).

Een dergelijke oplossing zou ook het belang van gegevensbescherming dienen. De verantwoordelijkheden van Europol en die van Eurojust met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens (wie verwerkt? wie is verantwoordelijk voor de verwerking?) blijven dan duidelijk gescheiden, hetgeen ook nuttig is in het licht van de verschillende systemen van toezicht op gegevensverwerking die over verschillende gemeenschappelijke controleorganen beschikken, waarbij het gemeenschappelijk controleorgaan van Eurojust uit rechters is samengesteld (21).

Samenwerking met de autoriteiten van derde landen

35.

Samenwerking met de autoriteiten van derde landen komt ook aan de orde. De reeds bestaande bepalingen ex artikel 27 van het Besluit van de Raad 2002/187/JBZ zullen worden aangevuld met een artikel betreffende in derde landen gedetacheerde verbindingsmagistraten (artikel 26 bis), alsook met een artikel betreffende verzoeken om justitiële samenwerking van derde landen (artikel 27 bis).

36.

De EDPS keurt deze nieuwe bepalingen goed, maar vraagt om extra aandacht voor het niveau van gegevensbescherming in derde landen dat in artikel 27, lid 4, van Besluit 2002/187/JBZ van de Raad wordt behandeld. De EDPS beveelt aan de huidige wijziging van het besluit van de Raad waarbij de reikwijdte van de uitwisseling met derde landen verder wordt verruimd, aan te grijpen om in het Raadsbesluit een procedure voor de toetsing van de adequaatheid op te nemen. Die toetsing zou moeten worden verricht door het College van Eurojust, met goedkeuring van het gemeenschappelijke controleorgaan.

V.   TOEZICHT

37.

Besluit 2002/187/JBZ van de Raad bevat uitgebreide bepalingen om de inachtneming van de vereisten inzake gegevensbescherming te garanderen die op Eurojust van toepassing zijn. Artikel 17 betreft de functionaris voor de gegevensbescherming binnen Eurojust, terwijl bij artikel 23 een gemeenschappelijk controleorgaan wordt opgericht dat als collectief optreedt en toeziet op de activiteiten van Eurojust.

38.

In het initiatief worden geen ingrijpende wijzigingen van deze kennelijk goed functionerende bepalingen voorgesteld. Er wordt slechts één kleine toevoeging voorgesteld wat betreft artikel 23, lid 10, waarin wordt bepaald dat het secretariaat van het gemeenschappelijk controleorgaan een beroep kan doen op de deskundigheid van het bij Besluit 2000/641/JBZ van de Raad (22) opgerichte secretariaat.

39.

De EDPS is ingenomen met deze toevoeging die de samenhang van het toezicht op gegevensbescherming op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (de huidige derde pijler) zou kunnen bevorderen. Het putten uit ervaringen met andere EU organen en grootschalige informatiesystemen kan niet anders dan de kwaliteit van de gegevensbescherming verder verbeteren.

Personeelsgegevens

40.

Ook het volgende vraagstuk betreft de samenhang en verdient aandacht. Artikel 38 van het voorstel voor een besluit van de Raad tot oprichting van de Europese politiedienst (Europol) (23) betreft het personeel van Europol. Volgens artikel 38, lid 1, vallen de directeur, de adjunct-directeuren en de personeelsleden van Europol onder het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen (en soortgelijke regels). Tegelijkertijd wordt in artikel 38, lid 5 bis, bepaald dat Europol bij het verwerken van persoonsgegevens over zijn personeelsleden Verordening (EG) nr. 45/2001 toepast. Dit omvat het toezicht op de toepassing van deze verordening door de EDPS.

41.

De EDPS beveelt aan dat de Raad met betrekking tot Eurojust dezelfde aanpak volgt en een soortgelijke bepaling toevoegt als met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens van het personeel van Europol. Een extra reden voor deze benadering is dat het geheel niet duidelijk is of het gemeenschappelijk controleorgaan bevoegd is voor het toezicht op de verwerking van persoonsgegevens van het personeel van Eurojust. In artikel 23, lid 1, van Besluit 2002/187/JBZ van de Raad wordt specifiek verwezen naar het toezicht op de activiteiten van Eurojust bedoeld in de artikelen 14 tot en met 22 van dat besluit, die niet noodzakelijkerwijs gegevens van het bestuur van Eurojust, zoals personeelsgegevens, omvatten.

42.

Een dergelijke aanpak is des te nuttiger aangezien Eurojust door de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon en de daaruit resulterende afschaffing van de pijlerstructuur wellicht onder Verordening (EG) nr. 45/2001 zou komen te vallen en in ieder geval onder artikel 16, lid 2, van het VWEU zal vallen, op grond waarvan de wetgever van de Unie verplicht is regels op te stellen betreffende de verwerking van persoonsgegevens door alle EU-organen.

Raadpleging van het gemeenschappelijk controleorgaan

43.

Tot slot wordt in het initiatief de adviserende rol van het gemeenschappelijke controleorgaan erkend. Verscheidende besluiten kunnen alleen worden genomen na raadpleging van het gemeenschappelijke controleorgaan. Dit verdient waardering. Op sommige punten zou deze rol zelfs kunnen worden verstrekt door het College van Eurojust te verplichten niet alleen het gemeenschappelijk controleorgaan te raadplegen, maar ook diens advies te volgen (zie de punten 29 en 36 hierboven).

VI.   CONCLUSIE

Procedure

44.

De EDPS betreurt dat de lidstaten hem niet om advies hebben verzocht, aangezien een belangrijk deel van het initiatief betrekking heeft op — de voorwaarden voor — de verwerking van persoonsgegevens door Eurojust.

Ontbreken van een effectbeoordeling

45.

Het initiatief had niet alleen vergezeld moeten gaan van een toelichting, maar ook van een effectbeoordeling. Beide zijn noodzakelijke elementen die de transparantie en meer algemeen de kwaliteit van het wetgevingsproces verbeteren. Deze documenten zouden de urgentie van de wijziging van Besluit 2002/187/JBZ kunnen hebben verantwoord.

Noodzaak om het wettelijk kader van Eurojust te verbeteren

46.

De EDPS begrijpt dat het wettelijke kader van Eurojust verbeterd moet worden om Eurojust doeltreffender te maken. Eurojust is een organisatie die in volle ontwikkeling is. De EDPS merkt het volgende op:

a)

de wijzigingen breiden de mogelijkheden voor de verwerking van persoonsgegevens uit en brengen derhalve extra risico's voor de bescherming van persoonsgegevens met zich mee;

b)

Eurojust wisselt informatie uit binnen zeer uiteenlopende rechtssystemen, met verschillende juridische (en constitutionele) eisen betreffende het gebruik van en de toegang tot deze informatie.

Ook om deze redenen moeten de nieuwe bepalingen worden opgesteld op basis van een analyse van de tekortkomingen van de bestaande regels en de verwachte doelmatigheid van de nieuwe bepalingen.

Verdrag van Lissabon

47.

Het advies bevat vier argumenten die ervoor pleiten te wachten totdat het Verdrag van Lissabon in werking treedt:

a)

de in artikel 85 VWEU genoemde taken kunnen volledig worden opgenomen;

b)

de rol van het Europees Parlement als medewetgever en als betrokkene bij de evaluatie van de activiteiten van Eurojust wordt erkend;

c)

Toezicht door de Commissie en het Hof van Justitie op de uitvoering in de lidstaten wordt mogelijk, en de nieuwe bepalingen kunnen niet profiteren van de vrijstellingen van Titel VII van Protocol nr. 36 van het Verdrag van Lissabon;

d)

de gevolgen van de afschaffing van de pijlerstructuur kunnen in aanmerking worden genomen; Verordening (EG) nr. 45/2001 zou van toepassing kunnen zijn op Eurojust.

Bepalingen betreffende de verwerking van persoonsgegevens

48.

Er moet een verwijzing komen naar het kaderbesluit van de Raad over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken. De lijsten van persoonsgegevens die overeenkomstig artikel 15, leden 1 en 2, kunnen worden verwerkt, moeten gesloten lijsten blijven. Er is verduidelijking nodig voor de nieuwe elementen die in artikel 15, lid 1, onder l), worden toegevoegd.

Betrekkingen met externe partners

49.

De EDPS is tegen de uitwisseling van persoonsgegevens tussen Eurojust en de Werelddouaneorganisatie.

50.

Wat betreft de betrekkingen met Europol moet overwogen worden de huidige regelingen voort de zetten, mits:

a)

dit de informatiepositie van de nationale leden van Eurojust en van het College onverlet laat;

b)

de structurele banden tussen de twee organen sterk genoeg zijn om voor samenwerking te zorgen en overlappingen te voorkomen.

51.

Wat betreft de samenwerking met de autoriteiten van derde landen wordt aanbevolen de huidige wijziging van het besluit van de Raad waarbij de informatie-uitwisseling met derde landen verder wordt uitgebreid, aan te grijpen om in het besluit van de Raad een procedure voor de toetsing van de adequaatheid op te nemen.

Toezicht

52.

De EDPS juicht de voorgestelde toevoeging in artikel 23, lid 10, toe waarin wordt bepaald dat het secretariaat van het gemeenschappelijk controleorgaan een beroep kan doen op de deskundigheid van het bij Besluit 2000/641/JBZ van de Raad opgerichte secretariaat.

53.

De EDPS beveelt aan een soortgelijke bepaling op te nemen als artikel 38, lid 5 bis, van het voorstel voor een besluit van de Raad tot oprichting van een Europese politiedienst (Europol), zodat de bepalingen van Verordening (EG) nr. 45/2001 van toepassing zijn op de verwerking van persoonsgegevens met betrekking tot het personeel van Eurojust.

54.

De bepalingen betreffende de adviserende rol van het gemeenschappelijke controleorgaan worden gewaardeerd en zouden op bepaalde punten zelfs kunnen worden versterkt.

Gedaan te Brussel, 25 april 2008.

Peter HUSTINX

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming


(1)  PB C 54 van 27.2.2008, blz. 4.

(2)  Advies van 4 april 2007 betreffende het initiatief van 15 lidstaten met het oog op de aanneming van een besluit van de Raad inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (PB C 169 van 21.7.2007, blz. 2) en Advies van 19 december 2007 over het initiatief van de Bondsrepubliek Duitsland met het oog op de aanneming van een besluit van de Raad betreffende de uitvoering van Besluit 2007/…/JBZ inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (PB C 89 van 10.4.2008, blz. 1).

(3)  Een toelichting (die niet in het Publicatieblad is bekendgemaakt, maar in het openbaar register van de Raad toegankelijk is) licht het initiatief toe. Dit brengt echter geen oplossing voor het gebrek aan transparantie (enz.) waarop in dit advies wordt gewezen.

(4)  PB C 54 van 27.2.2008, blz. 14.

(5)  PB C 53 van 3.3.2005, blz. 1.

(6)  Mededeling van de Commissie van 23 oktober 2007, COM(2007) 681 def. Hierna „de mededeling” genoemd.

(7)  De term „informatiepositie” verwijst naar de mogelijkheid voor Eurojust en zijn leden informatie te verzamelen.

(8)  Zie de tweede overweging van Besluit 2002/187/JBZ van de Raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken.

(9)  Artikel 86 VWEU doet in deze context minder ter zake, omdat deze bepaling niet noodzakelijkerwijze onmiddellijk na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon operationeel wordt.

(10)  Zie de laatste zin van artikel 85, lid 1, VWEU.

(11)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(12)  Verdrag tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens van de Raad van Europa, 28 januari 1981.

(13)  De laatste voor het publiek bestemde versie van het kaderbesluit van de Raad dateert van 11 december 2007 en is in het publieke register van de Raad beschikbaar.

(14)  Helaas bevat het voorstel voor een besluit van de Raad tot oprichting van de Europese politiedienst (Europol) (zie punt 31 van het onderhavige advies) ook geen dergelijke verwijzing.

(15)  De EDPS weet dat deze kwestie ook binnen de groep van de Raad wordt besproken, met als mogelijk resultaat dat het een gesloten lijst blijft. Een dergelijk resultaat zou vanzelfsprekend op prijs worden gesteld.

(16)  Zie in dezelfde zin vroegere adviezen van de EDPS, zoals het advies betreffende het initiatief van 15 lidstaten met het oog op de aanneming van een besluit van de Raad inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (Prüm), punten 47-48.

(17)  Richtlijn 2006/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 betreffende de bewaring van gegevens die zijn gegenereerd of verwerkt in verband met het aanbieden van openbaar beschikbare elektronische communicatiediensten of van openbare communicatienetwerken en tot wijziging van Richtlijn 2002/58/EG (PB L 105 van 13.4.2006, blz. 54).

(18)  De analysebestanden worden beschreven in de artikelen 14 en 16 van het voorstel dat in punt 31 van dit advies wordt vermeld. In artikel 26 van het initiatief staat „Europol-analysebestand”.

(19)  De EDPS heeft op 16 februari 2007 een advies over dit voorstel uitgebracht (PB C 255 van 27.10.2007, blz. 13). De laatste versie van het voorstel van 10 april 2008 is in het publieke register van de Raad beschikbaar.

(20)  Zie in dit verband ook de discussienota van de coördinator voor terrorismebestrijding van november 2007 (Raadsdocument 15448/07).

(21)  Artikel 23 van Besluit 2001/187/JBZ van de Raad.

(22)  Besluit van de Raad van 17 oktober 2000 tot oprichting van een secretariaat voor de gemeenschappelijke controleorganen voor gegevensbescherming ingesteld bij de Overeenkomst tot oprichting van een Europese politiedienst (Europol-overeenkomst), de Overeenkomst inzake het gebruik van informatie op douanegebied en de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (Schengenovereenkomst) (PB L 271 van 24.10.2000, blz. 1).

(23)  Laatste versie van de tekst, zie voetnoot 19.


5.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 310/9


Advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming betreffende het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad ter facilitering van de grensoverschrijdende handhaving van de verkeersveiligheid

(2008/C 310/02)

DE EUROPESE TOEZICHTHOUDER VOOR GEGEVENSBESCHERMING,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 286,

Gelet op het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name op artikel 8,

Gelet op Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens,

Gelet op Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 inzake de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en met name op artikel 41,

Gezien het verzoek van de Europese Commissie om advies op grond van artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 dat op 19 maart 2008 is ontvangen;

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

I.   INLEIDING

Raadpleging van de EDPS

1.

Het voorstel voor een richtlijn ter facilitering van de grensoverschrijdende handhaving van de verkeersveiligheid (hierna „het voorstel” te noemen) is op 19 maart 2008 door de Commissie overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening 45/2001/EG voor advies aan de EDPS toegezonden (1).

2.

De EDPS stelt het op prijs dat de Commissie hem voor de aanneming van het voorstel informeel over het ontwerp-voorstel heeft geraadpleegd omdat dit hem in staat heeft gesteld een aantal suggesties te doen. Het verheugt de EDPS dat een aanzienlijk aantal daarvan in het voorstel is overgenomen.

De context van het voorstel

3.

Het voorstel vormt een stap in het kader van het Europese verkeersveiligheidsbeleid, dat er voornamelijk naar streeft het aantal verkeersdoden en -gewonden terug te dringen en de door ongevallen veroorzaakte schade te verminderen. In deze context beoogt het voorstel een systeem op te zetten ter facilitering van de grensoverschrijdende handhaving van sancties voor specifieke inbreuken op de verkeerswetgeving. Er is namelijk vastgesteld dat een groot aantal overtredingen ongestraft blijft wanneer deze worden begaan in een andere lidstaat dan de woonstaat van de overtreder.

4.

Om bij te dragen tot een minder discriminerende en doeltreffendere handhaving tegenover verkeersovertreders voorziet het voorstel in het opzetten van een elektronisch netwerk voor grensoverschrijdende uitwisseling van gegevens tussen lidstaten.

5.

Aangezien het voorstel de uitwisseling van persoonsgegevens van vermoedelijke overtreders mogelijk maakt, heeft het directe consequenties voor de gegevensbescherming.

Invalshoek van het advies

6.

In hoofdstuk II van het huidige advies zal zowel de rechtmatigheid als de noodzaak van de geplande maatregelen worden onderzocht. De aard van de verzamelde gegevens komt in hoofdstuk III aan de orde. Hoofdstuk IV zal zich concentreren op de rechten van de betrokkenen en op de voorwaarden die voor de uitoefening van deze rechten gelden. Ten slotte worden de voorwaarden voor de doorgifte van gegevens over een elektronisch netwerk en de daarmee verband houdende veiligheidsaspecten geanalyseerd.

II.   RECHTMATIGHEID EN NOODZAAK VAN DE MAATREGELEN

7.

Volgens één van de hoofdbeginselen van Richtlijn 95/46/EG betreffende de bescherming van persoonsgegevens (2) moeten persoonsgegevens voor een welbepaald, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigd doeleinde worden verkregen en verwerkt. Het verwerken van persoonsgegevens dient overigens voor dit doel noodzakelijk te zijn (3). De legitimiteit van de doelstelling kan aan de hand van de door artikel 7, onder e) en f), van de richtlijn voorgeschreven criteria worden geëvalueerd, d.w.z. met name het aantonen van een taak van algemeen belang of het gerechtvaardigde belang van de verantwoordelijke voor de verwerking.

8.

Het is onomstreden dat het terugdringen van het aantal verkeersdoden een legitiem doel is dat als taak van algemeen belang kan worden gekwalificeerd. De vraag is echter of de geplande maatregelen een adequaat instrument vormen met betrekking tot de doelstelling het aantal verkeersdoden te laten dalen. Met andere woorden, bevat het voorstel concrete elementen die de noodzaak van een dergelijk elektronisch netwerk voor de uitwisseling van gegevens aantonen, gezien de invloed van dit systeem op de privacy van de betrokkenen.

9.

In de toelichting bij het voorstel (4) wordt erop gewezen dat het huidige beleid — dat gebaseerd is op de Aanbeveling van de Commissie inzake handhaving op het gebied van verkeersveiligheid van 21 oktober 2003 (5) — onvoldoende zou kunnen blijken om het aantal verkeersdoden te halveren (6). Deze bewering is gebaseerd op zowel de stijging van het aantal verkeersdoden sinds 2004 als cijfers betreffende het aandeel van buitenlandse bestuurders in het totale aantal snelheidsovertredingen. Het ziet er naar uit dat buitenlandse bestuurders in verhouding meer snelheidsovertredingen begaan dan binnenlandse bestuurders (7).

10.

De cijfers in de effectbeoordeling leggen evenwel een verband tussen het aantal controles en het aantal verkeersdoden en leiden zo tot de conclusie dat handhaving een essentieel en doeltreffend middel is om het aantal verkeersslachtoffers terug te dringen (8).

11.

De EDPS wijst er tevens op dat deze op communautair niveau genomen maatregel geen afbreuk doet aan en zelfs complementair is met maatregelen die op nationaal niveau worden genomen om de handhaving in landen te verbeteren waar deze als prioritair wordt beschouwd.

12.

De EDPS is ervan overtuigd dat de toelichting en de preambule van het voorstel voldoende gedetailleerd en gegrond zijn om de legitimiteit van het voorstel alsook de noodzaak van de voorziene uitwisseling van gegevens te rechtvaardigen.

III.   KWALITEIT VAN DE VERWERKTE GEGEVENS

13.

Volgens artikel 6, lid 1, onder c), van Richtlijn 95/46/EG moeten persoonsgegevens „toereikend, ter zake dienend en niet bovenmatig … zijn, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verzameld of waarvoor zij vervolgens worden verwerkt”.

14.

De werkingssfeer van het voorstel is beperkt tot enkele specifieke ernstige overtredingen die als voornaamste oorzaak van dodelijke ongevallen worden beschouwd, namelijk te hoge snelheid, het niet dragen van de veiligheidsgordel, het rijden onder invloed en het door het rode licht rijden.

15.

Drie van deze overtredingen (te snel rijden, door het rode licht rijden, niet dragen van de veiligheidsgordel) kunnen op een automatische manier of zonder direct contact met de bestuurder worden opgespoord en verder worden verwerkt, wat in een later stadium de identificatie van de betrokkene door grensoverschrijdende uitwisseling van informatie vereist. Wat betreft het rijden onder invloed dient het vaststellen van de overtreding in aanwezigheid van handhavingsautoriteiten te gebeuren, die in principe direct de identiteit van de overtreders kunnen bepalen. De reden waarom grensoverschrijdende informatie-uitwisseling in dat geval desondanks nodig is wordt in de preambule van de richtlijn nader toegelicht: zelfs indien het voertuig tot stilstand is gebracht, kan de controle van de inschrijvingsgegevens toch noodzakelijk zijn voor de verdere afhandeling van de overtredingen. Dit geldt in het bijzonder voor rijden onder invloed.

16.

De EDPS is tevreden met de beperking van de gegevensuitwisseling tot de vier genoemde overtredingen, gezien hun aandeel in het aantal dodelijke ongevallen en gezien de noodzaak om met het oog op een doelmatig vervolgbeleid meer informatie ter achterhaling van de identiteit van buitenlandse overtreders te verkrijgen.

17.

De EDPS keurt tevens goed dat de lijst met overtredingen uitputtend is en dat het toevoegen van andere overtredingen enkel als gevolg van verder toezicht van de Commissie en door een herziening van de richtlijn kan gebeuren. Dit strookt met de rechtszekerheidseisen.

IV.   RECHTEN VAN DE BETROKKENEN

18.

Het voorstel, en met name artikel 7, voorziet in het recht van toegang van de betrokkene tot zijn persoonsgegevens alsook in zijn recht op rectificatie van onjuiste gegevens. De manier waarop de betrokkenen van hun rechten in kennis worden gesteld, hangt af van het formaat van de bekeuring.

19.

Het is derhalve van belang dat de in artikel 5 vermelde en in bijlage 2 uitgewerkte bekeuring alle relevante informatie voor de betrokkene in een voor hem begrijpbare taal bevat.

20.

In zijn huidige versie omvat de bekeuring de meeste informatie die met de rechten van de betrokkene verband houdt. Deze informatie staat echter aan het einde van het „antwoordformulier” van de kennisgeving. Het lijkt de EDPS beter aan het begin van het formulier duidelijke informatie te plaatsen over de precieze hoedanigheid van de „voor de verwerking verantwoordelijke”, met andere woorden de nationale autoriteit die voor de tenuitvoerlegging van sancties verantwoordelijk is.

21.

Uit artikel 5, lid 5, van het voorstel blijkt dat niet-essentiële onderdelen van de richtlijn aangepast dienen te worden volgens de regelgevingprocedure van Besluit 99/468/EG betreffende de aan de Commissie verleende uitvoeringbevoegdheden. De EDPS vraagt zich af welke onderdelen van het voorstel als niet-essentieel zouden kunnen worden beschouwd. Om te voorkomen dat de modelbekeuring in zijn onderdeel betreffende de rechten van betrokken personen verder wordt gewijzigd, beveelt de EDPS aan artikel 5, lid 2, van het voorstel zodanig aan te vullen dat de rechten van betrokken personen, met inbegrip van de informatie over de hoedanigheid van de „voor verwerking verantwoordelijke”, op een stabiele manier worden vastgesteld.

22.

Aan artikel 5, lid 2, zou de volgende zin kunnen worden toegevoegd: „De inhoud van de bekeuring omvat de naam van de voor de tenuitvoerlegging van sancties verantwoordelijke autoriteit alsook de reden van de bekeuring, een nadere beschrijving van de overtreding (…) en een toelichting over de mogelijkheden om verzet aan te tekenen tegen de grond van de bekeuring en in beroep te gaan tegen een besluit om een boete op te leggen evenals over de daartoe strekkende procedures (…). Deze informatie moet worden verstrekt in een voor de ontvanger begrijpelijke taal.”.

23.

Met betrekking tot het recht van de betrokkene toegang tot zijn gegevens te verkrijgen en zich tegen het verwerken van deze informatie te verzetten, juicht de EDPS toe dat het voorstel de mogelijkheid biedt deze rechten uit te oefenen ten overstaan van een autoriteit in de woonstaat van de betrokkene. Het vergemakkelijken van een grensoverschrijdend vervolgingsbeleid moet namelijk niet tot gevolg hebben dat het de betrokkene belet of te moeilijk gemaakt wordt zijn rechten te laten gelden.

V.   ELEKTRONISCH NETWERK — VEILIGHEIDSASPECTEN

24.

In de toelichting bij de ontwerptekst (9) wordt gewezen op de mogelijkheid gebruik te maken van een reeds bestaand Europees systeem voor uitwisseling van voor handhaving noodzakelijke gegevens.

25.

Voor zover het alleen de technische infrastructuur betreft (10), heeft de EDPS geen bezwaar tegen het gebruik van een reeds bestaand systeem zolang dit de financiële of administratieve lasten beperkt zonder gevolgen te hebben voor de privacy-aspecten van het project. Interoperabiliteit mag echter geen uitwisseling van gegevens met andere gegevensbanken mogelijk maken. Er zij aan herinnerd dat er zonder duidelijke en legitieme grondslag geen koppeling tussen databanken mag worden ingericht. (11)

26.

De EDPS beklemtoont tevens dat de doelstelling van het netwerk de uitwisseling van gegevens tussen nationale autoriteiten is en niet het scheppen van een centrale databank voor verkeersovertredingen. Het centraliseren en hergebruiken van informatie valt niet binnen de werkingssfeer van het voorstel.

27.

De EDPS merkt op dat artikel 3, lid 3, van het voorstel een vrijwaringsclausule bevat om de verspreiding van informatie in verband met overtredingen te voorkomen. Enkel de lidstaat waar de overtreding is begaan heeft namelijk het recht om relevante gegevens van de betrokkene te verwerken. De woonstaat van de betrokkene, die verantwoordelijk is voor de doorgifte van de identificatiegegevens, wordt niet geacht deze informatie op te slaan of voor andere doeleinden opnieuw te gebruiken. Derhalve juicht de EDPS toe dat in het voorstel wordt bepaald dat geen ander land dan het land van overtreding deze informatie op mag slaan.

28.

Er moeten door de Commissie overeenkomstig artikel 4 van het voorstel gemeenschappelijke regels worden vastgesteld, die mede de technische procedures voor het uitwisselen van gegevens via elektronische weg tussen lidstaten omvatten. De EDPS acht het nodig dat deze regels fysieke en organisatorische waarborgen bevatten om misbruik van deze informatie te voorkomen. De EDPS staat voor verdere raadpleging in verband met de gedetailleerde uitwerking van deze regels ter beschikking.

VI.   CONCLUSIE

29.

De EDPS is van oordeel dat het voorstel voldoende argumenten bevat voor het opzetten van een elektronisch netwerk voor de uitwisseling van gegevens, en dat het op een adequate wijze de aard van de te verzamelen of door te zenden gegevens beperkt.

30.

Hij juicht tevens de in het voorstel voorziene beroepsprocedure toe, en met name het feit dat de toegang tot persoonsgegevens in de woonstaat van de betrokkene mogelijk wordt gemaakt.

31.

Om de tekst met betrekking tot de informatie van de betrokkenen te verbeteren, doet de EDPS de volgende aanbeveling: De manier waarop de betrokkenen van hun specifieke rechten in kennis worden gesteld zal afhangen van het formaat van de bekeuring. Het is derhalve van belang dat artikel 5 alle voor de betrokkene relevante informatie bevat, in een voor hem begrijpelijke taal. Een mogelijke formulering wordt in punt 22 van dit advies gesuggereerd.

32.

Met betrekking tot de veiligheidsaspecten heeft de EDPS weliswaar geen bezwaar tegen het gebruik van reeds bestaande infrastructuur voor de uitwisseling van gegevens zolang dit financiële en administratieve lasten beperkt, maar benadrukt hij dat dit niet tot interoperabiliteit met andere databanken mag leiden. De EDPS verheugt zich tevens over de in het voorstel voorziene beperking van het gebruik van persoonsgegevens door andere lidstaten dan de staat waar de overtreding is begaan.

33.

De EDPS staat verder ter beschikking voor raadpleging in verband met de uitwerking van gemeenschappelijke regels betreffende de technische procedures voor de uitwisseling van gegevens tussen lidstaten — en in het bijzonder betreffende de veiligheidsaspecten van deze regels.

Gedaan te Brussel, 8 mei 2008.

Peter HUSTINX

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming


(1)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(2)  Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).

(3)  Artikelen 6, lid 1, onder b) en 7.

(4)  Punt 1, Achtergrond van het voorstel, „Algemene context”.

(5)  Aanbeveling van de Commissie 2004/345/EG. Zie de mededeling van de Commissie betreffende de Aanbeveling van de Commissie van 21 oktober 2003 inzake de handhaving op het gebied van verkeersveiligheid (PB C 93, 17.4.2004, blz. 5).

(6)  Deze doelstelling wordt vermeld in de toelichting bij het voorstel alsook in het Witboek van 2001 over het Europese vervoersbeleid.

(7)  Toelichting bij het voorstel, 1. Motivering en doelstellingen van het voorstel: in landen waarvoor deze gegevens bekend zijn, bedraagt het aandeel buitenlandse bestuurders ongeveer 5 %. Het aandeel van de buitenlandse bestuurders in het totale aantal snelheidsovertredingen varieert tussen 2,5 % en 30 %.

(8)  Zie ook de belangrijke verschillen tussen het aantal verkeersdoden in de verschillende lidstaten, en het feit dat het aantal slachtoffers rechtstreeks aan het aantal controles gekoppeld zou kunnen zijn. Zie effectbeoordeling, hoofdstuk 2.4.1.

(9)  

3.

Juridische aspecten van het voorstel, het „evenredigheidsbeginsel”.

(10)  Zoals door de effectbeoordeling gesuggereerd, hoofdstuk 5.3.1.

(11)  Zie hiervoor het commentaar van de EDPS op de mededeling van de Commissie over de interoperabiliteit van Europese gegevensbanken, 10 maart 2006, te vinden op www.edps.europa.eu: Het concept „interoperabiliteit” wordt niet alleen in verband met het algemeen gebruik van grootschalige IT-systemen genoemd, maar ook met betrekking tot de mogelijkheid toegang tot gegevens te verkrijgen of gegevens uit te wisselen, of zelfs gegevensbanken samen te voegen. Dit valt te betreuren omdat verschillende soorten interoperabiliteit verschillende waarborgen en voorwaarden verlangen. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het concept interoperabiliteit wordt gebruikt als een platform voor maatregelen ter vereenvoudiging van de uitwisseling van gegevens. In het advies van de EDPS betreffende het beschikbaarheidsbeginsel werd benadrukt dat hoewel de invoering van dit beginsel niet tot nieuwe gegevensbanken leidt, het toch een nieuw gebruik van bestaande gegevensbanken met zich meebrengt door het verschaffen van nieuwe toegangsmogelijkheden tot deze gegevensbanken.


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

Commissie

5.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 310/13


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.5333 — Bell/Zimbo)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/C 310/03)

Op 28 november 2008 heeft de Commissie besloten geen bezwaar aan te tekenen tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Duits en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website „concurrentie” van de Europese Commissie (http://ec.europa.eu/comm/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende mogelijkheden om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op bedrijfsnaam, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex website onder documentnummer 32008M5333. EUR-Lex is het geïnformatiseerde documentatiesysteem voor de communautaire wetgeving (http://eur-lex.europa.eu).


5.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 310/13


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak COMP/M.5376 — Greenvision Ambiente/Itochu/JV)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/C 310/04)

Op 28 november 2008 heeft de Commissie besloten geen bezwaar aan te tekenen tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te verklaren. Deze beschikking is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad. De volledige tekst van de beschikking is slechts beschikbaar in het Engels en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website „concurrentie” van de Europese Commissie (http://ec.europa.eu/comm/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende mogelijkheden om individuele concentratiebeschikkingen op te zoeken, onder meer op bedrijfsnaam, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex website onder documentnummer 32008M5376. EUR-Lex is het geïnformatiseerde documentatiesysteem voor de communautaire wetgeving (http://eur-lex.europa.eu).


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE

Commissie

5.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 310/14


Wisselkoersen van de euro (1)

4 december 2008

(2008/C 310/05)

1 euro=

 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,2620

JPY

Japanse yen

117,10

DKK

Deense kroon

7,4494

GBP

Pond sterling

0,86260

SEK

Zweedse kroon

10,5315

CHF

Zwitserse frank

1,5335

ISK

IJslandse kroon

290,00

NOK

Noorse kroon

9,0365

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,720

EEK

Estlandse kroon

15,6466

HUF

Hongaarse forint

261,00

LTL

Litouwse litas

3,4528

LVL

Letlandse lat

0,7094

PLN

Poolse zloty

3,8625

RON

Roemeense leu

3,8450

SKK

Slowaakse koruna

30,195

TRY

Turkse lira

1,9875

AUD

Australische dollar

1,9634

CAD

Canadese dollar

1,5948

HKD

Hongkongse dollar

9,7826

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

2,3593

SGD

Singaporese dollar

1,9269

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 871,95

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

12,9849

CNY

Chinese yuan renminbi

8,6847

HRK

Kroatische kuna

7,1910

IDR

Indonesische roepia

15 049,35

MYR

Maleisische ringgit

4,5930

PHP

Filipijnse peso

62,360

RUB

Russische roebel

35,3410

THB

Thaise baht

45,047

BRL

Braziliaanse real

3,1310

MXN

Mexicaanse peso

17,2326


(1)  

Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


V Bekendmakingen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE HANDELSPOLITIEK

Commissie

5.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 310/15


Bericht van opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op bepaalde ringbandmechanismen van oorsprong uit de Volksrepubliek China

(2008/C 310/06)

Na de bekendmaking van een bericht dat de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op bepaalde ringbandmechanismen van oorsprong uit de Volksrepubliek China („het betrokken land”) op korte termijn zouden vervallen (1), heeft de Commissie op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (2) („de basisverordening”) een verzoek om een nieuw onderzoek ontvangen.

1.   Verzoek om een nieuw onderzoek

Het verzoek is op 4 september 2008 ingediend door de communautaire producent Ring Alliance Ringbuchtechnik GmbH („de indiener van het verzoek”), die een groot deel, in dit geval meer dan 50 %, van de totale productie van ringbandmechanismen in de Gemeenschap voor zijn rekening neemt.

2.   Product

Het verzoek heeft betrekking op bepaalde ringbandmechanismen van oorsprong uit de Volksrepubliek China („het betrokken product”), momenteel ingedeeld onder GN-code ex 8305 10 00. Deze GN-code wordt slechts ter informatie vermeld. In dit bericht wordt verstaan onder ringbandmechanismen twee stalen plaatjes of draden waarop minstens vier halve ringen van staaldraad zijn bevestigd die met een stalen dekplaatje samen worden gehouden. Het mechanisme kan worden geopend hetzij door aan de halve ringen te trekken, hetzij door een klein stalen trekkermechanisme te bedienen dat aan het ringbandmechanisme is bevestigd.

3.   Geldende maatregelen

Momenteel is op bepaalde ringbandmechanismen van oorsprong uit de Volksrepubliek China een definitief antidumpingrecht van toepassing dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 2074/2004 van de Raad (3). Bij Verordening (EG) nr. 1208/2004 van de Raad (4) werd het definitieve antidumpingrecht uitgebreid tot ringbandmechanismen die vanuit Vietnam worden verzonden, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Vietnam, en bij Verordening (EG) nr. 33/2006 van de Raad (5) tot ringbandmechanismen die vanuit de Democratische Volksrepubliek Laos worden verzonden, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit de Democratische Volksrepubliek Laos. Verordening (EG) nr. 2074/2004 is gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 818/2008 van de Raad (6).

4.   Motivering van het nieuwe onderzoek

Het verzoek is ingediend omdat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zal leiden tot een voortzetting of herhaling van dumping en schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap.

Op grond van artikel 2, lid 7, van de basisverordening heeft de indiener van het verzoek de normale waarde voor de Volksrepubliek China vastgesteld op basis van een door berekening vastgestelde normale waarde in een geschikt land met een markteconomie, dat in punt 5.1, onder d), wordt vermeld. De bewering dat het betrokken product nog steeds met dumping wordt ingevoerd, is gebaseerd op een vergelijking van de normale waarde, als bedoeld in de vorige zin, met de prijzen van het betrokken product bij uitvoer naar de Gemeenschap.

De aldus vastgestelde dumpingmarge is aanzienlijk.

Volgens de indiener van het verzoek zal waarschijnlijk weer schade veroorzakende dumping plaatsvinden. De indiener van het verzoek heeft bewijsmateriaal ingediend waaruit de precaire situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap blijkt, en hij beweert dat, mochten de maatregelen vervallen, voortzetting of herhaling van de invoer van aanzienlijke hoeveelheden tegen dumpingprijzen uit het betrokken land waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting of herhaling van de schade voor de bedrijfstak van de Gemeenschap.

5.   Procedure

Daar de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité tot de conclusie is gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal is om een procedure voor een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen in te leiden, opent zij hierbij overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening een nieuw onderzoek.

5.1.   Procedure voor het vaststellen van de waarschijnlijkheid van dumping en schade

Bij het onderzoek zal worden vastgesteld of voortzetting of herhaling van dumping en schade bij het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk is of niet.

a)   Steekproeven

Daar kennelijk een groot aantal partijen bij deze procedure betrokken is, kan de Commissie gebruikmaken van steekproeven overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening.

i)   Steekproef van importeurs

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze samen te stellen, wordt alle importeurs, of hun vertegenwoordigers, verzocht binnen de in punt 6, onder b) i), vermelde termijn en op de in punt 7 vermelde wijze contact met de Commissie op te nemen en haar de volgende gegevens over hun onderneming of ondernemingen te verstrekken:

naam, adres, e-mailadres, telefoonnummer, faxnummer en contactpersoon;

de totale omzet van het bedrijf in euro's in de periode van 1 oktober 2007 tot en met 30 september 2008;

het totale aantal werknemers;

een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van de onderneming in verband met het betrokken product;

de hoeveelheid (in aantal stuks) van het betrokken product van oorsprong uit de Volksrepubliek China die in de periode van 1 oktober 2007 tot en met 30 september 2008 in de Gemeenschap is ingevoerd en verkocht en de waarde van deze invoer en verkoop in euro's;

de namen en een nauwkeurige beschrijving van de activiteiten van alle verbonden ondernemingen (7) die betrokken zijn bij de productie en/of verkoop van het betrokken product;

alle andere informatie die de Commissie bij het samenstellen van de steekproef van nut kan zijn.

Door de hierboven gevraagde informatie te verstrekken, geeft de onderneming te kennen bereid te zijn in de steekproef te worden opgenomen. Selectie voor de steekproef houdt in dat een vragenlijst moet worden beantwoord en dat de antwoorden ter plaatse worden gecontroleerd. Ondernemingen die verklaren niet in de steekproef te willen worden opgenomen, worden geacht niet aan het onderzoek te hebben meegewerkt. De gevolgen van niet-medewerking zijn vermeld in punt 8.

Om de informatie te verkrijgen die zij voor het samenstellen van de steekproef van importeurs nodig acht, zal de Commissie bovendien contact opnemen met alle bekende verenigingen van importeurs.

ii)   Definitieve samenstelling van de steekproef

Alle informatie die voor de samenstelling van de steekproef van nut kan zijn, moet binnen de in punt 6, onder b) ii), vermelde termijn worden ingediend.

De Commissie zal de steekproef pas definitief samenstellen na raadpleging van alle betrokken partijen die zich bereid hebben verklaard om in de steekproef te worden opgenomen.

De in de steekproef opgenomen ondernemingen moeten binnen de in punt 6, onder b) iii), vermelde termijn een vragenlijst beantwoorden en medewerking bij het onderzoek verlenen.

Indien onvoldoende medewerking wordt verleend, kan de Commissie haar bevindingen overeenkomstig artikel 17, lid 4, en artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens baseren. Deze kunnen voor de betrokken partij minder gunstig zijn (zie punt 8).

b)   Vragenlijsten

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig acht, zal de Commissie vragenlijsten toezenden aan de bedrijfstak van de Gemeenschap, aan alle bekende verenigingen van producenten in de Gemeenschap, aan de producenten/exporteurs in de Volksrepubliek China, aan alle verenigingen van producenten/exporteurs, aan de in de steekproef opgenomen importeurs, aan alle bekende verenigingen van importeurs en aan de autoriteiten van het betrokken land van uitvoer.

c)   Schriftelijk en mondeling verstrekken van informatie

Alle belanghebbenden wordt verzocht hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en ook andere informatie dan de antwoorden op de vragenlijst, alsmede bewijsmateriaal te verstrekken. De Commissie moet deze informatie en het bewijsmateriaal binnen de in punt 6, onder a) ii), vermelde termijn ontvangen.

Bovendien kan de Commissie belanghebbenden horen indien zij hierom verzoeken en kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen. Dit verzoek moet binnen de in punt 6, onder a) iii), vermelde termijn worden ingediend.

d)   Selectie van een land met een markteconomie

In het vorige onderzoek is India als geschikt land met een markteconomie gebruikt om de normale waarde voor de Volksrepubliek China vast te stellen. De Commissie is voornemens hiervoor Thailand te gebruiken, zoals door de indiener van het verzoek is voorgesteld. Opmerkingen over deze mogelijke keuze moeten binnen de in punt 6, onder c), vermelde bijzondere termijn worden toegezonden.

5.2.   Procedure voor het beoordelen van het belang van de Gemeenschap

Indien wordt vastgesteld dat het waarschijnlijk is dat de invoer met dumping zal worden voortgezet of herhaald en dat hierdoor schade zal ontstaan, zal overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening worden onderzocht of het niet tegen het belang van de Gemeenschap is de antidumpingmaatregelen te handhaven. Daarom kan de Commissie vragenlijsten sturen naar de haar bekende communautaire producenten en importeurs en hun representatieve verenigingen, representatieve gebruikers en representatieve consumentenorganisaties. Deze partijen, en ook die welke de Commissie niet bekend zijn, kunnen, indien zij aantonen dat er een objectieve band is tussen hun activiteiten en het betrokken product, binnen de in punt 6, onder a) ii), vermelde algemene termijn contact met de Commissie opnemen en inlichtingen verstrekken. Deze partijen kunnen binnen de in punt 6, onder a) iii), vermelde termijn om een mondeling onderhoud verzoeken onder opgave van de redenen waarom zij gehoord willen worden. Met informatie die op grond van artikel 21 van de basisverordening wordt verstrekt, wordt slechts rekening gehouden indien daarbij, op het moment dat deze wordt verstrekt, het nodige bewijsmateriaal is gevoegd.

6.   Termijnen

a)   Algemene termijnen

i)   Aanvragen van een vragenlijst of van andere formulieren

Belanghebbenden die geen medewerking hebben verleend aan het onderzoek dat heeft geleid tot de maatregelen waarop het nieuwe onderzoek betrekking heeft, moeten zo spoedig mogelijk en uiterlijk 15 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie een vragenlijst of andere formulieren aanvragen.

ii)   Aanmelding en toezending van antwoorden op de vragenlijst en van andere informatie

Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden, moeten, tenzij anders vermeld, binnen veertig dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie contact met de Commissie opnemen, hun standpunt uiteenzetten en hun antwoorden op de vragenlijst en andere informatie verstrekken. De aandacht wordt erop gevestigd dat de meeste in de basisverordening vermelde procedurele rechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de genoemde termijn bij de Commissie kenbaar maakt.

Ondernemingen die in een steekproef zijn opgenomen, moeten de vragenlijst binnen de in punt 6, onder b) iii), vermelde termijn ingevuld terugsturen.

iii)   Om een mondeling onderhoud aan te vragen

Binnen dezelfde termijn van veertig dagen kunnen belanghebbenden ook vragen door de Commissie te worden gehoord.

b)   Bijzondere termijnen voor de samenstelling van de steekproef

i)

De Commissie moet de in punt 5.1, onder a) i), bedoelde informatie uiterlijk 15 dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie hebben ontvangen, daar zij de ondernemingen die zich bereid hebben verklaard in de steekproef te worden opgenomen, binnen 21 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie over de definitieve samenstelling van de steekproef wil raadplegen.

ii)

Alle andere informatie die voor het samenstellen van de steekproef van nut kan zijn, als bedoeld in punt 5.1, onder a) ii), moet uiterlijk 21 dagen na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie door de Commissie zijn ontvangen.

iii)

De antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen ondernemingen moeten uiterlijk 37 dagen nadat hun is medegedeeld dat zij in de steekproef zijn opgenomen, door de Commissie zijn ontvangen.

c)   Bijzondere termijn voor de selectie van het land met een markteconomie

De belanghebbenden kunnen opmerkingen maken over de selectie van Thailand als geschikt land met een markteconomie om de normale waarde voor de Volksrepubliek China vast te stellen (zie punt 5.1, onder d)). Deze opmerkingen moeten uiterlijk tien dagen na de datum van bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie door de Commissie zijn ontvangen.

7.   Schriftelijke opmerkingen, antwoorden op de vragenlijst en correspondentie

Alle opmerkingen en verzoeken moeten schriftelijk (niet elektronisch, tenzij anders vermeld) worden toegezonden onder opgave van naam, adres, e-mailadres en telefoon- en faxnummer van de belanghebbende. Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de in dit bericht gevraagde informatie, antwoorden op de vragenlijst en correspondentie die op vertrouwelijke basis worden verstrekt, moeten van het opschrift „Limited (8) zijn voorzien en moeten overeenkomstig artikel 19, lid 2, van de basisverordening vergezeld gaan van een niet-vertrouwelijke versie met de vermelding „For inspection by interested parties”.

Correspondentieadres van de Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kamer: N105 04/92

B-1049 Brussel

Fax (32-2) 295 65 05

8.   Niet-medewerking

Indien een belanghebbende binnen de vastgestelde termijnen toegang tot de nodige gegevens weigert, deze niet verstrekt of het onderzoek aanmerkelijk belemmert, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening aan de hand van de beschikbare gegevens conclusies worden getrokken, zowel in positieve als in negatieve zin.

Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, worden deze buiten beschouwing gelaten en kan overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebruik worden gemaakt van de beschikbare gegevens. Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en gebruik wordt gemaakt van de beschikbare gegevens, kunnen de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan wanneer hij wel medewerking had verleend.

9.   Tijdschema voor het onderzoek

Het onderzoek zal overeenkomstig artikel 11, lid 5, van de basisverordening binnen 15 maanden na de bekendmaking van dit bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie worden afgesloten.

10.   Verzoek om een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening

Dit nieuwe onderzoek bij het vervallen van een maatregel wordt geopend overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening. Overeenkomstig artikel 11, lid 6, van de basisverordening kunnen de bestaande maatregelen naar aanleiding van de bevindingen van het onderzoek worden ingetrokken of gehandhaafd, maar niet worden gewijzigd.

Belanghebbenden die van oordeel zijn dat het niveau van de maatregelen opnieuw moet worden onderzocht zodat het kan worden gewijzigd (verhoogd of verlaagd), kunnen een verzoek om een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van de basisverordening indienen.

Zij moeten daartoe contact opnemen met de Commissie op het bovenstaande adres. Een dergelijk onderzoek zal onafhankelijk van het in dit bericht aangekondigde onderzoek worden uitgevoerd.

11.   Verwerking van persoonsgegevens

Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (9).

12.   Hoorder

Indien belanghebbenden van mening zijn dat zij bij de uitoefening van hun recht van verweer moeilijkheden ondervinden, kunnen zij vragen dat de hoorder van DG Handel wordt ingeschakeld. Hij fungeert als tussenpersoon tussen de belanghebbenden en de diensten van de Commissie en kan zo nodig aanbieden te bemiddelen in procedurele kwesties aangaande de bescherming van de belangen van de belanghebbenden tijdens de procedure, met name voor kwesties inzake toegang tot het dossier, vertrouwelijkheid, verlenging van termijnen en behandeling van schriftelijke en/of mondelinge opmerkingen. Belanghebbenden die contact willen opnemen vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de webpagina's van de hoorder op de website van DG Handel (http://ec.europa.eu/trade).


(1)  PB C 146 van 12.6.2008, blz. 33.

(2)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1.

(3)  PB L 359 van 4.12.2004, blz. 11.

(4)  PB L 232 van 1.7.2004, blz. 1.

(5)  PB L 7 van 12.1.2006, blz. 1.

(6)  PB L 221 van 19.8.2008, blz. 1.

(7)  Voor de betekenis van het begrip „verbonden onderneming”, zie artikel 143 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).

(8)  Dit betekent dat het document uitsluitend voor intern gebruik bestemd is. Het document is beschermd krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). Het document is vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van de basisverordening en artikel 6 van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst).

(9)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.


5.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 310/19


Bericht van de Commissie betreffende de bijwerking van de lijst van onderzochte partijen krachtens Verordening (EG) nr. 88/97 van de Commissie betreffende de vrijstelling van het uitgebreide antidumpingrecht op bepaalde onderdelen van rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China

(2008/C 310/07)

Bij Verordening (EG) nr. 88/97 van de Commissie (1) van 20 januari 1997 zijn bepaalde onderdelen van rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China vrijgesteld van het uitgebreide antidumpingrecht. Dit antidumpingrecht was het gevolg van de uitbreiding bij Verordening (EG) nr. 71/97 van de Raad (2) van het antidumpingrecht dat was ingesteld bij Verordening (EEG) nr. 2474/93 van de Raad (3) en laatstelijk gehandhaafd bij Verordening (EG) nr. 1095/2005 van de Raad (4). Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 88/97 bevat een lijst van partijen waarvan de aanvragen om goedkeuring van vrijstelling van het bij Verordening (EG) nr. 71/97 ingestelde uitgebreide antidumpingrecht werden onderzocht.

De Commissie deelt de belanghebbenden hierbij mede dat zij naast de aanvragen die momenteel worden onderzocht, nog meer aanvragen om vrijstelling overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 88/97 heeft ontvangen. De schorsing van het uitgebreide recht ingevolge deze aanvragen trad in werking op de data vermeld in de lijst in bijlage I bij dit bericht, die een aanvulling is op de lijst van onderzochte partijen.


(1)  PB L 17 van 21.1.1997, blz. 17.

(2)  PB L 16 van 18.1.1997, blz. 55.

(3)  PB L 228 van 9.9.1993, blz. 1.

(4)  PB L 183 van 14.7.2005, blz. 1.


BIJLAGE

Onderzochte partijen

Naam

Adres

Land

Schorsing op grond van Verordening (EG) nr. 88/97

Datum van inwerkingtreding

Aanvullende TARIC-code

Citic – Marmes Bicycle CZ, s. r. o.

Žichlínské předměstí, Albrechtická 391, CZ-563 01 Lanškroun

CZ

Artikel 5

23.5.2008

A891

Euro-Bike Produktionsgesellschaft mbH

Biaser Straße 29, D-39261 Zerbst

DE

Artikel 5

15.10.2007

A873

MADIROM PROD Srl.

București, Sector 6, Splaiul Independenței nr. 319, OB. 152, România

RO

Artikel 5

11.8.2008

A896

S.C. Rich Euro Bike SRL

București, Urziceni Route, nr. 54A, Afumati, Ilfov County, 077010, România

RO

Artikel 5

10.7.2008

A895

Rose Versand GmbH

Schersweide 4, D-46395 Bocholt

DE

Artikel 5

16.9.2008

A897


PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Commissie

5.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 310/21


Mededeling van de Franse regering in verband met Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruik maken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen (1)

(Bericht betreffende de aanvraag voor een exclusieve opsporingsvergunning voor vloeibare of gasvormige koolwaterstoffen genaamd „Permis d'Est Champage”)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/C 310/08)

Bij verzoek van 13 mei 2008 heeft de onderneming Lundin International, waarvan de hoofdzetel gevestigd is te Maclaunay F-51210 Montmirail, voor een duur van vijf jaar een exclusieve vergunning aangevraagd voor de opsporing van vloeibare of gasvormige koolwaterstoffen, genaamd „Permis d'Est Champage”, met een oppervlakte van ongeveer 2 698 km2, gelegen in een deel van de departementen Marne, Ardennes en Meuse.

Het gebied waarop deze aanvraag betrekking heeft, heeft een omtrek die wordt gevormd door de meridianen en breedtecirkels die de hoekpunten met de volgende geografische coördinaten met elkaar verbinden, uitgaande van de meridiaan van Parijs.

Hoekpunten

Noorderbreedte

Oosterlengte

A

54,80 gr N

2,20 gr O

B

54,80 gr N

2,90 gr O

C

54,70 gr N

2,90 gr O

D

54,70 gr N

3,00 gr O

E

54,30 gr N

3,00 gr O

F

54,30 gr N

2,90 gr O

G

54,20 gr N

2,90 gr O

H

54,20 gr N

2,50 gr O

I

54,30 gr N

2,50 gr O

J

54,30 gr N

2,40 gr O

K

54,40 gr N

2,40 gr O

L

54,40 gr N

2,20 gr O

Indiening van aanvragen en gunningscriteria

De indieners van de oorspronkelijke aanvraag en ondernemingen die aanvragen om eveneens in aanmerking te komen moeten voldoen aan de voorwaarden als omschreven in de artikelen 4 en 5 van Besluit nr. 2006-648 van 2 juni 2006 inzake mijnbouwtitels en vergunningen voor ondergrondse opslag (Staatsblad van de Franse Republiek van 3 juni 2006).

Geïnteresseerde bedrijven kunnen binnen een termijn van negentig dagen na de publicatie van deze mededeling verzoeken eveneens in aanmerking te komen voor deze vergunning, waarbij de procedure dient te worden gevolgd die is vermeld in de „Mededeling inzake het verkrijgen van mijnbouwtitels voor koolwaterstoffen in Frankrijk”, gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen C 374 van 30 december 1994, blz. 11, en vastgesteld bij Besluit nr. 2006-648 inzake mijnbouwtitels en vergunningen voor ondergrondse opslag. De aanvragen om eveneens in aanmerking te komen moeten worden gericht aan de minister belast met het mijnwezen op het onderstaande adres.

Besluiten inzake de oorspronkelijke aanvraag en de aanvragen om eveneens in aanmerking te komen worden genomen op basis van de criteria voor het verlenen van mijnbouwconcessies als omschreven in artikel 6 van bovengenoemd besluit, en wel uiterlijk op 19 mei 2010.

Voorwaarden en eisen betreffende de uitoefening en beëindiging van de opsporingsactiviteit

De aandacht van ondernemingen met belangstelling wordt gevestigd op de artikelen 79 en 79.1 van de mijnbouwcode en op Besluit nr. 2006-649 van 2 juni 2006 betreffende de uitoefening van mijnbouwwerkzaamheden, werkzaamheden voor ondergrondse opslag en de politie voor mijnbouw en ondergrondse opslag (Staatsblad van de Franse Republiek van 3 juni 2006).

Nadere informatie kan worden verkregen op het volgende adres: Ministère de l'écologie, du développement et de l'aménagement durables (Direction générale de l'énergie et climat, direction de l'énergie, sous-direction de la sécurité d'approvisionnement et des nouveaux produits energétiques, bureau exploration production des hydrocarbures), 41, boulevard Vincent Auriol, F-75703 Parijs Cedex 13 (tel. (33) 153 94 14 81, fax (33) 153 94 14 40).

Alle bovengenoemde wettelijke en administratieve bepalingen kunnen worden geraadpleegd op de website van Légifrance:

http://www.legifrance.gouv.fr


(1)  PB L 164 van 30.6.1994, blz. 3.


5.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 310/23


Bekendmaking overeenkomstig artikel 27, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad in zaak COMP/B-1/39.402 — RWE afscherming gasmarkt

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/C 310/09)

1.   INLEIDING

1.

Overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1/2003 (1) van de Raad kan de Commissie — wanneer zij voornemens is een beschikking tot beëindiging van een inbreuk te geven, en de betrokken ondernemingen toezeggingen doen om aan de bezorgdheden tegemoet te komen die de Commissie hun in haar voorlopige beoordeling te kennen heeft gegeven — ten aanzien van deze ondernemingen bij beschikking die toezeggingen een verbindend karakter verlenen. De beschikking kan voor een bepaalde periode worden gegeven en bevat de conclusie dat er niet langer gronden voor een optreden van de Commissie bestaan. Overeenkomstig artikel 27, lid 4, van dezelfde verordening maakt de Commissie een beknopte samenvatting van de zaak en de hoofdlijnen van de toezeggingen bekend. Belanghebbende derden kunnen hun opmerkingen meedelen binnen de door de Commissie vastgestelde termijn.

2.   SAMENVATTING VAN DE ZAAK

2.

Op 15 oktober 2008 nam de Commissie op grond van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 een voorlopige beoordeling aan inzake vermoedelijke inbreuken van RWE AG, Essen, en haar dochterondernemingen op de Duitse gasmarkten („RWE”).

3.

Volgens de voorlopige beoordeling bekleedt RWE een machtspositie op de gastransportmarkt(en) in het RWE-netgebied. Mogelijk heeft RWE misbruik gemaakt van haar machtspositie in de zin van artikel 82 van het EG-Verdrag, met name door te weigeren gastransmissiediensten aan derden te leveren en door gedrag aan de dag te leggen dat erop is gericht de marges van concurrerende gasleveranciers stroomafwaarts te verlagen („margin squeeze”).

3.   HOOFDLIJNEN VAN DE AANGEBODEN TOEZEGGINGEN

4.

RWE is het oneens met de voorlopige beoordeling van de Commissie. Niettemin heeft de onderneming toezeggingen gedaan in de zin van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1/2003 om aan de mededingingsbezwaren van de Commissie tegemoet te komen. De voornaamste elementen van de toezeggingen zijn als volgt:

5.

RWE zal haar huidige Duitse activiteiten van het gastransmissiesysteem van de hand doen aan een geschikte koper, die uit mededingingsoogpunt prima facie geen bezwaren doet rijzen. RWE heeft met name toegezegd afstand te doen van:

haar Duitse hogedrukgasleidingnet, met een totale lengte van circa 4 000 km. Dit betekent het gehele Duitse hogedrukgasleidingnet van RWE, met uitzondering van sommige delen in het gebied Bergheim (lengte ongeveer 100 km) (2). Wat betreft netdelen waarover RWE de zeggenschap met andere partijen deelt, zal RWE afstand doen van haar volledige deel;

voor de exploitatie van het transmissienet benodigde ondersteunende voorzieningen (zoals de gasbehandelingsinrichtingen in Broichweiden en Hamborn, een dispatchingcentrum (Prozessleitsystem) enz.);

voor de exploitatie van het transmissienet benodigde immateriële activa (zoals software voor het dispatchingcentrum, contracten en licenties).

6.

RWE zegt ook toe om voor een beperkte periode van vijf gasjaren na de afronding van de verkoop voor de exploitatie van het transmissienet benodigde ondersteunende diensten, zoals het verstrekken van gasflexibiliteitsdiensten, aan de koper te leveren.

7.

De onderneming zal het voor de exploitatie van het transmissienet benodigde (sleutel)personeel krijgen.

8.

De toezeggingen werden volledig in het Duits gepubliceerd op de website van het directoraat-generaal Concurrentie op het volgende adres:

http://ec.europa.eu/comm/competition/index_nl.html

4.   UITNODIGING OM OPMERKINGEN TE MAKEN

9.

De Commissie is voornemens om, onder voorbehoud van een markttoets, een beschikking krachtens artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 te geven waarmee de hierboven samengevatte toezeggingen die op de website van het directoraat-generaal Concurrentie zijn gepubliceerd, verbindend worden verklaard.

10.

Overeenkomstig artikel 27, lid 4, van Verordening nr. 1/2003 nodigt de Commissie belanghebbende derde partijen uit hun opmerkingen over de aangeboden toezeggingen te maken. De Commissie verzoekt belanghebbende derde partijen te reageren op de vraag of de activa en rechten die RWE toezegt aan de koper over te dragen (zie schema 1-6 voor nadere bijzonderheden), toereikend zijn om de levensvatbaarheid van de activiteiten te garanderen, en een uitvoerige beschrijving te geven van de eventueel ontbrekend geachte elementen. Deze opmerkingen dienen de Commissie te bereiken binnen één maand vanaf de datum van deze bekendmaking. De belanghebbende derden wordt verzocht ook een niet-vertrouwelijke versie van hun opmerkingen in te dienen waarin bedrijfsgeheimen en andere vertrouwelijke passages zijn geschrapt en vervangen door een niet-vertrouwelijke samenvatting dan wel door de vermelding „bedrijfsgeheim” of „vertrouwelijk”. Rechtmatige verzoeken zullen in acht worden genomen.

11.

Opmerkingen kunnen onder vermelding van het referentienummer COMP/B-1/39.402-RWE naar de Commissie worden gezonden per e-mail (COMP-GREFFE-ANTITRUST@ec.europa.eu), per fax ((32-2) 295 01 28) of per post, naar het volgende adres:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Concurrentie

Griffie antitrust

B-1049 Brussel


(1)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1-25).

(2)  Deze 100 km van het transmissienet kunnen volgens RWE economisch gezien niet aan een derde worden verkocht aangezien er geen toereikende meetvoorzieningen zijn voor de gasstromen naar netonderdelen stroomafwaarts in dit gebied; zie schema 4 van de toezeggingen.


ANDERE BESLUITEN

Commissie

5.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 310/25


Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen

(2008/C 310/10)

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad (1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag. Bezwaarschriften moeten de Commissie bereiken binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van deze bekendmaking.

SAMENVATTING

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006

„BRNĚNSKÉ PIVO” of „STAROBRNĚNSKÉ PIVO”

EG-nummer CZ-PGI-0005-0373-14.10.2004

BOB ( ) BGA ( X )

Deze samenvatting bevat de belangrijkste gegevens uit het productdossier ter informatie.

1.   Bevoegde dienst van de lidstaat:

Naam:

Úřad průmyslového vlastnictví

Adres:

Antonína Čermáka 2a

CZ-160 68 Praha 6-Bubeneč

Tel.

(420) 220 38 31 11

Fax

(420) 221 32 47 18

E-mail:

posta@upv.cz

2.   Groepering:

Naam:

Starobrno, a. s.

Adres:

Hlinky 160/12

CZ-661 47 Brno

Tel.

(420) 543 51 61 11

Fax

(420) 543 21 10 35

E-mail:

starobrno@starobrno.cz

Samenstelling:

Producenten/verwerkers ( X ) Andere samenstelling ( )

Deze aanvraag wijkt af van artikel 5, lid 1 van Verordening (EG) nr. 510/2006 doordat er slechts een producent is in het gebied. Er is voldaan aan de vereisten van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1898/2006 van de Commissie.

3.   Productcategorie:

Categorie 2.1: Bier

4.   Productdossier:

(Samenvatting van de in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 voorgeschreven gegevens)

4.1.   Naam:

„Brněnské pivo” of „Starobrněnské pivo”

4.2.   Beschrijving:

Van „Brněnské pivo” of „Starobrněnské pivo” worden een aantal basiscategorieën gebrouwen:

Alcoholvrij, licht „tapbier” (světlé výčepní), donker „tapbier” (tmavé výčepní), lagerbieren.

Bij het brouwen gebruikte grondstoffen:

 

Mout — er wordt gebruik gemaakt van mout die wordt verkregen uit tweerijige gerst. De mout moet de volgende eigenschappen bezitten:

Extract-rendement op droge basis

(Gewichts-percenten)

Min.

80,0

Kolbach-index

(%)

 

39,0 ±3

Diastatische kracht

(WK-een-heden)

Min.

220

Werkelijke vergisting-graad

(%)

Max.

82

Friabiliteit

(%)

Min.

75,0

 

Water — het gebruikte water is afkomstig van het drinkwaterleidingnet van de stad. Hop — er wordt gebruik gemaakt van hop van de variëteiten Žatecký poloraný červeňák en Magnum in de vorm van pellets en extract; van deze variëteiten wordt reeds lang gebruik gemaakt omwille van hun geteste en bewezen geschiktheid en hun invloed op de sensorische eigenschappen van het afgewerkte product, het bier. Deze variëteiten geven „Brněnské pivo” of „Starobrněnské pivo” zijn karakteristieke bittere toets.

Beschrijving van de afzonderlijke categorieën:

Alcoholvrij bier

bier met een minimaal alcoholgehalte — tot 0,6 %, zeer scherp smakend, bleek bier met het aroma van gehopte wort.

Licht „tapbier”(světlé výčepní)

stamwortgehalte 10 %; goudkleurig, mild bitter, matig scherp bier dat een beperkte vergisting heeft ondergaan;

„versneden” amberkleurig „tapbier” (řezané polotmavé výčepní) — stamwortgehalte 10 %; amberkleurig; mild bitter, vol bier met een typische zachte karamelsmaak, dat een beperkte vergisting heeft ondergaan.

Donker „tapbier” (Tmavé výčepní)

stamwortgehalte 10 %; mild bitter en vol bier met een duidelijke karamelsmaak en een duidelijk karamelaroma en een typische donkerbruine kleur dat een minder hoge vergisting heeft ondergaan.

Lagers

stamwortgehalte 11-12 %;

goudkleurig bier dat een beperkte vergisting heeft ondergaan, met een delicaat tot onmiskenbaar hoppig aroma en een gematigd sterke tot milde bitterheid, zeer scherp, vol en met een goede schuimkraag.

4.3.   Geografisch gebied:

Plattelandsgebied van Brno (okres Brno-venkov)

4.4.   Bewijs van de oorsprong:

De producent houdt een register bij waarin alle grondstoffenleveranciers, afnemers van de eindproducten en de diverse controles die tijdens de productie plaatsgrijpen, zijn vermeld. De productie en de nakoming van het productdossier worden gecontroleerd door de Státní zemědělská a potravinářská inspekce (Tsjechische dienst voor landbouw- en levensmiddeleninspectie) die in Brno is gevestigd. Overeenkomstig de wettelijke voorschriften staan op elk product de nodige gegevens met betrekking tot de producent vermeld.

4.5.   Werkwijze voor het verkrijgen van het product:

Bij het brouwen van het „Brněnské pivo” of „Starobrněnské pivo” wordt gebruik gemaakt van een klassiek technologisch proces dat wortelt in de brouwerstraditie van Staré Brno; volgens dat proces wordt de gehopte wort verkregen door een decoctiebrouwmethode waarbij tweemaal een deelbeslag wordt opgekookt, en wordt het bier in twee stadia vergist. De mout wordt gemalen en het schrootsel wordt met warm water tot beslag (maisch) gemengd. Na een rustperiode wordt een gedeelte van het beslag overgeheveld in een tweede kuip — de beslagkuip — waarin het inmaischen plaatsvindt. De temperatuur wordt geleidelijk opgevoerd totdat het zetmeel in de mout wordt omgezet in suiker en op deze wijze het moutextract en het water samen een oplossing vormen. Nadat het inmaischen is voltooid wordt het gehele afkooksel gedurende enige tijd gekookt en vervolgens weer bij de hoofdmaisch gevoegd Na een rustperiode, wordt een gedeelte van het beslag opnieuw overgebracht in de beslagkuip en wordt het maischen, met inbegrip van het koken, herhaald (tweede inmaisching). Het afkooksel wordt opnieuw bij de hoofdmaisch gevoegd. De enzymen in de mout zorgen ervoor dat het het moutextract met het water een oplossing vormt. Wanneer het maischen is voltooid, wordt het volledige beslag overgebracht in een derde kuip, de klaringskuip. Onoplosbare deeltjes van het schrootsel vormen een filterbed waardoor het moutextract, de wort, wordt afgevoerd. Nadat de wort is afgevoerd, wordt het filterbed gespoeld met water om een maximale hoeveelheid extract te verkrijgen. Het gespoelde filterbed wordt weggegooid als afval (bostel). De wort wordt in een andere kuip — de brouwketel — overgeheveld; tijdens het koken wordt hop toegevoegd zodat gehopte wort wordt verkregen. De troep die tijdens het toevoegen van de hop ontstaat — door het neerslaan van eiwitten uit de mout en looistoffen uit de hop — wordt van de hete gehopte wort gescheiden; de klare wort wordt gekoeld en belucht en er wordt biergist aan toegevoegd. De gebruikte biergist is Sacharomyces uvarum (carlsbergensis), die in de 19de eeuw werd gekweekt voor het brouwen van ondergegist bier. De hoofdvergisting vindt plaats in cilinderconische tanks; het jonge bier dat wordt verkregen wordt gekoeld; de gist wordt verwijderd en het bier wordt geslangd naar lagerkuipen in de vorm van cilinderconische tanks wanneer het tapbieren betreft en van lagertanks in lagerkelders wanneer het lagerbier betreft. In deze lagerkuipen ondergaat het bier de navergisting. De duur van de navergisting is afhankelijk van de soort bier. De vergiste gelagerde bieren worden gefilterd alvorens ze worden gebotteld. Bij het filteren wordt gebruik gemaakt van diatomiet. Alvorens ze op flessen worden getrokken, worden de bieren naar variëteit opgeslagen in druktanken. Het bier wordt op flessen of vaten getrokken in de onderstaande volgorde: Druktank — flash-pasteurisatie — afvullijn. Het bier wordt afgevuld in gereinigde, biologisch zuivere verpakkingen (flessen of vaten); vaten worden eveneens met stoom gesteriliseerd alvorens ze worden gevuld. De vaten worden gevuld in een kooldioxide atmosfeer; het koolodioxide wordt verkregen tijdens de hoofdvergisting.

4.6.   Verband:

In 1323 stichtte koningin Eliška Rejčka een cisterciënzerklooster in Staré Brno dat in 1325 met de hulp van het klooster van Velehrad werd uitgebreid met een brouwerij. De brouwerij van Brno heeft een aantal wijzigingen en moderniseringen ondergaan en momenteel wordt het bier op traditionele wijze, volgens oude recepten, gebrouwen in de moderne brouwerij die zich ongeveer op de site van de vroegere abdijbrouwerij van de cisterciënzerorde bevindt.

„Brněnské pivo” of „Starobrněnské pivo” wordt al zeer lang in het omschreven gebied volgens de hierboven beschreven methode gebrouwen. Het unieke karakter van de productie is het gevolg van de eeuwenoude brouwerijtraditie in het omschreven gebied.

Een opinieonderzoek dat plaatsvond in januari 2006 leverde het bewijs van de kwaliteit en de populariteit van „Brněnské pivo” of „Starobrněnské pivo”.

Bij de enige officiële beoordeling van de bierkwaliteit (PIVEX) waarvoor de Tsjechische Bier- en maltorganisatie borg staat, behaalden de producten van Starbrno de prestigieuze Pivex Gold Cup in 1992, 1996 en 2002.

De producten van Starobrno werden ook herhaaldelijk bekroond in het kader van de onderzoeken van het tijdschrift „Pivní kurýr” (Bierkoerier) — Cena českých sládků (Tsjechische Brouwersprijs), namelijk met prijzen voor Baron Trenck in 2002 en voor Medium in 2003.

4.7.   Controlestructuur:

Naam:

Státní zemědělská a potravinářská inspekce, Inspektorát v Brně

Adres:

Běhounská 10

CZ-601 26 Brno

Tel.

(420) 542 42 67 02

Fax

(420) 542 42 67 17

E-mail:

epodatelna@szpi.gov.cz

4.8.   Etikettering:


(1)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.


5.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 310/s3


BERICHT AAN DE LEZER

De instellingen hebben besloten in hun teksten niet langer te verwijzen naar de laatste wijziging van de aangehaalde besluiten.

Tenzij anders vermeld, zijn de besluiten waarnaar in de hierin gepubliceerde teksten wordt verwezen, de besluiten zoals die momenteel van kracht zijn.