ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 308

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

59e jaargang
16 november 2016


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Besluit (EU) 2016/1995 van de Raad van 11 november 2016 betreffende de ondertekening namens de Europese Unie van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijst van verbintenissen van de Republiek Kroatië, in verband met haar toetreding tot de Europese Unie

1

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1996 van de Raad van 15 november 2016 tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië

3

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1997 van de Commissie van 15 november 2016 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 808/2014 wat betreft de wijziging van plattelandsontwikkelingsprogramma's en de monitoring van acties ter ondersteuning van de integratie van onderdanen van derde landen, en tot rectificatie van die verordening

5

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1998 van de Commissie van 15 november 2016 tot intrekking van de aanvaarding van de verbintenis voor vijf producenten-exporteurs op grond van Uitvoeringsbesluit 2013/707/EU tot bevestiging van de aanvaarding van een verbintenis die is aangeboden in het kader van de antidumping- en de antisubsidieprocedure betreffende de invoer van fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan (cellen) van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China voor de periode waarin de definitieve maatregelen worden toegepast

8

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1999 van de Commissie van 15 november 2016 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

18

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit (GBVB) 2016/2000 van de Raad van 15 november 2016 tot uitvoering van Besluit 2013/255/GBVB van de Raad betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië

20

 

*

Besluit (GBVB) 2016/2001 van de Raad van 15 november 2016 betreffende een bijdrage van de Unie aan de oprichting en het veilige beheer van een laagverrijkt-uraniumbank (LEU-bank) onder toezicht van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA) in het kader van de strategie van de EU tegen de verspreiding van massavernietigingswapens

22

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2002 van de Commissie van 8 november 2016 tot wijziging van bijlage E bij Richtlijn 91/68/EEG van de Raad, bijlage III bij Besluit 2010/470/EU van de Commissie en bijlage II bij Besluit 2010/472/EU van de Commissie inzake de handel in en de invoer in de Unie van schapen en geiten en sperma van schapen en geiten, wat de voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën betreft (Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 7026)  ( 1 )

29

 

*

Besluit (EU) 2016/2003 van de Commissie van 14 november 2016 tot wijziging van Beschikking 2009/300/EG en de Besluiten 2011/263/EU, 2011/264/EU, 2011/382/EU, 2011/383/EU, 2012/720/EU en 2012/721/EU teneinde de geldigheidsduur van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur aan bepaalde producten te verlengen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 7218)  ( 1 )

59

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2004 van de Commissie van 14 november 2016 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/780/EU houdende afwijking van artikel 13, lid 1, ii), van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad ten aanzien van gezaagd hout van Quercus L., Platanus L. en Acer saccharum Marsh. dat vrij is van bast, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika (Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 7181)

62

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

16.11.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 308/1


BESLUIT (EU) 2016/1995 VAN DE RAAD

van 11 november 2016

betreffende de ondertekening namens de Europese Unie van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijst van verbintenissen van de Republiek Kroatië, in verband met haar toetreding tot de Europese Unie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 5,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 15 juli 2013 heeft de Raad de Commissie gemachtigd uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 met bepaalde andere leden van de Wereldhandelsorganisatie onderhandelingen te openen in verband met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Unie.

(2)

De Commissie heeft onderhandelingen gevoerd volgens de door de Raad vastgestelde onderhandelingsrichtsnoeren.

(3)

Die onderhandelingen zijn afgesloten, en op 12 juli 2016 vond de parafering plaats van een Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijst van verbintenissen van de Republiek Kroatië, in verband met haar toetreding tot de Europese Unie (de „overeenkomst”).

(4)

De overeenkomst moet worden ondertekend,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Er wordt namens de Europese Unie machtiging verleend tot de ondertekening van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Federale Republiek Brazilië uit hoofde van artikel XXIV, lid 6, en artikel XXVIII van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) 1994 betreffende de wijziging van de concessies die vervat zijn in de lijst van verbintenissen van de Republiek Kroatië, in verband met haar toetreding tot de Europese Unie, onder voorbehoud van de sluiting van die overeenkomst (1).

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de overeenkomst namens de Unie te ondertekenen.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 11 november 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

P. ŽIGA


(1)  De tekst van de overeenkomst wordt samen met het besluit houdende de sluiting ervan bekendgemaakt.


VERORDENINGEN

16.11.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 308/3


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1996 VAN DE RAAD

van 15 november 2016

tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 36/2012 van de Raad van 18 januari 2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 442/2011 (1), en met name artikel 32, lid 1,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 18 januari 2012 heeft de Raad Verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië vastgesteld.

(2)

Twee entiteiten dienen te worden geschrapt van de lijst van entiteiten die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen, zoals vermeld in deel B van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 36/2012.

(3)

Bijlage II bij Verordening (EU) nr. 36/2012 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Verordening (EU) nr. 36/2012 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 november 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

I. KORČOK


(1)  PB L 16 van 19.1.2012, blz. 1.


BIJLAGE

I.

De volgende entiteiten en de bijbehorende vermeldingen worden geschrapt van de lijst in deel B van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 36/2012:

55.

Tri-Ocean Trading

55a.

Tri-Ocean Energy


16.11.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 308/5


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1997 VAN DE COMMISSIE

van 15 november 2016

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 808/2014 wat betreft de wijziging van plattelandsontwikkelingsprogramma's en de monitoring van acties ter ondersteuning van de integratie van onderdanen van derde landen, en tot rectificatie van die verordening

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (1), en met name artikel 12, artikel 66, lid 5, artikel 67 en artikel 75, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 4, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 808/2014 van de Commissie (2) is bepaald hoeveel wijzigingen van plattelandsontwikkelingsprogramma's de lidstaten maximaal bij de Commissie mogen indienen. Uit ervaring blijkt dat het maximum aantal programmawijzigingen moet worden verhoogd zodat de lidstaten tijdens de programmeringsperiode een beperkt aantal aanvullende wijzigingen kunnen indienen. De gevallen waarin het maximum aantal programmawijzigingen niet geldt, moeten worden verduidelijkt en daaronder moeten ook wijzigingen vallen die betrekking hebben op de vaststelling van bepaalde noodmaatregelen of op de nieuwe afbakening van de gebieden met ernstige natuurlijke beperkingen als bedoeld in artikel 32, lid 5, onder b), van Verordening (EU) nr. 1305/2013.

(2)

Het welslagen van de plattelandsontwikkelingsprogramma's hangt niet alleen af van goed bestuur en de volledige uitvoering van die programma's, maar ook van de bereidheid tot aanpassing aan nieuwe uitdagingen en veranderende omstandigheden, zoals de migratiecrisis. Om te zorgen voor een goede coördinatie van alle bestaande interventiemechanismen moet de Elfpo-steun voor acties die op de integratie van onderdanen van derde landen gericht zijn, op het niveau van de Unie worden gemonitord.

(3)

In punt 1 van deel 2 van bijlage III bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 808/2014 is per vergissing het Leader-logo niet opgenomen. Dit moet worden gecorrigeerd. In punt 1 van bijlage IV moet de verwijzing naar probleemgebieden worden gecorrigeerd. Zij moet worden vervangen door een verwijzing naar gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen.

(4)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 808/2014 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor plattelandsontwikkeling,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 808/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 4, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   Programmawijzigingen van de in artikel 11, onder a), i), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde soort mogen in de loop van de programmeringsperiode niet meer dan drie keer worden voorgesteld.

Voor alle andere soorten wijzigingen samen:

a)

mag per kalenderjaar en per programma een verzamelwijzigingsvoorstel worden ingediend, met uitzondering van het jaar 2023, waarin meerdere wijzigingsvoorstellen mogen worden ingediend voor wijzigingen die uitsluitend betrekking hebben op de aanpassing van het financiële plan, met inbegrip van eventuele wijzigingen van het indicatorplan die daaruit voortvloeien;

b)

mogen per programma in de loop van de programmeringsperiode nog eens drie wijzigingsvoorstellen worden ingediend.

Het in de eerste en de tweede alinea bedoelde maximum aantal wijzigingen is niet van toepassing:

a)

indien noodmaatregelen moeten worden genomen wegens natuurrampen, rampzalige gebeurtenissen of ongunstige weersomstandigheden die officieel door de bevoegde nationale overheid zijn erkend of wegens een plotse, ingrijpende wijziging van de sociaaleconomische omstandigheden in de betrokken lidstaat of regio, met inbegrip van aanzienlijke en onverwachte demografische wijzigingen als gevolg van migratie of opvang van vluchtelingen;

b)

indien naar aanleiding van een wijziging van het rechtskader van de Unie een wijziging vereist is;

c)

na de in artikel 21 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde evaluatie van de prestaties;

d)

in geval van een wijziging van de in artikel 8, lid 1, onder h), i), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde voor elk jaar geplande Elfpo-steun die voortvloeit uit in artikel 58, lid 7, van die verordening bedoelde ontwikkelingen van de jaarlijkse verdeling per lidstaat; de voorgestelde wijzigingen kunnen betrekking hebben op daaruit voortvloeiende wijzigingen in de beschrijving van de maatregelen;

e)

in geval van wijzigingen met betrekking tot de invoering van in artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde financieringsinstrumenten, of

f)

in geval van wijzigingen met betrekking tot de invoering van de in artikel 32, lid 5, onder b), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde nieuwe afbakening.”.

2)

Artikel 5, lid 4, wordt vervangen door:

„4.   Behalve in geval van noodmaatregelen wegens natuurrampen, rampzalige gebeurtenissen of ongunstige weersomstandigheden die officieel door de bevoegde nationale overheidsinstantie zijn erkend of wegens een plotse, ingrijpende wijziging van de sociaaleconomische omstandigheden in de betrokken lidstaat of regio, met inbegrip van aanzienlijke en onverwachte demografische wijzigingen als gevolg van migratie of opvang van vluchtelingen, alsmede wijzigingen van het rechtskader of uit de in artikel 21 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde evaluatie van de prestaties voortvloeiende wijzigingen, mogen verzoeken tot wijziging van het in lid 2 bedoelde nationale kader slechts één keer per kalenderjaar vóór 1 april worden ingediend. In afwijking van artikel 4, lid 2, tweede alinea, mogen programmawijzigingen die uit een dergelijke herziening voortvloeien, worden ingediend naast de overeenkomstig die alinea ingediende wijzigingsvoorstellen.”.

3)

Artikel 14, lid 4, wordt vervangen door:

„4.   Voor soorten concrete acties waarvoor een mogelijke bijdrage aan de in artikel 5, eerste alinea, punt 2, onder a), artikel 5, eerste alinea, punt 5, onder a) tot en met d), en artikel 5, eerste alinea, punt 6, onder a), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde aandachtsgebieden is aangegeven of voor soorten concrete acties waarvoor een mogelijke bijdrage aan de integratie van onderdanen van derde landen is aangegeven, bevat de in artikel 70 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde elektronische registratie van de concrete acties een vlag/vlaggen om de gevallen te markeren waarin een concrete actie een component heeft die aan een of meer van die aandachtsgebieden of aan dat doel bijdraagt.”.

4)

De bijlagen III, IV en VII worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 november 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 808/2014 van de Commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) (PB L 227 van 31.7.2014, blz. 18).


BIJLAGE

De bijlagen III, IV en VII bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 808/2014 worden als volgt gewijzigd:

1)

In bijlage III, deel 2, punt 1, wordt het bepaalde onder b) vervangen door:

„b)

voor de door Leader gefinancierde acties en maatregelen, het Leader-logo:

Image

”.

2)

In bijlage IV, punt 1, wordt indicator C32 vervangen door:

„C32.

Gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen”.

3)

In bijlage VII, punt 1, onder b), wordt de vermelding „Tabel C” vervangen door:

„—

Tabel C: Uitsplitsing voor relevante outputs en maatregelen per type gebied, geslacht en/of leeftijd en per concrete actie die bijdraagt aan de integratie van onderdanen van derde landen.”.


16.11.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 308/8


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1998 VAN DE COMMISSIE

van 15 november 2016

tot intrekking van de aanvaarding van de verbintenis voor vijf producenten-exporteurs op grond van Uitvoeringsbesluit 2013/707/EU tot bevestiging van de aanvaarding van een verbintenis die is aangeboden in het kader van de antidumping- en de antisubsidieprocedure betreffende de invoer van fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan (cellen) van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China voor de periode waarin de definitieve maatregelen worden toegepast

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) („de antidumpingbasisverordening”), en met name artikel 8,

Gezien Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (2) („de antisubsidiebasisverordening”), en met name artikel 13,

Met kennisgeving aan de lidstaten,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   VERBINTENIS EN ANDERE BESTAANDE MAATREGELEN

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 513/2013 (3) heeft de Europese Commissie („de Commissie”) een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium („modules”) en de belangrijkste componenten daarvan (cellen en wafers) van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China („de VRC”) die in de Europese Unie („de Unie”) worden ingevoerd.

(2)

Een groep producenten-exporteurs heeft de Chinese Kamer van koophandel voor de in- en uitvoer van machines en elektronische producten („CCCME”) opdracht gegeven om in hun naam bij de Commissie een prijsverbintenis in te dienen, wat zij heeft gedaan. Uit de bewoordingen van die prijsverbintenis blijkt duidelijk dat het gaat om een bundel individuele prijsverbintenissen van elke producent-exporteur, die om praktische redenen worden gecoördineerd door de CCCME.

(3)

Bij Besluit 2013/423/EU (4) heeft de Commissie die prijsverbintenis met betrekking tot het voorlopige antidumpingrecht aanvaard. Bij Verordening (EU) nr. 748/2013 (5) heeft de Commissie Verordening (EU) nr. 513/2013 gewijzigd om de technische wijzigingen in te voeren die door de aanvaarding van de verbintenis met betrekking tot het voorlopige antidumpingrecht nodig waren.

(4)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1238/2013 (6) heeft de Raad een definitief antidumpingrecht ingesteld op modules en cellen van oorsprong uit of verzonden uit de VRC („het betrokken product”) die in de Unie worden ingevoerd. Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1239/2013 (7) heeft de Raad eveneens een definitief compenserend recht ingesteld op het betrokken product dat in de Unie wordt ingevoerd.

(5)

Nadat de Commissie in kennis was gesteld van een gewijzigde versie van de door een groep producenten-exporteurs („de producenten-exporteurs”) en de CCCME aangeboden prijsverbintenis, heeft zij bij Uitvoeringsbesluit 2013/707/EU (8) de aanvaarding van de gewijzigde prijsverbintenis („de verbintenis”) bevestigd voor de periode waarin de definitieve maatregelen worden toegepast. De bijlage bij dat uitvoeringsbesluit bevat de lijst van producenten-exporteurs waarvoor de verbintenis werd aanvaard, waaronder:

a)

Wuxi Suntech Power Co. Ltd, Suntech Power Co. Ltd, Wuxi Sunshine Power Co. Ltd, Luoyang Suntech Power Co. Ltd, Zhenjiang Rietech New Energy Science Technology Co. Ltd en Zhenjiang Ren De New Energy Science Technology Co. Ltd, samen met hun verbonden ondernemingen in de Unie, samen vallend onder de aanvullende Taric-code B796 („Wuxi Suntech”);

b)

Jinko Solar Co. Ltd, Jinko Solar Import and Export Co. Ltd, ZHEJIANG JINKO SOLAR CO. LTD en ZHEJIANG JINKO SOLAR TRADING CO. LTD, samen met hun verbonden ondernemingen in de Unie, samen vallend onder de aanvullende Taric-code B845 („Jinko Solar”);

c)

Risen Energy Co. Ltd, samen met zijn verbonden onderneming in de Unie, samen vallend onder de aanvullende Taric-code B868 („Risen Energy”);

d)

JingAo Solar Co. Ltd, Shanghai JA Solar Technology Co. Ltd, JA Solar Technology Yangzhou Co. Ltd, Hefei JA Solar Technology Co. Ltd en Shanghai JA Solar PV Technology Co. Ltd, samen met hun verbonden onderneming in de Unie, samen vallend onder de aanvullende Taric-code B794 („JA Solar”), en

e)

Sumec Hardware & Tools Co. Ltd en Phono Solar Technology Co. Ltd, samen met hun verbonden ondernemingen in de Unie, samen vallend onder de aanvullende Taric-code B866 („Sumec”).

(6)

Bij Uitvoeringsbesluit 2014/657/EU (9) heeft de Commissie een voorstel aanvaard van de producenten-exporteurs en de CCCME met verduidelijkingen omtrent de uitvoering van de verbintenis voor het betrokken product dat onder de verbintenis valt, namelijk modules en cellen van oorsprong uit of verzonden uit de VRC, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 8541 40 90 (Taric-codes 8541409021, 8541409029, 8541409031 en 8541409039), vervaardigd door de producenten-exporteurs („onder de verbintenis vallend product”). De in overweging 4 bedoelde compenserende en antidumpingrechten en de verbintenis worden samen aangeduid als „maatregelen”.

(7)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/866 (10) heeft de Commissie de aanvaarding van de verbintenis voor drie producenten-exporteurs ingetrokken.

(8)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1403 (11) heeft de Commissie de aanvaarding van de verbintenis voor nog een producent-exporteur ingetrokken.

(9)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2018 (12) heeft de Commissie de aanvaarding van de verbintenis voor twee producenten-exporteurs ingetrokken.

(10)

De Commissie heeft een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen geopend met een bericht van opening dat op 5 december 2015 in het Publicatieblad van de Europese Unie  (13) is bekendgemaakt.

(11)

De Commissie heeft een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de compenserende maatregelen geopend met een bericht van opening dat op 5 december 2015 in het Publicatieblad van de Europese Unie  (14) is bekendgemaakt.

(12)

De Commissie heeft ook een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek van de antidumpingmaatregelen en de compenserende maatregelen geopend met een bericht van opening dat op 5 december 2015 in het Publicatieblad van de Europese Unie  (15) is bekendgemaakt.

(13)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/115 (16) heeft de Commissie de aanvaarding van de verbintenis voor nog een producent-exporteur ingetrokken.

(14)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/185 (17) heeft de Commissie het bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1238/2013 ingestelde definitieve antidumpingrecht op het betrokken product van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China, uitgebreid tot het betrokken product verzonden uit Maleisië en Taiwan, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië en Taiwan.

(15)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/184 (18) heeft de Commissie het bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1239/2013 ingestelde definitieve compenserende recht op het betrokken product van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China, uitgebreid tot het betrokken product verzonden uit Maleisië en Taiwan, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Maleisië en Taiwan.

(16)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1045 (19) heeft de Commissie de aanvaarding van de verbintenis voor nog een producent-exporteur ingetrokken.

(17)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1382 (20) heeft de Commissie de aanvaarding van de verbintenis voor nog vijf producenten-exporteurs ingetrokken.

(18)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1402 (21) heeft de Commissie de aanvaarding van de verbintenis voor nog drie producenten-exporteurs ingetrokken.

B.   BEWOORDINGEN VAN DE VERBINTENIS EN VRIJWILLIGE OPZEGGINGEN

(19)

Overeenkomstig de verbintenis kan een producent-exporteur zijn verbintenis gedurende de periode van toepassing ervan te allen tijde vrijwillig opzeggen.

(20)

In augustus 2016 heeft Wuxi Suntech de Commissie meegedeeld dat zij haar verbintenis wenste op te zeggen.

(21)

In september 2016 hebben Jinko Solar, Risen Energy, JA Solar en Sumec de Commissie meegedeeld dat zij hun verbintenis eveneens wensten op te zeggen.

C.   INTREKKING VAN DE AANVAARDING VAN DE VERBINTENIS EN INSTELLING VAN DEFINITIEVE RECHTEN

(22)

Derhalve heeft de Commissie overeenkomstig artikel 8, lid 9, van de antidumpingbasisverordening, artikel 13, lid 9, van de antisubsidiebasisverordening en de bewoordingen van de verbintenis geconcludeerd dat de aanvaarding van de verbintenis voor Wuxi Suntech, Jinko Solar, Risen Energy, JA Solar en Sumec moet worden ingetrokken.

(23)

Ingevolge artikel 8, lid 9, van de antidumpingbasisverordening en artikel 13, lid 9, van de antisubsidiebasisverordening zijn het definitieve antidumpingrecht dat is ingesteld bij artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1238/2013 en het definitieve compenserende recht dat is ingesteld bij artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1239/2013 automatisch van toepassing op het betrokken product van oorsprong uit of verzonden uit de VRC en vervaardigd door Wuxi Suntech (aanvullende Taric-code B796), Jinko Solar (aanvullende Taric-code B845), Risen Energy (aanvullende Taric-code B868), JA Solar (aanvullende Taric-code B794) en Sumec (aanvullende Taric-code B866) vanaf de dag van inwerkingtreding van deze verordening.

(24)

Ter informatie bevat de tabel in de bijlage bij deze verordening de producenten-exporteurs waarvoor de aanvaarding van de verbintenis bij Uitvoeringsbesluit 2013/707/EU onverlet blijft,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De aanvaarding van de verbintenis met betrekking tot:

a)

Wuxi Suntech Power Co. Ltd, Suntech Power Co. Ltd, Wuxi Sunshine Power Co. Ltd, Luoyang Suntech Power Co. Ltd, Zhenjiang Rietech New Energy Science Technology Co. Ltd en Zhenjiang Ren De New Energy Science Technology Co. Ltd, samen met hun verbonden ondernemingen in de Unie, samen vallend onder de aanvullende Taric-code B796 („Wuxi Suntech”);

b)

Jinko Solar Co. Ltd, Jinko Solar Import and Export Co. Ltd, ZHEJIANG JINKO SOLAR CO. LTD en ZHEJIANG JINKO SOLAR TRADING CO. LTD, samen met hun verbonden ondernemingen in de VRC en in de Unie, samen vallend onder de aanvullende Taric-code B845 („Jinko Solar”);

c)

Risen Energy Co. Ltd, samen met zijn verbonden onderneming in de Unie, samen vallend onder de aanvullende Taric-code B868 („Risen Energy”);

d)

JingAo Solar Co. Ltd, Shanghai JA Solar Technology Co. Ltd, JA Solar Technology Yangzhou Co. Ltd, Hefei JA Solar Technology Co. Ltd en Shanghai JA Solar PV Technology Co. Ltd, samen met hun verbonden onderneming in de Unie, samen vallend onder de aanvullende Taric-code B794 („JA Solar”), en

e)

Sumec Hardware & Tools Co. Ltd en Phono Solar Technology Co. Ltd, samen met hun verbonden ondernemingen in de Unie, samen vallend onder de aanvullende Taric-code B866 („Sumec”).

wordt ingetrokken.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 november 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 55.

(3)  PB L 152 van 5.6.2013, blz. 5.

(4)  PB L 209 van 3.8.2013, blz. 26.

(5)  PB L 209 van 3.8.2013, blz. 1.

(6)  PB L 325 van 5.12.2013, blz. 1.

(7)  PB L 325 van 5.12.2013, blz. 66.

(8)  PB L 325 van 5.12.2013, blz. 214.

(9)  PB L 270 van 11.9.2014, blz. 6.

(10)  PB L 139 van 5.6.2015, blz. 30.

(11)  PB L 218 van 19.8.2015, blz. 1.

(12)  PB L 295 van 12.11.2015, blz. 23.

(13)  PB C 405 van 5.12.2015, blz. 8.

(14)  PB C 405 van 5.12.2015, blz. 20.

(15)  PB C 405 van 5.12.2015, blz. 33.

(16)  PB L 23 van 29.1.2016, blz. 47.

(17)  PB L 37 van 12.2.2016, blz. 76.

(18)  PB L 37 van 12.2.2016, blz. 56.

(19)  PB L 170 van 29.6.2016, blz. 5.

(20)  PB L 222 van 17.8.2016, blz. 10.

(21)  PB L 228 van 23.8.2016, blz. 16.


BIJLAGE

Lijst van ondernemingen

Naam van de onderneming

Aanvullende Taric-code

Jiangsu Aide Solar Energy Technology Co. Ltd

B798

Alternative Energy (AE) Solar Co. Ltd

B799

Anhui Chaoqun Power Co. Ltd

B800

Anji DaSol Solar Energy Science & Technology Co. Ltd

B802

Anhui Schutten Solar Energy Co. Ltd

Quanjiao Jingkun Trade Co. Ltd

B801

Anhui Titan PV Co. Ltd

B803

Xi'an SunOasis (Prime) Company Limited

TBEA SOLAR CO. LTD

XINJIANG SANG'O SOLAR EQUIPMENT

B804

Changzhou NESL Solartech Co. Ltd

B806

Changzhou Shangyou Lianyi Electronic Co. Ltd

B807

CHINALAND SOLAR ENERGY CO. LTD

B808

ChangZhou EGing Photovoltaic Technology Co. Ltd

B811

CIXI CITY RIXING ELECTRONICS CO. LTD

ANHUI RINENG ZHONGTIAN SEMICONDUCTOR DEVELOPMENT CO. LTD

HUOSHAN KEBO ENERGY & TECHNOLOGY CO. LTD

B812

CSG PVtech Co. Ltd

B814

China Sunergy (Nanjing) Co. Ltd

CEEG Nanjing Renewable Energy Co. Ltd

CEEG (Shanghai) Solar Science Technology Co. Ltd

China Sunergy (Yangzhou) Co. Ltd

China Sunergy (Shanghai) Co. Ltd

B809

Dongfang Electric (Yixing) MAGI Solar Power Technology Co. Ltd

B816

EOPLLY New Energy Technology Co. Ltd

SHANGHAI EBEST SOLAR ENERGY TECHNOLOGY CO. LTD

JIANGSU EOPLLY IMPORT & EXPORT CO. LTD

B817

Zhejiang Era Solar Technology Co. Ltd

B818

GD Solar Co. Ltd

B820

Greenway Solar-Tech (Shanghai) Co. Ltd

Greenway Solar-Tech (Huaian) Co. Ltd

B821

Konca Solar Cell Co. Ltd

Suzhou GCL Photovoltaic Technology Co. Ltd

Jiangsu GCL Silicon Material Technology Development Co. Ltd

Jiangsu Zhongneng Polysilicon Technology Development Co. Ltd

GCL-Poly (Suzhou) Energy Limited

GCL-Poly Solar Power System Integration (Taicang) Co. Ltd

GCL SOLAR POWER (SUZHOU) LIMITED

GCL Solar System (Shuzhou) Limited

GCL System Integration Technology Co. Ltd

B850

Guodian Jintech Solar Energy Co. Ltd

B822

Hangzhou Bluesun New Material Co. Ltd

B824

Hanwha SolarOne (Qidong) Co. Ltd

B826

Hengdian Group DMEGC Magnetics Co. Ltd

B827

HENGJI PV-TECH ENERGY CO. LTD

B828

Himin Clean Energy Holdings Co. Ltd

B829

Jetion Solar (China) Co. Ltd

Junfeng Solar (Jiangsu) Co. Ltd

Jetion Solar (Jiangyin) Co. Ltd

B830

Jiangsu Green Power PV Co. Ltd

B831

Jiangsu Hosun Solar Power Co. Ltd

B832

Jiangsu Jiasheng Photovoltaic Technology Co. Ltd

B833

Jiangsu Runda PV Co. Ltd

B834

Jiangsu Sainty Photovoltaic Systems Co. Ltd

Jiangsu Sainty Machinery Imp. And Exp. Corp. Ltd

B835

Jiangsu Seraphim Solar System Co. Ltd

B836

Jiangsu Shunfeng Photovoltaic Technology Co. Ltd

Changzhou Shunfeng Photovoltaic Materials Co. Ltd

Jiangsu Shunfeng Photovoltaic Electronic Power Co. Ltd

B837

Jiangsu Sinski PV Co. Ltd

B838

Jiangsu Sunlink PV Technology Co. Ltd

B839

Jiangsu Zhongchao Solar Technology Co. Ltd

B840

Jiangxi Risun Solar Energy Co. Ltd

B841

Jiangxi LDK Solar Hi-Tech Co. Ltd

LDK Solar Hi-Tech (Nanchang) Co. Ltd

LDK Solar Hi-Tech (Suzhou) Co. Ltd

B793

Jiangyin Hareon Power Co. Ltd

Hareon Solar Technology Co. Ltd

Taicang Hareon Solar Co. Ltd

Hefei Hareon Solar Technology Co. Ltd

Jiangyin Xinhui Solar Energy Co. Ltd

Altusvia Energy (Taicang) Co. Ltd

B842

Jiangyin Shine Science and Technology Co. Ltd

B843

Jinzhou Yangguang Energy Co. Ltd

Jinzhou Huachang Photovoltaic Technology Co. Ltd

Jinzhou Jinmao Photovoltaic Technology Co. Ltd

Jinzhou Rixin Silicon Materials Co. Ltd

Jinzhou Youhua Silicon Materials Co. Ltd

B795

Juli New Energy Co. Ltd

B846

Jumao Photonic (Xiamen) Co. Ltd

B847

King-PV Technology Co. Ltd

B848

Kinve Solar Power Co. Ltd (Maanshan)

B849

Lightway Green New Energy Co. Ltd

Lightway Green New Energy(Zhuozhou) Co. Ltd

B851

Nanjing Daqo New Energy Co. Ltd

B853

NICE SUN PV CO. LTD

LEVO SOLAR TECHNOLOGY CO. LTD

B854

Ningbo Huashun Solar Energy Technology Co. Ltd

B856

Ningbo Jinshi Solar Electrical Science & Technology Co. Ltd

B857

Ningbo Komaes Solar Technology Co. Ltd

B858

Ningbo South New Energy Technology Co. Ltd

B861

Ningbo Sunbe Electric Ind Co. Ltd

B862

Ningbo Ulica Solar Science & Technology Co. Ltd

B863

Perfectenergy (Shanghai) Co. Ltd

B864

Perlight Solar Co. Ltd

B865

SHANGHAI ALEX SOLAR ENERGY Science & TECHNOLOGY CO. LTD

SHANGHAI ALEX NEW ENERGY CO. LTD

B870

Shanghai BYD Co. Ltd

BYD(Shangluo)Industrial Co. Ltd

B871

Shanghai Chaori Solar Energy Science & Technology Co. Ltd

B872

Propsolar (Zhejiang) New Energy Technology Co. Ltd

Shanghai Propsolar New Energy Co. Ltd

B873

SHANGHAI SHANGHONG ENERGY TECHNOLOGY CO. LTD

B874

SHANGHAI SOLAR ENERGY S&T CO. LTD

Shanghai Shenzhou New Energy Development Co. Ltd

Lianyungang Shenzhou New Energy Co. Ltd

B875

Shanghai ST Solar Co. Ltd

Jiangsu ST Solar Co. Ltd

B876

Shenzhen Sacred Industry Co. Ltd

B878

Shenzhen Topray Solar Co. Ltd

Shanxi Topray Solar Co. Ltd

Leshan Topray Cell Co. Ltd

B880

Sopray Energy Co. Ltd

Shanghai Sopray New Energy Co. Ltd

B881

SUN EARTH SOLAR POWER CO. LTD

NINGBO SUN EARTH SOLAR POWER CO. LTD

Ningbo Sun Earth Solar Energy Co. Ltd

B882

SUZHOU SHENGLONG PV-TECH CO. LTD

B883

TDG Holding Co. Ltd

B884

Tianwei New Energy Holdings Co. Ltd

Tianwei New Energy (Chengdu) PV Module Co. Ltd

Tianwei New Energy (Yangzhou) Co. Ltd

B885

Wenzhou Jingri Electrical and Mechanical Co. Ltd

B886

Shanghai Topsolar Green Energy Co. Ltd

B877

Shenzhen Sungold Solar Co. Ltd

B879

Wuhu Zhongfu PV Co. Ltd

B889

Wuxi Saijing Solar Co. Ltd

B890

Wuxi Shangpin Solar Energy Science and Technology Co. Ltd

B891

Wuxi Solar Innova PV Co. Ltd

B892

Wuxi Taichang Electronic Co. Ltd

China Machinery Engineering Wuxi Co. Ltd

Wuxi Taichen Machinery & Equipment Co. Ltd

B893

Xi'an Huanghe Photovoltaic Technology Co. Ltd

State-run Huanghe Machine-Building Factory Import and Export Corporation

Shanghai Huanghe Fengjia Photovoltaic Technology Co. Ltd

B896

Yingli Energy (China) Co. Ltd

Baoding Tianwei Yingli New Energy Resources Co. Ltd

Hainan Yingli New Energy Resources Co. Ltd

Hengshui Yingli New Energy Resources Co. Ltd

Tianjin Yingli New Energy Resources Co. Ltd

Lixian Yingli New Energy Resources Co. Ltd

Baoding Jiasheng Photovoltaic Technology Co. Ltd

Beijing Tianneng Yingli New Energy Resources Co. Ltd

Yingli Energy (Beijing) Co. Ltd

B797

Yuhuan BLD Solar Technology Co. Ltd

Zhejiang BLD Solar Technology Co. Ltd

B899

Yuhuan Sinosola Science & Technology Co. Ltd

B900

Zhangjiagang City SEG PV Co. Ltd

B902

Zhejiang Fengsheng Electrical Co. Ltd

B903

Zhejiang Global Photovoltaic Technology Co. Ltd

B904

Zhejiang Heda Solar Technology Co. Ltd

B905

Zhejiang Jiutai New Energy Co. Ltd

Zhejiang Topoint Photovoltaic Co. Ltd

B906

Zhejiang Kingdom Solar Energy Technic Co. Ltd

B907

Zhejiang Koly Energy Co. Ltd

B908

Zhejiang Mega Solar Energy Co. Ltd

Zhejiang Fortune Photovoltaic Co. Ltd

B910

Zhejiang Shuqimeng Photovoltaic Technology Co. Ltd

B911

Zhejiang Shinew Photoelectronic Technology Co. Ltd

B912

Zhejiang Sunflower Light Energy Science & Technology Limited Liability Company

Zhejiang Yauchong Light Energy Science & Technology Co. Ltd

B914

Zhejiang Sunrupu New Energy Co. Ltd

B915

Zhejiang Tianming Solar Technology Co. Ltd

B916

Zhejiang Trunsun Solar Co. Ltd

Zhejiang Beyondsun PV Co. Ltd

B917

Zhejiang Wanxiang Solar Co. Ltd

WANXIANG IMPORT & EXPORT CO LTD

B918

ZHEJIANG YUANZHONG SOLAR CO. LTD

B920

Zhongli Talesun Solar Co. Ltd

B922


16.11.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 308/18


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/1999 VAN DE COMMISSIE

van 15 november 2016

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 november 2016.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

92,9

ZZ

92,9

0707 00 05

TR

141,4

ZZ

141,4

0709 93 10

MA

105,4

TR

102,4

ZZ

103,9

0805 20 10

MA

88,2

ZZ

88,2

0805 20 30 , 0805 20 50 , 0805 20 70 , 0805 20 90

PE

122,6

TR

67,3

ZZ

95,0

0805 50 10

AR

67,2

CL

69,9

TR

83,0

ZZ

73,4

0806 10 10

BR

293,4

IN

166,9

PE

319,6

TR

136,7

US

353,3

ZA

345,1

ZZ

269,2

0808 10 80

CL

174,1

NZ

139,2

ZA

122,8

ZZ

145,4

0808 30 90

CN

44,3

TR

168,6

ZZ

106,5


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


BESLUITEN

16.11.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 308/20


UITVOERINGSBESLUIT (GBVB) 2016/2000 VAN DE RAAD

van 15 november 2016

tot uitvoering van Besluit 2013/255/GBVB van de Raad betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 31, lid 2,

Gezien Besluit 2013/255/GBVB van de Raad van 31 mei 2013 betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië (1), en met name artikel 30, lid 1,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 31 mei 2013 heeft de Raad Besluit 2013/255/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië vastgesteld.

(2)

Twee entiteiten dienen te worden geschrapt van de lijst van aan beperkende maatregelen onderworpen entiteiten in deel B van bijlage I bij Besluit 2013/255/GBVB.

(3)

Bijlage I bij Besluit 2013/255/GBVB moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Besluit 2013/255/GBVB wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 15 november 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

I. KORČOK


(1)  PB L 147 van 1.6.2013, blz. 14.


BIJLAGE

I.

De volgende entiteiten en de bijbehorende vermeldingen worden geschrapt van de lijst in deel B van bijlage I bij Besluit 2013/255/GBVB:

55.

Tri-Ocean Trading

55a.

Tri-Ocean Energy


16.11.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 308/22


BESLUIT (GBVB) 2016/2001 VAN DE RAAD

van 15 november 2016

betreffende een bijdrage van de Unie aan de oprichting en het veilige beheer van een laagverrijkt-uraniumbank (LEU-bank) onder toezicht van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA) in het kader van de strategie van de EU tegen de verspreiding van massavernietigingswapens

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 12 december 2003 heeft de Europese Raad de strategie van de EU ter bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens (de „strategie”) aangenomen, met in hoofdstuk III een lijst van maatregelen om een dergelijke verspreiding tegen te gaan die zowel in de Unie als in derde landen moeten worden getroffen.

(2)

De Unie geeft momenteel actief uitvoering aan de strategie en aan de in hoofdstuk III genoemde maatregelen, met name via de financiële ondersteuning van specifieke projecten die uitgevoerd worden door multilaterale instellingen zoals de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA).

(3)

Artikel IV van het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens (NPV) verleent alle partijen hij het NPV het onvervreemdbare recht om het onderzoek met betrekking tot, en de productie en het gebruik van, kernenergie voor vreedzame doeleinden zonder discriminatie en in overeenstemming met de artikelen I en II van het NPV te ontwikkelen. Dat artikel bepaalt tevens dat alle partijen bij het NPV ook zullen medewerken om afzonderlijk dan wel in samenwerking met andere staten of internationale organisaties bij te dragen aan de verdere ontwikkeling van de toepassingen van kernenergie voor vreedzame doeleinden, inzonderheid op het grondgebied van niet-kernwapenstaten die partij zijn bij het NPV, en daarbij passende aandacht zullen schenken aan de behoeften van de in ontwikkeling verkerende gebieden van de wereld.

(4)

Multilaterale benaderingen van de kernsplijtstofcyclus bieden de mogelijkheid de landen die besloten hebben kernenergie voor vreedzame doeleinden aan te wenden, een alternatief te bieden voor de ontwikkeling van nationale kernsplijtstofcycli en tegelijk proliferatierisico's te vermijden.

(5)

Uit hoofde van artikel III van het statuut van de IAEA is de IAEA gemachtigd alle handelingen te verrichten, waaronder het verwerven van kernsplijtstof, diensten en uitrusting en het opzetten van haar eigen nucleaire installaties en centrales, om de praktische toepassing van kernenergie voor vreedzaam gebruik te faciliteren.

(6)

In september 2006 heeft het Nuclear Threat Initiative (Initiatief Nucleaire Dreiging) een onafhankelijke niet-gouvernementele organisatie in de Verenigde Staten, de IAEA een subsidie van 50 000 000 USD toegekend met het oog op de totstandbrenging van een voorraad laagverrijkt uranium die eigendom is van de IAEA en door haar wordt beheerd, op voorwaarde dat de IAEA in staat is een bijkomend bedrag van 100 000 000 USD bijeen te brengen, mede via subsidies van andere lidstaten van de IAEA en donoren, en een reservebestand van splijtstof tot stand te brengen.

(7)

Op 8 december 2008 heeft de Raad conclusies aangenomen waarin gepleit wordt voor het opzetten en het veilige beheer van een splijtstofbank onder toezicht van de IAEA. In deze conclusies staat ook dat de Europese Unie zich voorneemt 25 000 000 EUR bij te dragen aan dit project, zodra de voorwaarden en regels voor deze bank door de raad van beheer van de IAEA zijn vastgesteld en goedgekeurd. De Europese Commissie heeft reeds 20 000 000 EUR ter beschikking gesteld voor het verwerven van laagverrijkt uranium (low-enriched uranium — „LEU”).

(8)

Op 3 december 2010 heeft de raad van bestuur van de IAEA Resolutie GOV/2010/70 aangenomen, waarin het opzetten van de laagverrijkt-uraniumbank (LEU-bank) van de IAEA wordt goedgekeurd en wordt verklaard dat de verrichtingen van de IAEA-LEU-bank uitsluitend met bijdragen buiten de begroting gefinancierd zullen worden.

(9)

Punt 15 van Resolutie GOV/2010/67, getiteld „Voorzieningszekerheid: Opzetten van een IAEA-laagverrijkt-uraniumbank (LEU-bank) voor de levering van LEU aan de lidstaten” voorziet in het volgende: de IAEA is eigenaar van het LEU in de IAEA-LEU-bank, het LEU staat onder haar gezag en is in haar bezit in formeel juridische zin. De IAEA is verantwoordelijk voor het opslaan en het beschermen van de stoffen in haar bezit door ervoor te zorgen dat het LEU via een gastheerschapsovereenkomst wordt beschermd tegen natuurlijke en andere gevaren, ongeoorloofde verwijdering of bestemmingswijziging, alsook beschadiging of vernietiging, daaronder begrepen sabotage en gedwongen inbeslagname. Voorts ziet de IAEA er via een gastheerschapsovereenkomst op toe dat de IAEA-veiligheidscontroles worden toegepast op het LEU in de IAEA-LEU-bank en dat de veiligheidsnormen en -maatregelen en de maatregelen voor de fysieke beveiliging door de gastheerstaat of -staten worden toegepast. Punt 16 van Resolutie GOV/2010/67 voorziet voorts in het volgende: de IAEA sluit met instemming van de raad van bestuur met elke gastheerstaat een aan de bestaande IAEA-zetelovereenkomst analoge gastheerschapsovereenkomst die voorziet in veiligheid en beveiliging en de passende aansprakelijkheidsdekking van de opslagfaciliteit en de IAEA de voorrechten en immuniteiten biedt die nodig zijn voor het onafhankelijk functioneren van de IAEA-LEU-bank, daaronder begrepen het recht LEU van en naar de IAEA-LEU-bank te vervoeren zoals beslist door de IAEA overeenkomstig haar statuut en de gastheerschapsovereenkomst. Daarnaast worden indien nodig overeenkomsten voor gewaarborgde doorreis gesloten met de buurlanden van de gastheerstaat.

(10)

De IAEA-LEU-bank zal bestaan uit een voorraad van 60 cilinders van type 30B, die standaard commercieel laagverrijkt uraniumhexafluoride bevatten. De IAEA-LEU-bank zal gevestigd zijn in de door de metallurgische fabriek Ulba beheerde IAEA-LEU-opslagfaciliteit, en gereguleerd worden door het Comité van toezicht en controle op kernenergie en energie van de Republiek Kazachstan.

(11)

Het wettelijke basiskader tussen de IAEA en de gastheerstaat Kazachstan is vastgesteld. De door de raad van bestuur van de IAEA goedgekeurde doorreisovereenkomst met de Russische Federatie (GOV/2015/36) is ondertekend. Het ontwerp van de nieuwe IAEA-LEU-opslagfaciliteit is voltooid en de IAEA heeft geconcludeerd dat deze faciliteit voldoet aan de toepasselijke voorschriften met de veiligheidsnormen en beveiligingsrichtsnoeren van de IAEA. Een gedetailleerde kostenraming van de nieuwe IAEA-LEU-opslagfaciliteit is door een onafhankelijke instantie gevalideerd. De laatste hand is gelegd aan een partnerschapsovereenkomst tussen de IAEA en de beheerder van de faciliteit, waarin de voorwaarden voor de samenwerking met het oog op het bouwen van de IAEA-LEU-opslagfaciliteit zijn opgenomen. De IAEA plant momenteel activiteiten ter voorbereiding van de aankoop van LEU.

(12)

In het ontwerp- en financieel plan zoals beschreven in het geactualiseerde verslag van de directeur-generaal van de IAEA (GOV/INF/2016/8) „Voorzieningszekerheid: Opzetten van een IAEA-laagverrijkt-uraniumbank (LEU-bank) voor de levering van LEU aan de lidstaten” wordt de kostprijs van het LEU-project geraamd op 118 863 000 EUR in totaal,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Om onmiddellijk praktische uitvoering te geven aan een aantal elementen van de strategie van de EU tegen de verspreiding van massavernietigingswapens, draagt de Unie bij aan het opzetten en veilige beheer van een laagverrijkt-uraniumbank (LEU-bank) onder toezicht van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (International Atomic Energy Agency — „IAEA”, of de „organisatie”) met het oog op de terugdringing van de toenemende proliferatierisico's als gevolg van de verspreiding van gevoelige splijtstofcyclustechnologieën. De Unie onderneemt activiteiten ter ondersteuning van de IAEA-LEU-bank, in de vorm van een reserve LEU die tot doel heeft:

a)

landen in staat te stellen gebruik te maken van hun rechten uit hoofde van artikel IV van het NPV en tegelijk proliferatierisico's te vermijden, en

b)

te fungeren als een ultiem mechanisme om de commerciële markt zonder verstoring te ondersteunen ingeval zich een verstoring van de levering van LEU aan een lidstaat van de IAEA voordoet die niet met commerciële middelen ongedaan kan worden gemaakt, mits de betrokken lidstaat voldoet aan de voorwaarden om daarvoor in aanmerking te komen.

2.   Met het oog op het verwezenlijken van de in lid 1 bedoelde doelstellingen draagt de Unie bij aan het opzetten en veilige beheer van de LEU-bank onder toezicht van de IAEA door het financieren van veiligheidsgerelateerde activiteiten, waaronder fysieke bescherming, vervoer en beveiliging, alsook door middel van bijdragen aan het veilige beheer van de LEU-bank. Het project wordt uitgevoerd ten behoeve van alle landen die besloten hebben kernenergie aan te wenden voor vreedzame doeleinden.

Een nadere omschrijving van het project staat in de bijlage.

Artikel 2

1.   De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV) is belast met de uitvoering van dit besluit.

2.   De technische uitvoering van het in artikel 1, lid 2, bedoelde project wordt toevertrouwd aan de IAEA. Zij voert deze taak uit onder toezicht van de HV. Daartoe treft de HV de nodige regelingen met de IAEA.

Artikel 3

1.   Het financieel referentiebedrag voor de uitvoering van de in artikel 1, lid 2, bedoelde activiteiten bedraagt 4 362 200 EUR.

2.   De met het in lid 1 genoemde bedrag gefinancierde uitgaven worden beheerd overeenkomstig de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de begroting van de Unie.

3.   De Commissie houdt toezicht op het correcte beheer van de in lid 1 bedoelde uitgaven. Hiertoe sluit zij een financieringsovereenkomst met de IAEA. In die overeenkomst wordt bepaald dat de IAEA zorg voor moet dragen voor de zichtbaarheid van de bijdrage van de Unie in verhouding tot de omvang ervan.

4.   De Commissie streeft ernaar om de in lid 3 bedoelde financieringsovereenkomst zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van dit besluit te sluiten. Zij stelt de Raad in kennis van eventuele moeilijkheden dienaangaande en van de datum van sluiting van de financieringsovereenkomst.

Artikel 4

1.   De HV brengt aan de Raad verslag uit over de uitvoering van dit besluit, op basis van regelmatige verslagen van de IAEA. Die verslagen van de IAEA vormen de basis voor de evaluatie door de Raad.

2.   De Commissie brengt verslag uit over de financiële aspecten van de uitvoering van het in artikel 1, lid 2, bedoelde project.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Het verstrijkt 60 maanden na de sluiting van de in artikel 3, lid 3, bedoelde financieringsovereenkomst. Het verstrijkt echter zes maanden nadat het in werking is getreden indien op dat tijdstip geen financieringsovereenkomst is gesloten.

Artikel 6

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 15 november 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

I. KORČOK


BIJLAGE

Bijdrage van de Unie aan het opzetten en veilige beheer van een laagverrijkt-uraniumbank (LEU-bank) onder toezicht van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA) in het kader van de strategie van de Unie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens

I.   INLEIDING

Achtergrond

In december 2010 heeft de directeur-generaal van de IAEA van de raad van bestuur een mandaat gekregen voor het opzetten van een laagverrijkt-uraniumbank (LEU-bank) en hij heeft een gedetailleerd plan voor het opzetten en veilige beheer ervan gepresenteerd.

Op 20 december 2011 heeft de IAEA, op basis van de informatie die Kazachstan aan haar had geleverd in haar „blijk van belangstelling” en met verwijzing naar de in document GOV/INF/2011/7 neergelegde eisen, tegenover de permanente missie van Kazachstan bij de IAEA bevestigd dat de Ulba Metallurgical Plant (UMP) geschikt is als vestigingsplaats voor de LEU-bank.

De IAEA heeft tussen 2011 en 2016 verscheidene missies naar Kazachstan uitgevoerd ter evaluatie van de UMP-faciliteit en het nationale regelgevingskader, om ervoor te zorgen dat de LEU-bank zal kunnen voldoen aan de toepasselijke bepalingen van de veiligheidsnormen en beveiligingsrichtsnoeren van de IAEA. De evaluaties zijn verricht op het gebied van veiligheid van de faciliteit, aardbevingsbestendigheid, paraatheid en reactie in geval van noodsituaties, veiligheid en beveiliging van het vervoer, en fysieke bescherming.

De IAEA en Kazachstan hebben op 27 augustus 2015 een gastheerschapsovereenkomst ondertekend. Uit hoofde van die overeenkomst wordt Kazachstan het gastland van de IAEA-LEU-bank en komt er een wettelijk kader voor Kazachstan dat ervoor zorgt dat de IAEA-LEU-bank zal worden beheerd en gereguleerd in overeenstemming met de wet- en regelgeving van Kazachstan en met inachtneming van de toepasselijke bepalingen van de veiligheidsnormen en beveiligingsrichtsnoeren van de IAEA.

De IAEA en UMP hebben op 27 augustus 2015 een overeenkomst betreffende het beheer van de faciliteit ondertekend. Uit hoofde van die overeenkomst wordt UMP de faciliteit waar de IAEA-LEU-bank wordt gevestigd en komt er een wettelijk kader voor het beheer en het management van de IAEA-LEU-bank door UMP, in overeenstemming met de vergunning van UMP, het nationale regelgevingskader en de toepasselijke bepalingen van de veiligheidsnormen en -richtsnoeren van de IAEA.

Voorts hebben de IAEA en het ministerie van Energie van Kazachstan een technische overeenkomst ondertekend over de specifieke regelingen die moeten worden uitgevoerd voor het opzetten van de IAEA-LEU-bank in Kazachstan („technische overeenkomst”). De technische overeenkomst zorgt ervoor dat elke partij voorziet in de nodige middelen voor de uitvoering van haar respectieve activiteiten voor het tijdige opzetten van de IAEA-LEU-bank, inclusief activiteiten om te voldoen aan de toepasselijke bepalingen van de veiligheidsnormen en beveiligingsrichtsnoeren van de IAEA. In overeenstemming met de technische overeenkomst hebben de partijen een gezamenlijk coördinatiecomité (GCC) ingesteld dat de tenuitvoerlegging van de technische overeenkomst moet vergemakkelijken, en hun goedkeuring gehecht aan een plan van specifieke activiteiten (PSA), waarmee wordt gewaarborgd dat de IAEA-LEU-bank wordt opgezet en beheerd overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van de veiligheidsnormen en -richtsnoeren van de IAEA. In de technische overeenkomst staat dat de activiteiten binnen twee jaar na ondertekening van de juridische overeenkomsten, of in september 2017, moeten zijn afgerond.

In november 2015 is UMP begonnen met het ontwerpen van een nieuwe IAEA-LEU-opslagfaciliteit voor de IAEA-LEU-bank. Van 29 februari tot en met 4 maart 2016 heeft een missie van de IAEA een bezoek gebracht aan UMP om de vorderingen bij het ontwerpen te evalueren. De missie van de IAEA heeft onderzocht of de toepasselijke bepalingen van de veiligheidsnormen en beveiligingsrichtsnoeren van de IAEA voldoende in acht werden genomen in het ontwerpproces. De missie van de IAEA heeft zich bij de evaluatie toegespitst op vijf technische aspecten van het ontwerp: de structuur van het gebouw, veiligheidsanalyse, bescherming tegen straling, paraatheid en reactie in noodsituaties, en nucleaire beveiliging. De evaluatie van het voorgestelde ontwerp en de relevante ondersteunende documentatie hebben tot de algemene conclusie geleid dat het ontwerp voorziet in passende maatregelen die nucleaire veiligheid en beveiligingsrichtsnoeren bieden.

Na de voltooiing van het ontwerp en de evaluatie ervan door de IAEA is in mei 2016 een partnerschapsovereenkomst tussen de IAEA en UMP ondertekend. Die overeenkomst voorziet in de technische en financiële voorwaarden voor het opzetten van de LEU-opslagfaciliteit van de IAEA. Dit is een belangrijke mijlpaal in het opzetten van de IAEA-LEU-bank.

In mei 2016 heeft de raad van bestuur in verslag GOV/INF/2016/8 gewezen op de aanzienlijke vooruitgang die reeds is geboekt. Het bevat ook de eerste opzet van een alomvattend project- en financieel plan.

In document GOV/2010/67 van de raad van bestuur wordt de directeur-generaal van de IAEA gemachtigd de IAEA-LEU-bank op te zetten en wordt vereist dat de kosten (inclusief personeelskosten) in verband met het opzetten en beheren van de IAEAI-LEU-bank uitsluitend worden gedekt door vrijwillige bijdragen buiten de begroting, die geen gevolgen hebben voor de gewone begroting van de IAEA. Daartoe vergoedt het IAEA-LEU-bankproject de diverse afdelingen van het IAEA voor de technische input en steun die de deskundigen en specialisten van het project hebben gekregen via dienstverleningsovereenkomsten (Service Level Agreements — SLA's). Deze overeenkomsten, die bepalen welke diensten de afdelingen aan het project moeten bieden om het projectplan uit te voeren (met inbegrip van de PSA) en die ook de kosten bepalen voor het niveau van de steun die elke afdeling biedt, zijn in maart 2016 afgerond en overeengekomen.

Sedert 1 april 2016 hebben een aantal lidstaten, de Commissie, het Nuclear Threat Initiative (NTI), en het World Nuclear Transport Institute (WNTI) in totaal circa 124 900 000 USD en 25 000 000 EUR toegezegd, en de organisatie heeft sinds die datum bijdragen ontvangen ter waarde van 124 900 000 USD en 20 000 000 EUR. Financiële bijdragen kwamen van het Nuclear Threat Initiative (50 000 000 USD), de VS (50 000 000 USD), de VAE (10 000 000 USD), Noorwegen (5 000 000 USD), Koeweit (10 000 000 USD), het WNTI (10 000 EUR) en de Republiek Kazachstan (400 000 USD). 20 000 000 EUR die zijn geschonken door de Commissie worden besteed aan de aankoop van LEU voor de IAEA-LEU-bank en maximaal 5 000 000 EUR is toegezegd voor verbeteringen op het gebied van de beveiliging. De fondsen voor verbeteringen op het gebied van de beveiliging (maximaal 5 000 000 EUR) zijn het voorwerp van deze bijlage.

De volgende belangrijke stappen voor de IAEA-LEU-bank zijn:

a)

voltooiing van de vestiging van de LEU-opslagfaciliteit van de IAEA, inclusief de voltooiing van de bouw; bevestiging dat de bouw en uitrusting zijn zoals in het ontwerp was bedoeld en voldoen aan de toepasselijke veiligheids- en beveiligingsvoorschriften;

b)

overeenkomst met UMP betreffende een cilinderbeheersprogramma voor de veiligheid en beveiliging van de cilinders op lange termijn en hun geschiktheid voor vervoer;

c)

inbedrijfstelling van de faciliteit;

d)

verwerving van het LEU door de IAEA en het vervoer ervan naar de opslagfaciliteit;

e)

begin van de werkzaamheden.

Doelstellingen van het project

Bijdragen aan het opzetten en veilige beheer van de IAEA-LEU-bank, met name door te zorgen voor een hoog niveau van beveiliging en veiligheid tijdens het vervoer en de opslag, in overeenstemming met de veiligheidsnormen en beveiligingsrichtsnoeren van de IAEA.

Voordelen

De volgende voordelen zullen worden behaald:

a)

verbetering van de zekerheid van de voorziening van splijtstof op betrouwbare en veilige wijze, en

b)

het helpen van de IAEA met het waarborgen van de veiligheid en beveiliging van vervoer van LEU vanaf de verwerving tot de levering, en ook tijdens de opslag op de locatie van de LEU-bank.

II.   BESCHRIJVING VAN DE ACTIVITEITEN

De LEU-bank

De IAEA-LEU-bank zal bestaan uit een fysieke voorraad van ongeveer 90 ton LEU, de hoeveelheid die nodig is voor één lading voor een moderne lichtwaterreactor (gelijk aan ongeveer drie herladingen van de kern) voor elektriciteitsopwekking, samen met de bijbehorende uitrusting en diensten. De voorraden zullen de eigendom zijn van de IAEA. De IAEA-LEU-bank zal werken overeenkomstig bepaalde niet-discriminerende criteria voor het vrijgeven van het LEU aan een ontvangend land. Die criteria zijn volledig in overeenstemming met het statuut van de IAEA en zijn goedgekeurd door de raad van bestuur. De nucleaire faciliteit die gebruikmaakt van het LEU moet worden gedekt door een waarborgovereenkomst met de IAEA, en moet die overeenkomst volledig naleven.

Steun van de Unie

De Unie zal de IAEA-LEU-bank aanvullend via verschillende instrumenten steun verlenen. Een financiële bijdrage van 20 000 000 EUR voor verwerving van LEU stond reeds vast voor 2011 in het stabiliteitsinstrument.

Dit besluit zal bijdragen aan veilig en beveiligd beheer en management van de IAEA-LEU-bank. De door de IAEA voorziene activiteiten waartoe dit besluit een financiële bijdrage zal leveren, kunnen het volgende omvatten:

1.   Ondersteuning van het veilig en beveiligd opzetten van opslagruimte voor de 90 ton LEU

Deze post dient ter dekking van de kosten van de uitvoering van de activiteiten van het projectplan, met inbegrip van het plan van specifieke activiteiten (PSA) voor het jaar 2017 en de vervolgactiviteiten in 2018. Het PSA, overeengekomen tussen de IAEA, UMP en het Comité van toezicht en controle op kernenergie en energie (Committee for Atomic and Energy Supervision and Control) van Kazachstan, is een lijst activiteiten die noodzakelijk worden geacht voor de opwaardering van faciliteiten, uitrusting, procedures en praktijken om te bewerkstelligen dat de IAEA-LEU-bank zal worden opgezet, gehuisvest, beheerd en beschermd in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van de veiligheidsnormen en beveiligingsrichtsnoeren van de IAEA. Deze activiteiten zijn ontwikkeld op basis van meerdere beoordelingen, uitgevoerd van 2012 tot en met 2016. In het bijzonder is tijdens een missie van de organisatie in januari 2016 ook nog extrinsieke apparatuur aangeduid die nodig zal zijn om het beheer van de opslagfaciliteit mogelijk te maken in overeenstemming met de normen voor de paraatheid en reactie in noodsituaties.

De activiteiten betreffen onder meer de ontwikkeling van procedures voor veilige en beveiligde bedrijfshandelingen, aanschaf van uitrusting voor paraatheid en respons bij noodsituaties en voor stralingsbescherming, en het verzorgen van bijbehorende opleidingen; het organiseren van workshops over beveiligingsthema's die relevant zijn voor de IAEA-LEU-bank (bv. nucleaire beveiligingscultuur); waarneming van oefeningen in noodsituaties op de faciliteit; en vervolg-evaluatieactiviteiten voor het valideren van de conformiteit van de opwaarderingen aan de relevante veiligheidsnormen en -richtsnoeren van de IAEA, voorafgaand aan de inbedrijfstelling.

De LEU zal alleen in de LEU-opslagfaciliteit van de IAEA worden geplaatst wanneer de IAEA ervan overtuigd is dat de IAEA-LEU-bank is opgezet en voldoet aan de toepasselijke bepalingen van de veiligheidsnormen en beveiligingsrichtsnoeren van de IAEA. Daarom zal de IAEA een bevestigingsmissie uitvoeren, gepland voor de zomer van 2017, om te bevestigen dat het voltooide gebouw en de essentiële uitrusting daarvan overeenkomen met de bedoeling van het ontwerp en dat de volledige infrastructuur die nodig is om te voldoen aan de toepasselijke veiligheidsvoorschriften aanwezig is.

Gedurende een periode van twee jaar omvat de begroting de kosten van planning, uitvoering, ondersteuning en rapportage over het projectplan en PSA-activiteiten, inclusief kosten voor de personele middelen van de IAEA om ervoor te zorgen dat, in overeenstemming met het mandaat van het project IAEA-LEU-bank, geen gewone begrotingsmiddelen worden gebruikt.

2.   Zorgen voor een beveiligd vervoer van 90 ton LEU

Verwacht wordt dat de 90 ton LEU van de faciliteit van de verkoper of verkopers zal worden vervoerd naar de Ulba Metallurgical Plant in Oskemen, Kazachstan, waar de IAEA-LEU-bank zal worden gevestigd. Voor het vervoer van LEU door verschillende rechtsgebieden moeten alle documentatie, verzekeringen en goedkeuringen voor doorvoer in orde zijn en moet worden voldaan aan markeringseisen, alsook aan de eisen die staten stellen inzake fysieke beveiliging, welke eisen zijn opgenomen in de relevante verdragen en aanbevelingen die zijn opgesteld onder auspiciën van de IAEA, en de beveiligingseisen van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO). Uitgaven in verband met het vervoer van het LEU zullen afhangen van de geografische locatie van de verkoper van het LEU, de afstanden van het vervoer over zee en over land tussen de verkoper en Ulba Metallurgical Plant (UMP) in Kazachstan, het aantal havens dat wordt aangedaan en het aantal grenzen dat moet worden overgestoken om de levering te voltooien. De uitgaven omvatten ook de ontwikkeling van technische specificaties met de IAEA-functionarissen en de specialistische inbreng van externe deskundigen; de planning van en het toezicht op het vervoer; verzekering; het charteren van een vaartuig voor zeevervoer voor verhoogde beveiliging; overleg over beoordeling van het risico inzake veiligheid langs de transportroute en planning van de route; evenals bewaking tijdens het vervoer over zee, in havens die worden aangedaan, en op transitplaatsen.

3.   Het waarborgen van de langdurige opslag van de 90 ton LEU

De LEU zal worden geplaatst in een speciale opslagfaciliteit op het grondgebied van UMP, gelegen in Oskemen, Kazachstan. De LEU van de IAEA zal worden opgeslagen in 30B-cilinders. De beheerder van de faciliteit is, namens de IAEA, verantwoordelijk voor het opslaan en het beschermen van het LEU, met inachtneming van de veiligheidsnormen en beveiligingsrichtsnoeren van de IAEA. Dit omvat de aankoop van 30B-cilinders, die een fysiek veilige en beveiligde opslag van het LEU mogelijk maken. Uit veiligheidsstudies blijkt dat deze insluitsystemen tot vijftig jaar lang robuuste en veilige opslag bieden. De dikte van de wanden van de cilinders en het algemene ontwerp van de cilinders zorgen niet alleen voor veiligheid, maar dragen ook bij aan fysieke bescherming tegen sabotage en diefstal.

Een belangrijk onderdeel in het waarborgen van de langdurige opslag van het LEU is de implementatie van een programma voor cilinderbeheer, inclusief routine-inspectie en hercertificering van 30B-cilinders in opslag, bedoeld om te voldoen aan ISO-norm 7195, en om te verzekeren dat alles in gereedheid is voor vervoer naar de lidstaten. Hiervoor moeten diensten worden aangekocht voor hercertificering van de cilinders door gemachtigde inspecteurs, en diensten van UMP-personeel ter ondersteuning van de uitvoering van de test.

Voorts zal de IAEA tijdens de langdurige opslag van het LEU dat haar eigendom is op gezette tijden en ad hoc monitoringactiviteiten uitvoeren, met inbegrip van de ontvangst, evaluatie en verificatie van jaarverslagen van UMP. Dit omvat jaarlijkse vergaderingen met UMP voor een evaluatie van de veiligheid en beveiliging van de activiteiten met betrekking tot de IAEA-LEU-bank, alsmede andere soorten missies naar UMP om ervoor te zorgen dat de relevante bepalingen van de veiligheidsnormen en beveiligingsrichtsnoeren van de IAEA blijvend worden toegepast op de IAEA-LEU-bank.

Deze post geldt voor een periode van vijf jaar.

III.   DUUR

De geraamde duur van de uitvoeringstermijn van het project is 60 maanden vanaf de ondertekening van de financieringsovereenkomst als bedoeld in artikel 3.

IV.   BEGUNSTIGDEN

De begunstigden van het project in dit besluit zijn alle in aanmerking komende staten die diensten ontvangen van de IAEA-LEU-bank en voldoen aan de door de raad van bestuur van de IAEA opgestelde voorwaarden voor toegang tot de LEU-bank.

V.   UITVOERENDE ENTITEIT

De IAEA wordt belast met de technische uitvoering van het project, zoals hierboven beschreven, onder toezicht van de HV. De uitvoering van het project geschiedt rechtstreeks door personeel van de IAEA, deskundigen uit andere nationale nucleaire instanties en contractanten. In het geval van contractanten moet de aankoop van goederen, werken of diensten door de IAEA in het kader van dit besluit plaatsvinden zoals gespecificeerd in de financieringsovereenkomst die de Commissie met de IAEA moet sluiten.

VI.   VERSLAGLEGGING

De uitvoerende entiteit stelt de volgende documenten op:

a)

periodieke verslagen over de uitvoering van het project;

b)

een eindverslag binnen twee maanden na het einde van de uitvoering van het project.

De verslagen worden toegezonden aan de HV.


16.11.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 308/29


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/2002 VAN DE COMMISSIE

van 8 november 2016

tot wijziging van bijlage E bij Richtlijn 91/68/EEG van de Raad, bijlage III bij Besluit 2010/470/EU van de Commissie en bijlage II bij Besluit 2010/472/EU van de Commissie inzake de handel in en de invoer in de Unie van schapen en geiten en sperma van schapen en geiten, wat de voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën betreft

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 7026)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 91/68/EEG van de Raad van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in schapen en geiten (1), en met name artikel 14, lid 2,

Gezien Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving geldt als bedoeld in bijlage A, onder I, bij Richtlijn 90/425/EEG (2), en met name artikel 11, lid 2, vierde streepje, artikel 17, lid 2, onder b), artikel 18, lid 1, eerste streepje, en artikel 19, inleidende zin en onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 91/68/EEG stelt de veterinairrechtelijke voorschriften vast voor het handelsverkeer van schapen en geiten binnen de Unie. In die richtlijn is onder meer vastgelegd dat schapen en geiten tijdens het vervoer naar de plaats van bestemming vergezeld moeten gaan van een gezondheidscertificaat volgens model I, II of III, zoals opgenomen in bijlage E bij die richtlijn.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad (3) zijn voorschriften vastgesteld inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE's) bij runderen, schapen en geiten. In bijlage VII bij die verordening zijn de maatregelen voor de bestrijding en uitroeiing van TSE's vastgelegd. Daarnaast zijn in hoofdstuk A van bijlage VIII bij die verordening onder andere de voorwaarden voor de handel binnen de Unie in levende dieren vastgelegd.

(3)

Verordening (EG) nr. 999/2001 is recentelijk bij Verordening (EU) 2016/1396 van de Commissie (4) gewijzigd. Die wijzigingen voorzien onder meer in een vrijstelling van de voorwaarden van hoofdstuk A, afdeling A, punt 4.1, van bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 999/2001, die tot doel hebben de verspreiding van klassieke scrapie bij landbouwhuisdieren die op bedrijven worden gehouden te voorkomen, voor schapen en geiten die uitsluitend tussen officieel erkende instellingen, instituten of centra zoals omschreven in artikel 2, lid 1, onder c), van Richtlijn 92/65/EEG worden verplaatst.

(4)

Bij Verordening (EU) 2016/1396 zijn ook specifieke voorwaarden vastgesteld voor de handel binnen de Unie in schapen en geiten van zeldzame rassen die niet aan de voorwaarden van hoofdstuk A, afdeling A, punt 4.1, van bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 999/2001 voldoen. Die specifieke voorwaarden zijn vastgesteld tot behoud van de mogelijkheid tot regelmatige uitwisseling van dergelijke dieren tussen de lidstaten om inteelt te voorkomen en de genetische diversiteit in populaties van zeldzame rassen te behouden.

(5)

De gezondheidscertificaten volgens de modellen II en III die zijn vastgelegd in bijlage E bij Richtlijn 91/68/EEG moeten daarom worden gewijzigd om hierin de voorschriften over te nemen inzake de handel binnen de Unie in schapen en geiten van zeldzame rassen en schapen en geiten die worden verplaatst tussen officieel erkende instellingen, instituten of centra die zijn vastgelegd in Verordening (EG) nr. 999/2001, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2016/1396.

(6)

Bovendien hebben enkele lidstaten de Commissie in kennis gesteld van problemen in verband met het extra administratieve werk ten gevolge van de verplichting om in punt I.31 van de gezondheidscertificaten volgens de modellen I, II en III in bijlage E bij Richtlijn 91/68/EEG gegevens te verstrekken zoals het ras en de hoeveelheid dieren waaruit de zending bestaat. Om de administratieve last voor de officiële dierenartsen te verlichten, is het passend om uit punt I.31 van die modelgezondheidscertificaten de gegevens betreffende het ras te verwijderen, aangezien die informatie niet noodzakelijk is in verband met de gezondheidsstatus van de dieren in de zending, alsook de gegevens betreffende de hoeveelheid dieren, aangezien die informatie reeds in punt I.20 wordt vermeld en in punt I.31 voor elk dier een officieel individueel identificatienummer moet worden opgegeven.

(7)

Om de voorwaarden te verduidelijken voor de individuele identificatie van de dieren in de punten II.5 en II.6 van de gezondheidscertificaten volgens de modellen II en III in bijlage E bij Richtlijn 91/68/EEG, moet in die punten bovendien een verwijzing naar Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad (5) worden opgenomen.

(8)

Richtlijn 91/68/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

Bij Richtlijn 92/65/EEG zijn voorwaarden vastgesteld voor het handelsverkeer en de invoer in de Unie van onder andere sperma van schapen en geiten.

(10)

In bijlage III bij Besluit 2010/470/EU van de Commissie (6) zijn modelgezondheidscertificaten voor zendingen sperma van schapen en geiten vastgelegd voor de handel binnen de Unie. Deel A van die bijlage bevat het modelgezondheidscertificaat voor sperma dat na 31 augustus 2010 is gewonnen en wordt verzonden uit een erkend spermacentrum, waar het sperma is gewonnen.

(11)

In bijlage II bij Besluit 2010/472/EU van de Commissie (7) zijn onder meer modelgezondheidscertificaten vastgelegd voor de invoer in de Unie van zendingen sperma van schapen en geiten. Deel 2, afdeling A, van die bijlage bevat het modelgezondheidscertificaat voor sperma dat wordt verzonden uit een erkend spermacentrum, waar het sperma is gewonnen.

(12)

Hoofdstuk A, afdeling A, punt 4.2, van bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat de voorwaarden in verband met scrapie waaraan moet worden voldaan voor de handel binnen de Unie in sperma van schapen en geiten. Hoofdstuk H van bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 bevat de voorwaarden in verband met scrapie waaraan moet worden voldaan voor de invoer van sperma van schapen en geiten.

(13)

Naast de voorwaarden van hoofdstuk A, afdeling A, punten 1.2 en 1.3, van bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 999/2001 waaraan een bedrijf moet voldoen om te worden erkend als bedrijf met een verwaarloosbaar of een gecontroleerd risico op klassieke scrapie, zijn bij Verordening (EU) 2016/1396 specifieke voorwaarden voor spermacentra vastgesteld, aangezien het risico van verspreiding van scrapie door mannelijke schapen en geiten die worden gehouden in overeenkomstig de voorwaarden van bijlage D bij Richtlijn 92/65/EEG erkende en onder toezicht staande spermacentra beperkt is. Ook de voorwaarden voor de handel in en de invoer van sperma van schapen en geiten in respectievelijk bijlage VIII en bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 bevatten een verwijzing naar die specifieke voorwaarden.

(14)

Het in deel A van bijlage III bij Besluit 2010/470/EU vastgestelde modelgezondheidscertificaat voor de handel binnen de Unie in zendingen sperma van schapen en geiten en het in deel 2, afdeling A, van bijlage II bij Besluit 2010/472/EU vastgestelde modelgezondheidscertificaat voor de invoer in de Unie van zendingen sperma van schapen en geiten moeten daarom worden gewijzigd om hierin de voorschriften over te nemen inzake spermacentra die zijn vastgelegd in Verordening (EG) nr. 999/2001, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2016/1396.

(15)

In hoofdstuk H van bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2016/1396, is bovendien bepaald dat vleesbeendermeel moet worden begrepen zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren (Terrestrial Animal Health Code) van de OIE (8) in plaats van zoals omschreven in punt 27 van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie (9).

(16)

Daarom moet punt II.4.10.4 van het modelgezondheidscertificaat voor de invoer in de Unie van zendingen sperma van schapen en geiten in deel 2, afdeling A, van bijlage II bij Besluit 2010/472/EU worden gewijzigd volgens de gewijzigde bepalingen van hoofdstuk H van bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001.

(17)

De Besluiten 2010/470/EU en 2010/472/EU moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(18)

In Verordening (EU) 2016/1396 is bepaald dat de aangebrachte wijzigingen in bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 in verband met de invoer van bepaalde producten van toepassing zijn met ingang van 1 juli 2017. Om onderbreking van de invoer in de Unie van zendingen sperma van schapen en geiten te voorkomen, moet het gebruik van certificaten die zijn afgegeven overeenkomstig Besluit 2010/472/EU zoals van toepassing vóór de bij dit besluit ingevoerde wijzigingen onder bepaalde voorwaarden gedurende een overgangsperiode worden toegestaan.

(19)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage E bij Richtlijn 91/68/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij dit besluit.

Artikel 2

Bijlage III bij Besluit 2010/470/EU wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij dit besluit.

Artikel 3

Bijlage II bij Besluit 2010/472/EU wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij dit besluit.

Artikel 4

Artikel 3 is van toepassing met ingang van 1 juli 2017.

Gedurende een overgangsperiode die loopt tot en met 31 december 2017 zijn zendingen sperma van schapen en geiten die vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat dat is afgegeven overeenkomstig het model in deel 2, afdeling A, van bijlage II bij Besluit 2010/472/EU zoals van toepassing vóór de bij dit besluit aangebrachte wijzigingen toegestaan voor invoer in de Unie op voorwaarde dat het certificaat ten laatste op 30 november 2017 is afgegeven.

Artikel 5

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 8 november 2016.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 46 van 19.2.1991, blz. 19.

(2)  PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54.

(3)  Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) 2016/1396 van de Commissie van 18 augustus 2016 tot wijziging van bepaalde bijlagen bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 225 van 19.8.2016, blz. 76).

(5)  Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad van 17 december 2003 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en de Richtlijnen 92/102/EEG en 64/432/EEG (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 8).

(6)  Besluit 2010/470/EU van de Commissie van 26 augustus 2010 tot vaststelling van modellen van gezondheidscertificaten voor de handel binnen de Unie in sperma, eicellen en embryo's van paardachtigen, schapen en geiten en in eicellen en embryo's van varkens (PB L 228 van 31.8.2010, blz. 15).

(7)  Besluit 2010/472/EU van de Commissie van 26 augustus 2010 inzake de invoer van sperma, eicellen en embryo's van schapen en geiten in de Unie (PB L 228 van 31.8.2010, blz. 74).

(8)  http://www.oie.int/index.php?id=169&L=0&htmfile=glossaire.htm

(9)  Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn (PB L 54 van 26.2.2011, blz. 1).


BIJLAGE I

Bijlage E bij Richtlijn 91/68/EEG wordt vervangen door:

„BIJLAGE E

MODEL I

Image

Tekst van het beeld

Image

Tekst van het beeld

Image

Tekst van het beeld

Image

Tekst van het beeld

MODEL II

Image

Tekst van het beeld

Image

Tekst van het beeld

Image

Tekst van het beeld

Image

Tekst van het beeld

Image

Tekst van het beeld

MODEL III

Image

Tekst van het beeld

Image

Tekst van het beeld

Image

Tekst van het beeld

Image

Tekst van het beeld

Image

Tekst van het beeld Image Tekst van het beeld

BIJLAGE II

In bijlage III bij Besluit 2010/470/EU wordt deel A vervangen door:

„Deel A

Model van gezondheidscertificaat III A voor de handel binnen de Unie in zendingen sperma van schapen en geiten dat na 31 augustus 2010 is gewonnen overeenkomstig Richtlijn 92/65/EEG van de Raad en wordt verzonden uit een erkend spermacentrum, waar het sperma is gewonnen

Image

Tekst van het beeld

Image

Tekst van het beeld

Image

Tekst van het beeld Image Tekst van het beeld

BIJLAGE III

In deel 2 van bijlage II bij Besluit 2010/472/EU wordt afdeling A vervangen door:

„Afdeling A

Model 1 — Gezondheidscertificaat voor sperma dat wordt verzonden uit een erkend spermacentrum, waar het is gewonnen

Image

Tekst van het beeld

Image

Tekst van het beeld

Image

Tekst van het beeld

Image

Tekst van het beeld

Image

Tekst van het beeld

Image

Tekst van het beeld Image Tekst van het beeld

16.11.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 308/59


BESLUIT (EU) 2016/2003 VAN DE COMMISSIE

van 14 november 2016

tot wijziging van Beschikking 2009/300/EG en de Besluiten 2011/263/EU, 2011/264/EU, 2011/382/EU, 2011/383/EU, 2012/720/EU en 2012/721/EU teneinde de geldigheidsduur van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur aan bepaalde producten te verlengen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 7218)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur (1), en met name artikel 8, lid 3, onder c),

Na raadpleging van het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 2009/300/EG van de Commissie (2) vervalt op 31 december 2016.

(2)

Besluit 2011/263/EU van de Commissie (3) vervalt op 31 december 2016.

(3)

Besluit 2011/264/EU van de Commissie (4) vervalt op 31 december 2016.

(4)

Besluit 2011/382/EU van de Commissie (5) vervalt op 31 december 2016.

(5)

Besluit 2011/383/EU van de Commissie (6) vervalt op 31 december 2016.

(6)

Besluit 2012/720/EU van de Commissie (7) vervalt op 14 november 2016.

(7)

Besluit 2012/721/EU van de Commissie (8) vervalt op 14 november 2016.

(8)

Er is een beoordeling verricht om de relevantie en geschiktheid van de huidige milieucriteria te bevestigen, alsook van de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle, die zijn vastgesteld bij Beschikking 2009/300/EG en de Besluiten 2011/263/EU, 2011/264/EU, 2011/382/EU, 2011/383/EU, 2012/720/EU en 2012/721/EU. Aangezien een nieuwe herziening van de huidige milieucriteria en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle die zijn vastgelegd bij die beschikking en die besluiten, nog steeds niet is afgerond, moet de geldigheidsduur van die milieucriteria en de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle worden verlengd tot en met 31 december 2017. Beschikking 2009/300/EG en de Besluiten 2011/263/EU, 2011/264/EU, 2011/382/EU, 2011/383/EU, 2012/720/EU en 2012/721/EU moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité dat is opgericht bij artikel 16 van Verordening (EG) nr. 66/2010,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 3 van Beschikking 2009/300/EG wordt vervangen door:

„Artikel 3

De milieucriteria voor de productgroep „televisietoestellen”, alsmede de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en toezicht, blijven geldig tot en met 31 december 2017.”.

Artikel 2

Artikel 4 van Besluit 2011/263/EU wordt vervangen door:

„Artikel 4

De milieucriteria voor de productengroep „machineafwasmiddelen”, alsook de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle, zijn geldig tot en met 31 december 2017.”.

Artikel 3

Artikel 4 van Besluit 2011/264/EU wordt vervangen door:

„Artikel 4

De milieucriteria voor de productengroep „wasmiddelen”, alsook de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle, zijn geldig tot en met 31 december 2017.”.

Artikel 4

Artikel 4 van Besluit 2011/382/EU wordt vervangen door:

„Artikel 4

De milieucriteria voor de productengroep „handafwasmiddelen”, alsook de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle, zijn geldig tot en met 31 december 2017.”.

Artikel 5

Artikel 4 van Besluit 2011/383/EU wordt vervangen door:

„Artikel 4

De milieucriteria voor de productengroep „allesreinigers en sanitairreinigers”, alsook de daarmee verband houdende eisen inzake beoordeling en controle, zijn geldig tot en met 31 december 2017.”.

Artikel 6

Artikel 3 van Besluit 2012/720/EU wordt vervangen door:

„Artikel 3

De milieucriteria voor de productgroep „detergentia voor vaatwasmachines voor industrieel en institutioneel gebruik” en de eisen voor beoordeling en controle zijn geldig tot en met 31 december 2017.”.

Artikel 7

Artikel 3 van Besluit 2012/721/EU wordt vervangen door:

„Artikel 3

De milieucriteria voor de productgroep „wasmiddelen voor industrieel en institutioneel gebruik” en de eisen voor beoordeling en controle zijn geldig tot en met 31 december 2017.”.

Artikel 8

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 14 november 2016.

Voor de Commissie

Karmelu VELLA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 27 van 30.1.2010, blz. 1.

(2)  Beschikking 2009/300/EG van de Commissie van 12 maart 2009 tot vaststelling van de herziene milieucriteria voor de toekenning van de communautaire milieukeur voor televisietoestellen (PB L 82 van 28.3.2009, blz. 3).

(3)  Besluit 2011/263/EU van de Commissie van 28 april 2011 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur aan machineafwasmiddelen (PB L 111 van 30.4.2011, blz. 22).

(4)  Besluit 2011/264/EU van de Commissie van 28 april 2011 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor wasmiddelen (PB L 111 van 30.4.2011, blz. 34).

(5)  Besluit 2011/382/EU van de Commissie van 24 juni 2011 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur aan handafwasmiddelen (PB L 169 van 29.6.2011, blz. 40).

(6)  Besluit 2011/383/EU van de Commissie van 28 juni 2011 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur aan allesreinigers en sanitairreinigers (PB L 169 van 29.6.2011, blz. 52).

(7)  Besluit 2012/720/EU van de Commissie van 14 november 2012 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor detergentia voor vaatwasmachines voor industrieel en institutioneel gebruik (PB L 326 van 24.11.2012, blz. 25).

(8)  Besluit 2012/721/EU van de Commissie van 14 november 2012 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor wasmiddelen voor industrieel en institutioneel gebruik (PB L 326 van 24.11.2012, blz. 38).


16.11.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 308/62


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/2004 VAN DE COMMISSIE

van 14 november 2016

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/780/EU houdende afwijking van artikel 13, lid 1, ii), van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad ten aanzien van gezaagd hout van Quercus L., Platanus L. en Acer saccharum Marsh. dat vrij is van bast, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 7181)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name artikel 15, lid 1, tweede streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Richtlijn 2000/29/EG zijn beschermende maatregelen vastgelegd tegen het binnenbrengen in de Unie van voor planten of plantaardige producten schadelijke organismen uit derde landen. Artikel 1 van Uitvoeringsbesluit 2013/780/EU van de Commissie (2) voorziet in een afwijking van de beschermende maatregelen op grond van Richtlijn 2000/29/EG en machtigt de lidstaten om tot en met 30 november 2016 het binnenbrengen op hun grondgebied van gezaagd hout van Quercus L., Platanus L. en Acer saccharum Marsh. dat vrij is van bast, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika, zonder fytosanitair certificaat toe te staan, mits dergelijk hout voldoet aan de voorwaarden die in de bijlage bij dat uitvoeringsbesluit zijn vastgesteld.

(2)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/893 van de Commisie (3) bevat de voorschriften voor het binnenbrengen in de Unie van gezaagd hout van Platanus L. en Acer spp. dat vrij is van bast, van oorsprong uit derde landen. Die voorschriften worden noodzakelijk geacht voor de fytosanitaire bescherming van het grondgebied van de Unie tegen Anoplophora glabripennis (Motschulsky) en geen enkele afwijking ervan mag gerechtvaardigd worden geacht. Gezaagd hout dat vrij is van bast van die soorten mag derhalve niet langer onder de afwijking bepaald in Uitvoeringsbesluit 2013/780/EU vallen.

(3)

In het licht van de door de lidstaten periodiek bij de Commissie ingediende informatie kan worden geconcludeerd dat de toepassing van de specifieke bepalingen van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2013/780/EU volstaat om het binnenbrengen van schadelijke organismen in de Unie te voorkomen. De lidstaten moeten die voorwaarden blijven toepassen ten aanzien van gezaagd hout van Quercus L. dat vrij is van bast, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika. Uit de beoordeling van de technische informatie die door de Verenigde Staten werd ingediend, blijkt dat het Kiln Drying Sawn Hardwood Lumber Certification Program, zoals bedoeld in artikel 2, lid 3, van Uitvoeringsbesluit 2013/780/EU, doeltreffend functioneert.

(4)

De machtiging voor de afwijking ten aanzien van gezaagd hout van Quercus L. dat vrij is van bast, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika, moet derhalve tot en met 31 december 2026 worden verlengd ter vermijding van onnodige verstoringen van de handel in dergelijk hout.

(5)

Uitvoeringsbesluit 2013/780/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/780/EU

Uitvoeringsbesluit 2013/780/EU wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt vervangen door:

„Artikel 1

In afwijking van artikel 13, lid 1, ii), van Richtlijn 2000/29/EG mogen de lidstaten het binnenbrengen op hun grondgebied van gezaagd hout van Quercus L. dat vrij is van bast, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika, dat bij een van de GN-codes en omschrijvingen uit bijlage V, deel B, punt I.6, bij die richtlijn is ingedeeld, zonder fytosanitair certificaat toestaan, mits dergelijk hout voldoet aan de voorwaarden die in de bijlage bij dit besluit zijn vastgesteld.”.

2)

In artikel 3 wordt de datum „30 november 2016” vervangen door „31 december 2026”.

Artikel 2

Adressaten

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 14 november 2016.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsbesluit 2013/780/EU van de Commissie van 18 december 2013 houdende afwijking van artikel 13, lid 1, ii), van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad ten aanzien van gezaagd hout van Quercus L., Platanus L. en Acer saccharum Marsh. dat vrij is van bast, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika (PB L 346 van 20.12.2013, blz. 61).

(3)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/893 van de Commissie van 9 juni 2015 betreffende maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Anoplophora glabripennis (Motschulsky) te voorkomen (PB L 146 van 11.6.2015, blz. 16).