ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 114

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

51e jaargang
26 april 2008


Inhoud

 

I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

 

Verordening (EG) nr. 375/2008 van de Commissie van 25 april 2008 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 376/2008 van de Commissie van 23 april 2008 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (Gecodificeerde versie)

3

 

*

Verordening (EG) nr. 377/2008 van de Commissie van 25 april 2008 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap, wat de codering voor de indiening van de gegevens vanaf 2009, het gebruik van een substeekproef voor de verzameling van gegevens over structurele variabelen en de vaststelling van de referentiekwartalen betreft ( 1 )

57

 

 

Verordening (EG) nr. 378/2008 van de Commissie van 25 april 2008 inzake de afgifte van invoercertificaten voor rijst in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 327/98 geopende tariefcontingenten voor de deelperiode april 2008

85

 

 

Verordening (EG) nr. 379/2008 van de Commissie van 25 april 2008 houdende toewijzing van uitvoercertificaten voor uitvoer van bepaalde zuivelproducten naar de Dominicaanse Republiek in het kader van het in artikel 29 van Verordening (EG) nr. 1282/2006 bedoelde contingent

87

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn 2008/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 tot wijziging van Richtlijn 2004/40/EG betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico’s van fysische agentia (elektromagnetische velden) (achttiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)

88

 

 

II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

 

 

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

 

 

Commissie

 

 

2008/329/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 21 april 2008 waarbij de lidstaten worden verplicht ervoor te zorgen dat op magnetisch speelgoed dat in de handel wordt gebracht of op de markt wordt aangeboden, een gezondheids- en veiligheidswaarschuwing is aangebracht (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 1484)  ( 1 )

90

 

 

2008/330/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 22 april 2008 tot wijziging van Beschikking 2007/716/EG wat betreft bepaalde inrichtingen in de vlees- en de melksector in Bulgarije (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 1482)  ( 1 )

94

 

 

2008/331/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 23 april 2008 tot wijziging van het aanhangsel bij bijlage VI bij de Akte van toetreding van Bulgarije en Roemenië wat bepaalde melkverwerkingsinrichtingen in Bulgarije betreft (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 1572)  ( 1 )

97

 

 

2008/332/EG

 

*

Beschikking van de Commissie van 24 april 2008 betreffende de financiële steun van de Gemeenschap voor 2008 voor bepaalde communautaire referentielaboratoria op het gebied van diergezondheid en levende dieren (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 1570)

99

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

VERORDENINGEN

26.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 114/1


VERORDENING (EG) Nr. 375/2008 VAN DE COMMISSIE

van 25 april 2008

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (1), en met name op artikel 138, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 1580/2007 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 138 van Verordening (EG) nr. 1580/2007 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 26 april 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 april 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 350 van 31.12.2007, blz. 1.


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 25 april 2008 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

IL

71,4

MA

61,3

TN

112,0

TR

117,9

ZZ

90,7

0707 00 05

JO

178,8

MK

112,1

TR

109,0

ZZ

133,3

0709 90 70

MA

92,6

MK

68,1

TR

106,6

ZZ

89,1

0805 10 20

EG

56,9

IL

62,3

MA

46,9

TN

53,7

TR

54,8

US

45,4

ZZ

53,3

0805 50 10

AR

70,7

EG

126,4

IL

131,5

MK

118,8

TR

127,1

US

117,8

ZA

123,8

ZZ

116,6

0808 10 80

AR

89,9

BR

83,0

CA

115,6

CL

93,4

CN

93,1

MK

65,0

NZ

118,8

US

119,3

UY

76,8

ZA

73,8

ZZ

92,9

0808 20 50

AR

89,2

AU

88,5

CL

108,1

CN

41,4

NZ

201,7

ZA

100,5

ZZ

104,9


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.


26.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 114/3


VERORDENING (EG) Nr. 376/2008 VAN DE COMMISSIE

van 23 april 2008

houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten

(Gecodificeerde versie)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 9, lid 2, artikel 12, leden 1 en 4, en artikel 18, alsmede op de overeenkomstige bepalingen van de andere verordeningen houdende een gemeenschappelijke marktordening voor landbouwproducten,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan.

(2)

In de communautaire verordeningen waarbij de invoer- en uitvoercertificaten zijn ingesteld, is bepaald dat dergelijke certificaten moeten worden overgelegd bij elke invoer in of elke uitvoer uit de Gemeenschap van landbouwproducten. Bijgevolg dient het toepassingsgebied van deze certificaten nader te worden omschreven door er die transacties van uit te sluiten die geen in- of uitvoer in strikte zin zijn.

(3)

In bepaalde gevallen kunnen de bevoegde autoriteiten toestaan dat producten die onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst, in ongewijzigde staat of na verwerking in het vrije verkeer worden gebracht. Voor een goed marktbeheer dient in een dergelijk geval te worden geëist dat een invoercertificaat wordt overgelegd voor het product dat daadwerkelijk in het vrije verkeer wordt gebracht. Is het daadwerkelijk in het vrije verkeer gebrachte product echter verkregen uit basisproducten die gedeeltelijk uit derde landen en gedeeltelijk van de communautaire markt afkomstig zijn, dan dienen alleen die basisproducten in aanmerking te worden genomen die uit derde landen afkomstig zijn of zijn verkregen door verwerking van uit derde landen afkomstige basisproducten.

(4)

Met de invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten wordt beoogd een goed beheer van de gemeenschappelijke marktordening te waarborgen. Sommige transacties hebben betrekking op kleine hoeveelheden en ter vereenvoudiging van de administratieve procedures lijkt het wenselijk niet te eisen dat voor dergelijke transacties invoer-, uitvoer- of voorfixatiecertificaten worden overgelegd.

(5)

Voor de proviandering van zeeschepen en luchtvaartuigen in de Gemeenschap wordt geen uitvoercertificaat geeist. Dit dient, aangezien dezelfde argumenten kunnen worden aangevoerd, ook te gelden voor leveranties die bestemd zijn voor platforms en marineschepen, en voor leveranties voor proviandering in derde landen. Om dezelfde redenen is het wenselijk niet te eisen dat certificaten worden overgelegd voor transacties als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 918/83 van de Raad van 28 maart 1983 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen (4).

(6)

Gezien de gebruiken bij de internationale handel in de betrokken producten of goederen, dient voor de in- of uitgevoerde hoeveelheid een bepaalde tolerantie ten opzichte van de in het certificaat vermelde hoeveelheid te worden aanvaard.

(7)

Om de gelijktijdige uitvoering van verscheidene transacties op basis van eenzelfde certificaat mogelijk te maken, dient te worden voorzien in de afgifte van uittreksels van certificaten die dezelfde rechtsgevolgen hebben als de certificaten waaraan zij zijn ontleend.

(8)

Volgens de communautaire regeling voor de verschillende sectoren waarop de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten betrekking heeft, zijn de invoer-, uitvoer- of voorfixatiecertificaten geldig voor een transactie in de Gemeenschap. Daarom moeten gemeenschappelijke bepalingen worden vastgesteld met betrekking tot de opstelling en het gebruik van deze certificaten, de invoering van communautaire formulieren en de totstandbrenging van methoden voor administratieve samenwerking tussen lidstaten.

(9)

Bij administratieve werkzaamheden van uiteenlopende aard wordt het met de hand vastleggen van gegevens geleidelijk vervangen door het gebruik van geautomatiseerde systemen. Het is derhalve wenselijk dat ook bij de afgifte en het gebruik van de certificaten geautomatiseerde en elektronische systemen kunnen worden toegepast.

(10)

In de communautaire verordeningen waarbij die certificaten zijn ingesteld, is bepaald dat deze certificaten slechts worden afgegeven indien een zekerheid wordt gesteld als garantie dat de verplichting tot in- of uitvoer tijdens de geldigheidsduur van het certificaat zal worden nagekomen. Bepaald dient te worden op welk tijdstip de verplichting tot in- of uitvoer is nagekomen.

(11)

De tariefindeling van het product is bepalend voor het te gebruiken certificaat met vaststelling vooraf van de restitutie. Voor sommige mengsels is de bepaling van het eenheidsbedrag van de restitutie niet gebaseerd op de tariefindeling van het product, maar op de specifieke regels die daartoe zijn vastgesteld. Bijgevolg dient te worden bepaald dat, in het geval dat de tariefindeling van het bestanddeel op basis waarvan de restitutie voor het mengsel wordt berekend niet met die van het mengsel overeenkomt, voor het uitgevoerde mengsel niet het vooraf vastgestelde eenheidsbedrag kan worden toegepast.

(12)

Invoercertificaten worden soms gebruikt voor het beheer van kwantitatieve invoerregelingen. Dat beheer is slechts mogelijk indien binnen een betrekkelijk korte termijn bekend is welke invoer op basis van de afgegeven certificaten heeft plaatsgevonden. Het bewijs van het gebruik van de certificaten wordt dan niet in het kader van een goed administratief beheer gevraagd, maar speelt een essentiële rol in het beheer van deze kwantitatieve regelingen. Dit bewijs wordt geleverd door overlegging van exemplaar nr. 1 van het certificaat en, in voorkomend geval, door overlegging van de uittreksels. Het is mogelijk dit bewijs binnen een betrekkelijk korte termijn te leveren. Bijgevolg dient te worden voorzien in een dergelijke termijn, die van toepassing is in de gevallen waarin de communautaire voorschriften betreffende voor het beheer van kwantitatieve invoerregelingen gebruikte certificaten ernaar verwijzen.

(13)

Het bedrag van de zekerheid die bij het aanvragen van een certificaat moet worden gesteld, kan in sommige gevallen zeer gering zijn. Om overbelasting van de bevoegde diensten te voorkomen, dient in dergelijke gevallen geen zekerheid te worden verlangd.

(14)

Omdat in de praktijk de gebruiker van het certificaat kan verschillen van de titularis of de cessionaris ervan, dient ter wille van de rechtszekerheid en een doeltreffend beheer te worden gepreciseerd welke personen gemachtigd zijn het certificaat te gebruiken. Daartoe dient dus te worden bepaald welke band er moet bestaan tussen de titularis van het document en de persoon die de douaneaangifte doet.

(15)

Het invoer- of uitvoercertificaat geeft het recht in- of uit te voeren. Daarom moet het worden overgelegd bij de aanvaarding van de aangifte ten in- of uitvoer.

(16)

Bij vereenvoudigde invoer- of uitvoerprocedures kan vrijstelling van de overlegging van het certificaat aan de douanedienst worden verleend of kan deze overlegging achteraf plaatsvinden. De importeur of exporteur moet echter in het bezit zijn van het certificaat op de datum die als datum van aanvaarding van de aangifte ten in- of uitvoer geldt.

(17)

Het is mogelijk om ter vereenvoudiging de bestaande regeling te versoepelen en de lidstaten toe te staan een vereenvoudigde procedure betreffende de door de certificaten af te leggen administratieve weg in te stellen die erin bestaat dat het certificaat wordt bewaard door de instantie van afgifte of, eventueel, het betaalorgaan indien het een uitvoercertificaat met vaststelling vooraf van de restitutie betreft.

(18)

Ter wille van een goed administratief beheer mogen de certificaten en de uittreksels van certificaten na afgifte ervan niet worden gewijzigd. Voor de gevallen waarin twijfel rijst in verband met een aan de instantie van afgifte toe te schrijven fout of klaarblijkelijke onjuistheden in de vermeldingen op het certificaat of het uittreksel, dient te worden voorzien in een procedure die ertoe kan leiden dat de foutieve certificaten of uittreksels worden ingetrokken en er verbeterde documenten worden afgegeven.

(19)

Indien een product wordt geplaatst onder een van de vereenvoudigde procedures als bedoeld in de artikelen 412 tot en met 442 bis van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (5) of in titel X, hoofdstuk I, van aanhangsel I, van de Overeenkomst van 20 mei 1987 betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer, behoeft bij het douanekantoor waaronder het grensstation ressorteert, geen enkele formaliteit te worden vervuld wanneer de vervoersbeweging binnen de Gemeenschap begint en daarbuiten dient te eindigen. Met het oog op administratieve vereenvoudiging is het wenselijk voor de gevallen waarin wordt gebruikgemaakt van een van deze procedures, bijzondere bepalingen inzake het vrijgeven van de zekerheid vast te stellen.

(20)

Het kan gebeuren dat door omstandigheden buiten de wil van de belanghebbende het document dat het verlaten van het douanegebied van de Gemeenschap bewijst, niet kan worden overgelegd hoewel het product het douanegebied van de Gemeenschap heeft verlaten of, in de gevallen als bedoeld in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie van 15 april 1999 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten (6), zijn bestemming heeft bereikt. Een dergelijke situatie kan een belemmering voor de handel vormen. In dergelijke gevallen dienen andere documenten als gelijkwaardig te worden erkend.

(21)

In de communautaire verordeningen waarbij de betrokken certificaten zijn ingesteld, is bepaald dat de zekerheid volledig of gedeeltelijk wordt verbeurd indien tijdens de geldigheidsduur van het certificaat de in- of uitvoer niet of slechts gedeeltelijk plaatsvindt. De desbetreffende bepalingen moeten worden gepreciseerd, met name voor de gevallen waarin de aangegane verplichtingen door overmacht niet worden nagekomen. In dergelijke gevallen kan de verplichting tot in- of uitvoer als geannuleerd worden beschouwd of kan de geldigheidsduur van het certificaat worden verlengd. Om een mogelijke verstoring van het marktbeheer te voorkomen, dient deze verlenging echter hoe dan ook beperkt te blijven tot een periode van niet meer dan zes maanden gerekend vanaf het einde van de oorspronkelijke geldigheidsduur.

(22)

Met het oog op administratieve vereenvoudiging is het wenselijk te bepalen dat de zekerheid volledig kan worden vrijgegeven indien het totale bedrag dat voor een certificaat zou worden verbeurd, te verwaarlozen is.

(23)

De zekerheid die bij de afgifte van het certificaat is gesteld, wordt slechts vrijgegeven wanneer aan de bevoegde instanties het bewijs wordt geleverd dat de betrokken goederen het douanegebied van de Gemeenschap hebben verlaten binnen een termijn van zestig dagen te rekenen vanaf de datum van aanvaarding van de aangifte ten uitvoer.

(24)

Door diverse oorzaken kan het gebeuren dat de zekerheid wordt vrijgegeven zonder dat de verplichting tot in- of uitvoer werkelijk is nagekomen. In dat geval dient de ten onrechte vrijgegeven zekerheid opnieuw te worden gesteld.

(25)

Met het oog op een volledige benutting van de mogelijkheden tot uitvoer van voor restituties in aanmerking komende landbouwproducten, moet een mechanisme worden ingesteld dat de marktdeelnemers ertoe aanspoort de certificaten die zij niet zullen gebruiken, snel aan de instantie van afgifte terug te bezorgen. Ook moet een mechanisme worden ingesteld dat de marktdeelnemers ertoe aanspoort de certificaten na de datum waarop deze zijn verstreken, snel aan de instantie van afgifte terug te bezorgen, zodat de niet-gebruikte hoeveelheden zo spoedig mogelijk opnieuw kunnen worden gebruikt.

(26)

In artikel 3, lid 4, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden (7) is bepaald dat, als de laatste dag van een termijn een feestdag, een zondag of een zaterdag is, deze termijn aan het einde van de daaropvolgende werkdag afloopt. In sommige gevallen wordt hierdoor de termijn voor het gebruik van de certificaten verlengd. Een dergelijke maatregel, die tot doel heeft de handel te vergemakkelijken, mag de economische voorwaarden voor de in- of uitvoertransactie niet wijzigen.

(27)

In sommige sectoren waarop de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten betrekking heeft, worden de uitvoercertificaten pas na een bedenktijd afgegeven. Deze bedenktijd moet het mogelijk maken de marktsituatie te beoordelen en in voorkomend geval, met name bij moeilijkheden, de in behandeling zijnde aanvragen te schorsen, wat ertoe leidt dat deze aanvragen worden afgewezen. Gepreciseerd dient te worden dat deze schorsingsmogelijkheid ook de in het kader van artikel 47 van deze verordening aangevraagde certificaten betreft en dat voor een dergelijke certificaataanvraag na afloop van deze bedenktijd geen nieuwe schorsingsmaatregel meer kan worden toegepast.

(28)

In artikel 844, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 is bepaald dat landbouwproducten die onder geleide van een uitvoer- of voorfixatiecertificaat zijn uitgevoerd, slechts voor toepassing van de regeling voor terugkerende goederen in aanmerking kunnen komen indien de communautaire bepalingen betreffende certificaten zijn nageleefd. Er moeten bijzondere uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van certificaten worden vastgesteld voor de producten waarvoor toepassing van de genoemde regeling voor terugkerende goederen wordt beoogd.

(29)

In artikel 896 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 is bepaald dat de goederen die onder dekking van een invoer- of voorfixatiecertificaat in het vrije verkeer zijn gebracht, slechts voor toepassing van de regeling inzake terugbetaling of kwijtschelding van de invoerrechten in aanmerking komen wanneer wordt vastgesteld dat de bevoegde autoriteiten de noodzakelijke maatregelen hebben genomen om de gevolgen van het in het vrije verkeer brengen teniet te doen voor wat het certificaat betreft.

(30)

In artikel 880 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 zijn enige algemene uitvoeringsbepalingen van artikel 896 van dezelfde verordening opgenomen, waaronder met name de bepaling dat een verklaring moet worden verstrekt door de met de afgifte van de certificaten belaste autoriteiten.

(31)

In de onderhavige verordening dienen alle noodzakelijke uitvoeringsbepalingen van artikel 896 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 te worden vastgesteld. Het blijkt mogelijk om in sommige gevallen aan het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 2454/93 te voldoen zonder gebruik te maken van de in artikel 880 van die verordening bedoelde verklaring.

(32)

Wanneer invoercertificaten worden gebruikt om het preferentiële invoerrecht in het kader van tariefcontingenten te bepalen, kan met name in de gevallen waarin het verschil tussen het volledige recht en het verlaagde of het nulrecht groot is, een gevaar voor fraude in de vorm van het gebruik van vervalste certificaten bestaan. Om dit gevaar voor fraude tegen te gaan dient een regeling voor controle op de echtheid van de overgelegde certificaten te worden ingesteld.

(33)

Wanneer een voor een landbouwproduct geldend invoercertificaat tevens wordt gebruikt voor het beheer van een tariefcontingent waarvoor een preferentiële regeling is vastgesteld, wordt het recht op toepassing van deze preferentiële regeling aan de importeurs toegekend door middel van het certificaat, dat in sommige gevallen vergezeld moet gaan van een document van een derde land. Om overschrijding van het contingent te voorkomen moet de preferentiële regeling worden toegepast binnen de grenzen van de hoeveelheid waarvoor het certificaat is afgegeven. Ter vergemakkelijking van de invoertransactie dient evenwel toepassing van de in artikel 7, lid 4, bedoelde overschrijdingstolerantie te worden toegestaan, waarbij echter tegelijk moet worden gepreciseerd dat het gedeelte van de hoeveelheid dat op basis van de tolerantie de in het certificaat vermelde hoeveelheid overschrijdt, niet voor toepassing van de preferentiële regeling in aanmerking komt en tegen het volledige recht moet worden ingevoerd.

(34)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van alle betrokken comités van beheer,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

WERKINGSSFEER VAN DE VERORDENING

Artikel 1

Onverminderd afwijkende bepalingen in de communautaire regelgeving die specifiek voor bepaalde producten geldt, worden bij deze verordening de gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen vastgesteld voor de regeling inzake invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten, hierna „certificaten” genoemd, die is ingesteld of waarin is voorzien bij:

artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 2759/75 van de Raad (8) (varkensvlees);

artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 2771/75 van de Raad (9) (eieren);

artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 2777/75 van de Raad (10) (slachtpluimvee);

artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2783/75 van de Raad (11) (ovoalbumine en lactoalbumine);

artikel 29 van Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad (12) (rundvlees);

artikel 26 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad (13) (melk en zuivelproducten);

artikel 59 van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad (14) (wijn);

artikel 13 van Verordening (EG) nr. 2529/2001 van de Raad (15) (schapen- en geitenvlees);

artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1784/2003 (granen);

artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad (16) (rijst);

artikel 10 van Verordening (EG) nr. 865/2004 van de Raad (17) (olijfolie en tafelolijven);

artikel 22 van Verordening (EG) nr. 1043/2005 van de Commissie (18) (landbouwproducten die worden uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage I van het verdrag vallen);

artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1947/2005 van de Raad (19) (zaaizaad);

artikel 23 van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad (20) (suiker, isoglucose en insulinestroop);

de artikelen 28 tot en met 32 en artikel 40 van Verordening (EG) nr. 1182/2007 van de Raad (21) (groenten en fruit);

sectie I van de hoofdstukken II en III van deel III van Verordening (EG) nr. 1234/2007 (levende planten en producten van de bloementeelt, bananen en alcohol).

HOOFDSTUK II

TOEPASSINGSGEBIED VAN DE CERTIFICATEN

Artikel 2

Geen certificaat wordt geëist en evenmin mag een certificaat worden overgelegd voor producten die:

a)

niet in de Gemeenschap in het vrije verkeer worden gebracht, of

b)

worden uitgevoerd in het kader van:

i)

een douaneregeling waarbij de invoer wordt toegestaan met schorsing van de douanerechten en van heffingen van gelijke werking, of

ii)

de bijzondere regeling waarbij de uitvoer wordt toegestaan zonder inning van de uitvoerrechten, als bedoeld in artikel 129 van Verordening (EEG) nr. 2913/92.

Artikel 3

1.   Indien producten in het vrije verkeer worden gebracht die onder de regeling actieve verdeling vallen en geen basisproducten als bedoeld in lid 2, onder a), bevatten, moet voor het product dat daadwerkelijk in het vrije verkeer wordt gebracht, een invoercertificaat worden overgelegd, voor zover overlegging van een dergelijk certificaat voor dat product een vereiste is.

2.   Indien producten in het vrije verkeer worden gebracht die onder één van de in lid 1 bedoelde regelingen vallen en die:

a)

zowel één of meer basisproducten bevatten die zich in een van de in artikel 23, lid 2, van het verdrag bedoelde situaties bevonden, maar zich daarin niet meer bevinden als gevolg van de verwerking ervan in het product dat daadwerkelijk in het vrije verkeer wordt gebracht,

b)

als één of meer basisproducten bevatten die zich niet in een van de in artikel 23, lid 2, van het verdrag bedoelde situaties bevonden,

moet in afwijking van artikel 7, lid 1, van de onderhavige verordening voor elk van de onder b) van dit lid bedoelde basisproducten die daadwerkelijk zijn verwerkt, een invoercertificaat worden overgelegd, voor zover overlegging van een dergelijk certificaat voor deze producten een vereiste is.

Er hoeft echter geen invoercertificaat te worden overgelegd, indien voor het product dat daadwerkelijk in het vrije verkeer wordt gebracht, overlegging van een dergelijk certificaat geen vereiste is.

3.   Op het invoercertificaat dat wordt overgelegd, respectievelijk op de invoercertificaten die worden overgelegd, wanneer een product in de in de leden 1 en 2 bedoelde gevallen in het vrije verkeer wordt gebracht, mag geen vaststelling vooraf zijn aangegeven.

4.   Bij uitvoer van een product dat onder een van de in lid 1 bedoelde regelingen valt en dat één of meer basisproducten als bedoeld in lid 2, onder a), bevat, moet voor elk van deze basisproducten een uitvoercertificaat worden overgelegd, voor zover overlegging van een dergelijk certificaat voor deze producten een vereiste is.

Onverminderd het in de derde alinea bepaalde inzake de vaststelling vooraf van de restitutie, hoeft echter geen uitvoercertificaat te worden overgelegd, indien voor het product dat daadwerkelijk wordt uitgevoerd, overlegging van een dergelijk certificaat geen vereiste is.

Bij uitvoer van samengestelde producten waarvoor uit hoofde van één of meer bestanddelen ervan een vooraf vastgestelde uitvoerrestitutie wordt toegekend, wordt voor de toepassing van het stelsel van certificaten uitsluitend de douanesituatie van elk van deze bestanddelen in aanmerking genomen.

Artikel 4

1.   Geen certificaat wordt geëist en evenmin mag een certificaat worden overgelegd voor transacties:

a)

als bedoeld in de artikelen 36, 40, 44, 45 en 46, lid 1, van Verordening (EG) nr. 800/1999, of

b)

waaraan elk handelskarakter vreemd is, of

c)

als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 918/83, of

d)

die hoeveelheden betreffen die niet groter zijn dan de in bijlage II vermelde hoeveelheden.

In afwijking van de eerste alinea dient een certificaat te worden overgelegd wanneer de invoer- of uitvoertransactie geschiedt in het kader van een preferentiële regeling waarvan de toepassing door middel van een certificaat wordt toegestaan.

De lidstaten nemen maatregelen ter voorkoming van misbruik wanneer dit lid wordt toegepast, en met name wanneer klaarblijkelijk zonder enige economische of andere reden verscheidene invoer- of uitvoeraangiften ter dekking van een enkele invoer- of uitvoertransactie worden gebruikt.

2.   Voor de toepassing van lid 1 wordt onder „transacties waaraan elk handelskarakter vreemd is” verstaan:

a)

bij invoer, transacties die door particulieren worden verricht of, in geval van zendingen, zendingen die bestemd zijn voor particulieren en die beantwoorden aan de in de inleidende bepalingen, titel II, afdeling D, punt 2, van de gecombineerde nomenclatuur vastgestelde criteria;

b)

bij uitvoer, transacties die door particulieren worden verricht en die mutatis mutandis aan de onder a) bedoelde criteria beantwoorden.

3.   De lidstaten zijn gemachtigd geen uitvoercertificaat te eisen voor producten en/of goederen die door particulieren of verenigingen worden verzonden met het oog op kosteloze distributie ervan in derde landen in het kader van humanitaire hulpacties, voor zover aan alle onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

a)

de belanghebbenden die om deze vrijstelling verzoeken, maken geen aanspraak op enige restitutie;

b)

de zendingen hebben een incidenteel karakter en bestaan uit uiteenlopende producten en/of goederen, en de lading per vervoermiddel bedraagt niet meer dan 30 000 kg, en

c)

de bevoegde autoriteiten beschikken over voldoende bewijzen wat de bestemming van de producten en/of goederen en de goede uitvoering van de actie betreft.

In vak 44 van de uitvoeraangifte wordt de volgende vermelding aangebracht: „Geen restitutie artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 376/2008”.

Artikel 5

Geen certificaat wordt geëist en evenmin mag een certificaat worden overgelegd bij het in het vrije verkeer brengen van producten met toepassing van de regeling voor terugkerende goederen als omschreven in titel VI, hoofdstuk 2, van Verordening (EEG) nr. 2913/92.

Artikel 6

1.   Geen uitvoercertificaat wordt geëist en evenmin mag een uitvoercertificaat worden overgelegd bij de aanvaarding van de aangifte ten wederuitvoer voor producten waarvoor de exporteur het bewijs levert dat terugbetaling of kwijtschelding van de invoerrechten voor die producten is toegestaan overeenkomstig titel VII, hoofdstuk 5, van Verordening (EEG) nr. 2913/92.

2.   Indien voor producten bij uitvoer ervan overlegging van een uitvoercertificaat is vereist en de bevoegde autoriteiten de aangifte ten wederuitvoer aanvaarden alvorens over het verzoek om terugbetaling of kwijtschelding van de invoerrechten te hebben beslist, moet een uitvoercertificaat worden overgelegd. Op dit certificaat mag geen vooraf vastgestelde uitvoerrestitutie of uitvoerheffing zijn aangegeven.

HOOFDSTUK III

ALGEMENE BEPALINGEN

AFDELING 1

Werkingssfeer van certificaten en uittreksels van certificaten

Artikel 7

1.   Het invoer-, respectievelijk het uitvoercertificaat, brengt het recht en de verplichting mede om op grond van het certificaat de daarin vermelde hoeveelheid van het betrokken product en/of goed in-, respectievelijk uit te voeren, zulks — behoudens overmacht — tijdens de geldigheidsduur van het certificaat.

De in dit lid bedoelde verplichtingen zijn primaire eisen in de zin van artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie (22).

2.   Het uitvoercertificaat met vaststelling vooraf van de restitutie verplicht ertoe om op grond van het certificaat de daarin vermelde hoeveelheid van de betrokken producten uit te voeren, zulks — behoudens overmacht — tijdens de geldigheidsduur van het certificaat.

Indien voor de uitvoer van de producten een uitvoercertificaat moet worden overgelegd, bepaalt het uitvoercertificaat met vaststelling vooraf van restitutie het recht uit te voeren en het recht op de restitutie.

Indien voor de uitvoer van de producten geen uitvoercertificaat hoeft te worden overgelegd, bepaalt het uitvoercertificaat met vaststelling vooraf van de restitutie alleen het recht op de restitutie.

De in dit lid bedoelde verplichtingen zijn primaire eisen in de zin van artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2220/85.

3.   De certificaten verplichten tot invoer uit het land of de groep landen, vermeld in het certificaat, respectievelijk tot uitvoer naar het land of de groep landen, vermeld in het certificaat, in de gevallen bedoeld in artikel 47 en in de gevallen waarin de communautaire regeling die specifiek voor de betrokken productensector geldt, deze verplichting behelst.

4.   Indien de in- of de uitgevoerde hoeveelheid ten hoogste 5 % groter is dan de in het certificaat vermelde hoeveelheid, wordt zij beschouwd als op grond van dat certificaat te zijn ingevoerd, respectievelijk te zijn uitgevoerd.

5.   Indien de in- of de uitgevoerde hoeveelheid ten hoogste 5 % kleiner is dan de in het certificaat vermelde hoeveelheid, wordt de verplichting tot invoer, respectievelijk tot uitvoer, als te zijn nagekomen beschouwd.

6.   Voor de toepassing van de leden 4 en 5 wordt, wanneer het certificaat per dier is afgegeven, de uitkomst van de berekening van het in die bepalingen bedoelde percentage van 5 % in voorkomend geval afgerond op het naaste hogere gehele getal aan dieren.

7.   Indien overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 1182/71 een certificaat met vaststelling vooraf van de uitvoerheffing of van de uitvoerrestitutie op de eerste werkdag volgende op de laatste dag van de normale geldigheidsduur van dat certificaat wordt gebruikt, wordt dat certificaat, wat de vooraf vastgestelde bedragen betreft, geacht op de laatste dag van de normale geldigheidsduur ervan te zijn gebruikt.

Artikel 8

1.   De uit de certificaten voortvloeiende verplichtingen zijn niet overdraagbaar. De uit de certificaten voortvloeiende rechten kunnen door diegene op wiens naam het certificaat staat, hierna de „titularis” te noemen, gedurende de geldigheidsduur van dat certificaat worden overgedragen. Deze overdracht mag slechts ten gunste van één enkele cessionaris per certificaat en per uittreksel geschieden. Zij heeft betrekking op de nog niet op het certificaat of op het uittreksel afgeschreven hoeveelheden.

2.   De cessionaris mag zijn recht niet op zijn beurt overdragen, maar mag het retrocederen aan de titularis. De retrocessie heeft betrekking op de nog niet op het certificaat of op het uittreksel afgeschreven hoeveelheid.

In dit laatste geval brengt de instantie van afgifte een van de in bijlage III, deel A, opgenomen vermeldingen aan in vak 6 van het certificaat.

3.   Indien door de titularis om overdracht of door de cessionaris om retrocessie wordt verzocht, worden door de instantie van afgifte, dan wel door de door de lidstaat aangewezen instantie of door één van de door de lidstaat aangewezen instanties, in het certificaat of, in voorkomend geval, in het uittreksel ervan de volgende vermeldingen opgenomen:

a)

naam en adres van de cessionaris of de in lid 2 bedoelde vermelding;

b)

de datum waarop bovenstaande vermelding geschiedt, gewaarmerkt door plaatsing van het stempel van de instantie die de vermelding aanbrengt.

4.   De overdracht of retrocessie is van kracht met ingang van de datum van de vermelding.

Artikel 9

Uittreksels van certificaten hebben voor de hoeveelheid waarvoor zij zijn afgegeven, dezelfde rechtsgevolgen als de certificaten waaraan zij zijn ontleend.

Artikel 10

De door de autoriteiten van een lidstaat afgegeven certificaten en uittreksels en de daarop door deze autoriteiten aangebrachte vermeldingen en visa hebben in elk van de andere lidstaten dezelfde rechtsgevolgen als die welke aan de door de autoriteiten van die lidstaten afgegeven documenten en de door hen daarop aangebrachte vermeldingen en visa zijn verbonden.

Artikel 11

1.   Wordt een certificaat met vaststelling vooraf van de uitvoerrestitutie gebruikt voor de uitvoer van een mengsel, dan geldt het vooraf vastgestelde eenheidsbedrag niet voor het uitgevoerde mengsel indien de tariefindeling van het bestanddeel op basis waarvan de restitutie voor het mengsel wordt berekend, niet met die van het mengsel overeenkomt.

2.   Wordt een certificaat met vaststelling vooraf van de uitvoerrestitutie gebruikt voor de uitvoer van een assortiment, dan geldt het vooraf vastgestelde eenheidsbedrag slechts voor het bestanddeel waarvan de tariefindeling dezelfde is als die van het assortiment.

AFDELING 2

Aanvraag en afgifte van certificaten

Artikel 12

1.   Certificaataanvragen worden slechts aanvaard indien zij op overeenkomstig artikel 17 gedrukte en/of opgestelde formulieren aan de bevoegde instantie worden toegezonden of rechtstreeks bij deze instantie worden afgegeven.

De bevoegde instantie mag evenwel een aanvraag die via een schriftelijk telecommunicatiebericht of via een elektronisch bericht is ingediend, aanvaarden, mits daarbij alle gegevens zijn verstrekt die zouden zijn vermeld, indien het formulier zou zijn gebruikt. De lidstaten kunnen eisen dat het schriftelijke telecommunicatiebericht en/of het elektronische bericht worden gevolgd door een aanvraag die op een overeenkomstig artikel 17 gedrukt of opgesteld formulier aan de bevoegde instantie wordt toegezonden of rechtstreeks bij die instantie wordt afgegeven; in dat geval wordt de datum waarop het schriftelijke telecommunicatiebericht of het elektronische bericht bij de bevoegde instantie is ontvangen, als datum van indiening van de aanvraag beschouwd. Een dergelijke eis laat de geldigheid van de via een schriftelijk telecommunicatiebericht of een elektronisch bericht gedane aanvraag onverlet.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat stellen de regels vast die ingeval de certificaataanvragen met behulp van systemen voor automatische gegevensverwerking worden ingediend, gelden voor de vervanging van de handgeschreven handtekening door een andere techniek, die eventueel op het gebruik van codes kan berusten.

2.   Een certificaataanvraag kan slechts per brief, per schriftelijk telecommunicatiebericht of per elektronisch bericht worden ingetrokken; de brief, het telecommunicatiebericht of het elektronische bericht moet, behoudens overmacht, uiterlijk om 13.00 uur van de dag van indiening van de aanvraag door de bevoegde autoriteit zijn ontvangen.

Artikel 13

1.   In de aanvraag om een certificaat met vaststelling vooraf van de restitutie en in het certificaat zelf wordt in vak 16 de in de landbouwproductennomenclatuur voor de uitvoerrestituties gebruikte productcode van twaalf cijfers vermeld.

Is het eenheidsbedrag van de restitutie echter gelijk voor verscheidene codes die behoren tot dezelfde categorie zoals bepaald volgens de procedure als bedoeld in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 en de overeenkomstige artikelen van de andere verordeningen houdende een gemeenschappelijke ordening der markten, dan mogen deze codes samen in de certificaataanvragen en de certificaten worden vermeld.

2.   Indien het eenheidsbedrag van de restitutie naar bestemming verschilt, moet het land van bestemming of, in voorkomend geval, het gebied van bestemming in vak 7 van de certificaataanvraag en van het certificaat worden aangegeven.

3.   Onverminderd het bepaalde in lid 1, eerste alinea, mogen, indien een productgroep als bedoeld in artikel 4, lid 2, eerste alinea, tweede streepje, van Verordening (EG) nr. 800/1999 is bepaald, de tot deze groep behorende productcodes in vak 22 van de certificaataanvraag en van het certificaat zelf worden ingevuld, voorafgegaan door de vermelding „productgroep als bedoeld in artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 800/1999”.

Artikel 14

1.   Certificaataanvragen die voorwaarden inhouden waarin bij de communautaire regelgeving niet is voorzien, worden afgewezen.

2.   Een certificaataanvraag wordt afgewezen indien bij de bevoegde instantie uiterlijk om 13.00 uur van de dag van indiening van de aanvraag geen voldoende zekerheid is gesteld.

3.   Indien voor een certificaat het totaalbedrag van de zekerheid niet meer dan 100 EUR bedraagt of indien het certificaat op naam van een interventiebureau wordt gesteld, wordt de zekerheid niet verlangd.

4.   Indien de lidstaten gebruikmaken van de in artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 2220/85 bedoelde mogelijkheid, wordt het bedrag van de zekerheid geëist bij het verstrijken van de termijn van twee maanden na afloop van de geldigheidsduur van het certificaat.

5.   Geen zekerheid wordt geëist voor certificaten die worden afgegeven voor uitvoer naar derde landen in het kader van de levering van niet-communautaire voedselhulp door humanitaire organisaties die daartoe door de lidstaat van uitvoer zijn erkend. De lidstaat stelt de Commissie onmiddellijk van de erkende humanitaire organisaties in kennis.

6.   Bij de toepassing van de leden 3, 4 en 5 geldt mutatis mutandis het bepaalde in artikel 4, lid 1, derde alinea.

Artikel 15

In vak 20 van de certificaataanvragen en van de certificaten met vaststelling vooraf van de restitutie die worden opgesteld voor een voedselhulpactie in de zin van artikel 10, lid 4, van de in het kader van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde gesloten overeenkomst inzake de landbouw, wordt ten minste een van de in bijlage III, deel B, bij deze verordening opgenomen vermeldingen aangebracht.

In vak 7 wordt het land van bestemming aangegeven. Dit certificaat geldt uitsluitend voor uitvoer in het kader van een voedselhulpactie.

Artikel 16

1.   Onder „dag van indiening van de certificaataanvraag” wordt verstaan de dag waarop de bevoegde instantie de aanvraag ontvangt (met dien verstande dat zulks uiterlijk om 13.00 uur dient te zijn geschied), ongeacht of de aanvraag rechtstreeks ten kantore van de bevoegde instantie wordt afgegeven of aan deze per brief dan wel per schriftelijk telecommunicatiebericht of per elektronisch bericht wordt toegezonden.

2.   Certificaataanvragen die bij de bevoegde instantie zijn binnengekomen hetzij op een zaterdag, een zondag of een feestdag, hetzij op een werkdag maar na 13.00 uur, worden geacht te zijn ingediend op de eerste werkdag na de dag waarop zij feitelijk zijn ontvangen.

3.   Indien voor de indiening van de certificaataanvragen is voorzien in een specifieke periode die in aantal dagen is uitgedrukt, en indien de laatste dag van deze periode op een zaterdag, een zondag of een feestdag valt, eindigt deze periode op de eerstvolgende werkdag om 13.00 uur.

Deze verlenging wordt evenwel niet in aanmerking genomen voor de berekening van de in het certificaat vastgestelde bedragen of voor de bepaling van de geldigheidsduur van het certificaat.

4.   De in deze verordening in uren uitgedrukte uiterste tijdstippen luiden in plaatselijke tijd van België.

Artikel 17

1.   Onverminderd de toepassing van artikel 12, lid 1, tweede alinea, en artikel 18, lid 1, worden de certificaataanvragen, de certificaten en de uittreksels van certificaten opgesteld op formulieren volgens de in bijlage I opgenomen modellen. Deze formulieren moeten volgens de daarop vermelde aanwijzingen en overeenkomstig de specifieke communautaire voorschriften die voor elk van de onderscheiden productensectoren gelden, worden ingevuld.

2.   De formulieren voor de certificaten hebben de vorm van een set bestaande uit, in deze volgorde, exemplaar nr. 1, exemplaar nr. 2, de aanvraag en de eventuele extra exemplaren van het certificaat.

De lidstaten kunnen echter voorschrijven dat de aanvragers in plaats van de in de eerste alinea bedoelde set slechts de aanvraag invullen.

Indien op grond van een communautaire bepaling de hoeveelheid waarvoor het certificaat wordt afgegeven kleiner kan zijn dan de oorspronkelijk gevraagde hoeveelheid, worden de gevraagde hoeveelheid en het bedrag van de daarop betrekking hebbende zekerheid uitsluitend in de certificaataanvraag vermeld.

De formulieren voor de uittreksels van certificaten hebben de vorm van een set bestaande uit, in deze volgorde, exemplaar nr. 1 en exemplaar nr. 2.

3.   De formulieren, verlengstroken inbegrepen, worden gedrukt op houtvrij wit papier dat zodanig is gelijmd dat het goed te beschrijven is, en dat ten minste 40 gram per vierkante meter weegt. Het formaat ervan is 210 × 297 mm, met een maximale lengtetolerantie van – 5 mm en + 8 mm, en de regelafstand 4,24 mm (een zesde duim); de indeling van de formulieren moet strikt in acht worden genomen. Voor- en achterzijde van exemplaar nr. 1, evenals die zijde van de verlengstroken waarop de afschrijvingen moeten worden aangetekend, zijn bovendien voorzien van een geguillocheerde onderdruk die elke door middel van mechanische of chemische middelen aangebrachte vervalsing zichtbaar maakt. De onderdruk is groen voor de formulieren die betrekking hebben op invoer, en bruin voor die welke betrekking hebben op uitvoer.

4.   De lidstaten dragen zorg voor het drukken van de formulieren. De formulieren kunnen eveneens worden gedrukt door drukkerijen die daartoe door de lidstaat waarin zij zijn gevestigd, zijn erkend. In dit geval dient op elk formulier een verwijzing naar deze erkenning voor te komen. Elk formulier wordt voorzien van een vermelding die de naam en het adres van de drukker aangeeft of van een kenteken waardoor identificatie van de drukker mogelijk is, alsmede, behalve voor de aanvraag en de verlengstroken, van een serienummer bestemd om het formulier te individualiseren. Het nummer wordt voorafgegaan door de volgende letters, naargelang van de lidstaat die het document afgeeft: „AT” voor Oostenrijk, „BE” voor België, „BG” voor Bulgarije, „CZ” voor Tsjechië, „CY” voor Cyprus, „DE” voor Duitsland, „DK” voor Denemarken, „EE” voor Estland, „EL” voor Griekenland, „ES” voor Spanje, „FI” voor Finland, „FR” voor Frankrijk, „HU” voor Hongarije, „IE” voor Ierland, „IT” voor Italië, „LU” voor Luxemburg, „LT” voor Litouwen, „LV” voor Letland, „MT” voor Malta, „NL” voor Nederland, „PL” voor Polen, „PT” voor Portugal, „RO” voor Roemenië, „SE” voor Zweden, „SI” voor Slovenië, „SK” voor Slowakije, „UK” voor het Verenigd Koninkrijk.

Wanneer de certificaten en de uittreksels worden afgegeven, kan daarin een nummer van afgifte zijn vermeld dat door de instantie van afgifte is toegekend.

5.   De aanvragen, certificaten en uittreksels worden met een schrijfmachine of met behulp van systemen voor automatische gegevensverwerking ingevuld. Zij worden gedrukt en ingevuld in een, door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van afgifte aangewezen, officiële taal van de Gemeenschap. Alleen voor de aanvragen kunnen de lidstaten de aanvragers evenwel toestaan deze met de hand in te vullen, en wel met inkt en in hoofdletters.

6.   Voor het stempelen maken de instanties van afgifte en de met de afschrijving belaste autoriteiten gebruik van een metalen, bij voorkeur stalen, stempel. Het stempel van de instanties van afgifte kan echter worden vervangen door een droogstempel, gecombineerd met door perforatie verkregen letters en cijfers.

7.   Zo nodig kunnen de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten de vertaling van de certificaten en uittreksels in hun officiële taal of in een van hun officiële talen verlangen.

Artikel 18

1.   Onverminderd het bepaalde in artikel 17, kunnen de certificaten met gebruikmaking van systemen voor automatische gegevensverwerking worden afgegeven en gebruikt overeenkomstig de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde bepalingen. Dergelijke certificaten worden hierna „elektronische certificaten” genoemd.

Het elektronische certificaat moet qua inhoud identiek zijn met het papieren certificaat.

2.   Indien de titularis of de cessionaris van het certificaat het elektronische certificaat moet gebruiken in een lidstaat die niet is aangesloten op het geautomatiseerde afgiftesysteem, verzoekt hij om een uittreksel.

Dit uittreksel wordt onverwijld en zonder extra kosten afgegeven in de vorm van het in artikel 17 bedoelde formulier.

Is dit uittreksel nodig in een lidstaat die op het geautomatiseerde afgiftesysteem is aangesloten, dan wordt niettemin het papieren uittreksel gebruikt.

Artikel 19

1.   Wanneer de op de formulieren voor de certificaten te vermelden bedragen die voortvloeien uit de omrekening van in euro uitgedrukte bedragen in nationale valuta, drie of meer decimalen tellen, worden alleen de eerste twee decimalen vermeld. In dat geval wordt de tweede decimaal naar boven afgerond wanneer de derde decimaal gelijk is aan of hoger is dan vijf, en wordt deze gehandhaafd wanneer de derde decimaal lager is dan vijf.

2.   Wanneer de in euro uitgedrukte bedragen evenwel in pond sterling worden omgerekend, wordt de in lid 1 voorgeschreven beperking tot de eerste twee decimalen vervangen door een beperking tot de eerste vier decimalen. In dat geval wordt de vierde decimaal naar boven afgerond wanneer de vijfde decimaal gelijk is aan of hoger is dan vijf, en wordt deze gehandhaafd wanneer de vijfde decimaal lager is dan vijf.

Artikel 20

1.   Onverminderd het in artikel 18 bepaalde met betrekking tot elektronische certificaten, worden de certificaten opgesteld in ten minste twee exemplaren, waarvan het eerste, „exemplaar voor de titularis” genoemd en voorzien van het nummer 1, onverwijld aan de aanvrager wordt afgegeven en het tweede, „exemplaar voor de instantie van afgifte” genoemd en voorzien van het nummer 2, door de instantie van afgifte wordt bewaard.

2.   Wanneer het certificaat wordt afgegeven voor een kleinere dan de gevraagde hoeveelheid, vermeldt de instantie van afgifte:

a)

in de vakken 17 en 18 van het certificaat, de hoeveelheid waarvoor het certificaat wordt afgegeven;

b)

in vak 11 van het certificaat, het bedrag van de daarmee overeenstemmende zekerheid.

De zekerheid die betrekking heeft op de hoeveelheid waarvoor aan een aanvraag geen gevolg is gegeven, wordt onmiddellijk vrijgegeven.

Artikel 21

1.   Op verzoek van de titularis van het certificaat of van de cessionaris en tegen overlegging van exemplaar nr. 1 van het certificaat, kunnen door de instantie van afgifte of door (één van) de door elke lidstaat aangewezen instantie(s) één of meer uittreksels van dat document worden afgegeven.

De uittreksels worden opgesteld in ten minste twee exemplaren, waarvan het eerste, „exemplaar voor de titularis” genoemd en voorzien van het nummer 1, aan de aanvrager wordt overhandigd of toegezonden en het tweede, „exemplaar voor de instantie van afgifte” genoemd en voorzien van het nummer 2, door de instantie van afgifte wordt bewaard.

Op exemplaar nr. 1 van het certificaat wordt door de instantie van afgifte van het uittreksel de hoeveelheid afgeschreven, waarvoor het uittreksel is afgegeven, vermeerderd met de tolerantie. In dat geval wordt naast de op exemplaar nr. 1 van het certificaat afgeschreven hoeveelheid de vermelding „uittreksel” aangebracht.

2.   Een certificaatuittreksel geeft geen recht op afgifte van nog een ander uittreksel.

3.   De exemplaren nr. 1 van de uittreksels die zijn gebruikt en van die welke zijn vervallen, worden door de titularis bij de instantie van afgifte van het certificaat ingeleverd samen met exemplaar nr. 1 van het certificaat waaraan zij zijn ontleend, zodat deze instantie de afschrijvingen op exemplaar nr. 1 van het certificaat aan de hand van de afschrijvingen op de exemplaren nr. 1 van de uittreksels kan verbeteren.

Artikel 22

1.   Voor de bepaling van de geldigheidsduur van de certificaten wordt ervan uitgegaan dat de certificaten op de dag van indiening van de aanvraag zijn afgegeven, die dag wordt in de geldigheidsduur van het certificaat meegerekend. Het certificaat kan evenwel eerst vanaf de feitelijke afgifte ervan worden gebruikt.

2.   Bepaald kan worden dat de geldigheidsduur van het certificaat op de datum van de feitelijke afgifte ingaat; in dat geval wordt de dag van de feitelijke afgifte in de geldigheidsduur van het certificaat meegerekend.

AFDELING 3

Gebruik van de certificaten

Artikel 23

1.   Exemplaar nr. 1 van het certificaat wordt overgelegd aan het douanekantoor waar wordt aanvaard:

a)

wanneer het een invoercertificaat betreft, de aangifte voor het vrije verkeer;

b)

wanneer het een uitvoercertificaat of een certificaat met vaststelling vooraf van de restitutie betreft, de aangifte ten uitvoer.

Onverminderd artikel 2, lid 1, onder i), van Verordening (EG) nr. 800/1999 moet de douaneaangifte door de titularis of in voorkomend geval de cessionaris van het certificaat of door hun vertegenwoordiger in de zin van artikel 5, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 worden gedaan.

2.   Bij de aanvaarding van de in lid 1 bedoelde aangifte wordt exemplaar nr. 1 van het certificaat aan de douaneautoriteiten overgelegd of ter beschikking van deze autoriteiten gehouden.

3.   Exemplaar nr. 1 van het certificaat wordt na afschrijving en visering door het in lid 1 bedoelde kantoor aan de belanghebbende overhandigd. De lidstaten kunnen echter voorschrijven of toestaan dat de afschrijving op het certificaat door de belanghebbende geschiedt; deze afschrijving wordt door het bevoegde douanekantoor steeds geverifieerd en geviseerd.

4.   Indien de ingevoerde of uitgevoerde hoeveelheid niet overeenkomt met de hoeveelheid die op het certificaat is afgeschreven, wordt de afschrijving op het certificaat gerectificeerd om, binnen de grenzen van de hoeveelheid waarvoor het certificaat is afgegeven, rekening te houden met de feitelijke ingevoerde of uitgevoerde hoeveelheid.

Artikel 24

1.   In afwijking van artikel 23 kan een lidstaat toestaan dat het certificaat:

a)

wordt ingediend bij de instantie van afgifte of de met de betaling van de restitutie belaste autoriteit;

b)

in de gevallen waarin artikel 18 van toepassing is, wordt opgeslagen in de databank van de instantie van afgifte of van de met de betaling van de restitutie belaste autoriteit.

2.   De lidstaat stelt vast in welke gevallen lid 1 wordt toegepast en welke voorwaarden door de belanghebbende moeten worden vervuld om van de in lid 1 bedoelde procedure te kunnen gebruikmaken. Bovendien moeten de door de lidstaat vastgestelde bepalingen een gelijke behandeling van alle in de Gemeenschap afgegeven certificaten waarborgen.

3.   De lidstaat wijst de autoriteit aan die voor de afschrijving op en de visering van het certificaat bevoegd is.

De afschrijving op en de visering van het certificaat worden evenwel ook geacht te hebben plaatsgevonden als:

a)

er een per computer vervaardigd document voorhanden is waarin de uitgevoerde hoeveelheden zijn gespecificeerd; dit document moet aan het certificaat worden gehecht en samen ermee worden opgeborgen;

b)

de uitgevoerde hoeveelheden in een officiële elektronische databank van de betrokken lidstaat zijn ingevoerd en er een koppeling bestaat tussen deze gegevens en het elektronische certificaat; de lidstaten kunnen ervoor kiezen deze gegevens te archiveren door gebruik te maken van een papieren versie van de elektronische documenten.

Als afschrijvingsdatum geldt de datum van aanvaarding van de in artikel 23, lid 1, bedoelde aangifte.

4.   Bij de aanvaarding van de douaneaangifte moet de belanghebbende in het aangiftedocument met name het feit dat hij gebruik maakt van de bepalingen van dit artikel, alsmede het nummer van het te gebruiken certificaat vermelden.

5.   Betreft het een certificaat dat het recht op invoer of op uitvoer meebrengt, dan kunnen de goederen slechts worden vrijgegeven indien het in artikel 23, lid 1, bedoelde douanekantoor informatie van de bevoegde autoriteit heeft ontvangen waaruit blijkt dat het in het douanedocument vermelde certificaat geldig is voor het betrokken product en dat de nodige afschrijving op dit certificaat heeft plaatsgevonden.

6.   Betreft het uitgevoerde producten waarvoor geen uitvoercertificaat hoeft te worden overgelegd maar waarvoor de restitutie is vastgesteld door middel van een uitvoercertificaat met vaststelling vooraf van de restitutie, dan kan, indien in het document dat hij de uitvoer wordt gebruikt om een restitutie te verkrijgen, bij vergissing geen melding is gemaakt van het feit dat gebruik wordt gemaakt van de bepalingen van dit artikel en/of het nummer van het certificaat niet is vermeld of indien de betrokken informatie onjuist is, de transactie worden geregulariseerd mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:

a)

een uitvoercertificaat met vaststelling vooraf van de restitutie voor het betrokken product dat geldig is op de dag van aanvaarding van de aangifte, is in het bezit van de met de uitkering van de restitutie belaste autoriteit;

b)

de bevoegde autoriteiten beschikken over voldoende bewijzen om de uitgevoerde hoeveelheid in verband te kunnen brengen met het certificaat dat de uitvoer dekt.

Artikel 25

1.   De vermeldingen op de certificaten en op de certificaatuittreksels mogen na afgifte daarvan niet worden gewijzigd.

2.   Bij twijfel omtrent de juistheid van de vermeldingen op het certificaat of op het uittreksel, wordt het certificaat of het uittreksel, op initiatief van de belanghebbende of van de bevoegde dienst van de betrokken lidstaat, aan de instantie van afgifte van het certificaat teruggezonden.

Indien de instantie van afgifte van het certificaat oordeelt dat rectificatie gerechtvaardigd is, trekt zij hetzij het uittreksel hetzij het certificaat en de vroeger afgegeven uittreksels in en geeft zij onverwijld hetzij een verbeterd uittreksel hetzij een verbeterd certificaat en de bijbehorende verbeterde uittreksels af. In deze nieuwe documenten, die op elk exemplaar de vermelding „op … (datum) verbeterd certificaat” of „op … (datum) verbeterd uittreksel” dragen, worden in voorkomend geval de vroegere afschrijvingen overgenomen.

Indien de instantie van afgifte rectificatie van het certificaat of van het uittreksel niet noodzakelijk acht, brengt zij daarop de vermelding „op… (datum) geverifieerd overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EG) nr. 376/2008” en tevens haar stempel aan.

Artikel 26

1.   De titularis is verplicht het certificaat en de uittreksels bij de instantie van afgifte van het certificaat in te leveren, indien deze instantie daarom verzoekt.

2.   In de gevallen waarin de bevoegde nationale diensten het document waaromtrent twijfel bestaat, overeenkomstig dit artikel of overeenkomstig artikel 25 terugzenden of inhouden, geven zij de belanghebbende op diens verzoek een ontvangstbewijs daarvoor af.

Artikel 27

Indien op certificaten of uittreksels onvoldoende ruimte voor de afschrijvingen blijkt te zijn, kunnen de met de afschrijving belaste autoriteiten daaraan één of meer verlengstroken hechten, welke stroken voorzien zijn van de afschrijvingsvakken die op de keerzijde van exemplaar nr. 1 van de certificaten of exemplaar nr. 1 van de uittreksels voorkomen. De met de afschrijving belaste autoriteiten plaatsen hun stempel voor de helft op het certificaat of het uittreksel ervan en voor de helft op de verlengstrook en, ingeval er meer verlengstroken zijn, voor de helft op elk van die stroken.

Artikel 28

1.   In geval van twijfel omtrent de echtheid van het certificaat, van het uittreksel van een certificaat of van de daarop voorkomende vermeldingen en visa, zenden de bevoegde nationale diensten het document waaromtrent twijfel bestaat of een fotokopie daarvan voor controle aan de betrokken autoriteiten terug.

Dit kan eveneens met het oog op steekproefcontroles geschieden; in dat geval wordt slechts een fotokopie van het document teruggezonden.

2.   In de gevallen waarin de bevoegde nationale diensten het document waaromtrent twijfel bestaat, overeenkomstig lid 1 terugzenden, geven zij de belanghebbende op diens verzoek een ontvangstbewijs daarvoor af.

Artikel 29

1.   Voor zover dit voor de juiste toepassing van deze verordening nodig is, verstrekken de bevoegde autoriteiten van de lidstaten elkaar inlichtingen over de certificaten en uittreksels alsmede over de daarop betrekking hebbende onregelmatigheden en inbreuken.

2.   De lidstaten brengen de Commissie van de onregelmatigheden en inbreuken met betrekking tot deze verordening op de hoogte, zodra zij daarvan kennis hebben gekregen.

3.   De lidstaten zenden aan de Commissie de lijst en de adressen van de instanties van afgifte van de certificaten en uittreksels, en van de instanties die met de inning van de uitvoerheffingen en de uitkering van de uitvoerrestituties zijn belast. De Commissie maakt deze gegevens bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie.

4.   De lidstaten verstrekken de Commissie eveneens afdrukken van de officiële stempels en, in voorkomend geval, de droogstempels van de betrokken autoriteiten. De Commissie geeft deze informatie onmiddellijk aan de andere lidstaten door.

AFDELING 4

Vrijgave van de zekerheid

Artikel 30

Met betrekking tot de geldigheidsduur van de certificaten wordt ervan uitgegaan dat:

a)

de verplichting tot invoer is nagekomen en van het recht op invoer op grond van het certificaat gebruik is gemaakt, op de dag waarop de in artikel 23, lid 1, onder a), bedoelde aangifte is aanvaard, mits het product daadwerkelijk in het vrije verkeer wordt gebracht;

b)

de verplichting tot uitvoer is nagekomen en van het recht op uitvoer op grond van het certificaat gebruik is gemaakt, op de dag waarop de in artikel 23, lid 1, onder b), bedoelde aangifte is aanvaard.

Artikel 31

Aan een primaire eis wordt geacht te zijn voldaan indien het bewijs wordt geleverd:

a)

bij invoer: dat de in artikel 23, lid 1, onder a), bedoelde aangifte voor het betrokken product is aanvaard;

b)

bij uitvoer: dat de in artikel 23, lid 1, onder b), bedoelde aangifte voor het betrokken product is aanvaard; bovendien dient het bewijs te worden geleverd:

i)

wanneer het uitvoer of een met uitvoer gelijkgestelde leverantie in de zin van artikel 36 van Verordening (EG) nr. 800/1999 betreft, dat — behoudens overmacht — het product binnen een termijn van zestig dagen, te rekenen vanaf de datum van aanvaarding van de aangifte ten uitvoer, hetzij zijn bestemming heeft bereikt in het geval van een met uitvoer gelijkgestelde leverantie, hetzij, in de andere gevallen, het douanegebied van de Gemeenschap heeft verlaten; voor de toepassing van deze verordening worden leveranties van producten die uitsluitend zijn bestemd om te worden verbruikt aan boord van boor- of productieplatforms, met inbegrip van daarbij behorende installaties voor dienstverlening, die zich bevinden binnen het gebied van het Europese continentaal plat of binnen dat van het continentaal plat van het niet-Europese deel van de Gemeenschap, maar buiten een zone van drie mijl vanaf de basislijn waarvan wordt uitgegaan voor de afbakening van de territoriale wateren van een lidstaat, geacht het douanegebied van de Gemeenschap te hebben verlaten;

ii)

wanneer de producten onder de in artikel 40 van Verordening (EG) nr. 800/1999 bedoelde regeling inzake bevoorradingsdepots zijn geplaatst, dat — behoudens overmacht — de producten binnen een termijn van dertig dagen, te rekenen vanaf de datum van aanvaarding van de aangifte voor plaatsing onder de betrokken regeling, in een bevoorradingsdepot zijn opgeslagen.

Wanneer echter de in de eerste alinea, onder b), punt i), genoemde termijn van zestig dagen of de in de eerste alinea, onder b), punt ii), genoemde termijn van dertig dagen wordt overschreden, wordt de zekerheid vrijgegeven overeenkomstig het bepaalde in artikel 23, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2220/85.

Het verbeuren van de zekerheid op grond van de tweede alinea vindt niet plaats voor de hoeveelheden waarvoor de restitutie overeenkomstig artikel 50, lid 1, van Verordening (EG) nr. 800/1999 wordt verlaagd wegens niet-inachtneming van de in artikel 7, lid 1, of artikel 40, lid 1, van die verordening bedoelde termijn.

Artikel 32

1.   De in artikel 31 bedoelde bewijzen worden op de volgende wijze geleverd:

a)

in de in artikel 31, onder a), bedoelde gevallen: door overlegging van het overeenkomstig artikel 23 of artikel 24 geviseerde exemplaar nr. 1 van het certificaat en, in voorkomend geval, van het overeenkomstig artikel 23 of artikel 24 geviseerde exemplaar nr. 1 van het uittreksel of de uittreksels van het certificaat;

b)

in de in artikel 31, onder b), bedoelde gevallen, onverminderd lid 2 van dit artikel: door overlegging van het overeenkomstig artikel 23 of artikel 24 geviseerde exemplaar nr. 1 van het certificaat en, in voorkomend geval, van het overeenkomstig artikel 23 of artikel 24 geviseerde exemplaar nr. 1 van het uittreksel of de uittreksels van het certificaat.

2.   Bovendien is, indien het gaat om uitvoer uit de Gemeenschap, om een leverantie met een bestemming als bedoeld in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 800/1999 of om plaatsing onder de in artikel 40 van die verordening bedoelde regeling, overlegging van een aanvullend bewijs vereist.

Dit aanvullende bewijs wordt op de volgende wijze geleverd:

a)

op een door de betrokken lidstaat zelf te bepalen wijze in die gevallen waarin in één en dezelfde lidstaat:

i)

het certificaat wordt afgegeven, en

ii)

de in artikel 23, lid 1, onder b), van deze verordening bedoelde aangifte wordt aanvaard, en

iii)

het product:

het douanegebied van de Gemeenschap verlaat; voor de toepassing van deze verordening worden leveranties van producten die uitsluitend zijn bestemd om te worden verbruikt op boor- of productieplatforms, met inbegrip van daarbij behorende installaties voor dienstverlening, die zich bevinden binnen het gebied van het Europese continentaal plat of binnen dat van het continentaal plat van het niet-Europese deel van de Gemeenschap, maar buiten een zone van drie mijl vanaf de basislijn waarvan wordt uitgegaan voor de afbakening van de territoriale wateren van een lidstaat, geacht het douanegebied van de Gemeenschap te hebben verlaten, of

op een van de in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 800/1999 bedoelde bestemmingen wordt geleverd, of

in een bevoorradingsdepot als bedoeld in artikel 40 van Verordening (EG) nr. 800/1999 wordt opgeslagen;

b)

in de andere gevallen wordt het aanvullende bewijs geleverd:

i)

door overlegging van het controle-exemplaar T 5 of de controle-exemplaren T 5 als bedoeld in artikel 912 bis van Verordening (EEG) nr. 2454/93 of van een voor eensluidend gewaarmerkte kopie of fotokopie van het controle-exemplaar T 5 of de controle-exemplaren T 5, of

ii)

door overlegging van een verklaring van de voor de uitkering van de restituties bevoegde instantie waarin wordt bevestigd dat aan de in artikel 31, onder b), van deze verordening bedoelde voorwaarden is voldaan, of

iii)

door overlegging van een gelijkwaardig bewijsstuk als bedoeld in lid 4 van dit artikel.

Wanneer het controle-exemplaar T 5 uitsluitend tot doel heeft het vrijgeven van de zekerheid mogelijk te maken, wordt in vak 106 van het controle-exemplaar T 5 een van de in bijlage III, deel C, bij deze verordening opgenomen vermeldingen aangebracht.

Indien evenwel een uittreksel van een certificaat, een vervangingscertificaat of een vervangingsuittreksel wordt gebruikt, worden aan die vermelding het nummer van het oorspronkelijke certificaat en de naam en het adres van de instantie van afgifte toegevoegd.

De onder b), punten i) en ii), bedoelde documenten worden langs administratieve weg aan de instantie van afgifte van het certificaat toegezonden.

3.   Wanneer het product, nadat de aangifte ten uitvoer als bedoeld in artikel 23, lid 1, onder b), is aanvaard, onder een van de in de artikelen 412 tot en met 442 bis van Verordening (EEG) nr. 2454/93 of in titel X, hoofdstuk I, van aanhangsel I van de Overeenkomst van 20 mei 1987 betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer bedoelde vereenvoudigde procedures wordt geplaatst om naar een station van bestemming of een ontvanger buiten het douanegebied van de Gemeenschap te worden vervoerd, wordt het in lid 2, onder b), van dit artikel bedoelde controle-exemplaar T 5 langs administratieve weg aan de instantie van afgifte toegezonden. In vak „J” van het controle-exemplaar T 5 wordt in dat geval in de rubriek „Opmerkingen” een van de in bijlage III, deel D, bij deze verordening opgenomen vermeldingen aangebracht.

In het in de eerste alinea bedoelde geval mag het kantoor van vertrek een wijziging van de vervoersovereenkomst die tot gevolg heeft dat het vervoer binnen de Gemeenschap wordt beeindigd, slechts toestaan indien vaststaat:

a)

dat, mocht de zekerheid reeds zijn vrijgegeven, deze opnieuw is gesteld, of

b)

dat door de betrokken diensten alle maatregelen zijn getroffen opdat de zekerheid voor het betrokken product niet wordt vrijgegeven.

De lidstaten nemen de nodige maatregelen indien de zekerheid is vrijgegeven en het product niet is uitgevoerd.

4.   Indien het in lid 2, onde b), bedoelde controle-exemplaar T 5 als gevolg van omstandigheden buiten de wil van de belanghebbende niet binnen drie maanden te rekenen vanaf de afgifte kon worden overgelegd, kan de belanghebbende bij de bevoegde instantie een met redenen omkleed en van bewijsstukken vergezeld gaand verzoek indienen om andere documenten als gelijkwaardig te erkennen.

De bij het verzoek om deze erkenning over te leggen bewijsstukken zijn die welke in artikel 49, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 800/1999 zijn bedoeld.

Artikel 33

Bij toepassing van artikel 37 van Verordening (EG) nr. 800/1999 geldt de laatste dag van de maand als dag van aanvaarding van de in artikel 23, lid 1, onder b), van deze verordening bedoelde aangifte.

Artikel 34

1.   Op verzoek van de titularis kunnen de lidstaten de zekerheid in gedeelten vrijgeven naar evenredigheid van de hoeveelheden product waarvoor de in artikel 31 bedoelde bewijzen zijn geleverd en voor zover het bewijs is geleverd dat een hoeveelheid die ten minste gelijk is aan 5 % van de in het certificaat vermelde hoeveelheid is in-, respectievelijk uitgevoerd.

2.   Onverminderd de artikelen 39, 40 en 47 wordt, wanneer de verplichting tot invoer, respectievelijk tot uitvoer, niet is nagekomen, de zekerheid verbeurd voor een hoeveelheid die gelijk is aan het verschil tussen:

a)

95 % van de in het certificaat vermelde hoeveelheid, en

b)

de daadwerkelijk ingevoerde, respectievelijk uitgevoerde, hoeveelheid.

Wanneer het certificaat per dier is afgegeven, wordt de uitkomst van de berekening van het bovenbedoelde percentage van 95 % in voorkomend geval afgerond op het naaste lagere gehele getal aan dieren.

Indien evenwel de in- of uitgevoerde hoeveelheid minder dan 5 % van de in het certificaat vermelde hoeveelheid bedraagt, wordt de zekerheid volledig verbeurd.

Bovendien geeft de lidstaat de volledige zekerheid vrij indien voor een certificaat het totale bedrag van de zekerheid dat zou zijn verbeurd, 100 EUR of minder bedraagt.

Een zekerheid die ten onrechte volledig of gedeeltelijk is vrijgegeven, moet bij de instantie van afgifte van het certificaat opnieuw worden gesteld naar evenredigheid van de betrokken hoeveelheden.

Om het opnieuw stellen van de vrijgegeven zekerheid kan echter na het verstrijken van een termijn van vier jaar te rekenen vanaf de vrijgave ervan niet langer worden verzocht, mits de handelaar te goeder trouw heeft gehandeld.

3.   Voor uitvoercertificaten met vaststelling vooraf van de restitutie geldt het volgende:

a)

wanneer het certificaat of een uittreksel van het certificaat aan de instantie van afgifte wordt terugbezorgd zolang niet meer dan twee derde van de geldigheidsduur is verstreken, wordt de betrokken verbeurd te verklaren zekerheid met 40 % verminderd. Voor de toepassing hiervan wordt een gedeelte van een dag als volledige dag gerekend;

b)

wanneer het certificaat of een uittreksel van het certificaat aan de instantie van afgifte wordt terugbezorgd nadat meer dan twee derde van de geldigheidsduur is verstreken, maar uiterlijk gedurende de maand die volgt op de laatste dag van de geldigheidsduur, wordt de betrokken verbeurd te verklaren zekerheid met 25 % verminderd.

Het bepaalde in de eerste alinea geldt slechts voor certificaten en uittreksels van certificaten die aan de instantie van afgifte worden terugbezorgd gedurende het GATT-jaar waarin zij zijn afgegeven, waarbij zij bovendien meer dan dertig dagen vóór het einde van dat GATT-jaar moeten worden terugbezorgd.

De eerste alinea geldt slechts onder voorbehoud van een eventuele maatregel tot schorsing van de toepassing ervan. Volgens de procedure als bedoeld in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 of de overeenkomstige artikelen van de overige verordeningen houdende een gemeenschappelijke ordening der markten kan de Commissie, in het geval van een verhoging van de restitutie voor een of meer producten, de toepassing van de eerste alinea schorsen voor de certificaten die vóór de verhoging van de restitutie zijn aangevraagd en tot de dag vóór de verhoging van de restitutie niet aan de instantie van afgifte zijn terugbezorgd.

De overeenkomstig artikel 24 van deze verordening ingediende certificaten worden geacht aan de instantie van afgifte te zijn terugbezorgd op de datum waarop de instantie van afgifte een verzoek van de titularis van het certificaat om vrijgave van de zekerheid ontvangt.

4.   Het in artikel 32, lid 1, bedoelde bewijs van het gebruik van het certificaat moet, behoudens overmacht, binnen twee maanden na afloop van de geldigheidsduur van het certificaat worden geleverd.

5.   Het in artikel 32, lid 2, bedoelde bewijs van het verlaten van het douanegebied of van een leverantie met een bestemming als bedoeld in artikel 36 van Verordening (EG) nr. 800/1999 of van plaatsing onder de regeling als bedoeld in artikel 40 van die verordening moet, behoudens overmacht, binnen twaalf maanden na afloop van de geldigheidsduur van het certificaat worden geleverd.

6.   De verbeurd te verklaren zekerheid voor de hoeveelheden waarvoor het bewijs in verband met een uitvoercertificaat met vaststelling vooraf van de restitutie niet is geleverd binnen de in lid 4 genoemde termijn, wordt, verminderd met:

a)

90 % wanneer dit bewijs in de derde maand na de laatste dag van de geldigheidsduur van het certificaat wordt geleverd;

b)

50 % wanneer dit bewijs in de vierde maand na de laatste dag van de geldigheidsduur van het certificaat wordt geleverd;

c)

30 % wanneer dit bewijs in de vijfde maand na de laatste dag van de geldigheidsduur van het certificaat wordt geleverd;

d)

20 % wanneer dit bewijs in de zesde maand na de laatste dag van de geldigheidsduur van het certificaat wordt geleverd.

7.   In de andere dan de in lid 6 bedoelde gevallen is de verbeurd te verklaren zekerheid voor de hoeveelheden waarvoor het bewijs niet is geleverd binnen de in de leden 4 en 5 genoemde termijn, maar wel uiterlijk in de vierentwintigste maand na de laatste dag van de geldigheidsduur van het certificaat, gelijk aan 15 % van het bedrag dat definitief zou zijn verbeurd indien de producten niet waren ingevoerd of uitgevoerd. Indien voor een bepaald product certificaten zijn afgegeven waarin verschillende zekerheidstarieven zijn vastgesteld, wordt, om het bedrag te berekenen dat verbeurd dient te worden verklaard, het laagste tarief genomen dat bij in-, respectievelijk bij uitvoer gold.

8.   De bevoegde autoriteiten kunnen ontheffing verlenen van de verplichting de in de leden 4 en 5, bedoelde bewijzen te leveren, wanneer zij reeds in het bezit zijn van de benodigde informatie.

9.   Indien bij een communautaire bepaling onder verwijzing naar dit lid is bepaald dat de verplichting is nagekomen wanneer het bewijs wordt overgelegd dat het product op een bepaalde bestemming is aangekomen, moet dit bewijs overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EG) nr. 800/1999 worden geleverd. Wordt dit bewijs niet overgelegd, dan wordt de certificaatzekerheid voor de betrokken hoeveelheid verbeurd.

Dit bewijs moet eveneens worden geleverd binnen twaalf maanden na afloop van de geldigheidsduur van het certificaat. Wanneer evenwel de op grond van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 800/1999 vereiste documenten niet binnen de voorgeschreven termijn kunnen worden overgelegd, kan de exporteur, wanneer hij het nodige heeft gedaan om de documenten binnen die termijn te verkrijgen, een aanvullende termijn worden toegestaan om deze documenten alsnog over te leggen.

10.   Voor invoercertificaten waarop bij een communautaire bepaling dit lid van toepassing is verklaard, moet, behoudens overmacht, het in artikel 32, lid 1, onder a), bedoelde bewijs van het gebruik van het certificaat in afwijking van de leden 4 tot en met 8 binnen 45 dagen na afloop van de geldigheidsduur van het certificaat worden geleverd.

Wanneer het in artikel 32, lid 1, onder a), bedoelde bewijs dat het certificaat is gebruikt, niet binnen de gestelde termijn wordt geleverd:

a)

wordt, wanneer het certificaat, gelet op de onderschrijdingstolerantie, binnen de geldigheidsduur is gebruikt, forfaitair 15 % van het in het certificaat aangegeven totale bedrag van de zekerheid verbeurd;

b)

wordt bij gedeeltelijk gebruik van het certificaat binnen de geldigheidsduur de zekerheid verbeurd ten belope van:

i)

een bedrag dat overeenkomt met het verschil tussen 95 % van de in het certificaat aangegeven hoeveelheid en de werkelijk ingevoerde hoeveelheid, plus

ii)

forfaitair, 15 % van de zekerheid die resteert na aftrek van het in punt i) bedoelde bedrag, plus

iii)

voor elke dag waarmee de termijn voor de indiening van het bewijs overschreden wordt, 3 % van de zekerheid die resteert na aftrek van de in de punten i) en ii) bedoelde bedragen.

AFDELING 5

Verlies van certificaten

Artikel 35

1.   Dit artikel geldt in geval van verlies van een certificaat of uittreksel met vaststelling vooraf van een restitutie die hoger is dan 0.

2.   De instantie van afgifte van het oorspronkelijke certificaat geeft op verzoek van de titularis of van de cessionaris, ingeval het certificaat of het uittreksel is overgedragen, een vervangingscertificaat, respectievelijk vervangingsuittreksel, af, onder voorbehoud van het bepaalde in de tweede alinea.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen de afgifte van een vervangingscertificaat of -uittreksel weigeren indien:

a)

de aanvrager in persoonlijk opzicht geen waarborgen biedt dat de met de bepalingen van dit artikel nagestreefde doeleinden in acht zullen worden genomen; van deze mogelijkheid wordt in elke lidstaat overeenkomstig de aldaar geldende beginselen inzake non-discriminatie tussen de aanvragers en inzake de vrijheid van handel en nijverheid gebruik gemaakt;

b)

de aanvrager niet heeft aangetoond dat hij de nodige voorzorgen had genomen om verlies van het certificaat of van het uittreksel te voorkomen.

3.   De in het kader van een inschrijving vastgestelde restitutie is een vooraf vastgestelde restitutie.

4.   Op het vervangingscertificaat of -uittreksel komen dezelfde aanwijzingen en vermeldingen voor als op het document dat het vervangt. Het vervangingscertificaat, respectievelijk vervangingsuittreksel, wordt afgegeven voor een hoeveelheid producten die, verhoogd met de tolerantie, overeenkomt met de op het verloren document aangegeven beschikbare hoeveelheid. De aanvrager geeft schriftelijk deze beschikbare hoeveelheid aan. Wanneer de door de aanvrager aangegeven beschikbare hoeveelheid volgens de informatie van de instantie van afgifte te groot is, wordt onverminderd de toepassing van lid 2, tweede alinea, deze hoeveelheid dienovereenkomstig verlaagd.

In vak 22 van het vervangingscertificaat of -uittreksel wordt bovendien een van de in bijlage III, deel E, opgenomen vermeldingen, met rood onderstreept, aangebracht.

5.   Bij verlies van het vervangingscertificaat, respectievelijk -uittreksel, mag niet nog een vervangingscertificaat, respectievelijk -uittreksel, worden afgegeven.

6.   De afgifte van een vervangingscertificaat of -uittreksel is afhankelijk van het stellen van een zekerheid. Het bedrag van deze zekerheid wordt berekend door vermenigvuldiging van:

a)

het eenheidsbedrag van de vooraf vastgestelde restitutie of, in voorkomend geval, het hoogste dergelijke eenheidsbedrag voor de betrokken bestemmingen, vermeerderd met 20 %, met

b)

de met de tolerantie vermeerderde hoeveelheid waarvoor het vervangingscertificaat of -uittreksel wordt afgegeven.

Het bedrag waarmee de zekerheid wordt vermeerderd, moet ten minste 3 EUR per 100 kilogram nettogewicht bedragen. Aan de instantie van afgifte van het oorspronkelijke certificaat moet worden aangetoond dat de vereiste zekerheid is gesteld.

7.   Indien de hoeveelheid producten die onder dekking van een certificaat en van een vervangingscertificaat, of onder dekking van een uittreksel en van een vervangingsuittreksel, wordt uitgevoerd, groter is dan die welke onder dekking van het oorspronkelijke certificaat of uittreksel had kunnen worden uitgevoerd, wordt de in lid 6 bedoelde zekerheid die overeenkomt met de te veel uitgevoerde hoeveelheid, bij wijze van terugbetaling van de restitutie verbeurd.

8.   Bij toepassing van lid 7 moet bovendien, wanneer op de datum waarop de aangifte als bedoeld in artikel 23, lid 1, onder b), voor de te veel uitgevoerde hoeveelheid wordt aanvaard, een uitvoerheffing van toepassing is, de op die datum geldende uitvoerheffing worden geïnd.

De te veel uitgevoerde hoeveelheid:

a)

wordt bepaald overeenkomstig lid 7;

b)

is de hoeveelheid waarvoor de aangifte laatstelijk is aanvaard onder dekking van het oorspronkelijke certificaat, een uittreksel van het oorspronkelijke certificaat, een vervangingscertificaat of een vervangingsuittreksel. Indien de bij de laatste uitvoertransactie betrokken hoeveelheid geringer is dan de te veel uitgevoerde hoeveelheid, wordt de uitvoertransactie, respectievelijk worden de uitvoertransacties, die onmiddellijk daaraan voorafgaat, respectievelijk voorafgaan, mede in aanmerking genomen totdat de te veel uitgevoerde hoeveelheid is bereikt.

Artikel 3, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 120/89 van de Commissie (23) is niet van toepassing op het in dit lid bedoelde geval.

9.   De in lid 6 bedoelde zekerheid wordt, voor zover zij niet krachtens lid 7 wordt verbeurd, vijftien maanden na afloop van de geldigheidsduur van het certificaat vrijgegeven.

10.   Verloren certificaten of uittreksels die worden teruggevonden, ogen niet meer worden gebruikt en moeten naar de instantie van afgifte van het vervangingscertificaat, respectievelijk vervangingsuittreksel, worden teruggezonden. In dat geval wordt, indien de op het oorspronkelijke certificaat of uittreksel vermelde beschikbare hoeveelheid groter is dan of gelijk is aan de hoeveelheid waarvoor het vervangingscertificaat, respectievelijk vervangingsuittreksel, is afgegeven, verhoogd met de tolerantie, de in lid 6 bedoelde zekerheid onmiddellijk vrijgegeven.

Indien de beschikbare hoeveelheid groter is, wordt evenwel op verzoek van de belanghebbende een uittreksel afgegeven voor een hoeveelheid die, vermeerderd met de tolerantie, gelijk is aan de hoeveelheid die nog kan worden gebruikt.

11.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten verstrekken elkaar de voor de toepassing van dit artikel benodigde gegevens.

Indien deze autoriteiten voor die gegevensverstrekking gebruik maken van het controle-exemplaar T 5 bedoeld in artikel 912 bis van Verordening (EEG) nr. 2454/93, welk document wordt opgemaakt ten bewijze dat de betrokken producten het douanegebied van de Gemeenschap hebben verlaten, moet het nummer van het oorspronkelijke certificaat in vak 105 van het controle-exemplaar T 5 worden vermeld. Indien een certificaatuittreksel, een vervangingscertificaat of een vervangingsuittreksel wordt gebruikt, moet het nummer van het oorspronkelijke certificaat in vak 106 van het controle-exemplaar T 5 worden vermeld.

Artikel 36

1.   Behalve in de in lid 2 bedoelde gevallen is het verzoek om een vervangingscertificaat of -uittreksel voor een product niet ontvankelijk indien voor het betrokken product de afgifte van het certificaat is geschorst of indien een certificaat in het kader van een kwantitatief contingent wordt afgegeven.

2.   Wanneer de titularis of de cessionaris van een invoer-, uitvoer- of voorfixatiecertificaat ten genoegen van de bevoegde autoriteiten bewijst dat een certificaat of uittreksel enerzijds niet of slechts gedeeltelijk is gebruikt, en anderzijds met name als gevolg van een volledige of gedeeltelijke vernietiging ervan ook niet meer kan worden gebruikt, wordt door de instantie van afgifte van het oorspronkelijke certificaat een vervangingscertificaat, respectievelijk vervangingsuittreksel, afgegeven voor een hoeveelheid producten die, in voorkomend geval vermeerderd met de tolerantie, met de beschikbare hoeveelheid overeenkomt. In dit geval is het bepaalde in artikel 35, lid 4, eerste zin, van toepassing.

Artikel 37

Elke lidstaat doet de Commissie elk kwartaal mededeling van:

a)

het aantal vervangingscertificaten, respectievelijk vervangingsuittreksels die in het voorafgaande kwartaal zijn afgegeven:

i)

op grond van artikel 35;

ii)

op grond van artikel 36;

b)

de aard en de hoeveelheid van de betrokken producten en, in voorkomend geval, de eenheidsbedragen van de vooraf vastgestelde uitvoerrestituties of uitvoerheffingen.

De Commissie brengt de andere lidstaten daarvan op de hoogte.

Artikel 38

1.   Bij verlies van een certificaat of van een certificaatuittreksel kunnen de instanties van afgifte, voor zover het betrokken document volledig of gedeeltelijk is gebruikt, bij wijze van uitzondering aan de belanghebbende een op dezelfde wijze als het oorspronkelijke document opgemaakt en geviseerd duplicaat afgeven waarvan elk exemplaar duidelijk de vermelding „duplicaat” draagt.

2.   Duplicaten mogen niet voor invoer- of uitvoertransacties worden overgelegd.

3.   Het duplicaat wordt overgelegd aan de kantoren waar de in artikel 23 bedoelde aangifte onder dekking van het verloren certificaat of uittreksel is aanvaard, of aan een andere bevoegde autoriteit die is aangewezen door de lidstaat waar die kantoren zich bevinden.

4.   De bevoegde autoriteit draagt zorg voor de afschrijving op het duplicaat en viseert het.

5.   Het van deze aantekeningen voorziene duplicaat geldt in plaats van exemplaar nr. 1 van het verloren certificaat of uittreksel als bewijs om vrijgave van de zekerheid te verkrijgen.

AFDELING 6

Overmacht

Artikel 39

1.   Indien de invoer of uitvoer niet tijdens de geldigheidsduur van het certificaat kan plaatsvinden ten gevolge van een voorval waarvan de handelaar meent dat het een geval van overmacht is, verzoekt de titularis van het certificaat de bevoegde instantie van de lidstaat van afgifte van het certificaat om hetzij de geldigheidsduur van het certificaat te verlengen, hetzij het certificaat te annuleren. Hij levert het bewijs van de door hem als overmacht beschouwde omstandigheden binnen zes maanden na afloop van de geldigheidsduur van het certificaat.

Indien deze bewijzen niet binnen deze termijn konden worden verschaft hoewel de handelaar zich alle nodige moeite heeft gegeven om deze bewijzen te verkrijgen en over te leggen, kunnen de handelaar extra termijnen worden toegestaan.

2.   Een verzoek de geldigheidsduur van het certificaat te verlengen dat meer dan dertig dagen na afloop van de geldigheidsduur van het certificaat wordt ingediend, is niet ontvankelijk.

3.   Wordt een als overmacht beschouwde omstandigheid aangevoerd die betrekking heeft op het land van herkomst en/of oorsprong in geval van invoer of op het land van bestemming in geval van uitvoer, dan kan deze omstandigheid slechts als zodanig worden erkend indien de betrokken landen tijdig schriftelijk aan de instantie van afgifte van het certificaat of aan een andere officiële instantie van dezelfde lidstaat zijn opgegeven.

Het land van herkomst, oorsprong of bestemming wordt geacht tijdig te zijn opgegeven indien de aanvrager op het tijdstip van die opgave nog niet kon voorzien dat het aangevoerde geval van overmacht zich zou voordoen.

4.   De in lid 1 bedoelde bevoegde instantie beslist of de aangevoerde omstandigheid een geval van overmacht is.

Artikel 40

1.   Indien de aangevoerde omstandigheid een geval van overmacht is, besluit de bevoegde instantie van de lidstaat van afgifte van het certificaat hetzij dat de verplichting tot invoer, respectievelijk uitvoer wordt geannuleerd, waarbij dan de zekerheid wordt vrijgegeven, hetzij dat de geldigheidsduur van het certificaat wordt verlengd met te termijn die op grond van alle terzake dienende omstandigheden nodig wordt geacht, zonder dat hierbij een termijn van zes maanden na afloop van de oorspronkelijke geldigheidsduur van het certificaat mag worden overschreden De verlenging kan na afloop van de geldigheidsduur van het certificaat geschieden.

2.   Het besluit van de bevoegde instantie kan afwijken van het door de titularis van het certificaat gevraagde besluit.

Verzoekt de titularis van een certificaat met vaststelling vooraf om annulering van het certificaat, dan kan de bevoegde instantie zelfs als dit verzoek meer dan 30 dagen na afloop van de geldigheidsduur van het certificaat is ingediend, deze geldigheidsduur verlengen indien het vooraf vastgestelde eenheidsbedrag, vermeerderd met de eventuele aanpassingen, lager is dan het op de dag van het besluit tot verlenging geldende eenheidsbedrag ingeval het een toe te kennen bedrag betreft, of hoger is dan het op die dag geldende eenheidsbedrag ingeval het een te heffen bedrag betreft.

3.   Het besluit tot annulering of tot verlenging geldt slechts voor de hoeveelheid product die als gevolg van het geval van overmacht niet kon worden ingevoerd, respectievelijk uitgevoerd.

4.   Bij verlenging van de geldigheidsduur van het certificaat viseert de instantie van afgifte het certificaat en de uittreksels ervan en brengt zij de nodige aanpassingen aan.

5.   In afwijking van artikel 8, lid 1, kunnen bij verlenging van de geldigheidsduur van een certificaat met vaststelling vooraf de uit het certificaat voortvloeiende rechten niet worden overgedragen. Evenwel wordt, als de omstandigheden van het betrokken geval zulks rechtvaardigen, ingestemd met een dergelijke overdracht indien deze tegelijk met de verlenging wordt aangevraagd.

6.   De lidstaat waaronder de bevoegde instantie ressorteert, stelt de Commissie in kennis van het geval van overmacht; de Commissie licht de andere lidstaten hierover in.

Artikel 41

1.   Indien een handelaar naar aanleiding van een geval van overmacht heeft verzocht om verlenging van de geldigheidsduur van een certificaat met vaststelling vooraf van de uitvoerheffing of de uitvoerrestitutie en indien de bevoegde instantie over dit verzoek nog geen besluit heeft genomen, kan de handelaar bij deze instantie een tweede certificaat aanvragen. Dit tweede certificaat wordt afgegeven overeenkomstig de op het tijdstip van deze aanvraag geldende bepalingen met dien verstande evenwel dat:

a)

het certificaat wordt afgegeven voor ten hoogste de nietgebruikte hoeveelheid van het eerste certificaat waarvoor om verlenging van de geldigheidsduur is verzocht;

b)

in vak 20 van het certificaat een van de in bijlage III, deel F opgenomen vermeldingen moet voorkomen.

2.   Zodra de bevoegde instantie het verzoek om verlenging van de geldigheidsduur van het eerste certificaat heeft ingewilligd:

a)

worden op het eerste certificaat de hoeveelheden afgeschreven waarvoor het tweede certificaat is gebruikt, voor zover:

i)

dit gebruik heeft plaatsgevonden door de handelaar die het recht heeft het eerste certificaat te gebruiken, en

ii)

dit gebruik tijdens de verlengde geldigheidsduur heeft plaatsgevonden;

b)

wordt voor de onder a) bedoelde hoeveelheid de voor het tweede certificaat gestelde zekerheid vrijgegeven;

c)

brengt in voorkomend geval de instantie van afgifte van de certificaten de bevoegde instantie van de lidstaat waar het tweede certificaat is gebruikt, op de hoogte met het oog op rectificatie van het geheven, respectievelijk toegekende bedrag.

3.   In die gevallen waarin de bevoegde instantie vaststelt dat er geen overmacht is of overeenkomstig artikel 40 besluit dat het eerste certificaat moet worden geannuleerd, blijven de uit het tweede certificaat voortvloeiende rechten en verplichtingen voortbestaan.

HOOFDSTUK IV

BIJZONDERE BEPALINGEN

Artikel 42

1.   Voor de producten waarvoor een uitvoercertificatenregeling geldt of die in aanmerking kunnen komen voor toepassing van een regeling inzake vaststelling vooraf van restituties of andere bedragen bij uitvoer, kan de regeling voor terugkerende goederen als bedoeld in titel VI, hoofdstuk 2, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 slechts worden toegepast indien de volgende bepalingen in acht zijn genomen:

a)

is zonder uitvoer- of voorfixatiecertificaat uitgevoerd, dan moet bij gebruik van het in artikel 850 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 bedoelde inlichtingenblad INF 3 in vak A daarvan een van de in bijlage III, deel G, bij deze verordening opgenomen vermeldingen zijn aangebracht;

b)

is onder dekking van een uitvoer- of voorfixatiecertificaat uitgevoerd, dan geldt het bepaalde in artikel 43.

2.   Indien de wederinvoer van de terugkerende producten loopt:

a)

over een douanekantoor in een andere lidstaat dan de lidstaat van uitvoer, wordt het bewijs dat artikel 43, lid 1, onder a) of b), in acht is genomen, geleverd door middel van het in artikel 850 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 bedoelde inlichtingenblad INF 3;

b)

over een douanekantoor in dezelfde lidstaat, wordt het bewijs dat lid 1, onder a), of artikel 43, lid 1, onder a) of b), in acht is genomen, geleverd op de door de bevoegde autoriteiten van elke lidstaat voorgeschreven wijze.

3.   Lid 1, onder a), geldt niet in de gevallen als bedoeld in artikel 844, lid 2, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2454/93.

Artikel 43

1.   Indien in de gevallen als bedoeld in artikel 42 de verplichting tot uitvoer niet is nagekomen, nemen de lidstaten de volgende maatregelen:

a)

is onder dekking van een uitvoer- of voorfixatiecertificaat uitgevoerd en is de geldigheidsduur van het certificaat niet verstreken op de datum waarop de belanghebbende blijk geeft van zijn voornemen om van de in artikel 42 vervatte regeling voor terugkerende goederen gebruik te maken, dan:

i)

moet de afschrijving op het certificaat voor de betrokken uitvoer worden geannuleerd;

ii)

mag voor de betrokken uitvoer de certificaatzekerheid niet worden vrijgegeven of moet, indien de zekerheid is vrijgegeven, deze bij de instantie van afgifte van het certificaat opnieuw worden gesteld naar evenredigheid van de betrokken hoeveelheden, en

iii)

wordt het uitvoer- of voorfixatiecertificaat aan de titularis van het document teruggegeven;

b)

is onder dekking van een uitvoer- of voorfixatiecertificaat uitgevoerd en is de geldigheidsduur van het certificaat verstreken op de datum waarop de belanghebbende blijk geeft van zijn voornemen om van de in artikel 42 vervatte regeling voor terugkerende goederen gebruik te maken, dan geldt dat,

i)

indien voor de betrokken uitvoer de certificaatzekerheid niet is vrijgegeven, deze met inachtneming van de terzake geldende voorschriften wordt verbeurd;

ii)

indien de certificaatzekerheid is vrijgegeven, de titularis van het certificaat de zekerheid bij de instantie van afgifte van het certificaat opnieuw moet stellen naar evenredigheid van de betrokken hoeveelheden; deze zekerheid wordt met inachtneming van de terzake geldende voorschriften verbeurd.

2.   Lid 1 geldt niet indien de terugkeer als gevolg van overmacht is geschied of indien het een geval als bedoeld in artikel 844, lid 2, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2454/93 betreft.

Artikel 44

1.   Indien de wederinvoer van de producten in het kader van de regeling voor terugkerende goederen wordt gevolgd door uitvoer van equivalente producten van dezelfde onderverdeling van de gecombineerde nomenclatuur en de zekerheid voor het certificaat dat is gebruikt bij de uitvoer van de producten die opnieuw zijn ingevoerd, overeenkomstig artikel 43 zou moeten worden verbeurd, wordt deze zekerheid op verzoek van de belanghebbenden vrijgegeven.

2.   Het moet gaan om een uitvoertransactie:

a)

waarvoor de aangifte is aanvaard:

i)

uiterlijk binnen twintig dagen na de dag van aanvaarding van de aangifte ten wederinvoer van de terugkerende producten, en

ii)

onder dekking van een nieuw uitvoercertificaat indien de geldigheidsduur van het oorspronkelijke uitvoercertificaat op de datum van aanvaarding van de aangifte ten uitvoer van de equivalente producten is verstreken;

b)

die betrekking heeft:

i)

op dezelfde hoeveelheid producten, en

ii)

op producten die voor dezelfde geadresseerde zijn bestemd als die welke bij de oorspronkelijke uitvoertransactie was vermeld, behoudens in de gevallen als bedoeld in artikel 844, lid 2, onder c) of d), van Verordening (EEG) nr. 2454/93.

De exporteur moet ten genoegen van het douanekantoor van uitvoer de nodige gegevens betreffende de kenmerken van het product en de bestemming verstrekken.

3.   De zekerheid wordt vrijgegeven zodra aan de instantie van afgifte van het certificaat het bewijs is geleverd dat de in dit artikel bedoelde voorwaarden zijn vervuld. Dit bewijs wordt geleverd door overlegging:

a)

van de aangifte ten uitvoer voor de equivalente producten of een door de bevoegde diensten voor eensluidend gewaarmerkte kopie of fotokopie daarvan, waarop een van de in bijlage III, deel H, opgenomen vermeldingen is aangebracht; deze vermelding moet worden geauthentiseerd met het stempel van het betrokken douanekantoor, dat rechtstreeks op het als bewijsstuk dienende document wordt aangebracht; en

b)

van een document waaruit blijkt dat de producten het douanegebied van de Gemeenschap, behoudens overmacht, binnen een termijn van 60 dagen te rekenen vanaf de datum van aanvaarding van de aangifte ten uitvoer hebben verlaten.

Artikel 45

1.   Voor de toepassing van artikel 896 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 wordt de verklaring dat de noodzakelijke maatregelen zijn genomen om eventueel de gevolgen van het in het vrije verkeer brengen teniet te kunnen doen, verstrekt door de autoriteit die het certificaat heeft afgegeven, onverminderd lid 4 van dit artikel.

De importeur stelt de autoriteit die het certificaat heeft afgegeven, in kennis van:

a)

de naam en het adres van de in artikel 877, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 bedoelde beschikkende douaneautoriteit waaraan de verklaring moet worden gezonden;

b)

de hoeveelheid en de aard van de betrokken producten, de datum van invoer en het nummer van het betrokken certificaat.

Indien het certificaat nog niet aan de autoriteit van afgifte is overhandigd, moet de importeur het certificaat aan deze autoriteit overleggen.

Alvorens de in de eerste alinea bedoelde verklaring te verzenden, moet de autoriteit die het certificaat heeft afgegeven, zich ervan vergewissen:

a)

dat de zekerheid voor de betrokken hoeveelheid niet is vrijgegeven en niet zal worden vrijgegeven, of

b)

dat, indien de zekerheid is vrijgegeven, deze voor de betrokken hoeveelheden opnieuw wordt gesteld.

De zekerheid wordt evenwel niet opnieuw gesteld voor de hoeveelheden boven het percentage vanaf hetwelk de verplichting tot invoer als te zijn nagekomen wordt beschouwd.

Het certificaat wordt aan de belanghebbende teruggegeven.

2.   Indien de terugbetaling of de kwijtschelding van de invoerrechten wordt geweigerd, stelt de beschikkende autoriteit de autoriteit die het certificaat heeft afgegeven daarvan in kennis. De zekerheid voor de betrokken hoeveelheid wordt vrijgegeven.

3.   Indien de terugbetaling of de kwijtschelding van de rechten is toegestaan, wordt de afschrijving op het certificaat voor de betrokken hoeveelheid geannuleerd, zelfs als de geldigheidsduur van het certificaat is verstreken. De belanghebbende moet het certificaat onmiddellijk aan de instantie van afgifte terugzenden wanneer de geldigheidsduur ervan is verstreken. De zekerheid voor de betrokken hoeveelheid wordt met inachtneming van de terzake geldende voorschriften verbeurd.

4.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing:

a)

indien het als gevolg van overmacht noodzakelijk is de producten opnieuw uit te voeren, te vernietigen of onder het stelsel van douane-entrepots of van vrije zones te plaatsen, of

b)

indien de producten zich in de situatie als bedoeld in artikel 900, lid 1, onder n), tweede streepje, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 bevinden, of

c)

indien het certificaat waarop de ingevoerde hoeveelheid zojuist is afgeschreven, op het tijdstip van indiening van het verzoek om terugbetaling of kwijtschelding van de rechten nog niet aan de belanghebbende is overhandigd.

5.   Lid 3, eerste zin:

a)

is niet van toepassing in het in lid 4, onder b), bedoelde geval;

b)

is in het in lid 4, onder a), bedoelde geval uitsluitend op verzoek van de belanghebbende van toepassing.

Artikel 46

1.   Indien de gevolgen van het in het vrije verkeer brengen teniet zijn gedaan en de zekerheid voor het bij de invoer van de producten gebruikte certificaat overeenkomstig artikel 45 zou moeten worden verbeurd, wordt deze zekerheid op verzoek van de belanghebbenden vrijgegeven als aan de in lid 2 van dit artikel genoemde voorwaarden is voldaan.

2.   De belanghebbende moet ten genoegen van de bevoegde autoriteiten aantonen dat binnen twee maanden na de datum van de oorspronkelijke invoer dezelfde hoeveelheid equivalente producten van dezelfde onderverdeling van de gecombineerde nomenclatuur door dezelfde importeur van dezelfde leverancier is betrokken en is ingevoerd ter vervanging van de producten waarvoor artikel 238 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 is toegepast.

Artikel 47

1.   Dit artikel is van toepassing op de certificaten met vaststelling vooraf van de uitvoerrestitutie die worden aangevraagd met het oog op een in een derde land van invoer gehouden inschrijving.

Als inschrijvingen worden aangemerkt, niet-vertrouwelijke uitnodigingen van overheidsinstellingen van derde landen of van internationale publiekrechtelijke instellingen om binnen een bepaalde termijn offertes in te dienen over de aanvaarding waarvan door die instellingen wordt beslist.

Voor de toepassing van dit artikel worden de in artikel 36, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 800/1999 bedoelde strijdkrachten als een land van invoer beschouwd.

2.   Een exporteur die heeft deelgenomen of wil deelnemen aan een inschrijving als bedoeld in lid 1 kan, indien aan de in lid 3 bedoelde voorwaarden is voldaan, één of meer certificaten aanvragen die slechts zullen worden afgegeven voor zover de levering hem is gegund.

3.   De bepalingen van dit artikel zijn slechts van toepassing indien het bericht van inschrijving ten minste de volgende gegevens bevat:

a)

het derde land van invoer en de instelling waarvan de inschrijving uitgaat;

b)

de uiterste datum voor de indiening van offertes in het kader van de inschrijving;

c)

de vastgestelde hoeveelheid producten waarop het bericht van inschrijving betrekking heeft.

De belanghebbende moet deze gegevens bij het aanvragen van het certificaat aan de instantie van afgifte meedelen.

De certificaataanvraag of de certificaataanvragen mag, respectievelijk mogen niet eerder dan vijftien dagen vóór de uiterste datum voor de indiening van de offertes worden ingediend, maar moet, respectievelijk moeten uiterlijk om 13.00 uur op de uiterste datum voor de indiening van de offertes worden ingediend.

De hoeveelheid waarvoor het certificaat wordt, respectievelijk de certificaten worden aangevraagd, mag niet groter zijn dan de in het bericht van inschrijving vermelde hoeveelheid. Met de in het bericht van inschrijving genoemde toleranties of opties wordt geen rekening gehouden.

De lidstaten delen de in de eerste alinea bedoelde gegevens onverwijld aan de Commissie mee.

4.   In afwijking van artikel 14, lid 2, hoeft de zekerheid niet bij het aanvragen van het certificaat te worden gesteld.

5.   Behoudens overmacht stelt de aanvrager de instantie van afgifte binnen 21 dagen na de uiterste datum voor de indiening van de offertes bij een schrijven of schriftelijk telecommunicatiebericht dat de instantie van afgifte moet bereiken uiterlijk op de dag waarop de termijn van 21 dagen verstrijkt, ervan in kennis:

a)

hetzij dat de levering aan hem is gegund;

b)

hetzij dat de levering niet aan hem is gegund;

c)

hetzij dat hij niet aan de inschrijving heeft deelgenomen;

d)

hetzij dat hij door omstandigheden buiten zijn wil de uitslag van de inschrijving niet binnen deze termijn kan kennen.

6.   De certificaataanvragen worden niet ingewilligd indien binnen de afgiftetermijn die voor de certificaataanvragen voor bepaalde producten geldt, een bijzondere maatregel is getroffen die de afgifte van de certificaten verhindert.

Geen enkele na afloop van die termijn getroffen bijzondere maatregel kan de afgifte van één of meer certificaten voor de betrokken inschrijving verhinderen, indien de aanvrager van het certificaat aan de navolgende voorwaarden heeft voldaan:

a)

de juistheid van de in lid 3, eerste alinea, bedoelde gegevens is aan de hand van de passende documenten aangetoond;

b)

het bewijs is geleverd dat de levering aan hem is gegund;

c)

de voor de afgifte van het certificaat vereiste zekerheid is gesteld, en

d)

het contract is overgelegd, of

e)

indien gegronde redenen voor het ontbreken van het contract zijn aangevoerd, zijn de documenten overgelegd die de met de medecontractant of medecontractanten aangegane verbintenissen bewijzen, met inbegrip van de door de bank van de aanvrager gegeven bevestiging van de opening van een onherroepelijk documentair krediet dat de financiële instelling van de koper voor de overeengekomen levering heeft toegekend.

Het certificaat wordt, respectievelijk de certificaten worden uitsluitend voor het in lid 3, eerste alinea, onder a), bedoelde land afgegeven. De betrokken inschrijving wordt in het certificaat of de certificaten vermeld.

De totale hoeveelheid waarvoor dit certificaat wordt, respectievelijk deze certificaten worden afgegeven, is gelijk aan de totale hoeveelheid waarvan de levering aan de aanvrager is gegund en waarvoor deze laatste het contract of de in de tweede alinea, onder d), van dit lid bedoelde documenten heeft overgelegd; deze hoeveelheid kan niet groter zijn dan de gevraagde hoeveelheid.

Bovendien kan, indien verscheidene certificaten zijn aangevraagd, de hoeveelheid waarvoor elk certificaat wordt afgegeven, niet groter zijn dan de oorspronkelijk voor dat certificaat gevraagde hoeveelheid.

Voor de bepaling van de geldigheidsduur van het certificaat is artikel 22, lid 1, van toepassing.

Er kan geen certificaat worden afgegeven voor een hoeveelheid waarvan de levering niet aan de aanvrager is gegund of waarvoor de aanvrager niet heeft voldaan aan één van de voorwaarden als vermeld in de tweede alinea, onder a), b), c) en d), respectievelijk onder a), b), c) en e), van dit lid.

De titularis van het certificaat of van de certificaten is als eerste voor de terugbetaling van enig onverschuldigd betaald restitutiebedrag aansprakelijk indien vast komt te staan dat het contract of één van de in de tweede alinea, onder e), van dit lid bedoelde verbintenissen op grond waarvan het certificaat is, respectievelijk de certificaten zijn afgegeven, geen verband houdt met de door het derde land gehouden inschrijving.

7.   In de in lid 5, onder b), c) en d), bedoelde gevallen wordt geen enkel certificaat afgegeven naar aanleiding van de in lid 3 bedoelde aanvraag.

8.   Indien de aanvrager van het certificaat het bepaalde in lid 5 niet naleeft, wordt geen enkel certificaat afgegeven.

Indien de aanvrager evenwel aan de instantie van afgifte het bewijs levert dat de termijn voor de indiening van de offertes is verlengd met:

a)

ten hoogste tien dagen, blijft de aanvraag geldig en loopt de in lid 5 bedoelde termijn van 21 dagen voor het verstrekken van de betrokken gegevens vanaf de nieuwe uiterste datum voor de indiening van de offertes;

b)

meer dan tien dagen, is de aanvraag niet langer geldig.

9.   De volgende voorwaarden zijn van toepassing op het vrijgeven van de zekerheid:

a)

Indien degene aan wie de levering is gegund, ten genoegen van de bevoegde autoriteit aantoont dat de instelling die de inschrijving heeft gehouden, het contract heeft verbroken om redenen die hem niet zijn aan te rekenen en die niet als overmacht worden beschouwd, geeft de bevoegde autoriteit de zekerheid vrij in het geval dat het eenheidsbedrag van de vooraf vastgestelde restitutie hoger is dan of gelijk is aan het eenheidsbedrag van de op de laatste dag van de geldigheidsduur van het certificaat geldende restitutie.

b)

Indien degene aan wie de levering is gegund, ten genoegen van de bevoegde autoriteit aantoont dat de instelling die de inschrijving heeft gehouden, hem om redenen die hem niet zijn aan te rekenen en die niet als overmacht worden beschouwd, wijzigingen van het contract heeft opgelegd, kan de bevoegde autoriteit:

in het geval dat het eenheidsbedrag van de vooraf vastgestelde restitutie hoger is dan of gelijk is aan het eenheidsbedrag van de op de laatste dag van de geldigheidsduur van het certificaat geldende restitutie, de zekerheid vrijgeven voor de nog niet uitgevoerde hoeveelheid,

in het geval dat het eenheidsbedrag van de vooraf vastgestelde restitutie lager is dan of gelijk is aan het eenheidsbedrag van de op de laatste dag van de geldigheidsduur van het certificaat geldende restitutie, de geldigheidsduur van het certificaat met de benodigde periode verlengen.

Indien evenwel in een voor bepaalde producten geldende bijzondere regeling is bepaald dat de geldigheidsduur van een in het kader van dit artikel afgegeven certificaat langer kan zijn dan de gewone geldigheidsduur van dat certificaat en indien degene aan wie de levering is gegund, zich in de in de eerste alinea, eerste streepje, bedoelde situatie bevindt, kan de instantie van afgifte de geldigheidsduur van het certificaat verlengen voor zover deze verlengde geldigheidsduur niet langer is dan de bij die regeling toegestane maximale geldigheidsduur.

c)

Indien degene aan wie de levering is gegund, het bewijs levert dat het bericht van inschrijving of het op grond van de gunning gesloten contract voorziet in een onderschrijdingstolerantie of -optie van meer dan 5 % en dat de instelling die de inschrijving heeft gehouden, van die bepaling gebruik maakt, wordt de verplichting tot uitvoer beschouwd als te zijn nagekomen als de uitgevoerde hoeveelheid ten hoogste 10 % kleiner is dan de hoeveelheid waarvoor het certificaat is afgegeven, voor zover het eenheidsbedrag van de vooraf vastgestelde restitutie hoger is dan of gelijk is aan het eenheidsbedrag van de op de laatste dag van de geldigheidsduur van het certificaat geldende restitutie. In dit geval wordt de in artikel 34, lid 2, genoemde 95 % vervangen door 90 %.

d)

Voor de vergelijking van het eenheidsbedrag van de vooraf vastgestelde restitutie met het eenheidsbedrag van de op de laatste dag van de geldigheidsduur van het certificaat geldende restitutie wordt in voorkomend geval rekening gehouden met de overige bij de communautaire regelgeving vastgestelde bedragen.

10.   In bijzondere gevallen kunnen van de leden 1 tot en met 9 afwijkende maatregelen worden vastgesteld volgens de procedure als bedoeld in artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 of de overeenkomstige artikelen van de andere verordeningen houdende een gemeenschappelijke ordening der markten, naargelang van het geval.

Artikel 48

1.   Indien bij de invoer van een product een invoercertificaat moet worden overgelegd waarvan tevens gebruik wordt gemaakt om het recht op toepassing van een preferentiële regeling te bepalen, komen de binnen de tolerantie maar boven de in het invoercertificaat vermelde hoeveelheid ingevoerde hoeveelheden niet voor toepassing van de preferentiële regeling in aanmerking.

Tenzij een voor een sector geldende regeling een specifieke vermelding voorschrijft, wordt in vak 24 van het certificaat een van de in bijlage III, deel I, opgenomen vermeldingen aangebracht.

2.   Indien het in lid 1 bedoelde certificaat bovendien wordt gebruikt voor het beheer van een communautair tariefcontingent, mag de geldigheidsduur van het certificaat de periode van toepassing van het contingent niet overschrijden.

3.   Indien het betrokken product niet buiten het contingent kan worden ingevoerd of indien voor de afgifte van een invoercertificaat voor het betrokken product bijzondere voorwaarden gelden, voorziet het invoercertificaat niet in een overschrijdingstolerantie.

In vak 19 van het certificaat moet het cijfer „0” worden ingevuld.

4.   Indien voor de invoer van een product geen invoercertificaat hoeft te worden overgelegd en een invoercertificaat wordt gebruikt voor het beheer van een preferentiële regeling voor dit product, voorziet dit invoercertificaat niet in een overschrijdingstolerantie.

In vak 19 van het certificaat moet het cijfer „0” worden ingevuld.

5.   Het douanekantoor dat de aangifte voor het vrije verkeer aanvaardt, bewaart een kopie van het overgelegde certificaat of uittreksel dat recht op toepassing van een preferentiële regeling geeft. Op basis van een risicoanalyse moet ten minste 1 % van de overgelegde certificaten, met een minimum van twee certificaten per douanekantoor per jaar, in de vorm van een kopie aan de op het certificaat vermelde instantie van afgifte worden toegezonden voor controle op de echtheid. Het bepaalde in dit lid geldt niet voor elektronische certificaten en evenmin voor certificaten waarvoor de communautaire regelgeving in een andere wijze van controleren voorziet.

HOOFDSTUK V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 49

Verordening (EG) nr. 1291/2000 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IV.

Artikel 50

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 april 2008.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 735/2007 (PB L 169 van 29.6.2007, blz. 6). Verordening (EG) nr. 1784/2003 wordt met ingang van 1 juli 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).

(2)  PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1423/2007 (PB L 317 van 5.12.2007, blz. 36).

(3)  Zie bijlage IV.

(4)  PB L 105 van 23.4.1983, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 274/2008 (PB L 85 van 27.3.2008, blz. 1).

(5)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 214/2007 (PB L 62 van 1.3.2007, blz. 6).

(6)  PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 159/2008 (PB L 48 van 22.2.2008, blz. 19).

(7)  PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1.

(8)  PB L 282 van 1.11.1975, blz. 1. Verordening (EEG) nr. 2759/75 wordt met ingang van 1 juli 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(9)  PB L 282 van 1.11.1975, blz. 49. Verordening (EEG) nr. 2771/75 wordt met ingang van 1 juli 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(10)  PB L 282 van 1.11.1975, blz. 77. Verordening (EEG) nr. 2777/75 wordt met ingang van 1 juli 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(11)  PB L 282 van 1.11.1975, blz. 104.

(12)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21. Verordening (EG) nr. 1254/1999 wordt met ingang van 1 juli 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(13)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening (EG) nr. 1255/1999 wordt met ingang van 1 juli 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(14)  PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1.

(15)  PB L 341 van 22.12.2001, blz. 3. Verordening (EG) nr. 2529/2001 wordt met ingang van 1 juli 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(16)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96. Verordening (EG) nr. 1785/2003 wordt met ingang van 1 september 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(17)  PB L 161 van 30.4.2004, blz. 97, gerectificeerd in PB L 206 van 9.6.2004, blz. 37. Verordening (EG) nr. 865/2004 wordt met ingang van 1 juli 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(18)  PB L 172 van 5.7.2005, blz. 24.

(19)  PB L 312 van 29.11.2005, blz. 3. Verordening (EG) nr. 1947/2005 wordt met ingang van 1 juli 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(20)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1. Verordening (EG) nr. 318/2006 wordt met ingang van 1 oktober 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007.

(21)  PB L 273 van 17.10.2007, blz. 1.

(22)  PB L 205 van 3.8.1985, blz. 5.

(23)  PB L 16 van 20.1.1989, blz. 19.


BIJLAGE I

INVOERCERTIFICAAT

UITVOER- OF VOORFIXATIECERTIFICAAT

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image


BIJLAGE II

Maximumhoeveelheden (1) product waarvoor op grond van artikel 4, lid 1, onder d), geen invoer-, uitvoer- of voorfixatiecertificaat mag worden overgelegd (tenzij de in- of uitvoer geschiedt in het kader van een preferentiële regeling waarvan de toepassing door middel van het certificaat wordt toegestaan (2))

Producten (GN-codes)

Nettohoeveelheid

A

SECTOR GRANEN EN RIJST (Verordening (EG) nr. 1342/2003 van de Commissie (3))

 

Invoercertificaat

 

0709 90 60

 

5 000 kg

 

0712 90 19

 

 

0714

Met uitzondering van onderverdeling 0714 20 10

 

1001 10 00

 

 

1001 90 91

 

 

1001 90 99

 

 

1002 00 00

 

 

1003 00

 

 

1004 00 00

 

 

1005 10 90

 

 

1005 90 00

 

 

1007 00 90

 

 

1006 10

Met uitzondering van onderverdeling 1006 10 10

1 000 kg

 

1006 20

 

 

1006 30

 

 

1006 40 00

 

 

1008

 

 

1101 00

 

 

1102

 

 

1103

 

 

1104

 

 

1106 20

 

 

1107

 

 

1108

Met uitzondering van onderverdeling 1108 20 00

 

1109 00 00

 

 

1702 30 51

 

 

1702 30 59

 

 

1702 30 91

 

 

1702 30 99

 

 

1702 40 90

 

 

1702 90 50

 

 

1702 90 75

 

 

1702 90 79

 

 

2106 90 55

 

 

2302

Met uitzondering van onderverdeling 2302 50

 

2303 10

 

 

2303 30 00

 

 

2306 70 00

 

 

2308 00 40

 

 

ex 2309

Bevattende zetmeel, glucose (druivensuiker), glucosestroop, maltodextrine of maltodextrinestroop van de onderverdelingen 1702 30 51 t/m 1702 30 99, 1702 40 90, 1702 90 50 en 2106 90 55 en zuivelproducten (4), met uitzondering van bereidingen en voedingsmiddelen die 50 of meer gewichtspercenten zuivelproducten bevatten

Uitvoercertificaat al dan niet met vaststelling vooraf van de restitutie

 

0709 90 60

 

5 000 kg

 

0712 90 19

 

 

0714

Met uitzondering van onderverdeling 0714 20 10

 

1001 10

 

 

1001 90 91

 

 

1001 90 99

 

 

1002 00 00

 

 

1003 00

 

 

1004 00

 

 

1005 10 90

 

 

1005 90 00

 

 

1007 00 90

 

 

1006 10

Met uitzondering van onderverdeling 1006 10 10

500 kg

 

1006 20

 

 

1006 30

 

 

1006 40 00

 

 

1008

 

 

1101 00

 

 

1102

 

 

1103

 

 

1104

 

 

1106 20

 

 

1107

 

 

1108

Met uitzondering van onderverdeling 1108 20 00

 

1109 00 00

 

 

1702 30 51

 

 

1702 30 59

 

 

1702 30 91

 

 

1702 30 99

 

 

1702 40 90

 

 

1702 90 50

 

 

1702 90 75

 

 

1702 90 79

 

 

2106 90 55

 

 

2302

Met uitzondering van onderverdeling 2302 50

 

2303 10

 

 

2303 30 00

 

 

2306 70 00

 

 

2308 00 40

 

 

ex 2309

Bevattende zetmeel, glucose (druivensuiker), glucosestroop, maltodextrine of maltodextrinestroop van de onderverdelingen 1702 30 51 t/m 1702 30 99, 1702 40 90, 1702 90 50 en 2106 90 55 en zuivelproducten (4), met uitzondering van bereidingen en voedingsmiddelen die 50 of meer gewichtspercenten zuivelproducten bevatten

B

SECTOR OLIËN EN VETTEN

 

Invoercertificaat (Verordening (EG) nr. 1345/2005 van de Commissie (5)):

 

0709 90 39

 

100 kg

 

0711 20 90

 

 

1509

 

 

1510 00

 

 

1522 00 31

 

 

1522 00 39

 

 

2306 90 19

 

C

SECTOR SUIKER (Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie (6))

 

Invoercertificaat

 

1212 91 20

 

2 000 kg

 

1212 91 80

 

 

1212 99 20

 

 

1701 11

 

 

1701 12

 

 

1701 91 00

 

 

1701 99

 

 

1702 20

 

 

1702 30 10

 

 

1702 40 10

 

 

1702 60

 

 

1702 90 30

 

 

1702 90 60

 

 

1702 90 71

 

 

1702 90 80

 

 

1702 90 99

 

 

1703 10 00

 

 

1703 90 00

 

 

2106 90 30

 

 

2106 90 59

 

Uitvoercertificaat al dan niet met vaststelling vooraf van de restitutie

 

1212 91 20

 

2 000 kg

 

1212 91 80

 

 

1212 99 20

 

 

1701 11

 

 

1701 12

 

 

1701 91 00

 

 

1701 99

 

 

1702 20

 

 

1702 30 10

 

 

1702 40 10

 

 

1702 60

 

 

1702 90 30

 

 

1702 90 60

 

 

1702 90 71

 

 

1702 90 80

 

 

1702 90 99

 

 

 

1703

 

 

 

2106 90 30

 

 

 

2106 90 59

 

 

D

SECTOR MELK EN ZUIVELPRODUCTEN

 

Invoercertificaat (Verordening (EG) nr. 2535/2001 van de Commissie (7))

 

0401

 

150 kg

 

0402

 

 

0403 10 11 t/m 0403 10 39

 

 

0403 90 11 t/m 0403 90 69

 

 

0404

 

 

0405 10

 

 

0405 20 90

 

 

0405 90

 

 

0406

 

 

1702 11 00

 

 

1702 19 00

 

 

2106 90 51

 

 

2309 10 15

Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren; bereidingen en voedingsmiddelen bevattende producten waarop Verordening (EG) nr. 1255/1999 van toepassing is, rechtstreeks of op grond van Verordening (EG) nr. 1667/2006 van de Raad (8), met uitzondering van bereidingen en voedingsmiddelen waarop Verordening (EG) nr. 1784/2003 van toepassing is

 

2309 10 19

 

2309 10 39

 

2309 10 59

 

2309 10 70

 

2309 90 35

 

2309 90 39

 

2309 90 49

 

2309 90 59

 

2309 90 70

Uitvoercertificaat met vaststelling vooraf van de restitutie (Verordening (EG) nr. 1282/2006 van de Commissie (9))

 

0401

 

150 kg

 

0402

 

 

0403 10 11 t/m 0403 10 39

 

 

0403 90 11 t/m 0403 90 69

 

 

0404

 

 

0405 10

 

 

0405 20 90

 

 

0405 90

 

 

0406

 

 

2309 10 15

Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren; bereidingen en voedingsmiddelen bevattende producten waarop Verordening (EG) nr. 1255/1999 van toepassing is, rechtstreeks of op grond van Verordening (EG) nr. 1667/2006, met uitzondering van bereidingen en voedingsmiddelen waarop Verordening (EG) nr. 1784/2003 van toepassing is

 

2309 10 19

 

2309 10 70

 

2309 90 35

 

2309 90 39

 

2309 90 70

Uitvoercertificaat zonder restitutie (artikel 3, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1282/2006)

 

0402 10

 

150 kg

E

SECTOR RUNDVLEES (Verordening (EG) nr. 1445/95 van de Commissie (10))

 

Invoercertificaat

 

0102 90 05 t/m 0102 90 79

 

Eén dier

 

0201

 

200 kg

 

0202

 

 

0206 10 95

 

 

0206 29 91

 

 

0210 20

 

 

0210 99 51

 

 

0210 99 90

 

 

1602 50

 

 

1602 90 61

 

 

1602 90 69

 

Uitvoercertificaat met vaststelling vooraf van de restitutie

 

0102 10

 

Eén dier

 

0102 90 05 t/m 0102 90 79

 

 

0201

 

200 kg

 

0202

 

 

0206 10 95

 

 

0206 29 91

 

 

0210 20

 

 

0210 99 51

 

 

0210 99 90

 

 

1602 50

 

 

1602 90 61

 

 

1602 90 69

 

Uitvoercertificaat zonder restitutie (artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1445/95)

 

0102 10

 

Negen dieren

 

0102 90 05 t/m 0102 90 79

 

 

0201

 

2 000 kg

 

0202

 

 

0206 10 95

 

 

0206 29 91

 

 

0210 20

 

 

0210 99 51

 

 

0210 99 90

 

 

1602 50

 

 

1602 90 61

 

 

1602 90 69

 

F

SECTOR SCHAPEN- EN GEITENVLEES

 

Invoercertificaat (Verordening (EG) nr. 1439/95 van de Commissie (11))

 

0204

 

100 kg

 

0210 99 21

 

 

0210 99 29

 

 

1602 90 72

 

 

1602 90 74

 

 

1602 90 76

 

 

1602 90 78

 

 

0104 10 30

 

Vijf dieren

 

0104 10 80

 

 

0104 20 90

 

G

SECTOR VARKENSVLEES

 

Uitvoercertificaat met vaststelling vooraf van de restitutie (Verordening (EG) nr. 1518/2003 van de Commissie (12))

 

0203

 

250 kg

 

1601

 

 

1602

 

 

0210

 

150 kg

H

SECTOR SLACHTPLUIMVEE

 

Uitvoercertificaat met vaststelling vooraf van de restitutie en achteraf afgegeven certificaat (Verordening (EG) nr. 633/2004 van de Commissie (13))

 

0105 11 11 9000

 

4 000 kuikens

 

0105 11 19 9000

 

 

0105 11 91 9000

 

 

0105 11 99 9000

 

 

0105 12 00 9000

 

2 000 kuikens

 

0105 19 20 9000

 

 

0207

 

250 kg

I

SECTOR EIEREN

 

Uitvoercertificaat met vaststelling vooraf van de restitutie en achteraf afgegeven certificaat (Verordening (EG) nr. 596/2004 van de Commissie (14))

 

0407 00 11 9000

 

2 000 eieren

 

0407 00 19 9000

 

4 000 eieren

0407 00 30 9000

 

400 kg

 

0408 11 80 9100

 

100 kg

 

0408 91 80 9100

 

 

0408 19 81 9100

 

250 kg

 

0408 19 89 9100

 

 

0408 99 80 9100

 

J

SECTOR WIJN (Verordening (EG) nr. 883/2001 van de Commissie (15))

 

Invoercertificaat

 

2009 61

 

3 000 kg

 

2009 69

 

 

2204 10

 

30 hl

 

2204 21

 

 

2204 29

 

 

2204 30

 

Uitvoercertificaat met vaststelling vooraf van de restitutie

 

2009 61

 

10 hl

 

2009 69

 

 

2204 21

 

10 hl

 

2204 29

 

 

2204 30

 

K

SECTOR GROENTEN EN FRUIT

 

Uitvoercertificaat met vaststelling vooraf van de restitutie (Verordening (EG) nr. 1961/2001 van de Commissie (16))

 

0702 00

 

300 kg

 

0802

 

 

0805

 

 

0806 10 10

 

 

0808

 

 

0809

 

L

SECTOR VERWERKTE PRODUCTEN OP BASIS VAN GROENTEN EN FRUIT

 

Uitvoercertificaat met vaststelling vooraf van de restitutie (Verordening (EG) nr. 1429/95 van de Commissie (17))

 

0806 20

 

300 kg

 

0812

 

 

2002

 

 

2006 00

 

 

2008

 

 

2009

 

M

SECTOR ALCOHOL

 

Invoercertificaat (Verordening (EG) nr. 2336/2003 van de Commissie (18))

 

2207 10 00

 

100 hl

 

2207 20 00

 

 

2208 90 91

 

100 hl

 

2208 90 99

 


(1)  De maximumhoeveelheden landbouwproduct die zonder certificaat kunnen worden in- of uitgevoerd, gelden voor een GN-code van acht cijfers en, in het geval van uitvoer met restitutie, voor een productcode van twaalf cijfers van de landbouwproductennomenclatuur voor de uitvoerrestituties.

(2)  Wat bijvoorbeeld de invoer betreft, gelden de in dit document vermelde hoeveelheden niet voor de invoer in het kader van een kwantitatief contingent of van een preferentiële regeling waarvoor voor elke hoeveelheid altijd een certificaat wordt geëist. De hier aangegeven hoeveelheden gelden voor de invoer in het kader van de normale regeling, d.w.z. met toepassing van het volledige recht en zonder kwantitatieve beperking.

(3)  PB L 189 van 29.7.2003, blz. 12.

(4)  Voor de toepassing van deze post gelden als „zuivelproducten” de producten van de posten 0401 t/m 0406, alsmede van de onderverdelingen 1702 10 en 2106 90 51.

(5)  PB L 212 van 17.8.2005, blz. 13.

(6)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24.

(7)  PB L 341 van 22.12.2001, blz. 29.

(8)  PB L 312 van 11.11.2006, blz. 1.

(9)  PB L 234 van 29.8.2006, blz. 4.

(10)  PB L 143 van 27.6.1995, blz. 35.

(11)  PB L 143 van 27.6.1995, blz. 7.

(12)  PB L 217 van 29.8.2003, blz. 35.

(13)  PB L 100 van 6.4.2004, blz. 8.

(14)  PB L 94 van 31.3.2004, blz. 33.

(15)  PB L 128 van 10.5.2001, blz. 1.

(16)  PB L 268 van 9.10.2001, blz. 8.

(17)  PB L 141 van 24.6.1995, blz. 28.

(18)  PB L 346 van 31.12.2003, blz. 19.


BIJLAGE III

Deel A

In artikel 8, lid 2, tweede alinea, bedoelde vermeldingen:

:

In het Bulgaars

:

правата са прехвърлени обратно на титуляря на [дата] …

:

In het Spaans

:

Retrocesión al titular el …

:

In het Tsjechisch

:

Zpětný převod držiteli dne …

:

In het Deens

:

tilbageføring til indehaveren den …

:

In het Duits

:

Rückübertragung auf den Lizenzinhaber am …

:

In het Ests

:

õiguste tagasiandmine litsentsi/sertifikaadi omanikule …

:

In het Grieks

:

εκ νέου παραχώρηση στον δικαιούχο στις …

:

In het Engels

:

rights transferred back to the titular holder on [date] …

:

In het Frans

:

rétrocession au titulaire le …

:

In het Italiaans

:

retrocessione al titolare in data …

:

In het Lets

:

tiesības nodotas atpakaļ to nominālajam īpašniekam [datums]

:

In het Litouws

:

teisės perleidžiamos savininkui (data) …

:

In het Hongaars

:

Visszátruházás az eredeti engedélyesre …-án/-én

:

In het Maltees

:

Drittijiet trasferiti lura lid-detentur titolari fil-…

:

In het Nederlands

:

aan de titularis geretrocedeerd op …

:

In het Pools

:

Retrocesja na właściciela tytularnego

:

In het Portugees

:

retrocessão ao titular em …

:

In het Roemeens

:

Drepturi retrocedate titularului la data de [data]

:

In het Slowaaks

:

Spätný prevod na oprávneného držiteľa dňa …

:

In het Sloveens

:

Ponoven odstop nosilcu pravic dne …

:

In het Fins

:

palautus todistuksenhaltijalle …

:

In het Zweeds

:

återbördad till licensinnehavaren den …

Deel B

In artikel 15, eerste alinea, bedoelde vermeldingen:

:

In het Bulgaars

:

Лицензия по ГАТТ — хранителна помощ

:

In het Spaans

:

Certificado GATT — Ayuda alimentaria

:

In het Tsjechisch

:

Licence GATT — potravinová pomoc

:

In het Deens

:

GATT-licens — fødevarehjælp

:

In het Duits

:

GATT-Lizenz — Nahrungsmittelhilfe

:

In het Ests

:

GATTi alusel välja antud litsents — toiduabi

:

In het Grieks

:

Πιστοποιητικό GATT — επισιτιστική βοήθεια

:

In het Engels

:

Licence under GATT — food aid

:

In het Frans

:

Certificat GATT — aide alimentaire

:

In het Italiaans

:

Titolo GATT — aiuto alimentare

:

In het Lets

:

Licence saskaņā ar GATT — pārtikas atbalsts

:

In het Litouws

:

GATT licencija — pagalba maistu

:

In het Hongaars

:

GATT-engedély — élelmiszersegély

:

In het Maltees

:

Ċertifikat GATT — għajnuna alimentari

:

In het Nederlands

:

GATT-certificaat — Voedselhulp

:

In het Pools

:

Świadectwo GATT — pomoc żywnościowa

:

In het Portugees

:

Certificado GATT — ajuda alimentar

:

In het Roemeens

:

Licență GATT — ajutor alimentar

:

In het Slowaaks

:

Licencia podľa GATT — potravinová pomoc

:

In het Sloveens

:

GATT dovoljenje — pomoč v hrani

:

In het Fins

:

GATT-todistus — elintarvikeapu

:

In het Zweeds

:

Gatt-licens — livsmedelsbistånd

Deel C

In artikel 32, lid 2, derde alinea, bedoelde vermeldingen:

:

In het Bulgaars

:

Да се използва за освобождаване на гаранцията

:

In het Spaans

:

Se utilizará para liberar la garantía

:

In het Tsjechisch

:

K použití pro uvolnění jistoty

:

In het Deens

:

Til brug ved frigivelse af sikkerhed

:

In het Duits

:

Zu verwenden für die Freistellung der Sicherheit

:

In het Ests

:

Kasutada tagatise vabastamiseks

:

In het Grieks

:

Προς χρησιμοποίηση για την αποδέσμευση της εγγύησης

:

In het Engels

:

To be used to release the security

:

In het Frans

:

À utiliser pour la libération de la garantie

:

In het Italiaans

:

Da utilizzare per lo svincolo della cauzione

:

In het Lets

:

Izmantojams drošības naudas atbrīvošanai

:

In het Litouws

:

Naudotinas užstatui grąžinti

:

In het Hongaars

:

A biztosíték feloldására használandó

:

In het Maltees

:

Biex tiġi użata għar-rilaxx tal-garanzija

:

In het Nederlands

:

Te gebruiken voor vrijgave van de zekerheid

:

In het Pools

:

Do wykorzystania w celu zwolnienia zabezpieczenia

:

In het Portugees

:

A utilizar para liberar a garantia

:

In het Roemeens

:

A se utiliza pentru eliberarea garanției

:

In het Slowaaks

:

Použiť na uvoľnenie záruky

:

In het Sloveens

:

Uporabiti za sprostitev varščine

:

In het Fins

:

Käytettäväksi vakuuden vapauttamiseen

:

In het Zweeds

:

Att användas för frisläppande av säkerhet

Deel D

In artikel 32, lid 3, eerste alinea, bedoelde vermeldingen:

:

In het Bulgaars

:

Напускане на митническата територия на Общността под опростен режим общностен транзит с железопътен транспорт или с големи контейнери

:

In het Spaans

:

Salida del territorio aduanero de la Comunidad bajo el régimen de tránsito comunitario simplificado por ferrocarril o en contenedores grandes

:

In het Tsjechisch

:

Opuštění celního území Společenství ve zjednodušeném tranzitním režimu Společenství pro přepravu po železnici nebo ve velkých kontejnerech

:

In het Deens

:

Udgang fra Fællesskabets toldområde i henhold til ordningen for den forenklede procedure for fællesskabsforsendelse med jernbane eller store containere

:

In het Duits

:

Ausgang aus dem Zollgebiet der Gemeinschaft im Rahmen des vereinfachten gemeinschaftlichen Versandverfahrens mit der Eisenbahn oder in Großbehältern

:

In het Ests

:

Ühenduse tolliterritooriumilt väljaviimine ühenduse lihtsustatud transiidiprotseduuri kohaselt raudteed mööda või suurtes konteinerites

:

In het Grieks

:

Έξοδος από το τελωνειακό έδαφος της Κοινότητας υπό το απλοποιημένο καθεστώς της κοινοτικής διαμετακόμισης με σιδηρόδρομο ή μεγάλα εμπορευματοκιβώτια

:

In het Engels

:

Exit from the customs territory of the Community under the simplified Community transit procedure for carriage by rail or large containers

:

In het Frans

:

Sortie du territoire douanier de la Communauté sous le régime du transit communautaire simplifié par chemin de fer ou par grands conteneurs

:

In het Italiaans

:

Uscita dal territorio doganale della Comunità in regime di transito comunitario semplificato per ferrovia o grandi contenitori

:

In het Lets

:

Izvešana no Kopienas muitas teritorijas, izmantojot Kopienas vienkāršoto tranzīta procedūru pārvadājumiem pa dzelzceļu vai lielos konteineros

:

In het Litouws

:

Išvežama iš Bendrijos muitų teritorijos pagal supaprastintą Bendrijos tranzito geležinkeliu arba didelėse talpyklose tvarką

:

In het Hongaars

:

A Közösség vámterületét elhagyta egyszerűsített közösségi szállítási eljárás keretében vasúton vagy konténerben

:

In het Maltees

:

Ħruġ mit-territorju tad-dwana tal-Komunità taħt il-proċedura tat-tranżitu Komunitarja simplifikata bil-ferroviji jew b’kontejners kbar

:

In het Nederlands

:

Vertrek uit het douanegebied van de Gemeenschap onder de regeling vereenvoudigd communautair douanevervoer per spoor of in grote containers

:

In het Pools

:

Opuszczenie obszaru celnego Wspólnoty zgodnie z uproszczoną procedurą tranzytu wspólnotowego w przewozie koleją lub w wielkich kontenerach

:

In het Portugees

:

Saída do território aduaneiro da Comunidade ao abrigo do regime do trânsito comunitário simplificado por caminho-de-ferro ou em grandes contentores

:

In het Roemeens

:

Ieșire de pe teritoriul vamal al Comunității în cadrul regimului de tranzit comunitar simplificat pentru transport pe calea ferată sau în containere mari

:

In het Slowaaks

:

Opustenie colného územia spoločenstva na základe zjednodušeného postupu spoločenstva pri tranzite v prípade prepravy po železnici alebo vo vel'kých kontajneroch

:

In het Sloveens

:

Izstop iz carinskega območja Skupnosti pod skupnostnim poenostavljenim tranzitnim režimom po železnici ali z velikimi zabojniki

:

In het Fins

:

Vienti yhteisön tullialueelta yhteisön yksinkertaistetussa passitusmenettelyssä rautateitse tai suurissa konteissa

:

In het Zweeds

:

Utförsel från gemenskapens tullområde enligt det förenklade transiteringsförfarandet för järnvägstransporter eller transporter i stora containrar.

Deel E

In artikel 35, lid 4, tweede alinea, bedoelde vermeldingen:

:

In het Bulgaars

:

Заместваща лицензия (сертификат или извлечение) за изгубена лицензия (сертификат или извлечение) — Номер на оригиналната лицензия (сертификат) …

:

In het Spaans

:

Certificado (o extracto) de sustitución de un certificado (o extracto) perdido — número del certificado inicial …

:

In het Tsjechisch

:

Náhradní licence (osvědčení nebo výpis) za ztracenou licenci (osvědčení nebo výpis) — číslo původní licence (osvědčení) …

:

In het Deens

:

Erstatningslicens/-attest (eller erstatningspartiallicens) for bortkommen licens/attest (eller partiallicens) — oprindelig licens/attest (eller partiallicens) nr. …

:

In het Duits

:

Ersatzlizenz (oder Teillizenz) einer verlorenen Lizenz (oder Teillizenz) — Nummer der ursprünglichen Lizenz …

:

In het Ests

:

Kaotatud litsentsi/sertifikaati (või väljavõtet) asendav litsents/sertifikaat (või väljavõte) — esialgse litsentsi/sertifikaadi number …

:

In het Grieks

:

Πιστοποιητικό (ή απόσπασμα) αντικαταστάσεως του απωλεσθέντος πιστοποιητικού (ή αποσπάσματος πιστοποιητικού) — αρχικό πιστοποιητικό αριθ. …

:

In het Engels

:

Replacement licence (certificate or extract) of a lost licence (certificate or extract) — Number of original licence (certificate) …

:

In het Frans

:

Certificat (ou extrait) de remplacement d’un certificat (ou extrait) perdu — numéro du certificat initial …

:

In het Italiaans

:

Titolo (o estratto) sostitutivo di un titolo (o estratto) smarrito — numero del titolo originale …

:

In het Lets

:

Nozaudētās licences (sertifikāta vai izraksta) aizstājēja licence (sertifikāts vai izraksts). Licences (sertifikāta) oriģināla numurs

:

In het Litouws

:

Pamesto sertifikato (licencijos, išrašo) pakaitinis sertifikatas (licencija, išrašas) — sertifikato (licencijos, išrašo) originalo numeris …

:

In het Hongaars

:

Helyettesítő engedély (vagy kivonat) elveszett engedély (vagy kivonat) pótlására — az eredeti engedély száma

:

In het Maltees

:

Liċenzja (ċertifikat jew estratt) ta' sostituzzjoni ta’ liċenzja (ċertifikat jew estratt) mitlufa — numru tal-liċenzja (ċertifikat) oriġinali …

:

In het Nederlands

:

Certificaat (of uittreksel) ter vervanging van een verloren gegaan certificaat (of uittreksel) — nummer van het oorspronkelijke certificaat …

:

In het Pools

:

Świadectwo zastępcze (lub wyciąg) świadectwa (lub wyciągu) utraconego — numer świadectwa początkowego

:

In het Portugees

:

Certificado (ou extracto) de substituição de um certificado (ou extracto) perdido — número do certificado inicial

:

In het Roemeens

:

Licență (certificat sau extras) de înlocuire a unei licențe (certificat sau extras) pierdute — Numărul licenței (certificatului) originale …

:

In het Slowaaks

:

Náhradná licencia (certifikát alebo výpis) za stratenú licenciu (certifikát alebo výpis) — číslo pôvodnej licencie (certifikátu) …

:

In het Sloveens

:

Nadomestno dovoljenje (potrdilo ali izpisek) za izgubljeno dovoljenje (potrdilo ali izpisek) — številka izvirnega dovoljenja …

:

In het Fins

:

Kadonneen todistuksen (tai otteen) korvaava todistus (tai ote). Alkuperäisen todistuksen numero …

:

In het Zweeds

:

Ersättningslicens (licens eller dellicens) för förlorad licens (licens eller dellicens). Nummer på ursprungslicensen …

Deel F

In artikel 41, lid 1, onder b), bedoelde vermeldingen:

:

In het Bulgaars

:

Лицензия, издадена съгласно член 41 от Регламент (ЕО) № 376/2008; оригинална лицензия № …

:

In het Spaans

:

Certificado emitido de conformidad con el artículo 41 del Reglamento (CE) no 376/2008; certificado inicial no

:

In het Tsjechisch

:

Licence vydaná podle článku 41 nařízení (ES) č. 376/2008; č. původní licence …

:

In het Deens

:

Licens udstedt på de i artikel 41 i forordning (EF) nr. 376/2008 fastsatte betingelser; oprindelig licens nr. …

:

In het Duits

:

Unter den Bedingungen von Artikel 41 der Verordnung (EG) Nr. 376/2008 erteilte Lizenz; ursprüngliche Lizenz Nr. …

:

In het Ests

:

Määruse (EÜ) nr 376/2008 artikli 41 kohaselt väljaantud litsents; esialgne litsents nr …

:

In het Grieks

:

Πιστοποιητικό που εκδίδεται υπό τους όρους του άρθρου 41 του κανονισμού (ΕΚ) αριθ. 376/2008· αρχικό πιστοποιητικό αριθ. …

:

In het Engels

:

Licence issued in accordance with Article 41 of Regulation (EC) No 376/2008; original licence No …

:

In het Frans

:

Certificat émis dans les conditions de l’article 41 du règlement (CE) no 376/2008; certificat initial no

:

In het Italiaans

:

Titolo rilasciato alle condizioni dell'articolo 41 del regolamento (CE) n. 376/2008; titolo originale n. …

:

In het Lets

:

Licence, kas ir izsniegta saskaņā ar Regulas (EK) Nr. 376/2008 41. pantu; licences oriģināla Nr. …

:

In het Litouws

:

Licencija išduota Reglamento (EB) Nr. 376/2008 41 straipsnyje nustatytomis sąlygomis; licencijos originalo Nr. …

:

In het Hongaars

:

Az 376/2008/EK rendelet 41. cikkében foglalt feltételek szerint kiállított engedély; az eredeti engedély száma: …

:

In het Maltees

:

Liċenzja maħruġa skond l-Artikolu 41 tar-Regolament (KE) Nru 376/2008; liċenzja oriġinali Nru …

:

In het Nederlands

:

Certificaat afgegeven overeenkomstig artikel 41 van Verordening (EG) nr. 376/2008; oorspronkelijk certificaatnummer …

:

In het Pools

:

Świadectwo wydane zgodnie z warunkami art. 41 rozporządzenia (WE) nr 376/2008; pierwsze świadectwo nr …

:

In het Portugees

:

Certificado emitido nas condições previstas no artigo 41.o do Regulamento (CE) n.o 376/2008; certificado inicial n.o

:

In het Roemeens

:

Licență eliberată în conformitate cu articolul 41 din Regulamentul (CE) nr. 376/2008; licență originală nr. …

:

In het Slowaaks

:

Licencia vydaná v súlade s článkom 41 nariadenia (ES) č. 376/2008; číslo pôvodnej licencie …

:

In het Sloveens

:

Dovoljenje, izdano pod pogoji iz člena 41 Uredbe (ES) št. 376/2008; izvirno dovoljenje št. …

:

In het Fins

:

Todistus myönnetty asetuksen (EY) N:o 376/2008 41 artiklan mukaisesti; alkuperäinen todistus N:o …

:

In het Zweeds

:

Licens utfärdad i enlighet med artikel 41 i förordning (EG) nr 376/2008; ursprunglig licens nr …

Deel G

In artikel 42, lid 1, onder a), bedoelde vermeldingen:

:

In het Bulgaars

:

Износът е осъществен без лицензия или сертификат

:

In het Spaans

:

Exportación realizada sin certificado

:

In het Tsjechisch

:

Vývoz bez licence nebo bez osvědčení

:

In het Deens

:

Udførsel uden licens/attest

:

In het Duits

:

Ausfuhr ohne Ausfuhrlizenz oder Vorausfestsetzungsbescheinigung

:

In het Ests

:

Eksporditud ilma litsentsita/sertifikaadita

:

In het Grieks

:

Εξαγωγή πραγματοποιούμενη άνευ πιστοποιητικού εξαγωγής ή προκαθορισμού

:

In het Engels

:

Exported without licence or certificate

:

In het Frans

:

Exportation réalisée sans certificat

:

In het Italiaans

:

Esportazione realizzata senza titolo

:

In het Lets

:

Eksportēts bez licences vai sertifikāta

:

In het Litouws

:

Eksportuota be licencijos ar sertifikato

:

In het Hongaars

:

Kiviteli engedély használata nélküli export

:

In het Maltees

:

Esportazzjoni magħmula mingħajr liċenzja jew ċertifikat

:

In het Nederlands

:

Uitvoer zonder certificaat

:

In het Pools

:

Wywóz dokonany bez świadectwa

:

In het Portugees

:

Exportação efectuada sem certificado

:

In het Roemeens

:

Exportat fără licență sau certificat

:

In het Slowaaks

:

Vyvezené bez licencie alebo certifikátu

:

In het Sloveens

:

Izvoz, izpeljan brez dovoljenja ali potrdila

:

In het Fins

:

Viety ilman todistusta

:

In het Zweeds

:

Exporterad utan licens

Deel H

In artikel 44, lid 3, onder a), bedoelde vermeldingen:

:

In het Bulgaars

:

Условията, определени в член 44 от Регламент (ЕО) № 376/2008, са изпълнени

:

In het Spaans

:

Condiciones previstas en el artículo 44 del Reglamento (CE) no 376/2008 cumplidas

:

In het Tsjechisch

:

Byly dodrženy podmínky stanovené v článku 44 nařízení (ES) č. 376/2008

:

In het Deens

:

Betingelserne i artikel 44 i forordning (EF) nr. 376/2008 er opfyldt

:

In het Duits

:

Bedingungen von Artikel 44 der Verordnung (EG) Nr. 376/2008 wurden eingehalten

:

In het Ests

:

Määruse (EÜ) nr 376/2008 artiklis 44 ettenähtud tingimused on täidetud

:

In het Grieks

:

Τηρουμένων των προϋποθέσεων του άρθρου 44 του κανονισμού (ΕΚ) αριθ. 376/2008

:

In het Engels

:

Conditions laid down in Article 44 of Regulation (EC) No 376/2008 fulfilled

:

In het Frans

:

Conditions prévues à l'article 44 du règlement (CE) no 376/2008 respectées

:

In het Italiaans

:

Condizioni previste nell'articolo 44 del regolamento (CE) n. 376/2008 ottemperate

:

In het Lets

:

Regulas (EK) Nr. 376/2008 44. pantā paredzētie nosacījumi ir izpildīti

:

In het Litouws

:

Įvykdytos Reglamento (EB) Nr. 376/2008 44 straipsnyje numatytos sąlygos

:

In het Hongaars

:

Az 376/2008/EK rendelet 44. cikkében foglalt feltételek teljesítve

:

In het Maltees

:

Kundizzjonijiet previsti fl-Artikolu 44 tar-Regolament (KE) Nru 376/2008 imwettqa

:

In het Nederlands

:

in artikel 44 van Verordening (EG) nr. 376/2008 bedoelde voorwaarden nageleefd

:

In het Pools

:

Warunki przewidziane w art. 44 rozporządzenia (WE) nr 376/2008 spełnione

:

In het Portugees

:

Condições previstas no artigo 44.o do Regulamento (CE) n.o 376/2008 cumpridas

:

In het Roemeens

:

Condițiile prevăzute la articolul 44 din Regulamentul (CE) nr. 376/2008 — îndeplinite

:

In het Slowaaks

:

Podmienky ustanovené v článku 44 nariadenia (ES) č. 376/2008 boli splnené

:

In het Sloveens

:

Pogoji, predvideni v členu 44 Uredbe (ES) št. 376/2008, izpolnjeni

:

In het Fins

:

Asetuksen (EY) N:o 376/2008 44 artiklassa säädetyt edellytykset on täytetty

:

In het Zweeds

:

Villkoren i artikel 44 i förordning (EG) nr 376/2008 är uppfyllda

Deel I

In artikel 48, lid 1, tweede alinea, bedoelde vermeldingen:

:

In het Bulgaars

:

Преференциален режим, приложим към количеството, посочено в клетки 17 и 18

:

In het Spaans

:

Régimen preferencial aplicable a la cantidad indicada en las casillas 17 y 18

:

In het Tsjechisch

:

Preferenční režim na množství uvedená v kolonkách 17 a 18

:

In het Deens

:

Præferenceordning gældende for mængden anført i rubrik 17 og 18

:

In het Duits

:

Präferenzregelung, anwendbar auf die in den Feldern 17 und 18 genannte Menge

:

In het Ests

:

Lahtrites 17 ja 18 osutatud koguse suhtes kohaldatav sooduskord

:

In het Grieks

:

Προτιμησιακό καθεστώς εφαρμοζόμενο για την ποσότητα που αναγράφεται στα τετραγωνίδια 17 και 18

:

In het Engels

:

Preferential arrangements applicable to the quantity given in Sections 17 and 18

:

In het Frans

:

Régime préférentiel applicable pour la quantité indiquée dans les cases 17 et 18

:

In het Italiaans

:

Regime preferenziale applicabile per la quantità indicata nelle caselle 17 e 18

:

In het Lets

:

Labvēlības režīms, kas piemērojams 17. un 18. iedaļā dotajam daudzumam

:

In het Litouws

:

Taikomos lengvatinės sąlygos 17 ir 18 skiltyse įrašytiems kiekiams

:

In het Hongaars

:

Kedvezményes eljárás hatálya alá tartozó, a 17-es és 18-as mezőn feltüntetett mennyiség

:

In het Maltees

:

Arranġamenti preferenzjali applikabbli għall-kwantità indikata fis-Sezzjonijiet 17 u 18

:

In het Nederlands

:

Preferentiële regeling van toepassing voor de in de vakken 17 en 18 vermelde hoeveelheid

:

In het Pools

:

Systemy preferencyjne stosowane dla ilości wskazanych w polach 17 i 18

:

In het Portugees

:

Regime preferencial aplicável em relação à quantidade indicada nas casas 17 e 18

:

In het Roemeens

:

Regimuri preferențiale aplicabile cantității prevăzute în căsuțele 17 și 18

:

In het Slowaaks

:

Preferenčné opatrenia platia pre množstvo uvedené v kolónkach 17 a 18

:

In het Sloveens

:

Preferencialni režim, uporabljen za količine, navedene v okencih 17 in 18

:

In het Fins

:

Etuuskohtelu, jota sovelletaan kohdissa 17 ja 18 esitettyihin määriin

:

In het Zweeds

:

Preferensordning tillämplig för den kvantitet som anges i fält 17 och 18


BIJLAGE IV

Ingetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie

(PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1)

 

Verordening (EG) nr. 2299/2001

(PB L 308 van 27.11.2001, blz. 19)

uitsluitend artikel 2

Verordening (EG) nr. 325/2003

(PB L 47 van 21.2.2003, blz. 21)

 

Verordening (EG) nr. 322/2004

(PB L 58 van 26.2.2004, blz. 3)

 

Verordening (EG) nr. 636/2004

(PB L 100 van 6.4.2004, blz. 25)

 

Verordening (EG) nr. 1741/2004

(PB L 311 van 8.10.2004, blz. 17)

 

Verordening (EG) nr. 1856/2005

(PB L 297 van 15.11.2005, blz. 7)

 

Verordening (EG) nr. 410/2006

(PB L 71 van 10.3.2006, blz. 7)

 

Verordening (EG) nr. 1713/2006

(PB L 321 van 21.11.2006, blz. 11)

uitsluitend artikel 8

Verordening (EG) nr. 1847/2006

(PB L 355 van 15.12.2006, blz. 21)

uitsluitend artikel 4 en bijlage IV

Verordening (EG) nr. 1913/2006

(PB L 365 van 21.12.2006, blz. 52)

uitsluitend artikel 23

Verordening (EG) nr. 1423/2007

(PB L 317 van 5.12.2007, blz. 36)

 


BIJLAGE V

Concordantietabel

Verordening (EG) nr. 1291/2000

De onderhavige verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2, aanhef

Artikel 2, aanhef

Artikel 2, onder a)

Artikel 2, onder a)

Artikel 2, onder b), aanhef

Artikel 2, onder b), aanhef

Artikel 2, onder b), eerste streepje

Artikel 2, onder b), punt i)

Artikel 2, onder b), tweede streepje

Artikel 2, onder b), punt ii)

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 5, lid 1, eerste alinea, aanhef

Artikel 4, lid 1, eerste alinea, aanhef

Artikel 5, lid 1, eerste alinea, eerste streepje

Artikel 4, lid 1, eerste alinea, onder a)

Artikel 5, lid 1, eerste alinea, tweede streepje

Artikel 4, lid 1, eerste alinea, onder b)

Artikel 5, lid 1, eerste alinea, derde streepje

Artikel 4, lid 1, eerste alinea, onder c)

Artikel 5, lid 1, eerste alinea, vierde streepje

Artikel 4, lid 1, eerste alinea, onder d)

Artikel 5, lid 1, tweede alinea

Artikel 4, lid 1, tweede alinea

Artikel 5, lid 1, derde alinea

Artikel 4, lid 1, derde alinea

Artikel 5, leden 2 en 3

Artikel 4, leden 2 en 3

Artikel 6

Artikel 5

Artikel 7

Artikel 6

Artikel 8

Artikel 7

Artikel 9, lid 1

Artikel 8, lid 1

Artikel 9, lid 2

Artikel 8, lid 2

Artikel 9, lid 3, aanhef

Artikel 8, lid 3, aanhef

Artikel 9, lid 3, eerste streepje

Artikel 8, lid 3, onder a)

Artikel 9, lid 3, tweede streepje

Artikel 8, lid 3, onder b)

Artikel 9, lid 4

Artikel 8, lid 4

Artikel 10

Artikel 9

Artikel 11

Artikel 10

Artikel 12

Artikel 11

Artikel 13

Artikel 12

Artikel 14, eerste en tweede alinea

Artikel 13, lid 1, eerste en tweede alinea

Artikel 14, derde alinea

Artikel 13, lid 2

Artikel 14, vierde alinea

Artikel 13, lid 3

Artikel 15

Artikel 14

Artikel 16

Artikel 15

Artikel 17

Artikel 16

Artikel 18

Artikel 17

Artikel 19

Artikel 18

Artikel 20

Artikel 19

Artikel 21, lid 1

Artikel 20, lid 1

Artikel 21, lid 2, eerste alinea, aanhef

Artikel 20, lid 2, eerste alinea, aanhef

Artikel 21, lid 2, eerste alinea, eerste streepje

Artikel 20, lid 2, eerste alinea, onder a)

Artikel 21, lid 2, eerste alinea, tweede streepje

Artikel 20, lid 2, eerste alinea, onder b)

Artikel 21, lid 2, tweede alinea

Artikel 20, lid 2, tweede alinea

Artikel 22

Artikel 21

Artikel 23

Artikel 22

Artikel 24

Artikel 23

Artikel 25

Artikel 24

Artikel 26

Artikel 25

Artikel 27

Artikel 26

Artikel 28

Artikel 27

Artikel 29

Artikel 28

Artikel 30

Artikel 29

Artikel 31

Artikel 30

Artikel 32, lid 1

Artikel 31

Artikel 33, lid 1

Artikel 32, lid 1

Artikel 33, lid 2, eerste alinea

Artikel 32, lid 2, eerste alinea

Artikel 33, lid 2, tweede alinea, aanhef

Artikel 32, lid 2, tweede alinea, aanhef

Artikel 33, lid 2, tweede alinea, onder a)

Artikel 32, lid 2, tweede alinea, onder a)

Artikel 33, lid 2, tweede alinea, onder b), aanhef

Artikel 32, lid 2 tweede alinea, onder b), aanhef

Artikel 33, lid 2, tweede alinea, onder b), eerste streepje

Artikel 32, lid 2, tweede alinea, onder b), punt i)

Artikel 33, lid 2, tweede alinea, onder b), tweede streepje

Artikel 32, lid 2, tweede alinea, onder b), punt ii)

Artikel 33, lid 2, tweede alinea, onder b), derde streepje

Artikel 32, lid 2, tweede alinea, onder b), punt iii)

Artikel 33, lid 2, derde alinea

Artikel 32, lid 2, derde alinea

Artikel 33, lid 2, vierde alinea

Artikel 32, lid 2, vierde alinea

Artikel 33, lid 2, vijfde alinea

Artikel 32, lid 2, vijfde alinea

Artikel 33, lid 3, eerste alinea

Artikel 32, lid 3, eerste alinea

Artikel 33, lid 3, tweede alinea, aanhef

Artikel 32, lid 3, tweede alinea, aanhef

Artikel 33, lid 3, tweede alinea, eerste streepje

Artikel 32, lid 3, tweede alinea, onder a)

Artikel 33, lid 3, tweede alinea, tweede streepje

Artikel 32, lid 3, tweede alinea, onder b)

Artikel 33, lid 3, derde alinea

Artikel 32, lid 3, derde alinea

Artikel 33, lid 4

Artikel 32, lid 4

Artikel 34

Artikel 33

Artikel 35, lid 1

Artikel 34, lid 1

Artikel 35, lid 2

Artikel 34, lid 2

Artikel 35, lid 3, eerste alinea, aanhef

Artikel 34, lid 3, eerste alinea, aanhef

Artikel 35, lid 3, eerste alinea, eerste streepje

Artikel 34, lid 3, eerste alinea, onder a)

Artikel 35, lid 3, eerste alinea, tweede streepje

Artikel 34, lid 3, eerste alinea, onder b)

Artikel 35, lid 3, tweede alinea

Artikel 34, lid 3, tweede alinea

Artikel 35, lid 3, derde alinea

Artikel 34, lid 3, derde alinea

Artikel 35, lid 3, vierde alinea

Artikel 34, lid 3, vierde alinea

Artikel 35, lid 4, onder a), eerste streepje

Artikel 34, lid 4

Artikel 35, lid 4, onder a), tweede streepje

Artikel 34, lid 5

Artikel 35, lid 4, onder b), aanhef

Artikel 34, lid 6, aanhef

Artikel 35, lid 4, onder b), eerste streepje

Artikel 34, lid 6, onder a)

Artikel 35, lid 4, onder b), tweede streepje

Artikel 34, lid 6, onder b)

Artikel 35, lid 4, onder b), derde streepje

Artikel 34, lid 6, onder c)

Artikel 35, lid 4, onder b), vierde streepje

Artikel 34, lid 6, onder d)

Artikel 35, lid 4, onder c)

Artikel 34, lid 7

Artikel 35, lid 4, onder d)

Artikel 34, lid 8

Artikel 35, lid 5

Artikel 34, lid 9

Artikel 35, lid 6, eerste alinea

Artikel 34, lid 10, eerste alinea

Artikel 35, lid 6, tweede alinea, aanhef

Artikel 34, lid 10, tweede alinea, aanhef

Artikel 35, lid 6, tweede alinea, onder a)

Artikel 34, lid 10, tweede alinea, onder a)

Artikel 35, lid 6, tweede alinea, onder b), aanhef

Artikel 34, lid 10, tweede alinea, onder b), aanhef

Artikel 35, lid 6, tweede alinea, onder b), eerste streepje

Artikel 34, lid 10, tweede alinea, onder b), punt i)

Artikel 35, lid 6, tweede alinea, onder b), tweede streepje

Artikel 34, lid 10, tweede alinea, onder b), punt ii)

Artikel 35, lid 6, tweede alinea, onder b), derde streepje

Artikel 34, lid 10, tweede alinea, onder b), punt iii)

Artikel 36, lid 1

Artikel 35, lid 1

Artikel 36, lid 2, eerste alinea

Artikel 35, lid 2, eerste alinea

Artikel 36, lid 2, tweede alinea, aanhef

Artikel 35, lid 2, tweede alinea, aanhef

Artikel 36, lid 2, tweede alinea, eerste streepje

Artikel 35, lid 2, tweede alinea, onder a)

Artikel 36, lid 2, tweede alinea, tweede streepje

Artikel 35, lid 2, tweede alinea, onder b)

Artikel 36, lid 3

Artikel 35, lid 3

Artikel 36, lid 4, eerste alinea

Artikel 35, lid 4, eerste alinea

Artikel 36, lid 4, tweede alinea

Artikel 35, lid 4, tweede alinea

Artikel 36, lid 4, derde alinea

Artikel 35, lid 5

Artikel 36, lid 5, eerste alinea, aanhef

Artikel 35, lid 6, eerste alinea, aanhef

Artikel 36, lid 5, eerste alinea, eerste streepje

Artikel 35, lid 6, eerste alinea, onder a)

Artikel 36, lid 5, eerste alinea, tweede streepje

Artikel 35, lid 6, eerste alinea, onder b)

Artikel 36, lid 5, tweede alinea

Artikel 35, lid 6, tweede alinea

Artikel 36, lid 6

Artikel 35, lid 7

Artikel 36, lid 7, eerste alinea

Artikel 35, lid 8, eerste alinea

Artikel 36, lid 7, tweede alinea, aanhef

Artikel 35, lid 8, tweede alinea, aanhef

Artikel 36, lid 7, tweede alinea, eerste streepje

Artikel 35, lid 8, tweede alinea, onder a)

Artikel 36, lid 7, tweede alinea, tweede streepje

Artikel 35, lid 8, tweede alinea, onder b)

Artikel 36, lid 7, derde alinea

Artikel 35, lid 8, derde alinea

Artikel 36, lid 8

Artikel 35, lid 9

Artikel 36, lid 9

Artikel 35, lid 10

Artikel 36, lid 10

Artikel 35, lid 11

Artikel 37

Artikel 36

Artikel 38, eerste alinea, aanhef

Artikel 37, eerste alinea, aanhef

Artikel 38, eerste alinea, onder a), aanhef

Artikel 37, eerste alinea, onder a), aanhef

Artikel 38, eerste alinea, onder a), eerste streepje

Artikel 37, eerste alinea, onder a), punt i)

Artikel 38, eerste alinea, onder a), tweede streepje

Artikel 37, eerste alinea, onder a), punt ii)

Artikel 38, eerste alinea, onder b)

Artikel 37, eerste alinea, onder b)

Artikel 38, tweede alinea

Artikel 37, tweede alinea

Artikel 39

Artikel 38

Artikel 40

Artikel 39

Artikel 41

Artikel 40

Artikel 42, lid 1

Artikel 41, lid 1

Artikel 42, lid 2, eerste alinea, aanhef

Artikel 41, lid 2, eerste alinea, aanhef

Artikel 42, lid 2, eerste alinea, onder a), aanhef

Artikel 41, lid 2, eerste alinea, onder a), aanhef

Artikel 42, lid 2, eerste alinea, onder a), eerste streepje

Artikel 41, lid 2, eerste alinea, onder a), punt i)

Artikel 42, lid 2, eerste alinea, onder a), tweede streepje

Artikel 41, lid 2, eerste alinea, onder a), punt ii)

Artikel 42, lid 2, eerste alinea, onder b) en c)

Artikel 41, lid 2, eerste alinea, onder b) en c)

Artikel 42, lid 2, tweede alinea

Artikel 41, lid 3

Artikel 43

Artikel 42

Artikel 44, lid 1, aanhef

Artikel 43, lid 1, aanhef

Artikel 44, lid 1, onder a), aanhef

Artikel 43, lid 1, onder a), aanhef

Artikel 44, lid 1, onder a), eerste streepje

Artikel 43, lid 1, onder a), punt i)

Artikel 44, lid 1, onder a), tweede streepje

Artikel 43, lid 1, onder a), punt ii)

Artikel 44, lid 1, onder a), derde streepje

Artikel 43, lid 1, onder a), punt iii)

Artikel 44, lid 1, onder b), aanhef

Artikel 43, lid 1, onder b), aanhef

Artikel 44, lid 1, onder b), eerste streepje

Artikel 43, lid 1, onder b), punt i)

Artikel 44, lid 1, onder b), tweede streepje

Artikel 43, lid 1, onder b), punt ii)

Artikel 44, lid 2

Artikel 43, lid 2

Artikel 45, lid 1

Artikel 44, lid 1

Artikel 45, lid 2, aanhef

Artikel 44, lid 2, eerste alinea, aanhef

Artikel 45, lid 2, onder a), aanhef

Artikel 44, lid 2, eerste alinea, onder a), aanhef

Artikel 45, lid 2, onder a), eerste streepje

Artikel 44, lid 2, eerste alinea, onder a), punt i)

Artikel 45, lid 2, onder a), tweede streepje

Artikel 44, lid 2, eerste alinea, onder a), punt ii)

Artikel 45, lid 2, onder b), eerste alinea, aanhef

Artikel 44, lid 2, eerste alinea, onder b), aanhef

Artikel 45, lid 2, onder b), eerste alinea, eerste streepje

Artikel 44, lid 2, eerste alinea, onder b), punt i)

Artikel 45, lid 2, onder b), eerste alinea, tweede streepje

Artikel 44, lid 2, eerste alinea, onder b), punt ii)

Artikel 45, lid 2, onder b), tweede alinea

Artikel 44, lid 2, tweede alinea

Artikel 45, lid 3

Artikel 44, lid 3

Artikel 46, lid 1, eerste alinea

Artikel 45, lid 1, eerste alinea

Artikel 46, lid 1, tweede alinea, aanhef

Artikel 45, lid 1, tweede alinea, aanhef

Artikel 46, lid 1, tweede alinea, eerste streepje

Artikel 45, lid 1, tweede alinea, onder a)

Artikel 46, lid 1, tweede alinea, tweede streepje

Artikel 45, lid 1, tweede alinea, onder b)

Artikel 46, lid 1, derde alinea

Artikel 45, lid 1, derde alinea

Artikel 46, lid 1, vierde alinea, aanhef

Artikel 45, lid 1, vierde alinea, aanhef

Artikel 46, lid 1, vierde alinea, eerste streepje

Artikel 45, lid 1, vierde alinea, onder a)

Artikel 46, lid 1, vierde alinea, tweede streepje

Artikel 45, lid 1, vierde alinea, onder b)

Artikel 46, lid 1, vijfde alinea

Artikel 45, lid 1, vijfde alinea

Artikel 46, lid 1, zesde alinea

Artikel 45, lid 1, zesde alinea

Artikel 46, leden 2, 3 en 4

Artikel 45, leden 2, 3 en 4

Artikel 46, lid 5, aanhef

Artikel 45, lid 5, aanhef

Artikel 46, lid 5, eerste streepje

Artikel 45, lid 5, onder a)

Artikel 46, lid 5, tweede streepje

Artikel 45, lid 5, onder b)

Artikel 47

Artikel 46

Artikel 49, leden 1 en 2

Artikel 47, leden 1 en 2

Artikel 49, lid 3, eerste alinea, aanhef

Artikel 47, lid 3, aanhef

Artikel 49, lid 3, eerste alinea, eerste streepje

Artikel 47, lid 3, onder a)

Artikel 49, lid 3, eerste alinea, tweede streepje

Artikel 47, lid 3, onder b)

Artikel 49, lid 3, eerste alinea, derde streepje

Artikel 47, lid 3, onder c)

Artikel 49, lid 3, tweede alinea

Artikel 47, lid 3, tweede alinea

Artikel 49, lid 3, derde alinea

Artikel 47, lid 3, derde alinea

Artikel 49, lid 3, vierde alinea

Artikel 47, lid 3, vierde alinea

Artikel 49, leden 4 en 5

Artikel 47, leden 4 en 5

Artikel 49, lid 6, eerste alinea

Artikel 47, lid 6, eerste alinea

Artikel 49, lid 6, tweede alinea, aanhef

Artikel 47, lid 6, tweede alinea, aanhef

Artikel 49, lid 6, tweede alinea, onder a) en b)

Artikel 47, lid 6, tweede alinea, onder a) en b)

Artikel 49, lid 6, tweede alinea, onder c)

Artikel 47, lid 6, tweede alinea, onder d)

Artikel 49, lid 6, tweede alinea, onder d)

Artikel 47, lid 6, tweede alinea, onder e)

Artikel 49, lid 6, tweede alinea, onder e)

Artikel 47, lid 6, tweede alinea, onder c)

Artikel 49, lid 6, derde tot en met achtste alinea

Artikel 47, lid 6, derde tot en met achtste alinea

Artikel 49, lid 7

Artikel 47, lid 7

Artikel 49, lid 8, eerste alinea

Artikel 47, lid 8, eerste alinea

Artikel 49, lid 8, tweede alinea, aanhef

Artikel 47, lid 8, tweede alinea, aanhef

Artikel 49, lid 8, tweede alinea, eerste streepje

Artikel 47, lid 8, tweede alinea, onder a)

Artikel 49, lid 8, tweede alinea, tweede streepje

Artikel 47, lid 8, tweede alinea, onder b)

Artikel 47, lid 9, aanhef

Artikel 49, lid 9, onder a) tot en met d)

Artikel 47, lid 9, onder a) tot en met d)

Artikel 49, lid 10

Artikel 47, lid 3, vijfde alinea

Artikel 50

Artikel 48

Artikel 51

Artikel 49

Artikel 52, lid 1

Artikel 50

Artikel 52, lid 2

Bijlage I

Bijlage I

Bijlage I bis

Bijlage III, deel A

Bijlage I ter

Bijlage III, deel B

Bijlage I quater

Bijlage III, deel C

Bijlage I quinquies

Bijlage III, deel D

Bijlage I sexies

Bijlage III, deel E

Bijlage I septies

Bijlage III, deel F

Bijlage I octies

Bijlage III, deel G

Bijlage I nonies

Bijlage III, deel H

Bijlage I decies

Bijlage III, deel I

Bijlage II

Bijlage III, delen A tot en met I

Bijlage II, delen A tot en met I

Bijlage III, delen K tot en met N

Bijlage II, delen J tot en met M

Bijlage IV

Bijlage V


26.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 114/57


VERORDENING (EG) Nr. 377/2008 VAN DE COMMISSIE

van 25 april 2008

tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap, wat de codering voor de indiening van de gegevens vanaf 2009, het gebruik van een substeekproef voor de verzameling van gegevens over structurele variabelen en de vaststelling van de referentiekwartalen betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad van 9 maart 1998 betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap (1), en met name op artikel 1 en artikel 4, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 1 van Verordening (EG) nr. 577/98 wordt bepaald dat in geval van een doorlopende enquête de lijst van weken die de referentiekwartalen uitmaken, door de Commissie wordt vastgesteld.

(2)

Volgens artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 577/98 moeten uitvoeringsmaatregelen worden genomen in verband met de codering van de variabelen, die voor de indiening van de gegevens moet worden gebruikt.

(3)

Ingevolge artikel 4, lid 4, van Verordening (EG) nr. 577/98 kan uit de kenmerken van de enquête een lijst van variabelen, hierna „structurele variabelen” genoemd, worden vastgesteld die slechts als jaarlijks gemiddelde met als referentieperiode 52 weken en niet als kwartaalgemiddelde hoeven te worden verzameld. Derhalve moeten de voorwaarden voor het gebruik van een substeekproef voor de verzameling van gegevens over de structurele variabelen worden vastgesteld.

(4)

Gezien het belang van de gegevens over werkgelegenheid en werkloosheid mag het geen verschil maken of de totalen voor deze indicatoren berekend zijn op basis van de jaarlijkse substeekproef of op basis van een jaarlijks gemiddelde van de vier volledige kwartaalsteekproeven.

(5)

Gezien het belang van de in de speciale modules verzamelde gegevens moet deze informatie kunnen worden gecombineerd met elke andere variabele uit de steekproef.

(6)

Verordening (EG) nr. 577/98, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1372/2007 van het Europees Parlement en de Raad, stelt de indiening van de variabele „loon in de eerste werkkring” verplicht. Daarom moet de codering van de variabelen worden gewijzigd.

(7)

Bij Verordening (EG) nr. 430/2005 van de Commissie tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap, wat de codering voor de overbrenging van de gegevens vanaf het jaar 2006 en het gebruik van een substeekproef voor de verzameling van gegevens over de structurele variabelen betreft (2) is de codering vastgesteld die voor de indiening van de gegevens vanaf 2006 moet worden gebruikt. Het is evenwel noodzakelijk het codeerschema vanaf 2009 te wijzigen om rekening te houden met wijzigingen in twee variabelen (onderwerp/inhoud van hoogste niveau van met succes afgesloten onderwijs of opleiding en maandloon in eerste werkkring), de indieningskolommen dienovereenkomstig aan te passen en bij andere variabelen enkele fouten en omissies in de kolom „Betreft/opmerkingen” recht te zetten. Verordening (EG) nr. 430/2005 van de Commissie moet derhalve per 1 januari 2009 worden ingetrokken.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité statistisch programma, dat is opgericht bij Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad (3),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Structurele variabelen

De voorwaarden voor het gebruik van een substeekproef voor de verzameling van gegevens over de structurele variabelen zijn opgenomen in bijlage I.

Artikel 2

Referentiekwartalen

De vanaf 2009 te gebruiken referentiekwartalen worden vastgesteld in bijlage II.

Artikel 3

Codering

De codes van de variabelen, die vanaf 2009 voor de indiening van de gegevens moeten worden gebruikt, zijn opgenomen in bijlage III.

Artikel 4

Intrekking

Verordening (EG) nr. 430/2005 van de Commissie wordt per 1 januari 2009 ingetrokken.

Artikel 5

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 april 2008.

Voor de Commissie

Joaquín ALMUNIA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 77 van 14.3.1998, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1372/2007 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 42).

(2)  PB L 71 van 17.3.2005, blz. 36. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 973/2007 (PB L 216 van 21.8.2007, blz. 10).

(3)  PB L 181 van 28.6.1989, blz. 47.


BIJLAGE I

VOORWAARDEN VOOR HET GEBRUIK VAN EEN SUBSTEEKPROEF VOOR HET VERZAMELEN VAN GEGEVENS OVER DE STRUCTURELE VARIABELEN

1.   Jaarlijkse en kwartaalvariabelen

Het woord „jaar” in de kolom „Frequentie” in de in bijlage III opgenomen codering betekent dat het gaat om de structurele variabelen waarvoor desgewenst alleen het jaargemiddelde behoeft te worden opgetekend, op basis van een substeekproef van onafhankelijke waarnemingen voor 52 weken; kwartaalgemiddelden zijn in dat geval niet verplicht. De belangrijkste variabelen, die ieder kwartaal moeten worden opgetekend, worden aangegeven met „kwartaal”.

2.   Representativiteit van de resultaten

Voor de structurele variabelen mag de relatieve standaardfout (zonder rekening te houden met het effect van de steekproefopzet) van jaarlijkse schattingen die 1 % of meer van de beroepsbevolking vertegenwoordigen, niet hoger zijn dan:

a)

9 % voor landen met 1 tot 20 miljoen inwoners, en

b)

5 % voor landen met meer dan 20 miljoen inwoners.

Landen met minder dan 1 miljoen inwoners zijn vrijgesteld van deze nauwkeurigheidsvereisten; de gegevens over de structurele variabelen moeten er worden verzameld voor de gehele steekproef tenzij de steekproef aan de onder a) genoemde eis voldoet.

Wanneer een land voor de verzameling van gegevens over de structurele variabelen gebruikmaakt van een substeekproef, moet, wanneer meer dan één enquêteronde wordt gehouden, de totale substeekproef uit onafhankelijke waarnemingen bestaan.

3.   Onderlinge samenhang van de totalen

De jaartotalen van de substeekproef en de jaargemiddelden voor de volledige steekproef moeten met elkaar in overeenstemming zijn voor de werkenden, de werklozen en de niet-actieve bevolking naar geslacht en voor de volgende leeftijdsgroepen: 15-24, 25-34, 35-44, 45-54, 55 +.

4.   Speciale modules

De steekproef die voor de verzameling van informatie over de speciale modules wordt gebruikt, moet ook informatie over de structurele variabelen verschaffen.


BIJLAGE II

VASTSTELLING VAN DE REFERENTIEKWARTALEN

a)

De kwartalen van elk jaar hebben betrekking op de twaalf maanden van het jaar, zodat januari, februari en maart het eerste kwartaal vormen, april, mei en juni het tweede, juli, augustus en september het derde en oktober, november en december het vierde.

b)

De referentieweken worden verdeeld over de referentiekwartalen, zodat een week tot het onder a) gedefinieerde kwartaal behoort waartoe ten minste vier dagen van die week behoren, tenzij dit tot gevolg heeft dat het eerste kwartaal van het jaar slechts twaalf weken telt. In dat geval bestaan de kwartalen van het desbetreffende jaar uit opeenvolgende blokken van 13 weken.

c)

Wanneer een kwartaal ingevolge punt b) uit 14 in plaats van 13 weken bestaat, moeten de lidstaten proberen de steekproef over alle 14 weken te spreiden.

d)

Als het niet haalbaar is de steekproef over alle 14 weken van het kwartaal te spreiden, kan de betrokken lidstaat één week van dat kwartaal overslaan. Bij de overgeslagen week moet het om een normale week gaan wat werklozen, werkenden en gemiddeld aantal feitelijk gewerkte uren betreft; het moet een week zijn in een maand met vijf donderdagen.

e)

Het eerste kwartaal van 2009 moet op 29 december 2008 beginnen.

Tot eind 2011 mogen lidstaten die de arbeidskrachtenenquête samen met andere enquêtes in een enkele enquête houden, de referentiekwartalen één week eerder laten beginnen dan onder a), b) en e) is vastgesteld.


BIJLAGE III

CODERING

Naam

Kolom

Frequentie

Code

Omschrijving

Betreft/opmerkingen

DEMOGRAFISCHE INFORMATIE

HHSEQNUM

1/2

KWARTAAL

 

Volgnummer in het huishouden (blijft voor alle enquêteronden gelijk)

iedereen

01-98

Volgnummer met twee cijfers dat aan elk lid van het huishouden wordt toegekend

HHLINK

3

JAAR

 

Relatie met de referentiepersoon in het huishouden

HHTYPE=1,3

1

Referentiepersoon

2

Echtgenoot/echtgenote (of inwonende partner) van de referentiepersoon

3

Kind van de referentiepersoon (of van diens echtgenoot/echtgenote of inwonende partner)

4

Familielid in opgaande lijn van de referentiepersoon (of van diens echtgenoot/echtgenote of inwonende partner)

5

Ander familielid

6

Andere

9

Niet van toepassing (HHTYPE≠1,3)

HHSPOU

4/5

JAAR

 

Volgnummer van de echtgenoot/echtgenote of inwonende partner

HHTYPE=1,3

01-98

Volgnummer van de echtgenoot/echtgenote of inwonende partner in het huishouden

99

Niet van toepassing (de betrokkene maakt geen deel uit van een privéhuishouden of heeft geen partner, of de partner maakt geen deel uit van dit privéhuishouden)

HHFATH

6/7

JAAR

 

Volgnummer van de vader

HHTYPE=1,3

01-98

Volgnummer van de vader in het huishouden

99

Niet van toepassing (de betrokkene maakt geen deel uit van een privéhuishouden, of de vader maakt geen deel uit van dit privéhuishouden)

HHMOTH

8/9

JAAR

 

Volgnummer van de moeder

HHTYPE=1,3

01-98

Volgnummer van de moeder in het huishouden

99

Niet van toepassing (de betrokkene maakt geen deel uit van een privéhuishouden, of de moeder maakt geen deel uit van dit privéhuishouden)

SEX

10

KWARTAAL

 

Geslacht

iedereen

1

Man

2

Vrouw

YEARBIR

11/14

KWARTAAL

 

Geboortejaar

iedereen

 

Geboortejaar in vier cijfers

DATEBIR

15

KWARTAAL

 

Geboortedatum ten opzichte van het einde van de referentieperiode

iedereen

1

De verjaardag van de betrokkene valt tussen 1 januari en het einde van de referentieweek

2

De verjaardag van de betrokkene valt na het einde van de referentieweek

MARSTAT

16

JAAR

 

Burgerlijke staat

iedereen

1

Ongehuwd

2

Gehuwd

3

Weduwnaar/weduwe

4

Gescheiden of gescheiden van tafel en bed

blanco

Geen antwoord

NATIONAL

17/18

KWARTAAL

 

Nationaliteit

iedereen

 

Zie voor codering de ISO-landennomenclatuur

YEARESID

19/20

KWARTAAL

 

Verblijfsduur in dit land

iedereen

00

Geboren in dit land

01-99

Verblijfsduur in dit land (in jaren)

blanco

Geen antwoord

COUNTRYB

21/22

KWARTAAL

 

Geboorteland

YEARESID≠00

 

Zie voor codering de ISO-landennomenclatuur

99

Niet van toepassing (kol. 19/20 = 00)

blanco

Geen antwoord

PROXY

23

KWARTAAL

 

Aard van de deelname aan de enquête

iedereen vanaf 15 jaar

1

Rechtstreekse deelname

2

Deelname via een ander lid van het huishouden

9

Niet van toepassing (kind jonger dan 15 jaar)

blanco

Geen antwoord

ARBEIDSSITUATIE

WSTATOR

24

KWARTAAL

 

Arbeidssituatie tijdens de referentieweek

iedereen vanaf 15 jaar

1

De betrokkene had tijdens de referentieweek betaald werk — één uur of meer (met inbegrip van medewerkende gezinsleden, maar zonder degenen die hun militaire of vervangende dienstplicht vervulden)

2

De betrokkene had wel een baan of zelfstandige activiteit, maar werkte tijdens de referentieweek niet (met inbegrip van medewerkende gezinsleden, maar zonder degenen die hun militaire of vervangende dienstplicht vervulden)

3

De betrokkene werkte niet omdat hij/zij tijdelijk ontslag heeft gekregen

4

De betrokkene vervulde zijn/haar militaire of vervangende dienstplicht

5

De betrokkene werkte niet en had ook geen baan of zelfstandige activiteit tijdens de referentieweek

9

Niet van toepassing (kind jonger dan 15 jaar)

NOWKREAS

25/26

KWARTAAL

 

Reden waarom de betrokkene niet werkte hoewel hij/zij een baan had

WSTATOR=2

00

Slecht weer

01

Gering arbeidsaanbod om technische of economische redenen

02

Arbeidsconflict

03

Onderwijs of opleiding in schoolverband

04

Ziekte, letsel of tijdelijke arbeidsongeschiktheid van de betrokkene

05

Zwangerschapsverlof

06

Ouderschapsverlof

07

Vakantieverlof

08

Compensatieverlof (in het kader van flexibele arbeidstijden of een contract met arbeidstijden op jaarbasis)

09

Andere redenen (bv. verplichtingen van persoonlijke aard of familiale omstandigheden)

99

Niet van toepassing (WSTATOR=1,3-5,9)

KENMERKEN VAN DE EERSTE WERKKRING

STAPRO

27

KWARTAAL

 

Positie in het bedrijf

WSTATOR=1,2

1

Werkgever

2

Zelfstandige zonder werknemers

3

Werknemer

4

Medewerkend gezinslid

9

Niet van toepassing (WSTATOR=3-5,9)

blanco

Geen antwoord

SIGNISAL

28

KWARTAAL

 

Doorbetaling loon

(WSTATOR=2 en NOWKREAS≠04 en NOWKREAS≠05 en STAPRO=3) of WSTATOR=3

1

Afwezigheid van maximaal drie maanden

2

Afwezigheid van meer dan drie maanden; doorbetaling van loon of sociale uitkeringen ter hoogte van de helft van het loon of meer

3

Afwezigheid van meer dan drie maanden; doorbetaling van loon of sociale uitkeringen ter hoogte van minder dan de helft van het loon

4

Onbekend

9

Niet van toepassing (WSTATOR≠2 of NOWKREAS=04 of NOWKREAS=05 of STAPRO≠3) en WSTATOR≠3

NACE3D

29/31

KWARTAAL

 

Economische activiteit van de lokale eenheid

WSTATOR=1,2

 

NACE Rev.2, gecodeerd op 2-cijferniveau of, zo mogelijk, op 3-cijferniveau

000

Niet van toepassing (WSTATOR=3-5,9)

blanco

Geen antwoord

ISCO4D

32/35

KWARTAAL

 

Beroep

WSTATOR=1,2

 

ISCO-88 (COM), gecodeerd op 3-cijferniveau of, zo mogelijk, op 4-cijferniveau

9999

Niet van toepassing (WSTATOR=3-5,9)

blanco

Geen antwoord

SUPVISOR

36

JAAR

 

Toezichthoudende taken

STAPRO=3

1

Ja

2

Neen

9

STAPRO≠3

blanco

Geen antwoord

SIZEFIRM

37/38

JAAR

 

Aantal werkende personen in de lokale eenheid

STAPRO=1,3,4,blanco

01-10

Indien tussen 1 en 10, het precieze aantal

11

11 tot 19 personen

12

20 tot 49 personen

13

50 personen of meer

14

Onbekend, maar minder dan 11 personen

15

Onbekend, maar meer dan 10 personen

99

Niet van toepassing (STAPRO=2,9)

blanco

Geen antwoord

COUNTRYW

39/40

KWARTAAL

 

Land van de werkplek

WSTATOR=1,2

 

Zie voor codering de ISO-landennomenclatuur

99

Niet van toepassing (WSTATOR=3-5,9)

blanco

Geen antwoord

REGIONW

41/42

KWARTAAL

 

Regio van de werkplek

WSTATOR=1,2

 

NUTS 2

99

Niet van toepassing (WSTATOR=3-5,9)

blanco

Geen antwoord

YSTARTWK

43/46

KWARTAAL

 

Jaar waarin de betrokkene bij deze werkgever of als zelfstandige is begonnen

WSTATOR=1,2

 

Jaar in vier cijfers

9999

Niet van toepassing (WSTATOR=3-5,9)

blanco

Geen antwoord

MSTARTWK

47/48

KWARTAAL

 

Maand waarin de betrokkene bij deze werkgever of als zelfstandige is begonnen

YSTARTWK≠9999, blanco en REFYEAR-YSTARTWK<=2

01-12

Nummer van de maand

99

Niet van toepassing (YSTARTWK=9999, blanco of REFYEAR-YSTARTWK>2)

blanco

Geen antwoord

WAYJFOUN

49

JAAR

 

Betrokkenheid van het openbare arbeidsbureau bij het vinden van de huidige baan, ongeacht het tijdstip

STAPRO=3 en is in de afgelopen 12 maanden in de huidige baan begonnen

0

Neen

1

Ja

9

STAPRO≠3 of is langer dan een jaar geleden in de huidige baan begonnen

blanco

Geen antwoord

FTPT

50

KWARTAAL

 

Onderscheid voltijd-/deeltijdwerk

WSTATOR=1,2

1

Voltijdwerk

2

Deeltijdwerk

9

WSTATOR≠1,2

blanco

Geen antwoord

FTPTREAS

51

JAAR

 

Redenen voor deeltijdwerk

FTPT=2

 

De betrokkene heeft deeltijdwerk:

1

wegens het volgen van onderwijs of een opleiding

2

wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid van de betrokkene zelf

3

wegens de zorg voor kinderen of hulpbehoevende volwassenen

4

om andere persoonlijke redenen of wegens familiale omstandigheden

5

omdat hij/zij geen voltijdwerk kon vinden

6

Om andere redenen

9

Niet van toepassing (FTPT≠2)

blanco

Geen antwoord

TEMP

52

KWARTAAL

 

Duur van de baan

STAPRO=3

1

De betrokkene heeft een vaste baan of een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd

2

De betrokkene heeft een tijdelijke baan of een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd

9

Niet van toepassing (STAPRO≠3)

blanco

Geen antwoord

TEMPREAS

53

JAAR

 

Redenen voor het hebben van een tijdelijke baan of een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd

TEMP=2

 

De betrokkene heeft een tijdelijke baan of een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd omdat:

1

het een overeenkomst voor een opleidingsperiode betreft (leerlingen, stagiairs, onderzoeksassistenten enz.)

2

de betrokkene geen vaste baan kon vinden

3

de betrokkene geen vaste baan wenste

4

de betrokkene een arbeidsovereenkomst voor een proefperiode heeft

9

Niet van toepassing (TEMP≠2)

blanco

Geen antwoord

TEMPDUR

54

KWARTAAL

 

Totale duur van de tijdelijke baan of van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd

TEMP=2

1

Minder dan 1 maand

2

1 tot 3 maanden

3

4 tot 6 maanden

4

7 tot 12 maanden

5

13 tot 18 maanden

6

19 tot 24 maanden

7

25 tot 36 maanden

8

Meer dan 3 jaar

9

Niet van toepassing (TEMP≠2)

blanco

Geen antwoord

TEMPAGCY

55

JAAR

 

Contract met een uitzendbureau

STAPRO=3

0

Neen

1

Ja

9

Niet van toepassing (STAPRO≠3)

blanco

Geen antwoord

ATYPISCH WERK

SHIFTWK

56

JAAR

 

Werk in ploegendienst

STAPRO=3

1

De betrokkene werkt in ploegendienst

3

De betrokkene werkt nooit in ploegendienst

9

Niet van toepassing (STAPRO≠3)

blanco

Geen antwoord

EVENWK

57

JAAR

 

Avondwerk

WSTATOR=1 of WSTATOR=2

1

De betrokkene werkt gewoonlijk in de avonduren

2

De betrokkene werkt soms in de avonduren

3

De betrokkene werkt nooit in de avonduren

9

Niet van toepassing (WSTATOR=3-5,9)

blanco

Geen antwoord

NIGHTWK

58

JAAR

 

Nachtwerk

WSTATOR=1 of WSTATOR=2

1

De betrokkene werkt gewoonlijk 's nachts

2

De betrokkene werkt soms 's nachts

3

De betrokkene werkt nooit 's nachts

9

Niet van toepassing (WSTATOR=3-5,9)

blanco

Geen antwoord

SATWK

59

JAAR

 

Werk op zaterdagen

WSTATOR=1 of WSTATOR=2

1

De betrokkene werkt gewoonlijk op zaterdagen

2

De betrokkene werkt soms op zaterdagen

3

De betrokkene werkt nooit op zaterdagen

9

Niet van toepassing (WSTATOR=3-5,9)

blanco

Geen antwoord

SUNWK

60

JAAR

 

Werk op zondagen

WSTATOR=1 of WSTATOR=2

1

De betrokkene werkt gewoonlijk op zondagen

2

De betrokkene werkt soms op zondagen

3

De betrokkene werkt nooit op zondagen

9

Niet van toepassing (WSTATOR=3-5,9)

blanco

Geen antwoord

GEWERKTE UREN

HWUSUAL

61/62

KWARTAAL

 

Aantal uren dat de betrokkene gewoonlijk per week in de eerste werkkring werkt

WSTATOR=1,2

00

De gebruikelijke arbeidsduur kan niet worden opgegeven omdat deze van week tot week of van maand tot maand sterk uiteenloopt

01-98

Aantal uren dat de betrokkene gewoonlijk in de eerste werkkring werkt

99

Niet van toepassing (WSTATOR=3-5,9)

blanco

Geen antwoord

HWACTUAL

63/64

KWARTAAL

 

Aantal uren dat de betrokkene tijdens de referentieweek feitelijk in de eerste werkkring heeft gewerkt

WSTATOR=1,2

00

De betrokkene heeft een baan of zelfstandige activiteit, maar heeft tijdens de referentieweek niet in de eerste werkkring gewerkt

01-98

Aantal uren dat de betrokkene tijdens de referentieweek feitelijk in de eerste werkkring heeft gewerkt

99

Niet van toepassing (WSTATOR=3-5,9)

blanco

Geen antwoord

HWOVERP

65/66

KWARTAAL

 

Betaald overwerk in de referentieweek in de eerste werkkring

STAPRO=3

00-98

Aantal betaalde overuren

99

Niet van toepassing (STAPRO≠3)

blanco

Geen antwoord

HWOVERPU

67/68

KWARTAAL

 

Onbetaald overwerk in de referentieweek in de eerste werkkring

STAPRO=3

00-98

Aantal onbetaalde overuren

99

Niet van toepassing (STAPRO≠3)

blanco

Geen antwoord

HOURREAS

69/70

KWARTAAL

 

Voornaamste reden voor het verschil tussen het aantal uren dat de betrokkene tijdens de referentieweek feitelijk heeft gewerkt en de gebruikelijke arbeidsduur

HWUSUAL=00-98 en HWACTUAL=00-98 en WSTATOR=1

 

De betrokkene heeft langer dan gebruikelijk gewerkt als gevolg van:

01

flexibele arbeidstijden

16

overwerk

02

andere redenen

 

De betrokkene heeft korter dan gebruikelijk gewerkt als gevolg van:

03

slecht weer

04

gering arbeidsaanbod om technische of economische redenen

05

arbeidsconflict

06

onderwijs of opleiding

07

flexibele arbeidstijden

08

ziekte, letsel of tijdelijke arbeidsongeschiktheid van de betrokkene zelf

09

zwangerschaps- of ouderschapsverlof

10

buitengewoon verlof om persoonlijke redenen of wegens familiale omstandigheden

11

vakantieverlof

12

feestdagen

13

begin/verandering van baan tijdens de referentieweek

14

beëindiging van de baan zonder tijdens de referentieweek in een nieuwe baan te beginnen

15

andere redenen

97

De betrokkene heeft tijdens de referentieweek de gebruikelijke arbeidsduur gewerkt (HWUSUAL=HWACTUA=01-98)

98

De arbeidsduur van de betrokkene loopt van week tot week of van maand tot maand sterk uiteen, zonder dat een reden voor het verschil tussen het feitelijke en het gebruikelijke aantal uren werd opgegeven (HWUSUAL=00 & HOURREAS≠01-16)

99

Niet van toepassing (WSTATOR=2-5,9 of HWUSUAL=blanco of HWACTUAL=blanco)

blanco

Geen antwoord

WISHMORE

71

KWARTAAL

 

De betrokkene wil meer uren werken dan het huidige aantal uren

WSTATOR=1 of WSTATOR=2

0

Neen

1

Ja

9

Niet van toepassing (WSTATOR=3-5,9)

blanco

Geen antwoord

WAYMORE

72

JAAR

 

Wijze waarop de betrokkene meer uren wil gaan werken

WISHMORE=1

1

Door een extra baan te nemen

2

Door een baan te nemen waar meer uren worden gewerkt dan in de huidige baan

3

Alleen binnen de huidige baan

4

Op een van bovengenoemde wijzen

9

Niet van toepassing (WISHMORE≠1)

blanco

Geen antwoord

HWWISH

73/74

KWARTAAL

 

Aantal uren dat de betrokkene in totaal zou willen werken

WSTATOR=1 of WSTATOR=2

01-98

Totaal aantal uren dat hij/zij wenst te werken

99

Niet van toepassing (WSTATOR=3-5,9)

blanco

Geen antwoord

HOMEWK

75

JAAR

 

Thuiswerk

WSTATOR=1 of WSTATOR=2

1

De betrokkene werkt gewoonlijk thuis

2

De betrokkene werkt soms thuis

3

De betrokkene werkt nooit thuis

9

Niet van toepassing (WSTATOR=3-5,9)

blanco

Geen antwoord

LOOKOJ

76

KWARTAAL

 

Zoeken van een andere baan

WSTATOR=1 of WSTATOR=2

0

De betrokkene zoekt geen andere baan

1

De betrokkene zoekt een andere baan

9

Niet van toepassing (WSTATOR=3-5,9)

blanco

Geen antwoord

LOOKREAS

77

JAAR

 

Redenen voor het zoeken van een andere baan

LOOKOJ=1

1

De betrokkene dreigt de huidige baan te verliezen of is zeker deze te verliezen of te beëindigen

2

De betrokkene beschouwt de huidige baan als een voorlopige baan

3

De betrokkene zoekt een extra baan om in totaal meer uren te werken

4

De betrokkene zoekt een baan waarin hij/zij meer uren kan werken dan in de huidige baan

5

De betrokkene zoekt een baan waarin hij/zij minder uren hoeft te werken dan in de huidige baan

6

De betrokkene wenst betere arbeidsvoorwaarden of omstandigheden (loon, arbeids- of reistijd, kwaliteit van het werk enz.)

7

Andere redenen

9

Niet van toepassing (LOOKOJ≠1)

blanco

Geen antwoord

TWEEDE WERKKRING

EXIST2J

78

KWARTAAL

 

Meer dan één baan of zelfstandige activiteit

WSTATOR=1 of WSTATOR=2

1

De betrokkene had tijdens de referentieweek slechts één baan of zelfstandige activiteit

2

De betrokkene had tijdens de referentieweek meer dan één baan of zelfstandige activiteit (niet door verandering van baan of zelfstandige activiteit)

9

Niet van toepassing (WSTATOR=3-5,9)

blanco

Geen antwoord

STAPRO2J

79

KWARTAAL

 

Positie in het bedrijf (in de tweede werkkring)

EXIST2J=2

1

Werkgever

2

Zelfstandige zonder werknemers

3

Werknemer

4

Medewerkend gezinslid

9

Niet van toepassing (EXIST2J=1,9 blanco)

blanco

Geen antwoord

NACE2J2D

80/81

KWARTAAL

 

Economische activiteit van de lokale eenheid (in de tweede werkkring)

EXIST2J=2

 

NACE Rev. 2

00

Niet van toepassing (EXIST2J=1,9,blanco)

blanco

Geen antwoord

HWACTUA2

82/83

KWARTAAL

 

Aantal uren dat de betrokkene tijdens de referentieweek in de tweede werkkring feitelijk heeft gewerkt

EXIST2J=2

00

De betrokkene heeft tijdens de referentieweek niet in de tweede werkkring gewerkt

01-98

Aantal uren dat de betrokkene tijdens de referentieweek feitelijk in de tweede werkkring heeft gewerkt

99

Niet van toepassing (EXIST2J=1,9,blanco)

blanco

Geen antwoord

VROEGERE WERKERVARING VAN NIET-WERKENDEN

EXISTPR

84

KWARTAAL

 

Vroegere werkervaring

WSTATOR=3-5

0

De betrokkene heeft nooit werk gehad (gelegenheidsarbeid, zoals vakantiewerk, en militaire of vervangende dienstplicht worden niet als werk beschouwd)

1

De betrokkene heeft al gewerkt (gelegenheidsarbeid, zoals vakantiewerk, en militaire of vervangende dienstplicht worden niet als werk beschouwd)

9

Niet van toepassing (WSTATOR=1,2,9)

blanco

Geen antwoord

YEARPR

85/88

KWARTAAL

 

Jaar waarin de betrokkene het laatst heeft gewerkt

EXISTPR=1

 

Jaar waarin de betrokkene het laatst heeft gewerkt, in vier cijfers

9999

Niet van toepassing (EXISTPR=0,9,blanco)

blanco

Geen antwoord

MONTHPR

89/90

KWARTAAL

 

Maand waarin de betrokkene het laatst heeft gewerkt

YEARPR≠9999,blanco en REFYEAR-YEARPR<=2

01-12

Nummer van de maand waarin de betrokkene het laatst heeft gewerkt

99

Niet van toepassing (YSTARTWK=9999,blanco of REFYEAR-YSTARTWK>2)

blanco

Geen antwoord

LEAVREAS

91/92

JAAR

 

Voornaamste reden voor het beëindigen van de laatste baan of zelfstandige activiteit

EXISTPR=1 en REFYEAR-YEARPR<8

00

Ontslagen

01

Een baan van beperkte duur was afgelopen

02

De betrokkene had de zorg voor kinderen of hulpbehoevende volwassenen

03

Andere persoonlijke redenen of familiale omstandigheden

04

Ziekte of arbeidsongeschiktheid van de betrokkene zelf

05

Onderwijs of opleiding

06

Vervroegd pensioen

07

Pensioen

08

Militaire of vervangende dienstplicht

09

Andere redenen

99

Niet van toepassing (EXISTPR=0,9,blanco, of EXISTPR=1 en de laatste acht jaar niet gewerkt)

blanco

Geen antwoord

STAPROPR

93

KWARTAAL alleen indien betrokkene in de laatste 12 maanden heeft gewerkt

JAAR in andere gevallen

 

Positie in het bedrijf in de laatste werkkring

EXISTPR=1 en REFYEAR-YEARPR<8

1

Werkgever

2

Zelfstandige zonder werknemers

3

Werknemer

4

Medewerkend gezinslid

9

Niet van toepassing (EXISTPR=0,9,blanco of EXISTPR=1 en heeft de laatste acht jaar niet gewerkt

blanco

Geen antwoord

NACEPR2D

94/95

KWARTAAL alleen indien betrokkene in de laatste 12 maanden heeft gewerkt

JAAR in andere gevallen

 

Economische activiteit van de lokale eenheid waar de betrokkene het laatst heeft gewerkt

EXISTPR=1 en REFYEAR-YEARPR<8

 

NACE Rev. 2

00

Niet van toepassing (EXISTPR=0,9,blanco, of EXISTPR=1 en de laatste acht jaar niet gewerkt)

blanco

Geen antwoord

ISCOPR3D

96/98

KWARTAAL alleen indien betrokkene in de laatste 12 maanden heeft gewerkt

JAAR in ander gevallen

 

Beroep in de laatste werkkring

EXISTPR=1 en REFYEAR-YEARPR<8

 

ISCO-88 (COM)

999

Niet van toepassing (EXISTPR=0,9,blanco, of EXISTPR=1 en de laatste acht jaar niet gewerkt)

blanco

Geen antwoord

WERK ZOEKEN

SEEKWORK

99

KWARTAAL

 

Zoeken van week gedurende de laatste vier weken

(WSTATOR=3-5 of SIGNISAL=3) en leeftijd<75

1

De betrokkene heeft al een baan gevonden en begint uiterlijk binnen drie maanden te werken

2

De betrokkene heeft al een baan gevonden, begint na meer dan drie maanden te werken en zoekt geen werk

3

De betrokkene zoekt geen werk en heeft ook geen baan gevonden waarmee hij later begint

4

De betrokkene zoekt werk

9

Niet van toepassing (WSTATOR=1,2,9 en SIGNISAL≠3) of leeftijd 75 jaar of ouder

SEEKREAS

100

JAAR

 

Redenen om geen werk te zoeken

SEEKWORK=3

 

De betrokkene zoekt geen werk:

1

omdat hij/zij wacht op een oproep weer te gaan werken (tijdelijk werkloos)

2

wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid van de betrokkene zelf

3

omdat hij/zij de zorg heeft voor kinderen of hulpbehoevende volwassenen

4

wegens andere persoonlijke redenen of familiale omstandigheden

5

wegens onderwijs of opleiding

6

omdat hij/zij gepensioneerd is

7

omdat hij/zij gelooft dat er geen werk is

8

om andere redenen

9

Niet van toepassing (SEEKWORK≠3)

blanco

Geen antwoord

SEEKTYPE

101

KWARTAAL

 

Aard van het gezochte (of gevonden) werk

SEEKWORK=1,2,4 of LOOKOJ=1

 

Bij het gezochte werk (voor SEEKWORK=1,2 het gevonden werk) gaat het om:

1

werk als zelfstandige

 

werk als werknemer:

2

de betrokkene zoekt alleen een voltijdbaan (of heeft die al gevonden)

3

de betrokkene zoekt een voltijdbaan, maar indien deze niet beschikbaar is, wordt ook een deeltijdbaan aangenomen

4

de betrokkene zoekt een deeltijdbaan, maar indien deze niet beschikbaar is, wordt ook een voltijdbaan aangenomen

5

de betrokkene zoekt alleen een deeltijdbaan (of heeft die al gevonden)

6

de betrokkene heeft niet opgegeven of hij/zij een voltijd- of een deeltijdbaan zoekt (of al gevonden heeft)

9

Niet van toepassing (SEEKWORK≠1,2,4 en LOOKOJ≠1)

blanco

Geen antwoord

SEEKDUR

102

KWARTAAL

 

Duur van het werk zoeken

SEEKWORK=1,4 of LOOKOJ=1

0

Nog niet met zoeken begonnen

1

Minder dan 1 maand

2

1-2 maanden

3

3-5 maanden

4

6-11 maanden

5

12-17 maanden

6

18-23 maanden

7

24-47 maanden

8

4 jaar of langer

9

Niet van toepassing (SEEKWORK≠1,4 en LOOKOJ≠1)

blanco

Geen antwoord

IN DE LAATSTE VIER WEKEN GEBRUIKTE METHODEN OM WERK TE VINDEN

METHODA

103

KWARTAAL

 

Contact opgenomen met een openbaar arbeidsbureau om werk te vinden

SEEKWORK=4 of LOOKOJ=1

0

Neen

1

Ja

9

Niet van toepassing (SEEKWORK≠4 en LOOKOJ≠1)

METHODB

104

KWARTAAL

 

Contact opgenomen met een particulier arbeidsbemiddelingsbureau om werk te vinden

SEEKWORK=4 of LOOKOJ=1

0

Neen

1

Ja

9

Niet van toepassing (SEEKWORK≠4 en LOOKOJ≠1)

METHODC

105

KWARTAAL

 

Rechtstreeks contact opgenomen met werkgevers

SEEKWORK=4 of LOOKOJ=1

0

Neen

1

Ja

9

Niet van toepassing (SEEKWORK≠4 en LOOKOJ≠1)

METHODD

106

KWARTAAL

 

Nagevraagd bij vrienden, familie, vakverenigingen enz.

SEEKWORK=4 of LOOKOJ=1

0

Neen

1

Ja

9

Niet van toepassing (SEEKWORK≠4 en LOOKOJ≠1)

METHODE

107

KWARTAAL

 

Gereageerd op advertenties in kranten of tijdschriften of deze zelf geplaatst

SEEKWORK=4 of LOOKOJ=1

0

Neen

1

Ja

9

Niet van toepassing (SEEKWORK≠4 en LOOKOJ≠1)

METHODF

108

KWARTAAL

 

Advertenties in kranten of tijdschriften nauwlettend bekeken

SEEKWORK=4 of LOOKOJ=1

0

Neen

1

Ja

9

Niet van toepassing (SEEKWORK≠4 en LOOKOJ≠1)

METHODG

109

KWARTAAL

 

Een test of examen afgelegd of een gesprek gevoerd

SEEKWORK=4 of LOOKOJ=1

0

Neen

1

Ja

9

Niet van toepassing (SEEKWORK≠4 en LOOKOJ≠1)

METHODH

110

KWARTAAL

 

Naar grond, gebouwen of apparatuur uitgekeken

SEEKWORK=4 of LOOKOJ=1

0

Neen

1

Ja

9

Niet van toepassing (SEEKWORK≠4 en LOOKOJ≠1)

METHODI

111

KWARTAAL

 

Geprobeerd vergunningen, licenties of financiële middelen te krijgen

SEEKWORK=4 of LOOKOJ=1

0

Neen

1

Ja

9

Niet van toepassing (SEEKWORK≠4 en LOOKOJ≠1)

METHODJ

112

KWARTAAL

 

Wacht op resultaat van een sollicitatie

SEEKWORK=4 of LOOKOJ=1

0

Neen

1

Ja

9

Niet van toepassing (SEEKWORK≠4 en LOOKOJ≠1)

METHODK

113

KWARTAAL

 

Wacht op een oproep van een openbaar arbeidsbureau

SEEKWORK=4 of LOOKOJ=1

0

Neen

1

Ja

9

Niet van toepassing (SEEKWORK≠4 en LOOKOJ≠1)

METHODL

114

KWARTAAL

 

Wacht op resultaat van een examen voor een overheidsbaan

SEEKWORK=4 of LOOKOJ=1

0

Neen

1

Ja

9

Niet van toepassing (SEEKWORK≠4 en LOOKOJ≠1)

METHODM

115

KWARTAAL

 

Andere methode

SEEKWORK=4 of LOOKOJ=1

0

Neen

1

Ja

9

Niet van toepassing (SEEKWORK≠4 en LOOKOJ≠1)

WANTWORK

116

KWARTAAL

 

Bereidheid te werken, voor iemand die geen werk zoekt

SEEKWORK=3

 

De betrokkene zoekt geen werk:

1

maar wil graag werk

2

en wil ook geen werk

9

Niet van toepassing (SEEKWORK≠3)

blanco

Geen antwoord

AVAILBLE

117

KWARTAAL

 

Beschikbaarheid binnen twee weken

SEEKWORK=1,4 of WANTWORK=1,blanco of WISHMORE=1

 

Indien de betrokkene op dit moment werk zou vinden:

1

zou hij/zij onmiddellijk (binnen twee weken) kunnen beginnen

2

zou hij/zij niet onmiddellijk (binnen twee weken) kunnen beginnen

9

Niet van toepassing (SEEKWORK≠1,4 en WANTWORK≠1,blanco en WISHMORE≠1)

AVAIREAS

118

JAAR

 

Redenen waarom de betrokkene niet binnen twee weken voor werk beschikbaar is

AVAILBLE=2

 

De betrokkene kan niet onmiddellijk (binnen twee weken) met werk beginnen:

1

omdat hij/zij nog een studie of opleiding moet afmaken

2

omdat hij/zij zijn/haar militaire of vervangende dienstplicht nog moet beëindigen

3

omdat hij/zij zijn/haar huidige baan niet binnen twee weken kan verlaten wegens een opzegtermijn

4

om redenen van persoonlijke aard of wegens familiale omstandigheden (met inbegrip van zwangerschap)

5

wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid van de betrokkene zelf

6

om andere redenen

9

Niet van toepassing (AVAILBLE≠2)

blanco

Geen antwoord

PRESEEK

119

JAAR

 

Positie van de betrokkene onmiddellijk voordat hij/zij werk begon te zoeken (of terwijl hij/zij wachtte op het begin van een nieuwe baan)

SEEKWORK=1,2,4

1

De betrokkene werkte (met inbegrip van leerlingen en stagiairs)

2

De betrokkene volgde volledig dagonderwijs (zonder leerlingen en stagiairs)

3

De betrokkene vervulde zijn/haar militaire of vervangende dienstplicht

4

De betrokkene deed het huishouden of had familiale verplichtingen

5

Andere (bv. gepensioneerd)

9

Niet van toepassing (SEEKWORK=3,9)

blanco

Geen antwoord

NEEDCARE

120

JAAR

 

Behoefte aan zorgfaciliteiten

FTPTREAS=3 of SEEKREAS=3

 

De betrokkene zoekt geen werk of werkt in deeltijd omdat:

1

geschikte kinderopvang niet beschikbaar of te duur is

2

geschikte zorg voor zieken, gehandicapten of ouderen niet beschikbaar of te duur is

3

geschikte kinderopvang en geschikte zorg voor zieken, gehandicapten of ouderen niet beschikbaar of te duur zijn

4

Zorgfaciliteiten zijn niet van invloed op het besluit in deeltijd te werken of geen werk te zoeken

9

Niet van toepassing (FTPTREAS≠3 en SEEKREAS≠3)

blanco

Geen antwoord

REGISTER

121

JAAR

 

Inschrijving bij een openbaar arbeidsbureau

iedereen van 15 tot en met 74 jaar

1

De betrokkene is ingeschreven bij een openbaar arbeidsbureau en ontvangt een uitkering

2

De betrokkene is ingeschreven bij een openbaar arbeidsbureau, maar ontvangt geen uitkering

3

De betrokkene is niet ingeschreven bij een openbaar arbeidsbureau, maar ontvangt wel een uitkering

4

De betrokkene is niet ingeschreven bij een openbaar arbeidsbureau en ontvangt ook geen uitkering

9

Niet van toepassing (de betrokkene is jonger dan 15 of ouder dan 75)

blanco

Geen antwoord

VOORNAAMSTE ARBEIDSSITUATIE

MAINSTAT (facultatief)

122

JAAR

 

Voornaamste situatie

iedereen vanaf 15 jaar

1

Heeft een baan of beroepsbezigheid, met inbegrip van onbetaald werk, voor een familiebedrijf, waaronder een praktijkopleiding, betaalde stage enz.

2

Werkloos

3

Leerling, student, opleiding, onbetaalde stage

4

Gepensioneerd of vervroegd uitgetreden of zelfstandige activiteit opgegeven

5

Blijvend arbeidsongeschikt

6

Militaire dienstplicht

7

Doet het huishouden

8

Anderszins niet-actief

9

Niet van toepassing (kind jonger dan 15 jaar)

blanco

Geen antwoord

ONDERWIJS EN OPLEIDING

EDUCSTAT

123

KWARTAAL

 

Student of leerling die de laatste vier weken regulier onderwijs volgde

iedereen vanaf 15 jaar

1

Was student of leerling

3

Volgt regulier onderwijs, maar had vakantie

2

Was geen student of leerling

9

Niet van toepassing (kind jonger dan 15 jaar)

blanco

Geen antwoord

EDUCLEVL

124

KWARTAAL

 

Niveau van dit onderwijs of deze opleiding

EDUCSTAT=1,3

1

ISCED 1

2

ISCED 2

3

ISCED 3

4

ISCED 4

5

ISCED 5

6

ISCED 6

9

Niet van toepassing (EDUCSTAT=2,9,blanco)

blanco

Geen antwoord

EDUCFILD (facultatief)

125/127

JAAR

 

Onderwerp/inhoud van dit onderwijs of deze opleiding

EDUCSTAT=1,3 en EDUCLEVL=3-6

000

Algemeen vormende opleidingen

100

Lerarenopleiding en pedagogiek

200

Letteren en kunsten

222

Vreemde talen

300

Sociale en economische wetenschappen en rechten

400

Natuurwetenschappen, wiskunde en informatica

420

Levenswetenschappen (inclusief biologie en milieukunde)

440

Natuurwetenschappen (inclusief natuurkunde, scheikunde en aardwetenschappen)

460

Wiskunde en statistiek

481

Computerwetenschappen

482

Computergebruik

500

Technische wetenschappen en bouwkunde

600

Landbouwkunde en diergeneeskunde

700

Gezondheid en welzijn

800

Dienstverlening

900

Onbekend

999

Niet van toepassing (EDUCSTAT=2,9,blanco of EDUCLEVL≠(3-6))

blanco

Geen antwoord

COURATT

128

KWARTAAL

 

Heeft u, buiten het reguliere onderwijssysteem, de afgelopen vier weken cursussen, seminars of conferenties bijgewoond of privéles of onderricht gekregen (hierna onderwezen leeractiviteiten genoemd)

iedereen vanaf 15 jaar

1

Ja

2

Neen

9

Niet van toepassing (kind jonger dan 15 jaar)

blanco

Geen antwoord

COURLEN

129/131

KWARTAAL

 

Aantal uren dat de betrokkene de laatste vier weken aan onderwezen leeractiviteiten heeft besteed

COURATT=1

3 cijfers

Aantal uren

999

Niet van toepassing (COURATT=2,9,blanco)

blanco

Geen antwoord

COURPURP (facultatief)

132

JAAR

 

Doel van de laatste onderwezen leeractiviteit

COURATT=1

1

Vooral beroepsgericht

2

Vooral persoonlijk/sociaal

9

Niet van toepassing (COURATT=2,9,blanco)

blanco

Geen antwoord

COURFILD (facultatief)

133/135

JAAR

 

Gebied van de laatste onderwezen leeractiviteit

COURATT=1

000

Algemeen vormende opleidingen

100

Lerarenopleiding en pedagogiek

200

Letteren en kunsten

222

Vreemde talen

300

Sociale en economische wetenschappen en rechten

400

Natuurwetenschappen, wiskunde en informatica

420

Levenswetenschappen (inclusief biologie en milieukunde)

440

Natuurwetenschappen (inclusief natuurkunde, scheikunde en aardwetenschappen)

460

Wiskunde en statistiek

481

Computerwetenschappen

482

Computergebruik

500

Technische wetenschappen en bouwkunde

600

Landbouwkunde en diergeneeskunde

700

Gezondheid en welzijn

800

Dienstverlening

900

Onbekend

999

Niet van toepassing (COURATT=2,9,blanco)

blanco

Geen antwoord

COURWORH (facultatief)

136

JAAR

 

Vond de laatste onderwezen leeractiviteit tijdens betaalde werktijd plaats

COURATT=1

1

Alleen tijdens betaalde werktijd

2

Vooral tijdens betaalde werktijd

3

Vooral buiten betaalde werktijd

4

Alleen buiten betaalde werktijd

5

De betrokkene had toen geen werk

9

Niet van toepassing (COURATT=2,9,blanco)

blanco

Geen antwoord

HATLEVEL

137/138

KWARTAAL

 

Hoogste niveau van met succes afgesloten onderwijs of opleiding

iedereen vanaf 15 jaar

00

Geen formeel onderwijs of lager dan ISCED 1

11

ISCED 1

21

ISCED 2

22

ISCED 3c (minder dan twee jaar)

31

ISCED 3c (twee jaar of meer)

32

ISCED 3 a, b

30

ISCED 3 (geen onderscheid tussen a, b of c mogelijk; twee jaar of meer)

41

ISCED 4a, b

42

ISCED 4c

43

ISCED 4 (geen onderscheid tussen a, b of c mogelijk)

51

ISCED 5b

52

ISCED 5a

60

ISCED 6

99

Niet van toepassing (kind jonger dan 15 jaar)

blanco

Geen antwoord

HATFIELD

139/141

JAAR

 

Onderwerp/inhoud van hoogste niveau van met succes afgesloten onderwijs of opleiding

HATLEVEL=22-60

000

Algemeen vormende opleidingen (1)

100

Lerarenopleiding en pedagogiek (1)

200

Letteren en kunsten (1)

222

Vreemde talen

300

Sociale en economische wetenschappen en rechten (1)

400

Natuurwetenschappen, wiskunde en informatica (1)

420

Levenswetenschappen (inclusief biologie en milieukunde) (1)

440

Natuurwetenschappen (inclusief natuurkunde, scheikunde en aardwetenschappen) (1)

460

Wiskunde en statistiek (1)

481

Computerwetenschappen

482

Computergebruik

500

Technische wetenschappen en bouwkunde (1)

600

Landbouwkunde en diergeneeskunde (1)

700

Gezondheid en welzijn (1)

800

Dienstverlening (1)

900

Onbekend

999

Niet van toepassing (HATLEVEL=00, 11, 21, 99, blanco)

blanco

Geen antwoord

HATYEAR

142/145

JAAR

 

Jaar waarin het hoogste onderwijs- of opleidingsniveau met succes werd afgesloten

HATLEVEL=11-60

 

Jaar in vier cijfers

9999

Niet van toepassing (HATLEVEL=00, 99, blanco)

blanco

Geen antwoord

SITUATIE ÉÉN JAAR VOOR DE ENQUÊTE

WSTAT1Y

146

JAAR

 

Situatie met betrekking tot de beroepsactiviteit één jaar voor de enquête

iedereen vanaf 15 jaar

1

Heeft een baan of beroepsbezigheid, met inbegrip van onbetaald werk, voor een familiebedrijf, waaronder een praktijkopleiding, betaalde stage enz.

2

Werkloos

3

Leerling, student, opleiding, onbetaalde stage

4

Gepensioneerd of vervroegd uitgetreden of zelfstandige activiteit opgegeven

5

Blijvend arbeidsongeschikt

6

Militaire dienstplicht

7

Doet het huishouden

8

Anderszins niet-actief

9

Niet van toepassing (kind jonger dan 15 jaar)

blanco

Geen antwoord

STAPRO1Y

147

JAAR

 

Positie in het bedrijf één jaar voor de enquête

WSTAT1Y=1

1

Werkgever

2

Zelfstandige zonder werknemers

3

Werknemer

4

Medewerkend gezinslid

9

Niet van toepassing (WSTAT1Y≠1)

blanco

Geen antwoord

NACE1Y2D

148/149

JAAR

 

Economische activiteit van de lokale eenheid waar de betrokkene één jaar voor de enquête werkte

WSTAT1Y=1

 

NACE Rev. 2

00

Niet van toepassing (WSTAT1Y≠1)

blanco

Geen antwoord

COUNTR1Y

150/151

JAAR

 

Land van verblijf één jaar voor de enquête

iedereen vanaf 1 jaar

 

Zie voor codering de ISO-landennomenclatuur

99

Niet van toepassing (kind jonger dan één jaar)

blanco

Geen antwoord

REGION1Y

152/153

JAAR

 

Regio van verblijf één jaar voor de enquête

iedereen vanaf 1 jaar

 

NUTS 2

99

Niet van toepassing (de betrokkene is naar een ander land verhuisd of kind jonger dan één jaar)

blanco

Geen antwoord

INKOMEN

INCDECIL

154/155

JAAR

 

Maandelijks nettoloon in eerste werkkring

STAPRO=3

01-10

Rangorde deciel

99

Niet van toepassing (STAPRO≠3)

blanco

Geen antwoord

TECHNISCHE ASPECTEN VAN HET INTERVIEW

REFYEAR

156/159

KWARTAAL

 

Enquêtejaar

iedereen

 

Jaar in vier cijfers

REFWEEK

160/161

KWARTAAL

 

Referentieweek

iedereen

 

Nummer van de week die loopt van maandag tot en met zondag

INTWEEK

162/163

KWARTAAL

 

Interviewweek

iedereen

 

Nummer van de week die loopt van maandag tot en met zondag

LAND

164/165

KWARTAAL

 

Land

iedereen

 

Zie voor codering de ISO-landennomenclatuur

REGION

166/167

KWARTAAL

 

Regio van het huishouden

iedereen

 

NUTS 2

DEGURBA

168

KWARTAAL

 

Urbanisatiegraad

iedereen

1

Dichtbevolkt gebied

2

Gebied met gemiddelde bevolkingsdichtheid

3

Dunbevolkt gebied

HHNUM

169/174

KWARTAAL

 

Volgnummer van het huishouden

iedereen

 

Het nationale bureau voor de statistiek geeft ieder huishouden een volgnummer dat voor alle enquêteronden hetzelfde blijft

 

Records betreffende verschillende leden van hetzelfde huishouden hebben hetzelfde volgnummer

HHTYPE

175

KWARTAAL

 

Soort huishouden

iedereen

1

De betrokkene woont in een privéhuishouden (of permanent in een hotel) en wordt daar geenqueteerd

2

De betrokkene woont in een instelling en wordt daar geënquêteerd

3

De betrokkene woont in een instelling maar wordt via een privéhuishouden geënquêteerd

4

De betrokkene woont in een ander privéhuishouden op het grondgebied van het land, maar wordt via het oorspronkelijke privéhuishouden geënquêteerd

HHINST

176

KWARTAAL

 

Soort instelling

HHTYPE=2,3

1

Onderwijsinstelling

2

Ziekenhuis

3

Andere sociale instelling

4

Religieuze instelling (niet begrepen onder 1-3)

5

Arbeiderstehuis, accommodatie op bouwplaats, studententehuis, universitair centrum enz.

6

Militaire inrichting

7

Overige inrichting (bv. gevangenis)

9

Niet van toepassing (HHTYPE≠1,4)

blanco

Geen antwoord

COEFFY

177/182

JAAR

 

Jaarlijkse wegingscoëfficiënt

iedereen

0000-9999

Kol. 177-180 bevatten gehele cijfers

00-99

Kol. 181-182 bevatten decimalen

COEFFQ

183/188

KWARTAAL

 

Kwartaalwegingscoëfficiënt

iedereen

0000-9999

Kol. 183-186 bevatten gehele cijfers

00-99

Kol. 187-188 bevatten decimalen

COEFFH

189/194

JAAR

 

Jaarlijkse wegingscoëfficiënt van de steekproef voor de kenmerken van het huishouden (in geval van een steekproef van individuen)

 

0000-9999

Kol. 189-192 bevatten gehele cijfers

 

00-99

Kol. 193-194 bevatten decimalen

 

INTWAVE

195

KWARTAAL

 

Volgnummer van de enquêteronde

iedereen

1-8

Volgnummer van de enquêteronde

INTQUEST

196

KWARTAAL

 

Gebruikte vragenlijst

iedereen

1

Alleen belangrijkste variabelen

2

Gehele vragenlijst


(1)  Of onderverdelingen van de ISCED 1997 — onderwerp/inhoud van onderwijs — code van 3 cijfers.


26.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 114/85


VERORDENING (EG) Nr. 378/2008 VAN DE COMMISSIE

van 25 april 2008

inzake de afgifte van invoercertificaten voor rijst in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 327/98 geopende tariefcontingenten voor de deelperiode april 2008

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name op artikel 7, lid 2,

Gelet op Verordening (EG) nr. 327/98 van de Commissie van 10 februari 1998 inzake de opening en de wijze van beheer van bepaalde tariefcontingenten voor de invoer van rijst en breukrijst (3), en met name op artikel 5, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 327/98 betreft de opening en de wijze van beheer van bepaalde tariefcontingenten voor de invoer van rijst en breukrijst die overeenkomstig bijlage IX bij die verordening zijn verdeeld over landen van oorsprong en vervolgens over verscheidene deelperioden voor welke laatste verdeling ook Verordening (EG) nr. 60/2008 van de Commissie (4) geldt, die voor het tariefcontingent voor de invoer van volwitte of halfwitte rijst van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika voorziet in een specifieke deelperiode, namelijk februari 2008.

(2)

Voor de bij artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 327/98 vastgestelde contingenten voor rijst van oorsprong uit Thailand, uit Australië en uit andere landen van oorsprong dan Thailand, Australië en de Verenigde Staten van Amerika is de tweede deelperiode de maand april. Voor het bij artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 327/98 vastgestelde contingent voor rijst van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika is de derde deelperiode de maand april.

(3)

Blijkens de gegevens die overeenkomstig artikel 8, onder a), van Verordening (EG) nr. 327/98 zijn verstrekt, hebben voor de contingenten met de volgnummers 09.4127 — 09.4130 de aanvragen die overeenkomstig artikel 4, lid 1, van die verordening zijn ingediend gedurende de eerste tien werkdagen van de maand april 2008, betrekking op een hoeveelheid die groter is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dient door vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt die moet worden toegepast op de voor de betrokken contingenten aangevraagde hoeveelheden, te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven.

(4)

Uit de bovenbedoelde gegevens blijkt overigens ook dat voor de contingenten met de volgnummers 09.4128 — 09.4129 de aanvragen die overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 327/98 zijn ingediend gedurende de eerste tien werkdagen van de maand april 2008, betrekking hebben op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid.

(5)

Derhalve dienen overeenkomstig artikel 5, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 327/98 de hoeveelheden te worden vastgesteld die beschikbaar zijn voor de volgende contingentsdeelperiode,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Op grond van de aanvragen voor certificaten voor de invoer van rijst in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 327/98 vastgestelde contingenten met de volgnummers 09.4127 — 09.4130 die zijn ingediend gedurende de eerste tien werkdagen van de maand april 2008, worden certificaten afgegeven voor de aangevraagde hoeveelheden, vermenigvuldigd met de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten.

2.   De totale hoeveelheden die in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 327/98 vastgestelde contingenten met de volgnummers 09.4127 — 09.4128 — 09.4129 — 09.4130 beschikbaar zijn voor de volgende contingentsdeelperiode, worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 april 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 797/2006 (PB L 144 van 31.5.2006, blz. 1). Verordening (EG) nr. 1785/2003 wordt met ingang van 1 september 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).

(2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 289/2007 (PB L 78 van 17.3.2007, blz. 17).

(3)  PB L 37 van 11.2.1998, blz. 5. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1538/2007 (PB L 337 van 21.12.2007, blz. 49).

(4)  PB L 22 van 25.1.2008, blz. 6.


BIJLAGE

Hoeveelheden die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 327/98 moeten worden toegekend voor de deelperiode april 2008, respectievelijk beschikbaar zijn voor de daaropvolgende deelperiode

Bij artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 327/98 vastgesteld contingent voor volwitte of halfwitte rijst van GN-code 1006 30:

Oorsprong

Volgnummer

Toewijzingscoëfficiënt voor de deelperiode april 2008

Totale hoeveelheid die beschikbaar is voor de deelperiode juli 2008

(in kg)

Verenigde Staten van Amerika

09.4127

90,214372 %

5 076 005

Thailand

09.4128

 (2)

7 157 037

Australië

09.4129

 (2)

874 500

Andere landen van oorsprong

09.4130

1,204963 %

0


(1)  Geen toepassing van een toewijzingscoëfficiënt voor deze deelperiode: de Commissie heeft geen enkele certificaataanvraag ontvangen.

(2)  De aanvragen hebben betrekking op een hoeveelheid die kleiner is dan of gelijk is aan de beschikbare hoeveelheid: alle aanvragen zijn derhalve ontvankelijk.


26.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 114/87


VERORDENING (EG) Nr. 379/2008 VAN DE COMMISSIE

van 25 april 2008

houdende toewijzing van uitvoercertificaten voor uitvoer van bepaalde zuivelproducten naar de Dominicaanse Republiek in het kader van het in artikel 29 van Verordening (EG) nr. 1282/2006 bedoelde contingent

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (1),

Gelet op Verordening (EG) nr. 1282/2006 van de Commissie van 17 augustus 2006 tot vaststelling van de specifieke uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad inzake de uitvoercertificaten en de uitvoerrestituties in de sector melk en zuivelproducten (2), en met name op artikel 33, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

Afdeling 3 van hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1282/2006 bepaalt de procedure voor de toewijzing van certificaten voor de uitvoer van bepaalde zuivelproducten naar de Dominicaanse Republiek in het kader van een door dit land geopend contingent. De aanvragen die voor het contingentjaar 2008/2009 zijn ingediend betreffen grotere hoeveelheden dan er beschikbaar zijn. Bijgevolg moeten toewijzingscoëfficiënten voor de aangevraagde hoeveelheden worden vastgesteld,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op de hoeveelheden vermeld in de aanvoercertificaten die voor de in artikel 29, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1282/2006 bedoelde producten zijn aangevraagd voor de periode van 1 juli 2008 tot en met 30 juni 2009 worden de volgende toewijzingscoëfficiënten toegepast:

0,699913 op de hoeveelheden van de aanvragen die zijn ingediend voor het in artikel 30, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1282/2006 bedoelde gedeelte van het contingent,

0,292810 op de hoeveelheden van de aanvragen die zijn ingediend voor het in artikel 30, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1282/2006 bedoelde gedeelte van het contingent.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 26 april 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 april 2008.

Voor de Commissie

Jean-Luc DEMARTY

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1152/2007 (PB L 258 van 4.10.2007, blz. 3). Verordening (EG) nr. 1255/1999 wordt per 1 juli 2008 vervangen door Verordening (EG) nr. 1234/2007 (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).

(2)  PB L 234 van 29.8.2006, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 532/2007 (PB L 125 van 15.5.2007, blz. 7).


RICHTLIJNEN

26.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 114/88


RICHTLIJN 2008/46/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 23 april 2008

tot wijziging van Richtlijn 2004/40/EG betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico’s van fysische agentia (elektromagnetische velden) (achttiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 137, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2004/40/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) bevat minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de bescherming van werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan elektromagnetische velden. In artikel 13, lid 1, van die richtlijn wordt bepaald dat de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om uiterlijk op 30 april 2008 aan de richtlijn te voldoen.

(2)

Richtlijn 2004/40/EG bevat actiewaarden en grenswaarden voor blootstelling, die gebaseerd zijn op de aanbevelingen van de Internationale Commissie voor bescherming tegen niet-ioniserende straling. Na de vaststelling van de richtlijn zijn nieuwe wetenschappelijke studies naar de gezondheidseffecten van blootstelling aan elektromagnetische straling verschenen en onder de aandacht gebracht van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. De resultaten van die studies worden momenteel bestudeerd door enerzijds de Internationale Commissie voor bescherming tegen niet-ioniserende straling, die bezig is haar aanbevelingen te herzien, en anderzijds de Wereldgezondheidsorganisatie, die werkt aan een herziening van haar „Environmental Health Criteria”. Die nieuwe aanbevelingen, die voor eind 2008 verwacht worden, zullen waarschijnlijk van dien aard zijn dat de actiewaarden en grenswaarden aanzienlijk moeten worden gewijzigd.

(3)

Tegen deze achtergrond is het wenselijk de eventuele gevolgen van Richtlijn 2004/40/EG voor medische beeldvorming en bepaalde industriële activiteiten nogmaals grondig te bestuderen. De Commissie heeft opdracht gegeven tot een studie om de situatie met betrekking tot medische beeldvorming specifiek en kwantitatief te beoordelen. Met de resultaten van die studie, die begin 2008 verwacht worden, zal dus rekening moeten worden gehouden, evenals met de resultaten van studies die in de lidstaten zijn geïnitieerd, om zo het juiste evenwicht te vinden tussen de preventie van eventuele gezondheidsrisico’s voor de werknemers en de voordelen die een doelmatig gebruik van de betrokken medische technologie biedt.

(4)

Artikel 3, lid 3, van Richtlijn 2004/40/EG bepaalt dat de geharmoniseerde Europese normen van het Europees Comité voor elektrotechnische normalisatie (Cenelec) gebruikt moeten worden voor de beoordeling, de meting en/of de berekening van de blootstelling van een werknemer aan elektromagnetische velden. Met deze geharmoniseerde normen, die essentieel zijn voor een harmonieuze toepassing van de richtlijn en die waarschijnlijk in 2008 zullen verschijnen, moet rekening worden gehouden.

(5)

Gezien de tijd die nodig is om deze nieuwe informatie te verkrijgen en te analyseren en een nieuw richtlijnvoorstel op te stellen en goed te keuren, is het gerechtvaardigd de termijn voor omzetting van Richtlijn 2004/40/EG met vier jaar te verlengen,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 13, lid 1, alinea 1, van Richtlijn 2004/40/EG wordt vervangen door:

„1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 30 april 2012 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.”.

Artikel 2

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 3

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 23 april 2008.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

J. LENARČIČ


(1)  Advies uitgebracht op 12 maart 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Advies van het Europees Parlement van 19 februari 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 7 april 2008.

(3)  PB L 159 van 30.4.2004, blz. 1; gerectificeerd in PB L 184 van 24.5.2004, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2007/30/EG (PB L 165 van 27.6.2007, blz. 21).


II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

Commissie

26.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 114/90


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 21 april 2008

waarbij de lidstaten worden verplicht ervoor te zorgen dat op magnetisch speelgoed dat in de handel wordt gebracht of op de markt wordt aangeboden, een gezondheids- en veiligheidswaarschuwing is aangebracht

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 1484)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/329/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid (1), en met name op artikel 13,

Na raadpleging van de lidstaten,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Richtlijn 2001/95/EG en Richtlijn 88/378/EEG van de Raad van 3 mei 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de veiligheid van speelgoed (2), zoals gewijzigd bij Richtlijn 93/68/EEG van de Raad (3), zijn fabrikanten gehouden uitsluitend veilig speelgoed op de markt te brengen.

(2)

Richtlijn 88/378/EEG bevat de fundamentele veiligheidsvoorschriften waaraan speelgoed moet voldoen om de veiligheidsdoelstellingen van de richtlijn te waarborgen. Daarnaast bepaalt de richtlijn dat er, teneinde het bewijs van overeenstemming met de fundamentele veiligheidsvoorschriften te vergemakkelijken, door de normalisatie-instellingen Europese normen inzake de constructie en de samenstelling van speelgoed moeten worden opgesteld. Het risico van magneten valt weliswaar onder het algemene veiligheidsvereiste van Richtlijn 88/378/EEG, maar die bevat geen bijzondere veiligheidsvoorschriften ten aanzien van dat risico.

(3)

Het Europees Comité voor Normalisatie (CEN) heeft de Europese norm EN 71-1:2005 „Veiligheid van speelgoed — Deel 1: Mechanische en fysische eigenschappen” gepubliceerd; dit is een geconsolideerde versie van de geharmoniseerde norm EN 71-1:1998 en de elf wijzigingen daarvan. Speelgoed dat aan de norm beantwoordt, wordt geacht in overeenstemming te zijn met de fundamentele voorschriften van Richtlijn 88/378/EEG voor zover het de specifieke voorschriften betreft waarop de norm betrekking heeft. De norm bevat momenteel geen technische voorschriften voor magnetisch speelgoed. Overeenkomstig artikel 8, lid 2, onder a), van Richtlijn 88/378/EEG moeten fabrikanten een EG-typeonderzoek laten uitvoeren wanneer een geharmoniseerde norm niet voorziet in alle risico’s die speelgoed kan opleveren.

(4)

Teneinde de specifieke risico’s van magnetisch speelgoed aan te pakken, heeft de Commissie het CEN op 25 mei 2007 opdracht gegeven (4), zulks overeenkomstig Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (5), de Europese norm EN 71-1:2005 binnen 24 maanden te herzien. In afwachting van de opstelling en inwerkingtreding van de herziene norm moeten de risico’s van magnetisch speelgoed onmiddellijk worden aangepakt teneinde verdere ongevallen met kinderen als gevolg van dit speelgoed tot een minimum te beperken dankzij een betere kennis van de risico’s.

(5)

Behalve door Richtlijn 88/378/EEG wordt de veiligheid van speelgoed ook geregeld door Richtlijn 2001/95/EG, die het kader voor markttoezicht voor consumentenproducten vaststelt. Overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 2001/95/EG kan de Commissie, wanneer haar bekend is dat bepaalde producten een ernstig risico voor de gezondheid en de veiligheid van de consument inhouden, onder bepaalde voorwaarden een beschikking geven waarbij de lidstaten worden verplicht tijdelijke maatregelen te treffen om met name het in de handel brengen of op de markt aanbieden van die producten te beperken of aan bepaalde voorwaarden te onderwerpen.

(6)

Een dergelijke beschikking kan worden gegeven indien a) er grote verschillen bestaan tussen de lidstaten wat de gekozen of te kiezen aanpak van het risico betreft; b) er, gezien de aard van het veiligheidsprobleem, niet op een aan de spoedeisendheid van de situatie aangepaste wijze tegen het risico kan worden opgetreden in het kader van andere bij de specifieke communautaire wetgeving ten aanzien van het betrokken product vastgelegde procedures; en c) er alleen doeltreffend tegen het risico kan worden opgetreden door op communautair niveau adequate maatregelen vast te stellen, teneinde een eenvormig, hoog beschermingsniveau voor de gezondheid en de veiligheid van de consument en een goede werking van de interne markt te waarborgen.

(7)

Onlangs is gebleken dat magneten in speelgoed een ernstig risico vormen. Weliswaar worden magneten al lang in speelgoed gebruikt, maar de laatste jaren zijn zij steeds sterker geworden en zij kunnen gemakkelijker loslaten als zij met dezelfde technieken als voorheen worden bevestigd. Juist door hun toegenomen kracht bestaat bij losse magneten of magnetische onderdelen in speelgoed bovendien een grotere kans op ernstige ongevallen dan in het verleden.

(8)

Dit ernstige risico is aan het licht gekomen door ongevallen die zich in 2006 en 2007 wereldwijd hebben voorgedaan met kinderen die van speelgoed losgeraakte magneten of kleine onderdelen van speelgoed die magneten bevatten, hadden ingeslikt. Als meer dan één magneet wordt ingeslikt, trekken de magneten elkaar aan en kunnen zij een darmperforatie, -infectie of -verstopping veroorzaken die dodelijk kan zijn. Inademing van magneten heeft ook tot ernstig letsel geleid en wanneer zij in de longen terechtkomen, moet onmiddellijk operatief worden ingegrepen.

(9)

Naast één dodelijk ongeval in de Verenigde Staten werden sinds 2006 wereldwijd diverse gevallen gemeld van kinderen die ten minste twee magneten of een magneet en een metalen voorwerp hadden ingeslikt en een grote operatie moesten ondergaan. Bij deze incidenten betrof het kinderen tussen 10 maanden en 12 jaar oud.

(10)

In 2006 en 2007 hebben verscheidene speelgoedfabrikanten magnetisch speelgoed op grote schaal teruggeroepen. Met name in de zomer van 2007 werden wereldwijd 18 miljoen stuks speelgoed teruggeroepen, waarvan een aanzienlijk aandeel op de Europese markt. Als gevolg van de ongevallen en de recente terugroepacties zijn veel fabrikanten zich bewust geworden van het risico en hebben zij de constructie van het speelgoed in kwestie aangepast en de magneten ingekapseld of ingevat.

(11)

Sommige landen hebben al maatregelen genomen om het risico aan te pakken. Met name de Consumer Product Safety Commission (CPSC) in de Verenigde Staten liet op 19 april 2007 een waarschuwing aan de ouders uitgaan over de gezondheids- en veiligheidsrisico’s van magnetisch speelgoed. De CPSC heeft ook meegewerkt aan de herziening van de ASTM-norm F963-2007 „Standard Consumer Safety Specification on Toy Safety”, die werd opgesteld onder auspiciën van de normalisatie-instelling ASTM International, met het doel die uit te breiden tot magneten in speelgoed. In Europa hebben Frankrijk en Duitsland de Commissie in kennis gesteld van nationale maatregelen.

(12)

In zijn resolutie van 26 september 2007 over de veiligheid van industriële producten, vooral speelgoed (6), drong het Europees Parlement er bij de Commissie op aan gebruik te maken van haar bevoegdheid om verbruiksartikelen van de EU-markt te verwijderen als ze niet veilig blijken.

(13)

Uit een raadpleging van de lidstaten in het bij artikel 15 van Richtlijn 2001/95/EG opgerichte comité bleek dat zij zeer verschillend omgaan met het risico van magnetisch speelgoed.

(14)

Bij gebrek aan communautaire voorschriften hebben sommige lidstaten uiteenlopende nationale maatregelen getroffen om het risico van magnetisch speelgoed aan te pakken of staan zij op het punt dat te doen. De invoering van dergelijke nationale maatregelen zal onvermijdelijk leiden tot een ongelijk niveau van bescherming en tot intracommunautaire handelsbelemmeringen voor magnetisch speelgoed. Verscheidene lidstaten hebben om een communautaire maatregel gevraagd.

(15)

Er bestaat Gemeenschapswetgeving inzake kleine onderdelen van speelgoed dat bedoeld is voor kleine kinderen (7), maar die wetgeving heeft niet specifiek en in toereikende mate betrekking op risico’s van magnetisch speelgoed voor kinderen boven de drie jaar. Gezien zijn aard kan het risico van magnetisch speelgoed niet doeltreffend worden aangepakt in het kader van andere, in specifieke voorschriften van het Gemeenschapsrecht vastgestelde procedures op een wijze die verenigbaar is met het urgente karakter van het geval. Daarom moet uit hoofde van artikel 13 van Richtlijn 2001/95/EG een tijdelijke beschikking worden gegeven totdat de herziene Europese norm EN 71-1:2005 een integrale oplossing voor het geconstateerde probleem biedt. De bij deze beschikking geïntroduceerde gerichte maatregel biedt slechts een gedeeltelijke, tijdelijke kortetermijnoplossing. De Commissie heeft reeds duidelijk de behoefte aan constructievoorschriften erkend om de risico’s van magnetisch speelgoed adequaat aan te pakken toen zij het CEN opdracht gaf EN 71-1:2005 te herzien.

(16)

Gezien het ernstige risico van magnetisch speelgoed en om zorg te dragen voor een hoog en coherent beschermingsniveau van de gezondheid en veiligheid van de consument in de hele Europese Unie en teneinde handelsbelemmeringen te voorkomen, moet in overeenstemming met artikel 13 van Richtlijn 2001/95/EG dringend een tijdelijke beschikking worden gegeven. Een dergelijke beschikking moet er snel voor zorgen dat alleen magnetisch speelgoed in de handel wordt gebracht en op de markt wordt aangeboden dat is voorzien van een passende waarschuwing voor de risico’s in verband met de aanwezigheid van magneten of magnetische onderdelen die door hun vorm en afmeting gemakkelijk kunnen worden ingeslikt en voor kinderen toegankelijk zijn. Een dergelijke beschikking moet verdere sterfgevallen en letsels helpen voorkomen.

(17)

In het licht van de ongevallen- en risicogegevens en in afwachting van een permanente maatregel in de vorm van een herziening van norm EN 71-1:2005 moet de werkingssfeer van deze beschikking zich uitstrekken tot magnetisch speelgoed.

(18)

Deze beschikking laat artikel 3, lid 4, en de artikelen 6, 7 en 8 van Richtlijn 2001/95/EG onverlet en belet de lidstaten dus niet passende maatregelen te nemen als een magnetisch speelgoedartikel, hoewel in overeenstemming met de voorschriften in deze beschikking en andere criteria die de naleving van het algemene veiligheidsvereiste moeten garanderen, toch gevaarlijk blijkt te zijn. De lidstaten moeten markttoezicht- en handhavingsactiviteiten uitvoeren om risico’s door onveilige producten voor de gezondheid en veiligheid van de consument te voorkomen.

(19)

Op grond van de vorderingen met de herziening van de Europese norm EN 71-1:2005, de volledigheid van de herziene norm en zijn geschiktheid om de risico’s van magnetisch speelgoed volledig aan te pakken, zal de Commissie besluiten of de geldigheidsduur van deze beschikking moet worden verlengd, dan wel of deze beschikking moet worden gewijzigd. Met name zal de Commissie besluiten of in aanvulling op de op grond van deze beschikking vereiste waarschuwing constructievoorschriften moeten worden ingevoerd.

(20)

In het belang van zowel de lidstaten, die ervoor moeten zorgen dat deze beschikking doeltreffend wordt toegepast, als van de fabrikanten en distributeurs van magnetisch speelgoed, die gehouden zijn alleen magnetisch speelgoed in de handel te brengen en op de markt aan te bieden dat van een passende waarschuwing is voorzien, is een korte overgangsperiode noodzakelijk. In dit geval moet de kortst mogelijke overgangsperiode worden vastgesteld die verenigbaar is met de noodzaak verdere ongevallen te voorkomen en evenredigheid te garanderen, rekening houdend met het feit dat de maatregel alleen betrekking heeft op het aanbrengen van een waarschuwing en geen wijzigingen in de constructie van het product zelf vereist. Daarom moet de verplichting om een waarschuwing op magnetisch speelgoed aan te brengen kort na de vaststelling van deze beschikking door de Commissie ingaan.

(21)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het door het comité van artikel 15 van Richtlijn 2001/95/EG uitgebrachte advies,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze beschikking wordt verstaan onder:

„magnetisch speelgoed”: speelgoed dat één of meer magneten of één of meer magnetische onderdelen bevat of daaruit bestaat die door hun vorm en afmeting ingeslikt kunnen worden en voor kinderen toegankelijk zijn;

„speelgoed”: elk product dat is ontworpen of kennelijk is bestemd om door kinderen onder de leeftijd van 14 jaar bij het spelen te worden gebruikt;

„door hun vorm en afmeting ingeslikt kunnen worden”: volledig passend in de cilinder voor kleine onderdelen zoals omschreven in de norm EN 71-1:2005;

„voor kinderen toegankelijk”: los of onder normale of redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden bij kinderen los van het speelgoed kunnende raken, ook indien oorspronkelijk in het speelgoed ingesloten, ingekapseld, verzonken of ingevat;

„op de markt aanbieden”: het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een magnetisch speelgoedartikel met het oog op de distributie, de consumptie of het gebruik op de communautaire markt;

„in de handel brengen”: het voor het eerst in de Gemeenschap op de markt aanbieden van een magnetisch speelgoedartikel;

„uit de handel nemen”: alle maatregelen om de uitstalling, de distributie en de aanbieding aan de consument te verhinderen.

Artikel 2

Waarschuwing

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat magnetisch speelgoed dat in de Gemeenschap in de handel wordt gebracht of op de markt wordt aangeboden, van een waarschuwing is voorzien:

a)

luidende als volgt: „Opgelet! Dit speelgoed bevat magneten of magnetische onderdelen. Magneten die in het menselijk lichaam aan elkaar of aan een metalen voorwerp hechten, kunnen een ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. Raadpleeg onmiddellijk een arts indien magneten worden ingeslikt of ingeademd.”;

b)

of in gelijkluidende, gemakkelijk te begrijpen bewoordingen die duidelijk dezelfde inhoud overbrengen.

2.   De waarschuwing moet duidelijk zichtbaar en leesbaar zijn en opvallend op de verpakking zijn aangebracht of zodanig aan het magnetische speelgoed zijn bevestigd dat zij voor de consument op het verkooppunt zichtbaar is.

3.   De waarschuwing moet gesteld zijn in de officiële talen van de lidstaat waar het product in de handel wordt gebracht of op de markt wordt aangeboden.

Artikel 3

Uitvoering

1.   Met ingang van 21/07/2008 zorgen de lidstaten ervoor dat magnetisch speelgoed dat niet van de vereiste waarschuwing is voorzien, niet langer in de handel mag worden gebracht of op de markt mag worden aangeboden.

2.   Met ingang van 21/07/2008 zorgen de lidstaten ervoor dat magnetisch speelgoed dat niet van de vereiste waarschuwing is voorzien en dat in de handel wordt gebracht of op de markt wordt aangeboden, uit de handel wordt genomen en dat de consument adequaat over het risico worden geïnformeerd.

3.   De lidstaten stellen de Commissie overeenkomstig artikel 12 van Richtlijn 2001/95/EG onverwijld in kennis van de uit hoofde van dit artikel genomen maatregelen.

Artikel 4

Informatie

De lidstaten treffen de nodige maatregelen om aan deze beschikking te voldoen, maken die maatregelen bekend en stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 5

Geldigheidsduur

Deze beschikking is van toepassing tot 21 april 2009.

Artikel 6

Adressaten

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 21 april 2008.

Voor de Commissie

Meglena KUNEVA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4.

(2)  PB L 187 van 16.7.1988, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 93/68/EEG (PB L 220 van 30.8.1993, blz. 1).

(3)  PB L 220 van 30.8.1993, blz. 1.

(4)  Normalisatieopdracht aan het CEN van 25 mei 2007 om een norm voor magnetisch speelgoed op te stellen (M/410).

(5)  PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/96/EG van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 81).

(6)  Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0412.

(7)  Overeenkomstig Richtlijn 88/378/EEG moeten speelgoedartikelen en onderdelen daarvan en afneembare delen die kennelijk bestemd zijn voor kinderen beneden de 36 maanden, zo groot zijn dat zij niet kunnen worden ingeslikt en/of ingeademd. Dit betekent dat speelgoed voor kinderen onder de 36 maanden geen onderdelen mag bevatten die ingeslikt of ingeademd kunnen worden, of dat nu magneten zijn of niet.


26.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 114/94


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 22 april 2008

tot wijziging van Beschikking 2007/716/EG wat betreft bepaalde inrichtingen in de vlees- en de melksector in Bulgarije

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 1482)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/330/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op de Akte van toetreding van Bulgarije en Roemenië, en met name op artikel 42,

Gelet op Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name op artikel 9, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 2007/716/EG van de Commissie van 30 oktober 2007 stelt overgangsmaatregelen vast voor structurele voorschriften voor bepaalde inrichtingen in de vlees- en de melksector in Bulgarije die zijn opgenomen in de Verordeningen (EG) nr. 852/2004 en (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad (2). Zolang die inrichtingen zich in de overgangsfase bevinden, mogen producten afkomstig uit die inrichtingen alleen op de binnenlandse markt worden verkocht of worden gebruikt voor verdere verwerking in Bulgaarse inrichtingen in de overgangsfase.

(2)

Beschikking 2007/716/EG is gewijzigd bij Beschikking 2008/290/EG.

(3)

Uit een officiële verklaring van de bevoegde Bulgaarse autoriteit blijkt dat bepaalde inrichtingen in de vlees- en de melksector hun activiteiten hebben gestaakt of hun moderniseringsproces hebben voltooid en nu volledig aan de communautaire wetgeving voldoen. Die inrichtingen moeten daarom worden geschrapt uit de lijst van inrichtingen in de overgangsfase.

(4)

De bijlage bij Beschikking 2007/716/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De in de bijlage bij deze beschikking opgenomen inrichtingen worden geschrapt uit de bijlage bij Beschikking 2007/716/EG.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 22 april 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/41/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 157 van 30.4.2004, blz. 33; gerectificeerd in PB L 195 van 2.6.2004, blz. 12).

(2)  PB L 289 van 7.11.2007, blz. 14. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 2008/290/EG (PB L 96 van 9.4.2008, blz. 35).


BIJLAGE

LIJST VAN UIT DE BIJLAGE BIJ BESCHIKKING 2007/716/EG TE SCHRAPPEN INRICHTINGEN

Vleesverwerkende inrichtingen

Nr.

Veterinair nr.

Naam inrichting

Stad/straat of dorp/regio

18.

BG 0401010

„Bilyana” OOD

s. B. Slivovo

obsht. Svishtov

35.

BG 0901017

„Musan” OOD

s. Valkovich

obsht. Dzhebel

38.

BG 1101012

OOD „Iv. Zyumbilski”

gr. Troyan

Industr. zona

61.

ВG 1901003

„Edrina” EOOD

gr. Tutrakan

ul. „Silistra” 52

94.

BG 0302010

ET „ALEKS-Sasho Aleksandrov”

gr. Varna

zh.k. „Vazrazhdane”

96.

BG 0402002

„Pimens” OOD

gr. Strazhitsa

ul. „Iv. Vazov” 1

100.

BG 0402011

ET „Filipov-Svilen Filipov”

gr. Svishtov

Zapadna promishlena zona

101.

BG 0402013

„Bani” OOD

gr. Lyaskovets

promishlena zona „Chestovo”

144.

BG 0405003

„Merkuriy 2000” OOD

gr. Veliko Tarnovo

ul. „Prof. Il. Yanulov” 2

145.

BG 0405006

ET „Kondor PSP-Petar Petrov”

s. B. Slivovo,

obsht. Svishtov

149.

BG 0505002

ET „BIDIM – Dimitar Ivanov”

gr. Vidin

ul. „Knyaz Boris – I” 1

150.

BG 0505009

„Dzhordan” EOOD

gr. Vidin

ul. „Vladikina” 58

161.

BG 1105009

„Mesokombinat Lovetch” AD

gr. Lovetch

ul. „Bialo more” 12

182.

BG 1805004

ET „Venelin Simeonov-Ivo”

gr. Ruse

ul. „Zgorigrad” 70

183.

BG 1805016

„Metika-2000” OOD

gr. Ruse,

ul. „Balkan” № 21

216.

BG 0204020

„Rodopa Nova” OOD

gr. Burgas

ul. „Industrialna” 25

219.

BG 0204023

SD „Anada-Atanasov i sie”

gr. Nesebar

Industrialna zona

226.

BG 0404001

ET „Stefmark-Stefan Markov”

gr. G. Oriahovitsa

ul. „Sv. Knyaz Boris I” 86

228.

BG 0404017

„Tsentromes” OOD

s. Momin sbor

obl. Veliko Tarnovo

229.

BG 0404018

OOD „R.A.-03-Bobi”

gr. G. Oriahovica

ul. „St. Mihaylovski” 16

231.

BG 0404021

„Stefanov. Iv. Stefanov – 04” EOOD

s. Tserova koriya

obl. Veliko Tarnovo

232.

BG 0404022

„Merkurii-2000” OOD

gr. Veliko Tarnovo

ul. „Ulitsa na uslugite”

236.

BG 0504004

ET „Vitalis-Ilko Yonchev”

gr. Vidin

bul. „Panoniya” 17A

237.

BG 0504005

OOD „Dileks”

s. Borovitza,

obsht. Belogradchik

242.

BG 0704010

„Toni Treyding” OOD

gr. Sevlievo

ul. „Marmarcha” 14

246.

BG 0804011

„Tropik” OOD

gr. Dobrich

ul. „Otets Paisiy” 62

247.

BG 0804021

„Veselina Treyd” EOOD

gr. Dobrich

ul. „Angel Stoyanov” 6

250.

BG 0904002

„Kips” EOOD

gr. Kardzhali

Promishlena zona

257.

BG 1104010

„Mesokombinat Lovetch” AD

gr. Lovetch

ul. „Byalo more” 12

267.

BG 1304014

„EKO-MES” EOOD

s. Velichkovo

obsht. Pazardzhik

270.

BG 1404005

„Kolbaso” OOD

gr. Batanovtsi

ul. „Bratya Miladinovi” 12

303.

BG 1804018

„Nadezhda-M” OOD

gr. Byala

bul. „Kolyo Ficheto” 25

317.

BG 2204009

„Solaris AS” EOOD

gr. Sofia

ul. „Dimitar Spisarevski” 26

351.

BG 2404032

„Rokar-1” OOD

gr. Stara Zagora

bul. „Nikola Petkov” 61

367.

BG 2604021

„Lotos” OOD

gr. Dimitrovgrad

ul. „Sava Dobroplodni”


Melkverwerkende inrichtingen

Nr.

Veterinair nr.

Naam inrichting

Stad/straat of dorp/regio

37.

BG 2112028

„Medina” OOD

gr. Madan

45.

BG 0212048

„Bilding Zah” EOOD

s. Shivarovo

obsht. Ruen

46.

BG 0712008

„Milkieks” OOD

gr. Sevlievo

zh.k. „Atanas Moskov”

198.

BG 2418008

„Varbev” EOOD

s. Medovo

obsht. Bratya

Daskalovi

202.

BG 1518006

„Sirma Milk” EOOD

gr. Pleven

Industrialna zona

207.

BG 2418007

„El Bi Bulgarikum” EAD

gr. Kazanlak

kv. „Industrialen” 2


26.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 114/97


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 23 april 2008

tot wijziging van het aanhangsel bij bijlage VI bij de Akte van toetreding van Bulgarije en Roemenië wat bepaalde melkverwerkingsinrichtingen in Bulgarije betreft

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 1572)

(Voor de EER relevante tekst)

(2008/331/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op de Akte van toetreding van Bulgarije en Roemenië, en met name op bijlage VI, hoofdstuk 4, afdeling B, onder f), eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Aan Bulgarije zijn bij de Akte van toetreding van Bulgarije en Roemenië overgangsperioden toegekend om bepaalde melkverwerkingsinrichtingen in staat te stellen te voldoen aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (1).

(2)

Het aanhangsel bij bijlage VI bij de Akte van toetreding is gewijzigd bij Beschikking 2007/26/EG (2), Beschikking 2005/689/EG (3) en Beschikking 2008/209/EG (4) van de Commissie.

(3)

Bulgarije heeft garanties gegeven dat aan één melkverwerkingsinrichting uitsluitend rauwe melk zal worden geleverd die aan de voorschriften voldoet. Deze inrichting moet daarom worden geschrapt uit hoofdstuk II van het aanhangsel bij bijlage VI.

(4)

Het aanhangsel bij bijlage VI bij de Akte van toetreding van Bulgarije en Roemenië moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De in de bijlage bij deze beschikking vermelde inrichting wordt geschrapt uit hoofdstuk II van het aanhangsel bij bijlage VI bij de Akte van toetreding van Bulgarije en Roemenië.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 23 april 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55; gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1243/2007 (PB L 281 van 25.10.2007, blz. 8).

(2)  PB L 8 van 13.1.2007, blz. 35.

(3)  PB L 282 van 26.10.2007, blz. 60.

(4)  PB L 65 van 8.3.2008, blz. 18.


BIJLAGE

Melkinrichting die moet worden geschrapt uit hoofdstuk II van het aanhangsel bij bijlage VI bij de Akte van toetreding van Bulgarije en Roemenië

Regio Haskovo — Nr. 26

10.

BG 2612047

„Balgarsko sirene” OOD

gr. Haskovo bul. „Saedinenie” 94


26.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 114/99


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 24 april 2008

betreffende de financiële steun van de Gemeenschap voor 2008 voor bepaalde communautaire referentielaboratoria op het gebied van diergezondheid en levende dieren

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 1570)

(Slechts de teksten in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Franse, de Spaanse en de Zweedse taal zijn authentiek)

(2008/332/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name op artikel 28, lid 2,

Gelet op Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (2), en met name op artikel 32, lid 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 28, lid 1, van Beschikking 90/424/EEG kan steun van de Gemeenschap worden toegekend aan de communautaire referentielaboratoria op het gebied van diergezondheid en levende dieren.

(2)

Verordening (EG) nr. 1754/2006 van de Commissie van 28 november 2006 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning van financiële steun van de Gemeenschap aan de communautaire referentielaboratoria voor diervoeders, levensmiddelen en diergezondheid (3) bepaalt dat de financiële steun van de Gemeenschap moet worden toegekend, als de goedgekeurde werkprogramma’s op doeltreffende wijze worden uitgevoerd en de begunstigden alle nodige informatie binnen bepaalde termijnen verstrekken.

(3)

Overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1754/2006 worden de relaties tussen de Commissie en de communautaire referentielaboratoria vastgelegd in een partnerschapsovereenkomst die vergezeld gaat van een meerjarig werkprogramma.

(4)

De Commissie heeft de door de communautaire referentielaboratoria ingediende werkprogramma’s en bijbehorende begrotingsramingen voor het jaar 2008 geëvalueerd.

(5)

Bijgevolg moet financiële steun van de Gemeenschap worden toegekend aan de communautaire referentielaboratoria die zijn aangewezen voor de uitvoering van de functies en de taken waarin in de volgende wetsbesluiten is voorzien:

Richtlijn 2001/89/EG van de Raad van 23 oktober 2001 betreffende maatregelen van de Gemeenschap ter bestrijding van klassieke varkenspest (4),

Richtlijn 92/66/EEG van de Raad van 14 juli 1992 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van de ziekte van Newcastle (5),

Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG (6),

Richtlijn 92/119/EEG van de Raad van 17 december 1992 tot vaststelling van algemene communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde dierziekten en van specifieke maatregelen ten aanzien van de vesiculaire varkensziekte (7),

Richtlijn 2003/85/EG van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van mond-en-klauwzeer, tot intrekking van Richtlijn 85/511/EEG en van de Beschikkingen 89/531/EEG en 91/665/EEG, en tot wijziging van Richtlijn 92/46/EEG (8),

Richtlijn 93/53/EEG van de Raad van 24 juni 1993 tot vaststelling van minimale communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde visziekten (9),

Richtlijn 95/70/EG van de Raad van 22 december 1995 tot vaststelling van minimale communautaire maatregelen ter bestrijding van bepaalde ziekten van tweekleppige weekdieren (10),

Richtlijn 92/35/EEG van de Raad van 29 april 1992 tot vaststelling van controlevoorschriften en van maatregelen ter bestrijding van paardenpest (11),

Richtlijn 2000/75/EG van de Raad van 20 november 2000 tot vaststelling van specifieke bepalingen inzake de bestrijding en uitroeiing van bluetongue (12),

Beschikking 2000/258/EG van de Raad van 20 maart 2000 houdende aanwijzing van een specifiek instituut dat verantwoordelijk is voor de vaststelling van de criteria die nodig zijn voor de normalisatie van de serologische tests om de doelmatigheid van antirabiësvaccins te controleren (13),

Verordening (EG) nr. 882/2004 voor brucellose,

Richtlijn 2002/60/EG van de Raad van 27 juni 2002 houdende vaststelling van specifieke bepalingen voor de bestrijding van Afrikaanse varkenspest en houdende wijziging van Richtlijn 92/119/EEG met betrekking tot besmettelijke varkensverlamming (Teschenerziekte) en Afrikaanse varkenspest (14),

Beschikking 96/463/EG van de Raad van 23 juli 1996 tot aanwijzing van de referentie-instantie die verantwoordelijk is voor de uniformisering van de methoden voor het testen van raszuivere fokrunderen en van de evaluatie van de testresultaten (15).

(6)

De financiële steun voor het functioneren en de organisatie van workshops van de communautaire referentielaboratoria moet ook in overeenstemming zijn met de in Verordening (EG) nr. 1754/2006 vastgestelde subsidiabiliteitsvoorschriften.

(7)

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, onder a), en artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (16) moeten programma’s om dierziekten uit te roeien of te bewaken (veterinaire maatregelen) worden gefinancierd uit het Europees Landbouwgarantiefonds. In de onderhavige gevallen en bij gebreke van naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke gevallen worden de door de lidstaten en door de begunstigden van steun uit het ELGF verrichte uitgaven voor administratieve en personeelskosten echter niet door het ELGF gefinancierd. Met het oog op de financiële controle zijn de artikelen 9, 36 en 37 van die verordening van toepassing.

(8)

De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN

Artikel 1

Voor klassieke varkenspest kent de Gemeenschap financiële steun toe aan het Institut für Virologie der Tierärztlichen Hochschule Hannover, Hannover, Duitsland, voor het vervullen van de in bijlage IV bij Richtlijn 2001/89/EG vermelde functies en taken.

De financiële steun van de Gemeenschap bedraagt 100 % van de door dat instituut voor het werkprogramma gemaakte subsidiabele kosten, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1754/2006, en bedraagt ten hoogste 241 000 EUR voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2008, waarvan maximaal 18 000 EUR is bestemd voor de organisatie van een technische workshop over diagnosetechnieken voor klassieke varkenspest.

Artikel 2

Voor de ziekte van Newcastle kent de Gemeenschap financiële steun toe aan het Veterinary Laboratories Agency (VLA), New Haw, Weybridge, Verenigd Koninkrijk, voor het vervullen van de in bijlage V bij Richtlijn 92/66/EEG vermelde functies en taken.

De financiële steun van de Gemeenschap bedraagt 100 % van de door dat laboratorium voor het werkprogramma gemaakte subsidiabele kosten, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1754/2006, en bedraagt ten hoogste 78 000 EUR voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2008.

Artikel 3

Voor aviaire influenza kent de Gemeenschap financiële steun toe aan het Veterinary Laboratories Agency (VLA), New Haw, Weybridge, Verenigd Koninkrijk, voor het vervullen van de in bijlage VII bij Richtlijn 2005/94/EG vermelde functies en taken.

De financiële steun van de Gemeenschap bedraagt 100 % van de door dat laboratorium voor het werkprogramma gemaakte subsidiabele kosten, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1754/2006, en bedraagt ten hoogste 414 000 EUR voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2008.

Artikel 4

Voor de vesiculaire varkensziekte kent de Gemeenschap financiële steun toe aan het AFRC Institute for Animal Health, Pirbright Laboratory, Pirbright, Verenigd Koninkrijk, voor het vervullen van de in bijlage III bij Richtlijn 92/119/EEG vermelde functies en taken.

De financiële steun van de Gemeenschap bedraagt 100 % van de door dat laboratorium voor het werkprogramma gemaakte subsidiabele kosten, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1754/2006, en bedraagt ten hoogste 135 000 EUR voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2008.

Artikel 5

Voor mond-en-klauwzeer kent de Gemeenschap financiële steun toe aan het Institute for Animal Health, Pirbright Laboratory, of the Biotechnology and Biological Sciences Research Council (BBSRC), Pirbright, Verenigd Koninkrijk, voor het vervullen van de in bijlage XVI bij Richtlijn 2003/85/EG vermelde functies en taken.

De financiële steun van de Gemeenschap bedraagt 100 % van de door dat laboratorium voor het werkprogramma gemaakte subsidiabele kosten, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1754/2006, en bedraagt ten hoogste 312 000 EUR voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2008.

Artikel 6

Voor visziekten kent de Gemeenschap financiële steun toe aan het Statens Veterinære Serumlaboratorium, Århus, Denemarken, voor het vervullen van de in bijlage C bij Richtlijn 93/53/EEG vermelde functies en taken.

De financiële steun van de Gemeenschap bedraagt 100 % van de door dat laboratorium voor het werkprogramma gemaakte subsidiabele kosten, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1754/2006, en bedraagt ten hoogste 212 000 EUR voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2008.

Artikel 7

Voor ziekten van tweekleppige weekdieren kent de Gemeenschap financiële steun toe aan het Ifremer, La Tremblade, Frankrijk, voor het vervullen van de in bijlage B bij Richtlijn 95/70/EG vermelde functies en taken.

De financiële steun van de Gemeenschap bedraagt 100 % van de door dat instituut voor het werkprogramma gemaakte subsidiabele kosten, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1754/2006, en bedraagt maximaal 100 000 EUR voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2008.

Artikel 8

Voor paardenpest kent de Gemeenschap financiële steun toe aan het Laboratorio Central de Sanidad Animal de Algete, Algete (Madrid), Spanje, voor het vervullen van de in bijlage III bij Richtlijn 92/35/EEG vermelde functies en taken.

De financiële steun van de Gemeenschap bedraagt 100 % van de door dat laboratorium voor het werkprogramma gemaakte subsidiabele kosten, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1754/2006, en bedraagt ten hoogste 70 000 EUR voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2008.

Artikel 9

Voor bluetongue kent de Gemeenschap financiële steun toe aan het AFRC Institute for Animal Health, Pirbright Laboratory, Pirbright, Verenigd Koninkrijk, voor het vervullen van de in bijlage II, deel B, bij Richtlijn 2000/75/EG vermelde functies en taken.

De financiële steun van de Gemeenschap bedraagt 100 % van de door dat laboratorium voor het werkprogramma gemaakte subsidiabele kosten, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1754/2006, en bedraagt ten hoogste 313 000 EUR voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2008.

Artikel 10

Voor rabiësserologie kent de Gemeenschap financiële steun toe aan het AFSSA, Laboratoire d’études sur la rage et la pathologie des animaux sauvages, Nancy, Frankrijk, voor het vervullen van de in bijlage II bij Beschikking 2000/258/EG vermelde functies en taken.

De financiële steun van de Gemeenschap bedraagt 100 % van de door dat laboratorium voor het werkprogramma gemaakte subsidiabele kosten, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1754/2006, en bedraagt ten hoogste 200 000 EUR voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2008.

Artikel 11

Voor brucellose kent de Gemeenschap financiële steun toe aan het AFSSA, Laboratoire d’études et de recherches en pathologie animale et zoonoses, Maisons-Alfort, Frankrijk, voor het vervullen van de in artikel 32, lid 2, van Verordening (EG) nr. 882/2004 vermelde functies en taken.

De financiële steun van de Gemeenschap bedraagt 100 % van de door dat laboratorium voor het werkprogramma gemaakte subsidiabele kosten, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1754/2006, en bedraagt maximaal 246 000 EUR voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2008, waarvan maximaal 26 000 EUR is bestemd voor de organisatie van een technische workshop over diagnosetechnieken voor brucellose.

Artikel 12

Voor Afrikaanse varkenspest kent de Gemeenschap financiële steun toe aan het Centro de Investigación en Sanidad Animal, Valdeolmos, Madrid, Spanje, voor het vervullen van de in bijlage V bij Richtlijn 2002/60/EG vermelde functies en taken.

De financiële steun van de Gemeenschap bedraagt 100 % van de door dat onderzoekscentrum voor het werkprogramma gemaakte subsidiabele kosten, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1754/2006, en bedraagt maximaal 160 000 EUR voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2008.

Artikel 13

Voor de uniformisering van methoden voor het testen van raszuivere fokrunderen en van de evaluatie van de testresultaten kent de Gemeenschap financiële steun toe aan het Interbull Centre, Institutionen för husdjursgenetik, Sveriges lantbruksuniversitet (Department of Animal Breeding and Genetics, Swedish University of Agricultural Sciences) Uppsala, Zweden voor het vervullen van de in bijlage II bij Beschikking 96/463/EG vermelde functies en taken.

De financiële steun van de Gemeenschap bedraagt 100 % van de door dat centrum voor het werkprogramma gemaakte subsidiabele kosten, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1754/2006, en bedraagt ten hoogste 90 000 EUR voor de periode van 1 januari tot en met 31 december 2008.

Artikel 14

Deze beschikking is gericht tot

Institut für Virologie der Tierärztlichen Hochschule, Bischofscholer Damm 15, D-3000 Hannover,

Veterinary Laboratories Agency (VLA) Weybridge, New Haw, Addelstone Surrey KT15 3NB, Verenigd Koninkrijk,

AFRC Institute for Animal Health, Pirbright Laboratory, Pirbright, Woking, Surrey GU24 ONF, Verenigd Koninkrijk,

Statens Veterinære Serumlaboratorium, Hangovej 2, DK-8200 Århus N,

Ifremer, BP 133, F-17390 La Tremblade,

Laboratorio Central de Sanidad Animal de Algete, Ctra. de Algete km. 8, E-281100 Algete (Madrid),

AFSSA, Laboratoire d’études sur la rage et la pathologie des animaux sauvages, site de Nancy, Domaine de Pixérécourt, BP 9, F-54220 Malzéville,

AFSSA, Laboratoire d’études et de recherches en pathologie animale et zoonoses, 23, avenue du Général-de-Gaulle, F-94706 Maisons-Alfort, Cedex,

Centro de Investigación en Sanidad Animal, Ctra. de Algete a El Casar, E-28130 Valdeolmos (Madrid),

Interbull Centre, Institutionen för husdjursgenetik, Sveriges lantbruksuniversitet, Box 7023, S-75007 Uppsala.

Gedaan te Brussel, 24 april 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(2)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1; gerectificeerd in PB L 191 van 28.5.2004, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 301/2008 (PB L 97 van 9.4.2008, blz. 85.

(3)  PB L 331 van 29.11.2006, blz. 8.

(4)  PB L 316 van 1.12.2001, blz. 5. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/729/EG van de Commissie (PB L 294 van 13.11.2007, blz. 26).

(5)  PB L 260 van 5.9.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/104/EG (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 352).

(6)  PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16.

(7)  PB L 62 van 15.3.1993, blz. 69. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/10/EG van de Commissie (PB L 63 van 1.3.2007, blz. 24).

(8)  PB L 306 van 22.11.2003, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/104/EG.

(9)  PB L 175 van 19.7.1993, blz. 23. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/729/EG.

(10)  PB L 332 van 30.12.1995, blz. 33. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/729/EG.

(11)  PB L 157 van 10.6.1992, blz. 19. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/729/EG.

(12)  PB L 327 van 22.12.2000, blz. 74. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/729/EG.

(13)  PB L 79 van 30.3.2000, blz. 40. Beschikking gewijzigd bij Beschikking 2003/60/EG van de Commissie (PB L 23 van 28.1.2003, blz. 30).

(14)  PB L 192 van 20.7.2002, blz. 27. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2007/729/EG.

(15)  PB L 192 van 2.8.1996, blz. 19.

(16)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1. Verordening laatstelijke gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1437/2007 (PB L 322 van 7.12.2007, blz. 1).