ISSN 1725-2598

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 318

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

48e jaargang
6 december 2005


Inhoud

 

I   Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

Bladzijde

 

 

Verordening (EG) nr. 1979/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

1

 

*

Verordening (EG) nr. 1980/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot wijziging van de toelatingsvoorwaarden voor een toevoegingsmiddel, behorende tot de groep Sporenelementen, en een toevoegingsmiddel, behorende tot de groep Bindmiddelen en verdunningsmiddelen ( 1 )

3

 

*

Verordening (EG) nr. 1981/2005 van de Commissie van 5 december 2005 betreffende de opening en de wijze van beheer van een autonoom tariefcontingent voor conserven van paddestoelen met ingang van 1 januari 2006

4

 

*

Verordening (EG) nr. 1982/2005 van de Commissie van 5 december 2005 betreffende de opening en de wijze van beheer van een autonoom tariefcontingent voor knoflook met ingang van 1 januari 2006

8

 

 

Verordening (EG) nr. 1983/2005 van de Commissie van 5 december 2005 houdende wijziging van de restituties die worden toegepast voor bepaalde producten van de sector suiker die worden uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I van het Verdrag vermelde goederen

12

 

 

Verordening (EG) nr. 1984/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van de communautaire producentenprijzen en de communautaire invoerprijzen voor anjers en rozen in het kader van de toepassing van de regeling voor de invoer van bepaalde producten van de bloementeelt van oorsprong uit Jordanië

14

 

*

Richtlijn 2005/86/EG van de Commissie van 5 december 2005 tot wijziging van bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake ongewenste stoffen in diervoeding, wat chloorcamfeen betreft ( 1 )

16

 

*

Richtlijn 2005/87/EG van de Commissie van 5 december 2005 tot wijziging van bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake ongewenste stoffen in diervoeding, wat lood, fluor en cadmium betreft ( 1 )

19

 

 

II   Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

 

 

Raad

 

*

Besluit van de Raad van 1 december 2005 tot wijziging van Besluit 1999/70/EG betreffende de externe accountants van de nationale centrale banken, met betrekking tot de externe accountant van de Central Bank and Financial Services Authority of Ireland

25

 

 

Commissie

 

*

Besluit nr. 1/2005 van het Gemengd Comité EG-Andorra van 10 oktober 2005

26

 

 

Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

 

*

Gemeenschappelijk Optreden 2005/868/GBVB van de Raad van 1 december 2005 tot wijziging van Gemeenschappelijk Optreden 2005/355/GBVB inzake de adviserende en bijstandverlenende missie van de Europese Unie op het gebied van hervorming van de veiligheidssector in de Democratische Republiek Congo (DRC) voor wat betreft het opzetten van een project voor technische bijstand ter verbetering van de betalingsketen van het ministerie van Defensie van de Democratische Republiek Congo

29

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing

6.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 318/1


VERORDENING (EG) Nr. 1979/2005 VAN DE COMMISSIE

van 5 december 2005

tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 6 december 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 december 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).


BIJLAGE

bij de verordening van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

052

57,6

204

35,9

212

74,2

999

55,9

0707 00 05

052

122,3

204

44,6

220

147,3

999

104,7

0709 90 70

052

118,7

204

119,6

999

119,2

0805 10 20

052

83,0

382

31,4

388

37,6

524

38,5

999

47,6

0805 20 10

204

63,3

624

79,3

999

71,3

0805 20 30, 0805 20 50, 0805 20 70, 0805 20 90

052

73,3

624

99,6

999

86,5

0805 50 10

052

65,7

220

47,3

999

56,5

0808 10 80

052

78,2

388

68,7

400

107,6

404

93,8

720

88,7

999

87,4

0808 20 50

052

101,8

400

92,7

404

53,2

720

49,3

999

74,3


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 750/2005 van de Commissie (PB L 126 van 19.5.2005, blz. 12). De code „999” staat voor „andere oorsprong”.


6.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 318/3


VERORDENING (EG) Nr. 1980/2005 VAN DE COMMISSIE

van 5 december 2005

tot wijziging van de toelatingsvoorwaarden voor een toevoegingsmiddel, behorende tot de groep „Sporenelementen”, en een toevoegingsmiddel, behorende tot de groep „Bindmiddelen en verdunningsmiddelen”

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name op artikel 13, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1334/2003 van de Commissie van 25 juli 2003 tot wijziging van de toelatingsvoorwaarden voor een aantal toevoegingsmiddelen van de groep sporenelementen in diervoeders (2) wordt een maximumgehalte aan lood in zinkoxide vastgesteld en bij Verordening (EG) nr. 2148/2004 van de Commissie van 16 december 2004 tot verlening van permanente en voorlopige vergunningen voor bepaalde toevoegingsmiddelen en een vergunning voor nieuwe toepassingen van een al toegelaten toevoegingsmiddel in de diervoeding (3) wordt een maximumgehalte aan lood in clinoptiloliet van vulkanische oorsprong vastgesteld.

(2)

Er zijn maximumgehalten aan lood voor toevoegingsmiddelen, behorende tot de functionele groep „Verbindingen van sporenelementen”, waaronder zinkoxide, en voor toevoegingsmiddelen, behorende tot de functionele groep „Bindmiddelen en verdunningsmiddelen”, waaronder clinoptiloliet van vulkanische oorsprong, vastgesteld bij Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 mei 2002 inzake ongewenste stoffen in diervoeding (4), als gewijzigd bij Richtlijn 2005/87/EG van de Commissie (5). Aangezien de voorschriften in verband met ongewenste stoffen voor een grotere duidelijkheid in één enkele tekst moeten worden gebundeld, moeten de overeenkomstige vermeldingen uit de Verordeningen (EG) nr. 1334/2003 en (EG) nr. 2148/2004 worden verwijderd.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   In Verordening (EG) nr. 1334/2003 worden de woorden „Maximumgehalte aan lood: 600 mg/kg” geschrapt uit de vermeldingen in de bijlage met betrekking tot zink.

2.   In Verordening (EG) nr. 2148/2004 worden de woorden „Maximaal loodgehalte: 80 mg/kg” geschrapt uit de vermeldingen in de bijlage met betrekking tot clinoptiloliet van vulkanische oorsprong.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking twaalf maanden na de inwerkingtreding van Richtlijn 2005/87/EG van de Commissie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 december 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 378/2005 van de Commissie (PB L 59 van 5.3.2005, blz. 8).

(2)  PB L 187 van 26.7.2003, blz. 11. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2112/2003 (PB L 317 van 2.12.2003, blz. 22).

(3)  PB L 370 van 17.12.2004, blz. 24.

(4)  PB L 140 van 30.5.2002, blz. 10. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/8/EG van de Commissie (PB L 27 van 29.1.2005, blz. 44).

(5)  Zie bladzijde 19 van dit Publicatieblad.


6.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 318/4


VERORDENING (EG) Nr. 1981/2005 VAN DE COMMISSIE

van 5 december 2005

betreffende de opening en de wijze van beheer van een autonoom tariefcontingent voor conserven van paddestoelen met ingang van 1 januari 2006

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op het Verdrag betreffende de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije,

Gelet op de Akte van toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije, en met name op artikel 41, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1864/2004 van de Commissie (1) zijn tariefcontingenten voor de invoer van conserven van paddestoelen uit derde landen geopend en is de wijze van beheer daarvan vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 1864/2004 zijn overgangsbepalingen vastgesteld om de importeurs uit Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije (hierna „de nieuwe lidstaten” genoemd) in staat te stellen gebruik te maken van deze contingenten. Met deze bepalingen wordt beoogd onderscheid te maken tussen traditionele en nieuwe importeurs uit de nieuwe lidstaten, en de hoeveelheden waarvoor traditionele importeurs uit de nieuwe lidstaten certificaataanvragen kunnen indienen, zo aan te passen dat ook die importeurs gebruik kunnen maken van het betrokken systeem.

(3)

Om de continuïteit van de marktvoorziening in de uitgebreide Gemeenschap te waarborgen met inachtneming van de economische voorzieningsvoorwaarden die in de nieuwe lidstaten bestonden vóór hun toetreding tot de Europese Unie, dient een tijdelijk en autonoom tariefcontingent voor de invoer van conserven van paddestoelen van het geslacht Agaricus van de GN-codes 0711 51 00, 2003 10 20 en 2003 10 30 te worden geopend.

(4)

Het nieuwe tariefcontingent moet op een tijdelijke basis worden geopend en met de opening ervan mag niet worden vooruitgelopen op het resultaat van de onderhandelingen die in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) aan de gang zijn ten gevolge van de toetreding van de nieuwe lidstaten.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor verwerkte producten op basis van groenten en fruit,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Met ingang van 1 januari 2006 wordt een autonoom tariefcontingent van 1 200 ton (uitgelekt gewicht) met volgnummer 09.4075 (hierna het „autonome contingent” genoemd) geopend voor de communautaire invoer van conserven van paddestoelen van het geslacht Agaricus van de GN-codes 0711 51 00, 2003 10 20 en 2003 10 30.

2.   Het ad-valoremrecht voor de in het kader van het autonome contingent ingevoerde producten bedraagt 12 % voor de producten van GN-code NC 0711 51 00 en 23 % voor de producten van de GN-codes 2003 10 20 en 2003 10 30.

Artikel 2

Verordening (EG) nr. 1864/2004 is van toepassing voor het beheer van het autonome contingent onder voorbehoud van het bepaalde in de onderhavige verordening.

Artikel 1, artikel 5, leden 2 en 5, artikel 6, leden 2, 3 en 4, artikel 7, artikel 8, lid 2, en de artikelen 9 en 10 van Verordening (EG) nr. 1864/2004 zijn evenwel niet van toepassing voor het beheer van het autonome contingent.

Artikel 3

De in het kader van het autonome contingent afgegeven invoercertificaten, hierna de „certificaten” genoemd, zijn slechts geldig tot en met 31 maart 2006.

In vak 24 van de certificaten wordt een van de in bijlage I opgenomen vermeldingen aangebracht.

Artikel 4

1.   De importeurs kunnen bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaten certificaataanvragen indienen gedurende vijf werkdagen na de datum van inwerkingtreding van de onderhavige verordening.

In vak 20 van de certificaten moet een van de in bijlage II opgenomen vermeldingen worden aangebracht.

2.   De door een traditionele importeur ingediende certificaataanvragen mogen betrekking hebben op ten hoogste 9 % van het autonome contingent.

3.   De door een nieuwe importeur ingediende certificaataanvragen mogen betrekking hebben op ten hoogste 1 % van het autonome contingent.

Artikel 5

Het autonome contingent wordt als volgt verdeeld:

95 % voor de traditionele importeurs,

5 % voor de nieuwe importeurs.

Indien de aan een categorie importeurs toegewezen hoeveelheid door deze categorie niet volledig wordt gebruikt, kan het saldo aan de andere categorie worden toegewezen.

Artikel 6

1.   De lidstaten delen de Commissie op de zevende werkdag na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening mee voor welke hoeveelheden certificaten zijn aangevraagd.

2.   De certificaten worden afgegeven op de twaalfde werkdag na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening voorzover de Commissie geen bijzondere maatregelen zoals bedoeld in lid 3 heeft genomen.

3.   Wanneer de Commissie op basis van de overeenkomstig lid 1 aan haar meegedeelde gegevens constateert dat de certificaataanvragen de overeenkomstig artikel 5 voor een categorie importeurs beschikbare hoeveelheden overschrijden, stelt zij bij verordening een uniform verlagingspercentage voor de betrokken aanvragen vast.

Artikel 7

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 december 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 325 van 28.10.2004, blz. 30. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1857/2005 (PB L 297 van 15.11.2005, blz. 9).


BIJLAGE I

In artikel 3 bedoelde vermeldingen

:

Spaans

:

Certificado expedido en virtud del Reglamento (CE) no 1981/2005 y válido únicamente hasta el 31 de marzo de 2006

:

Tsjechisch

:

licence vydaná na základě nařízení (ES) č. 1981/2005 a platná pouze do 31. března 2006

:

Deens

:

licens udstedt i henhold til forordning (EF) nr. 1981/2005 og kun gyldig til den 31. marts 2006

:

Duits

:

Lizenz gemäß der Verordnung (EG) Nr. 1981/2005 erteilt und nur bis zum 31. März 2006 gültig

:

Ests

:

määruse (EÜ) nr 1981/2005 kohaselt väljastatud litsents, mis kehtib 31. märtsini 2006

:

Grieks

:

πιστοποιητικό που εκδίδεται κατ’ εφαρμογή του κανονισμού (ΕΚ) αριθ. 1981/2005 και ισχύει μόνο έως τις 31 Μαρτίου 2006

:

Engels

:

licence issued under Regulation (EC) No 1981/2005 and valid only until 31 March 2006

:

Frans

:

certificat émis au titre du règlement (CE) no 1981/2005 et valable seulement jusqu'au 31 mars 2006

:

Italiaans

:

domanda di titolo presentata ai sensi del regolamento (CE) n. 1981/2005 e valida soltanto fino al 31 marzo 2006

:

Lets

:

atļauja, kas izdota saskaņā ar Regulu (EK) Nr. 1981/2005 un ir derīga tikai līdz 2006. gada 31. martam

:

Litouws

:

licencija, išduota pagal Reglamento (EB) Nr. 1981/2005 nuostatas, galiojanti tik iki 2006 m. kovo 31 d.

:

Hongaars

:

az 1981/2005/EK rendelet szerint kibocsátott engedély, csak 2006. március 31-ig érvényes

:

Maltees

:

liċenzja maħruġa taħt ir-Regolament (KE) Nru 1981/2005 u valida biss sal 31 ta' Marzu 2006

:

Nederlands

:

overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1981/2005 afgegeven certificaat dat slechts tot en met 31 maart 2006 geldig is

:

Pools

:

pozwolenie wydane zgodnie z rozporządzeniem (WE) nr 1981/2005 i ważne wyłącznie do 31 marca 2006 r.

:

Portugees

:

certificado emitido a título do Regulamento (CE) n.o 1981/2005 e eficaz somente até 31 de Março de 2006

:

Slowaaks

:

licencia vydaná na základe nariadenia (ES) č. 1981/2005 a platná len do 31. marca 2006

:

Sloveens

:

dovoljenje, izdano v skladu z Uredbo (ES) št. 1981/2005 in veljavno samo do 31. marca 2006

:

Fins

:

asetuksen (EY) N:o 1981/2005 mukaisesti annettu todistus, joka on voimassa ainoastaan 31 päivään maaliskuuta 2006

:

Zweeds

:

Licens utfärdad i enlighet med förordning (EG) nr 1981/2005, giltig endast till och med den 31 mars 2006.


BIJLAGE II

In artikel 4, lid 1, bedoelde vermeldingen

:

Spaans

:

Solicitud de certificado presentada en virtud del Reglamento (CE) no 1981/2005

:

Tsjechisch

:

žádost o licenci podaná na základě nařízení (ES) č. 1981/2005

:

Deens

:

licensansøgning i henhold til forordning (EF) nr. 1981/2005

:

Duits

:

Lizenzantrag gemäß der Verordnung (EG) Nr. 1981/2005

:

Ests

:

määruse (EÜ) nr 1981/2005 kohaselt esitatud litsentsitaotlus

:

Grieks

:

αίτηση χορήγησης πιστοποιητικού κατ’ εφαρμογή του κανονισμού (ΕΚ) αριθ. 1981/2005

:

Engels

:

licence application under Regulation (EC) No 1981/2005

:

Frans

:

demande de certificat faite au titre du règlement (CE) no 1981/2005

:

Italiaans

:

domanda di titolo presentata ai sensi del regolamento (CE) n. 1981/2005

:

Lets

:

licence pieprasīta saskaņā ar Regulu (EK) Nr. 1981/2005

:

Litouws

:

prašymas išduoti licenciją pagal Reglamentą (EB) Nr. 1981/2005

:

Hongaars

:

az 1981/2005/EK rendelet szerinti engedélykérelem

:

Maltees

:

applikazzjoni għal liċenzja taħt ir-Regolament (KE) Nru 1981/2005

:

Nederlands

:

overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1981/2005 ingediende certificaataanvraag

:

Pools

:

wniosek o pozwolenie przedłożony zgodnie z rozporządzeniem (WE) nr 1981/2005

:

Portugees

:

pedido de certificado apresentado a título do Regulamento (CE) n.o 1981/2005

:

Slowaaks

:

žiadosť o licenciu na základe nariadenia (ES) č. 1981/2005

:

Sloveens

:

dovoljenje, izdano v skladu z Uredbo (ES) št. 1981/2005

:

Fins

:

asetuksen (EY) N:o 1981/2005 mukainen todistushakemus

:

Zweeds

:

Licensansökan enligt förordning (EG) nr 1981/2005.


6.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 318/8


VERORDENING (EG) Nr. 1982/2005 VAN DE COMMISSIE

van 5 december 2005

betreffende de opening en de wijze van beheer van een autonoom tariefcontingent voor knoflook met ingang van 1 januari 2006

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op het Verdrag betreffende de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije,

Gelet op de Akte van toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije, en met name op artikel 41, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 565/2002 van de Commissie (1) is de wijze van beheer van tariefcontingenten vastgesteld en een stelsel van oorsprongscertificaten ingevoerd voor uit derde landen ingevoerde knoflook.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 228/2004 van de Commissie van 3 februari 2004 houdende vaststelling van overgangsmaatregelen voor Verordening (EG) nr. 565/2002 in verband met de toetreding van Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije (2) zijn maatregelen vastgesteld om de importeurs uit die landen, hierna „de nieuwe lidstaten” genoemd, in staat te stellen gebruik te maken van Verordening (EG) nr. 565/2002. Met deze maatregelen werd beoogd onderscheid te maken tussen traditionele en nieuwe importeurs uit de nieuwe lidstaten en het begrip „referentiehoeveelheid” zo aan te passen dat ook die importeurs van het betrokken systeem gebruik kunnen maken.

(3)

Om de continuïteit van de marktvoorziening in de uitgebreide Gemeenschap te waarborgen met inachtneming van de economische voorzieningsvoorwaarden die in de nieuwe lidstaten bestonden vóór hun toetreding tot de Europese Unie, dient een tijdelijk en autonoom tariefcontingent voor de invoer van verse of gekoelde knoflook van GN-code 0703 20 00 te worden geopend.

(4)

Het nieuwe tariefcontingent moet op een tijdelijke basis worden geopend en met de opening ervan mag niet worden vooruitgelopen op het resultaat van de onderhandelingen die in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) aan de gang zijn ten gevolge van de toetreding van de nieuwe lidstaten.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor op basis van groenten en fruit verwerkte producten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Met ingang van 1 januari 2006 wordt een autonoom tariefcontingent van 4 400 t (met volgnummer 09.4066), hierna „autonoom contingent” genoemd, geopend voor de communautaire invoer van verse of gekoelde knoflook van GN-code 0703 20 00.

2.   Het ad-valoremrecht voor de in het kader van het autonome contingent ingevoerde producten bedraagt 9,6 %.

Artikel 2

Verordening (EG) nr. 565/2002 en Verordening (EG) nr. 228/2004 zijn van toepassing voor het beheer van het autonome contingent onder voorbehoud van het bepaalde in de onderhavige verordening.

Artikel 1, artikel 5, lid 5, en artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 565/2002 zijn evenwel niet van toepassing voor het beheer van het autonome contingent.

Artikel 3

De in het kader van het autonome contingent afgegeven invoercertificaten, hierna „certificaten” genoemd, zijn slechts geldig tot en met 31 maart 2006.

In vak 24 van de certificaten wordt een van de in bijlage I opgenomen vermeldingen aangebracht.

Artikel 4

1.   De importeurs kunnen bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaten certificaataanvragen indienen gedurende vijf werkdagen na de datum van inwerkingtreding van de onderhavige verordening.

In vak 20 van de certificaten moet een van de in bijlage II opgenomen vermeldingen worden aangebracht.

2.   De door een importeur ingediende certificaataanvragen mogen betrekking hebben op ten hoogste 10 % van het autonome contingent.

Artikel 5

Het autonome contingent wordt als volgt verdeeld:

70 % voor de traditionele importeurs,

30 % voor de nieuwe importeurs.

Indien de aan een categorie importeurs toegewezen hoeveelheid door deze categorie niet volledig wordt gebruikt, kan het saldo aan de andere categorie worden toegewezen.

Artikel 6

1.   De lidstaten delen de Commissie op de zevende werkdag na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening mee voor welke hoeveelheden certificaten zijn aangevraagd.

2.   De certificaten worden afgegeven op de twaalfde werkdag na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening voorzover de Commissie geen bijzondere maatregelen zoals bedoeld in lid 3, heeft genomen.

3.   Wanneer de Commissie op basis van de overeenkomstig lid 1 aan haar meegedeelde gegevens constateert dat de certificaataanvragen de overeenkomstig artikel 5 voor een categorie importeurs beschikbare hoeveelheden overschrijden, stelt zij bij verordening een uniform verlagingspercentage voor de betrokken aanvragen vast.

Artikel 7

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 december 2005.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 86 van 3.4.2002, blz. 11. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 537/2004 (PB L 86 van 24.3.2004, blz. 9).

(2)  PB L 39 van 11.2.2004, blz. 10.


BIJLAGE I

In artikel 3 bedoelde vermeldingen

:

Spaans

:

Certificado expedido en virtud del Reglamento (CE) no 1982/2005 y válido únicamente hasta el 31 de marzo de 2006

:

Tsjechisch

:

licence vydaná na základě nařízení (ES) č. 1982/2005 a platná pouze do 31. března 2006

:

Deens

:

licens udstedt i henhold til forordning (EF) nr. 1982/2005 og kun gyldig til den 31. marts 2006

:

Duits

:

Lizenz gemäß der Verordnung (EG) Nr. 1982/2005 erteilt und nur bis zum 31. März 2006 gültig

:

Ests

:

määruse (EÜ) nr 1982/2005 kohaselt esitatud litsentsitaotlus kehtib ainult kuni 31. märtsini 2006

:

Grieks

:

πιστοποιητικό που εκδίδεται κατ’ εφαρμογή του κανονισμού (ΕΚ) αριθ. 1982/2005 και ισχύει μόνον έως τις 31 Μαρτίου 2006

:

Engels

:

licence issued pursuant to Regulation (EC) No 1982/2005 and valid only until 31 March 2006

:

Frans

:

certificat émis au titre du règlement (CE) no 1982/2005 et valable seulement jusqu'au 31 mars 2006

:

Italiaans

:

Domanda di titolo presentata ai sensi del regolamento (CE) n. 1982/2005 e valida soltanto fino al 31 marzo 2006

:

Lets

:

licence ir izsniegta saskaņā ar Regulu (EK) Nr. 1982/2005 un ir derīga tikai līdz 2006. gada 31. martam

:

Litouws

:

licencija, išduota pagal Reglamento (EB) Nr. 1982/2005 nuostatas, galiojanti tik iki 2006 m. kovo 31 d.

:

Hongaars

:

az 1982/2005/EK rendelet szerinti engedélykérelem, 2006. március 31-ig érvényes

:

Maltees

:

liċenzja maħruġa taħt ir-Regolament (KE) Nru 1982/2005 u valida biss sal-31 ta' Marzu 2006

:

Nederlands

:

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1982/2005 afgegeven certificaat dat slechts geldig is tot en met 31 maart 2006

:

Pools

:

pozwolenie wydane zgodnie z rozporządzeniem (WE) nr 1982/2005 i ważne wyłącznie do dnia 31 marca 2006 r.

:

Portugees

:

certificado emitido a título do Regulamento (CE) n.o 1982/2005 e eficaz somente até 31 de Março de 2006

:

Slowaaks

:

licencia vydaná na základe nariadenia (ES) č. 1982/2005 a platná len do 31. marca 2006

:

Sloveens

:

dovoljenje, izdano v skladu z Uredbo (ES) št. 1982/2005 in veljavno samo do 31. marca 2006

:

Fins

:

asetuksen (EY) N:o 1982/2005 mukainen todistus, joka on voimassa ainoastaan 31 päivään maaliskuuta 2006

:

Zweeds

:

Licens utfärdad enligt förordning (EG) nr 1982/2005, giltig endast till och med den 31 mars 2006.


BIJLAGE II

In artikel 3 bedoelde vermeldingen

:

Spaans

:

Solicitud de certificado presentada al amparo del Reglamento (CE) no 1982/2005

:

Tsjechisch

:

žádost o licenci podaná na základě nařízení (ES) č. 1982/2005

:

Deens

:

licensansøgning i henhold til forordning (EF) nr. 1982/2005

:

Duits

:

Lizenzantrag gemäß der Verordnung (EG) Nr. 1982/2005

:

Ests

:

määruse (EÜ) nr 1982/2005 kohaselt esitatud litsentsitaotlus

:

Grieks

:

αίτηση χορήγησης πιστοποιητικού κατ’ εφαρμογήν του κανονισμού (ΕΚ) αριθ. 1982/2005

:

Engels

:

licence application pursuant to Regulation (EC) No 1982/2005

:

Frans

:

demande de certificat faite au titre du règlement (CE) no 1982/2005

:

Italiaans

:

domanda di titolo presentata ai sensi del regolamento (CE) n. 1982/2005

:

Lets

:

licence pieprasīta saskaņā ar Regulu (EK) Nr. 1982/2005

:

Litouws

:

prašymas išduoti licenciją pagal Reglamentą (EB) Nr. 1982/2005

:

Hongaars

:

az 1982/2005/EK rendelet szerinti engedélykérelem

:

Maltees

:

applikazzjoni għal liċenzja taħt ir-Regolament (KE) Nru 1982/2005

:

Nederlands

:

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1982/2005 ingediende certificaataanvraag

:

Pools

:

wniosek o pozwolenie przedłożony zgodnie z rozporządzeniem (WE) nr 1982/2005

:

Portugees

:

pedido de certificado apresentado a título do Regulamento (CE) n.o 1982/2005

:

Slowaaks

:

žiadosť o licenciu na základe nariadenia (ES) č. 1982/2005

:

Sloveens

:

dovoljenje, izdano v skladu z Uredbo (ES) št. 1982/2005

:

Fins

:

asetuksen (EY) N:o 1982/2005 mukainen todistushakemus

:

Zweeds

:

Licensansökan enligt förordning (EG) nr 1982/2005.


6.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 318/12


VERORDENING (EG) Nr. 1983/2005 VAN DE COMMISSIE

van 5 december 2005

houdende wijziging van de restituties die worden toegepast voor bepaalde producten van de sector suiker die worden uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I van het Verdrag vermelde goederen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de suikersector (1), inzonderheid op artikel 27, lid 5, onder a), en artikel 27, lid 15,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De restitutiebedragen welke met ingang van 25 november 2005 worden toegepast op de in de bijlage bedoelde producten, uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I van het Verdrag vermelde goederen, zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1928/2005 van de Commissie (2).

(2)

Toepassing van de regels en criteria welke zijn aangehaald in Verordening (EG) nr. 1928/2005 op de gegevens waarover de Commissie op het huidige tijdstip beschikt, geeft aanleiding tot wijziging van de op dit tijdstip geldende restituties in de zin als vermeld in de bijlage bij deze verordening,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De restitutiebedragen die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1928/2005 worden gewijzigd zoals in de bijlage van deze verordening aangegeven.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 6 december 2005.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 december 2005.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vicevoorzitter


(1)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 39/2004 van de Commissie (PB L 6 van 10.1.2004, blz. 16).

(2)  PB L 307 van 25.11.2005, blz. 42.


BIJLAGE

Restituties die worden toegepast vanaf 6 december 2005 voor bepaalde producten van de sector suiker die worden uitgevoerd in de vorm van niet in bijlage I bij het Verdrag vermelde goederen (1)

GN-code

Omschrijving

Restituties in EUR/100 kg

Bij vaststelling vooraf van de restituties

Overige gevallen

1701 99 10

Witte suiker

34,12

34,12


(1)  De in deze bijlage vastgestelde restituties zijn niet van toepassing op de uitvoer naar Bulgarije met ingang van 1 oktober 2004 en naar Roemenië met ingang van 1 december 2005, noch op de goederen die zijn opgenomen in de tabellen I en II bij Protocol nr. 2 bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972 en die met ingang van 1 februari 2005 naar de Zwitserse Bondsstaat of naar het Vorstendom Liechtenstein worden uitgevoerd.


6.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 318/14


VERORDENING (EG) Nr. 1984/2005 VAN DE COMMISSIE

van 5 december 2005

tot vaststelling van de communautaire producentenprijzen en de communautaire invoerprijzen voor anjers en rozen in het kader van de toepassing van de regeling voor de invoer van bepaalde producten van de bloementeelt van oorsprong uit Jordanië

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 4088/87 van de Raad van 21 december 1987 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toepassing van preferentiële douanerechten bij invoer van bepaalde producten van de bloementeelt van oorsprong uit Cyprus, Israël, Jordanië, Marokko alsmede de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook (1), en met name op artikel 5, lid 2, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 2, lid 2, en artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 4088/87 is bepaald dat voor eenbloemige anjers (standaard), veelbloemige anjers (tros), grootbloemige rozen en kleinbloemige rozen om de twee weken communautaire invoerprijzen en communautaire producentenprijzen worden vastgesteld die telkens voor twee weken gelden. Overeenkomstig artikel 1 ter van Verordening (EEG) nr. 700/88 van de Commissie van 17 maart 1988 houdende een aantal uitvoeringsbepalingen van de regeling inzake de invoer in de Gemeenschap van bepaalde producten van de bloementeelt van oorsprong uit Cyprus, Israël, Jordanië en Marokko alsmede de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook (2) worden deze prijzen vastgesteld voor perioden van twee weken op basis van de door de lidstaten verstrekte gewogen gegevens.

(2)

De bovengenoemde prijzen dienen onverwijld te worden vastgesteld opdat de toe te passen douanerechten kunnen worden bepaald.

(3)

Als gevolg van de toetreding van Cyprus tot de Europese Unie per 1 mei 2004 hoeft voor dat land niet langer een invoerprijs te worden vastgesteld.

(4)

Voor Israël, Marokko en de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook hoeft evenmin nog een invoerprijs te worden vastgesteld in verband met de overeenkomsten die zijn goedgekeurd bij Besluit 2003/917/EG van de Raad van 22 december 2003 inzake de sluiting van een Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Staat Israël betreffende liberaliseringsmaatregelen voor het onderlinge handelsverkeer en de vervanging van de Protocollen nrs. 1 en 2 bij de Associatieovereenkomst EG-Israël (3), Besluit 2003/914/EG van de Raad van 22 december 2003 betreffende de sluiting van een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko inzake de liberaliseringsmaatregelen voor het onderlinge handelsverkeer en de vervanging van de Protocollen nr. 1 en nr. 3 bij de Associatieovereenkomst tussen de EG en het Koninkrijk Marokko (4) en Besluit 2005/4/EG van de Raad van 22 december 2004 inzake de sluiting van een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook betreffende liberaliseringsmaatregelen voor het onderlinge handelsverkeer en de vervanging van de Protocollen nrs. 1 en 2 bij de interim associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit (5).

(5)

De Commissie dient, in de periodes tussen de vergaderingen van her Comité van beheer voor levende planten en producten van de bloementeelt, deze maatregelen zonder het advies van het comité vast te stellen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De communautaire producentenprijzen en de communautaire invoerprijzen voor de in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 4088/87 bedoelde eenbloemige anjers (standaard), veelbloemige anjers (tros), grootbloemige rozen en kleinbloemige rozen worden in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgesteld voor de periode van 7 tot en met 20 december 2005.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 december 2005.

Voor de Commissie

J. M. SILVA RODRÍGUEZ

Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 382 van 31.12.1987, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1300/97 (PB L 177 van 5.7.1997, blz. 1).

(2)  PB L 72 van 18.3.1988, blz. 16. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2062/97 (PB L 289 van 22.10.1997, blz. 1).

(3)  PB L 346 van 31.12.2003, blz. 65.

(4)  PB L 345 van 31.12.2003, blz. 117.

(5)  PB L 2 van 5.1.2005, blz. 4.


BIJLAGE

(EUR/100 stuks)

Periode: 7 tot en met 20 december 2005

Communautaire producentenprijzen

Eenbloemige anjers

(standaard)

Veelbloemige anjers

(tros)

Grootbloemige rozen

Kleinbloemige rozen

 

13,22

12,44

37,43

13,27

Communautaire invoerprijzen

Eenbloemige anjers

(standaard)

Veelbloemige anjers

(tros)

Grootbloemige rozen

Kleinbloemige rozen

Jordanië


6.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 318/16


RICHTLIJN 2005/86/EG VAN DE COMMISSIE

van 5 december 2005

tot wijziging van bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake ongewenste stoffen in diervoeding, wat chloorcamfeen betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 mei 2002 inzake ongewenste stoffen in diervoeding (1), en met name op artikel 8, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2002/32/EG verbiedt het gebruik van producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren en waarvan het gehalte aan ongewenste stoffen de in bijlage I vermelde maximumgehalten overschrijdt.

(2)

Toen Richtlijn 2002/32/EG werd goedgekeurd, heeft de Commissie verklaard dat de bepalingen van bijlage I bij die richtlijn aan de hand van geactualiseerde wetenschappelijke risicobeoordelingen zouden worden herzien, rekening houdend met het verbod op het verdunnen van niet-conforme verontreinigde producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren.

(3)

Het Wetenschappelijk Panel voor contaminanten in de voedselketen van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft op 2 februari 2005 op verzoek van de Commissie een advies over chloorcamfeen als ongewenste stof in diervoeding goedgekeurd.

(4)

Chloorcamfeen is een niet-systemisch insecticide waarvan het gebruik in het grootste gedeelte van de wereld geleidelijk wordt gestaakt. Chloorcamfeenmengsels hebben een complexe samenstelling: er zijn ten minste 202 verschillende congeneren geïdentificeerd. Door zijn persistentie en chemische eigenschappen wordt chloorcamfeen nog steeds in het milieu aangetroffen.

(5)

Terwijl sommige congeneren, zoals CHB 32, die belangrijke bestanddelen van technische mengsels zijn, een vrij snelle biotransformatie ondergaan, zijn andere congeneren, zoals CHB 26, 50 en 62, meer persistent en zij bioaccumuleren in sterke mate in de voedselketen. De congeneren CHB 26, 50 en 62 kunnen dienen als indicatoren voor verontreiniging met chloorcamfeen. De aanwezigheid van CHB 32 is een indicator voor een recente verontreiniging en zou kunnen worden opgenomen in monitoringprogramma’s ter vaststelling van mogelijke frauduleuze praktijken.

(6)

De voornaamste bronnen van blootstelling van dieren aan chloorcamfeen in diervoeder zijn visolie en vismeel. Visvoeder (met name voor vleesetende soorten) kan grote hoeveelheden vismeel en visolie bevatten. Voor andere dieren is het gebruik van vismeel laag en daarom is ook hun blootstelling via diervoeder lager.

(7)

Vissen zijn het meest gevoelig voor chloorcamfeentoxiciteit. De carry-over van chloorcamfeen in eetbare weefsels van vette vis is hoog, terwijl de carry-over in andere landbouwhuisdieren lager is. Vissen, met name vetrijke soorten, zijn de belangrijkste bron van menselijke blootstelling, terwijl andere bronnen van minder belang zijn.

(8)

Het is dienstig dat het huidige algemene maximumgehalte wat chloorcamfeen in alle diervoeders betreft, wordt vervangen door een maximumgehalte voor chloorcamfeen in visolie, vismeel en visvoeder om ervoor te zorgen dat deze producten geen gevaar voor de gezondheid van mens en dier opleveren. De voederveiligheid is verbeterd, aangezien het gehalte voor visvoeder, dat direct aan vissen wordt gevoederd, aanzienlijk is verlaagd en de handhaving via een doelgerichte controle van deze voor het voederen van dieren bedoelde producten, die zijn geïdentificeerd als de belangrijkste bron van blootstelling aan chloorcamfeen, moet de voederveiligheid verbeteren.

(9)

Het huidige algemene maximumgehalte voor chloorcamfeen weerspiegelt niet de huidige normale achtergrondverontreinigingniveaus in visolie. Het is dienstig dat, rekening houdend met de achtergrondniveaus, een maximumgehalte in visolie wordt vastgesteld, zonder dat daarbij de gezondheid van mens en dier in gevaar wordt gebracht. Dit maximumgehalte moet opnieuw worden bekeken in het licht van de nodige toepassing op ruimere schaal van zuiveringsmethoden.

(10)

Richtlijn 2002/32/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk twaalf maanden na de inwerkingtreding aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 5 december 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 140 van 30.5.2002, blz. 10. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/8/EG van de Commissie (PB L 27 van 29.1.2005, blz. 44).


BIJLAGE

Bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG wordt gewijzigd, waarbij punt 19, „Chloorcamfeen (toxafeen)”, wordt vervangen door:

Ongewenste stoffen

Producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren

Maximumgehalte in mg/kg (ppm) van de voedermiddelen, herleid tot een vochtgehalte van 12 %

(1)

(2)

(3)

„19.

Chloorcamfeen (toxafeen) — som van de indicatorcongeneren CHB 26, 50 en 62 (1)

Vis, andere zeedieren en (neven)producten daarvan, met uitzondering van visolie

0,02

Visolie (2)

0,2

Visvoeder (2)

0,05


(1)  Nummeringssysteem overeenkomstig Parlar, voorafgegaan door „CHB” of „Parlar #”

:

CHB 26

:

2-endo,3-exo,5-endo,6-exo,8,8,10,10-octachloorbornaan

:

CHB 50

:

2-endo,3-exo,5-endo,6-exo,8,8,9,10,10-nonachloorbornaan

:

CHB 62

:

2,2,5,5,8,9,9,10,10-nonachloorbornaan.

(2)  De gehalten worden vóór 31 december 2007 opnieuw bekeken met het oog op de verlaging van de maximumgehalten.”.


6.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 318/19


RICHTLIJN 2005/87/EG VAN DE COMMISSIE

van 5 december 2005

tot wijziging van bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake ongewenste stoffen in diervoeding, wat lood, fluor en cadmium betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 mei 2002 inzake ongewenste stoffen in diervoeding (1), en met name op artikel 8, lid 1,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (2), en met name op artikel 13, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2002/32/EG verbiedt het gebruik van producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren en waarvan het gehalte aan ongewenste stoffen de in bijlage I vermelde maximumgehalten overschrijdt.

(2)

Toen Richtlijn 2002/32/EG werd goedgekeurd, heeft de Commissie verklaard dat de bepalingen van bijlage I bij die richtlijn aan de hand van geactualiseerde wetenschappelijke risicobeoordelingen zouden worden herzien, rekening houdend met het verbod op het verdunnen van niet-conforme verontreinigde producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren.

(3)

Het Wetenschappelijk Panel voor contaminanten in de voedselketen van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft op 2 juni 2004 op verzoek van de Commissie een advies over lood als ongewenste stof in diervoeding goedgekeurd.

(4)

De verontreiniging van levensmiddelen met lood vormt een probleem voor de volksgezondheid. Lood hoopt zich in enige mate op in nier- en leverweefsel, spierweefsels bevatten zeer lage resthoeveelheden lood en de carry-over in melk is beperkt. Daarom zijn levensmiddelen van dierlijke oorsprong geen belangrijke bron van menselijke blootstelling aan lood.

(5)

Runderen en schapen lijken de meest gevoelige diersoorten te zijn ten aanzien van acute loodtoxiciteit. Er is melding gemaakt van afzonderlijke gevallen van intoxicatie als gevolg van de inname van uit verontreinigde gebieden afkomstige voedermiddelen of de accidentele inname van loodbronnen. De in commerciële voedermiddelen in de Europese Unie gevonden gehalten veroorzaken echter geen klinische tekenen van toxiciteit.

(6)

De bestaande wettelijke bepalingen in verband met lood in producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren zorgen er over het algemeen voor dat deze producten geen gevaar voor de gezondheid van mens en dier vormen of nadelige gevolgen voor de dierlijke productie hebben.

(7)

Runderen en schapen lijken de meest gevoelige diersoorten te zijn. Groenvoeder is een belangrijk bestanddeel van hun dagrantsoen en daarom is het van belang dat de bestaande bepalingen opnieuw worden bekeken met het oog op een mogelijke verdere verlaging van het maximumgehalte aan lood in groenvoeder.

(8)

Bovendien moet een maximumgehalte aan lood worden vastgesteld voor toevoegingsmiddelen, behorende tot de functionele groep „Sporenelementen, bindmiddelen en verdunningsmiddelen” en voor voormengsels. Het voor voormengsels vastgestelde maximumgehalte houdt rekening met de toevoegingsmiddelen met het hoogste loodgehalte en niet met de gevoeligheid van de verschillende diersoorten voor lood. Om de gezondheid van mens en dier te beschermen dient de producent van voormengsels er daarom voor te zorgen dat niet alleen wordt voldaan aan de voorschriften met betrekking tot de maximumgehalten voor voormengsels, maar dat de gebruiksaanwijzingen op het voormengsel ook in overeenstemming zijn met de voorschriften inzake de maximumgehalten voor aanvullende en volledige diervoeders.

(9)

Het Wetenschappelijk Panel voor contaminanten in de voedselketen van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft op 22 september 2004 op verzoek van de Commissie een advies over fluor als ongewenste stof in diervoeding goedgekeurd.

(10)

Fluoride hoopt zich met name op in calcificerende weefsels. De transmissie in eetbare weefsels, met inbegrip van melk en eieren, is daarentegen beperkt. De fluorideconcentraties in levensmiddelen van dierlijke oorsprong dragen bijgevolg slechts marginaal bij aan de menselijke blootstelling.

(11)

In de Europese Unie zijn de fluoridegehalten in weidegras, weidegewassen en mengvoeders over het algemeen laag en de blootstelling van dieren aan fluoride ligt over het algemeen onder het niveau dat schadelijke effecten veroorzaakt. In sommige geografische gebieden en incidenteel in de nabijheid van industrieterreinen met een hoge fluoride-emissie gaat een excessieve blootstelling aan fluoride echter gepaard met tand- en skeletafwijkingen.

(12)

De bestaande wettelijke bepalingen in verband met fluor in producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren zorgen ervoor dat deze producten geen gevaar voor de gezondheid van mens en dier vormen of nadelige gevolgen voor de dierlijke productie hebben.

(13)

De gebruikte extractiemethode is van grote invloed op het analyseresultaat en daarom moet de extractiemethode worden vastgesteld. Er kan gebruik worden gemaakt van gelijkwaardige methoden waarvan is aangetoond dat zij een gelijke extractie-efficiëntie hebben.

(14)

Het fluorgehalte in zeewaterschaaldieren zoals krill moet worden gewijzigd om rekening te houden met nieuwe verwerkingstechnieken ter verbetering van de voedingskwaliteit en ter vermindering van het verlies aan biomassa, wat echter ook leidt tot hogere fluorgehalten in het eindproduct.

(15)

Bij Richtlijn 84/547/EEG van de Commissie van 26 oktober 1984 tot wijziging van de bijlagen bij Richtlijn 70/524/EEG van de Raad betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding (3) wordt een maximumgehalte voor fluor in vermiculiet (E 561) vastgesteld. De werkingssfeer van Richtlijn 2002/32/EG voorziet in de mogelijkheid van de vaststelling van maximumgehalten aan ongewenste stoffen in toevoegingsmiddelen in diervoeding en de voorschriften voor ongewenste stoffen moeten voor een grotere duidelijkheid in één enkele tekst worden gebundeld.

(16)

Het Wetenschappelijk Panel voor contaminanten in de voedselketen van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft op 2 juni 2004 op verzoek van de Commissie een advies over cadmium als ongewenste stof in diervoeding goedgekeurd.

(17)

De verontreiniging van levensmiddelen met cadmium vormt een probleem voor de volksgezondheid. De ophoping van cadmium in menselijk weefsel hangt af van de voedingsconcentratie en de blootstellingsduur. De korte levensduur van dieren zoals mestvarkens en pluimvee minimaliseert het risico van ongewenste cadmiumconcentraties in de eetbare weefsels van deze dieren. Herkauwers en paarden kunnen echter tijdens hun gehele levensduur worden blootgesteld aan cadmium dat in weidegras aanwezig is. In sommige regio’s kan dit leiden tot een ongewenste ophoping van cadmium, met name in de nieren.

(18)

Cadmium is toxisch voor alle diersoorten. Bij de meeste soorten huisdieren, met inbegrip van varkens, die als de meest gevoelige soort worden beschouwd, is het onwaarschijnlijk dat ernstige klinische symptomen optreden, als de cadmiumconcentraties in de voeding onder 5 mg/kg diervoeder blijven.

(19)

De bestaande wettelijke bepalingen in verband met cadmium in producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren zorgen ervoor dat deze producten geen gevaar voor de gezondheid van mens en dier vormen of nadelige gevolgen voor de dierlijke productie hebben.

(20)

Er is nog geen maximumgehalte vastgesteld voor voeder voor gezelschapsdieren en voedermiddelen van minerale oorsprong anders dan fosfaten. Er moet een maximumgehalte worden vastgesteld voor deze voor het voederen van dieren bedoelde producten. Het huidige maximumgehalte aan cadmium in visvoeder moet worden gewijzigd om rekening te houden met recente ontwikkelingen in de samenstelling van visvoeder waarbij een groter aandeel visolie en vismeel wordt gebruikt. Bovendien moet een maximaal cadmiumgehalte worden vastgesteld voor toevoegingsmiddelen, behorende tot de functionele groep „Sporenelementen, bindmiddelen en verdunningsmiddelen” en voor voormengsels. Het voor voormengsels vastgestelde maximumgehalte houdt rekening met de toevoegingsmiddelen met het hoogste cadmiumgehalte en niet met de gevoeligheid van de verschillende diersoorten voor cadmium. Overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 moet de producent van voormengsels er ter bescherming van de gezondheid van mens en dier voor zorgen dat niet alleen wordt voldaan aan de voorschriften met betrekking tot de maximumgehalten voor voormengsels, maar dat de gebruiksaanwijzingen op het voormengsel ook in overeenstemming zijn met de voorschriften inzake de maximumgehalten voor aanvullende en volledige diervoeders.

(21)

Richtlijn 2002/32/EG en Richtlijn 84/547/EEG moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(22)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

Onverminderd de andere voorwaarden voor de toelating van het toevoegingmiddel vermiculiet, behorende tot de groep „Bindmiddelen, verdunningsmiddelen en stollingsmiddelen”, als vastgesteld in Richtlijn 70/524/EEG, wordt het maximumgehalte aan fluor in de bijlage bij deze richtlijn vastgesteld.

Artikel 3

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk twaalf maanden na de inwerkingtreding aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 4

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 5 december 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 140 van 30.5.2002, blz. 10. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/8/EG van de Commissie (PB L 27 van 29.1.2005, blz. 44).

(2)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 378/2005 van de Commissie (PB L 59 van 5.3.2005, blz. 8).

(3)  PB L 297 van 15.11.1984, blz. 40.


BIJLAGE

Bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Punt 2, „Lood”, wordt vervangen door:

Ongewenste stoffen

Producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren

Maximumgehalte in mg/kg (ppm) van de voedermiddelen, herleid tot een vochtgehalte van 12 %

(1)

(2)

(3)

„2.

Lood (1)

Voedermiddelen, met uitzondering van:

10

– groenvoeder (2)

30 (3)

– fosfaten en koolzure algenkalk

15

– calciumcarbonaat

20

– gist

5

Toevoegingsmiddelen, behorende tot de functionele groep „Verbindingen van sporenelementen”, met uitzondering van:

100

– zinkoxide

400 (3)

– mangaan(II)oxide, ijzercarbonaat, kopercarbonaat

200 (3)

Toevoegingsmiddelen, behorende tot de functionele groep „Bindmiddelen en verdunningsmiddelen”, met uitzondering van:

30 (3)

– clinoptiloliet van vulkanische oorsprong

60 (3)

Voormengsels

200 (3)

Aanvullende diervoeders, met uitzondering van:

10

– mineralenmengsels

15

Volledige diervoeders

5

2)

Punt 3, „Fluor”, wordt vervangen door:

Ongewenste stoffen

Producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren

Maximumgehalte in mg/kg (ppm) van de voedermiddelen, herleid tot een vochtgehalte van 12 %

(1)

(2)

(3)

„3.

Fluor (4)

Voedermiddelen, met uitzondering van:

150

– diervoeders van dierlijke oorsprong, met uitzondering van zeewaterschaaldieren zoals krill

500

– zeewaterschaaldieren zoals krill

3 000

– fosfaten

2 000

– calciumcarbonaat

350

– magnesiumoxide

600

– koolzure algenkalk

1 000

Vermiculiet (E 561)

3 000 (5)

Aanvullende diervoeders

 

– bevattende ≤ 4 % fosfor

500

– bevattende > 4 % fosfor

125 per 1 % fosfor

Volledige diervoeders, met uitzondering van:

150

– volledige diervoeders voor runderen, schapen en geiten

 

– – die zogen

30

– – andere

50

– volledige diervoeders voor varkens

100

– volledige diervoeders voor pluimvee

350

– volledige diervoeders voor kuikens

250

3)

Punt 6, „Cadmium”, wordt vervangen door:

Ongewenste stoffen

Producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren

Maximumgehalte in mg/kg (ppm) van de voedermiddelen, herleid tot een vochtgehalte van 12 %

(1)

(2)

(3)

„6.

Cadmium (4)

Voedermiddelen van plantaardige oorsprong

1

Voedermiddelen van dierlijke oorsprong

2

Voerdermiddelen van minerale oorsprong, met uitzondering van:

2

– fosfaten

10

Toevoegingsmiddelen, behorende tot de functionele groep „Verbindingen van sporenelementen”, met uitzondering van:

10

– koperoxide, mangaan(II)oxide, zinkoxide en mangaan(II)sulfaat-monohydraat

30 (7)

Toevoegingsmiddelen, behorende tot de functionele groep „Bindmiddelen en verdunningsmiddelen”

2

Voormengsels

15 (7)

Mineralenmengsels

 

– bevattende < 7 % fosfor

5

– bevattende ≥ 7 % fosfor

0,75 per 1 % fosfor, met een maximum van 7,5

Aanvullende diervoeders voor huisdieren

2

Andere aanvullende diervoeders

0,5

Volledige diervoeders voor runderen, schapen en geiten en visvoeder, met uitzondering van:

1

– volledige huisdiervoeders

2

– volledige diervoeders voor kalveren, lammeren en geitenlammeren en andere volledige diervoeders

0,5


(1)  De maximumgehalten hebben betrekking op een analytische bepaling van lood, waarbij de extractie gedurende 30 minuten op kooktemperatuur in salpeterzuur (5 % m/m) wordt uitgevoerd. Er kunnen gelijkwaardige extractieprocedures worden toegepast, waarvoor kan worden aangetoond dat de gebruikte extractieprocedure een gelijke extractie-efficiëntie heeft.

(2)  Groenvoeder omvat producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren als hooi, kuilvoer, vers gras, enz.

(3)  De gehalten worden vóór 31 december 2007 opnieuw bekeken met het oog op de verlaging van de maximumgehalten.”.

(4)  De maximumgehalten hebben betrekking op een analytische bepaling van fluor, waarbij de extractie gedurende 20 minuten op omgevingstemperatuur met zoutzuur 1 N wordt uitgevoerd. Er kunnen gelijkwaardige extractieprocedures worden toegepast, waarvoor kan worden aangetoond dat de gebruikte extractieprocedure een gelijke extractie-efficiëntie heeft.

(5)  De gehalten worden vóór 31 december 2007 opnieuw bekeken met het oog op de verlaging van de maximumgehalten.”.

(6)  De maximumgehalten hebben betrekking op een analytische bepaling van cadmium, waarbij de extractie gedurende 30 minuten op kooktemperatuur in salpeterzuur (5% m/m) wordt uitgevoerd. Er kunnen gelijkwaardige extractieprocedures worden toegepast, waarvoor kan worden aangetoond dat de gebruikte extractieprocedure een gelijke extractie-efficiëntie heeft.

(7)  De gehalten worden vóór 31 december 2007 opnieuw bekeken met het oog op de verlaging van de maximumgehalten.”.


II Besluiten waarvan de publicatie niet voorwaarde is voor de toepassing

Raad

6.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 318/25


BESLUIT VAN DE RAAD

van 1 december 2005

tot wijziging van Besluit 1999/70/EG betreffende de externe accountants van de nationale centrale banken, met betrekking tot de externe accountant van de Central Bank and Financial Services Authority of Ireland

(2005/866/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Protocol betreffende de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, gehecht aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 27, lid 1,

Gelet op Aanbeveling ECB/2005/10 van de Europese Centrale Bank van 26 oktober 2005 aan de Raad van de Europese Unie betreffende de externe accountant van de Central Bank and Financial Services Authority of Ireland (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De rekeningen van de Europese Centrale Bank (ECB) en van de nationale centrale banken van het Eurosysteem worden gecontroleerd door onafhankelijke externe accountants, die op aanbeveling van de Raad van bestuur van de ECB zijn aanvaard door de Raad van de Europese Unie.

(2)

Het mandaat van de huidige externe accountant van de Central Bank and Financial Services Authority of Ireland is geëindigd en zal niet worden verlengd. Het is derhalve noodzakelijk om met ingang van het boekjaar 2005 een nieuwe externe accountant te benoemen.

(3)

De Central Bank and Financial Services Authority of Ireland heeft met ingang van het boekjaar 2005 Deloitte & Touche als haar nieuwe externe accountant geselecteerd, en de ECB is van mening dat deze voldoet aan de noodzakelijke vereisten voor benoeming.

(4)

De Raad van bestuur van de ECB beveelt aan dat de externe accountant voor drie jaar wordt benoemd, met de mogelijkheid van verlenging.

(5)

Het is raadzaam de aanbeveling van de Raad van bestuur van de ECB te volgen en Besluit 1999/70/EG (2) dienovereenkomstig aan te passen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 1, punt 5, van Besluit 1999/70/EG wordt vervangen door:

„5.   Deloitte & Touche wordt met ingang van het boekjaar 2005 voor drie jaar aanvaard als externe accountant van de Central Bank and Financial Services Authority of Ireland, met de mogelijkheid van verlenging.”.

Artikel 2

Dit besluit wordt ter kennis gebracht van de Europese Centrale Bank.

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 1 december 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

A. MICHAEL


(1)  PB C 277 van 10.11.2005, blz. 30.

(2)  PB L 22 van 29.1.1999, blz. 69. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2005/512/EG (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 20).


Commissie

6.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 318/26


BESLUIT Nr. 1/2005 VAN HET GEMENGD COMITÉ EG-ANDORRA

van 10 oktober 2005

(2005/867/EG)

HET GEMENGD COMITÉ,

Gelet op de op 28 juni 1990 in Luxemburg ondertekende Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Prinsdom Andorra (1), en met name op artikel 17,

Gelet op het op 15 mei 1997 in Brussel ondertekende Aanvullend Protocol inzake veterinaire vraagstukken bij de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Prinsdom Andorra (2), en met name op artikel 2,

Overwegende hetgeen volgt:

In een vergadering op 25 en 26 januari 2005 in Andorra heeft de veterinaire subgroep van het Gemengd Comité EG-Andorra, opgericht bij artikel 2 van het Aanvullend Protocol inzake veterinaire vraagstukken bij de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Prinsdom Andorra, aanbevolen een aanvullende lijst van door Andorra toe te passen veterinaire regelgeving van de Gemeenschap vast te stellen, naast de veterinairrechtelijke bepalingen van de Gemeenschap die in de Besluiten nr. 2/1999 (3), 1/2001 (4) en 2/2003 (5) van het Gemengd Comité EG-Andorra is vervat. Andorra dient de in die lijst opgenomen veterinaire regelgeving van de Gemeenschap uiterlijk 18 maanden na de datum van goedkeuring van dit besluit om te zetten en uit te voeren,

BESLUIT:

Artikel 1

1.   Andorra dient de in de bijlage bij dit besluit opgenomen veterinairrechtelijke bepalingen van de Gemeenschap uiterlijk 18 maanden na de vaststelling van dit besluit om te zetten en uit te voeren.

2.   Wat Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (6) betreft, hoeft Andorra uitsluitend de bepalingen inzake voedselveiligheid om te zetten en uit te voeren. De deelname van Andorra aan het systeem voor snelle waarschuwingen, ingesteld bij artikel 50, lid 6, van die verordening, staat open vanaf de datum van omzetting in Andorraanse wetgeving en uitvoering van bovengenoemde maatregelen.

3.   Andorra legt, overeenkomstig artikel 31 van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (7), lijsten van erkende inrichtingen over aan de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.

4.   De inrichtingen in Andorra worden op dezelfde wijze door de Gemeenschap geïnspecteerd als inrichtingen in de Gemeenschap, uit hoofde van artikel 45 van Verordening (EG) nr. 882/2004. Andorra legt een plan voor officiële controles, zoals bepaald in titel V van Verordening (EG) nr. 882/2004, ter goedkeuring voor aan de veterinaire subgroep, opgericht bij artikel 2 van het protocol. Latere updates van dit plan worden gemeld aan en goedgekeurd door de Commissie, die de lidstaten in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid op de hoogte stelt.

5.   Wat betreft het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en de uitvoering van de officiële controles bij wijze van isolatiemaatregel bedoeld in artikel 14, derde alinea, onder b), van Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en houdende wijziging van Richtlijn 92/65/EEG van de Raad (8), sluit Andorra een overeenkomst met Frankrijk en Spanje. Voor de uitvoering van de maatregel van artikel 15 van voornoemde verordening maakt Andorra gebruik van laboratoria die zijn aangewezen bij Beschikking 2004/233/EG van de Commissie van 4 maart 2004 tot machtiging van bepaalde laboratoria om de doelmatigheid van antirabiësvaccinatie bij sommige als huisdier gehouden carnivoren te controleren (9). Andorra wordt geschrapt uit afdeling 2 en toegevoegd aan afdeling 1 van bijlage II, deel B, van voornoemde verordening.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op 1 november 2005.

Gedaan te Brussel, 10 oktober 2005.

Voor het Gemengd Comité

De voorzitter

Juli MINOVES


(1)  PB L 374 van 31.12.1990, blz. 14.

(2)  PB L 148 van 6.6.1997, blz. 16.

(3)  PB L 31 van 5.2.2000, blz. 84.

(4)  PB L 33 van 2.2.2002, blz. 35.

(5)  PB L 269 van 21.10.2003, blz. 28.

(6)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1642/2003 (PB L 245 van 29.9.2003, blz. 4).

(7)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.

(8)  PB L 146 van 13.6.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1193/2005 (PB L 194 van 26.7.2005, blz. 4).

(9)  PB L 71 van 10.3.2004, blz. 30. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2005/656/EG (PB L 241 van 17.9.2005, blz. 63).


BIJLAGE

De onderstaande verwijzingen naar basisteksten hebben tevens betrekking op alle wijzigingen en uitvoeringsbepalingen.

Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (1).

Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (2).

Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (3).

Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (4).

Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (5).

Richtlijn 2004/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 houdende intrekking van bepaalde richtlijnen inzake levensmiddelenhygiëne en tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong, en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG en 92/118/EEG van de Raad en van Beschikking 95/408/EG van de Raad (6).

Verordening (EG) nr. 998/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en houdende wijziging van Richtlijn 92/65/EEG van de Raad (7).

Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad van 17 december 2003 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en de Richtlijnen 92/102/EEG en 64/432/EEG (8).

Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (9).


(1)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(2)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1.

(3)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.

(4)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206.

(5)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.

(6)  PB L 157 van 30.4.2004, blz. 33.

(7)  PB L 146 van 13.6.2003, blz. 1.

(8)  PB L 5 van 9.1.2004, blz. 8.

(9)  PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.


Besluiten aangenomen krachtens titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie

6.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 318/29


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2005/868/GBVB VAN DE RAAD

van 1 december 2005

tot wijziging van Gemeenschappelijk Optreden 2005/355/GBVB inzake de adviserende en bijstandverlenende missie van de Europese Unie op het gebied van hervorming van de veiligheidssector in de Democratische Republiek Congo (DRC) voor wat betreft het opzetten van een project voor technische bijstand ter verbetering van de betalingsketen van het ministerie van Defensie van de Democratische Republiek Congo

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 25, lid 3, en artikel 28, lid 3, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Naar aanleiding van een officieel verzoek van de regering van de DRC van 26 april 2005 is de Raad op 2 mei 2005 overgegaan tot de aanneming van Gemeenschappelijk Optreden 2005/355/GBVB inzake de adviserende en bijstandverlenende missie van de Europese Unie op het gebied van hervorming van de veiligheidssector in de Democratische Republiek Congo (DRC) (1), „EUSEC RD Congo” geheten.

(2)

De missie EUSEC RD Congo heeft tot doel concrete steun te verlenen voor de integratie van het Congolese leger en voor goed bestuur op veiligheidsgebied, met inbegrip van de controle, het financieel beheer, het begrotingsbeheer, de status van de militaire functie, opleiding, overheidsopdrachten, boekhouding en financiële follow-up. Artikel 2 van dat gemeenschappelijk optreden bepaalt dat de missie EUSEC RD Congo de verschillende projecten en opties op dit gebied moet aangeven waaraan de Europese Unie en/of haar lidstaten kunnen besluiten steun te verlenen, en moet bijdragen tot de uitwerking daarvan.

(3)

Gevolg gevend aan een op 19 juli 2005 door de Congolese regering gedaan verzoek om technische en logistieke steun ter modernisering van het systeem voor het beheer van het personeel en de financiën van de strijdkrachten van de DRC, heeft de missie EUSEC RD Congo een ontwerp-programma voor technische bijstand uitgewerkt dat met name op de modernisering van de betalingsketen van het ministerie van Defensie van de DRC gericht is.

(4)

De secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger heeft de Congolese regering bij brief van 11 november 2005 meegedeeld dat de Europese Unie voornemens is een project voor technische bijstand op te zetten ter modernisering van de betalingsketen.

(5)

De Raad heeft op 21 november 2005 zijn goedkeuring gehecht aan het algemeen concept betreffende het opzetten van een project voor technische bijstand ter modernisering van de betalingsketen. Het project zou als een aparte entiteit binnen de missie EUSEC RD Congo moeten worden opgevat.

(6)

Het project voor een betalingsketen is een onderdeel van de taakomschrijving en de doelstellingen van de missie EUSEC RD Congo, die een civiele missie is, maar, gelet op de structuur en de nadere voorschiften voor de uitvoering van het project, alsmede op het aantal personeelsleden en het vereiste budget, dient Gemeenschappelijk Optreden 2005/355/GBVB te worden gewijzigd.

(7)

Derde landen dient de mogelijkheid te worden geboden aan het project deel te nemen overeenkomstig de algemene richtsnoeren die de Europese Raad heeft opgesteld.

(8)

Op het personeel dat in het kader van het project tot modernisering van de betalingsketen in de DRC wordt ingezet, dienen dezelfde bepalingen van toepassing te zijn als op het personeel dat reeds deel uitmaakt van de missie EUSEC RD Congo.

(9)

Het project zal worden uitgevoerd in een omgeving waarin de toestand precair is en afbreuk kan doen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, zoals deze in artikel 11 van het Verdrag zijn verwoord,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Gemeenschappelijk Optreden 2005/355/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 2 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„In het kader van de taakomschrijving in lid 1 wordt in de missie een project opgezet voor technische bijstand voor de modernisering van de betalingsketen van het ministerie van Defensie van de DRC, hierna „project inzake de betalingsketen” genoemd, met het oog op de uitvoering van de in het algemeen concept betreffende het project omschreven taken.”.

2)

Aan artikel 3 wordt het volgende punt toegevoegd:

„c)

Een met het project inzake de betalingsketen belast team bestaande uit:

een projectverantwoordelijke, gevestigd te Kinshasa, die door het hoofd van de missie is benoemd en onder diens gezag optreedt;

een afdeling „advies, expertise en uitvoering”, gevestigd te Kinshasa en bestaande uit de niet bij de staven van de geïntegreerde brigades aangestelde personeelsleden, met onder meer een mobiele brigade van deskundigen die aan de controle op de getalsterkte van de geïntegreerde brigades deelnemen, en

bij de staven van de geïntegreerde brigades aangestelde deskundigen.”.

3)

Het volgende artikel 8 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 8 bis

Deelneming van derde landen aan het project inzake de betalingsketen

1.   Onder volledige eerbiediging van de beslissingsautonomie van de Europese Unie en het institutionele kader van de Unie kunnen derde landen worden uitgenodigd om bij te dragen aan het project inzake de betalingsketen, met dien verstande dat zij de kosten dragen van het uitzenden van het personeel, met inbegrip van salarissen, verzekering tegen grote risico’s, vergoedingen en kosten voor vervoer van en naar de DRC, en dat zij in een evenredig deel van de werkingskosten van het project inzake de betalingsketen bijdragen.

2.   De derde landen die aan het project inzake de betalingsketen bijdragen, hebben bij de dagelijkse leiding van het project dezelfde rechten en verplichtingen als de deelnemende EU-lidstaten.

3.   De Raad machtigt het PVC om de nodige besluiten te nemen aangaande de aanvaarding van de voorgestelde bijdragen, alsmede om een comité van contribuanten in te stellen.

4.   De gedetailleerde regelingen betreffende de deelneming van derde landen worden vastgesteld in een volgens de procedure van artikel 24 van het Verdrag te sluiten overeenkomst. De SG/HV, die het voorzitterschap bijstaat, mag namens het voorzitterschap over deze regelingen onderhandelen. Wanneer de Europese Unie en een derde land een overeenkomst hebben gesloten voor de deelneming van dit derde land aan EU-crisisbeheersingsoperaties, dan zijn in het kader van het project inzake de betalingsketen de bepalingen van die overeenkomst van toepassing.”.

4)

Het volgende artikel 9 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 9 bis

Bijzondere bepalingen omtrent de financiering van het project inzake de betalingsketen

1.   Voor de lopende periode tot en met 15 februari 2006 zijn de volgende bepalingen van toepassing:

a)

De beleidsuitgaven in het kader van het project inzake de betalingsketen worden uitsluitend gefinancierd door de bijdragen van de lidstaten waarvan de lijst in de bijlage staat, elk voor het bedrag dat aldaar wordt vermeld. Het financieel referentiebedrag bedraagt 900 000 EUR.

Uit deze bijdragen worden onder meer de onderstaande uitgaven gefinancierd:

personeelsuitgaven (dagvergoedingen en speciale vergoedingen, salarissen en sociale zekerheid van ter plaatse aangeworven personeel, gezondheidsondersteunende uitgaven, vluchten en reiskosten in de DRC en in de regio, officiële vluchten);

uitgaven voor installatie en werking (huur/aankoop en gebruik van voertuigen, aankoop van informatica-apparatuur en onderhoud, telecommunicatieapparatuur en onderhoud, huur van kantoren en aanverwante diensten, kantoorbenodigdheden, uitrusting van diverse aard, veiligheidsdiensten, representatiekosten, kosten voor luchtvervoer);

administratieve kosten, met inbegrip van de kosten van de financiële controles en de bankkosten.

b)

Onverminderd het civiele karakter van de missie kunnen de in de bijlage vermelde bijdragende lidstaten ten behoeve van het onderhavige gemeenschappelijk optreden, met het oog op het verzoek om een bijdrage, de inning van de bijbehorende middelen, het beheer daarvan, de aanwending en de controle erop, alsmede de vereiste administratieve regelingen, bij wijze van uitzondering tot en met 15 februari 2006 en aangezien het project vanaf 16 februari 2006 zal worden gefinancierd overeenkomstig lid 2 een beroep doen op het personeel van het bij Besluit 2004/197/GBVB (2) ingestelde mechanisme. De begroting van dit mechanisme blijft onverlet.

c)

De begrote uitgaven en ontvangsten worden vastgelegd in een begroting voor het project inzake de betalingsketen met het oog op de financiering van de lopende periode tot en met 15 februari 2006.

d)

Een in de bijlage bedoelde bijdragende lidstaat kan in geen enkel geval de Europese Gemeenschappen of het secretariaat-generaal van de Raad of het onder b) bedoelde mechanisme aansprakelijk stellen voor de aanwending van dit mechanisme.

2.   Voor de periode van 16 februari tot en met 2 mei 2006 komen beleidsuitgaven in het kader van het project inzake de betalingsketen ten laste van de algemene begroting van de Europese Unie, en wel als volgt:

a)

Het financiële referentiebedrag bedraagt 940 000 EUR.

b)

De uitgaven worden beheerd overeenkomstig de voorschriften en procedures van de Europese Gemeenschap die van toepassing zijn op de begroting, met als uitzondering dat prefinancieringen niet het eigendom van de Gemeenschap blijven. Onderdanen van derde landen mogen inschrijven bij aanbestedingen.

c)

Het hoofd van de missie brengt volledig verslag uit aan de Commissie, onder wier toezicht hij staat, over de in het kader van zijn in artikel 5 bedoelde contract ondernomen activiteiten.

d)

De financiële regelingen moeten voldoen aan de operationele vereisten van de missie, met inbegrip van de verenigbaarheid van uitrusting.

5)

De volgende bijlage wordt ingevoegd:

„BIJLAGE

In artikel 9 bis, lid 1, onder a), bedoelde lijst van de bijdragen van lidstaten

België

175 000 EUR

Frankrijk

175 000 EUR

Luxemburg

50 000 EUR

Nederland

150 000 EUR

Verenigd Koninkrijk

175 000 EUR

Zweden

175 000 EUR”.

Artikel 2

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Artikel 3

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 1 december 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

J. STRAW


(1)  PB L 112 van 3.5.2005, blz. 20.

(2)  PB L 63 van 28.2.2004, blz. 68. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2005/68/GBVB (PB L 27 van 29.1.2005, blz. 59).”.