ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 261

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

60e jaargang
9 augustus 2017


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

I   Resoluties, aanbevelingen en adviezen

 

AANBEVELINGEN

 

Raad

2017/C 261/01

Aanbeveling van de Raad van 11 juli 2017 over het nationale hervormingsprogramma 2017 van België en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van België

1

2017/C 261/02

Aanbeveling van de Raad van 11 juli 2017 over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Bulgarije en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2017 van Bulgarije

7

2017/C 261/03

Aanbeveling van de Raad van 11 juli 2017 over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Tsjechië en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2017 van Tsjechië

12

2017/C 261/04

Aanbeveling van de Raad van 11 juli 2017 over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Denemarken en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2017 van Denemarken

16

2017/C 261/05

Aanbeveling van de Raad van 11 juli 2017 over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Duitsland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van Duitsland

18

2017/C 261/06

Aanbeveling van de Raad van 11 juli 2017 over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Estland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van Estland

23

2017/C 261/07

Aanbeveling van de Raad van 11 juli 2017 over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Ierland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van Ierland

26

2017/C 261/08

Aanbeveling van de Raad van 11 juli 2017 over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Spanje en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van Spanje

31

2017/C 261/09

Aanbeveling van de Raad van 11 juli 2017 over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Frankrijk en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van Frankrijk

36

2017/C 261/10

Aanbeveling van de Raad van 11 juli 2017 over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Kroatië en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2017 van Kroatië

41

2017/C 261/11

Aanbeveling van de Raad van 11 juli 2017 over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Italië en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van Italië

46

2017/C 261/12

Aanbeveling van de Raad van 11 juli 2017 over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Cyprus en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van Cyprus

53

2017/C 261/13

Aanbeveling van de Raad van 11 juli 2017 over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Letland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van Letland

58

2017/C 261/14

Aanbeveling van de Raad van 11 juli 2017 over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Litouwen en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van Litouwen

62

2017/C 261/15

Aanbeveling van de Raad van 11 juli 2017 over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Luxemburg en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van Luxemburg

67

2017/C 261/16

Aanbeveling van de Raad van 11 juli 2017 over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Hongarije en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2017 van Hongarije

71

2017/C 261/17

Aanbeveling van de Raad van 11 juli 2017 over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Malta en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van Malta

75

2017/C 261/18

Aanbeveling van de Raad van 11 juli 2017 over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Nederland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van Nederland

79

2017/C 261/19

Aanbeveling van de Raad van 11 juli 2017 over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Oostenrijk en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van Oostenrijk

83

2017/C 261/20

Aanbeveling van de Raad van 11 juli 2017 over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Polen en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2017 van Polen

88

2017/C 261/21

Aanbeveling van de Raad van 11 juli 2017 over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Portugal en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van Portugal

92

2017/C 261/22

Aanbeveling van de Raad van 11 juli 2017 over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Roemenië en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2017 van Roemenië

98

2017/C 261/23

Aanbeveling van de Raad van 11 juli 2017 over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Slovenië en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van Slovenië

105

2017/C 261/24

Aanbeveling van de Raad van 11 juli 2017 over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Slowakije en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van Slowakije

110

2017/C 261/25

Aanbeveling van de Raad van 11 juli 2017 over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Finland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van Finland

114

2017/C 261/26

Aanbeveling van de Raad van 11 juli 2017 over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Zweden en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2017 van Zweden

119

2017/C 261/27

Aanbeveling van de Raad van 11 juli 2017 over het nationale hervormingsprogramma 2017 van het Verenigd Koninkrijk en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2017 van het Verenigd Koninkrijk

122


NL

 


I Resoluties, aanbevelingen en adviezen

AANBEVELINGEN

Raad

9.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 261/1


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 11 juli 2017

over het nationale hervormingsprogramma 2017 van België en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van België

(2017/C 261/01)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 121, lid 2, en 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 16 november 2016 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2017 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 16 november 2016 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2) ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij België niet heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen, die op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad is bekrachtigd. Op 21 maart 2017 heeft de Raad de aanbeveling van de Raad van 21 maart 2017 over het economisch beleid van de eurozone („aanbeveling van de eurozone”) vastgesteld (3).

(2)

Als lidstaat die de euro als munt heeft en in het licht van de grote onderlinge verwevenheid tussen de economieën van de Economische en Monetaire Unie, dient België ervoor te zorgen dat volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven aan de aanbeveling voor de eurozone, die wordt weergegeven in de aanbevelingen 1 en 2 hieronder.

(3)

Op 22 februari 2017 is het landverslag 2017 voor België gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die België bij de tenuitvoerlegging van de op 12 juli 2016 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede het gevolg dat is gegeven aan de landspecifieke aanbevelingen die de voorbije jaren zijn vastgesteld en de vooruitgang die België richting zijn nationale Europa 2020-streefcijfers heeft geboekt.

(4)

Op 28 april 2017 heeft België zijn nationale hervormingsprogramma 2017 en zijn stabiliteitsprogramma 2017 ingediend. Teneinde met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(5)

De relevante landspecifieke aanbevelingen zijn verwerkt in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) voor de periode 2014-2020. Zoals bepaald in artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4), kan de Commissie, wanneer het noodzakelijk is om de uitvoering van de relevante aanbevelingen van de Raad te ondersteunen, een lidstaat verzoeken de partnerschapsovereenkomst en de relevante programma’s te evalueren en wijzigingen voor te stellen. De Commissie heeft nader toegelicht hoe zij van die bepaling gebruik zou maken in richtsnoeren voor de toepassing van de maatregelen die de doeltreffendheid van de ESI-fondsen koppelen aan gezond economisch bestuur.

(6)

België valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact en is onderworpen aan de schuldregel. In haar stabiliteitsprogramma 2017 rekent de regering met een geleidelijke verbetering van het nominale saldo van een tekort van 2,6 % van het bbp in 2016 naar -0,1 % van het bbp in 2020. De begrotingsdoelstelling op middellange termijn, vastgesteld als een structureel begrotingsevenwicht, wordt volgens de plannen uiterlijk in 2019 bereikt. Het herberekende structurele saldo (5) wijst echter nog op een tekort van 0,3 % in 2019. Na in 2014 te hebben gepiekt op bijna 107 % van het bbp en in 2015 en 2016 te zijn gedaald tot ongeveer 106 % van het bbp, zal de overheidsschuldquote volgens het stabiliteitsprogramma 2017 naar verwachting uiterlijk in 2020 tot 99 % dalen. Het macro-economische scenario dat aan deze begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is plausibel. Tegelijk zijn de maatregelen die nodig zijn om vanaf 2018 de geplande tekortdoelstellingen te ondersteunen, niet gespecificeerd, wat ertoe bijdraagt dat het structurele saldo in 2018 bij ongewijzigd beleid volgens de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie zal verslechteren.

(7)

Op 22 mei 2017 heeft de Commissie een verslag opgesteld op grond van artikel 126, lid 3, VWEU, omdat België in 2016 onvoldoende vooruitgang heeft geboekt in de richting van de inachtneming van de schuldreductiebenchmark. De conclusie van het verslag, na beoordeling van alle relevante factoren, was dat het schuldcriterium geacht moest worden thans vervuld te zijn. Tegelijk moeten in 2017 aanvullende begrotingsmaatregelen worden genomen om een hoge mate van naleving van het aanpassingstraject in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn in 2016 en 2017 samen te waarborgen.

(8)

In het stabiliteitsprogramma 2017 wordt aangegeven dat de gevolgen voor de begroting van de uitzonderlijke instroom van vluchtelingen en veiligheidsgerelateerde maatregelen in 2016 en 2017 aanzienlijk zijn, en wordt afdoende bewijs geleverd voor de omvang en de aard van die extra kosten voor de begroting. Volgens de Commissie bedroegen de in aanmerking komende extra uitgaven in 2016 0,08 % van het bbp voor de uitzonderlijke instroom van vluchtelingen en 0,05 % van het bbp voor veiligheidsgerelateerde maatregelen. Voor 2017 wordt de extra impact van de veiligheidsgerelateerde maatregelen ten opzichte van 2016 op 0,01 % van het bbp geraamd. Op grond van de bepalingen van artikel 5, lid 1, en artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97 kunnen deze extra uitgaven worden toegestaan, voor zover de instroom van vluchtelingen alsook de ernst van de terreurdreiging buitengewone gebeurtenissen zijn, de gevolgen ervan voor de overheidsfinanciën van België aanzienlijk zijn en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën niet in gevaar zou worden gebracht wanneer een tijdelijke afwijking van het aanpassingstraject in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn wordt toegestaan. Daarom is de vereiste aanpassing in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn voor 2016 naar beneden bijgesteld om rekening te houden met de extra kosten met betrekking tot vluchtelingen en veiligheid. Wat 2017 betreft, zal in het voorjaar van 2018 een definitieve beoordeling, met inbegrip van de in aanmerking komende bedragen, worden gemaakt op grond van de waargenomen gegevens die de Belgische autoriteiten zullen verstrekken.

(9)

Op 12 juli 2016 heeft de Raad België aanbevolen in 2017 een jaarlijkse budgettaire aanpassing te realiseren van ten minste 0,6 % van het bbp in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn. Op basis van de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie is er een risico dat enigszins zal worden afgeweken van dat vereiste in 2017. Er bestaat echter nog steeds een risico dat aanzienlijk van het aanbevolen aanpassingstraject in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn voor 2016 en 2017 samengenomen zal worden afgeweken. Deze conclusie zou niet anders zijn als de budgettaire gevolgen van de uitzonderlijke instroom van vluchtelingen en de veiligheidsmaatregelen in mindering zouden worden gebracht op het vereiste.

(10)

Gelet op zijn begrotingssituatie, en met name op zijn schuldniveau, wordt verwacht dat België in 2018 verder opschuift in de richting van zijn begrotingsdoelstelling op middellange termijn van een structureel begrotingsevenwicht. Volgens de in het kader van het stabiliteits- en groeipact gezamenlijk overeengekomen aanpassingsmatrix mag het nominale groeipercentage van de netto primaire overheidsuitgaven (6) in 2018 daartoe niet meer dan 1,6 % bedragen. Dit zou overeenkomen met een jaarlijkse structurele aanpassing van ten minste 0,6 % van het bbp. Bij ongewijzigd beleid bestaat het gevaar dat in 2018 aanzienlijk zal worden afgeweken van dat vereiste. België zal volgens de voorlopige prognoses in 2017 en 2018 niet aan de schuldregel voldoen. Al met al is de Raad van oordeel dat vanaf 2017 verdere maatregelen nodig zijn om aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact te voldoen. Zoals is bepaald in Verordening (EG) nr. 1466/97 moet de beoordeling van de begrotingsplannen en -resultaten echter rekening houden met het begrotingsevenwicht van de lidstaat in het licht van de conjuncturele omstandigheden. Zoals is herhaald in de mededeling van de Commissie over het Europees Semester 2017, waarvan deze landspecifieke aanbevelingen vergezeld gaan, moeten de beoordeling van het ontwerpbegrotingsplan 2018 en de daaropvolgende beoordeling van de begrotingsresultaten 2018 terdege rekening houden met de doelstelling om een begrotingskoers te bereiken die zowel bijdraagt aan het versterken van het huidige economische herstel, als aan het waarborgen van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën van België. In die context neemt de Raad er akte van dat de Commissie voornemens is een algemene evaluatie in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97 uit te voeren, in het bijzonder in het licht van de conjuncturele situatie van België.

(11)

Een doeltreffende begrotingscoördinatie is essentieel in een federale lidstaat als België, waar een groot deel van het bestedingsvermogen aan de subnationale overheden is overgedragen. Om de interne coördinatie te verbeteren en het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de Economische en Monetaire Unie (het „begrotingspact”) om te zetten, hebben de federale regering en de regeringen van de gemeenschappen en de gewesten in 2013 een samenwerkingsakkoord gesloten, met het oogmerk gezamenlijke en individuele meerjarige begrotingspaden vast te stellen, waarop toezicht moet worden gehouden door de Hoge Raad van Financiën. Dit proces heeft echter niet geleid tot een formele overeenkomst over begrotingstrajecten, noch heeft het voldoende waarborgen ingevoerd met betrekking tot de toezichthoudende rol van de Hoge Raad van Financiën. Dit gebrek aan coördinatie bij het delen van de inspanning ondermijnt de haalbaarheid van het algemene traject naar de middellangetermijndoelstelling dat voor het land is uitgestippeld in het stabiliteitsprogramma 2017.

(12)

Ondanks het potentieel van overheidsinvesteringen om groei op de lange termijn aan te zwengelen, staan ze op een erg laag niveau volgens Europese normen, vooral in verhouding tot de totale overheidsuitgaven. Niet alleen is de openbare kapitaalvoorraad laag, ook de kwaliteit van de openbare infrastructuur is achteruitgegaan. Gezien de zeer strakke budgettaire beperkingen voor alle bestuursniveaus kan alleen voldoende ruimte voor investeringen worden behouden door de samenstelling van de totale overheidsuitgaven te herstructureren door openbare diensten en beleidsmaatregelen efficiënter te maken en de snelle stijging voor bepaalde uitgavenposten te beteugelen.

(13)

België heeft aanzienlijke vooruitgang geboekt met het hervormen van zijn loonvormingsstelsel. De herziening van de wet van 1996 over loononderhandelingen is erop gericht de door de recente loonmatigingsinspanningen bereikte verbetering van het kostenconcurrentievermogen te vrijwaren. De conservatievere basisprognoses en de ingebouwde voorafgaande aanpassingen bij de berekening van de loonnorm betekenen dat het hervormde kader sterk zal bijdragen aan het verbeteren van het relatieve kostenconcurrentievermogen van België ten opzichte van belangrijke handelspartners binnen de eurozone. Voorts biedt de hervorming meer waarborgen dat overheidsmaatregelen om de indirecte loonkosten te verminderen, het kostenconcurrentievermogen daadwerkelijk bevorderen, en verruimt ze de rol van de regering bij het voorkomen van nadelige ontwikkelingen van het kostenconcurrentievermogen als gevolg van buitensporige inflatie. Het kader voor collectieve loononderhandelingen voorziet in nauwlettend toezicht op loon- en productiviteitstrends en andere bepalende factoren voor het kosten- en het niet-kostenconcurrentievermogen door de socialepartnerorganisaties die vertegenwoordigd zijn in de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven. Aangezien de praktijk om loonontwikkelingen aan de inflatie te koppelen nog steeds wijdverbreid is in veel sectoren, en in de context van de breder wordende inflatiekloof tussen België en zijn buurlanden, zullen veranderingen in de loonkosten per eenheid product nauwlettend gevolgd blijven worden in het kader van het Europees Semester.

(14)

Er is enige voortgang gemaakt met betrekking tot de werking van de arbeidsmarkt. Een hogere pensioenleeftijd en verdere beperkingen van het vervroegd pensioen moedigen ouderen aan om aan het werk te blijven of weer aan het werk te gaan. Geleidelijke verlagingen van de belastingwig hebben geholpen de arbeidsparticipatie op te krikken. Door de economische groei en het verbeterde kostenconcurrentievermogen was de banencreatie robuust. Dit weerspiegelt ook de verlagingen van de belasting op arbeid en de loonmatiging, die het loonkostenconcurrentievermogen van Belgische bedrijven hebben verbeterd. Toch blijven er een aantal structurele tekortkomingen bestaan. Het aandeel personen dat de overgang van werkloosheid of inactiviteit naar werk maakt, is laag en de totale arbeidsparticipatie wordt nog steeds gedrukt door de zwakke prestatie van bepaalde groepen. Daartoe behoren laaggeschoolden, jongeren, oudere werknemers en mensen met een migratieachtergrond, zoals buiten de Unie geboren werknemers, maar ook migranten van de tweede generatie. De resultaten qua arbeidsparticipatie van mensen met een migratieachtergrond, zelfs gecorrigeerd voor andere individuele kenmerken, behoren tot de slechtste in de Unie. Met name de arbeidsparticipatiekloof voor buiten de Unie geboren personen is het grootst van de Unie: hun participatiegraad in de leeftijdsgroep 20-64 jaar bedroeg 49,1 % in 2016, tegenover 70,2 % voor autochtonen, en was zelfs nog lager voor buiten de Unie geboren vrouwen (39,1 %). In 2015 bedroeg het risico op armoede en sociale uitsluiting 50,7 % voor buiten de Unie geboren ingezetenen, tegenover 17 % voor autochtonen. Deze aanzienlijke verschillen in arbeidsparticipatie tussen specifieke bevolkingsgroepen blijven resulteren in een chronische onderbenutting van het arbeidspotentieel. Hoewel de lopende regionale hervormingen van de activeringsregelingen erop gericht zijn het systeem te rationaliseren en fijn af te stemmen, moet de kosteneffectiviteit van de gemaakte beleidskeuzen op regelmatige basis worden gemonitord. Bepaalde ontwerpkenmerken van het doelgroepenbeleid kunnen buitenkans- en verschuivingseffecten hebben. Coördinatie en communicatie tussen en binnen de verschillende beleidsniveaus zijn ook essentieel voor de doeltreffendheid van de gerichte beleidsmaatregelen. Belastingen, met inbegrip van sociale bijdragen op lagere lonen en de intrekking van sociale uitkeringen bij het betreden van de arbeidsmarkt of het verhogen van het aantal gewerkte uren, kunnen een inactiviteits- en een lageloonval creëren.

(15)

Er is enige vooruitgang geboekt bij onderwijs- en opleidingshervormingen ter verbetering van de kansengelijkheid, kerncompetenties en de kwaliteit van het onderwijs. Ondanks goede gemiddelde prestaties in vergelijking met andere landen is het aandeel toppresteerders onder 15-jarigen echter geslonken, terwijl het percentage onderpresteerders toenam. Voorts is de aan sociaaleconomische achtergrond gekoppelde onderwijsongelijkheid hoger dan het Unie- en het OESO-gemiddelde. De prestatiekloof op basis van migratieachtergrond is ook groot en de tweede generatie presteert slechts iets beter dan de eerste, zelfs wanneer rekening wordt gehouden met de sociaaleconomische achtergrond. Het aanpakken van onderwijsongelijkheid zal dus een brede beleidsrespons vereisen die verder gaat dan het onderwijsstelstel. De sterke groei van het aantal leerlingen, in het bijzonder van leerlingen met een migratieachtergrond (hun aandeel steeg van 15,1 % in 2012 tot 17,7 % in 2015), zal de uitdaging op het gebied van gelijke kansen nog groter maken. Bovendien heeft België te kampen met een beginnend tekort aan leerkrachten en de leerkrachten zijn niet steeds goed voorbereid om te werken met een alsmaar diverser wordende leerlingenpopulatie en krijgen niet altijd de nodige steun daartoe. De voornaamste redenen hiervoor zijn de volgende: het blijkt moeilijk om de meest geschikte studenten en kandidaten voor het beroep aan te trekken, veel beginnende leerkrachten stappen uit het beroep en een deel van de leerkrachten is niet beschikbaar om les te geven. Ook is de duur van de initiële lerarenopleiding, die momenteel drie jaar bedraagt, relatief kort in België. Hervormingen op het gebied van onderwijs en opleiding zijn essentieel om de arbeidsmarktparticipatie van laaggeschoolde jongeren te verhogen en de transitie naar een kennisintensieve economie te ondersteunen.

(16)

De niet-kostendimensie van het concurrentievermogen moet nog worden verbeterd. Hogere productiviteitswinsten en meer investeringen in op kennis gebaseerd kapitaal, met name voor de toepassing van digitale technologieën, zijn essentieel in dit verband. Hoewel het publieke onderzoekstelsel van hoge kwaliteit is, is meer kennisverspreiding in minder productieve sectoren nodig om tot sterkere prestaties op het gebied van innovatie te komen. Alle gefedereerde entiteiten erkennen de noodzaak hiervan en hebben de voorbije jaren verschillende innovatiebevorderende strategieën en maatregelen aangenomen. Om dergelijke ontwikkelingen te stimuleren, zou echter meer kunnen worden gedaan om de kadervoorwaarden voor innovatie te verbeteren. Verder lijkt er in België ruimte te bestaan voor het verbeteren van de doelmatigheid en doeltreffendheid van publieke steun voor onderzoek en innovatie, in het bijzonder door mogelijke verdringingseffecten te evalueren en het algehele systeem verder te vereenvoudigen.

(17)

Er is beperkte vooruitgang gemaakt in het afschaffen van operationele restricties en vestigingsbeperkingen in de detailhandel. Na de zesde staatshervorming, waarbij bevoegdheden inzake de vestiging van detailhandel naar de gewesten zijn overgeheveld, is nieuwe gewestelijke wetgeving aangenomen ter vereenvoudiging van de administratieve vergunningsverleningsprocedure. Sommige bepalingen laten echter veel ruimte voor interpretatie, waardoor het risico bestaat dat er ongerechtvaardigde belemmeringen voor toetreding tot de markt worden opgeworpen. De consumentenprijzen blijven hoger liggen dan in de aangrenzende lidstaten, boven het niveau dat door de hogere loonkosten zou kunnen worden verklaard. Een brede strategie om deze kwesties aan te pakken is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de consumenten van een concurrerende markt en lagere prijzen kunnen profiteren.

(18)

De concurrentie in België wordt beknot door de hoge mate van regulering in de netwerksectoren en bepaalde vrije beroepen, met name voor onroerendgoedmakelaars, architecten en accountants. De belemmeringen zijn onder meer beperkingen inzake aandeelhouderschap en vennootschapsvorm voor architecten, naast andere vereisten; de onverenigbaarheidsregels die de gelijktijdige uitoefening van enige andere economische activiteit voor alle soorten accountancyberoepen verbieden; beperkingen ten aanzien van de toegang tot het beroep van onroerendgoedmakelaar, en beperkingen op het gebied van aandeelhouderschap en stemrechten. Het verminderen van dergelijke belemmeringen zou ervoor kunnen zorgen dat meer ondernemingen de markt betreden, wat resulteert in scherpere concurrentie en voordelen voor de consument in de vorm van lagere prijzen. De Commissie heeft in januari 2017 een pakket maatregelen voorgesteld om obstakels op de dienstenmarkten uit de weg te ruimen. Dit pakket omvat diverse aan België gerichte aanbevelingen inzake hervorming om deze uitdagingen aan te pakken.

(19)

Het vervoersnetwerk lijdt onder een van de nijpendste investeringstekorten. De verkeerscongestie tijdens de spitsuren blijft toenemen waardoor de aantrekkingskracht van het land voor buitenlandse investeerders vermindert en grote economische en milieukosten ontstaan. België kampt bovendien met ernstige problemen van luchtvervuiling en zal naar verwachting zijn doelstelling voor de reductie van niet-ETS-emissies met 15 % in 2020 in vergelijking met 2005 niet halen, hoewel het naar alle waarschijnlijkheid zijn verbintenissen in het kader van de klimaatwetgeving van de Unie zal nakomen door gebruik te maken van de bestaande bepalingen inzake flexibiliteit. De meest urgente uitdagingen zijn het verbeteren van de basisinfrastructuur voor spoor- en wegvervoer en de aanleg van ontbrekende schakels tussen de belangrijkste economische centra. Tegelijkertijd is het belangrijk de verkeerscongestie tijdens de spitsuren aan te pakken door het verbeteren van het openbaar vervoer, het optimaliseren van het verkeersmanagement en het wegwerken van marktverstoringen en negatieve fiscale prikkels, zoals de gunstige behandeling van bedrijfsauto’s. Een andere uitdaging houdt verband met de toereikendheid van de binnenlandse elektriciteitsproductie en de voorzieningszekerheid in het algemeen. Defecten aan verschillende kerncentrales deden vragen rijzen over hoe energievraag en -aanbod in evenwicht kunnen worden gebracht, terwijl het meermaals herziene tijdschema voor de geleidelijke afschaffing van het kernreactorpark een klimaat blijft creëren dat niet bevorderlijk is voor investeringsbeslissingen op lange termijn. Hoewel de risico’s voor de energievoorziening op korte termijn zijn afgenomen, met name door de toename van de strategische reserve, en enige vooruitgang is geboekt bij de verdere uitbouw van de interconnecties, blijven de investeringsbehoeften op langere termijn groot. Naast de verdere uitbouw van de interconnecties is er behoefte aan slimme netwerken om aan het beheer van de vraag te kunnen werken. Omdat de aanlooptijd voor projecten in de energiesector aanzienlijk is en de komende tien jaar veel vervangingscapaciteit nodig is, moet snel werk worden gemaakt van met name een geschikt juridisch kader dat ook de ontwikkeling van flexibele capaciteit bevordert (i.e. opwekking, opslag en vraagzijdebeheer).

(20)

België heeft enige vooruitgang geboekt bij de hervorming van het belastingstelsel, meer bepaald door het verschuiven van belastingen op arbeid naar andere belastinggrondslagen, waardoor de belastingwig op arbeid geleidelijk aan zal verkleinen. De belasting op arbeid, met inbegrip van de sociale bijdragen, wordt tussen 2016 en 2020 in verschillende stappen verminderd. De effecten van de lopende belastinghervorming beginnen zichtbaar te worden. Niettemin blijft het belastingstelsel complex en worden de belastinggrondslagen uitgehold door specifieke vrijstellingen, aftrekposten en verlaagde tarieven. Sommige daarvan leiden tot inkomstenverlies, economische verstoringen en een zware administratieve last. De taxshift lijkt niet begrotingsneutraal te zijn, aangezien de verlagingen van de belasting op arbeid slechts gedeeltelijk zijn gecompenseerd door verhogingen van andere belastingen, met inbegrip van verbruiksbelastingen. Er is nog altijd veel ruimte om de structuur van het belastingstelsel te verbeteren door de belastinggrondslagen verder te verbreden, waardoor lagere wettelijke tarieven en minder verstoringen mogelijk worden. Er bestaat ook veel potentieel voor een „groene” taxshift: zo genieten bedrijfsauto’s en tankkaarten nog altijd een gunstige fiscale behandeling, wat verdere voortgang bij het aanpakken van verkeerscongestie, luchtvervuiling en de uitstoot van broeikasgassen remt. De regering plant wijzigingen aan het systeem van bedrijfswagens, maar het milieuvoordeel van deze hervorming zal waarschijnlijk beperkt zijn.

(21)

In de context van het Europees Semester 2017 heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van België verricht; deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2017. Voorts heeft de Commissie zowel het stabiliteitsprogramma 2017 als het nationale hervormingsprogramma 2017 doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot België zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar begrotings- en sociaaleconomisch beleid in België, maar is zij ook nagegaan of de Unieregels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op Unieniveau in toekomstige nationale besluiten.

(22)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2017 onderzocht en zijn advies (7) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven,

BEVEELT AAN dat België in 2017 en 2018 de volgende actie onderneemt:

1.

Een aanzienlijke begrotingsinspanning leveren in 2018 overeenkomstig de vereisten van het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak van het versterken van het huidige herstel en van het waarborgen van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën van België. Meevallers, zoals opbrengsten uit de verkoop van activa, gebruiken om de schuldquote van de overheid sneller terug te dringen. Overeenstemming bereiken over een afdwingbare verdeling van de begrotingsdoelstellingen over alle overheidsniveaus en voor onafhankelijk begrotingstoezicht zorgen. Verstorende belastinguitgaven afschaffen. De samenstelling van de overheidsuitgaven verbeteren om ruimte te creëren voor investeringen in infrastructuur, met inbegrip van vervoersinfrastructuur.

2.

Ervoor zorgen dat de meest achtergestelde groepen, met inbegrip van mensen met een migratieachtergrond, gelijke kansen hebben op toegang tot kwaliteitsonderwijs, beroepsopleidingen en de arbeidsmarkt.

3.

Investeringen in op kennis gebaseerd kapitaal bevorderen, met name door maatregelen te nemen om de toepassing van digitale technologieën en de verspreiding van innovatie te verhogen. De concurrentie verhogen op de markten voor professionele diensten en in de detailhandel, en de marktmechanismen in de netwerkindustrieën verbeteren.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

T. TÕNISTE


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(3)  PB C 92 van 24.3.2017, blz. 1.

(4)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(5)  Conjunctuurgezuiverd saldo, ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen, dat door de Commissie is herberekend volgens de gezamenlijk overeengekomen methode.

(6)  De netto-overheidsuitgaven bestaan uit de totale overheidsuitgaven exclusief rente-uitgaven, uitgaven in het kader van programma’s van de Unie die volledig met inkomsten uit fondsen van de Unie worden gefinancierd, en niet-discretionaire veranderingen in de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen. Nationaal gefinancierde bruto-investeringen in vaste activa worden uitgestreken over een periode van vier jaar. Er wordt rekening gehouden met discretionaire inkomstenmaatregelen of bij wet verplicht gestelde inkomstenstijgingen. Eenmalige maatregelen aan zowel de inkomsten- als de uitgavenzijde worden uitgevlakt.

(7)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


9.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 261/7


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 11 juli 2017

over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Bulgarije en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2017 van Bulgarije

(2017/C 261/02)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 16 november 2016 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2017 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 16 november 2016 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Bulgarije heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(2)

Op 22 februari 2017 is het landverslag 2017 voor Bulgarije gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Bulgarije bij de tenuitvoerlegging van de op 12 juli 2016 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede het gevolg dat is gegeven aan de landspecifieke aanbevelingen die in eerdere jaren werden goedgekeurd, en de vooruitgang die Bulgarije in de richting van zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt. Het landverslag bevatte ook een op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerde diepgaande evaluatie, waarvan de uitkomsten ook op 22 februari 2017 zijn gepubliceerd. Op basis van haar analyse concludeerde de Commissie dat Bulgarije met buitensporige macro-economische onevenwichtigheden wordt geconfronteerd. Met name wordt Bulgarije nog steeds geconfronteerd met onevenwichtigheden in verband met resterende kwetsbaarheden in de financiële sector en hoge bedrijfsschulden in een context van hoge langdurige werkloosheid.

(3)

Bulgarije heeft zijn nationale hervormingsprogramma 2017 en zijn convergentieprogramma 2017 ingediend op 17 mei 2017, na het verstrijken van de termijn.

(4)

De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de betrokken programma’s te evalueren en wijzigingen voor te stellen, wanneer dit nodig is om de uitvoering van betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere gegevens verstrekt over de wijze waarop zij gebruik zal maken van die bepaling in richtsnoeren over de toepassing van de maatregelen die de doeltreffendheid van de ESI-fondsen koppelen aan gezond economisch bestuur.

(5)

Bulgarije valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact. In haar convergentieprogramma 2017 plant de regering, op basis van een begrotingsevenwicht in 2016, een nominaal tekort van 0,6 % van het bbp in 2017. Het nominale tekort zal naar verwachting licht verbeteren tot 0,5 % van het bbp in 2018 en daarna omslaan in een gering overschot. Voorzien wordt dat de begrotingsdoelstelling op middellange termijn — een structureel tekort van 1 % van het bbp — met een marge wordt verwezenlijkt gedurende de hele programmaperiode. In het convergentieprogramma 2017 wordt ervan uitgegaan dat de overheidsschuldquote geleidelijk zal dalen van 29,5 % van het bbp in 2016 naar 23,8 % in 2020. Het macro-economische scenario dat aan die begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is plausibel.

(6)

Op 12 juli 2016 heeft de Raad Bulgarije voor 2017 aanbevolen een jaarlijkse budgettaire aanpassing in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn te realiseren van 0,5 % van het bbp. Begrotingsresultaten geven aan dat Bulgarije het reeds in 2016 beter heeft gedaan dan zijn begrotingsdoelstelling op middellange termijn. Volgens de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie zal het structurele saldo bij ongewijzigd beleid omslaan van een overschot van 0,1 % van het bbp in 2016 naar een tekort van 0,4 % van het bbp in 2017 en 0,3 % van het bbp in 2018. Ondanks deze verslechtering wordt voorspeld dat het structurele saldo in beide jaren boven de begrotingsdoelstelling op middellange termijn zal blijven. Al met al is de Raad van oordeel dat Bulgarije in 2017 en 2018 volgens de voorspellingen aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact zal voldoen.

(7)

Er worden inspanningen geleverd om de belastinginning te verbeteren. Ondanks verbeteringen blijft de naleving van de belastingwetgeving een uitdaging. De schaduweconomie en zwartwerk blijven welig tieren. De belastinggerelateerde administratieve last is verminderd, maar blijft nog steeds aanzienlijk. Maatregelen om de administratieve rompslomp terug te dringen, lijken tot dusver beperkte resultaten te hebben opgeleverd en er zijn geen aanwijzingen voor grote verbeteringen wat de vrijwillige naleving van de belastingwetgeving betreft. Onder deze omstandigheden lijkt de handhaving van de regels essentieel, niet enkel voor het verrichten van controles, maar ook ter versterking van de preventie van niet-naleving van de belastingwetgeving. Het actieplan voor de nationale strategie 2015-2017 voor een betere inning van de belastingen, de bestrijding van de schaduweconomie en de verlaging van de nalevingskosten lijkt een nuttig instrument, met name voor de evaluatie en de verbetering van de coördinatie en efficiëntie van een aantal administratieve organen die actief zijn op het gebied van belastingen. Een ex-postanalyse van de gevolgen van de specifieke maatregelen zou kunnen bijdragen tot een degelijke beoordeling, planning en gerichtheid van toekomstige maatregelen om de belastingregels beter te doen naleven. Deze maatregelen zullen worden opgenomen in één alomvattende nationale strategie die in de plaats komt van de huidige strategie, die eind 2017 verstrijkt.

(8)

De Bulgaarse autoriteiten hebben, in overleg en in samenwerking met de betrokken Europese organen, kwaliteitsbeoordelingen en stresstests van de bank- en verzekeringssector, en een doorlichting van de activa van de particuliere pensioenfondsen verricht. Alles bij elkaar genomen bevestigden de resultaten dat deze sectoren robuust zijn, maar ook dat er nog steeds kwetsbare punten zijn, waaronder in bepaalde systeemrelevante instellingen. Omdat de follow-upmaatregelen nog niet volledig zijn uitgevoerd, blijft de bron van kwetsbaarheid bestaan. Bovendien zijn bepaalde kwesties, met inbegrip van de waardering van illiquide financiële instrumenten en activa alsmede blootstellingen aan verbonden partijen, niet volledig aan de orde gesteld in het kader van de drie beoordelingen. De toezichthouders zouden een conservatievere benadering kunnen volgen om deze kwesties aan te pakken. Uitstaande kwesties in de verzekeringssector zijn onder meer ook de behandeling van bepaalde herverzekeringsovereenkomsten, bepaalde verzekeringsvorderingen en toezicht op groepsniveau.

(9)

Om de mogelijkheid uit te sluiten dat soortgelijke onevenwichtigheden in de toekomst opnieuw optreden, moeten de maatregelen ter verbetering van het bancaire toezicht worden voltooid en zijn verdere inspanningen nodig om het niet-bancaire toezicht te verbeteren. Het aanpakken van moeilijk te waarderen activa en ondeugdelijke handelspraktijken, met inbegrip van leningen aan verbonden partijen en leningen aan relaties, blijven belangrijke uitdagingen voor de autoriteiten. De Bulgaarse Nationale Bank is met een plan gekomen om het bankentoezicht te hervormen en te ontwikkelen, onder meer op basis van de bevindingen van de Wereldbank en het IMF. Dit plan wordt nu uitgevoerd, maar moet mogelijk worden bijgestuurd in het licht van de bevindingen van het Financial Sector Assessment Programme. De uit de beoordelingen van de verzekerings- en pensioenfondsen gebleken tekortkomingen in het toezicht benadrukken de noodzaak voor de Commissie voor Financieel Toezicht om een breed plan ter versterking van het toezicht te ontwikkelen en uit te voeren, onder meer door haar eigen interne governance en werking te verbeteren. Om volledige geloofwaardigheid te waarborgen, moet een dergelijk plan uitgaan van internationale beste praktijken ter zake en moet het worden opgesteld en uitgevoerd in nauwe samenwerking met de betrokken Europese organen, zo nodig met de inbreng van externe dienstverleners.

(10)

De bedrijfsschuld blijft hoog (ruim boven die van vergelijkbare landen), wat weegt op de balansen van bedrijven en mogelijk de kredietvraag en de investeringen op middellange termijn drukt. Om het nog steeds hoge niveau van oninbare bedrijfsleningen te verlagen, moeten de Bulgaarse autoriteiten de betalings- en herfinancieringsregeling voor banken vergemakkelijken door uit een uitgebreid instrumentarium te putten. Zo zou de versnelling van de hervorming van het insolventiekader de juridische omgeving voor het aanpakken van oninbare vorderingen verbeteren en mogelijkheden voor buitengerechtelijke herstructurering bieden. Buiten het insolventiekader zou het instrumentarium onder meer richtsnoeren inzake toezicht voor banken met bijzonder hoge niveaus van oninbare leningen kunnen bevatten. Het zou tevens maatregelen kunnen bevatten om gegevens inzake activakwaliteit transparanter te maken teneinde de secundaire markt voor oninbare leningen te helpen verdiepen.

(11)

De recente arbeidsmarktontwikkelingen zijn positief, maar er blijven structurele problemen bestaan. De beroepsbevolking krimpt verder als gevolg van de vergrijzing in combinatie met emigratie. Omdat de economie structurele wijzigingen ondergaat, is het essentieel het onbenutte arbeidspotentieel aan te boren. De arbeidsmarkt wordt momenteel gekenmerkt door een hoog aandeel langdurig werklozen in de totale werkloosheid en een hoge inactiviteitsgraad, beperkte inclusie van jongeren in de arbeidsmarkt, vaardigheidstekorten en discrepanties tussen de vraag naar en het aanbod van vaardigheden. Hoewel het werkloosheidspercentage in 2015 onder het gemiddelde van de Unie dook, blijven het percentage langdurig werklozen, het percentage jongeren die geen baan hebben of geen onderwijs of opleiding volgen, en het hoge werkloosheidspercentage van laaggeschoolden grote uitdagingen. In het licht van deze uitdagingen is het actief arbeidsmarktbeleid onvoldoende gericht op kansarme groepen en hun behoeften, hetgeen de inzetbaarheid van deze groepen in de weg staat. Voorts kan de ontoereikende integratie van arbeidsbemiddelingsdiensten en sociale diensten voor ontvangers van sociale uitkeringen de arbeidsmarktparticipatie van deze groep beperken.

(12)

Het blijft een uitdaging om de onderwijsresultaten te verbeteren en het aanbod van kwaliteitsvol en inclusief regulier onderwijs te versterken, wat gevolgen op het gebied van armoede kan hebben. Hoewel het risico op armoede of sociale uitsluiting voor kinderen licht is gedaald, blijft het bij de hoogste in de Unie en hangt het nauw samen met het opleidingsniveau van de ouders. Uit de prestaties inzake basisvaardigheden zoals gemeten in het kader van het programma voor internationale studentenbeoordeling (PISA) 2015 van de OESO blijkt dat het percentage onderpresteerders op het gebied van lezen, wiskunde en wetenschappen bij de hoogste van de Unie blijft. De geplande methodologie om de schoolfinanciering te verbeteren, moet nog worden ontwikkeld. Hiermee wordt beoogd tot gelijkere resultaten te komen door extra steun te verlenen aan zwak presterende scholen. Kinderen uit gezinnen met een lagere sociaaleconomische status, met name Romagezinnen, genieten de facto geen gelijke onderwijskansen, onder meer op het gebied van voorschoolse en vroegschoolse educatie. Het stelsel voor beroepsonderwijs en -opleiding wordt hervormd, maar de kwaliteit en de samenwerking met het bedrijfsleven en de sociale partners zijn ontoereikend. Het duaal onderwijs wordt verder uitgerold. In het hoger onderwijs wordt met prestatiegebonden financiering gestreefd naar het verhogen van de kwaliteit en de arbeidsmarktrelevantie.

(13)

Beperkte toegankelijkheid, lage financiering, de emigratie van gezondheidswerkers en zwakke gezondheidsresultaten blijven belangrijke uitdagingen voor het gezondheidszorgstelsel. De lage dekking van de ziektekostenverzekering, met inbegrip van de lage openbare dekking van extramurale medische diensten en de hoge eigen bijdragen, maken het voor sommige mensen moeilijk om toegang tot gezondheidszorg te krijgen. Recente maatregelen zoals de selectieve afsluiting van contracten met ziekenhuizen op basis van de nationale gezondheidskaart kunnen, als ze volledig worden uitgevoerd, voor betere toegang tot gezondheidszorg en meer gelijkheid zorgen.

(14)

Het Bulgaarse minimumloon is weliswaar nog steeds het laagste van de Unie, maar is aanzienlijk gestegen sinds 2011. Hoewel werkgevers en vakbonden het eens zijn over de criteria, is beperkte vooruitgang geboekt bij het opzetten van een objectief mechanisme. Het ontbreken van een transparant mechanisme dat rekening houdt met economische en sociale criteria, de arbeidsmarktomstandigheden en het institutionele aspect van de toepassing ervan, kan het goede evenwicht verstoren tussen de doelstellingen om de werkgelegenheid en de concurrentie te ondersteunen en de inkomsten uit arbeid te vrijwaren. Ondanks spanningen tussen de sociale partners tijdens de mislukte onderhandelingen over minimale socialezekerheidsdrempels voor 2017, wordt de sociale dialoog in het land voortgezet.

(15)

Het hoge percentage mensen dat risico loopt op armoede of sociale uitsluiting, blijft een grote economische en sociale uitdaging. Bulgarije is nog steeds de armste lidstaat van de Unie en kansarme groepen, zoals Roma, kinderen, ouderen, en mensen in plattelandsgebieden, worden onevenredig getroffen. Na verscheidene jaren van duurzame verbeteringen is het armoederisicopercentage voor ouderen aanzienlijk verslechterd. Oudere vrouwen lopen een bijzonder hoog risico op armoede of sociale uitsluiting door hun doorgaans kortere pensioenopbouwperiode. Hoewel de relatieve armoedesituatie van kinderen is verbeterd, blijven de armoedeniveaus in deze groep zeer hoog. Het niet meer in instellingen plaatsen van kinderen blijft op koers met de goedkeuring van het nieuwe actieplan. Voor volwassenen en mensen met een beperking hinkt het proces echter nog achterop. Inkomensongelijkheid is een aanzienlijk en toenemend probleem. De verhouding tussen het inkomen van de 20 % rijkste huishoudens en dat van de 20 % armste huishoudens steeg van 6,1 in 2012 tot 7,1 in 2015 en behoort tot de hoogste in de Unie. Het verschil in inkomensongelijkheid vóór en na belastingen en sociale overdrachten van Bulgarije is bij de geringste van de Unie. Het stelsel van sociale bescherming, met inbegrip van de algemene minimuminkomensregeling, biedt geen toereikende steunniveaus. Door de zeer restrictieve toelatingseisen hebben nog steeds weinig mensen recht op sociale uitkeringen. Het niveau van het minimuminkomen blijft laag en is niet geactualiseerd sinds 2009, en er is geen transparant mechanisme voor de aanpassing ervan.

(16)

Er zijn maatregelen genomen om het systeem voor overheidsopdrachten te verbeteren, maar het valt nog af te wachten welke concrete meerwaarde deze zullen bieden. Er moet voor worden gezorgd dat het nieuwe risicogebaseerde ex-antecontrolesysteem op passende en efficiënte wijze wordt geïmplementeerd. Efficiënte rechtsmiddelen zijn essentieel voor de uitvoering van belangrijke projecten en dus blijft het een uitdaging om de in het kader van de toetsing van de beroepsprocedure gedane aanbevelingen in wetgeving om te zetten. Zodra zij is beoordeeld, moet de administratieve capaciteit van het Bureau voor Plaatsing van Overheidsopdrachten worden aangepast om de taken van het Bureau te weerspiegelen. Voorts moet de administratieve capaciteit van de aanbestedende diensten worden verbeterd, onder meer door gebruik te maken van de door het Bureau voor de Plaatsing van Overheidsopdrachten verstrekte methodologische steun en van gecentraliseerde en/of aanvullende aankoopactiviteiten die de aankoopcentrales ten behoeve van de centrale administratie, de gemeenten en de gezondheidssector verrichten. De werkzaamheden om e-aanbesteding in te voeren en zo de transparantie van openbare aanbestedingen te verhogen, moeten nog worden afgerond. Het vrijwaren van de onpartijdigheid van openbare aanbestedingen en het voorkomen van mogelijke belangenconflicten blijven belangrijke punten van zorg. Ondanks recente hervormingen met het oog op de modernisering van het openbaar bestuur blijven de doeltreffendheid en de doelmatigheid van overheidsinstellingen beperkt. In 2016 zijn enkele wetswijzigingen doorgevoerd om het passende rechtskader in te voeren, maar de doeltreffende en systematische handhaving en uitvoering daarvan vormen een uitdaging.

(17)

Bulgarije heeft in 2016 belangrijke hervormingen vastgesteld om aanhoudende bezorgdheid omtrent de onafhankelijkheid en kwaliteit van zijn rechtsstelsel weg te nemen. Aangezien deze hervormingen nog maar onlangs zijn vastgesteld, is het te vroeg om de impact ervan te beoordelen. Op een aantal domeinen zijn verdere stappen nodig. Corruptie is ook nog steeds een groot probleem in Bulgarije en blijft wegen op de investeringen, zowel op nationaal als op lokaal niveau. In 2015 presenteerden de autoriteiten een ambitieuze strategie om de strijd tegen corruptie aan te binden, maar de uitvoering daarvan bevindt zich nog in een vroeg stadium. Het anticorruptiebeleid van Bulgarije wordt nog steeds gehinderd door zwakke en gefragmenteerde instellingen, een slecht trackrecord als het gaat om de vervolging van zaken op hoog niveau, en teruglopende parlementaire steun voor hervormingen. In het kader van het mechanisme voor samenwerking en toetsing (4) ontvangt Bulgarije aanbevelingen op het gebied van de hervorming van justitie en de strijd tegen corruptie en georganiseerde misdaad. Daarom komen deze gebieden niet aan bod in de landspecifieke aanbevelingen voor Bulgarije.

(18)

In de context van het Europees Semester 2017 heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Bulgarije verricht. Deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2017. Voorts heeft zij beoordeeld welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Bulgarije zijn gericht.

(19)

In het licht van deze beoordeling is de Raad van oordeel dat Bulgarije naar verwachting aan het stabiliteits- en groeipact zal voldoen.

(20)

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van deze beoordeling zijn de aanbevelingen van de Raad op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 in de onderstaande aanbevelingen 2 en 3 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Bulgarije in 2017 en 2018 de volgende actie onderneemt:

1.

De belastinginning en de naleving van de belastingwetgeving verder verbeteren, onder meer door een brede reeks maatregelen die verder reiken dan 2017. De handhaving opvoeren van maatregelen om de omvang van de informele economie, met name zwartwerk, terug te dringen.

2.

Follow-upmaatregelen nemen naar aanleiding van de evaluaties van de financiële sector, met name wat betreft herverzekeringsovereenkomsten, toezicht op groepsniveau, moeilijk te waarderen activa en blootstellingen aan verbonden partijen. Het bancaire en niet-bancaire toezicht verbeteren door de uitvoering van brede actieplannen, in nauwe samenwerking met Europese organen. De daling van het nog steeds grote aantal oninbare bedrijfsleningen vergemakkelijken, door gebruik te maken van een uitgebreid instrumentarium, onder meer door de hervorming van het insolventiekader te bespoedigen en door een functionerende secundaire markt voor oninbare leningen te bevorderen.

3.

Het actief arbeidsmarktbeleid doelgerichter maken en de integratie van arbeidsbemiddelingsdiensten en sociale diensten voor kansarme groepen verbeteren. Het aanbod van kwaliteitsvol regulier onderwijs verhogen, met name voor Roma. De dekking van de ziektekostenverzekering verhogen, de eigen bijdragen verlagen en de tekorten aan gezondheidswerkers aanpakken. In overleg met de sociale partners een transparant mechanisme tot vaststelling van het minimumloon opzetten. De dekking en toereikendheid van het minimuminkomen verbeteren.

4.

De efficiënte uitvoering van de nationale strategie inzake overheidsopdrachten 2014-2020 waarborgen.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

T. TÕNISTE


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(4)  Beschikking 2006/929/EG van de Commissie van 13 december 2006 tot vaststelling van een mechanisme voor samenwerking en toetsing van de vooruitgang in Bulgarije ten aanzien van specifieke ijkpunten op het gebied van de hervorming van het justitiële stelsel en de bestrijding van corruptie en georganiseerde misdaad (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 58).


9.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 261/12


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 11 juli 2017

over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Tsjechië en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2017 van Tsjechië

(2017/C 261/03)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 16 november 2016 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2017 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 16 november 2016 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2) het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Tsjechië niet heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(2)

Op 22 februari 2017 is het landverslag 2017 voor Tsjechië gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Tsjechië bij de tenuitvoerlegging van de op 12 juli 2016 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede het gevolg dat is gegeven aan de landspecifieke aanbevelingen die in eerdere jaren werden goedgekeurd, en de vooruitgang die Tsjechië in de richting van zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt. Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat Tsjechië niet met macro-economische onevenwichtigheden wordt geconfronteerd.

(3)

Tsjechië heeft op 25 april 2017 zijn nationale hervormingsprogramma 2017 en op 28 april 2017 zijn convergentieprogramma 2017 ingediend. Teneinde met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(4)

De relevante landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de betrokken programma’s te evalueren en wijzigingen voor te stellen, wanneer dit nodig is om de uitvoering van betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere gegevens verstrekt over de wijze waarop zij gebruik zal maken van die bepaling in richtsnoeren over de toepassing van de maatregelen die de doeltreffendheid van de ESI-fondsen koppelen aan gezond economisch bestuur.

(5)

Tsjechië valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact. In haar convergentieprogramma 2017 gaat de regering voor de periode 2016-2020 in nominale termen uit van een begrotingsoverschot. Tsjechië zal gedurende de gehele programmaperiode met een marge aan de begrotingsdoelstelling op middellange termijn — een structureel tekort van 1,0 % van het bbp — blijven voldoen. Volgens het convergentieprogramma 2017 zal de overheidsschuldquote naar verwachting geleidelijk afnemen tot 32,7 % in 2020. Het macro-economische scenario dat aan die begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is plausibel. De risico’s voor het behalen van de begrotingsdoelstellingen zijn over het geheel genomen in evenwicht, maar de aanzienlijke inkrimping van de overheidsinvesteringen in 2016 — die samenhing met het begin van een nieuwe cyclus voor fondsen van de Unie — kan leiden tot een groter dan verwacht herstel van de overheidsinvesteringen in 2017. Volgens de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie zal het structurele saldo in 2017 naar verwachting dalen tot ongeveer 0 % van het bbp in 2017 en -0,2 % van het bbp in 2018, en zo boven de begrotingsdoelstelling op middellange termijn blijven. In het algemeen is de Raad van oordeel dat Tsjechië in 2017 en 2018 naar verwachting aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact zal voldoen.

(6)

Op lange termijn blijft Tsjechië een gemiddeld budgettair houdbaarheidsrisico lopen. Dat houdt vooral verband met de verwachte gevolgen van de leeftijdsgebonden overheidsuitgaven, in het bijzonder in de gezondheidszorg en voor de pensioenen. De verwachte stijging van de uitgaven op lange termijn op het gebied van de gezondheidszorg is een punt van zorg, zowel wat betreft het bestuur als de kosteneffectiviteit van de gezondheidszorg, die vooral uitgaat van duurdere ziekenhuiszorg. Een aantal maatregelen zijn momenteel in verschillende stadia van uitvoering, maar er zijn nog geen concrete resultaten. Recentelijk aangenomen of geplande maatregelen om het pensioenstelsel te wijzigen kunnen, indien uitgevoerd, de overheidsfinanciën op lange termijn verslechteren. Ten eerste heeft het parlement wetgeving aangenomen op grond waarvan de regering het mechanisme voor de indexering van de pensioenen flexibeler kan aanpassen. Het parlement bespreekt ook voorstellen om de wettelijke pensioenleeftijd op hoogstens 65 jaar vast te stellen en om een mechanisme voor regelmatige evaluatie van de pensioengerechtigde leeftijd in te stellen. Ook andere wijzigingen, zoals een gullere formule voor de indexering van de pensioenen en gedifferentieerde socialezekerheidstarieven naargelang van het aantal kinderen, worden momenteel besproken.

(7)

De wet inzake budgettaire verantwoordelijkheid die het parlement in januari 2017 heeft goedgekeurd, heeft tot doel de voornaamste tekortkomingen van het Tsjechische begrotingskader aan te pakken. Onlangs werd dat namelijk als een van de zwakste in de Unie beoordeeld. Er moet echter nog een onafhankelijke begrotingsraad worden benoemd die toezicht zal houden op de uitvoering van de regels. Voorts zal de toepassing van de nieuwe maatregelen van cruciaal belang zijn om het begrotingskader efficiënter en stabieler te maken.

(8)

Tsjechië staat voor uitdagingen wat betreft het tegengaan van corruptie en inefficiëntie bij overheidsopdrachten. Er zijn weliswaar een aantal maatregelen van het anticorruptieprogramma van de regering uitgevoerd en andere hervormingen zijn aan de gang, maar in de praktijk wordt corruptie niet systematisch vervolgd. Over het algemeen is er bij overheidsopdrachten in Tsjechië nog steeds onvoldoende concurrentie, wat blijkt uit het grote aantal procedures met maar één inschrijving en onderhandse gunningen, in het bijzonder in de IT-sector. Inefficiënties in de opleidingsondersteuning en een gebrek aan grotere aankoopstructuren en kenniscentra staan aan professionalisering in de weg en maken het moeilijker om een goede prijs-kwaliteitverhouding bij overheidsopdrachten te bereiken. Het feit dat kwaliteit maar in zeer beperkte mate als gunningscriterium wordt gebruikt, is ook symptomatisch in dit verband. Bij de overstap naar elektronische aanbestedingen zijn er nog grote problemen. Zo moet het nationaal elektronisch instrument NEN, het platform voor elektronische aanbestedingen dat in handen is van de overheid, worden verbeterd en moeten de voorwaarden voor het voortgezette gebruik van particuliere platforms die reeds actief zijn op de Tsjechische markt voor elektronische aanbestedingen, worden verduidelijkt.

(9)

Het ondernemingsklimaat in Tsjechië gaat gebukt onder een grote regeldruk en talrijke administratieve belemmeringen, met name vergunningsprocedures en belastingregeling. In september 2016 heeft de regering een wijziging voorgesteld van de bouwwet en daarmee samenhangende wetgeving, met als doel de procedure voor het verlenen van bouwvergunningen te versnellen en te stroomlijnen door de milieueffectbeoordeling erin te integreren. De wijziging is momenteel in behandeling in het parlement. De kosten voor de naleving van de belastingwetgeving voor bedrijven blijven boven het gemiddelde van de Unie. Ook de frequente wijzigingen van de belastingwet behoren tot de tekortkomingen. Het aanpakken van fiscale overtredingen blijft een prioriteit voor de Tsjechische autoriteiten, maar er wordt geen grote aandacht besteed aan vereenvoudiging. Een nog in te dienen wet op de inkomstenbelasting heeft als doel de belastingwet te vereenvoudigen, maar er is nog geen ontwerp beschikbaar.

(10)

Het gebruik van e-overheidsdiensten in Tsjechië behoort tot de laagste van de Unie, maar neemt sinds 2015 toe. De Tsjechische autoriteiten hebben stappen gezet om de beschikbaarheid van e-overheidsdiensten te verbeteren, maar veel van de maatregelen zijn nog niet afgerond en sommige individuele maatregelen zijn nog niet opgestart. De verantwoordelijkheid voor de uitrol van diensten is verspreid over verschillende ministeries en belanghebbenden ervaren dat de sectoroverschrijdende samenwerking beperkt is.

(11)

De O&O-intensiteit is de afgelopen jaren aanzienlijk gestegen, maar dit gaat niet gepaard met overeenkomstige verbeteringen in de kwaliteit van de O&O-resultaten. Er wordt gewerkt aan hervormingen van het bestuur van het O&O-systeem, maar die zijn nog niet volledig uitgevoerd. De regering heeft in februari 2017 een nieuwe evaluatiemethode (Metodika 17+) goedgekeurd die bedoeld is om de mechanismen voor de toewijzing van financiële middelen voor fundamenteel en toegepast onderzoek te versterken. Momenteel wordt een reeks maatregelen genomen om de banden tussen de academische wereld en het bedrijfsleven te versterken, voortbouwend op het structurerende effect van de nationale innovatieplatforms.

(12)

De onderwijsresultaten zijn over het algemeen goed, maar de basisvaardigheden zijn verslechterd. De prestaties worden sterk beïnvloed door de sociaaleconomische achtergrond van de leerlingen. De zwakke onderwijsresultaten van achterstandsgroepen, in het bijzonder de Romagemeenschap, zijn een duidelijke reden tot bezorgdheid. Aangenomen wordt dat een zeer groot deel van de Romakinderen de school vroegtijdig verlaat. Er zijn talrijke wetgevende en bestuursrechtelijke maatregelen genomen om inclusief onderwijs te bevorderen en momenteel wordt met de uitvoering daarvan begonnen. Naar verwachting zullen die maatregelen de kloof in opleidingsniveau en onderwijsprestaties tussen Roma- en niet-Romakinderen helpen verkleinen. In maart 2016 heeft het parlement amendementen op de onderwijswet aangenomen die het verplichte onderwijs tot het laatste jaar van het voorschoolse onderwijs uitbreiden en jonge kinderen recht geven op een plaats in een kleuterschool. Toch vormen ongelijkheden in het onderwijssysteem een belemmering voor het verbeteren van de kwaliteit van het menselijk kapitaal en ook voor de arbeidsmarktresultaten in het latere leven. Omdat er steeds meer eisen worden gesteld aan leerkrachten en het lerarenkorps vergrijst, blijft de aantrekkelijkheid van het beroep van leerkracht een uitdaging. Dit is deels te wijten aan de relatief lage lonen, ook al zijn die de voorbije jaren gestegen. De regering heeft uiteindelijk, na herhaaldelijk uitstel, een nieuwe loopbaanstructuur voor leerkrachten en pedagogisch personeel opgezet om het beroep aantrekkelijker te maken. Met aanzienlijke steun uit fondsen van de Unie worden permanente beroepsopleidingsmogelijkheden voor leerkrachten ontwikkeld, in het bijzonder beroepsontwikkelingsactiviteiten op het gebied van onderwijs voor gemengde groepen en inclusief onderwijs. De hervorming van het hoger onderwijs werd in januari 2016 door het parlement goedgekeurd en de resultaten ervan moeten worden gevolgd. Er is ook een hervorming van het systeem voor de financiering van instellingen voor hoger onderwijs gepland.

(13)

De werkloosheid in Tsjechië blijft dalen. Door de verkrappende arbeidsmarkt wordt het moeilijker voor werkgevers om werknemers aan te werven. Er is nog ruimte om de tekorten op te vangen door ondervertegenwoordigde groepen te mobiliseren, zoals vrouwen met jonge kinderen, laaggeschoolde werknemers en leden van de Romagemeenschap. Door de dienstverlenings- en activeringscapaciteit van de openbare diensten voor arbeidsvoorziening te vergroten en tegelijkertijd een passend en doelgericht actief arbeidsmarktbeleid te voeren en geïndividualiseerde diensten te bieden, kan een impuls worden gegeven aan de participatie van nog niet aangesproken groepen. De arbeidsmarktparticipatie van vrouwen met jonge kinderen wordt gehinderd door een aanhoudend gebrek aan betaalbare en hoogwaardige kinderopvang, vooral voor kinderen tot drie jaar, door lang ouderschapsverlof, door een beperkt gebruik van flexibele werktijdregelingen door beide ouders en door het lage percentage vaders die ouderschapsverlof opnemen. De afgelopen jaren zijn er enkele maatregelen genomen om deze kwesties aan te pakken. De arbeidsmarktresultaten van laaggeschoolde werknemers zijn echter beduidend slechter dan die van alle andere groepen. Het parlement bespreekt momenteel het wetgevingskader voor sociale huisvesting, waarmee naar verwachting nationale normen en doelgroepen zullen worden bepaald.

(14)

In de context van het Europees Semester 2017 heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Tsjechië verricht. Deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2017. Voorts heeft de Commissie zowel het convergentieprogramma 2017 als het nationale hervormingsprogramma 2017 doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Tsjechië zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Tsjechië, maar is zij ook nagegaan of de Unieregels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op Unieniveau in toekomstige nationale besluiten.

(15)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma 2017 onderzocht en is hij van oordeel (4) dat Tsjechië naar verwachting aan het stabiliteits- en groeipact zal voldoen,

BEVEELT AAN dat Tsjechië in 2017 en 2018 de volgende actie onderneemt:

1.

De houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn garanderen in het licht van de vergrijzing. De efficiëntie van de overheidsuitgaven vergroten, met name door corruptie en inefficiënte praktijken bij overheidsopdrachten tegen te gaan.

2.

Belemmeringen voor de groei wegnemen, met name door de procedures voor het verlenen van bouwvergunningen te stroomlijnen en de administratieve rompslomp voor bedrijven verder te verminderen, door belangrijke e-overheidsdiensten uit te rollen, door de kwaliteit van O&O te verbeteren en door de werkgelegenheid voor ondervertegenwoordigde groepen te bevorderen.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

T. TÕNISTE


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(3)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(4)  Op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


9.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 261/16


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 11 juli 2017

over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Denemarken en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2017 van Denemarken

(2017/C 261/04)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 16 november 2016 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2017 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 16 november 2016 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2) ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Denemarken niet heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(2)

Op 22 februari 2017 is het landverslag 2017 voor Denemarken gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Denemarken bij de tenuitvoerlegging van de op 12 juli 2016 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede het gevolg dat is gegeven aan de landspecifieke aanbevelingen die in eerdere jaren werden goedgekeurd, en de vooruitgang die Denemarken in de richting van zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt.

(3)

Op 28 april 2017 heeft Denemarken zijn nationale hervormingsprogramma 2017 en zijn convergentieprogramma 2017 ingediend. Teneinde met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(4)

De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de betrokken programma’s te evalueren en wijzigingen voor te stellen, wanneer dit nodig is om de uitvoering van betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere gegevens verstrekt over de wijze waarop zij gebruik zal maken van die bepaling in richtsnoeren over de toepassing van de maatregelen die de doeltreffendheid van de ESI-fondsen koppelen aan gezond economisch bestuur.

(5)

Denemarken valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact. In haar convergentieprogramma 2017 gaat de regering ervan uit dat in 2017 een nominaal tekort van 1,9 % van het bbp zal worden gerealiseerd en dat zij gedurende de hele programmaperiode tot 2020 aan de begrotingsdoelstelling op middellange termijn — een structureel tekort van 0,5 % van het bbp — zal blijven voldoen. Volgens het convergentieprogramma 2017 zal de overheidsschuldquote naar verwachting dalen tot 37,0 % in 2017 en daarna blijven afnemen tot 33,9 % in 2020. Het macro-economische scenario dat aan die begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is plausibel voor de hele programmaperiode. Volgens de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie zal het structurele saldo uitkomen op een tekort van 0,4 % van het bbp in 2017 en 0,1 % van het bbp in 2018, wat grotendeels in overeenstemming is met het streefcijfer van het convergentieprogramma 2017 en meer is dan de begrotingsdoelstelling op middellange termijn. In het algemeen is de Raad van oordeel dat Denemarken in 2017 en 2018 naar verwachting aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact zal voldoen.

(6)

Het veiligstellen van het arbeidsaanbod in tijden van demografische uitdagingen is een noodzakelijke voorwaarde voor duurzame groei in Denemarken. Een reeks ingrijpende hervormingen van de arbeidsmarkt in de afgelopen jaren heeft met name tot doel meer arbeidsstimuli te creëren en het actieve arbeidsmarktbeleid efficiënter te maken. Die hervormingen kunnen bijdragen aan de verwezenlijking van het Europa 2020-streefcijfer inzake werkgelegenheid voor Denemarken, aan de duurzaamheid van het Deense model van de verzorgingsstaat en aan de oplossing voor het beginnend tekort aan mensen met bepaalde kwalificaties. Door hervormingen die gericht zijn op meer participatie en een groter percentage geslaagden in het beroepsonderwijs en door een driepartijenovereenkomst om meer leerlingplaatsen te creëren, zal het aantal geschoolde werknemers waarschijnlijk toenemen. Toch is het nationale Europa 2020-streefcijfer voor sociale integratie, dat erop gericht is het aantal mensen dat in een huishouden met een zeer lage arbeidsintensiteit leeft, te verminderen, nog lang niet bereikt. Arbeidsmarktintegratie en het verbeteren van de inzetbaarheid van kansarme groepen blijven een uitdaging. Dit geldt vooral voor mensen met een migratieachtergrond van buiten de EU (met inbegrip van wie al lang in Denemarken woont) en is deels toe te schrijven aan het feit dat hun onderwijsprestaties gemiddeld slechter zijn dan die van autochtonen. De kloof blijft bestaan in de tweede generatie. De maatregelen voor integratie in de arbeidsmarkt die in de tripartiete onderhandelingen van 2016 zijn overeengekomen, kunnen de situatie verbeteren voor nieuw aangekomen vluchtelingen, van wie de situatie in de toekomst van nabij zal moeten worden gevolgd. Toch moeten nog verdere maatregelen worden genomen om andere gemarginaliseerde groepen, zoals jongeren met een laag onderwijsniveau en werknemers ouder dan 60 jaar, efficiënter in de arbeidsmarkt te integreren.

(7)

Een grote productiviteitsgroei is essentieel om de economische groei te ondersteunen, het relatief hoge welvaartsniveau in Denemarken te behouden en het concurrentievermogen van het land op lange termijn te waarborgen. Hoewel het productiviteitsniveau van Denemarken hoog is in vergelijking met dat van andere lidstaten, vertoont de productiviteitsgroei al langer een neerwaartse tendens. De op de binnenlandse markt gerichte diensten, met name, worden gekenmerkt door een trage ontwikkeling van de productiviteit. Denemarken heeft de voorbije jaren meerdere hervormingen doorgevoerd, maar de productiviteitsgroei blijft beperkt omdat de concurrentie in sommige dienstensectoren nog altijd zwak is. Sectorspecifieke beperkingen belemmeren de concurrentie, bijvoorbeeld in de groothandel en bij vervoersdiensten.

(8)

In de context van het Europees Semester 2017 heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Denemarken verricht. Die analyse is gepubliceerd in het landverslag 2017. Voorts heeft de Commissie zowel het convergentieprogramma 2017 als het nationale hervormingsprogramma 2017 doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Denemarken zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar begrotings- en sociaaleconomisch beleid in Denemarken, maar is zij ook nagegaan of de Unieregels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op Unieniveau in toekomstige nationale besluiten.

(9)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma 2017 onderzocht en is hij van oordeel dat Denemarken naar verwachting aan het stabiliteits- en groeipact zal voldoen,

BEVEELT AAN dat Denemarken in 2017 en 2018 de volgende actie onderneemt:

1.

De concurrentie in de op de binnenlandse markt gerichte dienstensector bevorderen.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

T. TÕNISTE


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(3)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).


9.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 261/18


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 11 juli 2017

over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Duitsland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van Duitsland

(2017/C 261/05)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 16 november 2016 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2017 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 16 november 2016 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Duitsland heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen, die op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad is bekrachtigd. Op 21 maart 2017 heeft de Raad de aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone („aanbeveling voor de eurozone”) vastgesteld (3).

(2)

Als lidstaat die de euro als munt heeft en in het licht van de grote onderlinge verwevenheid tussen de economieën van de Economische en Monetaire Unie, dient Duitsland ervoor te zorgen dat volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven aan de aanbeveling voor de eurozone, zoals weergegeven in de onderstaande aanbevelingen 1 en 2.

(3)

Op 22 februari 2017 is het landverslag 2017 voor Duitsland gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Duitsland bij de tenuitvoerlegging van de op 12 juli 2016 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede het gevolg dat is gegeven aan de landspecifieke aanbevelingen die in de jaren voordien werden goedgekeurd, en de vooruitgang die Duitsland in de richting van zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt. Het landverslag bevatte ook een op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerde diepgaande evaluatie, waarvan de uitkomsten ook op 22 februari 2017 zijn bekendgemaakt. Op basis van haar analyse concludeerde de Commissie dat Duitsland met macro-economische onevenwichtigheden wordt geconfronteerd. Meer bepaald heeft het aanhoudend hoge overschot op de lopende rekening grensoverschrijdende relevantie en valt het — naast de doorgedreven integratie en de prestaties van Duitslands zeer concurrerende industrie in de internationale arbeidsverdeling — terug te voeren op spaaroverschotten en getemperde investeringen in zowel de particuliere als de overheidssector. Het overschot op de lopende rekening is in 2015 verder toegenomen en in 2016 grotendeels ongewijzigd gebleven, en het zal naar verwachting hoog blijven. Dit overschot aanpakken kan gevolgen hebben voor de herbalanceringsperspectieven van de rest van de eurozone en de Unie, omdat een dynamischere binnenlandse vraag in Duitsland de druk kan verlichten op lidstaten met een zware schuldenlast om hun schulden af te bouwen. Ondanks de lage rente die voor gunstige financieringsvoorwaarden zorgt, zijn de bedrijfsinvesteringen als percentage van het bbp nog steeds bescheiden. Hoewel het herstel van de particuliere consumptie doorzet, zijn de besparingen van huishoudens opgelopen tot recordniveaus voor de Unie. Om het risico van negatieve effecten op de Duitse economie en, gezien de omvang en de grensoverschrijdende relevantie van het land, op de Economische en Monetaire Unie te beperken, is het zeer belangrijk dat er maatregelen worden genomen.

(4)

Duitsland heeft op 13 april 2017 zijn stabiliteitsprogramma 2017 en op 28 april 2017 zijn nationale hervormingsprogramma 2017 ingediend. Teneinde met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(5)

De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de betrokken programma’s te evalueren en wijzigingen voor te stellen, wanneer dit nodig is om de uitvoering van betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere gegevens verstrekt over de wijze waarop zij gebruik zal maken van die bepaling in richtsnoeren over de toepassing van de maatregelen die de doeltreffendheid van de ESI-fondsen koppelen aan gezond economisch bestuur.

(6)

Duitsland valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact en is aan de schuldregel onderworpen. In haar stabiliteitsprogramma 2017 plant de regering voor de periode 2017-2021 een begrotingsoverschot van 0,25 tot 0,50 % van het bbp. Duitsland zal gedurende de gehele programmaperiode met een marge aan de begrotingsdoelstelling op middellange termijn — een structureel tekort van 0,5 % van het bbp — blijven voldoen. Volgens het stabiliteitsprogramma zal de overheidsschuldquote naar verwachting geleidelijk afnemen tot 57 % in 2021. Het aan die begrotingsprognoses ten grondslag liggende macro-economische scenario, dat niet door een onafhankelijke instantie is bekrachtigd, is plausibel.

(7)

Volgens de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie zal er naar verwachting sprake zijn van een overschot van 0,6 % van het bbp in 2017 en van 0,3 % van het bbp in 2018, boven de begrotingsdoelstelling op middellange termijn. De overheidsschuld blijft volgens de prognoses een sterke daling vertonen, waarbij ruimschoots aan de schuldregel wordt voldaan. Over het algemeen is de Raad van oordeel dat Duitsland naar verwachting in 2017 en 2018 aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact zal voldoen. Tegelijkertijd is er ruimte om de binnenlandse vraag te ondersteunen door met name het begrotingsbeleid te gebruiken om een aanhoudende opwaartse trend van de investeringen te realiseren, en door de voorwaarden te scheppen voor een hogere reële loongroei.

(8)

De overheidsinvesteringen als percentage van het bbp zijn grotendeels constant gebleven en liggen onder het gemiddelde van de eurozone. Met name op gemeentelijk niveau is nog steeds sprake van een investeringsachterstand, met nog altijd negatieve netto-investeringen in 2016, en dit ondanks de maatregelen van de laatste jaren en een forse toename van de overheidsinvesteringen door de federale overheid in 2015 en 2016. In 2016 werden aanvullende maatregelen genomen die de ruimte voor overheidsinvesteringen zouden moeten vergroten, ook op federaal, deelstaat- en gemeentelijk niveau. Deze omvatten een hervorming van de federale begrotingsverhoudingen die, na te zijn goedgekeurd, in 2020 haar beslag moet krijgen. Bovendien zou het uitbreiden tot gemeentelijke overheden van adviesdiensten voor het plannen van investeringen in infrastructuur ertoe moeten leiden dat investeringen in infrastructuur op gemeentelijk niveau beter worden gepland en uitgevoerd. Dit lijkt bijzonder belangrijk omdat in de deelstaten en gemeenten slechts beperkt wordt geïnvesteerd in infrastructuurprojecten en daarbij sprake is van organisatorische en capaciteitsproblemen. De gunstige begrotingspositie wijst over het algemeen op beschikbare begrotingsruimte, bijvoorbeeld in de vorm van aanvullende middelen om overheidsinvesteringen op alle bestuursniveaus te verhogen.

(9)

De totale uitgaven voor openbaar en particulier onderwijs en onderzoek zijn in de afgelopen jaren vrij stabiel gebleven in verhouding tot het bbp, maar liggen voor onderwijs nog steeds onder het Uniegemiddelde. De nationale doelstelling voor de gecombineerde totale uitgaven voor onderwijs en onderzoek — 10 % van het bbp — werd in 2015 met 9,1 % niet gehaald. Aanvullende investeringen in onderwijs, onderzoek en innovatie zijn cruciaal voor het toekomstige economische succes van Duitsland, en meer bepaald om de recent aangekomen asielzoekers, vluchtelingen en migranten op efficiënte wijze te integreren. Om dat laatste te verwezenlijken, heeft Duitsland aanzienlijke inspanningen geleverd, met name op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding. De komende jaren zullen de inspanningen in de gehele onderwijssector moeten worden volgehouden.

(10)

Het Duitse belastingstelsel blijft complex, de kosten van de belastingadministratie zijn hoog en verschillende bepalingen van de vennootschapsbelasting vormen mogelijk een hinderpaal voor particuliere investeringen. Ondanks significante verlagingen behoren de kapitaalkosten voor ondernemingen in Duitsland nog steeds tot de hoogste in de EU-28. Met inbegrip van de lokale bedrijfsbelasting („Gewerbesteuer”) en de solidariteitstoeslag bedroeg het hoogste wettelijke tarief van de vennootschapsbelasting in 2016 30,2 %. Dit was beduidend meer dan het ongewogen Uniegemiddelde van 22,8 %. Het gemiddeld effectief belastingtarief bedraagt 28,2 %, tegenover een niet-gewogen gemiddelde van 21,1 % voor de Unie. Wat de bevoordeling van schulden in het kader van de vennootschapsbelasting betreft, bekleedt Duitsland in 2016 de zevende plaats in de Unie. Een soortgelijke bevoordeling van schulden bestaat op aandeelhoudersniveau. Dit is met name van belang voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), met hun veeleer binnenlandse aandeelhouders. Een verlaging van de kapitaalkosten voor eigen vermogen zou de particuliere investeringen en de onderontwikkelde Duitse markt voor durfkapitaal kunnen aanzwengelen. Andere kenmerken van het belastingstelsel die mogelijk financierings- en investeringsbeslissingen kunnen verstoren, zijn de opname van non-profitelementen in de belastinggrondslag van de lokale bedrijfsbelasting, beperkingen op de overdracht van verliezen en door fiscale overwegingen ingegeven verstoringen met betrekking tot de keuze van de rechtsvorm. Andere bepalingen die het belastingstelsel mogelijk minder investeringsvriendelijk maken, zijn onder meer de afschrijvingsregeling, de rentevoet die wordt gebruikt voor de berekening van aftrekbare pensioenvoorzieningen, de belasting op kapitaalwinsten en het hanteren van een boekhouding op kasbasis voor de heffing van de belasting over de toegevoegde waarde. Indien effectief uitgevoerd, kan de bijkomende algemene en IT-specifieke functionele autoriteit van de federale belastingdienst over de belastingdiensten van de deelstaten, overeengekomen in het kader van de hervorming van de federale belastingverhoudingen, de modernisering van de belastingadministratie helpen versnellen.

(11)

De investeringen met durfkapitaal zijn toegenomen in Duitsland, maar naar internationale normen blijft de markt nog steeds onderontwikkeld. In 2015 waren investeringen met durfkapitaal goed voor 0,03 % van het bbp; dat is iets meer dan het Uniegemiddelde, maar nog steeds minder dan in lidstaten als Finland, het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Ierland of Frankrijk, en veel minder dan in landen die geen deel uitmaken van de Unie, zoals Israël en de Verenigde Staten. Zo lijkt de durfkapitaalmarkt in Duitsland er met name niet in te slagen voor grotere investeringen in latere stadia te zorgen. De federale regering heeft een reeks maatregelen genomen om investeringen met durfkapitaal te ondersteunen. Zo heeft zij de belasting op investeringsfondsen vereenvoudigd, de overdracht van verliezen binnen de vennootschapsbelasting verbeterd en het Invest-programma voor business angels uitgebreid.

(12)

De overstap naar hernieuwbare energie vergt aanzienlijke investeringen in netwerken voor elektriciteitstransmissie en -distributie. De planning van binnenlandse elektriciteitsinfrastructuur heeft echter aanzienlijke vertraging opgelopen. Vooral maatschappelijk protest heeft ervoor gezorgd dat eind 2016 slechts circa 35 % van de hoogspanningsnetprojecten uit de „Energieleitungsausbaugesetz” van 2009 was gerealiseerd. Van de huidige geplande 6 100 km elektriciteitsleidingen die tussen nu en 2024/2025 zou moeten worden aangelegd op grond van de in 2015 in werking getreden „Bedarfsplangesetz”, is slechts ongeveer 6 % goedgekeurd en maar 1 % daadwerkelijk aangelegd.

(13)

Er bestaan nog steeds belemmeringen voor het optimaal benutten van de voordelen van de digitalisering. Zo presteert Duitsland niet goed inzake de beschikbaarheid van snelle en supersnelle breedbandverbindingen, vooral in half verstedelijkte en plattelandsgebieden. Jonge Duitsers maken relatief weinig gebruik van computers en vele scholen hebben geen toegang tot breedband. Ook de prestaties op het gebied van digitale overheidsdiensten liggen onder het Uniegemiddelde. Vooral kmo’s zijn op het gebied van digitalisering aan een inhaalbeweging toe. Slechts een vijfde van de kmo’s beschikt over een strategie voor digitalisering. Er is een netwerk van kmo-centra voor toponderzoek opgezet om de digitalisering van kmo’s te versterken en te versnellen en het „Industrie 4.0”-platform brengt alle relevante belanghebbenden bijeen. Hoewel O&O-investeringen door ondernemingen in stijgende lijn gaan en Duitsland de verwezenlijking van de Europa 2020-doelstelling inzake O&O-intensiteit benadert, zijn de investeringen in toenemende mate geconcentreerd in grote ondernemingen, terwijl de bijdrage van kmo’s afneemt. Bovendien kan de vergrijzing in de komende jaren ook gevolgen hebben voor het ondernemerschap.

(14)

Er blijven grote regelgevende barrières bestaan in de sector van de zakelijke diensten en de gereglementeerde beroepen. Het aantal restricties is hoger dan het Uniegemiddelde, meer bepaald voor architecten, ingenieurs, juristen en accountants/belastingadviseurs. Bovendien is het opzeggingspercentage voor deze beroepen aanzienlijk lager dan het Uniegemiddelde, hetgeen lijkt te wijzen op een relatief geringe dynamiek en weinig concurrentie op het gebied van professionele dienstverlening in Duitsland. Deze barrières omvatten restricties van het aandeelhouderschap en de ondernemingsvorm voor architecten en ingenieurs, en multidisciplinaire restricties voor architecten, ingenieurs en juristen. Een verlaging van deze barrières zou intensere concurrentie kunnen opleveren, zodat meer bedrijven de markt betreden, en de consument voordelen kunnen bieden in de vorm van lagere prijzen en een grotere keuze. In januari 2017 heeft de Commissie aanbevelingen gedaan voor de hervorming van de regels voor professionele diensten, als onderdeel van een maatregelenpakket om barrières in de dienstenmarkten te slechten.

(15)

De werkgelegenheid is blijven stijgen en de werkloosheid heeft een historisch laag niveau bereikt. De stijging van de werkgelegenheid is wel gedeeltelijk het gevolg van een toename in deeltijds werk, met name bij vrouwen, en komt slechts ten dele tot uiting in geaggregeerde reële loongroei, die in 2016 is vertraagd. Negatieve prikkels om te werken voor tweede verdieners en wijdverbreide deeltijdarbeid maken dat het potentieel van de arbeidsmarkt niet volledig wordt benut. Meer betaalbare voltijdse kinderopvang van goede kwaliteit, dagscholen en het kort geleden hervormde langdurigezorgstelsel vormen een cruciale hefboom om meer vrouwen aan de slag te krijgen. De gezamenlijke belasting van het inkomen van echtparen en een kosteloze medische zorgverzekering voor niet-werkende echtgenoten ontmoedigen tweede verdieners, vaak vrouwen, om werk te zoeken of meer uren te werken. Bovendien gaat een lagere deelname aan de arbeidsmarkt gepaard met een grote loonkloof tussen mannen en vrouwen van 22 % ten opzichte van een Uniegemiddelde van 16,3 % in 2015.

(16)

Ondanks een lichte terugval zijn minibanen nog steeds wijdverbreid. Ongeveer 4,8 miljoen mensen hadden in september 2016 als enige baan een minibaan. Het aantal uitzendkrachten is sinds 2005 verdrievoudigd tot ongeveer 1 miljoen (ongeveer 3 % van de totale werkgelegenheid) in juni 2016. De bescherming tegen potentiële misbruiken in uitzendarbeid en arbeidsovereenkomsten zal naar verwachting verbeteren, maar de evolutie op dit gebied verdient aandacht. Daarnaast worden tijdelijke contracten gekenmerkt door een relatief hoge niet-gecorrigeerde loonkloof in vergelijking met vaste contracten.

(17)

De belastingwig voor laagbetaalde werknemers is hoog vergeleken met andere lidstaten, waardoor de prikkels om te gaan werken, het nettoloon en de consumptiemogelijkheden worden beperkt. Duitsland heeft de minimale aftrek van de inkomstenbelasting voor personen en de kinderbijslag verhoogd en de inkomstenbelastingschijven aangepast. Deze maatregelen komen veelal lage- en middeninkomensgroepen ten goede, maar het totale effect op de belastingwig zal beperkt zijn. Ondanks recente aanzienlijke verhogingen van het reëel beschikbare inkomen, hebben de lonen en de productiviteit gedurende lange tijd een uiteenlopende ontwikkeling laten zien, hetgeen een aanzienlijke kloof heeft doen ontstaan. Een hogere reële loongroei zou ook bijdragen tot het verminderen van de grote externe onevenwichtigheden.

(18)

Duitsland heeft aanzienlijke inspanningen geleverd bij het opvangen van asielzoekers en het integreren van vluchtelingen en andere migranten. Verdere verbeteringen lijken mogelijk, aangezien het aantal werkzoekende vluchtelingen in 2016 is toegenomen tot ongeveer 9 % van alle werkzoekenden. De integratie van personen met een migratieachtergrond, met name van vrouwen, op de arbeidsmarkt blijft een grote uitdaging, die onder meer door het onderwijsstelsel ook geldt voor in Duitsland geboren kinderen met ouders die niet in de Unie zijn geboren.

(19)

Niet alle leden van de samenleving hebben op gelijke wijze geprofiteerd van de over het geheel genomen positieve economische en arbeidsmarktontwikkelingen van de laatste jaren. De toenemende inkomensongelijkheid is pas onlangs afgeremd, terwijl de ongelijke verdeling van rijkdom nog steeds tot de hoogste in de eurozone behoort. Bovendien hebben de goede prestaties van de arbeidsmarkt het risico op armoede niet doen afnemen. Het armoederisico bij ouderen ligt boven het Uniegemiddelde en waarschijnlijk zullen de komende jaren meer mensen op hun oude dag arm dreigen te worden. De vervangingsratio voor de wettelijke pensioenregeling zal naar voorspelling verder afnemen. Tegelijkertijd wordt te weinig ingeschreven op pensioenregelingen van de tweede of de derde pensioenpijler om de daling van de vervangingsratio in de eerste pijler voor iedereen te compenseren. Zonder compensatie zal de toereikendheid van de pensioenen dus naar verwachting verslechteren. Het valt af te wachten hoe doeltreffend de recente hervormingen ter verbetering van de prikkels voor latere pensionering („Flexi-Rente”) zullen zijn als maatregel tegen de in 2014 ingevoerde prikkels voor vroegtijdige pensionering.

(20)

In de context van het Europees Semester 2017 heeft de Commissie een brede analyse van het economisch beleid van Duitsland verricht. Die analyse is gepubliceerd in het landverslag 2017. Voorts heeft zij zowel het stabiliteitsprogramma 2017 als het nationale hervormingsprogramma 2017 doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Duitsland zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar begrotings- en sociaaleconomisch beleid in Duitsland, maar is zij ook nagegaan of de Unieregels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op Unieniveau in toekomstige nationale besluiten.

(21)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2017 onderzocht en is hij van mening (5) dat Duitsland naar verwachting aan het stabiliteits- en groeipact zal voldoen.

(22)

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma 2017 en het stabiliteitsprogramma 2017 onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in de onderstaande aanbevelingen 1 en 2 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Duitsland in 2017 en 2018 de volgende actie onderneemt:

1.

Met inachtneming van de doelstelling op middellange termijn, het begrotings- en het structuurbeleid gebruiken om potentiële groei en de binnenlandse vraag te ondersteunen en een aanhoudende opwaartse trend van de investeringen te realiseren. De overheidsinvesteringen versnellen op alle bestuursniveaus, met name in onderwijs, onderzoek en innovatie, en capaciteits- en organisatorische beperkingen voor investeringen in infrastructuur aanpakken. De efficiëntie en het investeringsvriendelijke karakter van het belastingstelsel verder verbeteren. De concurrentie in zakelijke diensten en gereglementeerde beroepen stimuleren.

2.

De negatieve prikkels om te gaan werken voor tweede verdieners verminderen en de overgang naar standaardbanen bevorderen. De hoge belastingwig voor laagbetaalden verkleinen. De voorwaarden scheppen om een hogere reële loongroei te bevorderen, met inachtneming van de rol van de sociale partners.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

T. TÕNISTE


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  PB C 92 van 24.3.2017, blz. 1.

(4)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(5)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


9.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 261/23


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 11 juli 2017

over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Estland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van Estland

(2017/C 261/06)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 16 november 2016 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2017 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 16 november 2016 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2) ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Estland niet heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen, die op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad is bekrachtigd. Op 21 maart 2017 heeft de Raad de aanbeveling van de Raad van 21 maart 2017 over het economisch beleid van de eurozone („aanbeveling voor de eurozone”) vastgesteld (3).

(2)

Als lidstaat die de euro als munt heeft en in het licht van de grote onderlinge verwevenheid tussen de economieën van de economische en monetaire unie, moet Estland ervoor zorgen dat volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven aan de aanbeveling voor de eurozone, zoals in de onderstaande aanbeveling 1 is weergegeven.

(3)

Op 22 februari 2017 is het landverslag 2017 voor Estland gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Estland bij de tenuitvoerlegging van de op 12 juli 2016 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede het gevolg dat is gegeven aan de landspecifieke aanbevelingen die in eerdere jaren werden goedgekeurd, en de vooruitgang die Estland in de richting van zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt.

(4)

Estland heeft op 28 april 2017 zijn stabiliteitsprogramma 2017 en op 4 mei 2017 zijn nationaal hervormingsprogramma 2017 ingediend. Teneinde met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(5)

De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de betrokken programma’s te evalueren en wijzigingen voor te stellen, wanneer dit nodig is om de uitvoering van betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere gegevens verstrekt over de wijze waarop zij gebruik zal maken van die bepaling in richtsnoeren over de toepassing van de maatregelen die de doeltreffendheid van de ESI-fondsen koppelen aan gezond economisch bestuur.

(6)

Estland valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact. In zijn stabiliteitsprogramma 2017 heeft de regering haar budgettaire doelstelling voor de middellange termijn verlaagd van een structureel evenwicht naar een tekort van 0,5 % van het bbp. De regering is voornemens om het overheidsoverschot van 0,3 % van het bbp in 2016 te doen omslaan in een tekort van 0,5 % van het bbp in 2017 en 0,8 % van het bbp in 2018. Volgens de ramingen van het stabiliteitsprogramma 2017 stemt dit overeen met een structureel overschot van 0,2 % van het bbp in 2017 en een tekort van 0,5 % van het bbp in 2018, zodat de budgettaire doelstelling voor de middellange termijn wordt nageleefd. Op basis echter van het herberekende (5) structurele saldo is de verwachting dat het tekort zal uitkomen op 0,1 % van het bbp in 2017 en 0,9 % van het bbp in 2018, en dus onder de nieuwe budgettaire doelstelling voor de middellange termijn. Volgens het stabiliteitsprogramma 2017 zal de overheidsschuldquote in 2017 en 2018 naar verwachting minder dan 10 % van het bbp blijven bedragen. Het macro-economische scenario dat aan die begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is plausibel voor 2017 en 2018, maar optimistisch voor de latere programmajaren. Tegelijk zijn er risico’s die verband houden met de aannames over de opbrengsten van diverse nieuwe belastingmaatregelen die in 2018 ingaan.

(7)

Afgaande op de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie wordt voor 2017 een structureel tekort van 0,3 % van het bbp verwacht, waarmee het structurele saldo boven de budgettaire doelstelling voor de middellange termijn blijft. Wat 2018 betreft, wordt Estland aanbevolen de budgettaire doelstelling voor de middellange termijn te blijven waarmaken. Bij ongewijzigd beleid bestaat het gevaar dat enigszins van dat vereiste wordt afgeweken. Al met al is de Raad van oordeel dat Estland klaar moet staan om verdere maatregelen te nemen om in 2018 naleving te garanderen.

(8)

Estland heeft maatregelen genomen om het aanbod en de toegankelijkheid van hoogkwalitatieve diensten te verzekeren, waaronder ook sociale diensten op lokaal niveau in het kader van zijn hervorming van het lokaal bestuur. Meer bepaald heeft Estland de Wet Administratieve Hervorming goedgekeurd die het eenvoudiger moet maken om levensvatbare gemeenten te creëren die hun eigen activiteiten kunnen financieren, om ontwikkeling en groei te plannen en om kwalitatieve diensten aan te bieden. Het land heeft de fase van de vrijwillige fusie van gemeenten met succes afgesloten en is nu doende de Welzijnswet te implementeren. Een aantal cruciale stappen om de hervorming van het lokale bestuur af te ronden, is nog niet gezet. De herziening van de regeling voor de financiering van gemeenten loopt nog. Voorts zijn wetgevingshandelingen over de taken van en de taakverdeling tussen gemeenten en de centrale overheid nog in voorbereiding. De goedkeuring van deze voorstellen is van cruciaal belang om kwalitatieve openbare diensten te kunnen leveren in sectoren als onderwijs, jeugdwerk, gezondheidsbevordering en vervoer.

(9)

De loonkloof tussen mannen en vrouwen is in Estland vernauwd van 28,3 % in 2014 tot 26,9 % in 2015, maar is nog steeds de grootste in de Unie. De regering zet stappen om deze loonkloof verder te verkleinen. Met name is het Welzijnsplan 2016-2023 goedgekeurd en dit wordt nu ten uitvoer gelegd om gendersegregatie op de arbeidsmarkt aan te pakken en stereotypen te bestrijden. De wijziging van de Wet Gendergelijkheid die arbeidsinspecteurs de taak geeft om nauwer toe te zien op gendergelijkheid in de particuliere sector, moet nog worden goedgekeurd. Ook wordt de herziening overwogen van het stelsel voor ouderschapsverlof, wat het opnemen van dit soort verlof moet versoepelen. De aanpassing van de wetgeving in die zin is nog niet aangenomen.

(10)

De inkomensongelijkheid in Estland is groot. Wat de inkomensverdeling betreft, zij erop gewezen dat de verhouding tussen de 20 % rijkste en de 20 % armste huishoudens is toegenomen van 5,4 in 2012 tot 6,2 in 2015, en nu de op zes na hoogste in de Unie is. De aanjagende factor lijkt de grote loonspreiding te zijn als gevolg van een sterke inkomenstoename bij hoger opgeleiden. In absolute termen blijft het inkomen van de 10 % armste huishoudens achter bij de groei van de middeninkomens, waardoor het sociale vangnet ontoereikend dreigt te worden. Een bijkomende factor is het feit dat uitkeringen (vooral pensioenen en bijstandsuitkeringen) geen gelijke tred houden met de groei van inkomens in de marktsector. Een en ander resulteerde ook in een geleidelijke toename van het armoederisico van 15,8 % in 2010 tot 21,6 % in 2015. Substantiële inspanningen zijn geleverd om het belastingstelsel vanaf 2018 progressiever te maken, vooral voor mensen met een laag inkomen, door de algemene heffingskorting in de inkomstenbelasting op te trekken.

(11)

De uitgaven van bedrijven voor onderzoek, technologie en innovatie zijn in 2015 toegenomen tot 0,69 %, maar blijven nog achter bij het Uniegemiddelde van 1,3 %. Het aandeel hoogtechnologische en kennisintensieve bedrijven blijft laag en het aantal nieuw gepromoveerden is klein. De loongroei lag de afgelopen jaren steeds hoger dan de productiviteitsgroei, hetgeen ten koste ging van winsten en zodoende de groei van investeringen deed dalen. Getemperde investeringen in technologische ontwikkeling kunnen ertoe leiden dat de toegevoegde waarde van de uitvoer, vooral van goederen, minder toeneemt dan verwacht, hetgeen een risico vormt voor de outputgroei. Het volume contractonderzoek waarbij de academische wereld en het bedrijfsleven samenwerken, is in 2015 gestegen. Toch bleef de samenwerking tussen beide sectoren, ondanks de maatregelen van de regering, beperkt. Estland heeft zijn ondernemingsklimaat verder verbeterd, maar de tijdrovende insolventieprocedures en het uitwinningspercentage voor schuldeisers met zekerheidsrecht blijven obstakels vormen voor investeringen. In 2016 is er een plan opgezet om het insolventieraamwerk te verbeteren en zo de procedure sneller en doelmatiger te laten verlopen en het percentage succesvolle verzoeken te verhogen. Toch zijn er nog geen aanpassingen aan het wetgevingskader goedgekeurd.

(12)

In de context van het Europees Semester 2017 heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Estland verricht. Die analyse is gepubliceerd in het landverslag 2017. Voorts heeft zij zowel het stabiliteitsprogramma 2017 als het nationale hervormingsprogramma 2017 doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Estland zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar begrotings- en sociaaleconomisch beleid in Estland, maar is zij ook nagegaan of de Unieregels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op Unieniveau in toekomstige nationale besluiten.

(13)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2017 onderzocht en zijn advies (6) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Estland in 2017 en 2018 de volgende actie onderneemt:

1.

Zijn begrotingsbeleid voortzetten overeenkomstig de vereisten van het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact, wat inhoudt dat de begrotingsdoelstelling op middellange termijn in 2018 wordt aangehouden. Voor een adequater veiligheidsnet zorgen. Maatregelen nemen om de loonkloof tussen mannen en vrouwen te verkleinen, met name door de loontransparantie te verbeteren en het stelsel voor ouderschapsverlof te herzien.

2.

Particuliere investeringen in onderzoek, technologie en innovatie bevorderen, onder meer door maatregelen te nemen om de samenwerking tussen de academische wereld en bedrijven te versterken.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

T. TÕNISTE


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(3)  PB C 92 van 24.3.2017, blz. 1.

(4)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(5)  Conjunctuurgezuiverd saldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, dat door de Commissie is herberekend volgens de gezamenlijk overeengekomen methode.

(6)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


9.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 261/26


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 11 juli 2017

over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Ierland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van Ierland

(2017/C 261/07)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 16 november 2016 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2017 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 16 november 2016 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Ierland heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen, die op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad is bekrachtigd. Op 21 maart 2017 heeft de Raad de aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone („aanbeveling voor de eurozone”) vastgesteld (3).

(2)

Als lidstaat die de euro als munt heeft en in het licht van de grote onderlinge verwevenheid tussen de economieën van de Economische en Monetaire unie, dient Ierland ervoor te zorgen dat volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven aan de aanbeveling voor de eurozone, zoals weergegeven in de onderstaande aanbevelingen 1 en 3.

(3)

Op 22 februari 2017 is het landverslag 2017 voor Ierland gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Ierland bij de tenuitvoerlegging van de op 12 juli 2016 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede het gevolg dat is gegeven aan de landspecifieke aanbevelingen die in eerdere jaren werden goedgekeurd, en de vooruitgang die Ierland in de richting van zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt. Het landverslag bevatte ook een op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerde diepgaande evaluatie, waarvan de uitkomsten ook op 22 februari 2017 zijn gepubliceerd.

(4)

Op basis van haar analyse concludeerde de Commissie dat Ierland met macro-economische onevenwichtigheden wordt geconfronteerd. Deze onevenwichtigheden worden met name gekenmerkt door een hoge buitenlandse openbare en particuliere schuld (zowel van huishoudens als van niet-financiële vennootschappen), waardoor Ierland kwetsbaar is voor negatieve schokken. De banken worden nog steeds geconfronteerd met een hoog niveau van oninbare leningen, maar zijn goed gekapitaliseerd en hun winstgevendheid, die weliswaar nog altijd laag is, verbetert geleidelijk aan. De huizenprijzen stijgen en het woningaanbod blijft krap. De schuld van niet-financiële vennootschappen is in de loop van 2015 afgenomen, maar was nog steeds hoger dan eind 2014. De schuld van de huishoudens is in 2015 afgenomen en de overheidsschuld is op een sterk neerwaarts pad. De negatieve internationale nettoinvesteringspositie van Ierland verminderde in een snel tempo vóór 2015, maar is dan omgekeerd, deels als gevolg van een niveauverschuiving in 2015. De externe houdbaarheid van de binnenlandse sector lijkt echter niet in gevaar te zijn. Het aantal oninbare leningen is het afgelopen jaar afgenomen, maar het tempo van de vermindering begon eind 2016 enigszins te vertragen. De woningprijzen zijn in 2015 blijven stijgen, maar vanaf nu zijn er geen grote aanwijzingen voor overwaardering. Er zijn de voorbije jaren beleidsmaatregelen genomen ten aanzien van alle aangehaalde onevenwichtigheden, waaronder in de banksector (beter regelgevingskader, maatregelen om het grote aantal oninbare leningen aan te pakken). De regering heeft verscheidene relevante maatregelen genomen om het onderaanbod op de woningmarkt aan te pakken, maar het zal enige tijd duren voor ze effect beginnen te sorteren.

(5)

Ierland heeft op 13 april 2017 zijn nationaal hervormingsprogramma 2017 en op 2 mei 2017 zijn stabiliteitsprogramma 2017 ingediend. Teneinde met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(6)

De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de betrokken programma’s te evalueren en wijzigingen voor te stellen, wanneer dit nodig is om de uitvoering van betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere gegevens verstrekt over de wijze waarop zij gebruik zal maken van die bepaling in richtsnoeren over de toepassing van de maatregelen die de doeltreffendheid van de ESI-fondsen koppelen aan gezond economisch bestuur.

(7)

Ierland valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact en is aan de overgangsregel voor de schuld onderworpen. In haar stabiliteitsprogramma 2017 voorziet de regering dat het nominale tekort in 2017 licht zal afnemen tot 0,4 % van het bbp en daarna geleidelijk zal blijven dalen, om in 2021 om te slaan in een overschot van 1,0 % van het bbp. De begrotingsdoelstelling op middellange termijn — een structureel tekort van 0,5 % van het bbp — wordt naar verwachting bereikt vanaf 2018. Volgens het stabiliteitsprogramma zal naar verwachting de overheidsschuldquote in 2017 tot 72,9 % dalen en blijven afnemen tot 65,2 % in 2020. Het macro-economische scenario dat aan die begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is plausibel. Tegelijkertijd zijn de maatregelen die nodig zijn om vanaf 2018 de geplande tekortdoelstellingen te ondersteunen, niet voldoende gespecificeerd.

(8)

Op 12 juli 2016 heeft de Raad Ierland aanbevolen een jaarlijkse budgettaire aanpassing in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn te realiseren van 0,6 % van het bbp in 2017. Op basis van de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie bestaat het risico dat in 2016 en 2017 samengenomen aanzienlijk van de aanbevolen begrotingsaanpassing zal worden afgeweken.

(9)

Gelet op zijn begrotingssituatie en met name op zijn schuldniveau, wordt verwacht dat Ierland in 2018 verder opschuift in de richting van zijn begrotingsdoelstelling op middellange termijn, namelijk een begroting met een structureel tekort van 0,5 % van het bbp. Volgens de in het kader van het stabiliteits- en groeipact gezamenlijk overeengekomen aanpassingsmatrix mag het nominale groeipercentage van de netto primaire overheidsuitgaven (5) in 2018 daartoe niet meer dan 2,4 % bedragen. Dit zou overeenkomen met een jaarlijkse structurele aanpassing van 0,6 % van het bbp. De uitgavenbenchmark is aangepast om te corrigeren voor een verstoring van het tienjaarsreferentiepercentage voor de potentiële groei als gevolg van de uitzonderlijk sterke stijging van de reële bbp-groei in 2015. In navolging van de benadering die door de Ierse autoriteiten is gevolgd bij hun berekening van de begroting 2017, heeft de Commissie het gemiddelde van de potentiële groeipercentages in 2014 en 2016 genomen. Bij ongewijzigd beleid bestaat het gevaar dat in 2017 en 2018 samengenomen enigszins van dat vereiste zal worden afgeweken. Tegelijk is de verwachting dat Ierland in 2017 en 2018 aan de overgangsregel voor de schuld zal voldoen. Over het algemeen is de Raad van oordeel dat met name in 2017 verdere maatregelen nodig zullen zijn om aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact te voldoen. Gezien de huidige conjuncturele omstandigheden van Ierland en de verhoogde externe risico’s zou het raadzaam zijn om meevallers te gebruiken om de overheidsschuldquote verder terug te dringen. Op grond van Verordening (EG) nr. 1466/97 moet bij de beoordeling van de begrotingsplannen en -resultaten echter rekening worden gehouden met de begrotingsbalans van de lidstaat in het licht van de conjuncturele omstandigheden. Zoals is herhaald in de mededeling van de Commissie bij deze landspecifieke aanbevelingen moeten de beoordeling van het ontwerpbegrotingsplan 2018 en de daaropvolgende beoordeling van de begrotingsresultaten 2018 terdege rekening houden met de doelstelling om een begrotingskoers te bereiken die zowel bijdraagt aan het versterken van het lopende herstel als aan het waarborgen van de duurzaamheid van de overheidsfinanciën van Ierland. In die context neemt de Raad er akte van dat de Commissie voornemens is een algemene evaluatie in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97 uit te voeren, in het bijzonder in het licht van de conjuncturele situatie van Ierland.

(10)

Hoewel het economisch herstel robuust is en de output de komende jaren naar verwachting gestaag zal blijven toenemen, zijn de vooruitzichten onzekerder geworden, wat risico’s inhoudt voor de nog steeds fragiele overheidsfinanciën. Daarom moeten meer inspanningen worden gedaan om de inkomsten beter bestand te maken tegen economische schommelingen en negatieve schokken. Daartoe moet werk worden gemaakt van het voorstel om een „Rainy Day Fund” aan te leggen en moet de afhankelijkheid van zeer geconcentreerde en volatiele inkomstenbronnen worden afgebouwd. Een evenwichtige samenstelling van verschillende fiscale bronnen en bredere belastinggrondslagen verbeteren de inkomstenstabiliteit bij economische volatiliteit. De inspanningen om de belastinggrondslag te verbreden, waren de afgelopen jaren echter beperkt en recente belastingmaatregelen zijn toegespitst op verlagingen en aftrekken. De aangekondigde systematische evaluatie van de kosten en baten van verlaagde btw-tarieven, die gelden voor een ruime waaier van verkopen, is ophanden. De recurrente onroerendgoedbelasting wordt beschouwd als een van de meest groeivriendelijke inkomstenbronnen. De Ierse inkomsten uit onroerend goed bedroegen echter slechts 1,0 % van het bbp in 2014, tegenover een Uniegemiddelde van 1,6 %. Een geleidelijke indexering van de waarde van het onroerend goed zou het profiel van de plaatselijke onroerendgoedbelasting helpen verzachten door een plotse toename van de belastingverplichtingen te voorkomen wanneer het onroerend goed wordt geherwaardeerd in 2019. De verschillen in de belasting op diesel en benzine voor weggebruikers zijn uit ecologisch oogpunt ongerechtvaardigd.

(11)

In het verleden waren uitgebreide uitgavenbeoordelingen vooral gericht op het verkleinen van de overheidsuitgaven om de algehele begrotingsdoelstellingen te halen. Er is weinig evaluatie van de doeltreffendheid en efficiëntie van uitgavenprogramma’s verricht, wat uiteindelijk de betrouwbaarheid van de meerjarige uitgavenplannen heeft verzwakt. Een naar behoren opgezette beoordeling van de uitgaven, overeenkomstig de gemeenschappelijke beginselen van de Eurogroep, zou de uitgavencontrole verbeteren en zou middelen voor de dringend noodzakelijke groeibevorderende overheidsinvesteringen kunnen vrijmaken. De beoordeling van de uitgaven moet met name betrekking hebben op de kosteneffectiviteit van de gezondheidssector. Ierland heeft een aantal belangrijke maatregelen ter verhoging van de efficiëntie doorgevoerd, zoals een kostenbesparende overeenkomst met de farmaceutische sector, een systeem voor financieel beheer, e-gezondheid en financiering op basis van activiteiten. Niettemin zou meer kunnen worden gedaan, bijvoorbeeld door de rol van eerstelijnszorg als poortwachter voor de overbelaste ziekenhuizen van Ierland te versterken. Stappen in de richting van een universele eenlagige gezondheidszorg zijn versnipperd en missen een totaalvisie.

(12)

Het bevorderen van duurzame en inclusieve groei die alle groepen in de samenleving ten goede komt, blijft een uitdaging. Met 6,4 % bedroeg de werkloosheid in april 2017 minder dan het Uniegemiddelde. De lage arbeidsintensiteit van veel huishoudens doet echter de bezorgdheid ontstaan dat sommige mensen uit de boot vallen terwijl het herstel doorzet. Tussen 2013 en 2015 is het percentage van de bevolking dat leeft in een huishouden met een lage of zeer lage arbeidsintensiteit met 15 % gedaald; het algemene werkloosheidspercentage is in dezelfde periode met 28 % afgenomen. In het algemeen werkt het socialezekerheidsstelsel goed om de armoede en ongelijkheid in te dammen en Ierland heeft maatregelen genomen om de arbeidsparticipatie te stimuleren door uitkeringen en toeslagen geleidelijk af te bouwen. Toch bestaan er nog steeds belemmeringen voor inclusieve groei. De verschillen in arbeidsparticipatie tussen laag-, middelhoog- en hoogopgeleide werknemers behoren tot de hoogste in de Unie. In bepaalde sectoren zijn vaardigheidstekorten en discrepanties tussen de vraag naar en het aanbod van vaardigheden ontstaan, terwijl er onvoldoende mogelijkheden tot bij- en omscholing zijn. De arbeidsmarkt en sociale uitdagingen wijzen op het belang van een geïntegreerde benadering van opleiding en arbeidsmarktactivering voor degenen die het verst van de arbeidsmarkt af staan. Bovendien blijft de kwaliteit van de kinderopvangvoorzieningen, met inbegrip van de beschikbaarheid van voltijdse diensten, zorgen baren. Als percentage van de lonen behoren de nettokosten voor kinderopvang tot de hoogste van de Unie. De beschikbaarheid en de kosten van kwaliteitsvolle voltijdse kinderopvang vormen obstakels voor de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen en hinderen de inspanningen ter bestrijding van de kinderarmoede, die licht is gedaald, maar nog steeds hoger dan het Uniegemiddelde is.

(13)

De infrastructuurbehoeften moeten worden aangepakt om duurzame en evenwichtige groei te bevorderen. De economische crisis heeft geleid tot een verschuiving in de samenstelling van de overheidsuitgaven, van investeringen naar lopende uitgaven. Jaren van sterk gedaalde overheidsinvesteringen hebben een negatieve impact op de adequaatheid en kwaliteit van de infrastructuur gehad. De verschuiving in de overheidsuitgaven heeft ook gevolgen gehad voor de overheidssteun voor onderzoek en ontwikkeling (O&O) met mogelijke gevolgen voor het concurrentievermogen van kleine en middelgrote ondernemingen. Ierland staat op plaats 25 in de Unie als het gaat om publieke investeringen in O&O als percentage van het bbp. De ernstigste infrastructurele tekortkomingen doen zich voor op het gebied van vervoer, waterdiensten en huisvesting. Momenteel overstijgt de vraag naar nieuwe woningen het aanbod ruimschoots in de voornaamste stedelijke gebieden van het land. Als gevolg daarvan blijven de woningprijzen en huurprijzen snel stijgen, wat er dan weer toe heeft geleid dat het aantal gevallen van uitsluiting uit de woningmarkt en dakloosheid onlangs sterk is toegenomen. Er zijn momenteel geen aanwijzingen voor overwaardering, maar restricties die het woningaanbod beperken, kunnen macrofinanciële risico’s opleveren als ze niet worden weggenomen. Een samenhangend en tijdig ruimtelijk plan zou voor nieuwe woningen in de juiste gebieden helpen zorgen.

(14)

De Ierse economie vertoont een tweedeling tussen de doorgaans kleine en middelgrote ondernemingen in Ierse handen en de grote multinationale ondernemingen die in Ierland actief zijn. Banden tussen multinationale ondernemingen en ondernemingen in Ierse handen blijven beperkt. Hun uitvoerprestaties en -profielen vertonen aanzienlijke verschillen, terwijl de productiviteitskloof tussen beide groepen breder wordt. Ondernemingen in Ierse handen hebben een zwakker uitvoerprofiel dan in Ierland gevestigde multinationale ondernemingen. Hun uitvoer is sterk geconcentreerd per sector en bestemming, waardoor ze kwetsbaarder zijn voor schokken. Investeren in innovatie zou de productiviteit en het uitvoerpotentieel van Ierse ondernemingen bevorderen in een tijd waarin het diversifiëren van de uitvoer en de uitvoerbestemmingen de prestaties van Ierse ondernemingen zou kunnen helpen stabiliseren. De overheidsuitgaven voor O&O blijven laag. De onverkorte tenuitvoerlegging van maatregelen ter verhoging van publieke O&O, met name maatregelen om de innovatiecapaciteit van kleine en middelgrote ondernemingen te ondersteunen, hangt af van de terugkeer naar een trend van volgehouden investeringen. Om innovatie door kleine en middelgrote ondernemingen te bevorderen, zou het innovatiebeleid kunnen worden geheroriënteerd naar directere vormen van financiering. Overheidssteun voor O&O door bedrijven steunt in toenemende mate op belastingkrediet voor O&O. Met een gerichtere beleidsmix met directere financiering wordt mogelijk beter aan de noden van jonge, innovatieve Ierse ondernemingen tegemoetgekomen en worden de door de grote investeringskracht van multinationale ondernemingen geboden kansen mogelijk beter benut. Een en ander zou de toegang tot mondiale waardeketens vergemakkelijken en kennisspillovers versnellen.

(15)

In een klimaat van verhoogde externe onzekerheid, is verdere vooruitgang bij het terugdringen van oninbare leningen belangrijk om de stabiliteit van de financiële sector te waarborgen. Hoewel er vooruitgang is geboekt, blijft het hoge aandeel oninbare leningen een rem op de winstgevendheid van de banken en een obstakel voor volledig economisch herstel van huishoudens en bedrijven. De schuldafbouw van huishoudens en binnenlandse bedrijven gaat door, maar hun schuldenlast blijft met 276,8 % van het bbp (september 2016) bij de hoogste van de Unie. Hoge bedrijfsschulden kunnen voor bedrijven een hinderpaal vormen om te lenen voor investeringen, wat dan weer het vermogen van banken om hun eigen winstgevendheid te verbeteren, beperkt.

(16)

Volgens de Centrale Bank van Ierland bedroeg het gemiddelde percentage oninbare leningen van de binnenlandse Ierse banken 14,2 % in september 2016. Dit is beduidend meer dan het Uniegemiddelde van 5,3 %. Het bedrag aan oninbare leningen van de binnenlandse Ierse banken daalde met 12,7 miljard EUR, ofwel 32,7 % op jaarbasis in september 2016. Het tempo van de afwikkeling van betalingsachterstanden is enigermate vertraagd omdat de resterende langetermijnachterstallen tevens het moeilijkst te herstructureren zijn. Het momentum mag niet verloren gaan: de herstructurering van achterstallige betalingen moet houdbaar zijn op lange termijn en er moeten verschillende vormen van schuldreductie worden overwogen. Eind september 2016 was 14 % van de hypotheekleningen achterstallig; voor 70 % van het totale aantal hypotheekleningen met achterstalllen van meer dan negentig dagen betrof het achterstallen van meer dan twee jaar. Commerciële vastgoedleningen in het bezit van binnenlandse banken en zakelijke leningen blijven, met een percentage oninbare leningen van 32,6 % respectievelijk 11,8 % in september 2016, eveneens zorgen baren. De benutting van regelingen inzake persoonlijke insolventie, faillissement, examinership en van regelingen zonder tussenkomst van het gerecht bedoeld om huishoudens en bedrijven weer levensvatbaar te maken, is laag en moet meer worden gestimuleerd. Na verscheidene vertragingen zal het centraal kredietregister naar verwachting de laatste fase van zijn implementatie ingaan. De voltooiing ervan moet een prioriteit zijn aangezien het als basis zal dienen voor adequate kredietrisicobeoordeling van kredietnemers en prudente toekomstige kredietverlening waarborgt.

(17)

De uitvoering van de Legal Services Regulation Act 2015 is eind 2016 van start gegaan. De onverkorte tenuitvoerlegging van deze wet zal cruciaal zijn voor de inspanningen van Ierland om de concurrentie in de sector te verhogen, aangezien ze het mogelijk maakt dat advocaten direct toegang krijgen tot het beroep, dat multidisciplinaire praktijken ondernemingsgroepen oprichten en dat alternatieve, in andere lidstaten gebruikte bedrijfsmodellen in Ierland worden toegepast. Op onafhankelijke juridische diensten wordt door alle sectoren van de economie een beroep gedaan en de kosten ervan zijn van invloed op het concurrentievermogen van Ierland. Het is daarom van het grootste belang dat door de tenuitvoerlegging van deze wet concurrentiebevorderende en kostenverlagende maatregelen worden ingevoerd na publieke raadplegingsprocessen, of dat dergelijke maatregelen worden opgenomen in door de Legal Services Regulatory Authority vast te stellen voorschriften, teneinde de concurrentie te stimuleren en de kosten terug te dringen.

(18)

In de context van het Europees Semester 2017 heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Ierland verricht. Die analyse is gepubliceerd in het landverslag 2017. Voorts heeft zij zowel het stabiliteitsprogramma 2017 als het nationale hervormingsprogramma 2017 doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Ierland zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar begrotings- en sociaaleconomisch beleid in Ierland, maar is zij ook nagegaan of de Unieregels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op Unieniveau in toekomstige nationale besluiten.

(19)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2017 onderzocht en zijn advies (6) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

(20)

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma 2017 en het stabiliteitsprogramma 2017 onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in de onderstaande aanbevelingen 1 en 3 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Ierland in 2017 en 2018 de volgende actie onderneemt:

1.

Een aanzienlijke begrotingsinspanning leveren in 2018 overeenkomstig de vereisten van het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact. Meevallers als gevolg van de gunstige economische en financiële omstandigheden, zoals de opbrengsten van de activaverkopen, gebruiken om de overheidsschuldquote sneller af te bouwen. Belastingkortingen in reikwijdte en aantal beperken en de belastinggrondslag verbreden.

2.

Overheidsuitgaven gerichter maken, door prioriteit te geven aan openbare investeringen in vervoer, waterdiensten en innovatie, met name ter ondersteuning van kleine en middelgrote ondernemingen. De sociale infrastructuur, met inbegrip van sociale huisvesting en hoogwaardige kinderopvang, verbeteren; met een geïntegreerd pakket van activeringsmaatregelen komen om de werkgelegenheidsvooruitzichten van laagopgeleiden te verbeteren en de lage arbeidsintensiteit van huishoudens aan te pakken.

3.

Een constante en houdbaardere schuldvermindering bevorderen aan de hand van afwikkelingsstrategieën voor oninbare leningen die afschrijvingen voor levensvatbare bedrijven en huishoudens omvatten, met bijzondere nadruk op de afwikkeling van langetermijnachterstallen.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

T. TÕNISTE


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  PB C 92 van 24.3.2017, blz. 1.

(4)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(5)  De netto-overheidsuitgaven bestaan uit de totale overheidsuitgaven exclusief rente-uitgaven, uitgaven in het kader van programma’s van de Unie die volledig met inkomsten uit Uniefondsen worden gefinancierd en niet-discretionaire veranderingen in de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen. Nationaal gefinancierde bruto-investeringen in vaste activa zijn gespreid over een periode van vier jaar. Er wordt rekening gehouden met discretionaire inkomstenmaatregelen of bij wet verplicht gestelde inkomstenstijgingen. Eenmalige maatregelen aan zowel de inkomsten- als de uitgavenzijde worden uitgevlakt.

(6)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


9.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 261/31


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 11 juli 2017

over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Spanje en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van Spanje

(2017/C 261/08)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 16 november 2016 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2017 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 16 november 2016 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Spanje heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen, die op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad is bekrachtigd. Op 21 maart 2017 heeft de Raad de Aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone („aanbeveling voor de eurozone”) vastgesteld (3).

(2)

Als lidstaat die de euro als munt heeft en in het licht van de grote onderlinge verwevenheid tussen de economieën van de Economische en Monetaire Unie, dient Spanje ervoor te zorgen dat volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven aan de aanbeveling voor de eurozone die in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 3 is weergegeven.

(3)

Op 22 februari 2017 is het landverslag 2017 voor Spanje gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Spanje bij de tenuitvoerlegging van de op 12 juli 2016 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede het gevolg dat is gegeven aan de landspecifieke aanbevelingen die in de jaren voordien werden goedgekeurd, en de vooruitgang die Spanje in de richting van zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt. Het landverslag bevatte ook een op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerde diepgaande evaluatie, waarvan de uitkomsten ook op 22 februari 2017 zijn gepubliceerd. Op basis van haar analyse concludeerde de Commissie dat Spanje wordt geconfronteerd met macro-economische onevenwichtigheden die grensoverschrijdende relevantie hebben. Met name leiden de overschotten op de lopende rekening tot een vermindering van Spanjes externe nettoverplichtingen, die toch nog aanzienlijk blijven en het land blootstellen aan verschuivingen in de houding van de markt. De schuld van de particuliere sector is sterk gedaald, vooral voor ondernemingen, terwijl de schuld van huishoudens hoog blijft. De economische groei is uitgegroeid tot de belangrijkste motor achter de schuldvermindering, maar de risico’s voor de houdbaarheid van de begroting blijven hoog op middellange termijn. Om het risico van negatieve effecten van de onevenwichtigheden voor de Spaanse economie te beperken en gelet op de omvang en de grensoverschrijdende relevantie van het land voor de Economische en Monetaire Unie, is het bijzonder belangrijk dat er maatregelen worden genomen. De financiële sector toont nog steeds een hoge graad van stabiliteit, ondersteund door de lopende herstructurering, de lage financieringskosten en het economisch herstel. Er zijn de afgelopen jaren veel banen gecreëerd en de werkloosheid is snel gedaald, maar blijft hoog. De hervormingen van de arbeidsmarkt en de loonmatiging zijn aanjagers gebleken voor de aanzienlijke banencreatie en de verbeteringen van het concurrentievermogen van de laatste jaren.

(4)

Spanje heeft op 28 april 2017 zijn nationaal hervormingsprogramma 2017 en op 29 april 2017 zijn stabiliteitsprogramma 2017 ingediend. Teneinde met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(5)

De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de betrokken programma’s te evalueren en wijzigingen voor te stellen, wanneer dit nodig is om de uitvoering van betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere gegevens verstrekt over de wijze waarop zij gebruik zal maken van die bepaling in richtsnoeren over de toepassing van de maatregelen die de doeltreffendheid van de ESI-fondsen koppelen aan gezond economisch bestuur.

(6)

Spanje valt momenteel onder het corrigerende deel van het stabiliteits- en groeipact. In zijn stabiliteitsprogramma 2017 voorziet Spanje het buitensporige tekort tegen 2018 te corrigeren, in lijn met het besluit van de Raad van 8 augustus 2016 tot aanmaning van Spanje om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen (hierna: „het besluit van de Raad van 8 augustus 2016”). Voorzien wordt dat het nominale tekort verder daalt tot 0,5 % van het bbp in 2020. De uitgavenprognoses in het stabiliteitsprogramma 2017 omvatten de verwezenlijking van voorwaardelijke verplichtingen met betrekking tot de autowegen en de financiële sector ten belope van bijna 0,4 % en 0,2 % van het bbp in respectievelijk 2017 en 2018. De doelstelling op middellange termijn — een begrotingssituatie die structureel in evenwicht is — zal volgens de plannen niet binnen de tijdshorizon van het stabiliteitsprogramma 2017 worden bereikt. Het herberekende structurele saldo (5) zal in 2020 naar verwachting -1,9 % van het bbp bereiken. Volgens het stabiliteitsprogramma 2017 zal de overheidsschuldquote dalen tot 98,8 % in 2017, 97,6 % in 2018 en 92,5 % in 2020. De macro-economische aannames van het stabiliteitsprogramma 2017 zijn plausibel tot 2018 en worden nadien enigszins gunstig. In het algemeen blijft de verwachte realisatie van de doelstellingen afhankelijk van de sterke economische vooruitzichten, hetgeen echter aan risico’s is gebonden. Andere risico’s die de begrotingsdoelstellingen in de weg kunnen staan, hebben te maken met de onzekerheid over de weerslag van de recente belastingmaatregelen. Rekening houdend met de te verwachten verwezenlijking van voorwaardelijke verplichtingen (die niet in de voorjaarsprognose 2017 van de Commissie zijn opgenomen), steunt het stabiliteitsprogramma 2017 voorts op uitgavenbeperkingen die veel hoger liggen dan die welke de Commissie in haar prognoses van 2017 en 2018 had voorzien. Ten slotte zijn de maatregelen die nodig zijn om de geplande tekortdoelstellingen voor 2018 te ondersteunen, nog niet gespecificeerd.

(7)

Op 8 augustus 2016 heeft de Raad Spanje verzocht om tegen 2018 een einde te maken aan het buitensporige tekort en, in het bijzonder, het overheidstekort terug te dringen tot 4,6 % van het bbp in 2016, 3,1 % van het bbp in 2017 en 2,2 % van het bbp in 2018. Op basis van de geactualiseerde voorjaarsprognose 2016 van de Commissie werd deze verbetering van het overheidssaldo geacht overeen te stemmen met een verslechtering van het structurele saldo met 0,4 % van het bbp in 2016 en een verbetering met 0,5 % van het bbp in 2017 en in 2018. Spanje haalde in 2016 een nominaal tekort van 4,5 % van het bbp, onder het streefdoel als vervat in het besluit van de Raad van 8 augustus 2016. Op basis van de voorjaarsprognose 2017 van de Commissie zal het nominale tekort naar verwachting afnemen tot 3,2 % van het bbp in 2017 en verder tot 2,6 % van het bbp in 2018 bij ongewijzigd beleid, respectievelijk 0,1 % en 0,4 % van het bbp boven de streefdoelen voor het nominale tekort in het stabiliteitsprogramma 2017 en die door de Raad zijn gesteld. Anders dan in het stabiliteitsprogramma 2017 wordt in de prognose niet uitgegaan van de verwezenlijking van de bovengenoemde voorwaardelijke verplichtingen. De gecumuleerde begrotingsinspanning zal naar verwachting nipt worden gerealiseerd over 2016-2017, maar in 2018 wordt bij ongewijzigd beleid verwacht dat deze inspanning ontoereikend zal zijn ten opzichte van wat er gevraagd werd in het besluit van de Raad van 8 augustus 2016. Daarnaast verzocht de Raad Spanje in augustus 2016 maatregelen te nemen om zijn begrotingskader te verbeteren, maar worden in het stabiliteitsprogramma 2017 geen plannen gemeld om de uitgavenregel van de stabiliteitswet in sterkere mate te laten bijdragen tot de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Al bij al is de Raad van oordeel dat verdere maatregelen nodig zullen zijn, met name in 2018, om te voldoen aan de voorschriften van het stabiliteits- en groeipact en in het bijzonder aan het besluit van de Raad van 8 augustus 2016.

(8)

Het ontbreekt Spanje nog steeds aan een duidelijk en samenhangend beleidskader voor overheidsaanbestedingen dat zorgt voor de naleving van wet- en regelgeving, een hoog niveau van mededinging en economische efficiëntie, namelijk door middel van doeltreffende controles vooraf en achteraf, en een betere transparantie en coördinatie tussen aanbestedende diensten en entiteiten op alle bestuursniveaus. De regering heeft in 2017 enkele maatregelen voorgesteld om het stelsel voor toezicht op aanbestedingen te verbeteren. Deze voorstellen moeten nog door het parlement worden goedgekeurd.

(9)

Spanje heeft vooruitgang geboekt in de bestrijding van corruptie, met name op het gebied van transparantie van de bestuurlijke besluitvorming en meer concreet wat betreft het aannemen van wetten over de transparantie van partijfinanciering, openbaarmaking van vermogens en belangenconflicten. De aandacht verschuift nu naar de tenuitvoerlegging van deze maatregelen. Ondanks een toenemend aantal onderzoeken naar lokale of regionale corruptiezaken zijn op die bestuursniveaus geen op maat gesneden preventieve strategieën ontwikkeld om het risico op corruptie te beperken en bestaat er geen preventieve strategie die deze besturen samen voeren. Voor andere tekortkomingen, zoals de hiaten in de wetgeving ter bescherming van klokkenluiders, het niveau van onafhankelijkheid van het onlangs opgerichte bureau voor belangenconflicten en het gebrek aan regelgeving voor lobbywerk, zijn nog geen specifieke maatregelen genomen. Een andere kwestie is de langdurige rechtsprocedure voor corruptiezaken. De strafvorderingswet werd in 2015 gewijzigd om de termijnen voor onderzoekshandelingen in te korten en onnodige vertragingen in de strafprocedures in te perken. Indien de bepalingen voor het verlengen van proceduretermijnen restrictief blijken te zijn, kan hierdoor evenwel het risico groeien dat deze termijnen te kort zullen zijn voor het behandelen van complexe corruptiezaken.

(10)

Hoewel het normale btw-tarief in overeenstemming is met het Uniegemiddelde en de btw-kloof klein is en terugloopt, heeft Spanje betrekkelijk lage btw-inkomsten. Dit is hoofdzakelijk te wijten aan het feit dat veelvuldig vrijstellingen of verlaagde tarieven worden toegepast op verschillende producten en diensten. Als gevolg daarvan tekende Spanje in 2014 de grootste beleidskloof in de Unie op (59 % ten opzichte van het Uniegemiddelde van ongeveer 44 %). Op dezelfde wijze behoren Spanjes inkomsten uit milieugerelateerde belastingen tot de laagste van de Unie, ook al zijn de jongste jaren een aantal maatregelen genomen, voornamelijk in de energiesector. Het heffen van belastingen op vervuiling en op het gebruik van hulpbronnen kan meer inkomsten opleveren en aanzienlijke sociale en milieuvoordelen met zich meebrengen. Verder is er sprake van een normatieve versnippering, die tot een heterogene aanpak van een aantal belastingen op regionaal niveau leidt. Wat de uitgaven betreft, heeft de regering AIReF als onafhankelijke begrotingsinstantie belast met een toetsing van de uitgaven voor alle overheidsniveaus. In deze toetsing kan worden nagegaan op welke gebieden aan de financieringsbehoeften kan worden voldaan met een efficiënter gebruik van hulpmiddelen.

(11)

De afgelopen jaren zijn veel banen geschapen, hetgeen ondersteund wordt door hervormingen op de arbeidsmarkt en loonmatiging. De werkloosheidsgraad is snel gedaald, maar behoort nog tot de hoogste in de Unie, vooral onder jongeren en laaggeschoolden, hetgeen het risico met zich meebrengt dat zij zich terugtrekken uit de arbeidsmarkt. Bijna de helft van de werklozen zit al meer dan een jaar zonder baan. Spanje neemt maatregelen om jongeren te ondersteunen, met name door een verruiming van de criteria om voor de jongerengarantie (6) in aanmerking te komen, en door een betere individuele ondersteuning van langdurig werklozen. De doeltreffendheid daarvan hangt ook af van de daadkracht van de regionale overheidsdiensten voor arbeidsvoorziening. Er is ruimte om de samenwerking met sociale diensten te versterken, ook om te komen tot betere en uitgebreide diensten voor werkzoekenden, in het bijzonder voor langdurig werklozen en personen die in aanmerking komen voor inkomensgarantieregelingen. Tegelijkertijd kan de samenwerking tussen overheidsdiensten voor arbeidsvoorziening en werkgevers worden verbeterd, met name door een groter aantal vacatures door deze diensten te laten afwikkelen.

(12)

Spanje heeft een van de hoogste percentages van tijdelijke arbeid in de Unie, en veel tijdelijke contracten zijn van zeer korte duur. Het percentage tijdelijke contacten die in vaste contracten overgaan, is zeer laag in vergelijking met het Uniegemiddelde. Het wijdverbreide gebruik van tijdelijke contracten gaat gepaard met een lagere productiviteitsgroei (onder meer door beperkte opleidingskansen op de werkplek), slechtere arbeidsomstandigheden en een hoger armoederisico. De recente hervormingen van de arbeidsmarkt lijken een enigszins positief effect te hebben gehad op het terugdringen van de segmentatie tussen vaste en tijdelijke contracten, en de voortdurende versterking van arbeidsinspecties levert positieve resultaten op in de aanpak van het misbruik van tijdelijke contracten. Bepaalde aspecten van de Spaanse arbeidsmarkt kunnen echter nog ontmoedigend zijn om aan te werven op basis van vaste contracten, onder meer door de onzekerheid in geval van een juridisch geschil na een ontslag, samen met betrekkelijk hoge opzegvergoedingen voor werknemers met een vast contract. Voorts blijft het stelsel van stimulansen voor indienstneming versnipperd en is het niet doeltreffend om werkgelegenheidskansen van onbepaalde duur te bevorderen. Hoewel onlangs een werkgroep over de kwaliteit van de werkgelegenheid is opgericht, beschikt Spanje nog niet over een algemeen plan voor de bestrijding van de segmentering van de arbeidsmarkt, waartoe in 2014 was besloten in een overeenkomst tussen de regering en de sociale partners.

(13)

Er bestaan nog altijd verschillen tussen regio’s en regelingen wat betreft de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een inkomensgarantie en wat betreft de koppeling tussen activering en bescherming. Bepaalde kwetsbare groepen zijn uitgesloten van enige inkomensgarantieregeling. De beperkte doeltreffendheid van de regelingen is gedeeltelijk te verklaren door de grote verschillen in niveau van toereikendheid en toelatingsvoorwaarden van de regionale stelsels voor het minimuminkomen en door de versnippering van het nationale uitkeringsstelsel in een groot aantal regelingen die zich richten tot uiteenlopende categorieën van werkzoekenden en beheerd worden door verschillende instanties. De versnippering leidt tot onderbrekingen in de steun voor degenen die daaraan behoefte hebben, en staat het aanbieden van geïntegreerde dienstentrajecten in de weg. Om een antwoord te geven op de talrijke uitdagingen, loopt er een studie die tot doel heeft de effectiviteit van de nationale en regionale inkomenssteunregelingen te evalueren. De gezinsbijslagen zijn niet doelgericht. Wanneer rekening wordt gehouden met het effect van belastingvoordelen, is het belastingstelsel in zijn geheel lichtjes degressief. Daarnaast wordt veel meer gebruikgemaakt van kinderopvang naargelang het inkomen stijgt, hetgeen wijst op belemmeringen voor toegang van ouders met een laag inkomen. In de langdurige zorg worden nu betere diensten verstrekt, maar er zijn verschillen tussen regio’s en aan de huidige behoeften wordt nog steeds niet voldaan.

(14)

Zwakke onderwijsresultaten hebben een negatieve invloed op het langetermijnpotentieel voor productiviteitsgroei in Spanje. Ondanks significante verbeteringen in de voorbije jaren blijft het schooluitvalpercentage tot de hoogste in de Unie behoren. Er zijn grote regionale verschillen in het aantal leerlingen die de school vroegtijdig verlaten en in hun prestaties, vooral waar het om basisvaardigheden gaat. Opleiding van leerkrachten en ondersteuning van individuele leerlingen vormen de drijvende krachten achter een succesvolle schoolopleiding in goed presterende regio’s. Spanje heeft het hoogste percentage zittenblijvers in de Unie, hetgeen het risico op schooluitval nog doet toenemen, de succesverwachtingen doet zakken en op de kosten van het onderwijs weegt. De inzetbaarheid van afgestudeerden van het hoger onderwijs blijft betrekkelijk laag. De lage mobiliteit van studenten en academisch personeel, de beperkte stagemogelijkheden, het gebrek aan stimuli en de starheid van het academisch bestuur blijven obstakels voor samenwerking met het bedrijfsleven op het gebied van onderwijs of onderzoek.

(15)

Om de productiviteit en het concurrentievermogen te versterken, zou Spanje baat hebben bij verdere bevordering van onderzoek en innovatie. De resultaten inzake innovatie zijn echter teruggelopen en liggen nu lager dan in 2007, terwijl de kloof ten opzichte van het Uniegemiddelde in de loop der tijd gegroeid is. Deze lage innovatieprestaties vallen samen met dalende particuliere O&O-uitgaven en wijzen op zwakke punten in het bestuurskader voor onderzoek en innovatie. Het staatsagentschap voor onderzoek, dat belast is met het beheer van de overheidsfinanciering voor onderzoek en innovatie, is begin 2017 operationeel geworden. Tot op heden bestaat er geen systematische meerjarenplanning voor de financiering van steunprogramma’s. Voorts wordt de doeltreffendheid van de steunprogramma’s niet systematisch geëvalueerd om de opzet en de uitvoering ervan te verbeteren. Ten gevolge van een gebrek aan stimulansen en de starheid van het academisch bestuur blijft ook de publiek-private samenwerking zwak en is de mobiliteit van onderzoekers tussen overheid en particuliere sector laag. De coördinatie tussen de verschillende overheidsniveaus is niet optimaal, met als gevolg dat de nationale en regionale beleidsmaatregelen niet hun volle synergie bereiken.

(16)

Spaanse kleine ondernemingen vertonen vaak een significant lagere productiviteit dan hun gelijken in andere grote lidstaten. Aangezien kleine ondernemingen in Spanje wijdverspreid zijn, heeft dit een grote impact op de totale productiviteit van de economie. Als hindernissen worden weggenomen voor het oprichten, exploiteren en verder uitbouwen van bedrijven, zou dit dan ook resulteren in meer investeringen en hogere productiviteit. De Spaanse regering heeft de afgelopen jaren verscheidene maatregelen genomen om het oprichten en uitbreiden van bedrijven te vergemakkelijken. Deze hervormingen moeten worden geconsolideerd en volledig worden uitgevoerd om de voordelen ervan volledig te benutten. Met de in 2013 aangenomen wet inzake eenheid van de markt is een bijdrage geleverd om de extra kosten voor ondernemers ten gevolge van de grote verschillen en overlappingen in de regelgeving voor ondernemingen tussen de regio’s aan te pakken. Het feit dat ondernemingen steeds meer gebruikmaken van het klachtenmechanisme van die wet om zich in rechte te verzetten tegen belemmeringen voor markttoegang, wijst erop dat de vergunningsprocedures mogelijk verder vereenvoudigd dienen te worden. Om de bevoegde overheidsinstanties te coördineren, ook op het niveau van het sectoraal overleg, zijn meer inspanningen vereist. Dit is essentieel om ervoor te zorgen dat onnodige belemmeringen voor de toegang tot de markt doeltreffend met bestaande en toekomstige wetgeving op alle niveaus worden weggewerkt, ook voor nieuwe bedrijfsmodellen in de deeleconomie. In de detailhandel wordt de markttoegang nog steeds onnodig beperkt door dubbele vergunningen voor winkelvestigingen. De voorwaarden voor markttoegang in regionale wetgeving betreffende vervoerdiensten met chauffeur en de verhuur van accommodatie voor een korte periode, kunnen een hinderpaal vormen voor een evenwichtige ontwikkeling van de deeleconomie. Spanje heeft in de eerste maanden van 2017 stappen ondernomen om het hefboomeffect van de wet inzake eenheid van de markt te versterken: voorbeelden daarvan zijn de recentelijk aangenomen gids voor de uitvoering van de wet en de publicatie van de catalogus van goede en slechte praktijken in de uitvoering.

(17)

De regulering van zakelijke diensten blijft betrekkelijk restrictief. Protectionistische rechten („voorbehouden activiteiten”) worden selectief aan bepaalde dienstverleners toegekend, terwijl anderen met relevante vergelijkbare kwalificaties worden uitgesloten. Voor een groot aantal beroepen is lidmaatschap van een beroepsvereniging vereist. Het niveau van de beperkingen ligt in Spanje hoger dan het gewogen Uniegemiddelde voor civiel ingenieurs, architecten en toeristische gidsen. Het ligt lager dan het Uniegemiddelde voor octrooigemachtigden en advocaten, hoewel de toegang tot laatstgenoemd beroep strenger beperkt is dan voor enig ander beroep in Spanje. Het ontwerp van wet inzake zakelijke diensten, dat onder meer het lidmaatschap van beroepsverenigingen moet rationaliseren, is nog steeds niet aangenomen. Deze hervorming voorziet ook in een grotere transparantie en verantwoordingsplicht voor beroepsorganisaties en de openstelling van onterecht voorbehouden activiteiten, en moet de eenheid van de markt veiligstellen wat de toegang tot en de uitoefening van zakelijke diensten in Spanje betreft.

(18)

In de context van het Europees Semester 2017 heeft de Commissie een brede analyse van het economisch beleid van Spanje verricht. Die analyse is gepubliceerd in het landverslag 2017. Voorts heeft zij zowel het stabiliteitsprogramma 2017 als het nationale hervormingsprogramma doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Spanje zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar begrotings- en sociaaleconomisch beleid in Spanje, maar is zij ook nagegaan of de Unieregels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op Unieniveau in toekomstige nationale besluiten.

(19)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2017 onderzocht en zijn advies (7) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

(20)

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma 2017 en het stabiliteitsprogramma 2017 onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 3 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Spanje in 2017 en 2018 de volgende actie onderneemt:

1.

Zorgen voor de naleving van het besluit van de Raad van 8 augustus 2016, met inbegrip van maatregelen om het begrotingskader en het kader voor overheidsopdrachten te versterken. Een grondige evaluatie van de uitgaven verrichten om na te gaan op welke gebieden de efficiëntie van de uitgaven kan worden verbeterd.

2.

De coördinatie tussen regionale arbeidsbemiddelingsdiensten, sociale diensten en werkgevers versterken om beter in te spelen op de behoeften van werkzoekenden en werkgevers. Maatregelen nemen om indienstneming onder contracten van onbepaalde duur te bevorderen. Regionale verschillen en versnippering in inkomensgarantieregelingen aanpakken en de ondersteuning van gezinnen verbeteren, met inbegrip van de toegang tot hoogwaardige kinderopvang. De relevantie van het hoger onderwijs voor de arbeidsmarkt verhogen. Regionale verschillen in onderwijsresultaten aanpakken, met name door de opleiding van leerkrachten en de ondersteuning van individuele studenten te verbeteren.

3.

Zorgen voor toereikende en duurzame investeringen in onderzoek en innovatie en het bestuur ervan versterken op de verschillende overheidsniveaus. Zorgen voor een diepgaande en tijdige uitvoering van de wet inzake de eenheid van de markt voor bestaande en toekomstige wetgeving.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

T. TÕNISTE


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  PB C 92 van 24.3.2017, blz. 1.

(4)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(5)  Conjunctuurgezuiverd begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen, herberekend door de Commissie volgens de algemeen aanvaarde methode.

(6)  Aanbeveling van de Raad van 22 april 2013 tot invoering van een jongerengarantie (PB C 120 van 26.4.2013, blz. 1).

(7)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


9.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 261/36


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 11 juli 2017

over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Frankrijk en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van Frankrijk

(2017/C 261/09)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 16 november 2016 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2017 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 16 november 2016 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Frankrijk heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen, die op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad is bekrachtigd. Op 21 maart 2017 heeft de Raad de Aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone („aanbeveling voor de eurozone”) vastgesteld (3).

(2)

Als lidstaat die de euro als munt heeft en in het licht van de grote onderlinge verwevenheid tussen de economieën van de Economische en Monetaire Unie, dient Frankrijk ervoor te zorgen dat volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven aan de aanbeveling voor de eurozone, zoals weergegeven in de onderstaande aanbevelingen 1 en 4.

(3)

Op 22 februari 2017 is het landverslag 2017 voor Frankrijk gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Frankrijk bij de tenuitvoerlegging van de op 12 juli 2016 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede het gevolg dat is gegeven aan de landspecifieke aanbevelingen die in eerdere jaren werden goedgekeurd, en de vooruitgang die Frankrijk in de richting van zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt. Het landverslag bevatte ook een op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerde diepgaande evaluatie, waarvan de uitkomsten eveneens op 22 februari 2017 zijn bekendgemaakt. Op basis van haar analyse concludeerde de Commissie dat Frankrijk wordt geconfronteerd met buitensporige macro-economische onevenwichtigheden. Frankrijk kampt meer bepaald met een zwak concurrentievermogen en een hoge en stijgende overheidsschuld, in een context van lage productiviteitsgroei. Om het risico van negatieve effecten voor de Franse economie te beperken en, gelet op de omvang en de grensoverschrijdende relevantie van het land, voor de Economische en Monetaire Unie, is het bijzonder belangrijk dat maatregelen worden genomen.

(4)

Op 28 april 2017 heeft Frankrijk zijn nationale hervormingsprogramma 2017 en zijn stabiliteitsprogramma 2017 ingediend. Teneinde met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(5)

De relevante landspecifieke aanbevelingen zijn verwerkt in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de betrokken programma’s te evalueren en wijzigingen voor te stellen, wanneer dit nodig is om de uitvoering van betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere gegevens verstrekt over de wijze waarop zij gebruik zal maken van die bepaling in richtsnoeren over de toepassing van de maatregelen die de doeltreffendheid van de ESI-fondsen koppelen aan gezond economisch bestuur.

(6)

Frankrijk valt momenteel onder het corrigerende deel van het stabiliteits- en groeipact. Volgens haar stabiliteitsprogramma 2017 is de regering van plan het buitensporig tekort nog in 2017 te corrigeren, in lijn met de aanbeveling van de Raad van 10 maart 2015 in het kader van de buitensporigtekortprocedure, met een nominaal tekort van 2,8 % van het bbp. Het is de bedoeling dat het nominale tekort verder daalt tot 1,3 % van het bbp in 2020. Aangenomen wordt dat de begrotingsdoelstelling op middellange termijn — een structureel tekort van 0,4 % van het bbp — in 2019 gerealiseerd wordt. Het herberekende (5) structurele saldo zal echter naar verwachting in 2020 -1,2 % van het bbp bereiken en daarom zal de middellangetermijndoelstelling niet binnen de looptijd van het programma worden gehaald. Volgens het stabiliteitsprogramma 2017 zal de overheidsschuldquote naar verwachting dalen van 95,9 % van het bbp in 2018 tot 93,1 % van het bbp in 2020. Het macro-economische scenario dat aan die begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is plausibel. Tezelfdertijd zijn de maatregelen die nodig zijn om vanaf 2018 de geplande tekortdoelstellingen te ondersteunen, niet voldoende gespecificeerd.

(7)

Op 10 maart 2015 heeft de Raad Frankrijk aanbevolen om uiterlijk in 2017 een einde te maken aan de buitensporigtekortsituatie en om een overheidstekort van 2,8 % van het bbp te bereiken, hetgeen overeenkomt met een verbetering van het structurele saldo met 0,9 % van het bbp in 2017. Volgens de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie zal het nominale tekort in 2017 naar verwachting 3,0 % van het bbp belopen, waarmee het strookt met de referentiewaarde van het Verdrag maar boven het door de Raad aanbevolen streefcijfer uitkomt. Voor 2018 zal het nominale tekort, bij ongewijzigd beleid, naar verwachting 3,2 % van het bbp bedragen en daarmee de referentiewaarde van het Verdrag overschrijden, hetgeen wijst op risico’s voor de duurzame correctie van het buitensporige tekort. Bovendien zal de aanbevolen begrotingsinspanning naar verwachting in de door de buitensporigtekortprocedure bestreken periode niet plaatsvinden omdat de door Frankrijk gevolgde consolidatiestrategie vooral afhangt van een verbetering van de conjuncturele omstandigheden en een aanhoudend klimaat van lage rente, waarop de autoriteiten geen vat hebben.

(8)

Mits uiteindelijk een tijdige en duurzame correctie plaatsvindt, zou Frankrijk in 2018 onder het preventieve gedeelte van het stabiliteits- en groeipact en de overgangsregel voor de schuld vallen. In het licht van zijn begrotingssituatie en met name zijn schuldniveau wordt verwacht dat Frankrijk zich verder zal aanpassen in de richting van zijn begrotingsdoelstelling op middellange termijn, namelijk een begroting met een structureel tekort van 0,4 % van het bbp. Volgens de in het kader van het stabiliteits- en groeipact gezamenlijk overeengekomen aanpassingsmatrix mag het nominale groeipercentage van de netto primaire overheidsuitgaven (6) in 2018 daartoe niet meer dan 1,2 % bedragen. Dat zou overeenstemmen met een jaarlijkse structurele aanpassing van 0,6 % van het bbp. Bij ongewijzigd beleid bestaat het risico op een significante afwijking van dat vereiste in 2018. Ook bestaat het risico dat Frankrijk in 2018 niet zal voldoen aan de overgangsregel voor de schuld, omdat het structurele saldo naar verwachting zal verslechteren met 0,5 % van het bbp en de minimale lineaire structurele aanpassing van 0,4 % van het bbp niet zal worden verwezenlijkt. Over het geheel genomen is de Raad van oordeel dat Frankrijk bereid moet zijn om verdere maatregelen te nemen om in 2017 aan de voorwaarden te voldoen en dat vanaf 2018 verdere maatregelen nodig zullen zijn om te voldoen aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact. Op grond van Verordening (EG) nr. 1466/97 moet bij de beoordeling van de begrotingsplannen en -resultaten echter rekening worden gehouden met de begrotingsbalans van de lidstaat in het licht van de conjuncturele omstandigheden. Zoals is herhaald in de mededeling van de Commissie over het Europees Semester 2017, waarvan deze landspecifieke aanbevelingen vergezeld gaan, moeten de beoordeling van het ontwerpbegrotingsplan 2018 en de daaropvolgende beoordeling van de begrotingsresultaten 2018 terdege rekening houden met de doelstelling om een begrotingskoers te bereiken die zowel bijdraagt aan het versterken van het huidige economische herstel als aan het waarborgen van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën van Frankrijk. In die context neemt de Raad er akte van dat de Commissie voornemens is een algemene evaluatie in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97 uit te voeren, in het bijzonder in het licht van de conjuncturele situatie van Frankrijk.

(9)

De collectieve uitgavenquote van Frankrijk is een van de hoogste in de Unie. De uitgavenquote zal in 2017 naar verwachting 56,2 % van het bbp bereiken, dat is 9,7 procentpunt meer dan in de Unie. Frankrijk heeft een uitgavengerichte consolidatiestrategie gevolgd die vooral berustte op dalende rentetarieven en besparingen op overheidsinvesteringen. Het is echter onwaarschijnlijk dat de lage rente op middellange termijn zal aanhouden en de besparingen op productieve overheidsinvesteringen kunnen het toekomstige economische potentieel aantasten. Daarentegen is in de uitgaventoetsingen gewezen op een aantal mogelijke efficiëntieverbeteringen die niet zijn uitgevoerd. In de uitgaventoetsingen werd een fractie — minder dan 2 % — van de totale geplande uitgavenbesparingen van 50 miljard EUR voor de periode 2015-2017 vastgesteld. Slechts een deel daarvan is echter in daadwerkelijke maatregelen in de begroting voor 2016 omgezet, terwijl de maatregelen in de begrotingswet voor 2017 stoelden op de reeds in de uitgaventoetsing voor 2015 gesignaleerde maatregelen. Op uitgaventoetsingen gebaseerde besparingen zouden significant kunnen toenemen door de te toetsen uitgaventerreinen te verbreden en een meerjarenstrategie toe te passen om de in kaart gebrachte besparingen in concrete begrotingsmaatregelen te vertalen.

(10)

Hoge socialezekerheidsbijdragen kunnen in combinatie met een hoge belastingdruk op ondernemingen particuliere investeringen afremmen en de groei en het aanwervingsbeleid van ondernemingen negatief beïnvloeden. De uitvoering van de beleidsmaatregelen ter verlaging van de arbeidskosten is in april 2016 voortgezet met de start van de tweede fase van verlagingen van de socialezekerheidsbijdragen voor werkgevers in het kader van het verantwoordelijkheids- en solidariteitspact. Daarnaast heeft de regering voor 2017 het belastingkrediet voor concurrentievermogen en werkgelegenheid (CICE) verhoogd van 6 % naar 7 %. Deze maatregelen om de belastingwig op arbeid te verkleinen, hebben het concurrentievermogen van Frankrijk sinds 2013 verbeterd, maar de in het verleden geaccumuleerde verliezen zijn nog niet weggewerkt. Bij een gemiddeld loon kende Frankrijk in 2015 de hoogste socialezekerheidsbijdragen voor werkgevers in de Unie als aandeel van de totale door de werkgever betaalde arbeidskosten, al is hier wel sprake van een dalende trend. Uit de recente evaluaties van deze maatregelen bleek een positief effect op de werkgelegenheid en de winstmarges van ondernemingen, maar er zijn meer evaluaties nodig om het effect ervan op lonen, investeringen, werkgelegenheid en ondernemingsmarges volledig in te schatten. Uit recente evaluaties blijkt ook dat de consolidatie van regelingen ter verlaging van de arbeidskosten en de omzetting ervan in permanente verlagingen van de sociale bijdragen het effect van deze regelingen op de werkgelegenheid en de investeringen zouden optimaliseren.

(11)

Het gemiddelde effectieve vennootschapsbelastingtarief was met 38,4 % sinds 1 juli 2016 het hoogste in de Unie en andere belastingen op productie liggen ook bijzonder hoog. Frankrijk heeft echter maatregelen aangenomen om het wettelijke tarief voor de vennootschapsbelasting te verlagen tot 28 % in 2020. Tegelijkertijd blijft de belastingdruk op consumptie lager dan in de andere lidstaten. In 2014 kwam Frankrijk op de 27e plaats in de Unie op het gebied van belastinginkomsten uit consumptie als percentage van de totale belastingen. Het btw-stelsel wordt gekenmerkt door een gemiddeld standaardtarief en sterk verlaagde tarieven zijn schering en inslag. De complexiteit van het belastingstelsel kan een belemmering vormen voor een goed functionerend ondernemingsklimaat. Frankrijk kent een hoge belastingdruk in combinatie met veel belastingvrijstellingen, verlaagde tarieven en een groot aantal belastingregelingen die resulteren in hogere nalevingskosten en onzekerheid, vooral voor ondernemingen. De totale belastinguitgaven in Frankrijk zijn met meer dan 3 % van het bbp aanzienlijk. De administratieve kosten voor de belastingdiensten bij het innen van belastingen zijn ook hoog en liggen boven het gemiddelde van de Unie.

(12)

De werkloosheid nam in 2016 af tot 10,1 %. De werkloosheid is hoger bij jongeren, laaggeschoolden en niet in de Unie geboren personen. De lopende bestuurlijke hervormingen zijn cruciaal om opleidingskansen af te stemmen op werkvooruitzichten en economische behoeften. Daarnaast blijven werkzoekenden, lager opgeleide werknemers en werknemers van kleine en middelgrote ondernemingen maar moeilijk toegang krijgen tot opleiding. Om hun deelname en de relevantie van het opleidingsaanbod te verzekeren, moeten de bestaande maatregelen mogelijk worden versterkt en de middelen evenwichtiger worden verdeeld. Jongeren, en dan vooral de minst geschoolden, krijgen nog steeds moeilijk vaste voet op de arbeidsmarkt. In deze context hebben maatregelen om het leerlingwezen te ondersteunen tot dusver positieve resultaten opgeleverd. Maar het initieel beroepsonderwijs en de initiële beroepsopleiding, vooral op schoolbasis en in bepaalde tertiaire sectoren, sluiten niet voldoende aan bij de arbeidsmarkt. Bovendien komen leerlingen met een kansarme achtergrond vaker in het initiële beroepsonderwijs terecht, waar ook de grote meerderheid van de vroegtijdige schoolverlaters vandaan komt, hetgeen bijdraagt tot grote ongelijkheid op onderwijsgebied. Het effect van de sociaaleconomische status op de prestaties van studenten is het hoogste van de OESO.

(13)

In 2016 had slechts 54,5 % van de niet in de Unie geboren personen in de actieve leeftijd een baan. De arbeidsparticipatie van niet in de Unie geboren vrouwen (45,4 %) was een van de laagste in de Unie. Het verschil in arbeidsparticipatie tussen wie niet in de Unie is geboren en wie in Frankrijk is geboren, is toegenomen tot 17,5 procentpunten in 2016 (23,7 procentpunten voor vrouwen). De slechte prestaties van niet in de Unie geboren personen halen de totale arbeidsparticipatie omlaag en vertegenwoordigen een chronische onderbenutting van arbeid. Ook hebben immigranten van de tweede generatie problemen met het vinden van een baan die niet kunnen worden verklaard door verschillen in leeftijd, opleiding en vaardigheden. Bovendien blijven de lacunes in de onderwijsresultaten hardnekkig, aangezien immigranten van de tweede generatie hun achterstand slechts gedeeltelijk inlopen. Om deze uitdaging aan te pakken, is er behoefte aan een globale strategie, met in het bijzonder specifieke maatregelen gericht op talenkennis, bijscholing en opleiding, beroepskeuzeadvies en andere specifieke actieve arbeidsmarktmaatregelen. Effectieve toegang tot diensten is essentieel om de arbeidsmarktparticipatie te bevorderen, evenals de bestrijding van discriminerende praktijken die van invloed zijn op de aanwerving van niet in de Unie geboren immigranten en immigranten van de tweede generatie.

(14)

Sinds 2013 evolueert het Franse minimumloon volgens eigen indexeringsregels. In een context van zwakke inflatie en vertragende loongroei is het minimumloon trager gestegen dan de referentielonen. Terwijl het minimumloon vergeleken met het mediane loon hoog is, zijn de arbeidskosten voor het minimumloon door vrijstellingen van sociale bijdragen verminderd. Verhogingen van het minimumloon leiden tot loonsverhogingen voor de meeste categorieën werknemers en kunnen tot opwaartse looncompressie leiden. Hoewel indexering van het minimumloon van belang is om de koopkracht van werknemers te handhaven, zou de noodzakelijke aanpassing van de lonen door het huidige indexeringsmechanisme vertraging kunnen oplopen. Bovendien dreigen de arbeidskosten voor het minimumloon in de huidige context van hoge werkloosheid de arbeidskansen van laaggeschoolden te beknotten. De groep van onafhankelijke deskundigen evalueert jaarlijks het Franse minimumloon en formuleert niet-bindende adviezen over de evolutie ervan. Hun advies over ad-hocstijgingen is tot nu toe altijd gevolgd en speelt een belangrijke rol bij het inperken van dergelijke ad-hocstijgingen.

(15)

Met de wet van augustus 2016 betreffende arbeid, sociale dialoog en professionele trajecten heeft Frankrijk maatregelen ingevoerd waardoor ondernemingen zich beter kunnen aanpassen aan economische cycli en waarmee segmentatie kan worden verminderd. De wet verduidelijkt de regels betreffende economische ontslagen, verbreedt de reikwijdte van de meeste overeenkomsten op ondernemingsniveau en maakt collectieve loononderhandelingen doeltreffender. Aanhoudend hoge werkloosheidscijfers hebben de houdbaarheid van het stelsel van werkloosheidsuitkeringen onder druk gezet. Dienaangaande hebben de sociale partners in maart 2017 een akkoord bereikt over een nieuwe regeling voor werkloosheidsuitkeringen, die door de regering is goedgekeurd en die is gericht op het verminderen van het begrotingstekort met 1,2 miljard EUR.

(16)

Hoewel Frankrijk zijn algemene prestaties op het gebied van regelgeving heeft verbeterd, blijft het Franse bedrijfsklimaat tot de middenmoot behoren in vergelijking met zijn belangrijkste concurrenten. Met name worden ondernemingen, ondanks voortdurende inspanningen voor vereenvoudiging, nog steeds geconfronteerd met een grote regeldruk en snel wijzigende wetgeving. Dit vormt een van de belangrijkste hinderpalen voor particuliere investeringen. Met het vereenvoudigingsprogramma heeft Frankrijk stappen gezet om de administratieve rompslomp voor bedrijven terug te dringen, maar een vijfde van de vóór 2016 goedgekeurde maatregelen was in mei 2017 nog niet uitgevoerd. Tegelijkertijd blijven drempeleffecten de groei van ondernemingen beperken, hetgeen gevolgen heeft voor hun economische en marktprestaties. De extra sociale en fiscale verplichtingen waaraan ondernemingen vanaf een bepaald aantal werknemers moeten voldoen, kunnen hen ervan weerhouden om uit te groeien tot een omvang die hen in staat zou stellen te exporteren en te innoveren. Deze drempels kunnen op hun beurt een rem zetten op de productiviteit, het concurrentievermogen en de internationalisering van ondernemingen. Volgens empirisch bewijsmateriaal zijn de drempels van tien en vijftig werknemers inderdaad bijzonder belastend voor de werkgevers, terwijl de Franse economie een onevenredig laag aandeel ondernemingen boven deze drempels kent, hetgeen duidt op een verband tussen deze twee factoren.

(17)

De concurrentie bij diensten is verbeterd in een aantal sectoren, maar sommige economisch belangrijke sectoren, zoals accountancy, architectuur, thuiszorgdiensten, de horeca, taxi- en autoverhuurdiensten, worden nog steeds gekenmerkt door weinig concurrentie en/of belemmeringen van regelgevende aard. Voor deze diensten blijven barrières bestaan, met name buitensporige regelgeving die nieuwkomers ontmoedigt of de daadwerkelijke concurrentie beperkt. Door een verlaging van deze barrières zouden nieuwe of bestaande ondernemingen gebruik kunnen maken van nieuwe technologische en digitale ontwikkelingen om hun concurrentievermogen en/of markten te vergroten, hetgeen zou leiden tot voordelen voor de consument in de vorm van lagere prijzen en een betere kwaliteit van de dienstverlening. Daartoe en als onderdeel van een maatregelenpakket om barrières op de dienstenmarkten aan te pakken, heeft de Commissie in januari 2017 een wederzijds evaluatieproces opgestart, waarbij de lidstaten worden uitgenodigd om de respectieve barrières die toegang tot bepaalde beroepen op hun grondgebied beperken, te evalueren.

(18)

Innovatie in Frankrijk hinkt achterop bij de prestaties van de innovatieleiders in Europa. Er heerst nog steeds een hoge mate van complexiteit en algemene coördinatie blijft een uitdaging. Het verschil tussen het bedrag aan verleende overheidssteun en de middelmatige innovatieprestaties in Frankrijk doet vragen rijzen over de efficiëntie van overheidssteunregelingen. Er schort met name iets aan de samenwerking tussen openbaar onderzoek en ondernemingen, hetgeen weegt op de economische resultaten van het innovatiesysteem.

(19)

In de context van het Europees Semester 2017 heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Frankrijk verricht. Die analyse is gepubliceerd in het landverslag 2017. Voorts heeft zij zowel het stabiliteitsprogramma 2017 als het nationale hervormingsprogramma 2017 doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Frankrijk zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar begrotings- en sociaaleconomisch beleid in Frankrijk, maar is zij ook nagegaan of de Unieregels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op Unieniveau in toekomstige nationale besluiten.

(20)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2017 onderzocht en zijn advies (7) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

(21)

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma 2017 en het stabiliteitsprogramma 2017 onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 4 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Frankrijk in 2017 en 2018 de volgende actie onderneemt:

1.

Gevolg geven aan de aanbeveling van de Raad van 10 maart 2015 in het kader van de buitensporigtekortprocedure. Een aanzienlijke begrotingsinspanning leveren in 2018 overeenkomstig de vereisten van het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak van het versterken van het huidige herstel en van het waarborgen van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën van Frankrijk. Uitgavenposten grondig doorlichten om efficiëntiewinsten te maken die leiden tot bezuinigingen op de uitgaven.

2.

De maatregelen ter verlaging van de arbeidskosten consolideren om hun efficiëntie op begrotingsneutrale wijze te maximaliseren en hun effect op de werkgelegenheid en de investeringen te vergroten. De algemene belastinggrondslag verbreden en verdere maatregelen nemen om de geplande verlaging van het wettelijke tarief van de vennootschapsbelasting door te voeren.

3.

De toegang tot de arbeidsmarkt verbeteren voor werkzoekenden, met name lager opgeleide werknemers en personen met een migratieachtergrond, mede door het systeem voor beroepsonderwijs en -opleiding te herzien. Ervoor zorgen dat de evolutie van het minimumloon spoort met de banencreatie en het concurrentievermogen.

4.

De administratieve lasten voor ondernemingen verder verlagen, onder meer door het vereenvoudigingsprogramma voort te zetten. Belemmeringen voor de concurrentie in de dienstensector blijven wegnemen, ook bij zakelijke diensten en gereglementeerde beroepen. Regelingen voor overheidssteun aan innovatie vereenvoudigen en efficiënter maken.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

T. TÕNISTE


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  PB C 92 van 24.3.2017, blz. 1.

(4)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(5)  Conjunctuurgezuiverd begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, herberekend door de Commissie volgens de algemeen aanvaarde methode.

(6)  De netto-overheidsuitgaven bestaan uit de totale overheidsuitgaven exclusief rente-uitgaven, uitgaven in het kader van programma’s van de Unie die volledig met inkomsten uit fondsen van Unie worden gefinancierd en niet-discretionaire veranderingen in de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen. Nationaal gefinancierde bruto-investeringen in vaste activa zijn gespreid over een periode van vier jaar. Er wordt rekening gehouden met discretionaire inkomstenmaatregelen of bij wet verplicht gestelde inkomstenstijgingen. Eenmalige maatregelen aan zowel de inkomsten- als de uitgavenzijde worden uitgevlakt.

(7)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


9.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 261/41


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 11 juli 2017

over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Kroatië en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2017 van Kroatië

(2017/C 261/10)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 16 november 2016 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2017 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 16 november 2016 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Kroatië heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(2)

Op 22 februari 2017 is het landverslag 2017 voor Kroatië gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Kroatië bij de tenuitvoerlegging van de op 12 juli 2016 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede het gevolg dat is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren werden goedgekeurd, en de vooruitgang die Kroatië in de richting van zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt. Het landverslag bevatte ook een op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerde diepgaande evaluatie, waarvan de uitkomsten ook op 22 februari 2017 zijn gepubliceerd. Op basis van haar analyse concludeerde de Commissie dat Kroatië met buitensporige macro-economische onevenwichtigheden wordt geconfronteerd. In het bijzonder is de overheidsschuldquote in 2016 beginnen te dalen, maar de overheidsschuld is blootgesteld aan een valutarisico en de budgettaire houdbaarheidsrisico’s blijven groot op middellange termijn. De schuld van de particuliere sector is gedaald, maar blijft hoog, in het bijzonder bij ondernemingen, en is in grote mate blootgesteld aan een valutarisico. De financiële sector moet het herstel ondersteunen, maar blijft blootgesteld aan door valuta veroorzaakte kredietrisico’s en het percentage oninbare leningen blijft hoog. De werkloosheid daalt snel als gevolg van een matige banencreatie en een krimpende beroepsbevolking. Ten slotte belemmert een problematisch ondernemingsklimaat de productieve investeringen en de productiviteitsgroei.

(3)

Op 27 april 2017 heeft Kroatië zijn nationale hervormingsprogramma 2017 en zijn convergentieprogramma 2017 ingediend. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(4)

De relevante landspecifieke aanbevelingen zijn verwerkt in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de betrokken programma’s te evalueren en wijzigingen voor te stellen, wanneer dit nodig is om de uitvoering van betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere gegevens verstrekt over de wijze waarop zij gebruik zal maken van die bepaling in richtsnoeren over de toepassing van de maatregelen die de doeltreffendheid van de ESI-fondsen koppelen aan gezond economisch bestuur.

(5)

Ingevolge de intrekking van de buitensporigtekortprocedure valt Kroatië momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact en is het aan de schuldregel onderworpen. In haar convergentieprogramma 2017 gaat de regering ervan uit dat het overheidssaldo geleidelijk zal verbeteren van -0,8 % van het bbp in 2016 tot 0,5 % van het bbp in 2020. In 2016 werd met een ruime marge voldaan aan de begrotingsdoelstelling op middellange termijn, die in structurele termen was vastgesteld op -1,75 % van het bbp. Het (herberekende (4)) structurele saldo zal naar verwachting in 2017 en 2018 de begrotingsdoelstelling op middellange termijn bereiken, maar zonder marge. Volgens de ramingen zal het daarna weer licht verbeteren. In het convergentieprogramma wordt verwacht dat de overheidsschuldquote zal blijven dalen tot 72,1 % in 2020, nadat ze een piek bereikt had van 86,7 % van het bbp in 2015. Het macro-economische scenario dat aan die begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is gunstig, in het bijzonder in het licht van de negatieve gevolgen van de financiële problemen waarmee de grootste particuliere onderneming in Kroatië, Agrokor, te kampen heeft en waarmee in de programmaprognoses geen rekening wordt gehouden. De Agrokor-crisis houdt ook rechtstreekse risico’s in voor de begrotingsprognoses. Bovendien zijn de maatregelen die nodig zijn om vanaf 2017 de geplande tekortdoelstellingen te ondersteunen, nog niet volledig gespecificeerd.

(6)

Op 12 juli 2016 heeft de Raad Kroatië aanbevolen in 2017 een jaarlijkse begrotingsaanpassing van ten minste 0,6 % van het bbp in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn te realiseren. De begrotingsresultaten, waaruit een aanzienlijke verbetering van het nominale saldo voor 2016 blijkt, geven aan dat Kroatië dat jaar zijn begrotingsdoelstelling op middellange termijn al heeft bereikt. In de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie wordt voorspeld dat het structurele saldo in 2017 boven de begrotingsdoelstelling op middellange termijn zal blijven, ondanks het feit dat het gedaald is van -0,3 % van het bbp in 2016 naar -1,7 % van het bbp in 2017. Er wordt aanbevolen dat Kroatië in 2018 de begrotingsdoelstelling op middellange termijn blijft aanhouden. Volgens de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie zal het structurele saldo naar verwachting blijven dalen tot -2,1 % van het bbp, wat erop wijst dat het risico bestaat dat enigszins zal worden afgeweken van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn. De verwachting is dat Kroatië in 2017 en 2018 aan de schuldregel zal voldoen. Al met al is de Raad van oordeel dat Kroatië bereid moet zijn om in 2018 verdere maatregelen te nemen om aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact te voldoen.

(7)

Het kader voor begrotingsbeheer van Kroatië vertoont gebreken. De nieuwe wet inzake budgettaire verantwoordelijkheid, die verondersteld wordt het begrotingskader alsmede de onafhankelijkheid en het mandaat van het Comité Begrotingsbeleid te versterken, is nog niet goedgekeurd. De wijziging van de begrotingswet, die tot doel had het begrotingskader op middellange termijn te versterken en de frequente herzieningen van de begrotingsplannen op zowel centraal als lokaal niveau aan te pakken, is uitgesteld. De betrouwbaarheid van de prognoses die aan de begrotingsplannen ten grondslag liggen, blijft zwak.

(8)

Kroatië haalt relatief weinig inkomsten uit periodieke belastingen op onroerend goed. Het haalt via lokale lichamen inkomsten uit belastingen op eigendom, maar de berekening en inning daarvan variëren aanzienlijk. Het is ook afhankelijk van de minder efficiënte belasting op eigendomsoverdrachten. Als follow-up van herhaaldelijke landspecifieke aanbevelingen zullen vanaf 2018, als onderdeel van de belastinghervorming van eind 2016, een aantal lokale heffingen en belastingen worden vervangen door een periodieke belasting op onroerend goed. Die zal worden berekend op basis van vijf parameters waarmee de waarde van het eigendom wordt geraamd. Ze wordt beschouwd als een eerste stap in de richting van een volwaardige op waarde gebaseerde periodieke belasting op onroerend goed.

(9)

De financieringsbehoeften van de overheid in Kroatië en de blootstelling van de overheidsschuld aan een valutarisico tonen aan hoe belangrijk betrouwbare financieringsbronnen en een zorgvuldig risicobeheer zijn. Als reactie op een landspecifieke aanbeveling is begin 2017 een schuldbeheerstrategie voor de centrale overheid voor de periode 2017-2019 goedgekeurd. Die strategie kwam er drie jaar na het verstrijken van de vorige strategie. De institutionele structuur voor het beheer van de overheidsschuld, met inbegrip van de communicatie met de markten, het risicobeheer en de regelmatige actualisering van de strategie, is gebrekkig. Er wordt ook onvoldoende aandacht besteed aan transacties buiten de begroting die gevolgen kunnen hebben voor de schuld.

(10)

De arbeidsmarkt blijft zich herstellen, maar de werkloosheid is nog steeds hoog en het aandeel langdurig werklozen is groot. In combinatie met een lage en teruglopende activiteit betekent dit dat er een groot onbenut arbeidspotentieel is. De daling in de activiteit was in 2016 bijzonder uitgesproken bij laaggeschoolde werknemers in de meest actieve leeftijdsgroep en werd veroorzaakt door de krimpende beroepsbevolking, omdat zowel de vergrijzing als de emigratie is toegenomen.

(11)

De inactiviteit is relatief hoog bij de groepen die voor vervroegd pensioen in aanmerking komen. Voor wie maar een korte periode heeft bijgedragen, zijn de huidige en toekomstige pensioenen weinig toereikend en bestaat het risico op armoede op oudere leeftijd. Er zijn veel trajecten voor vervroegd pensioen en werknemers kunnen vijf volledige jaren vóór de wettelijke pensioenleeftijd vervroegd uittreden. De financiële stimulansen om tot die leeftijd te werken zijn gering. De aangekondigde maatregelen om langere loopbanen te bevorderen, zijn niet uitgevoerd. Zorgtaken leiden tot een lage arbeidsparticipatie, vooral van oudere vrouwen in de meest actieve leeftijdsgroep. Er is een gebrek aan formele kinderopvang en er zijn grote regionale verschillen, en arbeidsovereenkomsten laten weinig ruimte voor flexibiliteit om een evenwicht te vinden tussen werk en zorg. Momenteel is de wettelijke pensioenleeftijd 61 jaar en negen maanden voor vrouwen en 65 jaar voor mannen. Die wettelijke pensioenleeftijden worden maar traag gelijkgetrokken en verhoogd: de pensioenleeftijd zal voor beide geslachten 67 jaar zijn in 2038. Er wordt overwogen om dit proces te versnellen, maar het is nog niet goedgekeurd. Het pensioenstelsel voorziet in gunstiger voorwaarden voor specifieke categorieën werknemers in beroepen die als zwaar en gevaarlijk worden aangemerkt, en in bepaalde sectoren. De Kroatische autoriteiten hebben de zware en gevaarlijke beroepen onderzocht, maar de regels zijn nog niet gestroomlijnd.

(12)

Volgens de meest recente gegevens liep in 2015 bijna 30 % van de bevolking kans op armoede of sociale uitsluiting. Het socialezekerheidsstelsel vertoont gebreken op het gebied van doeltreffendheid en billijkheid door inconsistente criteria om in aanmerking te komen voor bescherming, een versnipperde geografische dekking, een gebrek aan coördinatie tussen de verantwoordelijke instanties en weinig transparantie. In 2016 werd maar 0,6 % van het bbp besteed aan de minimuminkomensregeling voor de armste huishoudens. De hervormingsplannen, met inbegrip van de institutionele herverdeling van de verantwoordelijkheden en de harmonisering van de criteria om in aanmerking te komen voor bescherming, zijn vastgelopen.

(13)

Het verwerven van vaardigheden waaraan de arbeidsmarkt behoefte heeft, is een belangrijke voorwaarde voor de inzetbaarheid. De participatie in het volwassenonderwijs is zeer laag, net als de uitgaven voor en de dekking van een actief arbeidsmarktbeleid, omscholing en een leven lang leren. Opleidingen zijn niet voldoende gericht op oudere en laaggeschoolde werknemers en langdurig werklozen, die vaak geconfronteerd worden met specifieke inzetbaarheidsproblemen. De voorbereiding van wetgeving om de kwaliteit van de instellingen, de programma’s en het onderwijs voor volwassenen te verbeteren, is uitgesteld.

(14)

Voldoende basisvaardigheden zijn van essentieel belang om een goede, stabiele baan te vinden en met succes deel te kunnen nemen aan het economische en sociale leven. Uit internationale enquêtes blijken ernstige tekorten op het gebied van basisvaardigheden, toegepaste wetenschappen en wiskunde bij 15-jarige scholieren in Kroatië. Als onderdeel van de uitvoering van de strategie voor onderwijs, wetenschap en technologie wordt sinds 2015 gewerkt aan een hervorming van de leerplannen om de inhoud van en het onderricht in overdraagbare vaardigheden te verbeteren. Omdat de reacties van de belanghebbenden verdeeld waren, werd de hervorming van de leerplannen herzien en heeft de uitvoering ervan aanzienlijke vertraging opgelopen. Het proces moet nu in overeenstemming met de oorspronkelijke doelstellingen worden voortgezet. Kroatië heeft onlangs een strategie voor beroepsonderwijs en -opleiding goedgekeurd. Naar verwachting zullen de leerplannen in het beroepsonderwijs en de beroepsopleidingen hierdoor worden bijgewerkt, zal werkplekleren een grotere rol spelen en zal de kwaliteit van het onderwijs in het beroepsonderwijs en de beroepsopleidingen verbeteren. Het systeem voor de erkenning en validering van niet-formeel en informeel leren moet nog worden ingevoerd.

(15)

De territoriale en functionele versnippering van de overheidsdiensten weegt op de dienstverlening en de doeltreffendheid van de overheidsuitgaven. De huidige bevoegdheden en de budgettaire betrekkingen tussen de overheidsniveaus zijn niet bevorderlijk voor een doeltreffende en rechtvaardige openbare dienstverlening, met name op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs en sociale bijstand. De grondige hervorming van het overheidsapparaat heeft vertraging opgelopen. De wetgeving om taken te herverdelen tussen de centrale en de lokale autoriteiten wacht op goedkeuring, evenals de stroomlijning van het systeem van overheidsinstellingen. Begin 2017 hebben de Kroatische autoriteiten aangekondigd dat ze een taskforce zullen oprichten om wetgeving inzake subnationale overheidsfinanciering op te stellen.

(16)

De versnippering van de loonvorming bij overheidsdiensten blijft de transparantie van de lonen en de gelijke behandeling belemmeren, evenals de overheidscontrole op de loonkosten bij de overheid, met risico’s op overloopeffecten op de ruimere economie. In februari 2017 heeft de regering gemeenschappelijke richtsnoeren voor het onderhandelen over en het toezicht op collectieve overeenkomsten in de overheidssector goedgekeurd, maar de stroomlijning van de loonvormingskaders is tot 2018 uitgesteld.

(17)

Staatsbedrijven zijn gemiddeld minder productief dan particuliere ondernemingen, wat duidt op zwakke punten in hun bestuur. Ze hebben een negatieve invloed op de allocatieve efficiëntie en werken de geringe productiviteitsgroei in de economie in de hand. Er is het voorbije jaar trage vooruitgang geboekt met de stappen om staatsbedrijven voor particulier beheer open te stellen. Een beter toezicht op hun prestaties en op de verantwoordingsplicht van het bestuur, ook voor bedrijven die eigendom zijn van lokale overheden, zou het beheer ervan helpen verbeteren.

(18)

De Kroatische bank voor wederopbouw en ontwikkeling (HBOR) speelt een essentiële rol in de uitvoering van de financiële instrumenten van de Unie en het investeringsplan voor Europa in het bijzonder. Om deze rol volledig te kunnen vervullen, moet zij aan de strenge normen voor transparantie en verantwoording voldoen. De Kroatische autoriteiten plannen een onafhankelijke doorlichting van de kwaliteit van de activa van haar kredietportefeuille door onafhankelijke controleurs, die uiterlijk eind 2017 afgerond moet zijn. Op basis van de resultaten van die doorlichting zullen het regelgevingskader en de bestuursstructuren worden herzien.

(19)

Bedrijven worden met hoge regelgevingskosten belast. Door het grote aantal parafiscale heffingen, waarvan er veel statistisch gezien als belastingen worden behandeld, wordt het ondernemingsklimaat ingewikkeld. Als reactie op een landspecifieke aanbeveling heeft de regering in de zomer van 2016 beslist 13 parafiscale heffingen af te schaffen en 11 andere te verlagen. Die beslissing wordt echter maar traag uitgevoerd en bedrijven blijven zich geconfronteerd zien met hoge administratieve lasten. Er werd een actieplan opgesteld om de administratieve lasten op acht regelgevingsgebieden te verminderen, maar de uitvoering ervan laat op zich wachten.

(20)

De investeringen zijn in 2016 heropgeleefd, na een scherpe daling tijdens de crisis. Ondanks de gunstige macro-economische en financiële omstandigheden wegen belangrijke knelpunten echter op een duurzamer herstel van de investeringen. De zwakke punten van de overheidsdiensten, het problematische ondernemingsklimaat, de trage uitvoering van de anticorruptiestrategie, de restrictieve regelgeving in belangrijke infrastructuursectoren en de sterke aanwezigheid van de overheid in de economie wegen op het ondernemingsklimaat.

(21)

De modernisering van de reglementering van beroepen kan de arbeidsmobiliteit bevorderen en bijdragen tot lagere prijzen voor zakelijke diensten, en zo het groeipotentieel vergroten. De Kroatische regelgeving voor dienstverleners en gereglementeerde beroepen is restrictief, in het bijzonder voor advocaten. In de zomer van 2016 keurde de regering een actieplan goed om ongeschikte regelgeving te vervangen en te moderniseren. Dat had echter een beperkt toepassingsgebied en was weinig gedetailleerd.

(22)

De kwaliteit en de efficiëntie van het rechtsstelsel zijn bepalende factoren voor het ondernemingsklimaat. De achterstand is weliswaar kleiner geworden, maar de gerechtelijke procedures in eerste aanleg in handelsrechtelijke, burgerrechtelijke en strafrechtelijke zaken duren lang. De elektronische indiening en verzending van gerechtelijke stukken kan leiden tot een aanzienlijke verbetering van het rechtsstelsel, maar is nog niet uitgerold. Rechters in handelsrechtelijke zaken hebben geen onlinetoegang tot de registers: dit gaat ten koste van de efficiëntie van insolventieprocedures. Rechterlijke uitspraken zijn maar zelden online beschikbaar en er is ruimte voor de modernisering van de bedrijfsprocessen in de handelsrechtbanken van eerste aanleg.

(23)

De banksector blijft goed gekapitaliseerd en de winstgevendheid ervan herstelde zich in 2016 na de omzetting van leningen in Zwitserse frank naar euro in 2015. Het percentage oninbare leningen ten opzichte van brutoleningen is gedaald, maar is nog steeds hoog, in het bijzonder bij niet-financiële ondernemingen. De daling lijkt te zijn aangedreven door verkopen, alsmede door de in 2013 ingevoerde verplichting tot aanleg van progressieve automatische voorzieningen. In het kader van de recente belastinghervorming heeft de regering als antwoord op een landspecifieke aanbeveling ook een nieuwe fiscale behandeling voor afschrijvingen van oninbare leningen ingevoerd. De effecten ervan moeten nauwlettend worden gevolgd. De efficiëntie van het onlangs hervormde insolventiekader om de afwikkeling van oninbare leningen te vergemakkelijken, moet ook van nabij worden gevolgd.

(24)

In de context van het Europees Semester 2017 heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Kroatië verricht. Die analyse is gepubliceerd in het landverslag 2017. Voorts heeft de Commissie zowel het convergentieprogramma 2017 als het nationale hervormingsprogramma 2017 doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Kroatië zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar begrotings- en sociaaleconomisch beleid in Kroatië, maar is zij ook nagegaan of de Unieregels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op Unieniveau in toekomstige nationale besluiten.

(25)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma 2017 onderzocht en zijn advies (5) daarover is met name in onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

(26)

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma 2017 en het convergentieprogramma 2017 onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 5 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Kroatië in 2017 en 2018 de volgende actie onderneemt:

1.

Zijn begrotingsbeleid voortzetten overeenkomstig de vereisten van het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact, wat inhoudt dat de begrotingsdoelstelling op middellange termijn in 2018 wordt aangehouden. Vóór september 2017 de begrotingsplanning en het meerjarig begrotingskader verbeteren, onder meer door de onafhankelijkheid en het mandaat van het Comité Begrotingsbeleid te versterken. De nodige stappen zetten om de op waarde gebaseerde belasting op onroerend goed in te voeren. Het kader voor het beheer van de overheidsschuld versterken, onder meer door ervoor te zorgen dat de schuldbeheerstrategie jaarlijks wordt geactualiseerd.

2.

Vervroegde uittreding ontmoedigen, de overgang naar een hogere wettelijke pensioenleeftijd bespoedigen en de pensioenregelingen voor specifieke beroepscategorieën in overeenstemming brengen met de algemene regelingen. De coördinatie en transparantie van sociale uitkeringen verbeteren.

3.

Het volwassenenonderwijs verbeteren, met name voor oudere werknemers, laaggeschoolden en langdurig werklozen. De hervorming van het onderwijsstelsel versnellen.

4.

De versnippering terugdringen en de functionele verdeling van overheidsbevoegdheden verbeteren, en tegelijkertijd de efficiëntie vergroten en de regionale verschillen op het vlak van openbare dienstverlening afbouwen. In overleg met de sociale partners de loonschalen in alle geledingen van de overheid en de overheidsdiensten harmoniseren.

5.

De afstoting van staatsbedrijven en andere staatseigendommen versnellen en de corporate governance in de sector van de staatsbedrijven verbeteren. De lasten voor ondernemingen die voortvloeien uit regelgevingskosten en administratieve rompslomp, significant verminderen. Regelgevende beperkingen wegnemen die de toegang tot en de uitoefening van gereglementeerde beroepen en professionele en zakelijke diensten belemmeren. De kwaliteit en de efficiëntie van het rechtsstelsel verbeteren, met name door de duur van burgerrechtelijke en handelsrechtelijke zaken te beperken.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

T. TÕNISTE


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(4)  Het conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo, exclusief eenmalige en tijdelijke maatregelen, dat de Commissie aan de hand van de gezamenlijk overeengekomen methode heeft herberekend.

(5)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


9.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 261/46


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 11 juli 2017

over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Italië en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van Italië

(2017/C 261/11)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 16 november 2016 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2017 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 16 november 2016 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Italië heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen, die op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad is bekrachtigd. Op 21 maart 2017 heeft de Raad de aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone („aanbeveling voor de eurozone”) vastgesteld (3).

(2)

Als lidstaat die de euro als munt heeft en in het licht van de grote onderlinge verwevenheid tussen de economieën van de Economische en Monetaire Unie, dient Italië ervoor te zorgen dat volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven aan de aanbeveling voor de eurozone, zoals weergegeven in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 4.

(3)

Op 22 februari 2017 is het landverslag 2017 voor Italië gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Italië bij de tenuitvoerlegging van de op 12 juli 2016 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede het gevolg dat is gegeven aan de landspecifieke aanbevelingen die in eerdere jaren werden goedgekeurd, en de vooruitgang die Italië in de richting van zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt. Het landverslag bevatte ook een op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerde diepgaande evaluatie, waarvan de uitkomsten ook op 22 februari 2017 zijn gepubliceerd. Op basis van haar analyse concludeerde de Commissie dat Italië wordt geconfronteerd met buitensporige macro-economische onevenwichtigheden. De hoge overheidsschuld en de blijvend zwakke productiviteitsdynamiek houden grensoverschrijdende risico’s in, in een context van grote volumes oninbare leningen en hoge werkloosheid. Om het risico van negatieve effecten voor de Italiaanse economie en, gelet op de omvang en de grensoverschrijdende relevantie, voor de Economische en Monetaire Unie te beperken, is het bijzonder belangrijk dat maatregelen worden genomen.

(4)

Op 27 april 2017 heeft Italië zijn nationale hervormingsprogramma 2017 en zijn stabiliteitsprogramma 2017 ingediend. Teneinde met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd. Het nationaal hervormingsprogramma 2017 van Italië bevat verbintenissen voor de korte en de middellange termijn. De vooruitzichten op korte termijn omvatten de definitieve goedkeuring van de hangende mededingingswetten en de hervorming van het strafprocesrecht en de verjaringsregels, de uitvoering van de armoedebestrijdingswet alsmede maatregelen met betrekking tot onderhandelingen op bedrijfsniveau, de taxshift en de privatisering. Op de middellange termijn zijn er maatregelen met betrekking tot de overheidsfinanciën, de belastingen, de arbeidsmarkt, het bank- en kredietstelsel, de concurrentie, overheidsbestuur en justitie en investeringen. Het nationaal hervormingsprogramma 2017 behandelt eveneens de problemen die aangehaald werden in het landverslag 2017 en de aanbeveling voor de eurozone, waaronder de noodzaak om de investeringen weer op gang te brengen en de duurzaamheid van de overheidsfinanciën te verzekeren. Indien deze maatregelen binnen de voorgestelde termijnen volledig worden uitgevoerd, zullen zij ertoe bijdragen dat Italiës macro-economische onevenwichtigheden worden aangepakt. Op basis van de beoordeling van de beleidstoezeggingen van Italië bevestigt de Commissie haar eerdere beoordeling dat in dit stadium geen verdere stappen nodig zijn in het kader van de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden waarin is voorzien in Verordening (EU) nr. 1176/2011 en Verordening (EU) nr. 1174 2011 van het Europees Parlement en de Raad (4). De uitvoering van de agenda voor beleidshervormingen zal nauwgezet worden gevolgd door middel van een specifieke monitoring.

(5)

De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering voor de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de betrokken programma’s te evalueren en wijzigingen voor te stellen, wanneer dit nodig is om de uitvoering van betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere gegevens verstrekt over de wijze waarop zij gebruik zal maken van die bepaling in richtsnoeren over de toepassing van de maatregelen die de doeltreffendheid van de ESI-fondsen koppelen aan gezond economisch bestuur.

(6)

Italië valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact en is aan de schuldregel onderworpen. In haar stabiliteitsprogramma 2017 gaat de regering uit van een verbetering van het nominale tekort van 2,4 % van het bbp in 2016 tot 2,1 % in 2017, 1,2 % in 2018 en een over het geheel genomen evenwichtige begrotingssituatie in 2019. De begrotingsdoelstelling op middellange termijn, een begrotingssituatie die structureel in evenwicht is, wordt volgens de plannen bereikt in 2019 en gehandhaafd in 2020, terwijl het herberekende (6) structurele saldo op een klein structureel tekort (0,3 % van het bbp) wijst in beide jaren. Na een verdere stijging in 2016 (tot 132,6 % van het bbp, komende van 132,1 % in 2015) zal de overheidsschuldquote volgens de prognoses van het stabiliteitsprogramma 2017 over het geheel genomen stabiliseren in 2017 en vanaf dan in 2018 dalen, om in 2020 uit te komen op 125,7 %. De onzekerheid over de inhoud en de uitvoering van de begrotingsstrategie op middellange termijn van het stabiliteitsprogramma 2017 brengt neerwaartse risico’s mee voor de groeiprognoses en de verwezenlijking van de begrotingsdoelstellingen. In de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie wordt met name bijna dezelfde reële bbp-groei voor 2018 voorzien als in het stabiliteitsprogramma, ondanks een aanzienlijk hoger tekort. In feite wordt in de prognose van de Commissie geen rekening gehouden met een btw-verhoging (0,9 % van het bbp), de wettelijk bepaalde vrijwaringsclausule om de begrotingsdoelstellingen te halen in 2018, ook omdat in het stabiliteitsprogramma 2017 het voornemen wordt bevestigd om dit niet te activeren zonder nadere toelichting over alternatieve compenserende maatregelen. Voorts wordt in het stabiliteitsprogramma 2017 melding gemaakt van het voornemen om meer ruimte vrij te maken voor belastingverminderingen.

(7)

In het stabiliteitsprogramma 2017 wordt aangegeven dat de uitzonderlijke instroom van vluchtelingen en veiligheidsmaatregelen een significante impact hebben op de begroting en wordt afdoende bewijs geleverd voor de omvang en de aard van die extra kosten voor de begroting. Volgens de Commissie bedroegen de in aanmerking komende extra uitgaven in 2016 0,06 % van het bbp voor de uitzonderlijke instroom van vluchtelingen en 0,06 % van het bbp voor veiligheidsgerelateerde maatregelen. Voor 2017 worden de in aanmerking komende uitgaven voor de uitzonderlijke instroom van vluchtelingen initieel geraamd op 0,16 % van het bbp (7). Voorts hebben de Italiaanse autoriteiten in 2017 de clausule voor buitengewone gebeurtenissen aangevoerd voor uitzonderlijke aardbevingsactiviteit. Voor 2017 worden de in aanmerking komende uitgaven voor uitzonderlijke aardbevingsactiviteit initieel geraamd op 0,18 % van het bbp (8). Op grond van artikel 5, lid 1, en artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97 kunnen deze extra uitgaven worden toegestaan, voor zover de instroom van vluchtelingen, de ernst van de terreurdreiging en de uitzonderlijke aardbevingsactiviteit ongewone gebeurtenissen zijn, de gevolgen ervan voor de overheidsfinanciën van Italië aanzienlijk zijn en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën niet in gevaar wordt gebracht wanneer een tijdelijke afwijking van het aanpassingstraject in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn wordt toegestaan. Daarom is de vereiste aanpassing in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn voor 2016 met 0,12 % naar beneden bijgesteld om rekening te houden met die extra kosten in verband met vluchtelingen en veiligheid. Wat 2017 betreft, zal in het voorjaar van 2018 een definitieve beoordeling, met inbegrip van de in aanmerking komende bedragen, worden gemaakt op grond van de waargenomen gegevens die de Italiaanse autoriteiten zullen verstrekken.

(8)

Voor 2016 heeft Italië toestemming gekregen om tijdelijk af te wijken van het vereiste aanpassingstraject in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn met 0,5 % van het bbp om rekening te houden met belangrijke structurele hervormingen met een positief effect op de langetermijnhoudbaarheid van de overheidsfinanciën, en met nog eens 0,25 % van het bbp om rekening te houden met uitgaven voor nationale investeringen in door de Unie medegefinancierde projecten. Een van de criteria om voor de investeringsclausule in aanmerking te komen is de stijging van de overheidsinvesteringen. Blijkens de begrotingsresultaten voor 2016 heeft zich in 2016 een daling van de overheidsinvesteringen voorgedaan ten opzichte van 2015 (met 1,6 miljard EUR). De Raad erkent echter dat er specifieke factoren zijn die het voorbije jaar op de overheidsinvesteringen hebben gewogen. Een van die factoren was de onzekerheid rond de overgang naar het nieuwe wetboek voor publieke aanbestedingen en concessies, dat in overeenstemming met de landspecifieke aanbevelingen van 2016 aan een herziening werd onderworpen. Voorts en vooral moet nog worden vermeld dat er zich in 2016 een scherpe daling in de investeringen door middel van Uniefondsen heeft voorgedaan ten gevolge van de start van een nieuwe programmeringsperiode, terwijl de nationaal gefinancierde investeringen marginaal zijn gestegen (met 1,1 miljard EUR). Aangezien de nationaal gefinancierde investeringen in 2016 zijn gestegen en de uitgaven die betrekking hebben op de investeringsclausule, niet in de plaats daarvan zijn gekomen, kan aan Italië voor de investeringsclausule een tijdelijke afwijking met 0,21 % van het bbp worden verleend, welke overeenstemt met de nationale uitgaven die in aanmerking komen voor medefinanciering volgens de in het stabiliteitsprogramma 2017 gemelde gegevens. Wanneer de totale aanvullende flexibiliteit van 0,83 % van het bbp voor ongewone gebeurtenissen, structurele hervormingen en investeringsclausules in aanmerking wordt genomen, komt uit de voorjaarsprognose 2017 van de Commissie enige afwijking van het aanbevolen aanpassingstraject in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn voor 2016 naar voren.

(9)

Op 12 juli 2016 heeft de Raad Italië aanbevolen in 2017 een jaarlijkse budgettaire aanpassing in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn te realiseren van ten minste 0,6 % van het bbp. Op basis van de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie bestaat het risico op een significante afwijking van het aanbevolen aanpassingstraject in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn in 2017 en voor 2016 en 2017 samen. Die conclusie zou echter veranderen in risico op enige afwijking indien de tijdelijke afwijking voor de clausule inzake ongewone gebeurtenissen met betrekking tot de uitzonderlijke instroom van vluchtelingen en het preventieve investeringsplan voor de bescherming van het nationale grondgebied tegen aardbevingsgevaren (initieel geraamd op 0,34 % van het bbp in het totaal) wordt afgetrokken van het vereiste in 2017.

(10)

In 2018 wordt verwacht dat Italië zich in het licht van zijn begrotingssituatie en met name zijn schuldniveau verder zal aanpassen in de richting van zijn begrotingsdoelstelling op middellange termijn, namelijk een begrotingssituatie die structureel in evenwicht is. Volgens de gezamenlijk overeengekomen aanpassingsmatrix in het kader van het stabiliteits- en groeipact vertaalt die aanpassing zich in het vereiste dat de netto-overheidsuitgaven nominaal ten minste 0,2 % dalen in 2018. Dat zou overeenstemmen met een jaarlijkse structurele aanpassing van ten minste 0,6 % van het bbp. Bij ongewijzigd beleid bestaat het risico op een significante afwijking van het vereiste in 2018. Volgens de prognose zal Italië prima facie in 2017 en 2018 niet aan de schuldregel voldoen. Over het geheel genomen is de Raad van oordeel dat Italië bereid moet zijn om verdere maatregelen te treffen om in 2017 aan de voorwaarden te voldoen, en dat in 2018 verdere maatregelen noodzakelijk zullen zijn om te voldoen aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact. Op grond van Verordening (EG) nr. 1466/97 moet bij de beoordeling van de begrotingsplannen en -resultaten echter rekening worden gehouden met de begrotingsbalans van de lidstaat in het licht van de conjuncturele omstandigheden. Zoals wordt herhaald in de mededeling van de Commissie over het Europees Semester 2017 bij deze landspecifieke aanbevelingen, moet bij de beoordeling van het ontwerpbegrotingsplan 2018 en de daaropvolgende beoordeling van de begrotingsresultaten 2018 naar behoren rekening worden gehouden met de doelstelling om een begrotingskoers aan te houden die ertoe bijdraagt het lopende herstel te versterken en de houdbaarheid van Italiës overheidsfinanciën te waarborgen. In die context neemt de Raad er akte van dat de Commissie voornemens is een algehele evaluatie in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97 uit te voeren, in het bijzonder in het licht van de conjuncturele situatie van Italië.

(11)

Aangezien Italië prima facie in 2015 niet aan de schuldregel voldeed, heeft de Commissie op 22 februari 2017 een verslag krachtens artikel 126, lid 3, van het VWEU uitgebracht. Volgens de conclusie van het verslag bleek uit het lopende onderzoek dat, tenzij de extra maatregelen ten belope van ten minste 0,2 % van het bbp waartoe de regering zich uiterlijk in april 2017 had verbonden, binnen die termijn op geloofwaardige wijze werden vastgesteld om de kloof te dichten ten opzichte van de algemene naleving van het preventieve deel in 2017 (en dus in 2016), het in het Verdrag en in Verordening (EG) nr. 1467/97 gedefinieerde schuldcriterium moest worden geacht niet te zijn nageleefd. Een besluit met een aanbeveling om een buitensporigtekortprocedure te openen zou volgens het verslag evenwel pas worden genomen op basis van de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie, rekening houdend met de begrotingsresultaten voor 2016 en de tenuitvoerlegging van de verbintenissen inzake de begroting die de Italiaanse autoriteiten in februari 2017 zouden aangaan. In april 2017 heeft de regering de vereiste extra consolidatiemaatregelen aangenomen. Derhalve wordt het in dit stadium niet noodzakelijk geacht verdere maatregelen te nemen voor de naleving van het schuldcriterium in 2015. De Commissie zal in het najaar van 2017 opnieuw evalueren of Italië voldoet aan het schuldcriterium, op basis van de gemelde gegevens voor 2016 en de najaarsprognose 2017 van de Commissie, die nieuwe informatie zullen bevatten over de uitvoering van de begroting in 2017 en de reële begrotingsplannen voor 2018.

(12)

De hoge schuldquote van Italië zal naar verwachting stabiliseren, zonder te dalen, ten gevolge van de verslechtering van het structurele primaire saldo en de huidige macro-economische omstandigheden. Met een schuldratio van meer dan 130 % van het bbp betekent dit dat er omvangrijke middelen uitgetrokken worden voor de schuldendienst, ten nadele van meer groeibevorderende posten zoals onderwijs, innovatie en infrastructuur.

(13)

Het Italiaanse belastingstelsel is om verschillende redenen niet bevorderlijk voor economische groei en efficiëntie. Ondanks een recente beperkte daling van de belastingdruk op productiefactoren blijft deze behoren tot de hoogste van de Unie. Er is ruimte voor een verdere, begrotingsneutrale, verschuiving naar meer groeivriendelijke belastingen. De belasting op de eerste woning werd in 2015 ingetrokken, hetgeen een stap achteruit was in het streven naar een efficiëntere belastingstructuur. Ondanks het voorschrift van de nationale wetgeving dat de belastinguitgaven jaarlijks herzien moeten worden, werd deze langverwachte herziening nogmaals uitgesteld, in het bijzonder voor de verlaagde btw-tarieven. De hervorming van de achterhaalde woz-waarden/kadastrale waarden in overeenstemming met de lopende marktwaarden wordt nog steeds verwacht. De gebrekkige naleving van de belastingregels en het complexe belastingwetboek maken het voor ondernemingen en huishoudens nog zwaarder om hun belastingen correct te betalen. Recente maatregelen zoals verplichte elektronische facturering en de „gesplitste betaling” voor aankopen door overheidsinstanties gaan in de goede richting. Elektronische facturering is echter niet verplicht voor transacties in de particuliere sector en de beperkingen op het gebruik van contanten zijn onlangs opgetrokken, zodat het gebruik van elektronische betalingen nog steeds ver onder het Uniegemiddelde ligt, hetgeen de naleving van de belastingregels niet bevordert.

(14)

Wat het begrotingsproces betreft, werd in 2016 een ingrijpende hervorming doorgevoerd. De Commissie zal blijven toezien op de uitvoering van de hervorming, waardoor de uitgaventoetsing meer een integraal onderdeel van het begrotingsproces zal worden.

(15)

Het algemene kader, de overheidsdiensten en het ondernemingsklimaat worden in Italië nog steeds ondergraven door een aantal structurele tekortkomingen. Deze tekortkomingen blijven een domper zetten op de uitvoering van de hervormingen, ontmoedigen investeringen, creëren onzekerheid en werken profiteergedrag in de hand. De hervormingen van de burgerlijke rechtspleging die de laatste jaren zijn ingevoerd om de efficiëntie van de rechtsbedeling te verhogen, het beheer van rechtszaken te verbeteren en meer discipline in de procedure te brengen, beginnen maar langzaam resultaten op te leveren. De lengte van de burgerlijke rechtspleging blijft een groot probleem. Hoewel de beslissingstermijn en de achterstallen in civiele en handelszaken vooral in lagere rechtbanken enigszins aan het verminderen zijn, zijn de termijnen nog steeds bij de langste in de Unie, voor alle rechtsinstanties. Met de lopende hervorming van de civiele rechtspleging wordt voorzien in een verdere verstrenging van de ontvankelijkheidscriteria voor hoger beroep, stroomlijning van de procedure op elk niveau van aanleg en meer ontrading van vexatoire gedingen.

(16)

Uit een reeks indicatoren blijkt dat corruptie in Italië nog steeds een groot probleem is, ondanks de hervormingen die tot op heden plaatsvonden. De langverwachte hervorming van de verjaringsregels om de strijd tegen corruptie op te voeren is sinds 2014 in behandeling. In hun huidige vorm leiden de verjaringsregels tot een hoog aantal gevallen waarin de zaak na een veroordeling in eerste aanleg verjaart. Voorts beschikt de nationale autoriteit voor corruptiebestrijding over beperkte financiële en personele middelen om haar bevoegdheden uit te oefenen, en blijft het preventiekader versnipperd.

(17)

In 2015 werd een algemene machtigingswet voor de hervorming van de overheidsdiensten aangenomen. Hiermee moet het mogelijk worden de efficiëntie en de doeltreffendheid van de overheid te verbeteren. Na een uitspraak van het Grondwettelijk Hof van november 2016 volgens welke de procedure voor de goedkeuring van een aantal wetgevende uitvoeringsdecreten niet in overeenstemming is met de grondwet, moeten belangrijke onderdelen van de hervorming nog verdere uitvoering krijgen. Het arrest heeft met name betrekking op drie belangrijke punten van de hervorming: de plaatselijke besturen, het overheidspersoneel en de overheidsondernemingen. Nieuwe wetgevingsinitiatieven zijn noodzakelijk om de plaatselijke besturen en het overheidspersoneel op managementniveau te hervormen nu de termijn voor vaststelling van de decreten in november 2016 verstreken is. Wat de overheidsondernemingen betreft, dient het decreet dat van vóór het arrest dateert, te worden gewijzigd. De hervorming beoogt het aantal overheidsondernemingen terug te schroeven, deze efficiënter te maken en ervoor te zorgen dat zij volgens dezelfde regels werken als particuliere ondernemingen. De tenuitvoerlegging van de geplande privatiseringen zou ook een steun in de rug zijn om de overheidsondernemingen te rationaliseren.

(18)

Ook de raamvoorwaarden voor concurrentie blijven negatief. Met name de jaarlijkse mededingingswet voor 2015 is nog niet goedgekeurd. Er blijven aanzienlijke belemmeringen voor de mededinging bestaan in bepaalde sectoren zoals in de gereglementeerde beroepen, de concessies, de aanbestedingen, het vergunningenstelsel alsmede bij de plaatselijke besturen, waaronder het vervoer. Er is met name erg weinig vooruitgang geboekt om een efficiënte, transparante en concurrentiegedreven werking van de openbaarvervoermarkt op gang te brengen, vooral in de door de overheid in concessie gegeven spoorwegen. Volgens een nieuwe door de Commissie ontwikkelde indicator ligt het niveau van de restricties in Italië hoger dan het gewogen Uniegemiddelde voor de meeste geanalyseerde beroepen. Als onderdeel van een pakket maatregelen om belemmeringen in de dienstenmarkten aan te pakken werden in januari 2017 per beroep specifieke richtsnoeren aangenomen in de mededeling van de Commissie inzake aanbevelingen voor hervorming van de reglementering van professionele dienstverlening.

(19)

Het grote volume oninbare leningen in de banksector blijft een rem zetten op de winsten van banken en op hun vermogen om intern kapitaal te genereren. Dit weegt op de kredietverlening, vooral aan kleine ondernemingen. De beleidsinitiatieven die tot nu toe zijn genomen, hebben nog niet geleid tot een significante vermindering van de oninbare leningen. Nationale richtsnoeren betreffende het beheer van oninbare leningen blijven ondermaats. Middelgrote en kleine banken zijn nog steeds kwetsbaarder dan grote kredietinstellingen. Daarom zal de Commissie erop toezien dat de hervorming van de corporate governance van de grootste „banche popolari” en de kleine coöperatieve banken wordt uitgevoerd, hetgeen van cruciaal belang is voor de consolidatie van het bankwezen. Hoewel onlangs hervormingsmaatregelen zijn genomen, blijkt het regelgevingskader voor insolventie en uitwinning van zekerheden nog steeds ontoereikend om de sanering en herstructurering van noodlijdende leningen vlot te laten verlopen, vooral voor kleine en micro-ondernemingen. Een machtigingswet die tot doel heeft de instrumenten voor insolventie en afdwinging van leningen te hervormen en te stroomlijnen, die momenteel in het parlement in behandeling is, kan een hulp zijn om de bestaande inefficiënties aan te pakken en kan bijdragen tot de ontwikkeling van een secundaire markt voor noodlijdende kredieten in Italië.

(20)

Ondanks de geleidelijke verbetering van de arbeidsmarkt, dankzij hervormingen, blijft de langdurige en jongerenwerkloosheid hoog (6,7 % en 38 % respectievelijk in 2016) en zijn er meer dan 1,2 miljoen jongeren die geen onderwijs of opleiding volgen en geen werk hebben. Hoewel veel vooruitgang is geboekt bij de uitvoering van de jongerengarantie (9), blijven er een aantal uitdagingen bestaan om te komen tot een daadwerkelijke en volledige toepassing. Het percentage begunstigden van de jongerengarantie die zes maanden na het verlaten van de regeling nog altijd werken, onderwijs volgen of een leerlingplaats of stageplaats hebben, ligt boven het Uniegemiddelde. De initiatieven om de doelgroep te bereiken, blijven evenwel schaars en er zijn nog steeds aanzienlijke regionale verschillen wat de uitvoering betreft. De hervorming van het actieve arbeidsmarktbeleid, met inbegrip van het governancesysteem, bevindt zich nog in een vroeg stadium en diensten voor arbeidsvoorziening blijven zwak, met grote regionale verschillen. De volwasseneneducatie is onvoldoende ontwikkeld, hetgeen een negatieve weerslag kan hebben op de arbeidsmarktresultaten van laaggeschoolden.

(21)

De deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt en hun arbeidspotentieel blijven grotendeels onderbenut. De arbeidsparticipatie bij vrouwen is een van de laagste in de Unie. Sommige elementen van het belasting- en uitkeringsstelsel blijven tweede verdieners ontmoedigen om deel te nemen aan het arbeidsproces en de toegang tot betaalbare zorgdiensten (voor kinderen en ouderen) blijft beperkt, met grote regionale verschillen. Het gebruik van vaderschapsverlof is een van de laagste in de Unie.

(22)

Van collectieve onderhandelingen op het tweede niveau, dat van regio’s of ondernemingen, is weinig sprake. Dit belemmert een efficiënte toewijzing van middelen en een betere afstemming van de lonen op de plaatselijke economische omstandigheden. Het is ook een gevolg van de bestaande regels en praktijken voor collectieve onderhandelingen, die weinig ruimte laten voor plaatselijk overleg. De sinds januari 2014 door de sociale partners ondertekende akkoorden die procedures en criteria voor het meten van de representativiteit van vakbonden bepalen en die de onzekerheid in de arbeidsverhoudingen zouden verminderen, zijn nog niet uitgevoerd. Belastingkortingen op productiviteitsgerelateerde loonsverhogingen zijn niet doeltreffend gebleken om het gebruik van deze aanvullende onderhandelingen echt te verruimen.

(23)

Het percentage personen die risico op armoede of sociale uitsluiting lopen, ligt ruim boven het Uniegemiddelde, vooral voor kinderen en personen met een migrantenachtergrond. Er zijn ook grote regionale verschillen. Er is enige vooruitgang geboekt met betrekking tot de nationale strategie tegen armoede. De recentelijk vastgestelde reglementering voor het inclusie-inkomen is een positieve stap in de richting van een algemene regeling voor armoedebestrijding. Of deze regeling doeltreffend zal blijken, zal afhangen van de uitvoering, waarbij het vereiste geldt dat de passende middelen worden vrijgemaakt (onder meer door de stroomlijning van de verschillende sociale uitkeringen), deze doelgericht volgens het inkomen worden toegekend en prioritair worden verleend aan gezinnen met kinderen, met procedures die in de praktijk in staat zijn om zowel inkomensondersteuning als goed geïntegreerde diensten te bieden. In dit stadium is het niet duidelijk of de financiële middelen toereikend zullen zijn om het probleem van de armoede in Italië op te lossen. Het komt er in hoofdzaak op aan aanvullende middelen uit te trekken, met naleving van de budgettaire doelstellingen, de versnippering van het stelsel van sociale bijstand te beperken, de sociale uitgaven te rationaliseren en de scheeftrekking ten voordele van de pensioenen, die nu bestaat, aan te pakken.

(24)

In de context van het Europees Semester 2017 heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Italië verricht. Die analyse is gepubliceerd in het landverslag 2017. Voorts heeft de Commissie zowel het stabiliteitsprogramma 2017 als het nationale hervormingsprogramma 2017 doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Italië zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar begrotings- en sociaaleconomisch beleid in Italië, maar is zij ook nagegaan of de Unieregels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op Unieniveau in toekomstige nationale besluiten.

(25)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2017 onderzocht en zijn advies (10) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

(26)

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma 2017 en het stabiliteitsprogramma 2017 onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 4 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Italië in 2017 en 2018 de volgende actie onderneemt:

1.

Een aanzienlijke begrotingsinspanning leveren in 2018 overeenkomstig de vereisten van het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak van het versterken van het huidige herstel en van het waarborgen van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën van Italië. Zorgen voor de tijdige implementatie van het privatiseringsprogramma en meevallers gebruiken om de overheidsschuldquote te verlagen. De belastingdruk op begrotingsneutrale wijze verschuiven van de productiefactoren naar meer groeivriendelijke belastingen, door krachtige maatregelen ter vermindering van het aantal en de omvang van de belastinguitgaven, de hervorming van het achterhaalde kadastrale systeem en de herinvoering van de belasting op de eerste woning voor huishoudens met een hoog inkomen. Het verplichte gebruik van elektronische facturatie en betalingen uitbreiden.

2.

De lengte van het proces in de civiele rechtspleging inkorten door daadwerkelijk beheer van de rechtszaken en regels om procedurele discipline te verzekeren. De strijd tegen corruptie opvoeren, door met name de verjaringstermijnen te herzien. De hervorming van de overheidsdiensten voltooien en de efficiëntie van overheidsbedrijven verbeteren. De aanhangige mededingingswet zo snel mogelijk goedkeuren en ten uitvoer leggen en de resterende beperkingen voor de concurrentie aanpakken.

3.

De afbouw van het volume oninbare leningen versnellen en meer stimulansen geven voor de sanering en herstructurering van de balansen, met name in het segment van de banken die onder nationaal toezicht staan. Een algemene herziening aannemen van het regelgevend raamwerk voor insolventie en uitwinning van zekerheden.

4.

Met de medewerking van de sociale partners het kader voor collectieve onderhandelingen versterken zodat collectieve overeenkomsten beter rekening houden met plaatselijke omstandigheden. Een doeltreffend actief arbeidsmarktbeleid verzekeren. De aanvaarding van werk voor tweede verdieners bevorderen. De sociale uitgaven rationaliseren en de samenstelling daarvan verbeteren.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

T. TÕNISTE


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  PB C 92 van 24.3.2017, blz. 1.

(4)  Verordening (EU) nr. 1174/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende handhavingsmaatregelen voor de correctie van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden in het eurogebied (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 8).

(5)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(6)  Conjunctuurgezuiverd begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen, herberekend door de Commissie volgens de algemeen aanvaarde methode.

(7)  Dit bedrag is gebaseerd op de in het stabiliteitsprogramma 2017 geraamde algemene begrotingskosten van 0,25 % van het bbp, waarvan de reeds in 2015 en 2016 verleende tijdelijke afwijkingen van respectievelijk 0,03 % van het bbp en 0,06 % van het bbp zijn afgetrokken. In haar advies over het ontwerpbegrotingsplan 2017 voor Italië kondigde de Commissie aan dat zij bereid zou zijn een extra afwijking ten gevolge van de aanhoudende uitzonderlijke instroom van vluchtelingen in Italië te overwegen, ook in het licht van de conclusies van de Europese Raad van oktober 2016 waarin deze „de aanzienlijke — ook financiële — bijdrage die de lidstaten in de voorste linie de jongste jaren hebben geleverd”, onderkende.

(8)  In haar advies over het ontwerpbegrotingsplan 2017 voor Italië was de Commissie van oordeel dat uitgaven voor rampenbeheer en het preventief investeringsplan voor de bescherming van het nationale grondgebied tegen aardbevingsrisico’s kunnen worden beschouwd als geïntegreerde uitgaven. Voor de volgende jaren kunnen alleen positieve incrementele veranderingen in middelen die voor dit doel zijn uitgetrokken, in aanmerking worden genomen voor verdere mogelijke tijdelijke afwijkingen.

(9)  Aanbeveling van de Raad van 22 april 2013 tot invoering van een jongerengarantie (PB C 120 van 26.4.2013, blz. 1).

(10)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


9.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 261/53


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 11 juli 2017

over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Cyprus en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van Cyprus

(2017/C 261/12)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 16 november 2016 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2017 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 16 november 2016 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Cyprus heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen, die op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad is bekrachtigd. Op 21 maart 2017 heeft de Raad de Aanbeveling van de Raad van 21 maart 2017 over het economisch beleid van de eurozone („aanbeveling voor de eurozone”) (3) vastgesteld.

(2)

Als lidstaat die de euro als munt heeft en in het licht van de grote onderlinge verwevenheid tussen de economieën van de Economische en Monetaire Unie, dient Cyprus ervoor te zorgen dat volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven aan de aanbeveling voor de eurozone, zoals weergegeven in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 5.

(3)

Op 22 februari 2017 is het landverslag 2017 voor Cyprus gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Cyprus bij de tenuitvoerlegging van de op 12 juli 2016 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede het gevolg dat is gegeven aan de landspecifieke aanbevelingen die in de jaren voordien werden goedgekeurd, en de vooruitgang die Cyprus richting zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt. Het landverslag bevatte ook een op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerde diepgaande evaluatie, waarvan de uitkomsten ook op 22 februari 2017 zijn gepubliceerd. Op basis van haar analyse concludeerde de Commissie dat Cyprus wordt geconfronteerd met buitensporige macro-economische onevenwichtigheden. Met name is het van essentieel belang dat het land de talrijke onevenwichtigheden in de vorm van de particuliere, publieke en externe schuldenlast, en het grote volume oninbare leningen aanpakt.

(4)

Cyprus heeft op 27 april 2017 zijn stabiliteitsprogramma 2017 en op 28 april 2017 zijn nationaal hervormingsprogramma 2017 ingediend. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd. Het Cypriotische nationale hervormingsprogramma omvat toezeggingen voor zowel de korte als de middellange termijn. Met name bevat het maatregelen om de schuldenlast in de particuliere sector te verminderen, het ondernemingsklimaat te verbeteren, de toegang tot financiering te bevorderen en de zorgsector grondig te hervormen, en toezeggingen om de overheidssector en de rechtspraak te hervormen. Het nationale hervormingsprogramma bestrijkt ook de uitdagingen die zijn genoemd in het landverslag 2017 en de aanbeveling voor de eurozone, met onder meer de noodzaak om investeringen opnieuw op gang te brengen en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te verzekeren. Indien deze maatregelen volledig worden doorgevoerd binnen de aangegeven termijnen, zouden ze kunnen helpen om een antwoord te bieden op de macro-economische onevenwichtigheden en landspecifieke aanbevelingen van Cyprus. Op basis van de beoordeling van de beleidstoezeggingen van Cyprus bevestigt de Commissie haar eerdere beoordeling dat in dit stadium geen verdere stappen nodig zijn in het kader van de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden waarin is voorzien in Verordening (EU) nr. 1176/2011 en Verordening (EU) nr. 1174 2011 van het Europees Parlement en de Raad (4). De tenuitvoerlegging van de agenda voor beleidshervormingen zal op de voet worden gevolgd via specifieke monitoring.

(5)

De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de betrokken programma’s te evalueren en wijzigingen voor te stellen, wanneer dit nodig is om de uitvoering van betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere gegevens verstrekt over de wijze waarop zij gebruik zal maken van die bepaling in richtsnoeren over de toepassing van de maatregelen die de doeltreffendheid van de ESI-fondsen koppelen aan gezond economisch bestuur.

(6)

Cyprus valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact en is aan de schuldregel onderworpen. In zijn stabiliteitsprogramma 2017 gaat het kabinet uit van een nominaal begrotingsoverschot in de periode 2016-2020 (nl. een nominaal saldo van ongeveer 0,4 % van het bbp tijdens de programmaperiode). De begrotingsdoelstelling op middellange termijn, vastgesteld als een structureel begrotingsevenwicht, zal volgens de plannen in 2017 worden verwezenlijkt. Voorspeld wordt dat het herberekende (6) structurele saldo de komende jaren alsmaar verder van de middellangetermijndoelstelling zal gaan afwijken, hetgeen niet strookt met de vereisten van het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact. Aangenomen wordt dat de schuldquote van de overheid in 2016 op 107,8 % van het bbp is uitgekomen en zal teruglopen tot 99,7 % in 2018 en vervolgens verder zal dalen tot 88,8 % in 2020. Het macro-economische scenario dat aan die begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is plausibel. Aan de macro-economische aannamen van het stabiliteitsprogramma zijn neerwaartse risico’s verbonden. Deze hangen vooral samen met het grote volume oninbare leningen en een mogelijke verslechtering van de externe omgeving.

(7)

Na de correctie van het buitensporige tekort heeft de Raad Cyprus op 12 juli 2016 aanbevolen de begrotingsdoelstelling op middellange termijn in 2016 en 2017 in acht te nemen. Afgaande op de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie zal Cyprus in 2017 volgens een algehele evaluatie aan dat vereiste voldoen. Wat 2018 betreft, wordt Cyprus aanbevolen de begrotingsdoelstelling op middellange termijn te blijven waarmaken. Volgens de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie spoort dit met een maximale nominale groeivoet van de netto primaire overheidsuitgaven (7) van 0,3 %, hetgeen overeenstemt met een structurele aanpassing van 0,2 % van het bbp. Bij ongewijzigd beleid zou voor Cyprus volgens een algehele evaluatie het gevaar bestaan dat in 2018 enigszins van dat vereiste zal worden afgeweken. De verwachting is dat Cyprus in 2017 en 2018 de schuldregel in acht zal nemen. Al met al is de Raad van oordeel dat Cyprus moet klaarstaan om verdere maatregelen te nemen om in 2018 naleving te garanderen.

(8)

De overheidsschuld zit op een neerwaarts traject, maar de houdbaarheid ervan blijft aan risico’s onderhevig. Een aantal recente budgettaire maatregelen, maar ook vertragingen bij de uitvoering van cruciale structurele hervormingen zullen naar verwachting leiden tot een verslechtering van het structurele saldo en dreigen de marge voor groeibevorderende overheidsinvesteringen te verkrappen.

(9)

De loonsom van de Cypriotische overheidssector (uitgedrukt als percentage van het bbp) behoort tot de hoogste in de eurozone, en deze sector wordt nog steeds gekenmerkt door ondoelmatigheden. In het kader van het macro-economische aanpassingsprogramma is een reeks hervormingen uitgetekend en met de sociale partners overeengekomen; deze hervormingen moeten een antwoord bieden op dit probleem. Daarbij ging het onder meer om de invoering van een bindend vast mechanisme dat de loongroei voor overheidspersoneel moet beperken, en om een ingrijpende hervorming van de overheidsdiensten. Behalve wat betreft de onlangs aangenomen hervormingswetgeving inzake mobiliteit van overheidspersoneel, staat de goedkeuring van deze hervormingswetgeving echter voor obstakels, met name na een negatieve stemming in het Huis van Afgevaardigden in december 2016. Zolang het mechanisme om de loongroei in de overheidssector te beteugelen, nog niet in zijn bindende vorm is goedgekeurd, wordt het toegepast via cao’s en blijft het van toepassing tot 2018.

(10)

Er zijn enige hervormingen doorgevoerd om de corruptie aan te pakken. Recente ontwikkelingen in dit verband zijn onder meer hervormingen om overheidsopdrachten op lokaal niveau te professionaliseren en de invoering in december 2015 van een wet op de financiering van politieke partijen. In 2016 is een grondwetswijziging goedgekeurd die de openbaarmaking van het vermogen van overheidsfunctionarissen mogelijk maakt. De coördinerende instantie voor corruptiebestrijding beschikt echter niet over voldoende personeel en sommige tekortkomingen in de tuchtregeling voor ambtenaren zijn nog altijd niet verholpen.

(11)

Cyprus heeft maatregelen genomen ter versterking van zijn gerechtelijk apparaat, maar blijft ernstige problemen ondervinden wat de efficiëntie ervan betreft. Ondoelmatige procedures en beperkte capaciteit leiden tot aanzienlijke vertragingen bij de behandeling van rechtszaken. Dit gaat dan weer ten koste van het ondernemingsklimaat en met name het functioneren van nieuwe beslagleggings- en insolventieraamwerken. Die laatste zijn ingevoerd om het volume oninbare particuliere schulden te helpen terug te dringen, hetgeen banken en debiteuren aanzet om het eens te worden over oplossingen met schuldherschikking. Toch wordt de slagkracht van deze instrumenten aangetast door een reeks factoren, zoals de zo-even aangehaalde ondoelmatige rechtspraak, zwakke bestuurlijke capaciteit en het feit dat debiteuren niet altijd goed bekend zijn met de procedures. Ook blijven er aanzienlijke achterstanden en vertragingen bestaan bij de afgifte en overdracht van eigendomsbewijzen. Die ondergraven dan weer inspanningen inzake schuldafbouw en drukken op het herstel van de woningmarkt.

(12)

Het volume oninbare leningen neemt af, maar blijft nog zeer groot, hetgeen de goede werking van de banksector belemmert en een negatief effect sorteert op de kredietverschaffing aan de reële economie. Banken blijven achter bij hun met de Central Bank of Cyprus overeengekomen doelstellingen inzake de herstructurering van leningen, hetgeen wijst op de noodzaak om het systeem doelgerichter en doeltreffender te maken en tevens een meer bindend karakter te geven, met name door ambitieuze doelstellingen vast te stellen voor het verminderen van het volume oninbare leningen, in lijn met de strategieën van banken om hun oninbare leningen af te bouwen. Het percentage hernieuwde wanbetaling blijft hoog, hetgeen mogelijke tekortkomingen bij de oplossingen voor kredietherstructurering aan het licht brengt. Het niveau van de voorzieningen voor risico’s is toegenomen, maar blijft wel nog onder het gemiddelde voor de eurozone, hetgeen onderstreept dat ervoor moet worden gezorgd dat waarderingen van zekerheden betrouwbaar zijn en het aanleggen van passende voorzieningen voor risico’s in de hand werken. Het ontbreken van een secundaire markt voor leningen en van een raamwerk voor leningsecuritisatie beperkt de mogelijkheden om sneller schulden af te bouwen en oninbare leningen af te voeren van de balansen van banken; hier zijn bijkomende initiatieven op het gebied van toezicht en wetgeving nodig ter voltooiing van het vereiste instrumentarium voor het faciliëren van het balansbeheer van banken. Bovendien blijft de governance en de administratieve capaciteit van het toezicht op verzekeringsondernemingen en pensioenfondsen zwak, hetgeen risico’s inhoudt voor de financiële stabiliteit.

(13)

Het economische herstel van Cyprus zet door. Niettemin blijft het groeipotentieel zwak, omdat het wordt ingetoomd door de beperkte implementatie van structurele hervormingen, bottlenecks voor investeringen en tekortkomingen in het ondernemingsklimaat. Groeibevorderende initiatieven die in het actieplan voor groei zijn gepresenteerd, zijn in uitvoering, maar een en ander verloopt vrij traag. Een wetgevingsvoorstel om strategische investeringen aan te trekken en te stimuleren, zit nog in het ontwerpstadium. Het kabinet werkt eraan om het midden- en kleinbedrijf betere toegang tot financiering te bieden. Om deze dringende kwestie aan te pakken, is een aantal nieuwe gerichte initiatieven opgestart, zoals gemeld in het nationale hervormingsprogramma. Toch bevinden de meeste van deze nieuwe initiatieven inzake toegang tot financiering zich nog steeds in een pril stadium. Privatiseringsinspanningen die productiviteitsbevorderende buitenlandse investeringen moeten aantrekken, kampen met politieke tegenstand en vorderen traag. Ook de hervorming van de energiesector kan een belangrijke impuls aan het concurrentievermogen geven, al heeft de tenuitvoerlegging ervan op bepaalde punten vertraging opgelopen. Daarbij gaat het met name om de ontvlechting van de Electricity Authority of Cyprus (EAC) en de totstandbrenging van de nieuwe elektriciteitsmarkt, waarvoor er nog steeds garanties moeten komen voor de daadwerkelijke onafhankelijkheid van de exploitant van het transmissienetwerk.

(14)

De werkloosheid neemt af, maar blijft hoog, zeker bij jongeren en langdurig werklozen. Plannen om het aantal bemiddelaars bij de publieke arbeidsbemiddelingsdiensten uit te breiden en hun specialismen te verbeteren, zijn nog niet uitgevoerd. Bovendien zullen ze waarschijnlijk worden aangeworven op basis van tijdelijke contracten, zodat dit geen structureel antwoord op de uitdaging is. Daardoor is er nog steeds onvoldoende capaciteit om te voldoen aan de behoeften van werkzoekenden, vooral van mensen die het moeilijker hebben om de arbeidsmarkt te betreden, en om maatregelen te nemen om hen beter te bereiken en te activeren. De impact van actieve arbeidsmarktprogramma’s en regelingen voor inkomenssteun blijft gering door de beperkte kwaliteitsbeoordeling en vervolgmaatregelen.

(15)

In het onderwijs handhaaft Cyprus een uitgavenpeil dat boven het gemiddelde van de Unie ligt. De onderwijsprestaties zijn evenwel laag en zijn zelfs afgenomen ten opzichte van voorgaande jaren. Volgens de uitkomsten over 2015 van het programma voor internationale studentenbeoordeling (Programme for International Student Assessment — PISA) komt Cyprus in de Unie onder aan de lijst wat betreft basisvaardigheden voor wiskunde, wetenschap en lezen. Recentelijk ingevoerde remediërende maatregelen, zoals een beter stelsel voor het aanstellen van leerkrachten en een modernisering van leerplannen, zijn weliswaar eerste stappen in de juiste richting, maar toch kunnen verdere maatregelen om de geplande hervormingen te voltooien, met onder meer leerkrachtenevaluaties, sterk bijdragen tot het verbeteren van de situatie.

(16)

Op de arbeidsmarkt zijn mismatches van vaardigheden nog voor een groot deel niet aangepakt, hetgeen negatief uitwerkt op de vooruitzichten voor duurzame groei op de lange termijn. De participatie is laag in hoger beroepsonderwijs en -opleiding en de relevantie van het hoger onderwijs voor de arbeidsmarkt is zwak, waardoor een hoog percentage van de personen met een diploma hoger onderwijs banen hebben aangenomen waarvoor niet noodzakelijk dat soort diploma vereist is.

(17)

De zorg in Cyprus wordt nog steeds gekenmerkt door het ontbreken van universele dekking en diverse vormen van ondoelmatigheid. Een en ander beperkt de toegang tot adequate en daadwerkelijke zorg. Wetgeving om een nationaal zorgstelsel tot stand te brengen en publieke ziekenhuizen meer autonomie te geven is van essentieel belang om de capaciteit en kostenefficiëntie van de zorg te verbeteren, maar hier wordt nog gewacht op goedkeuring door het Parlement.

(18)

In de context van het Europees Semester 2017 heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Cyprus verricht. Deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2017. Voorts heeft de Commissie zowel het stabiliteitsprogramma 2017 als het nationale hervormingsprogramma 2017 doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Cyprus zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Cyprus, maar is zij ook nagegaan of de Unieregels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op Unieniveau in toekomstige nationale besluiten.

(19)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2017 onderzocht en zijn advies (8) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

(20)

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma 2017 en het stabiliteitsprogramma 2017 onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 4 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Cyprus in de periode 2017-2018 de volgende actie onderneemt:

(1)

Zijn begrotingsbeleid blijven voeren conform de vereisten van het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact, hetgeen inhoudt dat het land in 2018 zijn begrotingsdoelstelling op middellange termijn blijft waarmaken. Meevallers gebruiken om de vermindering van de schuldquote van de overheid te versnellen. Tegen eind 2017 cruciale hervormingswetgeving aannemen om de doelmatigheid in de overheidssector te verbeteren, met name wat betreft het functioneren van overheidsdiensten, de governance van staatsbedrijven en lokale overheden.

(2)

De rechtspraak doelmatiger maken door de civiele procedures te moderniseren, door passende informatiesystemen uit te rollen en door de specialisatie van rechters te vergroten. Bijkomende maatregelen nemen om hinderpalen op te ruimen voor de volledige implementatie van insolventie- en beslagleggingsraamwerken en om te zorgen voor betrouwbare en snelle systemen voor de afgifte van eigendomsbewijzen en de overdracht van eigendomsrechten van onroerende zaken.

(3)

De afbouw van oninbare leningen versnellen door in dat verband kwantitatieve en tijdgebonden doelstellingen voor banken vast te stellen en door te zorgen voor correcte waarderingen van zekerheden met het oog op de opbouw van voorzieningen. De voorwaarden creëren voor een functionele secundaire markt voor oninbare leningen. Het toezicht op verzekeringsondernemingen en pensioenfondsen integreren en versterken.

(4)

Meer vaart zetten achter de uitvoering van het actieplan voor groei, waarbij met name de klemtoon wordt gelegd op het versnellen van strategische investeringen en het verbeteren van toegang tot financiering, en tegen eind 2017 de uitvoering van het privatiseringsplan hervatten. Beslissende stappen zetten in de richting van de ontvlechting van de Electricity Authority of Cyprus en, met name, voortgaan met de functionele en boekhoudkundige ontvlechting, zodat deze eind 2017 is afgerond.

(5)

Hervormingen versnellen die de capaciteit van publieke arbeidsbemiddelingsdiensten moeten vergroten en ervoor moeten zorgen dat met het actief arbeidsmarktbeleid kwalitatief betere resultaten worden behaald. De hervorming van het onderwijsstelsel voltooien om het relevanter te maken voor de arbeidsmarkt en de prestaties ervan te verbeteren, onder meer via leerkrachtenevaluaties. Tegen eind 2017 wetgeving aannemen voor een hervorming van de ziekenhuizen en universele dekking in de zorg.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

T. TÕNISTE


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  PB C 92 van 24.3.2017, blz. 1.

(4)  Verordening (EU) nr. 1174/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende handhavingsmaatregelen voor de correctie van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden in het eurogebied (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 8).

(5)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(6)  Conjunctuurgezuiverd saldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, dat door de Commissie is herberekend volgens de gezamenlijk overeengekomen methode.

(7)  De netto-overheidsuitgaven bestaan uit de totale overheidsuitgaven exclusief rente-uitgaven, uitgaven in het kader van programma’s van de Unie die volledig met inkomsten uit fondsen van Unie worden gefinancierd en niet-discretionaire veranderingen in de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen. Nationaal gefinancierde bruto-investeringen in vaste activa zijn gespreid over een periode van vier jaar. Er wordt rekening gehouden met discretionaire inkomstenmaatregelen of bij wet verplicht gestelde inkomstenstijgingen. Eenmalige maatregelen aan zowel de inkomsten- als de uitgavenzijde worden uitgevlakt.

(8)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


9.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 261/58


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 11 juli 2017

over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Letland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van Letland

(2017/C 261/13)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 16 november 2016 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2017 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 16 november 2016 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2) ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Letland niet heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen, die op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad is bekrachtigd. Op 21 maart 2017 heeft de Raad de aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone („aanbeveling voor de eurozone”) vastgesteld (3).

(2)

Als lidstaat die de euro als munt heeft en in het licht van de grote onderlinge verwevenheid tussen de economieën van de economische en monetaire unie, dient Letland ervoor te zorgen dat volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven aan de aanbeveling voor de eurozone, zoals weergegeven in de onderstaande aanbevelingen 1 en 2.

(3)

Op 22 februari 2017 is het landverslag 2017 voor Letland gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Letland bij de tenuitvoerlegging van de op 12 juli 2016 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede het gevolg dat is gegeven aan de landspecifieke aanbevelingen die in eerdere jaren werden goedgekeurd, en de vooruitgang die Letland in de richting van zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt.

(4)

Op 20 april 2017 heeft Letland zijn nationale hervormingsprogramma 2017 en zijn stabiliteitsprogramma 2017 ingediend. Teneinde met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(5)

De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de betrokken programma’s te evalueren en wijzigingen voor te stellen, wanneer dit nodig is om de uitvoering van betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere gegevens verstrekt over de wijze waarop zij gebruik zal maken van die bepaling in richtsnoeren over de toepassing van de maatregelen die de doeltreffendheid van de ESI-fondsen koppelen aan gezond economisch bestuur.

(6)

Letland valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact. In haar stabiliteitsprogramma 2017 plant de regering een verslechtering van het nominale saldo: nadat er in 2016 van een evenwicht sprake was, zou er in 2017 en 2018 een tekort van respectievelijk 0,8 % van het bbp en 1,6 % van het bbp worden geboekt als gevolg van een ingrijpende belastinghervorming. Daarna zou het tekort verbeteren tot 0,5 % van het bbp in 2020. Volgens het stabiliteitsprogramma 2017 zou het structurele saldo verslechteren van 0,2 % van het bbp in 2016 tot naar schatting -1,7 % van het bbp in 2018 en in 2020 op -0,8 % van het bbp uitkomen. Dit traject spoort met de budgettaire middellangetermijndoelstelling van een structureel tekort van 1 % van het bbp en de toegestane afwijkingen op grond van de pensioenhervorming en de clausule inzake structurele hervormingen in de zorgsector. Aangenomen wordt dat het herberekende (5) structurele saldo zal oplopen van -1,9 % van het bbp in 2017 tot -2,3 % van het bbp in 2018, en vervolgens zal afnemen tot -0,2 % van het bbp in 2020. Volgens het stabiliteitsprogramma 2017 zal de schuldquote van de overheid in 2017 naar verwachting stabiel blijven op ongeveer 40 % van het bbp. Voor 2017 liggen de programmaprojecties voor de bbp-groei algemeen genomen in de lijn van de Commissieprognoses, maar voor 2018 lijken zij bijzonder optimistisch.

(7)

Op 12 juli 2016 heeft de Raad Letland aanbevolen ervoor te zorgen dat de afwijking van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn in 2017 beperkt blijft tot de marge die met de systemische pensioenhervorming en met de grote structurele hervorming van de zorgsector verband houdt. Rekening houdend met deze marge mocht het structurele saldo er in 2017 met ten hoogste 1,0 % van het bbp op achteruitgaan. Afgaande op de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie zou Letland in 2017 aan dat vereiste voldoen. In 2018 zou Letland zijn begrotingsdoelstelling op middellange termijn moeten halen, rekening houdend met de voor 2016 toegestane marge die met het doorvoeren van de systemische pensioenhervorming verband houdt, en met de voor 2017 toegestane marge die met de structurele hervorming samenhangt, aangezien tijdelijke afwijkingen gedurende een periode van drie jaar worden overgedragen. Volgens de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie spoort dit met een maximale nominale groeivoet van de netto primaire overheidsuitgaven (6) van 6,0 % in 2018, hetgeen overeenstemt met een verslechtering van het structurele saldo ter grootte van 0,3 % van het bbp. Bij ongewijzigd beleid zou Letland het risico lopen dat sterk van dat vereiste wordt afgeweken. Al met al is de Raad van oordeel dat in 2018 verdere maatregelen zullen moeten worden genomen om de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact na te leven.

(8)

De inkomensongelijkheid in Letland is groot. Wat de inkomensverdeling betreft, zij erop gewezen dat de verhouding tussen de 20 % rijkste en de 20 % armste huishoudens in 2015 op 6,5 stond, een van de hoogste in de Unie, ook al is het cijfer in 2016 licht gedaald. Het verschil inzake inkomensongelijkheid vóór en na belastingen en sociale overdrachten behoort tot de kleinste in de Unie. Het belastingstelsel in Letland is minder progressief dan in andere lidstaten, hetgeen bijdraagt tot de grote ongelijkheid en het hoge aantal werkende armen. De belastingwig voor mensen met een laag inkomen blijft tot de grootste in de Unie behoren, terwijl het inkomstenpotentieel van belastingen die minder schadelijk zijn voor de groei, onderbenut blijft. Door de lage belastingquote zijn er minder middelen beschikbaar voor houdbare openbare diensten. Hoewel enige vooruitgang is geboekt in de strijd tegen belastingontduiking, blijft de naleving van de belastingwetgeving een forse uitdaging. In het stabiliteitsprogramma 2017 is een belastinghervorming aangekondigd. De belangrijkste maatregelen zijn onder meer: een verlaging van 23 % tot 20 % van het tarief van de inkomstenbelasting voor inkomens tot 45 000 EUR per jaar, een verhoging van de naar het inkomen gedifferentieerde basisaftrek, de invoering van een vennootschapsbelastingtarief van 0 % voor geherinvesteerde winsten en een gelijkschakeling van de tarieven van de vermogensbelasting op 20 %. Met de hervorming wordt in zoverre gevolg gegeven aan de landspecifieke aanbevelingen dat de belastingwig voor de lage inkomens wordt verkleind. Het effect van de belastinghervorming blijft echter beperkt wat betreft het verschuiven van belastingen naar andere bronnen die minder nadelig zijn voor de groei, en het verwezenlijken van de uitdrukkelijk geformuleerde beleidsdoelstelling om de belastingquote te verhogen.

(9)

Zwakke punten in basisstelsels voor sociale zekerheid dragen bij tot grote armoede en ongelijkheid, onder meer ook voor mensen met een handicap en ouderen. De armoedepercentages voor mensen met een beperking behoren tot de hoogste in Europa. De nipte toereikendheid van de sociale uitkeringen (die niet is verbeterd sinds 2009) en van pensioenen biedt geen daadwerkelijke bescherming tegen armoede en sociale uitsluiting. Het uitblijven van een hervorming van de hoogte van het minimuminkomen, die in 2014 was aangekondigd, maar nooit is doorgevoerd, treft de armste huishoudens, al wordt voor de middellange termijn gewerkt aan plannen voor steun aan minimuminkomens.

(10)

Met een afnemende beroepsbevolking is de werkgelegenheidsgroei zwak, terwijl de werkloosheid slechts traag vermindert. De kansen op een baan zijn beter in centra van economische activiteit en voor hooggeschoolde werknemers, terwijl werkloosheid meer voorkomt bij laaggeschoolden en mensen in landelijke gebieden. Tegen deze achtergrond zal het versterken van de bij- of omscholing van werknemers deze problemen helpen te adresseren. Maar zelfs al is het beroepsonderwijs aantrekkelijker geworden, toch is er slechts beperkte vooruitgang geboekt bij de hervorming van leerplannen die het onderwijs beter moeten doen aansluiten op de eigentijdse behoeften aan vaardigheden. Het regelgevingskader voor werkplekleren is nu beschikbaar en sociale partners en bedrijven moeten bij de uitrol ervan een actieve rol gaan spelen. Bovendien is de participatie van de werklozen in maatregelen voor een actieve arbeidsmarkt geringer dan in de meeste andere lidstaten, maar maatregelen zijn genomen om deze situatie te verbeteren en deze verdienen te worden voortgezet. De participatiegraad op het gebied van een leven lang leren blijft laag.

(11)

De Letse autoriteiten hebben weliswaar met succes in de zorg de nodige hervormingen ingezet, maar hoge eigen bijdragen, lange wachtlijsten, geringe overheidsuitgaven en ondoelmatige toewijzing van diensten vormen een beperking van de toegang tot de zorg. Doordat overheidsuitgaven op basis van strikte quota plaatsvinden, worden behandelingen uitgesteld en moeten patiënten langer wachten of zelf voor de dienst betalen, waardoor de zorgbehoeften van een deel van de bevolking onvervuld blijven. Eerste stappen zijn gezet om het kwaliteitsborgingssysteem te hervormen en de gemaakte vooruitgang moet worden vastgehouden om de resultaten voor patiënten en bevolking te verbeteren. Enige vooruitgang is geboekt bij het verbeteren van de doelmatigheid van het zorgstelsel, maar er is behoefte aan verdere rationalisering van de ziekenhuissector, betere toegang tot ambulante zorg en eerstelijnszorg, en er moet een duidelijkere band komen tussen het toegewezen budget en de kwaliteit en kosten van de dienstverlening.

(12)

De Letse autoriteiten maken regelmatig gebruik van aanbestedingsprocedures voor inkopen in de zorgsector, maar verdere efficiëntiewinsten kunnen worden geboekt door regelmatig gebruik van elektronische aanbestedingen en centrale inkoop, hetgeen de overheidsuitgaven transparanter en doeltreffender zal maken.

(13)

Zwakke punten in de kwaliteit van regelgeving en geringe doelmatigheid en doeltreffendheid van overheidsdiensten werken negatief uit op het ondernemingsklimaat. In 2016 is de regering met een ambitieus hervormingsplan gekomen voor een slankere en professionelere overheid, waarbij wordt ingezet op meer efficiëntie door personeelsinkrimping en centralisering van ondersteunende functies, versterking van prestatieafhankelijke beloningen en grotere transparantie. Dit plan bleef beperkt tot de centrale overheidsdiensten, terwijl wellicht ook op gemeenteniveau aanzienlijke efficiëntiewinsten te boeken zijn.

(14)

Corruptie blijft een domper zetten op het ondernemingsklimaat van Letland en het systeem om belangenconflicten te voorkomen, blijft star en formalistisch, met onvoldoende controle. De hervorming van het insolventiestelsel is weliswaar grotendeels afgerond, maar de daadwerkelijke toepassing ervan moet zorgvuldig worden gemonitord om een antwoord te bieden voor het beperkte aantal herstructureringszaken en de lage uitwinningspercentages voor activa.

(15)

De afgelopen drie jaar zijn grootschalige hervormingen van hoger onderwijs en publiek onderzoek doorgevoerd om onderzoeksinstellingen te consolideren en de kwaliteit en relevantie van hun output te verhogen. Niettemin blijft de governance en de organisatiestructuur van de financiering van publiek onderzoek in Letland ondoeltreffend, waarbij de financieringstaken versnipperd zijn over talrijke instellingen. Ondoelmatige financiering van publiek onderzoek draagt bij tot zeer lage wetenschappelijke prestaties, een gebrek aan gekwalificeerde menselijke hulpbronnen in zowel de publieke als de particuliere sector en beperkte publiek-private samenwerking. De O&O-intensiteit van Letse bedrijven blijft tot de laagste van de Unie behoren.

(16)

In de context van het Europees Semester 2017 heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Letland verricht. Die analyse is gepubliceerd in het landverslag 2017. Voorts heeft zij zowel het stabiliteitsprogramma 2017 als het nationale hervormingsprogramma 2017 doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Letland zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar begrotings- en sociaaleconomisch beleid in Letland, maar is zij ook nagegaan of de Unieregels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op Unieniveau in toekomstige nationale besluiten.

(17)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2017 onderzocht en zijn advies (7) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Letland in 2017 en 2018 de volgende actie onderneemt:

1.

Zijn begrotingsbeleid blijven voeren conform de vereisten van het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact, hetgeen inhoudt dat het land in 2018 zijn begrotingsdoelstelling op middellange termijn waarmaakt, rekening houdend met de marges die verband houden met het doorvoeren van de systemische pensioenhervorming en van de structurele hervormingen waarvoor een tijdelijke afwijking is toegestaan. De belastingen verlagen voor mensen met een laag inkomen door belastingen te verschuiven naar andere bronnen die minder schadelijk zijn voor de groei, en door de naleving van de belastingwetgeving te verbeteren.

2.

De toereikendheid van het sociale vangnet verbeteren en de bij- of omscholing van de beroepsbevolking vergroten door de leerplanhervorming in het beroepsonderwijs te versnellen. De zorg kostenefficiënter en toegankelijker maken, onder meer door de eigen bijdragen te verlagen en de lange wachtlijsten af te bouwen.

3.

In de overheidssector de doelmatigheid vergroten en de verantwoordingsplicht versterken, met name door de bestuurlijke procedures te vereenvoudigen en de regeling ter voorkoming van belangenconflicten te versterken, ook voor curatoren.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

T. TÕNISTE


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(3)  PB C 92 van 24.3.2017, blz. 1.

(4)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(5)  Conjunctuurgezuiverd saldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, dat door de Commissie is herberekend volgens de gezamenlijk overeengekomen methode.

(6)  De netto overheidsuitgaven bestaan uit de totale overheidsuitgaven exclusief rente-uitgaven, uitgaven in het kader van programma’s van de Unie die volledig met inkomsten uit Uniefondsen worden gefinancierd en niet-discretionaire veranderingen in de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen. Nationaal gefinancierde bruto-investeringen in vaste activa zijn gespreid over een periode van vier jaar. Er wordt rekening gehouden met discretionaire inkomstenmaatregelen of bij wet verplicht gestelde inkomstenstijgingen. Eenmalige maatregelen aan zowel de inkomsten- als de uitgavenzijde worden uitgevlakt.

(7)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


9.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 261/62


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 11 juli 2017

over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Litouwen en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van Litouwen

(2017/C 261/14)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 16 november 2016 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2017 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 16 november 2016 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2) ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Litouwen niet heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen, die op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad is bekrachtigd. Op 21 maart 2017 heeft de Raad de aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone („aanbeveling voor de eurozone”) vastgesteld (3).

(2)

Als lidstaat die de euro als munt heeft en in het licht van de grote onderlinge verwevenheid tussen de economieën van de Economische en Monetaire Unie, moet Litouwen ervoor zorgen dat volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven aan de aanbeveling voor de eurozone, zoals in de onderstaande aanbeveling 2 is weergegeven.

(3)

Op 22 februari 2017 is het landverslag 2017 voor Litouwen gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Litouwen bij de tenuitvoerlegging van de op 12 juli 2016 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede het gevolg dat is gegeven aan de landspecifieke aanbevelingen die in eerdere jaren werden goedgekeurd, en de vooruitgang die Litouwen in de richting van zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt.

(4)

Litouwen heeft op 27 april 2017 zijn nationaal hervormingsprogramma 2017 en op 28 april 2017 zijn stabiliteitsprogramma 2017 ingediend. Teneinde met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(5)

De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de lidstaten voor de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de betrokken programma’s te evalueren en wijzigingen voor te stellen, wanneer dit nodig is om de uitvoering van betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere gegevens verstrekt over de wijze waarop zij gebruik zal maken van die bepaling in richtsnoeren over de toepassing van de maatregelen die de doeltreffendheid van de ESI-fondsen koppelen aan gezond economisch bestuur.

(6)

Litouwen valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact. In zijn stabiliteitsprogramma 2017 rekent de regering met een verbetering van het nominale saldo van een tekort van 0,4 % van het bbp in 2017 naar een overschot van 1,3 % van het bbp in 2020. Litouwen zal naar verwachting gedurende de gehele programmaperiode met een marge aan de begrotingsdoelstelling op middellange termijn — een structureel tekort van 1 % van het bbp — blijven voldoen. In het toegestane aanpassingstraject is de in 2016 van start gegane systemische pensioenhervorming verwerkt. Voor 2017 wordt rekening gehouden met de aanvullende grote structurele hervormingen van de arbeidsmarkt en het pensioenstelsel. Volgens het stabiliteitsprogramma 2017 zou de overheidsschuldquote dalen van 40,2 % van het bbp in 2016 naar 33,8 % in 2020. Het macro-economische scenario dat aan die begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is plausibel. Tegelijkertijd zijn de maatregelen die nodig zijn om vanaf 2018 de geplande streefcijfers voor het overschot te ondersteunen, niet voldoende gespecificeerd.

(7)

In zijn stabiliteitsprogramma 2017 heeft Litouwen verzocht om gebruik te kunnen maken van de tijdelijke afwijking van 0,5 % van het bbp in het kader van het preventieve deel overeenkomstig het „gemeenschappelijk overeengekomen standpunt over flexibiliteit binnen het stabiliteits- en groeipact” dat de Raad Ecofin in februari 2016 heeft goedgekeurd, met het oog op de geplande uitvoering van grote structurele hervormingen met een positief effect op de langetermijnhoudbaarheid van de overheidsfinanciën. Dit heeft met name betrekking op het verbeteren van de houdbaarheid van het pensioenstelsel door een versterkte indexering en een geleidelijke verhoging van de pensioengeldige dienstjaren. In het kader van de hervormingen is er evenwel geen automatische koppeling tussen de pensioengerechtigde leeftijd en de levensverwachting tot stand gekomen. Daarnaast worden de arbeidsverhoudingen met deze hervormingen gemoderniseerd door de invoering van nieuwe vormen van arbeidsovereenkomsten, verkorte opzeggingstermijnen, lagere ontslagvergoedingen en meer flexibele arbeidstijden. De hervormingen versterken ook de dekking en de toereikendheid van de werkloosheids- en sociale uitkeringen, breiden de reikwijdte uit van het actief arbeidsmarktbeleid en verlagen het niveau van het illegale en onverzekerd werk. De autoriteiten zijn van mening dat de hervormingen een positief effect hebben op de houdbaarheid van de overheidsfinanciën door op lange termijn tot 3,8 % van het bbp te besparen op de gemiddelde jaarlijkse pensioenuitgaven, waarbij het onderdeel van de hervorming dat betrekking heeft op de arbeidsmarkt kan resulteren in een stijging van het gemiddelde jaarlijkse aantal werknemers tot 10 %, hetgeen een algemeen aannemelijke veronderstelling lijkt te zijn. Indien deze hervorming volledig en op tijd wordt geïmplementeerd, zal zij dus een positief effect hebben op de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Op die basis kan worden geoordeeld dat Litouwen in aanmerking komt voor de gevraagde tijdelijke afwijking in 2017, mits het de overeengekomen hervormingen adequaat implementeert, hetgeen zal worden gemonitord in het kader van het Europees Semester. Gelet op de noodzaak te zorgen voor een voortdurende naleving van de minimumbenchmark (namelijk een structureel tekort van 1,5 % van het bbp) en rekening houdend met de eerder toegekende marge krachtens de clausule voor systemische pensioenhervormingen (0,1 % van het bbp), kan momenteel worden geoordeeld dat Litouwen in aanmerking komt voor een tijdelijke afwijking van 0,4 % van het bbp in 2017, hetgeen iets lager is dan de gevraagde 0,5 % van het bbp.

(8)

Op 12 juli 2016 heeft de Raad voor 2017 aanbevolen dat Litouwen ervoor zorgt dat de afwijking van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn beperkt blijft tot de marge die verband houdt met de systemische pensioenhervorming (5). Rekening houdend met de voor 2016 verleende marges die verband houden met de pensioenhervorming en de voor 2017 verleende tijdelijke afwijking die samengaat met de uitvoering van de structurele hervormingen, zou het structurele saldo in 2017 met 1,3 % van het bbp mogen verslechteren. Op basis van de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie zal Litouwen in 2017 aan deze vereiste voldoen. In 2018 zou Litouwen zijn begrotingsdoelstelling op middellange termijn moeten halen, rekening houdend met de voor 2016 toegestane marge die verband houdt met de uitvoering van de systemische pensioenhervorming en de voor 2017 verleende marge voor structurele hervormingen, aangezien tijdelijke afwijkingen worden overgedragen voor een periode van drie jaar. Volgens de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie spoort dit met een maximale nominale groeivoet van de netto primaire overheidsuitgaven (6) van 6,4 % in 2018, hetgeen overeenstemt met een verslechtering van het structurele saldo ter grootte van -0,6 % van het bbp. Bij ongewijzigd beleid wordt verwacht dat Litouwen in 2018 aan deze vereiste zal voldoen. In het algemeen is de Raad van oordeel dat Litouwen in 2017 en 2018 naar verwachting aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact zal voldoen.

(9)

Als gevolg van de laatste verhoging van het niet-belastbare minimumloon is de belastingdruk op werknemers met een laag inkomen de voorbije jaren aanzienlijk afgenomen en benadert hij nu het gemiddelde van de Unie. Tegelijkertijd bleven de compenserende belastingverhogingen beperkt. Bijgevolg behoren de belastingontvangsten als percentage van het bbp nog steeds tot de laagste binnen de Unie, hetgeen het vermogen van Litouwen beperkt om zijn sociale problemen aan te pakken. De lage belastinginkomsten zijn het gevolg van het relatief grote aandeel van de schaduweconomie en de relatief lage ontvangsten uit milieu- en kapitaalbelastingen.

(10)

Hoewel Litouwen de voorbije jaren enige vooruitgang heeft geboekt met het oog op een betere inning van de btw, behoort de btw-kloof tot de grootste in de Unie. Te lage loonaangiftes verergeren het probleem van de geringe ontvangsten bij de belastinginning. Een betere naleving van de belastingwetgeving zou resulteren in een verhoging van de begrotingsinkomsten en zou de billijkheid van het belastingstelsel en de efficiëntie van de economie verhogen.

(11)

Er wordt een scherpere stijging verwacht van de afhankelijkheidsratio van ouderen en in het kader van de huidige pensioenregelingen wordt geraamd dat de pensioenuitgaven als percentage van het bbp met ongeveer 50 % zullen stijgen tegen het einde van de jaren 2030. De koppeling van de pensioenuitkeringen aan de levensverwachting is essentieel om de druk van de pensioenuitgaven op de overheidsfinanciën te verminderen.

(12)

Litouwen heeft de inwerkingtreding van de nieuwe arbeidswetgeving en andere wetgeving over het nieuwe sociale model uitgesteld. Dit uitstel biedt Litouwen de gelegenheid om te zorgen voor een goed evenwicht tussen flexibiliteit en zekerheid in arbeidsrelaties. Het hoge percentage personen die risico op armoede of sociale uitsluiting lopen, in combinatie met de toenemende inkomensongelijkheid, blijft een groot probleem voor Litouwen. De verhouding tussen de inkomens van de 20 % rijkste huishoudens en die van de 20 % armste huishoudens steeg van 5,3 in 2012 tot 7,5 in 2015 en is de op een na hoogste in de Unie. Dit is nadelig voor de economische groei, de macro-economische stabiliteit en de ontwikkeling van een inclusieve samenleving. Momenteel wordt dit vraagstuk niet doeltreffend aangepakt met het sociaal vangnet, als gevolg van de geringe uitgaven voor sociale bescherming. Bovendien behoort het verschil in inkomensongelijkheid vóór en na belastingen en sociale overdrachten tot de kleinste van de Unie. De strijd tegen armoede en sociale uitsluiting staat evenwel hoog op de regeringsagenda. De wetgeving betreffende het nieuwe sociale model voorziet in een verhoging van de toereikendheid en de dekking van de werkloosheidsuitkeringen. Voorts vinden besprekingen plaats over een betere toereikendheid van de sociale bijstand. Deze belangrijke besluiten moeten nog worden aangenomen en uitgevoerd. Met het oog op de bestrijding van de armoede onder ouderen heeft Litouwen in 2016 een indexeringsmechanisme opgenomen in zijn pensioenwetgeving, dat kan worden ingezet om de toereikendheid van de pensioenen te verbeteren.

(13)

Het is belangrijk dat Litouwen een oplossing vindt voor zijn problemen op het vlak van vaardigheden en de negatieve effecten van zijn krimpende bevolking in de werkende leeftijd aanpakt. Het percentage leerlingen met onvoldoende basisvaardigheden blijft hoog. Ondanks het hoge percentage afgestudeerden van het hoger onderwijs vertoont het hoger onderwijs tekortkomingen door de gebrekkige kwaliteitsnormen en financiële stimulansen die bovenmaatse omvang en inefficiëntie in plaats van resultaatgerichtheid in de hand werken. De inspanningen moeten worden voortgezet om kwaliteitsvol onderricht op alle onderwijsniveaus te garanderen (onder meer door de loopbanen en arbeidsomstandigheden te hervormen). Dit is essentieel om zwakke prestaties en tekortkomingen in het onderwijs aan te pakken en te zorgen voor kwaliteit in het hoger onderwijs (onder meer door de invoering van financiering op prestatiebasis en de consolidatie van instellingen voor hoger onderwijs). De aanhoudende lage participatiegraad in het volwassenenonderwijs in Litouwen vormt een belemmering voor de doeltreffendheid van de arbeidsmarkthervormingen en de totstandkoming van een hogere kwalificatiegraad bij werknemers. Litouwen heeft zijn inspanningen toegespitst op een groter aanbod en een hogere relevantie van de door de overheid gefinancierde leermogelijkheden, maar tot nu toe heeft dit niet geleid tot concrete resultaten. Om een grotere en duurzame participatie aan de volwasseneneducatie tot stand te brengen, moet Litouwen tevens mensen aanmoedigen om zich bij te scholen en meer werkgevers aansporen om te voorzien in leermogelijkheden voor hun personeel.

(14)

De werkloosheid onder laaggeschoolde en middelhoog opgeleide werknemers ligt nog steeds boven het gemiddelde van de Unie. Het armoedepercentage bij personen met een beperking is hoog, deels wegens hun geringe integratie op de arbeidsmarkt. Maatregelen voor een actief arbeidsmarktbeleid spelen momenteel een beperkte rol bij het helpen van mensen terug te keren naar de arbeidsmarkt in Litouwen. Litouwen heeft aanzienlijke ruimte om de arbeidsmarkt inclusiever te maken, onder andere door meer steun te verlenen aan personen met een beperking. Dit houdt onder meer in dat ondersteunde werkgelegenheid en het programma voor beroepsrevalidatie moeten worden opgeschaald en dat meer middelen beschikbaar moeten worden voor beroepsrevalidatie. De recentelijk aangenomen arbeidswetgeving zou kunnen bijdragen tot de totstandkoming van maatregelen voor een actief arbeidsmarktbeleid.

(15)

Litouwen heeft enige vooruitgang geboekt met het verbeteren van de sociale dialoog. De sociale partners zijn actief betrokken bij het overleg over de nieuwe arbeidswet en het nieuwe sociale model, en de regering heeft een actieplan opgesteld om de sociale dialoog te versterken. Met dit actieplan wordt gestreefd naar capaciteitsopbouw bij de sociale partners, de bevordering van collectieve arbeidsonderhandelingen en de verbetering van de sociale dialoog op alle niveaus.

(16)

In Litouwen hebben gezondheidsresultaten nog steeds een aanzienlijke negatieve impact op de potentieel beschikbare arbeidskrachten en de arbeidsproductiviteit. Hoewel inspanningen worden geleverd om een verschuiving tot stand te brengen waarbij patiënten een beroep kunnen doen op een meer kostenefficiënte gezondheidszorg, worden de prestaties van het gezondheidszorgstelsel nog steeds gehinderd door een hoge afhankelijkheid van intramurale zorg en lage uitgaven voor preventie en volksgezondheid. De eigen bijdragen zijn zeer hoog, in het bijzonder voor geneesmiddelen.

(17)

Ongunstige demografische ontwikkelingen hebben tot gevolg dat groei steeds meer afhankelijk zal zijn van arbeidsproductiviteit. In de periode 2000-2015 was de stijging van de arbeidsproductiviteit in Litouwen een van de hoogste in de lidstaten, maar recentelijk is de groei vertraagd. De overheidsinvesteringen in Litouwen hebben te lijden onder een gebrekkige planning en koppeling aan de strategische nationale doelstellingen. De O&O-intensiteit van de overheid is verhoogd tot een waarde die in 2015 iets boven het gemiddelde van de Unie lag, maar de O&O-intensiteit van het bedrijfsleven loopt nog steeds achter. De in 2016 vastgestelde „richtsnoeren voor de hervorming van het Litouwse wetenschaps- en innovatiebeleid” hebben tot doel de hardnekkige problemen op het vlak van onderzoek en innovatie aan te pakken. In de richtsnoeren wordt gepleit voor een hervorming van de institutionele O&O financiering, de consolidatie van onderzoekscentra en instellingen voor hoger onderwijs, kennis- en technologieparken, alsmede voor verbeterde beleidscoördinatie, -monitoring en -evaluatie. Litouwen heeft enige vooruitgang geboekt met de ondersteuning van alternatieve financieringsbronnen en heeft meegewerkt aan de oprichting van risicokapitaal- en startkapitaalfondsen. Voorts heeft het parlement onlangs een wet op crowdfunding aangenomen.

(18)

Het aantal omkoopzaken die bij een rechtbank aanhangig zijn gemaakt, is de voorbije jaren gestaag toegenomen, hetgeen erop wijst dat Litouwen zijn inspanningen op het vlak van corruptiebestrijding heeft opgevoerd. Op sommige essentiële beleidsterreinen, zoals gezondheidszorg en overheidsopdrachten, worden de voorschriften tegen klein- en grootschalige corruptie in de praktijk niet altijd toegepast. De gezondheidszorg heeft te kampen met de courante praktijk van informele betalingen aan artsen. De transparantie bij overheidsopdrachten is ontoereikend, in het bijzonder op het gemeentelijk niveau. Voorts werkt de zwakke regeling voor de bescherming van klokkenluiders ontmoedigend voor tipgevers met inlichtingen over mogelijke onregelmatigheden in de openbare en de particuliere sector. De regering heeft de aanpak van corruptie in de gezondheidszorg opgenomen als prioriteit in haar programma voor corruptiebestrijding. Om de risico’s op corruptie en de belangenconflicten bij opdrachten van geringe waarde te verminderen, heeft de regering de aanbestedende overheidsdiensten ook verplicht tot online bekendmaking van de uitgeschreven aanbestedingen, de succesvolle inschrijvers en de toegekende contracten. Permanente monitoring is evenwel noodzakelijk om de uitvoering van deze beleidsmaatregelen te garanderen.

(19)

In de context van het Europees Semester 2017 heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Litouwen verricht. Die analyse is gepubliceerd in het landverslag 2017. Voorts heeft zij zowel het stabiliteitsprogramma 2017 als het nationale hervormingsprogramma 2017 doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Litouwen waren gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar begrotings- en sociaaleconomisch beleid in Litouwen, maar is zij ook nagegaan of de Unieregels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op Unieniveau in toekomstige nationale besluiten.

(20)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2017 onderzocht en zijn advies (7) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Litouwen in 2017 en 2018 de volgende actie onderneemt:

1.

Zijn begrotingsbeleid blijven voeren conform de vereisten van het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact, hetgeen inhoudt dat het land in 2018 zijn begrotingsdoelstelling op middellange termijn aanhoudt, rekening houdend met de marges die verband houden met het doorvoeren van de systemische pensioenhervorming en van de structurele hervormingen waarvoor een tijdelijke afwijking is toegestaan. De naleving van de belastingwetgeving verbeteren en de belastinggrondslag verbreden naar bronnen die minder nadelig zijn voor de groei. Maatregelen nemen om het aan de pensioenen gerelateerde vraagstuk van de budgettaire houdbaarheid op middellange termijn aan te pakken.

2.

Een oplossing bieden voor de tekorten aan vaardigheden door het nemen van doeltreffende maatregelen voor een actief arbeidsmarktbeleid, het stimuleren van volwasseneducatie en het verbeteren van onderwijsprestaties door de kwaliteit van het onderricht en van het hoger onderwijs te belonen. De prestaties van de gezondheidszorg verbeteren door de ambulante zorg, de ziektepreventie en de betaalbaarheid te versterken. Ervoor zorgen dat het sociale veiligheidsnet toereikender is.

3.

Maatregelen nemen om de productiviteit te versterken door overheidsinvesteringen efficiënter te maken en het verband tussen deze investeringen en de nationale strategische doelstellingen te versterken.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

T. TÕNISTE


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(3)  PB C 92 van 24.3.2017, blz. 1.

(4)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(5)  Litouwen mag in 2017 en 2018 van zijn begrotingsdoelstelling op middellange termijn afwijken dankzij de voor 2016 toegekende marge krachtens de clausule voor systemische pensioenhervormingen, aangezien tijdelijke afwijkingen worden overgedragen voor een periode van drie jaar.

(6)  De netto-overheidsuitgaven bestaan uit de totale overheidsuitgaven exclusief rente-uitgaven, uitgaven in het kader van programma’s van de Unie die volledig met inkomsten uit fondsen van Unie worden gefinancierd, en niet-discretionaire veranderingen in de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen. Nationaal gefinancierde bruto-investeringen in vaste activa zijn gespreid over een periode van vier jaar. Er wordt rekening gehouden met discretionaire inkomstenmaatregelen of bij wet verplicht gestelde inkomstenstijgingen. Eenmalige maatregelen aan zowel de inkomsten- als de uitgavenzijde worden uitgevlakt.

(7)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


9.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 261/67


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 11 juli 2017

over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Luxemburg en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van Luxemburg

(2017/C 261/15)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 16 november 2016 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2017 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 16 november 2016 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2) ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Luxemburg niet heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen, die op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad is bekrachtigd. Op 21 maart 2017 heeft de Raad de Aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone („aanbeveling voor de eurozone”) aangenomen (3).

(2)

Als lidstaat die de euro als munt heeft en in het licht van de grote onderlinge verwevenheid tussen de economieën van de Economische en Monetaire Unie, moet Luxemburg ervoor zorgen dat volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven aan de aanbeveling voor de eurozone, zoals weergegeven in de onderstaande aanbeveling 2.

(3)

Op 22 februari 2017 is het landverslag 2017 voor Luxemburg gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Luxemburg bij de tenuitvoerlegging van de op 12 juli 2016 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede het gevolg dat is gegeven aan de landspecifieke aanbevelingen die in de jaren voordien werden goedgekeurd, en de vooruitgang die Luxemburg in de richting van zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt.

(4)

Op 28 april 2017 heeft Luxemburg zijn nationale hervormingsprogramma 2017 en zijn stabiliteitsprogramma 2017 ingediend. Teneinde met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(5)

De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de betrokken programma’s te evalueren en wijzigingen voor te stellen, wanneer dit nodig is om de uitvoering van betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere gegevens verstrekt over de wijze waarop zij gebruik zal maken van die bepaling in richtsnoeren over de toepassing van de maatregelen die de doeltreffendheid van de ESI-fondsen koppelen aan gezond economisch bestuur.

(6)

Luxemburg valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact. In haar stabiliteitsprogramma 2017 gaat de regering uit van een daling van het nominale overschot van 1,6 % van het bbp in 2016 tot 0,2 % van het bbp in 2017, gevolgd door een gestage toename, tot een overschot van 1,2 % van het bbp in 2021. Luxemburg zal gedurende de gehele programmaperiode met een marge aan de begrotingsdoelstelling op middellange termijn — een structureel tekort van 0,5 % van het bbp — blijven voldoen. Volgens het stabiliteitsprogramma 2017 zal de overheidsschuldquote naar verwachting ruim onder de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 60 % van het bbp blijven. Het macro-economische scenario dat aan die begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is plausibel, behalve voor 2018, waarvoor het uitgesproken optimistisch is en voor 2021, waarvoor het uitgesproken voorzichtig is. Volgens de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie zal het structurele saldo naar verwachting een overschot vertonen van 0,4 % van het bbp in 2017 en 0,1 % van het bbp in 2018, wat grotendeels in overeenstemming is met het stabiliteitsprogramma 2017 en boven de begrotingsdoelstelling op middellange termijn ligt. Al met al is de Raad van oordeel dat Luxemburg in 2017 en 2018 naar verwachting aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact zal voldoen.

(7)

Er blijft bezorgdheid bestaan over de langetermijnhoudbaarheid van de begroting, gezien de verwachte stijging van de kosten van de vergrijzing. In het kader van de pensioenhervorming van 2012 moet de houdbaarheid van het pensioenstelsel om de vijf jaar na goedkeuring van de hervorming worden gecontroleerd en geëvalueerd. De regering heeft de eerste evaluatie vervroegd naar 2016. Hoewel uit de evaluatie is gebleken dat het pensioenstelsel nog steeds herhaaldelijke overschotten vertoont, waardoor aanzienlijke pensioenreserves konden worden opgebouwd, wordt verwacht dat het pensioenstelsel vanaf 2023 een negatief operationeel saldo zal vertonen wat betreft de verhouding tussen de uitgaven voor uitkeringen en de bijdragen. Volgens de recente herziene bevolkingsprognoses van Eurostat zal de verwachte bevolkingsgroei minder groot zijn dan eerder werd aangenomen. Dit zal een invloed hebben op de afhankelijkheidsratio, die sneller dan verwacht zal toenemen en zal leiden tot een sterkere voorspelde stijging van de overheidsuitgaven voor pensioenen. Er is geen vooruitgang geboekt wat betreft de eerdere aanbeveling van de Raad in 2016 om de wettelijke pensioenleeftijd aan de levensverwachting te koppelen. Luxemburg is de enige lidstaat waar voor de periode 2013-2060 geen verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd is vastgelegd. Naar verwachting zal Luxemburg tegen 2060 in vergelijking met de andere lidstaten de grootste stijging van het aandeel afhankelijke bevolking kennen. Luxemburg heeft beperkte vooruitgang geboekt op het gebied van vervroegde uittreding. In juli 2015 is een wetsontwerp tot wijziging van de regelingen voor vervroegde uittreding bij het parlement ingediend, waar het nog in behandeling is. Globaal genomen blijft vervroegde uittreding wijdverbreid en blijven de stimulansen om langer te werken beperkt. Na de herziening van de bevolkingsprognoses loopt Luxemburg verdere risico’s op het gebied van de uitgaven voor langdurige zorg. Deze uitgaven behoren als percentage van het bbp reeds tot de hoogste van alle lidstaten en zullen naar verwachting stijgen van 1,5 % tot 3,2 % van het bbp in 2060 (meer dan een verdubbeling ten opzichte van het huidige niveau). Een hervormingsproject voor de verzekering voor langdurige zorg wordt besproken in het parlement.

(8)

De Luxemburgse autoriteiten hebben een grootschalige belastinghervorming aangenomen die in januari 2017 in werking is getreden. De hervorming voorziet voornamelijk in wijzigingen op het gebied van de directe belastingen, zowel voor particulieren als voor ondernemingen, en heeft tot doel het tarief van de vennootschapsbelasting geleidelijk omlaag te brengen (om het concurrentievermogen te vergroten) en meer progressiviteit in de personenbelasting in te bouwen (voor meer billijkheid). Tegelijkertijd houdt de verhoging van bepaalde belastinguitgaven het risico in van een versmalling van de belastinggrondslag. Om de voorspelbaarheid van de belastinginkomsten te verzekeren, zou de belastinggrondslag verder kunnen worden verbreed. Dit kan voornamelijk worden bereikt door de huidige lage belasting op woningbezit te herzien en door beter gebruik te maken van alternatieve inkomstenbronnen, bijvoorbeeld door de milieubelastingen beter af te stemmen op het streven naar economische diversificatie.

(9)

De Luxemburgse autoriteiten hebben gedurende verscheidene decennia actief getracht de economie te diversifiëren, in het besef van de risico’s die verbonden zijn aan een grote afhankelijkheid van de financiële sector. Het blijft een cruciale uitdaging op lange termijn om de economie minder afhankelijk te maken van de financiële sector. Om dit probleem aan te pakken, zou de diversificatieanalyse moeten worden omgezet in specifieke maatregelen, samen met een duidelijke termijn voor de uitvoering ervan. Gezien de hoge arbeidskosten van het land schuilt het potentieel om alternatieve bronnen van groei aan te spreken in activiteiten met een hogere toegevoegde waarde. Een succesvolle diversificatie van de Luxemburgse economie hangt derhalve in grote mate af van sectoren die minder gevoelig zijn voor arbeidskosten. Deze sectoren steunen in belangrijke mate op onderzoek en innovatie, die gewoonlijk hoogtechnologisch en kennisintensief zijn. Door investerings- en innovatiebelemmerende factoren die de economische ontwikkeling afremmen, terug te dringen of weg te nemen, zou het innovatiepotentieel ten volle kunnen worden benut en diversificatie worden bevorderd. Hoewel de overheidsinvesteringen boven het gemiddelde van de eurozone liggen, zijn de particuliere investeringen ondermaats. Een hoog investeringsniveau aanhouden is van essentieel belang om groeivooruitzichten te bewaren.

(10)

Ook een verdere uitbreiding van de reeds succesvolle niet-financiële dienstensector zou diversificatie van de economie in de hand kunnen werken. In de sector zakelijke dienstverlening blijven grote regelgevingsbelemmeringen bestaan, in het bijzonder voor accountants, architecten, ingenieurs en advocaten. Voor al deze beroepen ligt de omzet zowel onder het Uniegemiddelde als onder het gemiddelde van de economie als geheel. Belemmeringen in deze beroepen zouden dus nadelige gevolgen kunnen hebben voor het concurrentievermogen van ondernemingen in Luxemburg. Deze belemmeringen omvatten onder andere: een breed scala aan activiteiten voorbehouden voor architecten; eenvoudige taken zoals loonadministratieactiviteiten of het voorbereiden van belastingaangiften voorbehouden voor hooggekwalificeerde beroepsbeoefenaars; het geven van juridisch advies voorbehouden voor advocaten; en vereisten voor advocaten inzake rechtsvorm en aandelenbezit, onverenigbaarheidsregels en beperkingen op multidisciplinaire activiteiten die soms niet in verhouding staan tot de basisbeginselen, zoals de onafhankelijkheid van het beroep, en de hierop toepasselijke toezichtregelingen.

(11)

Gericht actief arbeidsmarktbeleid en programma’s voor een leven lang leren — in het bijzonder voor oudere werknemers, wier arbeidsparticipatie tot de laagste in de Unie behoort — zijn noodzakelijk om negatieve gevolgen te vermijden. Er zijn maatregelen genomen om de inzetbaarheid van oudere werknemers en hun band met de arbeidsmarkt te verbeteren. Sinds 1 januari 2016 wordt een wet op de herkwalificatie van werknemers met een arbeidsbeperking ten uitvoer gelegd, waardoor zij meer mogelijkheden hebben om langer actief te blijven op de arbeidsmarkt. Er moet echter nog, na overleg met de sociale partners, een alomvattende strategie worden voorgesteld. Het „leeftijdspact”, een in april 2014 bij het parlement ingediend wetsontwerp om ondernemingen met meer dan 150 werknemers aan te moedigen oudere werknemers langer in dienst te laten houden, is nog steeds niet aangenomen. Bijscholingsmogelijkheden die worden gebruikt om oudere werknemers te ondersteunen door middel van gericht actief arbeidsmarktbeleid en programma’s voor een leven lang leren, zullen van belang blijven voor het welslagen van dergelijk beleid. Investeren in vaardigheden is cruciaal om de voordelen van de digitalisering ten volle te benutten en het concurrentievermogen op peil te houden.

(12)

Er is een uitgebreid pakket maatregelen aangenomen om de schaarste op de vastgoedmarkt aan te pakken, maar de werkelijke effecten daarvan moeten nog blijken. Het onvermogen om gebruik te maken van de beschikbare bouwgronden, die hoofdzakelijk het eigendom van particulieren zijn, lijkt een van de grootste obstakels te zijn voor de uitbreiding van het woningaanbod. Het beperkte aanbod en de grote vraag op de woningmarkt hebben geleid tot een gestage stijging van de woningprijzen. Deze situatie verklaart deels de stijgende schuldenlast van de huishoudens, die overwegend hypothecair is. Bovendien blijft het aanpakken van verkeerscongestie een uitdaging, ook al wordt er aanzienlijk geïnvesteerd in de vervoersinfrastructuur. Die uitdaging geldt temeer omdat het fiscale beleid van de buurlanden moderne arbeidspraktijken zoals telewerk voor grensarbeiders ontmoedigt. Zowel de huisvestings- als de mobiliteitsproblemen dreigen zwaar te wegen op de inspanningen voor de diversificatie van de economie en de vergroting van het concurrentievermogen. Deze problemen zouden ook obstakels kunnen vormen om hooggekwalificeerde werknemers op de arbeidsmarkt aan te trekken.

(13)

In de context van het Europees Semester 2017 heeft de Commissie een brede analyse van het economisch beleid van Luxemburg verricht. Die analyse is gepubliceerd in het landverslag 2017. Voorts heeft de Commissie zowel het stabiliteitsprogramma 2017 als het nationale hervormingsprogramma 2017 doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Luxemburg zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar begrotings- en sociaaleconomisch beleid in Luxemburg, maar is zij ook nagegaan of de Unieregels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op Unieniveau in toekomstige nationale besluiten.

(14)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2017 onderzocht en is hij van mening (5) dat Luxemburg naar verwachting aan het stabiliteits- en groeipact zal voldoen,

BEVEELT AAN dat Luxemburg in 2017 en 2018 de volgende actie onderneemt:

1.

De diversificatie van de economie versterken, onder meer door investerings- en innovatiebelemmerende factoren weg te nemen. Restrictieve regelgeving in de sector zakelijke dienstverlening opheffen.

2.

De houdbaarheid van het pensioenstelsel op lange termijn waarborgen, vervroegde uittreding beperken en de arbeidsparticipatie van ouderen bevorderen.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

T. TÕNISTE


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(3)  PB C 92 van 24.3.2017, blz. 1.

(4)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(5)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


9.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 261/71


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 11 juli 2017

over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Hongarije en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2017 van Hongarije

(2017/C 261/16)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 16 november 2016 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2017 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 16 november 2016 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2) ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Hongarije niet heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(2)

Op 22 februari 2017 is het landverslag 2017 voor Hongarije gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Hongarije bij de tenuitvoerlegging van de op 12 juli 2016 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede het gevolg dat is gegeven aan de landspecifieke aanbevelingen die in eerdere jaren werden goedgekeurd, en de vooruitgang die Hongarije in de richting van zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt.

(3)

Op 2 mei 2017 heeft Hongarije zijn nationale hervormingsprogramma 2017 en zijn convergentieprogramma 2017 ingediend. Teneinde met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(4)

De relevante landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de betrokken programma’s te evalueren en wijzigingen voor te stellen, wanneer dit nodig is om de uitvoering van betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere gegevens verstrekt over de wijze waarop zij gebruik zal maken van die bepaling in richtsnoeren over de toepassing van de maatregelen die de doeltreffendheid van de ESI-fondsen koppelen aan gezond economisch bestuur.

(5)

Hongarije valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact en is onderworpen aan de schuldregel. In haar convergentieprogramma 2017 gaat de regering uit van een verslechtering van het nominale tekort van 1,8 % van het bbp in 2016 tot 2,4 % voor zowel 2017 als 2018, en vervolgens een geleidelijke verbetering tot 1,2 % van het bbp tegen 2021. De begrotingsdoelstelling op middellange termijn — een structureel tekort van 1,7 % van het bbp tot 2016 en na herziening 1,5 % van het bbp vanaf 2017 — zal volgens de plannen tegen 2020 worden bereikt. Op basis van het herberekende (4) structurele saldo zou de begrotingsdoelstelling op middellange termijn toch niet worden gehaald in het tijdsbestek van het programma. Volgens het convergentieprogramma zal de overheidsschuldquote naar verwachting geleidelijk afnemen tot ongeveer 61 % tegen eind 2021. Het macro-economische scenario dat aan die begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is gunstig. Dit houdt risico’s in voor de uitvoering van de tekortdoelstellingen.

(6)

Het convergentieprogramma 2017 geeft aan dat de uitzonderlijke instroom van vluchtelingen en veiligheidsmaatregelen in 2016 en 2017 een significante impact hebben op de begroting, en levert voldoende bewijs voor de omvang en de aard van die extra kosten voor de begroting. Volgens de Commissie bedroegen voor de uitzonderlijke instroom van vluchtelingen de in aanmerking komende extra uitgaven 0,04 % van het bbp in 2015 en zijn er in 2016 geen extra in aanmerking komende uitgaven in verband met de instroom van vluchtelingen. De in aanmerking komende extra uitgaven voor maatregelen in verband met veiligheid in 2016 bedroegen 0,04 % van het bbp. In 2017 wordt geen verdere stijging van de uitgaven verwacht wegens de uitzonderlijke instroom van vluchtelingen en de bijkomende budgettaire impact van de maatregelen in verband met veiligheid wordt momenteel op 0,14 % van het bbp geraamd. Op grond van de bepalingen van artikel 5, lid 1, en artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97 kunnen deze extra uitgaven worden toegestaan, voor zover de instroom van vluchtelingen alsook de ernst van de terreurdreiging ongewone gebeurtenissen zijn, de gevolgen ervan voor de overheidsfinanciën van Hongarije aanzienlijk zijn en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën niet in gevaar zou worden gebracht wanneer een tijdelijke afwijking van het aanpassingstraject in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn wordt toegestaan. Daarom is de vereiste aanpassing in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn voor 2016 naar beneden bijgesteld om rekening te houden met de extra kosten in verband met veiligheid. Wat 2017 betreft, zal in het voorjaar van 2018 een definitieve beoordeling, met inbegrip van de in aanmerking komende bedragen, worden gemaakt op grond van de waargenomen gegevens die de Hongaarse autoriteiten zullen verstrekken.

(7)

Op 12 juli 2016 heeft de Raad Hongarije aanbevolen in 2017 een jaarlijkse budgettaire aanpassing in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn te realiseren van 0,6 % van het bbp. Op basis van de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie bestaat het risico dat in 2017 significant zal worden afgeweken van die vereiste.

(8)

In 2018 wordt verwacht dat Hongarije, in het licht van zijn begrotingssituatie en met name van zijn schuldniveau, verder zal opschuiven in de richting van zijn budgettaire middellangetermijndoelstelling van een structureel tekort van 1,5 % van het bbp. Volgens de in het kader van het stabiliteits- en groeipact gezamenlijk overeengekomen aanpassingsmatrix mag het nominale groeipercentage van de netto primaire overheidsuitgaven (5) in 2018 daartoe niet meer dan 2,8 % bedragen. Dat zou overeenkomen met een structurele aanpassing van 1,0 % van het bbp. Bij ongewijzigd beleid bestaat het gevaar dat in 2018 significant zal worden afgeweken van dat vereiste. Tegelijk is de verwachting dat Hongarije in 2017 en 2018 de schuldregel zal naleven. Al met al is de Raad van oordeel dat verdere maatregelen nodig zullen zijn vanaf 2017 om aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact te voldoen. Op grond van Verordening (EG) nr. 1466/97 moet bij de beoordeling van de begrotingsplannen en -resultaten echter rekening worden gehouden met de begrotingsbalans van de lidstaat in het licht van de conjuncturele omstandigheden. Zoals wordt herhaald in de mededeling van de Commissie bij deze landspecifieke aanbevelingen, moet bij de beoordeling van de begrotingsresultaten 2018 naar behoren rekening worden gehouden met de doelstelling om tot een begrotingskoers te komen die bijdraagt aan zowel het versterken van het huidige herstel als aan het waarborgen van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën van Hongarije. In die context neemt de Raad er akte van dat de Commissie voornemens is een algemene evaluatie in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97 uit te voeren, in het bijzonder in het licht van de conjuncturele situatie van Hongarije.

(9)

Het concurrentievermogen en de potentiële groei van Hongarije worden belemmerd door lage particuliere investeringen en lage productiviteit. De factoren die een negatieve invloed hebben op het ondernemingsklimaat en bedrijfsinvesteringen, hebben te maken met zwakke punten in de werking en het bestuur van de instellingen. Frequente wijzigingen in het regelgevings- en belastingklimaat behoren tot de grootste obstakels voor het bedrijfsleven in Hongarije en gaan gepaard met onvoldoende deelname van belanghebbenden en empirisch onderbouwde beleidsvorming. Belemmerende regelgeving met betrekking tot diensten leidt over het algemeen tot een beperking van de marktdynamiek en remt investeringen af. Restrictieve regelgeving, ook in de detailhandel, beperkt de concurrentie in de dienstensector en weegt op het ondernemingsklimaat.

(10)

De totale belastingquote van Hongarije blijft ruim boven die van andere landen in de regio en het belastingstelsel staat nog steeds voor uitdagingen. De regering heeft in 2017 de socialezekerheidsbijdragen van de werkgevers met 5 procentpunten verlaagd, en voor 2018 is een verdere verlaging met 2 procentpunten gepland. De belastingwig is door deze maatregel aanzienlijk verminderd voor mensen met een laag inkomen, maar blijft groot. Dat is met name het geval bij mensen met een laag inkomen zonder kinderen, voor wie de belastingwig nog steeds een van de grootste van de Unie is. Het belastingstelsel blijft complex. Ondanks de dalende trend sinds 2013 maken sectorspecifieke belastingen — waarvan sommige nog steeds een bijzonder verstorend effect hebben — het belastingstelsel ingewikkeld en verzwakken ze het vertrouwen van investeerders. De complexiteit en de onzekerheid van het belastingstelsel, in combinatie met de aanzienlijke nalevingskosten en administratieve lasten, wegen nog steeds op het investeerdersvertrouwen in Hongarije.

(11)

Zwakke punten in de werking van de instellingen wegen op het ondernemingsklimaat en beperken het groeipotentieel van de economie. Ondanks recente verbeteringen en de wijziging van de aanbestedingswet zijn slechts beperkte vorderingen gemaakt om de transparantie en de concurrentie bij overheidsopdrachten te versterken. De huidige strategie voor elektronische aanbestedingen is een goede basis om de transparantie te versterken, maar er moet toezicht worden gehouden op de tenuitvoerlegging ervan en op de effecten daarvan op de efficiëntie en de transparantie. Het risico op corruptie blijft hoog en heeft een negatieve invloed op het ondernemingsklimaat; de maatregelen om dit probleem aan te pakken vertonen ernstige lacunes. Hongarije heeft ook achterstand bij de uitvoering van zijn strategie voor elektronische aanbestedingen. Dit vertraagt de tijdige invoering van elektronische aanbestedingen in Hongarije, die van cruciaal belang is om de transparantie en de concurrentie te versterken.

(12)

De situatie in de dienstensector, met inbegrip van de detailhandel, blijft in Hongarije bijzonder uitdagend. In het afgelopen jaar bleef de regering ingrijpen in markten die vroeger openstonden voor concurrentie, en heeft zij strengere voorschriften ingevoerd voor diensten op het gebied van passagiersvervoer door onafhankelijke dispatchcentrales. De regering heeft geen wezenlijke stappen gezet om het regelgevingskader te verlichten voor de dienstensector, met name wat betreft de detailhandel, openbare diensten voor afvalbeheer, uitgave en distributie van schoolboeken, of systemen voor mobiele betalingen. In de detailhandel ontbreken duidelijke richtsnoeren voor de verlening van vergunningen voor het openen van winkels van meer dan 400 m2. Dit verergert het gebrek aan transparantie en voorspelbaarheid in de sector. Het voortbestaan van belemmerende regelgeving met betrekking tot diensten, ook in de detailhandel, beperkt de marktdynamiek en remt investeringen af, en zorgt bovendien voor onzekerheid bij investeerders, vooral bij internationale investeerders.

(13)

Om het concurrentievermogen en de potentiële groei van Hongarije op middellange termijn te versterken, zal een cruciale rol weggelegd zijn voor hervormingen ter bevordering van investeringen in menselijk kapitaal, en met name in onderwijs en gezondheidszorg, en voor de verdere verbetering van de werking van de arbeidsmarkt. Ook meer sociale rechtvaardigheid zal essentieel zijn om tot een meer inclusieve groei te komen.

(14)

Qua aanleren van basisvaardigheden blijven de prestaties naar internationale normen zwak. Uit de enquête over onderwijsstelsels van 2015 in het kader van het OESO-programma voor internationale studentenbeoordeling (Programme for International Student Assessment — PISA) blijkt een aanzienlijke verslechtering van de resultaten, en het effect van de sociaaleconomische achtergrond van leerlingen op de onderwijsresultaten behoort tot de grootste van de Unie. Het effect van het schooltype op de onderwijsresultaten is bijzonder groot. Het verminderen van het aantal lesuren voor wetenschappelijke vakken in scholen voor beroepsonderwijs sinds 2016 zal waarschijnlijk de achterstand van Hongarije op het gebied van wetenschappelijke vaardigheden nog vergroten. Het aandeel voortijdige schoolverlaters stagneert al vijf jaar en blijft hoog, met name onder Roma. De verdeling van kansarme leerlingen over de scholen is ongelijk en Roma-kinderen gaan steeds meer naar scholen en lessen waar Roma in de meerderheid zijn. Er bestaan maatregelen ter ondersteuning van de lerarenopleiding, vroegschools onderwijs en schoolprestaties, en ter bestrijding van voortijdig schoolverlaten onder Roma. Hoewel er maatregelen zijn genomen om segregatie aan te pakken, zijn deze niet voldoende uitgebreid en systeemgericht om het probleem het hoofd te bieden. Het aantal studenten dat tertiair onderwijs wil aanvatten en dat naar behoren afmaakt, is niet in verhouding met de toenemende vraag naar hoogopgeleide werknemers. Door de wijziging van de wet op het hoger onderwijs, die in 2017 is aangenomen, kan de situatie nog verder verslechteren.

(15)

De arbeidsmarkt heeft zich de afgelopen jaren gunstig ontwikkeld, en de werkloosheid is gedaald tot het niveau van vóór de crisis. De werkgelegenheid heeft een historisch hoog niveau bereikt dankzij nieuwe banen in de particuliere sector en het programma voor gemeenschapswerk, dat met meer dan 200 000 deelnemers nog steeds de belangrijkste actieve arbeidsmarktmaatregel in Hongarije is. In de afgelopen jaren is een reeks maatregelen getroffen om de overgang van gemeenschapswerk naar de primaire arbeidsmarkt te vergemakkelijken. Toch is het programma nog steeds onvoldoende doelgericht en lukt het slechts in beperkte mate om de deelnemers opnieuw in de open arbeidsmarkt te integreren. Tegelijkertijd hebben bepaalde sectoren te kampen met een toenemend tekort aan arbeidskrachten. Andere actieve arbeidsmarktmaatregelen worden versterkt, deels met steun uit de Uniefondsen, maar om de overgang naar de primaire arbeidsmarkt doeltreffend te bevorderen, zijn verdere inspanningen nodig. Het systeem om werklozen in categorieën in te delen is operationeel, maar werkt nog niet volledig. Het verschil in arbeidsparticipatie tussen mannen en vrouwen is in de afgelopen jaren toegenomen en de effecten van het ouderschap op de arbeidsparticipatie van vrouwen behoren tot de grootste in de Unie. De arbeidsparticipatie wordt belemmerd door de relatief zwakke gezondheidstoestand van de bevolking en de ongelijke toegang tot gezondheidszorg. De deelname van de sociale partners aan de beleidsvorming is beperkt.

(16)

Sommige armoede-indicatoren zijn weer gedaald tot het niveau van vóór de crisis, maar blijven boven het gemiddelde van de Unie. Hoewel er een daling is, blijft de armoede bij kinderen en bij Roma bijzonder hoog. Een aanzienlijk aandeel van de werkende Roma zit in het programma voor gemeenschapswerk. Hun effectieve integratie in de open arbeidsmarkt blijft tot dusver beperkt.

(17)

De efficiëntie en de dekking van de sociale bijstand en de werkloosheidsuitkeringen zijn beperkt. De duur van werkloosheidsuitkeringen is met drie maanden nog steeds de laagste in de Unie, en is korter dan de tijd die een werkzoekende gemiddeld nodig heeft om een baan te vinden. De hervorming van de sociale bijstand in 2015 heeft het uitkeringsstelsel gestroomlijnd, maar lijkt de behoeftigen geen uniforme en passende minimale levensstandaard te waarborgen. Wat betreft de bijstand die door de gemeenten wordt verstrekt, is er veel discretionaire ruimte om de criteria en de hoogte van de uitkeringen te bepalen, wat voor de begunstigden onzekerheid creëert. De uitkering voor het minimuminkomen blijft bevroren op een laag niveau, maar de Hongaarse autoriteiten plannen een geleidelijke verhoging van de gerichte uitkeringen in de komende jaren. Drie van die uitkeringen zijn al in 2017 lichtjes opgetrokken. Aanvullende gerichte maatregelen zouden bijdragen tot het verlichten van de materiële ontbering van de meest kansarme groepen, met name kinderen en Roma.

(18)

In de context van het Europees Semester 2017 heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Hongarije verricht. Die analyse is gepubliceerd in het landverslag 2017. Voorts heeft de Commissie zowel het convergentieprogramma 2017 als het nationale hervormingsprogramma 2017 doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in de voorgaande jaren tot Hongarije zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar begrotings- en sociaaleconomisch beleid in Hongarije, maar is zij ook nagegaan of de Unieregels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op Unieniveau in toekomstige nationale besluiten.

(19)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma 2017 onderzocht en zijn advies (6) daarover is met name in onderstaande aanbeveling 1 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Hongarije in 2017 en 2018 de volgende actie onderneemt:

1.

Een aanzienlijke begrotingsinspanning leveren in 2018 overeenkomstig de vereisten van het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak van het versterken van het huidige herstel en van het waarborgen van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën van Hongarije.

2.

De vermindering van de belastingwig voor mensen met een laag inkomen afronden en de structuur van de belastingen vereenvoudigen, met name door de meest verstorende sectorspecifieke belastingen te verminderen. De transparantie en de concurrentie bij overheidsopdrachten versterken door een breed en efficiënt systeem voor elektronische aanbestedingen te implementeren, en het corruptiebestrijdingskader versterken. De voorspelbaarheid van de regelgeving, de transparantie en de concurrentie versterken, met name in de dienstensector en meer bepaald in de detailhandel.

3.

Het programma voor gemeenschapswerk beter afstemmen op diegenen die het verst van de arbeidsmarkt afstaan, en effectieve ondersteuning bieden aan werkzoekenden om de overgang naar de arbeidsmarkt te vergemakkelijken, mede door actieve arbeidsmarktmaatregelen te versterken. Maatregelen nemen om de onderwijsresultaten te verbeteren en om de participatie van kansarme groepen, met name Roma, aan regulier onderwijs voor iedereen te doen toenemen. De toereikendheid en de dekking van de sociale bijstand en de duur van de werkloosheidsuitkeringen verbeteren.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

T. TÕNISTE


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(3)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(4)  Het door de Commissie op basis van de informatie van het convergentieprogramma en volgens de gemeenschappelijk overeengekomen methode herberekende structurele saldo.

(5)  De netto-overheidsuitgaven omvatten de totale overheidsuitgaven zonder rekening te houden met rente-uitgaven, uitgaven in het kader van programma’s van de Unie die volledig met inkomsten uit fondsen van de Unie worden gefinancierd en niet-discretionaire veranderingen in de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen. Nationaal gefinancierde bruto-investeringen in vaste activa zijn gespreid over een periode van vier jaar. Discretionaire inkomstenmaatregelen of bij wet geregelde inkomstenstijgingen zijn meegerekend. Eenmalige maatregelen aan zowel de inkomsten- als de uitgavenzijde worden uitgevlakt.

(6)  Op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


9.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 261/75


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 11 juli 2017

over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Malta en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van Malta

(2017/C 261/17)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 16 november 2016 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2017 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 16 november 2016 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2) ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Malta niet heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen, die op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad is bekrachtigd. Op 21 maart 2017 heeft de Raad de aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone („aanbeveling voor de eurozone”) vastgesteld (3).

(2)

Als lidstaat die de euro als munt heeft en in het licht van de grote onderlinge verwevenheid tussen de economieën van de Economische en Monetaire Unie, moet Malta ervoor zorgen dat volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven aan de aanbeveling voor de eurozone, zoals in de onderstaande aanbeveling 2 is weergegeven.

(3)

Op 22 februari 2017 is het landverslag 2017 voor Malta gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Malta bij de tenuitvoerlegging van de op 12 juli 2016 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede het gevolg dat is gegeven aan de landspecifieke aanbevelingen die in eerdere jaren werden goedgekeurd, en de vooruitgang die Malta in de richting van zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt.

(4)

Malta heeft op 18 april 2017 zijn nationaal hervormingsprogramma 2017 en op 2 mei 2017 zijn stabiliteitsprogramma 2017 ingediend. Teneinde met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(5)

De relevante landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de betrokken programma’s te evalueren en wijzigingen voor te stellen, wanneer dit nodig is om de uitvoering van betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere gegevens verstrekt over de wijze waarop zij gebruik zal maken van die bepaling in richtsnoeren over de toepassing van de maatregelen die de doeltreffendheid van de ESI-fondsen koppelen aan gezond economisch bestuur.

(6)

Malta valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact. Voor de periode 2017-2020 stelt de regering zich in haar stabiliteitsprogramma 2017 ten doel een begrotingsoverschot in nominale termen te handhaven. Malta zal gedurende de gehele programmaperiode met een positieve marge blijven voldoen aan zijn begrotingsdoelstelling op middellange termijn, namelijk een begroting in evenwicht in termen van het bbp. Volgens het stabiliteitsprogramma zal de overheidsschuldquote naar verwachting onder de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60 % van het bbp blijven en geleidelijk dalen van 58,3 % van het bbp in 2016 tot 47,6 % in 2020. Het macro-economische scenario dat aan die begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is aannemelijk voor 2017 en voorzichtig voor de periode 2018-2020. Tegelijkertijd zijn er aan de uitvoering van de begroting mogelijke implementatierisico’s verbonden.

(7)

Op 12 juli 2016 heeft de Raad Malta voor 2017 aanbevolen een jaarlijkse budgettaire aanpassing in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn te realiseren van ten minste 0,6 % van het bbp. Volgens de begrotingsgegevens heeft Malta reeds in 2016 zijn begrotingsdoelstelling op middellange termijn gehaald. Op basis van de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie zal het structurele saldo stijgen van een overschot van 0,4 % van het bbp in 2017 tot 0,7 % van het bbp in 2018 en daarmee boven de begrotingsdoelstelling op middellange termijn blijven. Al met al is de Raad van oordeel dat Malta volgens de projecties in 2017 en 2018 aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact zal voldoen.

(8)

Ondanks het feit dat de middellangetermijndoelstelling drie jaar eerder dan gepland is bereikt, overtrof de toename van de uitgaven de potentiële productiegroei. Als die trend zich doorzet, komt de houdbaarheid van de overheidsfinanciën in het gedrang, vooral in het geval van een onverwachte plotse daling van de inkomsten. De Maltese autoriteiten hebben evaluaties verricht van bepaalde overheidsuitgaven die van bijzonder belang zijn voor de houdbaarheid, zoals die voor gezondheidszorg, onderwijs en opleiding en sociale zekerheid. De daaruit voortvloeiende aanbevelingen zullen maar hun doel bereiken als ze tijdig en doeltreffend worden geïmplementeerd. Daarnaast blijft er een risico bestaan voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën van Malta op lange termijn ten gevolge van de verwachte kosten in verband met de vergrijzing van de bevolking, zoals die voor gezondheidszorg, langdurige zorg en pensioenen. De forse stijging van de verwachte leeftijdsgebonden uitgaven is vooral te wijten aan de pensioenuitgaven, die volgens het Vergrijzingsverslag 2015 tegen 2060 met 3,2 procentpunten van het bbp zouden toenemen. Een aantal van de onlangs ingevoerde maatregelen zullen naar verwachting besparingen opleveren, die echter waarschijnlijk niet zullen volstaan om de toenemende bestedingsdruk te compenseren en de houdbaarheid op lange termijn op doorslaggevende wijze te verbeteren. Mogelijk zullen er dus verdere maatregelen moeten worden genomen.

(9)

Malta heeft een aantal maatregelen voorgesteld in het kader van de dubbele uitdaging om een houdbaar pensioensysteem te combineren met toereikende pensioeninkomens. In de begroting 2017 zijn maatregelen ingevoerd waarvan wordt verwacht dat zij het armoederisico voor ouderen matig zullen verlagen en de nettovervangingsratio van het gegarandeerde minimumpensioen licht zullen verhogen. Globaal genomen blijkt uit indicatoren voor de toereikendheid van de pensioenen dat er nog veel ruimte voor verbetering is, onder meer wat betreft de grote pensioenkloof tussen vrouwen en mannen.

(10)

De verkeerscongestie is uitgegroeid tot een obstakel voor het bedrijfsleven, met externe kosten (op economisch en milieugebied) die worden geraamd op 274 miljoen EUR per jaar en die naar verwachting nog zullen toenemen. Bovendien worden in het verkeer steeds meer broeikasgassen uitgestoten en zal Malta waarschijnlijk zijn emissiedoelstellingen voor 2020 niet halen. Malta heeft een ambitieuze nationale vervoersstrategie met een tijdhorizon tot 2050 vastgesteld, alsmede een operationeel masterplan vervoer tot 2025. Daartoe behoren een gevarieerde reeks van maatregelen met het oog op een rationeler gebruik van particuliere auto’s, het bevorderen van alternatieve mobiliteitsoplossingen en een efficiënter gebruik van multimodale en openbare vervoerssystemen. Hoewel die maatregelen waarschijnlijk tot duidelijke verbeteringen zullen leiden, wordt verwacht dat de verkeerscongestie nog zal toenemen en dat de van het vervoer afkomstige broeikasgasemissies tot 2030 slechts licht zullen afnemen.

(11)

Het financiële stelsel wordt gekenmerkt door een groot aantal buitenlandse instellingen die onder meer worden aangetrokken door het gunstige belastingklimaat. Malta maakt als enige lidstaat gebruik van een belastingstelsel waarbij de vennootschapsbelasting volledig wordt verrekend, en biedt een terugbetaalbaar belastingkrediet aan. Het beschikt over een uitgebreid netwerk van dubbelbelastingverdragen en biedt particulieren een aantrekkelijk fiscaal inwonerschap. Het toezicht op internationaal georiënteerde transacties is echter een hele opgave. De financiële sector is vooral actief buiten Malta. In dit verband heeft Malta het IMF en de Wereldbank verzocht om tegen eind 2018 een Financial Sector Assessment Programme (FSAP) uit te voeren. Voorts is Malta partij bij het besluit van de EIOPA van januari 2017 inzake samenwerking van de met het toezicht op verzekeringsondernemingen belaste autoriteiten. De ECB heeft recentelijk, op basis van haar eigen beoordeling en van het ontwerpbesluit van de Maltese autoriteit voor financiële diensten, besloten de bankvergunning in te trekken van een kleine aanbieder van internetbankieren die ook buiten Malta deposito’s aantrekt.

(12)

Ondanks de geboekte vooruitgang moet het justitiële stelsel nog efficiënter worden. Hoewel de regering nieuwe maatregelen op het gebied van tweede kansen en insolventie heeft voorgesteld, heeft het ondernemingsklimaat in Malta te lijden onder de lange insolventie- en kwijtingsprocedures. Bovendien is in het kader voor schuldbevrijding geen tijdslimiet ingebouwd, met een gebrek aan rechtszekerheid tot gevolg. Om de tekortkomingen aan te pakken zijn door een wijziging van de vennootschapswet aanzienlijke aanpassingen in het rechtskader inzake insolventie aangebracht, zoals de mogelijkheid van bemiddeling. De impact van die aanpassingen moet nog worden onderzocht.

(13)

Voor alle mogelijke vaardigheden dreigt een tekort aan arbeidskrachten en daarnaast is het aanbod van vaardigheden nog niet volledig afgestemd op de behoeften van de arbeidsmarkt. Nog steeds is een groot deel van de Maltese beroepsbevolking te laag gekwalificeerd. Het opleidingsniveau stijgt weliswaar, maar het percentage vroegtijdige schoolverlaters blijft hoog. Jongeren beschikken nog steeds over te weinig basisvaardigheden. De toegang tot en deelname aan een leven lang leren gaat — dankzij de betrokkenheid van de werkgevers — in stijgende lijn, ook voor laaggeschoolden, maar gezien de omvang van het probleem zijn volgehouden inspanningen nodig. Er wordt verwacht dat de aanzienlijke investeringen in het onderwijs- en opleidingssysteem hun vruchten zullen afwerpen, vooral indien de maatregelen in de toekomst worden volgehouden en verbeterd. De arbeidsparticipatie neemt geleidelijk toe, met een werkloosheidspercentage dat onder de 5 % is gezakt. Desondanks behoort de arbeidsmarktparticipatie nog steeds tot de laagste in de Unie, met name bij oudere en laaggeschoolde vrouwen, wat er ook op wijst dat er nog steeds een risico op sociale uitsluiting bestaat voor wie niet beschikt over de vaardigheden om zich aan te passen aan een snel veranderende economie. Daarom moeten de huidige beleidsinvesteringen worden voortgezet, met name via de onlangs opgerichte nationale raad voor vaardigheden, en moet nauwgezet worden toegezien op de verdere ontwikkelingen.

(14)

In de context van het Europees Semester 2017 heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Malta verricht. Die analyse is gepubliceerd in het landverslag 2017. Voorts heeft zij zowel het stabiliteitsprogramma 2017 als het nationale hervormingsprogramma 2017 doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Malta zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar begrotings- en sociaaleconomisch beleid in Malta, maar is zij ook nagegaan of de Unieregels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op Unieniveau in toekomstige nationale besluiten.

(15)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2017 onderzocht en zijn advies (5) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Malta in 2017 en 2018 de volgende actie onderneemt:

1.

Uitbreiden van de omvang van de lopende uitgaventoetsingen tot de bredere publieke sector en invoeren van op prestaties gebaseerde overheidsuitgaven.

2.

Zorgen voor effectief nationaal toezicht op internationaal georiënteerde transacties door financiële instellingen met een vergunning in Malta, door betere samenwerking met de toezichthouders van het land van ontvangst waar die instellingen actief zijn.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

T. TÕNISTE


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(3)  PB C 92 van 24.3.2017, blz. 1.

(4)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(5)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


9.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 261/79


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 11 juli 2017

over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Nederland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van Nederland

(2017/C 261/18)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 16 november 2016 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2017 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 16 november 2016 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Nederland heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen, die op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad is bekrachtigd. Op 21 maart 2017 is de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone („aanbeveling voor de eurozone”) door de Raad aangenomen (3).

(2)

Als lidstaat die de euro als munt heeft en in het licht van de grote onderlinge verwevenheid tussen de economieën van de Economische en Monetaire Unie, moet Nederland ervoor zorgen dat volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven aan de aanbevelingen voor de eurozone, zoals in de onderstaande aanbevelingen 1 en 2 is weergegeven.

(3)

Op 22 februari 2017 is het landverslag 2017 voor Nederland gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Nederland bij de uitvoering van de op 12 juli 2016 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede het gevolg dat is gegeven aan de landspecifieke aanbevelingen die in eerdere jaren werden goedgekeurd, en de vooruitgang die Nederland richting zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt. Het landverslag bevatte ook een op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerde diepgaande evaluatie, waarvan de resultaten eveneens op 22 februari 2017 werden gepubliceerd. Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat Nederland macro-economische onevenwichtigheden ondervindt. Van de lidstaten van de eurozone heeft Nederland het hoogste driejaarsgemiddelde voor het overschot op de lopende rekening als percentage van het bbp. Het overschot wijst op een suboptimale toewijzing van middelen, wat ruimte laat voor meer groei en welvaart. Het beschikbare inkomen van huishoudens wordt afgeremd door een hoge verplichteafdrachtenwig. De particuliere schuldenlast is hoog, met name het volume hypotheekschulden van huishoudens. De lange balansen maken huishoudens kwetsbaarder voor financiële schokken. Om het risico van negatieve effecten voor de Nederlandse economie en, gelet op de omvang en de grensoverschrijdende relevantie van het land, voor de Economische en Monetaire Unie, te beperken, is het bijzonder belangrijk dat maatregelen worden genomen.

(4)

Op 26 april 2017 heeft Nederland zijn nationale hervormingsprogramma 2017 en zijn stabiliteitsprogramma 2017 ingediend. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(5)

De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de betrokken programma’s te evalueren en wijzigingen voor te stellen, wanneer dit nodig is om de uitvoering van betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere gegevens verstrekt over de wijze waarop zij gebruik zal maken van die bepaling in richtsnoeren over de toepassing van de maatregelen die de doeltreffendheid van de ESI-fondsen koppelen aan gezond economisch bestuur.

(6)

Nederland valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact en onder de overgangsregel voor de schuld. In haar stabiliteitsprogramma 2017 gaat de regering uit van een stijging van het overheidsoverschot tot 0,5 % van het bbp in 2017 en verder tot 1,3 % van het bbp in 2020. Nederland zal gedurende de hele programmaperiode met een marge aan de begrotingsdoelstelling op middellange termijn — een structureel tekort van 0,5 % van het bbp — blijven voldoen. Volgens het stabiliteitsprogramma 2017 zal de overheidsschuld in 2017 dalen tot 58,5 % van het bbp, wat onder de referentiewaarde van het Verdrag van 60 % van het bbp ligt. De regering gaat daarna uit van een verdere daling van de overheidsschuld tot 49,3 % van het bbp in 2020. Het macro-economische scenario dat aan die begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is aannemelijk. Volgens de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie zal het structurele saldo stijgen van een overschot van 0,2 % van het bbp in 2017 tot 0,4 % van het bbp in 2018, wat boven de begrotingsdoelstelling op middellange termijn ligt. De overheidsschuld zou op een resoluut neerwaarts traject blijven dat verder gaat dan de vereisten van de schuldregel. Al met al is de Raad van oordeel dat Nederland volgens de projecties in 2017 en 2018 aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact zal voldoen. Tegelijkertijd blijft er, met inachtneming van de doelstelling op middellange termijn, ruimte om potentiële groei en de binnenlandse vraag te ondersteunen door het begrotings- en het structuurbeleid te gebruiken, met inbegrip van investeringen in onderzoek en ontwikkeling, en door voorwaarden tot stand te brengen voor hogere reële loongroei, mede aangezien er externe onevenwichtigheden blijven bestaan.

(7)

De recente werkgelegenheidsgroei kan grotendeels worden toegeschreven aan een stijging van het aantal mensen met een tijdelijk contract en van het aantal zelfstandigen. Het hoge en nog oplopende percentage tijdelijke contracten en de snelle stijging van het aantal zelfstandigen zonder personeel doen zich voor tegen de achtergrond van grote verschillen in de toepasselijke arbeids- en ontslagbeschermingsregelgeving en verschillen in fiscale behandeling en behandeling op het gebied van sociale zekerheid. Er zijn al enkele maatregelen genomen, maar sommige van deze factoren vormen nog altijd een financiële prikkel voor werknemers om als zelfstandige te werken, of moedigen aan dat werknemers in dienst worden genomen met een tijdelijk contract. Dit kan bijzonder verstorende effecten hebben aan de onderkant van de arbeidsmarkt en kan hebben bijgedragen tot de waargenomen afvlakking in de geaggregeerde reële loongroei. Zelfstandigen zijn vaker onderverzekerd voor arbeidsongeschiktheid en werkloosheid en bouwen vaker te weinig op voor hun oude dag, wat ten koste kan gaan van de houdbaarheid van het socialezekerheidsstelsel op lange termijn. De handhaving van de maatregelen om schijnzelfstandigheid aan te pakken, is opgeschort tot 2018. De arbeidssituatie van mensen met een migratieachtergrond blijft een belangrijke uitdaging. De arbeidsparticipatie van niet in de EU geboren migranten is 20 procentpunten lager dan die van in Nederland geboren mensen, wat slechts in beperkte mate kan worden verklaard door verschillen in leeftijd en opleiding.

(8)

De stijging in recente jaren van de spaarquote van huishoudens viel ten dele toe te schrijven aan hogere besparingen in de tweede pijler van het pensioenstelsel (verplichte aanvullende particuliere regelingen), wat mede door het regelgevingskader in de hand is gewerkt. Een passende intra- en intergenerationele verdeling van de kosten en risico’s die verder gaat dan de aangenomen regelgeving inzake de indexatie en financiële buffers (het financieel toetsingskader), zou de huishoudens helpen om hun financiële middelen op een groeivriendelijkere wijze te besteden. De regering heeft haar voornemen aangekondigd om de tweede pensioenpijler ingrijpend te hervormen om tot een betere dekking en tot een transparanter, flexibeler en actuarieel billijker stelsel te komen.

(9)

Starheden en verstorende prikkels die in de afgelopen decennia zijn ontstaan, drukken hun stempel op de woningfinancierings- en sectorale besparingspatronen. De neiging van huishoudens om steeds meer brutohypotheekschulden aan te gaan in verhouding tot de woningwaarde, hangt grotendeels samen met langdurige budgettaire prikkels, in het bijzonder de volledige fiscale aftrekbaarheid van de hypotheekrente. Het economisch herstel zet zich stevig door, maar er zijn sinds 2012 geen verdere maatregelen genomen om dit aan te pakken.

(10)

De investeringen daalden fors tijdens de economische crisis en hebben zich daarna slechts deels hersteld. De zwakke investeringen over de gehele economische breedte lijken een sterk conjunctureel karakter te hebben en zijn bepaald door een inzinking op de huizenmarkt en door keuzes die bij de consolidatie van de begroting zijn gemaakt. De investeringsbelemmeringen lijken niet noemenswaardig, maar de procedures om een bouwvergunning te verkrijgen, duren betrekkelijk lang. De geringe investeringen in hernieuwbare energie lijken samen te hangen met de marktdynamiek in het verleden, met marktonzekerheid over de toekomst en met regelgevingsfactoren. In vergelijking met de best presterende lidstaten zijn de publieke en particuliere uitgaven aan O&O laag, gelet op het opleidingsniveau, het niveau van de onderwijsprestaties en het niveau van economische ontwikkeling. De overheidsuitgaven op dit gebied zijn sinds 2014 gestagneerd, terwijl de particuliere O&O-uitgaven laag blijven. Er is geen vooruitgang geboekt met de betreffende aanbeveling 2016 van de Raad.

(11)

In de context van het Europees Semester 2017 heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Nederland verricht; deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2017. Voorts heeft de Commissie zowel het stabiliteitsprogramma 2017 als het nationale hervormingsprogramma 2017 doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Nederland zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Nederland, maar is zij ook nagegaan of de regels en richtsnoeren van de Unie in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op Unieniveau in toekomstige nationale besluiten.

(12)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2017 onderzocht en is hij van mening (5) dat Nederland naar verwachting aan het stabiliteits- en groeipact zal voldoen.

(13)

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma 2017 en het stabiliteitsprogramma 2017 onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in de onderstaande aanbevelingen 1 en 2 aan Nederland weergegeven,

BEVEELT AAN dat Nederland in 2017 en 2018 de volgende actie onderneemt:

1.

Met inachtneming van de doelstelling op middellange termijn, het begrotings- en het structuurbeleid gebruiken om potentiële groei en de binnenlandse vraag te ondersteunen, met inbegrip van investeringen in onderzoek en ontwikkeling. Maatregelen nemen om de resterende verstoringen op de woningmarkt en de bevoordeling van schulden van huishoudens terug te dringen, met name door de hypotheekrenteaftrek te beperken.

2.

Resterende belemmeringen voor het inhuren van personeel op basis van vaste contracten aanpakken. De sterke stijging van het aantal zelfstandigen zonder personeel aanpakken, mede door fiscale verstoringen die zelfstandigenbanen stimuleren, te beperken zonder het ondernemerschap te schaden, en door de toegang van de zelfstandigen tot betaalbare sociale bescherming te bevorderen. Op basis van het brede voorbereidende proces dat al aan de gang is, de tweede pijler van het pensioenstelsel transparanter, eerlijker tussen generaties en schokbestendiger maken. Gunstige voorwaarden tot stand brengen voor hogere reële loongroei, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met de rol van de sociale partners.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

T. TÕNISTE


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  PB C 92 van 24.3.2017, blz. 1.

(4)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(5)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


9.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 261/83


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 11 juli 2017

over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Oostenrijk en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van Oostenrijk

(2017/C 261/19)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 16 november 2016 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2017 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 16 november 2016 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2) het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Oostenrijk niet heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen, die op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad is bekrachtigd. Op 21 maart 2017 heeft de Raad de aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone („aanbeveling voor de eurozone”) vastgesteld (3).

(2)

Als lidstaat die de euro als munt heeft en in het licht van de grote onderlinge verwevenheid tussen de economieën van de Economische en Monetaire Unie, moet Oostenrijk ervoor zorgen dat volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven aan de aanbeveling voor de eurozone, zoals weergegeven in de onderstaande aanbeveling 1.

(3)

Op 22 februari 2017 is het landverslag 2017 voor Oostenrijk gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Oostenrijk bij de tenuitvoerlegging van de op 12 juli 2016 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede het gevolg dat is gegeven aan de landspecifieke aanbevelingen die in de jaren voordien werden goedgekeurd, en de vooruitgang die Oostenrijk in de richting van zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt.

(4)

Oostenrijk heeft op 21 april 2017 zijn nationaal hervormingsprogramma 2017 en op 2 mei 2017 zijn stabiliteitsprogramma 2017 ingediend. Teneinde met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(5)

De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de lidstaten voor de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschaps-overeenkomst en de betrokken programma’s te evalueren en wijzigingen voor te stellen, wanneer dit nodig is om de uitvoering van betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere gegevens verstrekt over de wijze waarop zij gebruik zal maken van die bepaling in richtsnoeren over de toepassing van de maatregelen die de doeltreffendheid van de ESI-fondsen koppelen aan gezond economisch bestuur.

(6)

Oostenrijk valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact en is aan de schuldregel onderworpen. In haar stabiliteitsprogramma 2017 voorziet de regering dat het nominale tekort in 2017 zal verbeteren tot 1,0 % van het bbp en in 2021 0,3 % van het bbp zal bedragen. Er wordt verwacht dat de begrotingsdoelstelling op middellange termijn — een structureel tekort van 0,45 % van het bbp tot 2016 en daarna 0,5 % van het bbp — in 2019 wordt bereikt. Volgens het stabiliteitsprogramma zal de overheidsschuldquote naar verwachting geleidelijk afnemen van 84,6 % in 2016 tot 71,0 % in 2021. Het macro-economische scenario dat aan deze begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is gunstig als wordt uitgegaan van een sterke groei van de investeringen en uitvoer in 2017 en 2018.

(7)

In het stabiliteitsprogramma wordt aangegeven dat de budgettaire gevolgen van de uitzonderlijke toestroom van vluchtelingen en de veiligheidsgerelateerde maatregelen aanzienlijk zijn en er wordt afdoende bewijs geleverd voor de omvang en de aard van die extra kosten voor de begroting. De in aanmerking komende extra uitgaven bedroegen volgens de Commissie in 2016 0,25 % van het bbp voor de uitzonderlijke toestroom van vluchtelingen en 0,04 % van het bbp voor maatregelen in verband met veiligheid. Voor 2017 wordt de extra impact van de veiligheidsgerelateerde maatregelen ten opzichte van 2016 op 0,01 % van het bbp geraamd. Op grond van de bepalingen van artikel 5, lid 1, en artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97 kunnen deze extra uitgaven worden toegestaan, voor zover de toestroom van vluchtelingen alsook de ernst van de terreurdreiging ongewone gebeurtenissen zijn, de gevolgen ervan voor de overheidsfinanciën van Oostenrijk aanzienlijk zijn en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën niet in gevaar zou worden gebracht wanneer een tijdelijke afwijking van het aanpassingstraject in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn wordt toegestaan. Daarom is de vereiste aanpassing in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn voor 2016 naar beneden bijgesteld om rekening te houden met die extra kosten in verband met vluchtelingen en veiligheid. Wat 2017 betreft, zal in het voorjaar van 2018 een definitieve beoordeling, met inbegrip van de in aanmerking komende bedragen, worden gemaakt op grond van de feitelijk waargenomen gegevens die de Oostenrijkse autoriteiten zullen verstrekken.

(8)

Op 12 juli 2016 deed de Raad Oostenrijk de aanbeveling ervoor te zorgen dat de afwijking van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn beperkt zou blijven tot wat is toegestaan in verband met de budgettaire gevolgen van de uitzonderlijke toestroom van vluchtelingen (5) en daartoe in 2017 een jaarlijkse begrotingsaanpassing van 0,3 % van het bbp te realiseren, tenzij de doelstelling op middellange termijn met een geringere inspanning wordt gehaald. Op basis van de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie wordt vereist dat het structurele saldo in 2017 stabiel blijft, rekening houdend met de toegekende marges. De prognoses van de Commissie wijzen op een risico dat in 2017 enigszins zal worden afgeweken van die vereiste. Op basis van de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie zou Oostenrijk in 2018 ervoor moeten zorgen dat de nominale groeivoet van de netto primaire overheidsuitgaven (6) niet hoger uitkomt dan 2,2 %, hetgeen overeenstemt met een verbetering van het structurele saldo met 0,3 % van het bbp (7). Bij ongewijzigd beleid bestaat het gevaar dat in 2018 enigszins zal worden afgeweken van die vereiste. Tegelijk is de verwachting dat Oostenrijk in 2017 en 2018 de schuldregel zal naleven. Al met al is de Raad van oordeel dat Oostenrijk klaar moet staan verdere maatregelen te nemen om naleving te garanderen in 2017 en 2018.

(9)

Door de snel toenemende vergrijzing vormen de pensioen- en gezondheidszorguitgaven een middelgroot risico voor de budgettaire houdbaarheid op middellange en lange termijn. De overheidsuitgaven van Oostenrijk voor pensioenen zijn vrij hoog in vergelijking met andere lidstaten en zullen naar verwachting tegen 2060 stijgen met 0,5 procentpunt van het bbp. Dit in vergelijking met het Uniegemiddelde, waarvan wordt verwacht dat het in dezelfde periode zal dalen met 0,2 procentpunt van het bbp. De effectieve pensioenleeftijd, die ondanks recente hervormingen laag blijft, is een van de belangrijkste oorzaken van de hoge pensioenuitgaven. Uitgedrukt als de gemiddelde uittredingsleeftijd is de effectieve pensioenleeftijd 62 jaar en zes maanden voor mannen en 61 jaar voor vrouwen, hetgeen een stuk lager is dan het Uniegemiddelde van 63 jaar en zeven maanden voor mannen en 62 jaar en zeven maanden voor vrouwen (2014). Daarnaast is de huidige wettelijke pensioenleeftijd voor vrouwen met 60 jaar een van de laagste in de EU. De harmonisatie met de wettelijke pensioenleeftijd van mannen zal pas in 2024 worden ingezet. Door de wettelijke pensioenleeftijd te koppelen aan veranderingen in de levensverwachting kan de duurzaamheid van het pensioenstelsel in tijden van vergrijzing worden vergroot en kan de effectieve pensioenleeftijd worden verhoogd.

(10)

Verwacht wordt dat de reeds hoge overheidsuitgaven voor gezondheidszorg op middellange en lange termijn aanzienlijk zullen stijgen, namelijk met 1,3 procentpunten van het bbp tegen 2060, terwijl het Uniegemiddelde 0,9 procentpunten bedraagt. De voornaamste oorzaak van de hoge uitgaven is de grote ziekenhuissector, terwijl de minder dure ambulante zorg onderbenut blijft. Het aandeel van de ziekenhuisuitgaven in de gehele gezondheids-zorguitgaven is een van de hoogste in de Unie. De recente initiatieven voor een betere verstrekking van eerstelijnszorg moeten dan ook grondig worden uitgevoerd, ook via de ondersteuning van nieuwe financiële overeenkomsten tussen gezondheidszorgverstrekkers en fondsen voor sociale zekerheid. Bovendien maakt de Oostenrijkse ziekenhuissector onvoldoende gebruik van efficiënte overheidsopdrachten zoals openbare aanbestedingen op Unieniveau (0,23 % van het bbp, Uniegemiddelde is 0,62 %), bundeling van aanbestedingen en toekenningscriteria die niet op prijs zijn gebaseerd.

(11)

De wet over de inkomensverdeling tussen de bestuursniveaus van 2017 heeft geholpen om de financiële betrekkingen tussen de verschillende bestuursniveaus in Oostenrijk te vereenvoudigen. Het begrotingskader blijft echter te ingewikkeld op het vlak van bevoegdheden en financiële regelingen, en heeft nog steeds te lijden onder de discrepanties tussen de beperkte bevoegdheid die lokale en federale overheden hebben om inkomsten te genereren en hun uitgebreidere verantwoordelijkheden op het vlak van uitgaven.

(12)

De belastinghervorming van 2016 heeft de belastingwig weliswaar verminderd van 49,5 % tot 46,7 %, maar in vergelijking met het Uniegemiddelde van 40,6 % is die nog steeds vrij hoog (de cijfers hebben betrekking op een alleenstaande met een gemiddeld inkomen en zonder kinderen). Zonder indexaanpassing van de belastingschijven aan de inflatie, zal de belastingwig opnieuw geleidelijk toenemen als gevolg van de jaarlijkse fiscal drag. Tegelijk wordt te weinig gebruikgemaakt van meer groeivriendelijke inkomstenbronnen, zoals periodieke vastgoedbelastingen, voornamelijk omdat de belastinggrondslag verouderd is. Inkomsten uit periodieke vastgoedbelastingen liggen in Oostenrijk met 0,2 % van het bbp erg laag in vergelijking met het Uniegemiddelde van 1,6 % van het bbp in 2014. Ook het impliciete belastingtarief voor energie is vrij laag, hetgeen wijst op onontgonnen potentieel voor milieubelastingen, waarin ook positieve stimulansen voor gedragsveranderingen zitten.

(13)

Hoewel de Oostenrijkse arbeidsmarkt beter presteert dan die van de meeste lidstaten, blijven er nog een aantal problemen. Met name het arbeidsmarktpotentieel van vrouwen blijft onderbenut, zoals blijkt uit de grote genderloonkloof die onder meer voortvloeit uit het grote aantal deeltijds werkende vrouwen. In 2015 bedroeg de genderloonkloof 21,7 % terwijl het Uniegemiddelde 16,3 % was. Het bovengemiddeld grote aantal deeltijds werkende vrouwen heeft voornamelijk te maken met de zorg voor kinderen en bejaarden. Het aantal plaatsen voor de opvang van kinderen jonger dan 3 jaar bedroeg in 2015 25,5 %, hetgeen nog steeds aanzienlijk onder de doelstelling van Barcelona (33 %) ligt.

(14)

Oostenrijk heeft zijn nationale Europa 2020-doelstellingen voor onderwijs al ruimschoots behaald. De onderwijsresultaten hangen echter in grote mate samen met de sociaal-economische achtergrond, zoals ook blijkt uit de resultaten van het programma voor internationale studentenbeoordeling (PISA) van de OESO voor 2015. Bovendien zijn de onderwijsresultaten van leerlingen met een migratieachtergrond aanzienlijk slechter dan die van leerlingen zonder migratieachtergrond. In 2016 was de kans dat in het buitenland geboren scholieren voortijdig de middelbare school verlieten, 2,7 maal groter dan bij in Oostenrijk geboren scholieren. Het integratieprobleem treft ook in Oostenrijk geboren kinderen van migranten. Daarnaast moet Oostenrijk ook een groot aantal asielzoekers en vluchtelingen in het onderwijssysteem integreren.

(15)

Uit de ontwikkelingen in de banksector blijkt een gestage maar trage verbetering. De kapitalisatie van de Oostenrijkse banken blijft onder die van de andere lidstaten, en het vermogen om winst te genereren op de binnenlandse markt staat onder druk. Met betrekking tot internationale operaties zijn de kwaliteit van activa en de winstgevendheid verder gestegen in meerdere markten in Midden-, Oost- en Zuidoost-Europa, maar er zijn nog zwakke punten. Intussen tonen de stijging van de vastgoedprijzen en de heropleving van de hypothecaire leningen het belang van macro-prudentiële maatregelen aan.

(16)

In 2016 was er opnieuw groei van investeringen, maar investeringen door kmo’s en in de dienstensector bleven zwaktes vertonen. Oostenrijk erkende dat het oprichten en uitbreiden van bedrijven belangrijk is voor nieuwe investeringen (die dus verder gaan dan vervangings-investeringen) en voor de daarmee gepaard gaande creatie van banen. Oostenrijk heeft dan ook voor zichzelf de ambitieuze doelstelling vastgesteld om de digitale transformatie te bevorderen en het traditioneel lage aantal nieuwe ondernemingen (7,4 % tegenover het Uniegemiddelde van 10,8 %) en de trage groei (7,3 % snelgroeiende ondernemingen, tegenover het Uniegemiddelde van 9,2 %) aan te pakken. Een aantal specifieke maatregelen werd al aangekondigd, met een combinatie van het wegnemen van belemmeringen voor investeringen en betere raamvoorwaarden voor financiering met eigen vermogen, de promotie van het ondernemerschap en fiscale stimulansen.

(17)

In de sector zakelijke dienstverlening en aanverwante beroepen bestaat nog veel belemmerende regelgeving en zijn met name voor architecten en ingenieurs de beperkingen strikter dan het Uniegemiddelde. Bovendien ligt voor deze beroepen, net als voor advocaten, accountants/belastingadviseurs, octrooigemachtigden, vastgoedmakelaars en toeristengidsen, het opzeggingspercentage lager dan het Uniegemiddelde, hetgeen lijkt te wijzen op vrij weinig dynamisme en concurrentie in de zakelijke dienstverlening in Oostenrijk. De belemmeringen zijn onder meer: 1) beperkingen inzake aandeelhouders en bedrijfsvormen voor architecten, ingenieurs en octrooi-advocaten, 2) multidisciplinaire beperkingen voor architecten en ingenieurs en 3) zeer uitgebreide activiteitengebieden die zijn voorbehouden voor architecten, ingenieurs en toeristengidsen. Het verminderen van deze belemmeringen zou kunnen resulteren in intensere concurrentie, waarbij meer bedrijven de markt betreden, hetgeen de consument voordelen kan bieden in de vorm van lagere prijzen. Hierover werden in januari 2017 aanbevelingen gedaan in een mededeling van de Commissie, die deel uitmaakte van een pakket maatregelen om belemmeringen in de dienstenmarkten aan te pakken.

(18)

Oostenrijk heeft aanzienlijke inspanningen geleverd bij het opvangen van asielzoekers en het integreren van vluchtelingen en andere immigranten. De integratie van personen met een migratieachtergrond, met name van vrouwen die buiten de Unie geboren zijn en vluchtelingen die een baan zoeken, blijft echter een knelpunt.

(19)

In de context van het Europees Semester 2017 heeft de Commissie een brede analyse van het economisch beleid van Oostenrijk verricht. Die analyse is gepubliceerd in het landverslag 2017. Voorts heeft zij zowel het stabiliteitsprogramma 2017 als het nationale hervormingsprogramma 2017 doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Oostenrijk zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar begrotings- en sociaaleconomisch beleid in Oostenrijk, maar is zij ook nagegaan of de Unieregels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op Unieniveau in toekomstige nationale besluiten.

(20)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2017 onderzocht en zijn advies (8) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Oostenrijk in 2017 en 2018 de volgende actie onderneemt:

1.

Zijn begrotingsbeleid voortzetten overeenkomstig de vereisten van het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact, hetgeen betekent dat de begrotingsdoelstelling op middellange termijn in 2018 moet worden behaald, rekening houdend met de marge voor buitengewone gebeurtenissen. De houdbaarheid van het zorg- en het pensioenstelsel waarborgen. De bevoegdheden van de verschillende bestuursniveaus rationaliseren en stroomlijnen en hun verantwoordelijkheden op het vlak van financiering en uitgaven op elkaar afstemmen.

2.

De arbeidsmarktresultaten van vrouwen verbeteren, onder meer door het beschikbaar maken van voltijdse zorgdiensten. De onderwijsresultaten van kansarme jongeren, vooral die met een migratieachtergrond, verbeteren. Investeren in de dienstensector door administratieve en regelgevende belemmeringen weg te nemen, de markttoegang en de groei van ondernemingen te vergemakkelijken.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

T. TÕNISTE


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(3)  PB C 92 van 24.3.2017, blz. 1.

(4)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(5)  Oostenrijk mag tot 2017 en 2018 van zijn begrotingsdoelstelling op middellange termijn afwijken door de extra kosten voor de begroting die met betrekking tot de uitzonderlijke toestroom van vluchtelingen in 2015 en maatregelen die verband houden met veiligheid in 2016 werden gemaakt, aangezien tijdelijke afwijkingen telkens worden overgedragen voor een periode van in totaal drie jaar.

(6)  De netto-overheidsuitgaven bestaan uit de totale overheidsuitgaven exclusief rente-uitgaven, uitgaven in het kader van programma’s van de Unie die volledig met inkomsten uit fondsen van de Unie worden gefinancierd en niet-discretionaire veranderingen in de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen. Nationaal gefinancierde bruto-investeringen in vaste activa worden uitgestreken over een periode van vier jaar. Er wordt rekening gehouden met discretionaire inkomstenmaatregelen of bij wet verplicht gestelde inkomstenstijgingen. Eenmalige maatregelen aan zowel de inkomsten- als de uitgavenzijde worden uitgevlakt.

(7)  Voor Oostenrijk houdt de aanpassingsvereiste in 2018 rekening met de marge met betrekking tot buitengewone gebeurtenissen (toegekend voor 2016) aangezien tijdelijke afwijkingen worden overgedragen voor een periode van drie jaar.

(8)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


9.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 261/88


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 11 juli 2017

over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Polen en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2017 van Polen

(2017/C 261/20)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 16 november 2016 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2017 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 16 november 2016 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2) ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Polen niet heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(2)

Op 22 februari 2017 is het landverslag 2017 voor Polen gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Polen bij de tenuitvoerlegging van de op 12 juli 2016 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede het gevolg dat is gegeven aan de landspecifieke aanbevelingen die in de jaren voordien werden goedgekeurd, en de vooruitgang die Polen in de richting van zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt.

(3)

Op 28 april 2017 heeft Polen zijn nationale hervormingsprogramma 2017 en zijn convergentieprogramma 2017 ingediend. Teneinde met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(4)

De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de lidstaten voor de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de betrokken programma’s te evalueren en wijzigingen voor te stellen, wanneer dit nodig is om de uitvoering van betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere gegevens verstrekt over de wijze waarop zij gebruik zal maken van die bepaling in richtsnoeren over de toepassing van de maatregelen die de doeltreffendheid van de ESI-fondsen koppelen aan gezond economisch bestuur.

(5)

Polen valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact. In haar convergentieprogramma 2017 gaat de regering ervan uit dat het nominale saldo geleidelijk zal verbeteren van een tekort van 2,4 % van het bbp in 2016 tot 1,2 % van het bbp in 2020. Verwacht wordt dat de begrotingsdoelstelling op middellange termijn, een structureel tekort van 1 % van het bbp, niet zal worden bereikt in het tijdsbestek van het programma, d.w.z. tegen 2020. Volgens het convergentieprogramma 2017 zal de overheidsschuldquote naar verwachting toenemen van 54,4 % van het bbp in 2016 tot 55,3 % van het bbp in 2017 alvorens te dalen tot 52,1 % van het bbp in 2020. Het macro-economische scenario dat aan die begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is gunstig.

(6)

Op 12 juli 2016 heeft de Raad Polen voor 2017 aanbevolen een jaarlijkse budgettaire aanpassing in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn te realiseren van ten minste 0,5 % van het bbp. Op basis van de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie bestaat het risico dat in 2017 enigszins zal worden afgeweken van deze aanbevolen aanpassing.

(7)

In 2018 wordt verwacht dat Polen zich in het licht van zijn begrotingssituatie verder zal aanpassen in de richting van zijn begrotingsdoelstelling op middellange termijn van een structureel tekort van 1 % van het bbp. Volgens de in het kader van het stabiliteits- en groeipact gezamenlijk overeengekomen aanpassingsmatrix mag het nominale groeipercentage van de netto primaire overheidsuitgaven (4) in 2018 daartoe niet meer dan 3,7 % bedragen. Dat zou overeenkomen met een structurele aanpassing van 0,5 % van het bbp. Bij ongewijzigd beleid bestaat het gevaar dat in 2018 significant zal worden afgeweken van die vereiste. Al met al is de Raad van oordeel dat Polen bereid moet zijn om in 2017 verdere maatregelen te nemen, en dat in 2018 verdere maatregelen nodig zullen zijn om te voldoen aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact. Op grond van Verordening (EG) nr. 1466/97 moet bij de beoordeling van de begrotingsplannen en -resultaten echter rekening worden gehouden met de begrotingsbalans van de lidstaat in het licht van de conjuncturele omstandigheden. Zoals is herhaald in de mededeling van de Commissie over het Europees Semester 2017 waarvan deze landspecifieke aanbevelingen vergezeld gaan, moet bij de beoordeling van de begrotingsresultaten 2018 naar behoren rekening worden gehouden met de doelstelling om een begrotingskoers te bereiken die zowel bijdraagt aan het versterken van het huidige herstel als aan het waarborgen van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën van Polen. In die context neemt de Raad er akte van dat de Commissie voornemens is een algemene evaluatie in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97 uit te voeren, in het bijzonder in het licht van de conjuncturele situatie van Polen.

(8)

In het landverslag 2017 is geconcludeerd dat er enige vooruitgang is geboekt met het verbeteren van de inning van de belastingen, omdat Polen een aantal hervormingen heeft doorgevoerd om het belastingstelsel te strenger te maken. De volledige impact daarvan op de inning van de belastingen en de kosten van de naleving van de belastingregels zouden van nabij moeten worden gevolgd. Daarentegen heeft Polen nog geen vooruitgang geboekt met het beperken van het wijdverbreide gebruik van verlaagde btw-tarieven, die een negatieve impact hebben op de btw-ontvangsten en geen doeltreffend instrument voor sociaal beleid zijn.

(9)

De uitgaven van Polen staan onder druk op verschillende gebieden, in het bijzonder ten gevolge van de vergrijzing. Daarom moeten mechanismen worden ingevoerd om de efficiëntie en de doeltreffendheid van overheidsuitgaven te beoordelen om de herverdeling van middelen mogelijk te maken. Met dit voor ogen heeft de regering plannen aangekondigd om het begrotingsproces te versterken, met name met betrekking tot het begrotingskader op middellange termijn en om uitgaventoetsingen een onderdeel te maken van het begrotingsproces. Polen is de enige lidstaat zonder volwaardige en onafhankelijke begrotingsraad en zonder gekende plannen om er een op te richten, al heeft het wel onafhankelijke begrotingsinstanties die sommige van die werkzaamheden uitvoeren.

(10)

Door een daling van de beroepsactieve bevolking in Polen zal het groeipotentieel in de komende decennia naar verwachting worden beperkt. De Poolse arbeidsmarkt heeft in de laatste jaren sterk gepresteerd. De arbeidsparticipatie blijft toenemen, maar door verschillende recente beleidsmaatregelen zou de arbeidsparticipatie van vooral vrouwen, laaggeschoolden en ouderen kunnen afnemen. De verlaging van de wettelijke pensioenleeftijd eind 2017 zal naar verwachting sommige oudere werknemers ertoe aanzetten om de arbeidsmarkt te verlaten. Het Poolse socialebeschermingsstelsel biedt niet zoveel stimulansen om aan het werk te gaan. De nieuwe kindertoelage zal naar verwachting armoede en ongelijkheid verminderen, maar zou ook een negatief effect kunnen hebben op de arbeidsparticipatie van ouders, vooral van vrouwen. De stimulansen om te gaan werken die in andere sociale uitkeringen zijn ingebouwd, worden tenietgedaan door de omvang van de kindertoelage en de beperkte inkomensafhankelijkheid ervan. Sinds september 2016 zijn vijfjarigen niet langer verplicht voorschools onderwijs te volgen en het inschrijvingspercentage van kinderen onder de drie jaar in formele kinderopvang is bij de laagste in de Unie. Ondanks de genomen maatregelen blijft de arbeidsmarkt erg gesegmenteerd, wat negatieve effecten heeft op de productiviteit en de accumulatie van menselijk kapitaal. Er blijven hinderpalen bestaan om op ruimere schaal vaste contracten te gebruiken. De codificatiecommissie is bezig met de voorbereiding van nieuwe ontwerpwetboeken inzake individuele en collectieve arbeidsregelingen. Dit is een gelegenheid om die hinderpalen uit de weg te ruimen.

(11)

De gemiddelde effectieve pensioenleeftijd is de laatste jaren gestegen, maar blijft te laag. Een hogere effectieve pensioenleeftijd is van cruciaal belang voor de economische groei, de toereikendheid van de toekomstige pensioenen en de budgettaire houdbaarheid van het pensioenstelsel. Het recente besluit om de wettelijke pensioenleeftijd te verlagen tot 60 jaar voor vrouwen en 65 jaar voor mannen gaat echter in de omgekeerde richting en kan negatieve gevolgen hebben voor de effectieve pensioenleeftijd. Het dure bijzondere socialeverzekeringsstelsel voor landbouwers (KRUS) is een andere reden voor de lage arbeidsmobiliteit en verborgen werkloosheid in de landbouw.

(12)

Het onderwijsstelsel is in de voorbije twee decennia aanzienlijk verbeterd: de basisvaardigheden van 15-jarigen liggen ruim boven het gemiddelde van de Unie en het percentage vroegtijdige schoolverlaters is een van de laagste in de Unie. Toch is er nog altijd ruimte om leerlingen op een betere manier de vaardigheden aan te leren die nodig zijn voor de snel veranderende arbeidsmarkt. De veranderingen in het basis- en het secundair onderwijs die op til zijn, brengen grote organisatorische uitdagingen met zich mee en verkorten de periode van algemeen onderwijs, wat een negatieve impact zou kunnen hebben op de kwaliteit van het onderwijs. Er zijn ook bijkomende veranderingen aangekondigd om het beroepsonderwijs en de beroepsopleidingen op de behoeften van de arbeidsmarkt af te stemmen, maar het is nog onzeker of de bestaande tekortkomingen daarmee kunnen worden aangepakt. De regering is gestart met raadplegingen over de hervorming van het hoger onderwijs om de sector beter te doen presteren en relevanter te maken voor de arbeidsmarkt. In Polen is er onvoldoende participatie in volwassenenonderwijs en is het gemiddelde niveau van de basisvaardigheden van oudere volwassenen laag, waardoor het moeilijk is om hen op de arbeidsmarkt in te zetten.

(13)

De zwakke punten in de ruimtelijke ordening verzwaren de administratieve lasten voor het verkrijgen van een bouwvergunning. De bestemmingsplannen bestrijken een beperkt deel van het grondgebied van Polen en zijn vaak van lage kwaliteit. In de gebieden waarvoor geen bestemmingsplan bestaat, worden bouwvergunningen verleend op basis van administratieve besluiten inzake ruimtelijke ordening die ad hoc worden genomen, wat voor investeerders risico’s en onzekerheid creëert. Het ontwerp van bouwwetboek heeft tot doel de processen voor ruimtelijke ordening te consolideren en de administratieve lasten voor investeerders te verlichten. De hervorming biedt de kans om zaken te verbeteren, maar het zal afhangen van de definitieve versie van het wetboek en de uitvoering die daaraan wordt gegeven.

(14)

Het ondernemingsklimaat is algemeen gunstig. In 2016 daalde de investeringsactiviteit echter aanzienlijk omdat de structuurfondsen van de Unie minder werden benut, onder meer door de overgang tussen programmeringsperioden en de grotere onzekerheid bij particuliere investeerders. Voorts werd het ondernemersvertrouwen ondermijnd door het toenemend aantal wijzigingen van de regelgeving en door de beperkte publieke raadplegingen over een aantal belangrijke wetten. Rechtszekerheid, vertrouwen in de kwaliteit en voorspelbaarheid van regelgeving, fiscaliteit en ander beleid en instellingen zijn belangrijke factoren waardoor het investeringspeil zou kunnen toenemen. In dit verband zijn ook de rechtsstaat en een onafhankelijke rechterlijke macht van wezenlijk belang. De rechtszekerheid kan mede worden verbeterd door werk te maken van ernstige punten van zorg in verband met de rechtsstaat.Als de regering een grotere rol wil spelen in de economie, zal het belangrijk zijn te verzekeren dat investeringsbeslissingen economisch haalbaar zijn. Er blijft op verschillende gebieden een aanzienlijke regeldruk bestaan.

(15)

Het wegennet is snel ontwikkeld dankzij financiering van de Unie, maar het aantal verkeersdoden is nog altijd bij de hoogste in de Unie en brengt hoge sociale kosten mee. Er zijn aanzienlijke middelen van de Unie beschikbaar, maar toch blijft de spoorwegsector kampen met grote knelpunten in de projectuitvoering. Daarnaast is er ook nog altijd de uitdaging om de spoorwegactiva een lange levensduur te verzekeren: er bestaat immers geen meerjarig programma voor het onderhoud van de spoorweginfrastructuur.

(16)

Ongeveer 60 % van de geïnstalleerde capaciteit inzake fossiele brandstoffen van Polen is ouder dan 30 jaar. Er zijn in de komende jaren dus aanzienlijke investeringen nodig. In 2016 was het interconnectieniveau voor elektriciteit bij de laagste in de Unie. Die factor draagt er, samen met het feit dat een aanzienlijke hoeveelheid capaciteit buiten bedrijf moet worden gesteld en dat de vraag naar elektriciteit stijgt, toe bij dat de vooruitzichten qua toereikendheid van de energieopwekking pover zijn. Het risico bestaat dat de bindende nationale doelstelling inzake hernieuwbare energie voor 2020 niet wordt gehaald. Na de inbedrijfsstelling van de terminal voor vloeibaar aardgas heeft Polen de zekerheid van zijn gasvoorziening aanzienlijk verbeterd. Het heeft ook zijn nationale netwerk voor gastransmissie- en distributie ontwikkeld. De werkzaamheden aan regionaal belangrijke gasinterconnectoren zitten echter niet op schema.

(17)

In de context van het Europees Semester 2017 heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Polen verricht. Die analyse is gepubliceerd in het landverslag 2017. Voorts heeft de Commissie zowel het convergentieprogramma 2017 als het nationale hervormingsprogramma 2017 doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in de voorgaande jaren tot Polen zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar begrotings- en sociaaleconomisch beleid in Polen, maar is zij ook nagegaan of de Unieregels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op Unieniveau in toekomstige nationale besluiten.

(18)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma 2017 onderzocht en zijn advies (5) daarover is met name in onderstaande aanbeveling 1 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Polen in 2017 en 2018 de volgende actie onderneemt:

1.

Een aanzienlijke begrotingsinspanning leveren in 2018 overeenkomstig de vereisten van het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak van het versterken van het huidige herstel en van het waarborgen van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën van Polen. Stappen zetten om de overheidsuitgaven efficiënter te maken en het gebruik van verlaagde btw-tarieven te beperken.

2.

Stappen zetten om de arbeidsparticipatie te verhogen, met name van vrouwen, laaggeschoolden en ouderen, onder meer door passende vaardigheden te bevorderen en hinderpalen voor vastere vormen van werkgelegenheid uit de weg te ruimen. De houdbaarheid en de toereikendheid van het pensioenstelsel garanderen door maatregelen te nemen om de effectieve pensioenleeftijd te verhogen en door een aanvang te maken met de hervorming van de preferentiële pensioenregelingen.

3.

Maatregelen nemen om belemmeringen voor investeringen weg te nemen, met name in de vervoerssector.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

T. TÕNISTE


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(3)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(4)  De netto-overheidsuitgaven bestaan uit de totale overheidsuitgaven exclusief rente-uitgaven, uitgaven in het kader van programma’s van de Unie die volledig met inkomsten uit fondsen van Unie worden gefinancierd en niet-discretionaire veranderingen in de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen. Nationaal gefinancierde bruto-investeringen in vaste activa worden gespreid over een periode van vier jaar. Er wordt rekening gehouden met discretionaire inkomstenmaatregelen of bij wet verplicht gestelde inkomstenstijgingen. Eenmalige maatregelen aan zowel de inkomsten- als de uitgavenzijde worden uitgevlakt.

(5)  Op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


9.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 261/92


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 11 juli 2017

over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Portugal en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van Portugal

(2017/C 261/21)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 16 november 2016 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2017 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 16 november 2016 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Portugal heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen, die op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad is bekrachtigd. Op 21 maart 2017 heeft de Raad de aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone („aanbeveling voor de eurozone”) vastgesteld (3).

(2)

Als lidstaat die de euro als munt heeft en in het licht van de grote onderlinge verwevenheid tussen de economieën van de Economische en Monetaire Unie, dient Portugal ervoor te zorgen dat volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven aan de aanbeveling voor de eurozone, die wordt weergegeven in de aanbevelingen 1 tot en met en 4 hieronder.

(3)

Op 22 februari 2017 is het landverslag 2017 voor Portugal gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Portugal bij de tenuitvoerlegging van de op 12 juli 2016 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede het gevolg dat is gegeven aan de landspecifieke aanbevelingen die in eerdere jaren werden goedgekeurd, en de vooruitgang die Portugal in de richting van zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt. Het landverslag bevatte ook een op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerde diepgaande evaluatie, waarvan de uitkomsten ook op 22 februari 2017 zijn gepubliceerd. Op basis van haar analyse concludeerde de Commissie dat er in Portugal sprake is van macro-economische onevenwichtigheden. Met name de hoge netto externe verplichtingen, de particuliere en overheidsschulden en het hoge percentage oninbare leningen vormen kwetsbaarheden in een context van hoge, maar dalende werkloosheid en trage productiviteitsgroei. Het groeipotentieel blijft onder het niveau van vóór de crisis, onder invloed van hardnekkige knelpunten en starheid op de product- en arbeidsmarkten in combinatie met externe onevenwichtigheden. Het saldo op de lopende rekening vertoont enige verbetering. Extra inspanningen zijn evenwel vereist voor een meer aanzienlijke aanpassing van de externe nettoverplichtingen. Na een significante aanpassing in de voorbije jaren zijn de loonkosten per eenheid product beginnen toenemen door achterblijvende productiviteitsgroei en stijgende lonen. De particuliere schuld daalt en de overheidsschuld is gestabiliseerd, maar verdere schuldafbouw blijft nodig. Het volume oninbare leningen blijft hoog en, in combinatie met de geringe winstgevendheid en de betrekkelijk zwakke kapitaalbuffers, vormt dit een risico voor de balansen van banken. De situatie op de arbeidsmarkt is verbeterd, maar zowel de jeugdwerkloosheid als de langdurige werkloosheid als het percentage tijdelijke werknemers is nog steeds groot.

(4)

Op 28 april 2017 heeft Portugal zijn nationale hervormingsprogramma 2017 en zijn stabiliteitsprogramma 2017 ingediend. Teneinde met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd. In het nationale hervormingsplan 2017 van Portugal zijn toezeggingen op zowel korte als middellange termijn opgenomen. Het omvat met name maatregelen voor een beter beheer van de overheidsfinanciën en het ondernemingsklimaat en voor de aanpak van bedrijfsschulden. Het bevat toezeggingen voor ambitieuze hervormingen met het oog op de modernisering van de overheidsdiensten, het verhogen van de sociale bescherming, het verbeteren van het vaardigheidsniveau van de beroepsbevolking en een beter beheer van overheidsbedrijven. Ook de uitdagingen in het landverslag 2017 en de aanbeveling voor de eurozone komen aan de orde, met inbegrip van de noodzaak om de investeringen een nieuwe impuls te geven en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te waarborgen. Indien volledig uitgevoerd binnen de vooropgestelde termijnen, kunnen deze maatregelen bijdragen tot de aanpak van de macro-economische onevenwichtigheden waarmee Portugal wordt geconfronteerd en de tenuitvoerlegging van de landspecifieke aanbevelingen. Op basis van de beoordeling van de beleidsvoornemens van Portugal bevestigt de Commissie haar vorige beoordeling dat er in deze fase geen verdere stappen nodig zijn in het kader van de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden. De uitvoering van de agenda voor beleidshervormingen zal nauwgezet worden gevolgd in het kader van specifieke monitoring.

(5)

De desbetreffende landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering voor de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de betrokken programma’s te evalueren en wijzigingen voor te stellen, wanneer dit nodig is om de uitvoering van betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere gegevens verstrekt over de wijze waarop zij gebruik zal maken van die bepaling in richtsnoeren over de toepassing van de maatregelen die de doeltreffendheid van de ESI-fondsen koppelen aan gezond economisch bestuur.

(6)

Ingevolge de intrekking van de buitensporigtekortprocedure valt Portugal momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact en is het aan de overgangsregel voor de schuld onderworpen. In zijn stabiliteitsprogramma 2017 gaat Portugal uit van een nominaal tekort van 1,5 % van het bbp en 1,0 % van het bbp in respectievelijk 2017 en 2018, dat vervolgens omslaat in een overschot van 0,4 % van het bbp in 2020. In deze plannen wordt geen rekening gehouden met het potentiële tekortverhogende effect van maatregelen om het bankwezen te ondersteunen. Voorzien wordt dat de begrotingsdoelstelling op middellange termijn — een structureel overschot van 0,25 % van het bbp — tegen 2021 wordt gerealiseerd. Volgens het stabiliteitsprogramma 2017 zou de overheidsschuldquote 127,9 % bedragen in 2017 en 124,2 % in 2018, en vervolgens dalen tot 117,6 % van het bbp in 2020. Het macro-economische scenario dat aan die begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is plausibel voor 2017, maar gunstig voor de volgende jaren. Tegelijkertijd zijn de maatregelen die nodig zijn om vanaf 2017 de geplande tekortdoelstellingen te ondersteunen, niet voldoende gespecificeerd.

(7)

Op 12 juli 2016 heeft de Raad Portugal aanbevolen in 2017 een jaarlijkse budgettaire aanpassing van ten minste 0,6 % van het bbp te realiseren in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn. Op basis van de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie bestaat het risico dat in 2017 significant zal worden afgeweken van deze aanbevolen aanpassing.

(8)

In het licht van de begrotingssituatie en met name het schuldniveau van Portugal wordt in 2018 verwacht dat Portugal zich verder zal aanpassen in de richting van zijn budgettaire middellangetermijndoelstelling van een structureel overschot van 0,25 % van het bbp. Volgens de in het kader van het stabiliteits- en groeipact gezamenlijk overeengekomen aanpassingsmatrix mag het nominale groeipercentage van de netto primaire overheidsuitgaven (5) in 2018 daartoe niet meer dan 0,1 % bedragen. Dat zou overeenkomen met een structurele aanpassing van ten minste 0,6 % van het bbp. Bij ongewijzigd beleid bestaat het gevaar dat in 2018 significant zal worden afgeweken van dit vereiste. Volgens de prognoses zal Portugal op het eerste gezicht in 2017 en 2018 niet voldoen aan de overgangsregel voor de schuld. Over het algemeen is de Raad van oordeel dat verdere maatregelen nodig zullen zijn vanaf 2017 om aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact te voldoen. Op grond van Verordening (EG) nr. 1466/97 moet bij de beoordeling van de begrotingsplannen en -resultaten echter rekening worden gehouden met de begrotingsbalans van de lidstaat in het licht van de conjuncturele omstandigheden. Zoals wordt herhaald in de mededeling van de Commissie over het Europees Semester 2017 die deze landspecifieke aanbevelingen vergezelt, moet bij de beoordeling van het ontwerpbegrotingsplan 2018 en de daaropvolgende beoordeling van de begrotingsresultaten 2018, naar behoren rekening worden gehouden met de doelstelling om tot een begrotingskoers te komen die bijdraagt aan zowel de versterking van het lopende herstel als aan het waarborgen van de duurzaamheid van de Portugese overheidsfinanciën. In die context neemt de Raad er akte van dat de Commissie voornemens is een algemene evaluatie in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97 uit te voeren, in het bijzonder in het licht van de conjuncturele situatie van Portugal.

(9)

Een solide budgettaire consolidatie berust op een tijdige en strikte toepassing van de nieuwe budgettaire kaderwet, een herziening en stroomlijning van de overheidsuitgaven en een verdere verbetering van de belastinginning. Portugal is begonnen met een toetsing van de uitgaven, hoofdzakelijk gebaseerd op efficiëntiemaatregelen die betrekking hebben op de ministeries van gezondheidszorg en onderwijs, overheidsbedrijven en (gecentraliseerde) plaatsing van overheidsopdrachten en beheer van onroerend goed. Deze evaluatie is echter niet grootschalig, aangezien de toetsing van de uitgaven alleen betrekking heeft op de centrale overheid en toegespitst is op efficiëntiewinsten die voortvloeien uit een stroomlijning van de diensten. In de gezondheidszorg heeft de overheid maatregelen genomen om een ziektepreventie- en een volksgezondheidsbeleid te bevorderen. Bovendien zijn verscheidene stappen gezet om de gezondheidszorg efficiënter en duurzamer te maken, bijvoorbeeld via een gecentraliseerde inkoop van geneesmiddelen en een ruimer gebruik van generieke geneesmiddelen. In het kader van de voortzetting van de ziekenhuishervorming blijven ook de begrotingsplanning en -uitvoering in de ziekenhuizen essentieel. Te late betalingen (betalingsachterstanden) blijven toenemen, hetgeen wijst op tekortkomingen in de boekhoudkundige controle en het beheer. Een accurate en evenwichtige begrotingsopmaak, verbeterde controles en een doeltreffende handhaving van de wet op de beheersing van de verplichtingen zouden kunnen bijdragen tot het wegwerken van de betalingsachterstanden en tot een verbetering van de efficiëntie en kwaliteit in deze sector. Hoge en stijgende vergrijzingskosten vormen nog steeds een risico voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Op middellange termijn zullen de hogere budgettaire risico’s naar verwachting grotendeels gerelateerd zijn aan de kosten voor de financiering van de pensioenen. De budgettaire risico’s op lange termijn worden laag ingeschat, grotendeels als gevolg van de pensioenhervormingen en uitgaande van een scenario van ongewijzigd beleid, waarbij het pensioenstelsel minder afhankelijk wordt gemaakt van begrotingsoverdrachten. De herstructurering van de overheidsbedrijven met het oog op de budgettaire houdbaarheid is nog niet afdoende aangepakt. In het tweede kwartaal van 2016 bedroeg de totale schuldenlast van de overheidsbedrijven die onder het toezicht vallen van de monitoringeenheid (UTAM) van het Ministerie van Financiën, 32 miljard EUR. Een kader met vastgestelde doelstellingen om de financiële levensvatbaarheid van de overheidsbedrijven te waarborgen, zou kunnen bijdragen tot het verminderen van hun afhankelijkheid van overdrachten uit de overheidsbegroting en tot de aanpak van het aanzienlijke schuldvolume.

(10)

De Portugese arbeidsmarkt heeft zich in 2016 verder hersteld, met een gestage verbetering van de arbeidsmarktindicatoren en een daling van het werkloosheidspercentage. Bij een aanzienlijk deel van de nieuwe banen die zijn gecreëerd, gaat het om indienstnemingen met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur. Het aantal tijdelijke arbeidsovereenkomsten blijft evenwel stabiel op een hoog niveau. De sterke segmentering van de arbeidsmarkt heeft negatieve gevolgen voor de loopbaanperspectieven en inkomens van werknemers, in het bijzonder voor de jongeren. In januari 2017 heeft Portugal zijn ondersteuningsprogramma voor het scheppen van werkgelegenheid herzien met het oog op de bevordering van indienstnemingen met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur. De verwachte impact van dit programma op het terugdringen van de segmentatie in de arbeidsmarkt lijkt evenwel beperkt, aangezien relatief weinig mensen voor het programma in aanmerking zullen komen. Hoewel recente arbeidsmarkthervormingen hebben geresulteerd in meer stimulansen voor werkgelegenheidscreatie, kunnen sommige aspecten van het rechtskader ondernemingen ervan weerhouden personeel in dienst te nemen met arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde duur. Werkgevers worden met name geconfronteerd met onzekere ontslagvergoedingen in gevallen waarin het individueel ontslag van werknemers met een vaste arbeidsovereenkomst als onrechtmatig wordt beschouwd. Dit is deels toe te schrijven aan de mogelijkheid dat een werknemer opnieuw in dienst moet worden genomen, indien het ontslag als onrechtmatig wordt beschouwd, en aan inefficiënte gerechtelijke procedures.

(11)

Als gevolg van de daling van de werkloosheid sinds 2014 neemt het absolute aantal langdurig werklozen ook af. Meer dan de helft van de werklozen is reeds langer dan een jaar werkloos en dit percentage neemt niet af met het herstel. Hoge niveaus van langdurige en jeugdwerkloosheid verhogen het risico dat werklozen zich terugtrekken uit de arbeidsmarkt, geleidelijk hun vaardigheden en inzetbaarheid verliezen, hetgeen ook een negatieve invloed heeft op de potentiële groei. De jeugdwerkloosheid, die weliswaar nog steeds aanzienlijk is, neemt af als gevolg van een reeks maatregelen die in de voorbije jaren zijn genomen, inclusief maatregelen om jongeren beter te bereiken in het kader van de jongerengarantie (6). Dit zou deels kunnen verklaren waarom het aantal jongeren die geen werk hebben en evenmin onderwijs of een opleiding volgen (NEET) lager is dan het Uniegemiddelde. Portugal neemt ook maatregelen om het actieve arbeidsmarktbeleid te stroomlijnen en het vraagstuk van de jeugdwerkloosheid aan te pakken. Het betreft onder meer de invoering van werkgelegenheidsprikkels (door middel van lagere socialezekerheidspremies) in april 2017, die toegespitst zijn op de indienstneming met arbeidsovereenkomsten van onbepaalde duur van jongeren en langdurig werklozen. Voor een doeltreffende activering van de langdurig werklozen is het evenwel noodzakelijk dat de overheidsdiensten voor arbeidsvoorziening doeltreffend samenwerken met de sociale diensten om de behoeften van deze groep beter in kaart te brengen en aan te pakken. Een belangrijke stap in deze richting zou de oprichting zijn van de aangekondigde centrale aanspreekpunten voor arbeidsbemiddeling.

(12)

Zoals in het aangekondigde tijdschema was gepland, heeft de regering in 2017 het minimumloon voor het derde opeenvolgende jaar verhoogd. Met de laatste verhoging, boven de verwachte inflatie en de gemiddelde stijgingen van de productiviteit, zal het minimumloon naar verwachting in toenemende mate bindend worden, aangezien in 2016 reeds een vijfde van het totale aantal werknemers onder het minimumloon viel. Verhogingen van het minimumloon dragen bij tot de vermindering van grote armoede onder de werkenden en kunnen een positief effect hebben op de totale vraag. Zij kunnen evenwel de werkgelegenheid in het gedrang brengen, in het bijzonder voor laaggeschoolde werknemers. Deze risico’s zijn niet uitgekomen bij het huidige herstel, maar vormen nog steeds een probleem. De regering volgt door middel van kwartaalverslagen de effecten van de ontwikkeling van het minimumloon. Deze verslagen worden bekendgemaakt en met de sociale partners besproken.

(13)

Portugal heeft aanzienlijke vooruitgang geboekt op het vlak van de resultaten van het schoolonderwijs, zoals blijkt uit de meest recente resultaten van het OESO-programma voor internationale studentenbeoordeling (PISA). Onder de OESO-landen blijft Portugal evenwel het land met het hoogste percentage zittenblijvers, waarbij is aangetoond dat zittenblijven het risico op schooluitval verhoogt en aanzienlijk weegt op de onderwijskosten. Het algemene vaardigheidsniveau van de beroepsbevolking blijft een van de laagste in Europa, hetgeen het innovatiepotentieel en het concurrentievermogen van het land belemmert. Bovendien blijven digitale vaardigheden een belemmering voor de verbetering van de vaardigheden van de beroepsbevolking. Ongeveer 22 % van de Portugese beroepsbevolking heeft geen digitale vaardigheden (meestal omdat zij niet regelmatig gebruikmaken van het internet), hetgeen bijna tweemaal zo hoog is als het Uniegemiddelde. De regering heeft maatregelen genomen om de volwasseneneducatie en digitale vaardigheden te bevorderen, met name door middel van het Qualifica-programma en een nationaal initiatief voor digitale vaardigheden (INCoDe2030-initiatief). Om de doeltreffendheid ervan te verzekeren, is het essentieel dat wordt gezorgd voor een hoogwaardig aanbod van bijscholing en omscholing van werknemers, overeenkomstig de behoeften van de arbeidsmarkt. De regering heeft ook een aantal maatregelen genomen ter ondersteuning van de samenwerking tussen het hoger onderwijs en het bedrijfsleven, met name wat betreft onderzoeksresultaten en -activiteiten. De structuren van de universiteiten moeten worden aangepast om deze samenwerking te bevorderen.

(14)

Hoewel de situatie verbetert, blijft de banksector door het grote volume oninbare bedrijfsleningen, in combinatie met de geringe winstgevendheid, de blootstelling aan overheidsschuldrisico’s en zwakke kapitaalbuffers, onder druk staan. De aantasting van de kwaliteit van de activa, in het bijzonder bij de ondernemingen, weegt op de winstgevendheid van de banksector. Samen met lage kapitaalbuffers is het een van de factoren die een productieve allocatie van kredieten en investeringen in de weg staan. Hoewel het percentage oninbare leningen afneemt, blijft het hoog (19,5 % ten opzichte van 19,6 % eind 2015) en het neemt nog steeds toe voor sommige economische sectoren, met name bij ondernemingen die actief zijn in de bouw- en de vastgoedsector. Er zijn een aantal maatregelen genomen om het grote volume oninbare leningen aan te pakken. Er is evenwel nog steeds behoefte aan een alomvattende strategie om te zorgen voor een aanzienlijke afbouw van het volume aan een waardevermindering onderhevige schulden, met inbegrip van het bevorderen van de ontwikkeling van secundaire markten om de banken in staat te stellen delen van hun probleemportfolio’s te verkopen.

(15)

Zowel aan de vraag- als aan de aanbodzijde heeft er zich een geleidelijke verbetering voorgedaan van de kredietvoorwaarden. De toegang tot financiering voor kmo’s kan echter nog steeds beter. Het percentage Portugese kmo’s waaraan het volledige bedrag aangevraagde leningen niet werd toegekend, steeg van 34 % tot 42 %, ten opzichte van een dalend Uniegemiddelde, dat in 2016 30 % bedroeg. Innovatieve en concurrerende ondernemingen met een sterk groeipotentieel zouden gebaat zijn bij een betere toegang tot kapitaal. Hierdoor vermindert hun afhankelijkheid van financiering met vreemd vermogen en krijgen ze een betere toegang tot financiering, waardoor de ondernemingen kunnen uitbreiden en internationaliseren. In 2016 was het verschil in de kapitaalkosten tussen met schulden en met eigen vermogen gefinancierde investeringen het op vier na hoogste in de Unie en bevond het zich ruim boven het Uniegemiddelde. Hoewel de wijzigingen in het belastingstelsel de stimulansen hebben afgebouwd om een beroep te doen op schuldfinanciering, is het te vroeg om enig effect te kunnen vaststellen op de relatief sterke bevoordeling van schulden in de vennootschapsbelasting. In juli 2016 hebben de autoriteiten het Capitalizar-programma opgezet dat hoofdzakelijk is ontworpen om particuliere investeringen te bevorderen. Het programma bevat nieuwe kredietlijnen voor kmo’s, voorziet in de oprichting van gespecialiseerde fondsen die zouden kunnen participeren in particuliere investeringen en wijzigt het belastingstelsel om investeringen te ondersteunen. Tegelijkertijd heeft de regering een ander programma opgezet (Programa Semente) om te voorzien in de financiering van startende ondernemingen in hun aanloopfase (startkapitaal). Het programma zal deze ondernemingen helpen bij het aantrekken van financiering van het eigen vermogen door te voorzien in belastingverlagingen, voor ten hoogste drie jaar, aan individuele investeerders die nieuwe aandelen in dergelijke ondernemingen kopen. Verwacht wordt dat beide programma’s zullen resulteren in een verbetering van de financiering van bedrijven in Portugal, op voorwaarde dat zij snel en volledig worden uitgevoerd.

(16)

Als onderdeel van een pakket maatregelen om belemmeringen in de dienstenmarkten aan te pakken heeft de Commissie in januari 2017 aan alle lidstaten een leidraad verstrekt inzake nationale hervormingsbehoeften bij de reglementering van professionele dienstverlening met een sterk groei- en werkgelegenheidspotentieel. De hervormingsaanbevelingen hebben betrekking op een breed scala aan vereisten die gebaseerd zijn op een vergelijkende analyse waarbij is voortgebouwd op het gedachtegoed en de werkzaamheden die de voorbije drie jaar zijn uitgevoerd in het kader van het wederzijdse beoordelingsproces met de lidstaten. Portugal heeft actief deelgenomen aan deze oefening. In zijn nationaal actieplan heeft Portugal uiteengezet dat in de loop van de komende jaren geen belangrijke wijzigingen worden verwacht, aangezien sinds 2011 belangrijke hervormingen en herzieningen van de regelgeving met betrekking tot de gereglementeerde beroepen zijn tot stand gekomen. De leidraad van de Commissie vormt een aanvulling op de evaluaties in het kader van het Europees Semester 2017, doordat specifiek wordt ingegaan op de voor deze beroepen geldende vereisten. Er zijn belangrijke regelgevende en administratieve belemmeringen voor de toegang tot het verrichten van diensten in verschillende sectoren. In het kader van het programma voor financiële bijstand zijn afspraken gemaakt over een aantal hervormingen die toegespitst zijn op de bouwsector en de meest restrictieve zakelijke diensten, met inbegrip van gereglementeerde beroepen. Deze hervormingen zijn evenwel stilgelegd of omgebogen. Wat betreft de openstelling voor concurrentie van bepaalde beroepen, is de regelgeving die van toepassing is op deze beroepen minder ambitieus dan de kaderwet. Er is ook bezorgdheid dat deze regelgeving direct of indirect leidt tot mededingingsbeperking op de markt voor professionele dienstverlening.

(17)

De Portugese overheidsdiensten blijven kampen met geringe efficiëntie en transparantie. De mededinging op het gebied van overheidsopdrachten is nog steeds beperkt. Ondanks de geboekte vooruitgang doen er zich nog steeds tekortkomingen voor op het vlak van de transparantie en de betrouwbaarheid van gegevens en procedures inzake overheidsopdrachten. Transparantie bij concessieovereenkomsten en publiek-private partnerschappen wordt nog steeds belemmerd door aanbestedende diensten met een tekort aan de nodige deskundigheid om complexe contracten te beheren. Het gebruik van onderhandse gunningen bij overheidsopdrachten is nog steeds hoog. Onlangs is het wetboek overheidsopdrachten herzien en de Commissie zal de uitvoering van die herzieningen van nabij volgen. Door de administratieve last en het ontbreken van een homogene uitvoeringspraktijk in het land loopt de hervorming van de procedures vertraging op. Hoewel er enige vooruitgang is geboekt, zijn er vertragingen opgetreden bij de vereenvoudiging van lokale en centrale administratieve procedures. Hierbij was er weinig coördinatie tussen de verschillende geledingen van de overheid. De Portugese autoriteiten hebben een nieuw vereenvoudigingsprogramma, genaamd SIMPLEX+, goedgekeurd. Dit programma bevat een behoorlijk ambitieus maatregelenpakket voor de burgers en het bedrijfsleven. Deze maatregelen zijn veelbelovend. Met het oog op een doeltreffende impact van het programma moet evenwel worden gezorgd voor een snelle uitvoering van het SIMPLEX+-pakket. De meeste in het pakket opgenomen maatregelen die voor de ondernemingen van belang zijn, worden momenteel ten uitvoer gelegd. De prestaties van het Portugese gerechtelijk apparaat liggen nog steeds onder het Uniegemiddelde. Portugal blijft zwak scoren op de efficiëntie-indicatoren voor burgerlijke, commerciële en fiscale geschillen. Dit heeft een negatieve impact op de ondernemingsdynamiek en het aantrekken van buitenlandse directe investeringen. De efficiëntie van de fiscale en administratieve rechtbanken blijft problematisch op het vlak van het percentage afgehandelde zaken. De procedures slepen ook te lang aan. Gerechtelijke insolventieprocedures kunnen nog steeds tot 40 maanden onafgehandeld blijven, hetgeen vragen doet rijzen over de efficiëntie van de SIREVE-kaders.

(18)

Portugal boekt vooruitgang met toenemende transparantie en corruptiebestrijding in de overheidsdiensten, maar beschikt niet over een overkoepelende strategie. Corruptiebestrijding lijkt een echte prioriteit te zijn geworden voor het nationale parket en er zijn meer efficiënte processen ingevoerd voor het beheer van de rechtszaken en de middelen. Het valt evenwel af te wachten of dit zal resulteren in verbeteringen van het percentage definitieve veroordelingen voor corruptie op hoog niveau en de toepassing van straffen die een sterkere afschrikkende werking hebben. Op preventief vlak zijn de in elke overheidsinstelling opgezette corruptiepreventieplannen tot nu toe grotendeels formalistisch gebleven. Zij zijn niet volledig aangepast aan elke organisatie en evenmin worden ze aangevuld met adequate monitoring.

(19)

In de context van het Europees Semester 2017 heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Portugal verricht. Die analyse is gepubliceerd in het landverslag 2017. Voorts heeft zij zowel het stabiliteitsprogramma 2017 als het nationale hervormingsprogramma 2017 doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Portugal zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar begrotings- en sociaal-economisch beleid in Portugal, maar is zij ook nagegaan of de Unieregels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op Unieniveau in toekomstige nationale besluiten.

(20)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2017 onderzocht en zijn advies (7) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

(21)

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma 2017 en het stabiliteitsprogramma 2017 onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in de onderstaande aanbevelingen 1 tot en met 4 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Portugal in 2017 en 2018 de volgende actie onderneemt:

1.

Zorgen voor een duurzame correctie van het buitensporig tekort. Een aanzienlijke begrotingsinspanning leveren in 2018 overeenkomstig de vereisten van het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak van het versterken van het huidige herstel en van het waarborgen van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën van Portugal. Meevallers gebruiken om de vermindering van de overheidsschuldquote te versnellen. De inspanningen opvoeren om de evaluatie van de uitgaven uit te breiden, zodat deze een aanzienlijk deel van de algemene overheidsuitgaven op meerdere beleidsterreinen bestrijkt. De uitgavenbeheersing, kosteneffectiviteit en toereikende budgettering versterken, in het bijzonder in de gezondheidssector, met bijzondere aandacht voor de vermindering van de achterstallige betalingen in ziekenhuizen, en de houdbaarheid van het pensioenstelsel waarborgen. Tijdig voor de begroting 2018 sectorspecifieke efficiëntiestreefcijfers opstellen om de financiële levensvatbaarheid van overheidsbedrijven te verhogen, waarbij de totale netto-inkomsten van overheidsbedrijven verbeteren en de overheidsbegroting wordt ontlast.

2.

Indienstnemingen met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bevorderen, onder meer door een herziening van het rechtskader. Zorgen voor de doeltreffende activering van de langdurig werklozen. In samenwerking met de sociale partners ervoor zorgen dat de ontwikkelingen van het minimumloon niet nadelig zijn voor de werkgelegenheid van laagopgeleiden.

3.

De inspanningen opvoeren om de balansen van kredietinstellingen op te schonen door de uitvoering van een brede strategie voor de aanpak van oninbare leningen, onder meer door een verruiming van de secundaire markt voor slechte activa. De toegang tot kapitaal verbeteren, in het bijzonder voor startende bedrijven en kleine en middelgrote ondernemingen.

4.

Een stappenplan uitvoeren om tegen eind 2017 de administratieve lasten verder te verminderen en belemmeringen van regelgevende aarde weg te nemen in de zakelijke diensten en in de bouwsector. De efficiëntie van de procedures voor fiscale en insolventiekwesties verbeteren.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

T. TÕNISTE


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  PB C 92 van 24.3.2017, blz. 1.

(4)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(5)  De netto-overheidsuitgaven omvatten de totale overheidsuitgaven zonder rekening te houden met rente-uitgaven, uitgaven in het kader van programma’s van de Unie die volledig met inkomsten uit fondsen van de Unie worden gefinancierd en niet-discretionaire veranderingen in de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen. Nationaal gefinancierde bruto-investeringen in vaste activa worden afgevlakt over een periode van vier jaar. Discretionaire inkomstenmaatregelen of bij wet geregelde inkomstenstijgingen zijn meegerekend. Eenmalige maatregelen aan zowel de inkomsten- als de uitgavenzijde zijn niet meegenomen.

(6)  Aanbeveling van de Raad van 22 april 2013 tot invoering van een jongerengarantie (PB C 120 van 26.4.2013, blz. 1).

(7)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


9.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 261/98


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 11 juli 2017

over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Roemenië en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2017 van Roemenië

(2017/C 261/22)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 16 november 2016 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2017 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 16 november 2016 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2) ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Roemenië niet heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(2)

Op 22 februari 2017 is het landverslag 2017 voor Roemenië gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Roemenië bij de tenuitvoerlegging van de op 12 juli 2016 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede het gevolg dat is gegeven aan de landspecifieke aanbevelingen die in eerdere jaren werden goedgekeurd, en de vooruitgang die Roemenië in de richting van zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt.

(3)

Op 5 mei 2017 heeft Roemenië zijn nationale hervormingsprogramma 2017 en zijn convergentieprogramma 2017 ingediend. Teneinde met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(4)

De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de betrokken programma’s te evalueren en wijzigingen voor te stellen, wanneer dit nodig is om de uitvoering van betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere gegevens verstrekt over de wijze waarop zij gebruik zal maken van die bepaling in richtsnoeren over de toepassing van de maatregelen die de doeltreffendheid van de ESI-fondsen koppelen aan gezond economisch bestuur.

(5)

Tussen 2009 en 2015 kon Roemenië gebruikmaken van drie programma’s voor betalingsbalanssteun die de Commissie en het Internationaal Monetair Fonds samen beheren en die worden ondersteund door de Wereldbank. Alleen in het eerste programma 2009-2011 werden bedragen uitgekeerd. In 2011-2013 en 2013-2015 ging het om anticiperende financiële bijstand. Het postprogrammatoezicht namens de Commissie om toezicht te houden op het vermogen van Roemenië om de in het kader van het eerste programma verstrekte leningen terug te betalen, ging van start in oktober 2015 en loopt door totdat ten minste 70 % van de lening, die in het voorjaar van 2018 moet worden afgelost, is terugbetaald.

(6)

Roemenië valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact. Volgens haar convergentieprogramma 2017 verwacht de regering dat het nominale tekort zowel in 2017 als in 2018 2,9 % van het bbp zal bedragen, en dat het daarna verder zal dalen tot 2,0 % van het bbp in 2020. Verwacht wordt dat de begrotingsdoelstelling op middellange termijn — een structureel tekort van 1 % van het bbp — niet zal worden bereikt in het tijdsbestek van het programma, dus tegen 2020. Het herberekende (4) structurele saldo zal naar verwachting in 2020 -2,6 % van het bbp bereiken. Volgens het convergentieprogramma zal de overheidsschuldquote naar verwachting toenemen van 37,6 % van het bbp in 2016 tot 38,3 % van het bbp in 2018 alvorens te dalen tot 37,6 % van het bbp in 2020. Het macro-economische scenario dat aan die begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is gunstig. Het grootste neerwaartse risico voor de macro-economische vooruitzichten is dat begrotings- en structurele maatregelen minder invloed hebben op de groeivooruitzichten op korte en middellange termijn. Tegelijkertijd zijn de maatregelen die nodig zijn om de geplande tekortdoelstellingen te ondersteunen, niet voldoende gespecificeerd. Bovendien vormt het wetsontwerp inzake de gelijkschakeling van salarissen een significant neerwaarts risico voor de begrotingsprognose.

(7)

Op 12 juli 2016 heeft de Raad Roemenië aanbevolen de afwijking van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn in 2016 te beperken en in 2017 een jaarlijkse begrotingsaanpassing van 0,5 % van het bbp te bereiken, tenzij de begrotingsdoelstelling op middellange termijn met een kleinere inspanning wordt gehaald. Op basis van de begrotingsresultaten voor 2016 werd vastgesteld dat Roemenië significant afweek van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn. Overeenkomstig artikel 121, lid 4, van het VWEU, en artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97, waarschuwde de Commissie Roemenië op 22 mei 2017 dat in 2016 een significante afwijking van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn werd waargenomen. Op 16 juni 2017 hechtte de Raad zijn goedkeuring aan een daaruit volgende aanbeveling (5) waarin werd bevestigd dat Roemenië de nodige maatregelen moet nemen om ervoor te zorgen dat het nominale stijgingstempo van de netto primaire overheidsuitgaven (6) in 2017 niet hoger uitkomt dan 3,3 %, hetgeen overeenstemt met een jaarlijkse structurele aanpassing van 0,5 % van het bbp. Op basis van de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie bestaat het risico dat in 2017 significant zal worden afgeweken van de aanbevolen aanpassing.

(8)

In het licht van zijn begrotingssituatie wordt in 2018 verwacht dat Roemenië zich verder zal aanpassen in de richting van zijn begrotingsdoelstelling op middellange termijn van een structureel tekort van 1 % van het bbp. Volgens de gezamenlijk overeengekomen aanpassingsmatrix in het kader van het stabiliteits- en groeipact, vertaalt die aanpassing zich in een vereiste dat de nominale groeivoet van netto overheidsuitgaven niet hoger ligt dan 4,3 %. Dat zou overeenkomen met een structurele aanpassing van 0,5 % van het bbp. Bij ongewijzigd beleid bestaat het gevaar dat in 2018 significant zal worden afgeweken van dat vereiste. Daarnaast wordt in de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie gerekend op een overheidstekort van 3,5 % en 3,7 % van het bbp voor respectievelijk 2017 en 2018, wat boven de referentiewaarde van 3 % van het bbp van het Verdrag ligt. Over het algemeen is de Raad van oordeel dat significante verdere maatregelen nodig zullen zijn vanaf 2017 om aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact te voldoen, in het licht van fel verslechterende budgettaire vooruitzichten, overeenkomstig de aanbeveling aan Roemenië van 16 juni 2017 met het oog op de correctie van de vastgestelde significante afwijking van het aanpassingstraject in de richting van de middellangetermijndoelstelling voor de begroting.

(9)

Het Roemeense begrotingskader is solide, maar wordt niet volledig gehandhaafd. De begroting 2016 vertrok van de middellangetermijndoelstelling van een structureel tekort van 1 % van het bbp in strijd met de tekortregel in het nationale begrotingskader. De begroting 2017 week verder af van de nationale begrotingsregels. In 2016 stuurden de Roemeense autoriteiten evenmin als de vorige jaren een update van de begrotingsstrategie aan het parlement vóór de statutair bepaalde deadline van augustus. Daardoor is de jaarlijkse begrotingsprocedure niet op basis van de begrotingsstrategie op middellange termijn verlopen.

(10)

Als gevolg van de comfortabele kapitaalbuffers en de toenemende winstgevendheid werd de banksector ook in 2016 gezonder. De Roemeense autoriteiten verbonden zich ertoe in 2018 een volledige doorlichting van de kwaliteit en een stresstest van de banksector uit te voeren. De wet over schuldbevrijding trad in mei 2016 in werking, maar de risico’s voor de banksector werden grotendeels verminderd door een arrest van het grondwettelijk hof dat rechtbanken moeten beoordelen of kredietnemers voldoen aan de wettelijke bepalingen inzake overmacht. De wet tot omzetting van leningen in Zwitserse frank, die in oktober 2016 door het parlement werd goedgekeurd, werd onlangs ongrondwettelijk verklaard. Met recurrente wetgevingsinitiatieven wordt de voorspelbaarheid van wetgeving nog steeds aangetast, met mogelijk negatieve gevolgen voor het investeerderssentiment.

(11)

Belastingontwijking komt in Roemenië veel voor, waardoor er minder belastingontvangsten zijn, de billijkheid van de belasting in het gedrang komt en de economie wordt ontwricht. Op het vlak van de landspecifieke aanbeveling om de belastingnaleving en -inning te verbeteren, heeft Roemenië beperkte vooruitgang geboekt. In 2016 werden de procedures voor btw-registratie en -terugbetaling gewijzigd, en een elektronisch kassasysteem dat in verbinding staat met de belastingdienst, zal in het hele land worden uitgerold. Vanaf 2017 is een speciaal stelsel van toepassing voor bijvoorbeeld de hotel- en cateringsector en andere gerelateerde bedrijfstakken, waarbij de rechten los van de inkomensschijf worden vastgesteld. Daarbovenop werden ook beperkingen goedgekeurd over zelfstandigen en familiebedrijven, om belastingontwijking te ontmoedigen. In 2016 werd vastgesteld dat de regels voor belastingaangiften en -betalingen veel beter werden nageleefd, maar de gezamenlijke belasting- en arbeidsinspecties en -audits konden geen betere resultaten boeken. De drempel voor de omzet in het belastingstelsel voor micro-ondernemingen werd aanzienlijk verhoogd, terwijl de belastingvoet werd verlaagd, zodat beter kon worden voldaan aan de belastingverplichtingen, hoewel dit ten koste ging van de inkomsten voor de begroting. De aanpak van de belastingregeling die zowel op bedrijfssectoren als bedrijfscategorieën is toegespitst, brengt het risico van administratieve lasten met zich mee, voor zowel de ondernemingen als de belastingdiensten, hetgeen niet bevorderlijk is voor een betere inning van de belastingen.

(12)

Het beschikbare inkomen van huishoudens (rekening houdende met de grootte van het huishouden) is erg ongelijk verdeeld, hetgeen nadelig is voor het potentieel voor duurzame en inclusieve groei. De rijkste 20 % van de bevolking heeft een inkomen dat acht keer hoger ligt dan dat van de armste 20 %. Deze verhouding is aanzienlijk hoger dan het Uniegemiddelde. Ongelijkheden zijn in grote mate het gevolg van ongelijke toegang tot gezondheidszorg, onderwijs, diensten en de arbeidsmarkt. Bovendien behoort het verschil in inkomensongelijkheid voor en na belastingen en sociale overdrachten tot de kleinste van de Unie. De sociale referentie-index, waarop de voornaamste sociale uitkeringen zijn gebaseerd, is sinds de invoering ervan in 2008 niet bijgewerkt. Zwartwerk, met inbegrip van lonen onder couvert, komt nog steeds veel voor en weegt op belastinginkomsten, ontwricht de economie en ondermijnt de billijkheid en doeltreffendheid van het belasting- en uitkeringsstelsel. Gezamenlijke nationale inspecties door de belastingdiensten en arbeidsinspecties werden uitgevoerd in het kader van een proefproject, maar hebben nog geen systeemeffecten teweeggebracht. De middelen zijn niet toegespitst op de sectoren met het grootste risico op belastingontwijking, de lonen onder couvert krijgen beperkte aandacht en dwangmaatregelen krijgen voorrang op preventieve maatregelen.

(13)

De arbeidsmarktresultaten verbeterden in 2016, toen de werkloosheidscijfers even laag waren als vóór de crisis. De beroepsbevolking krimpt verder als gevolg van de vergrijzende bevolking en hoge emigratiecijfers. De lage werkloosheidscijfers gaan gepaard met het hoogste percentage inactieven van de Unie. Het percentage jongeren, vrouwen, laagopgeleiden, mensen met een beperking, en in het bijzonder Roma, dat een baan heeft of actief is, ligt ver onder het Uniegemiddelde. Het aantal jongeren dat niet werkt en geen onderwijs of opleiding volgt, blijft hoog.

(14)

Hoewel het risico op armoede of sociale uitsluiting afneemt, was het zeer hoog, met name voor gezinnen met kinderen, mensen met een beperking, Roma en de plattelandsbevolking. In 2016 werd een uitgebreid armoedebestrijdingspakket goedgekeurd in het kader van een beleidswijziging in de richting van meer diensten voor specifieke bevolkingsgroepen. Het bevat een proefproject om in gemarginaliseerde gemeenschappen geïntegreerde diensten op te zetten. Een uitrol in het hele land zou de nu beperkte verstrekking van geïntegreerde diensten aanzienlijk verbeteren. Bij de tenuitvoerlegging van opeenvolgende landspecifieke aanbevelingen werd de wet op het minimale inclusie-inkomen goedgekeurd. De inwerkingtreding is gepland voor 2018. Het minimale inclusie-inkomen zorgt voor meer efficiëntie en dekking van de sociale bijstand. Passieve ondersteuning wordt gecombineerd met dwingende actieve arbeidsmarktmaatregelen en inspecties. Het activeringspotentieel ervan is echter beperkt, aangezien het doel is om tegen 2021 25 % van de begunstigden van maatregelen voor een actief arbeidsmarktbeleid te bereiken.

(15)

Het activeringsbeleid is in het kader van de hervorming van het nationale arbeidsbureau versterkt. De hervormingen houden onder meer ondersteuning op maat en geïntegreerde diensten voor werkzoekenden en werkgevers in. Aan het beter bereiken en helpen van jongeren die niet werken of geen onderwijs of opleiding volgen, wordt gewerkt. Nochtans blijft activeringsbeleid dat is toegespitst op de groepen die het verst van de arbeidsmarkt verwijderd zijn, beperkt, en zijn de onlangs voorgestelde activeringsmaatregelen niet langer gericht op deze specifieke groepen. De omvang van de maatregelen en hun verband met sociale diensten volstaan niet om de arbeidsparticipatie van met name deze groepen aanzienlijk te verbeteren.

(16)

Aan de toereikendheid van pensioenen en armoede op oudere leeftijd zit een genderdimensie, aangezien, als alle andere parameters gelijk blijven, lagere pensioenleeftijden voor vrouwen leiden tot lagere pensioenrechten. Roemenië is een van de weinige lidstaten die de pensioenleeftijd voor vrouwen niet gelijktrekken met die voor mannen. De wet om de pensioenleeftijd van mannen en vrouwen gelijk te trekken, werd in 2013 bij het parlement ingediend. Intussen heeft nog maar alleen de senaat de wet goedgekeurd.

(17)

Gezien de ontwikkelingen op het vlak van productiviteit, inkomensconvergentie en de concurrentiepositie van Roemenië moet bijzondere aandacht worden besteed aan loonsverhogingen bij de overheid en in de particuliere sector. Loonsverhogingen bij de overheid kunnen overslaan op de particuliere sector, waardoor het concurrentievermogen kan worden beïnvloed. Het Roemeense minimumloon is weliswaar nog steeds een van de laagste van de Unie, maar het is de afgelopen jaren aanzienlijk gestegen. Door ad-hocverhogingen van het minimumloon is het aantal werknemers dat het minimumloon verdient, aanzienlijk gestegen en was er recent een sterke samendrukking aan de onderkant van de loonstructuur. Bij de tenuitvoerlegging van een landspecifieke aanbeveling werd begin 2016 een driepartijenwerkgroep opgericht om een mechanisme uit te werken voor het bepalen van het minimumloon op basis van objectieve sociale en aan de economie en de arbeidsmarkt gerelateerde criteria. Die werkzaamheden liepen grote vertraging op en moeten op passende wijze worden voortgezet. De sociale dialoog blijft gekenmerkt door een gering bereik van het collectief overleg op sectoraal niveau en de institutionele zwaktes die de doeltreffendheid van de hervormingen inperken.

(18)

Voldoende basisvaardigheden zijn van essentieel belang om een goede, stabiele baan te vinden en te houden, en met succes deel te kunnen nemen aan het economische en sociale leven. Uit internationale enquêtes blijken Roemeense tieners ernstige tekorten te vertonen op het gebied van basisvaardigenheden. Een hoog percentage vroegtijdige schoolverlaters, een laag percentage hoogopgeleiden en hoge emigratiecijfers leiden tot een onderaanbod aan geschoold personeel. Toegang tot goed regulier onderwijs blijft beperkt in plattelandsgebieden en voor Roma-kinderen in het bijzonder. De moeilijkheid om goede leerkrachten te vinden in plattelandsgebieden en voor scholen met voornamelijk Roma-kinderen in combinatie met segregatie en vaak discriminerende houdingen, leidt ertoe dat Roma-kinderen lager opgeleid zijn. Na herhaalde landspecifieke aanbevelingen heeft Roemenië een strategie goedgekeurd over vroegtijdig schoolverlaten en is het die ook begonnen uit te voeren. Recente maatregelen zijn onder meer geïntegreerde interventies, een proefproject met warme maaltijden, betere vergoedingen voor pendelkosten en dienstencheques om het voorschoolse onderwijs van kinderen in armoede te stimuleren. Door de Unie gefinancierde maatregelen op basis van projecten om de kwaliteit van het onderwijs in kansarme scholen te verbeteren, zijn gepland voor het najaar 2017, en de — nog onvolledige — modernisering van de opleidingen is ingezet. De wetgeving tegen segregatie werd verbeterd, met onder meer een uitgebreider mandaat voor schoolinspecties op dit vlak. Een monitoringmethode ontbreekt echter nog steeds. Om duurzame vooruitgang te boeken op het vlak van de bestrijding van sociaaleconomische ongelijkheden in het onderwijs, moeten nog verdere stappen worden gezet. De jongerengarantie heeft vroegtijdige schoolverlaters slechts ten dele bereikt, en tweedekansprogramma’s zijn niet onmiddellijk beschikbaar. Het stelsel van beroepsonderwijs en beroepsopleidingen is niet voldoende afgestemd op de behoeften van de arbeidsmarkt, en de participatie in volwassenenonderwijs is zeer gering.

(19)

De Roemeense bevolking heeft te kampen met slechte gezondheidsresultaten. Toegankelijke en goede gezondheidszorg wordt gehinderd door een tekort aan zorgverstrekkers, onderfinanciering en overgebruik van ziekenhuizen, en corruptie, die met name mensen met een laag inkomen en uit plattelandsgebieden treft. Niet alleen informele betalingen aan zorgverstrekkers vallen onder corruptie, maar ook overheidsopdrachten in ziekenhuizen, verzekeringsfraude en omkooppraktijken voor attesten die recht geven op uitkeringen. Bij de tenuitvoerlegging van een landspecifieke aanbeveling en in het licht van een ex-antevoorwaarde voor de financieringsperiode 2014-2020 van de Unie, heeft Roemenië enige actie ondernomen om van intramurale naar extramurale zorg te gaan. Regionale gezondheidszorgplannen werden ontwikkeld om na te gaan welke infrastructuur en diensten nodig waren, en de uitvoering van de nationale gezondheidsstrategie wordt gemonitord. In overeenstemming met de nationale corruptiebestrijdingsstrategie 2016-2020 werd wetgeving goedgekeurd om het feedbacksysteem voor informele betalingen te hertekenen en werden de salarissen van zorgverstrekkers verhoogd. De corruptiebestrijdingsstrategie bestaat uit uitgebreide maatregelen in de gezondheidszorg, met inbegrip van de verantwoordingsplicht en de transparante aanwerving van ziekenhuismanagers. Toch zitten de versterking van gemeenschapszorg, ambulante zorg en doorverwijssystemen nog in de beginfase, komen informele betalingen nog veel voor, is de transparantie in het ziekenhuisbeheer nog niet gewaarborgd en moet een nationaal actieplan voor de gezondheidswerkers nog worden goedgekeurd.

(20)

Het administratieve en beleidsmakende vermogen wordt in Roemenië nog steeds gehinderd door schimmige procedures en besluitvorming, zware administratieve procedures, ontoereikend gebruik van goede bewijsstukken, zwakke coördinatie tussen de verschillende beleidssectoren, en wijdverspreide corruptie. De vooruitgang op het vlak van de hervorming van de overheidsdiensten blijft beperkt. De organisatiestructuren blijven onstabiel, hetgeen nadelig is voor de onafhankelijkheid en doeltreffendheid van de overheidsdiensten. In 2016 werden strategieën voor ambtenarenzaken goedgekeurd, maar de wetgeving bevat nog niet alle belangrijke doelstellingen, met name inzake objectieve criteria voor de aanwerving, beoordeling en bevordering van personeel. Voorgesteld wordt de salarisniveaus enigszins op elkaar af te stemmen, maar er is op centraal en lokaal niveau geen duidelijk verband tussen prestaties en beloning. De capaciteit en autoriteit van het Nationaal Agentschap van Ambtenaren moeten nog worden versterkt. Een aantal maatregelen inzake transparante beleidsvorming die in 2016 werden gestart, worden teruggedraaid. Strategische planning en effectbeoordeling van de wetgeving zijn nog niet sterk verankerd in de bestuurlijke praktijk.

(21)

Er is niet genoeg transportinfrastructuur en de kwaliteit ervan laat te wensen over, waardoor de economische ontwikkeling in Roemenië sterk wordt gehinderd. Om de hieraan gerelateerde gebreken aan te pakken heeft Roemenië, als antwoord op een landspecifieke aanbeveling, in het najaar 2016 een transportmasterplan goedgekeurd. Om de investeringen in wegeninfrastructuur te versnellen werd het beheer van infrastructuurinvesteringen uit de portefeuille van de overheidsdienst voor infrastructuur gehaald. In 2016 werd een orgaan opgericht voor de hervorming van de spoorwegen, dat tegen medio 2017 operationeel moet zijn.

(22)

Roemenië kende de jongste tijd een van de hoogste investeringsquotes van de Unie. Nochtans verminderde de overheidsinvestering in 2016, ook door een lage uitvoering van Uniemiddelen. Een hoge absorptiegraad en efficiënt gebruik van Uniemiddelen zijn cruciaal voor Roemenië om zijn ontwikkelingspotentieel aan te boren, met name in essentiële sectoren als transport of afvalverwerking. De kwaliteit van overheidsinvesteringen werd gehinderd door onder meer gebrekkig beheer en veranderende prioriteiten. Na een landspecifieke aanbeveling werd weinig vooruitgang geboekt met sterkere prioritering en voorbereiding van openbare investeringsprojecten. Sedert augustus 2016 moeten ministeries de investeringsprioriteiten in overweging nemen bij hun uitgavenplannen, maar er werden geen andere stappen gezet om het ministerie van Financiën een sterkere rol te geven bij de prioritering van investeringen, noch voor een betere coördinatie tussen de ministeries van de voorbereiding van openbare investeringsprojecten. Het nationale plan afvalbeheer en het programma voor afvalpreventie, die eind 2016 werden verwacht, zijn nog niet goedgekeurd. Die plannen zijn ook nodig om het beheer en de versterkte handhaving te verbeteren om nationale en Uniemiddelen te kanaliseren, zodat de Unienormen inzake milieu worden gebruikt.

(23)

Efficiënte overheidsopdrachten zijn cruciaal om strategische doelstellingen te bereiken en belangrijke beleidsvraagstukken aan te pakken, zoals efficiënte overheidsuitgaven, de modernisering van de overheidsdiensten, de strijd tegen corruptie en het stimuleren van innovatie en duurzame en inclusieve groei. Ook voor het vertrouwen van de burger in de overheid en de democratie zijn die cruciaal. Roemenië heeft onlangs stappen gezet om de strategie en het actieplan inzake overheidsopdrachten uit te voeren. Als follow-up op de wet op de overheidsopdrachten, die sinds mei 2016 in werking is getreden, werd in juni 2016 uitvoeringswetgeving inzake overheidsopdrachten en opdrachten in de sectoren van de nutsvoorzieningen goedgekeurd, en werd eind 2016 de afgeleide wetgeving inzake concessieovereenkomsten goedgekeurd; de nationale agenda voor overheidsopdrachten waarborgt corruptiepreventie en -controle. Toch zijn een aantal cruciale maatregelen nog hangende, zoals versterkte controles en andere corruptiebestrijdingsmaatregelen, de volledige uitvoering van e-overheidsopdrachten en de opleiding van ambtenaren voor overheidsopdrachten.

(24)

Ruim 45 % van de Roemeense bevolking woont op het platteland, dat op het vlak van werkgelegenheid en onderwijs, toegang tot diensten en infrastructuur, en materieel welzijn een grote achterstand kent in vergelijking met stedelijke gebieden. Na een landspecifieke aanbeveling om geïntegreerde overheidsdiensten toegankelijker te maken, de basisinfrastructuur uit te breiden en economische diversificatie te bevorderen, meer bepaald in plattelandsgebieden, heeft Roemenië in 2016 een uitgebreide reeks maatregelen goedgekeurd op het vlak van plattelandsontwikkeling, modernisering van kleine boerderijen, ondersteuning voor niet-agrarische kleine en middelgrote ondernemingen, investeringen in infrastructuur, met inbegrip van sociale diensten en onderwijs, en formele werkgelegenheid. Het langetermijnsucces van die maatregelen hangt af van de capaciteit om de proefprojecten op grotere schaal uit te rollen en de beschikbare Uniemiddelen gericht te kunnen gebruiken en te absorberen.

(25)

Staatsbedrijven spelen een belangrijke rol in de economie, met name in cruciale infrastructuursectoren. Door tekortkomingen bij het beheer van die staatsbedrijven ligt hun winstgevendheid lager dan die van vergelijkbare particuliere ondernemingen, hetgeen negatieve gevolgen heeft voor de overheidsfinanciën. Bij de tenuitvoerlegging van een landspecifieke aanbeveling heeft Roemenië aanzienlijke vooruitgang geboekt met de corporate governance van staatsbedrijven. De aanvullende regelgeving bij de wetgeving inzake corporate governance bij staatsbedrijven werd in het najaar 2016 vlot goedgekeurd. Het wetgevingskader volgt de internationale goede praktijken inzake transparantie bij de benoeming van bestuurders en het management van staatsbedrijven, en geeft het ministerie van Financiën specifieke bevoegdheden op het gebied van toezicht en handhaving. Er werden eveneens maatregelen getroffen om lokale autoriteiten vertrouwd te maken met de nieuwe regels, en begrotingsinformatie over staatsbedrijven werd openbaar gemaakt. Vertragingen bij de benoeming van professionele managers leiden echter tot bezorgdheid over de toekomstige tenuitvoerlegging.

(26)

Het concurrentievermogen van Roemenië heeft te lijden gehad onder tekortkomingen in niet-kostengerelateerde aspecten van het concurrentievermogen en structurele belemmeringen bij de overgang naar een economie met hogere toegevoegde waarde, waaronder ingewikkelde administratieve procedures. Bij de tenuitvoerlegging van een landspecifieke aanbeveling van 2016 keurde Roemenië wetgeving goed om administratieve procedures te vereenvoudigen en de relatie tussen burgers en overheidsdiensten te faciliteren, zij het slechts voor een beperkt aantal procedures.

(27)

Corruptie blijft op alle niveaus bestaan en hindert het ondernemerschap nog steeds. Roemenië heeft aanzienlijke vooruitgang geboekt met een groot deel van de hervorming van het rechtsstelsel en met de aanpak van corruptie op hoog niveau. Er zijn echter nog cruciale stappen nodig om de hervormingen duurzaam en onomkeerbaar te maken. Enige vooruitgang werd geboekt met de ontwikkeling van verdere maatregelen om corruptie te voorkomen en te bestrijden, met name binnen lokale overheden, maar wat betreft de daadwerkelijke uitvoering van de nationale anticorruptiestrategie van 2016 blijven nog aanzienlijke uitdagingen bestaan. Er zijn inspanningen nodig om de eerbiediging van de onafhankelijkheid van het gerecht in het Roemeense openbaar bestuur te garanderen, de hervormingen van het strafwetboek en het burgerlijk wetboek te voltooien en de efficiënte uitvoering van uitspraken van rechtbanken te waarborgen. In het kader van het samenwerkings- en toetsingsmechanisme krijgt Roemenië aanbevelingen op het gebied van justitiële hervormingen en corruptiebestrijding. Die beleidsterreinen komen dus niet aan bod in de landspecifieke aanbevelingen voor Roemenië.

(28)

In de context van het Europees Semester 2017 heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Roemenië verricht. Die analyse is gepubliceerd in het landverslag 2017. Voorts heeft de Commissie zowel het convergentieprogramma 2017 als het nationale hervormingsprogramma 2017 doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in de voorgaande jaren tot Roemenië zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar begrotings- en sociaaleconomisch beleid in Roemenië, maar is zij ook nagegaan of de Unieregels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op Unieniveau in toekomstige nationale besluiten.

(29)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma 2017 onderzocht en zijn advies (7) daarover is met name in onderstaande aanbeveling 1 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Roemenië in 2017 en 2018 de volgende actie onderneemt:

1.

In 2017 voldoen aan de Aanbeveling van de Raad van 16 juni 2017 met het oog op de correctie van de vastgestelde significante afwijking van het aanpassingstraject in de richting van de middellangetermijndoelstelling voor de begroting in Roemenië. In 2018 een aanzienlijke begrotingsinspanning leveren overeenkomstig de vereisten van het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact. De toepassing van het begrotingskader garanderen. De naleving van de belastingwetgeving en de inning van belastingen versterken. Zwartwerk bestrijden, onder meer door systematisch gebruik te maken van geïntegreerde controles.

2.

Doelgericht activeringbeleid en geïntegreerde overheidsdiensten ondersteunen, met aandacht voor diegenen die het verst van de arbeidsmarkt afstaan. Wetgeving goedkeuren waarmee de pensioenleeftijd voor mannen en vrouwen wordt gelijkgetrokken. In overleg met de sociale partners een transparant mechanisme ter bepaling van het minimumloon vaststellen. Toegang tot goed regulier onderwijs verbeteren, met name voor Roma en kinderen in plattelandsgebieden. In de gezondheidszorg overstappen naar ambulante zorg en informele betalingen inperken.

3.

Wetgeving goedkeuren om de professionaliteit en de onafhankelijkheid van het ambtenarenapparaat op basis van objectieve criteria te waarborgen. Openbare investeringsprojecten beter prioriteren en voorbereiden. De volledige en duurzame uitvoering van de nationale strategie inzake overheidsopdrachten waarborgen.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

T. TÕNISTE


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(3)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(4)  Conjunctuurgezuiverd begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, herberekend door de Commissie volgens de gezamenlijk overeengekomen methode.

(5)  Aanbeveling van de Raad van 16 juni 2017 met het oog op de correctie van de vastgestelde significante afwijking van het aanpassingstraject in de richting van de middellangetermijndoelstelling voor de begroting in Roemenië (PB C 216 van 6.7.2017, blz. 1).

(6)  De netto-overheidsuitgaven bestaan uit de totale overheidsuitgaven exclusief rente-uitgaven, uitgaven in het kader van programma’s van de Unie die volledig met inkomsten uit fondsen van de Unie worden gefinancierd, en niet-discretionaire veranderingen in de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen. Nationaal gefinancierde bruto-investeringen in vaste activa worden gespreid over een periode van vier jaar. Discretionaire inkomstenmaatregelen of bij wet geregelde inkomstenstijgingen zijn meegerekend. Eenmalige maatregelen aan zowel de inkomsten- als de uitgavenzijde worden uitgevlakt.

(7)  Op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


9.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 261/105


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 11 juli 2017

over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Slovenië en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van Slovenië

(2017/C 261/23)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 16 november 2016 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2017 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 16 november 2016 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Slovenië heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen, die op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad is bekrachtigd. Op 21 maart 2017 heeft de Raad de Aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone („aanbeveling voor de eurozone”) vastgesteld (3).

(2)

Als lidstaat die de euro als munt heeft en in het licht van de grote onderlinge verwevenheid tussen de economieën van de Economische en Monetaire Unie, dient Slovenië ervoor te zorgen dat volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven aan de aanbeveling voor de eurozone, zoals weergegeven in de onderstaande aanbevelingen 1 en 3.

(3)

Op 22 februari 2017 is het landverslag 2017 voor Slovenië gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Slovenië bij de tenuitvoerlegging van de op 12 juli 2016 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede het gevolg dat is gegeven aan de landspecifieke aanbevelingen die in de jaren voordien werden goedgekeurd, en de vooruitgang die Slovenië in de richting van zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt. Het landverslag bevatte ook een op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerde diepgaande evaluatie, waarvan de uitkomsten ook op 22 februari 2017 zijn gepubliceerd. Op basis van haar analyse concludeerde de Commissie dat Slovenië met macro-economische onevenwichtigheden wordt geconfronteerd. Zwakke punten in de banksector, de schuldenlast van vennootschappen en budgettaire risico’s zijn met name kwetsbare aspecten. Dankzij de hervattende groei nemen de bestaande onevenwichtigheden in de volumes geleidelijk af. Bij de ondernemingen is de schuldenlast fors afgebouwd, en particuliere investeringen (ook in de vorm van buitenlandse directe investeringen) trekken weer aan, al blijft de hoeveelheid inkomende buitenlandse directe investeringen laag vergeleken met vergelijkbare landen in de regio. De overheidsschuld bereikte in 2015 een piek en voor de komende jaren wordt een neerwaartse aanpassing verwacht. Vooruitgang bij de herstructurering van de banksector ging gepaard met een snel afnemend percentage oninbare leningen, een trend die zich naar verwachting zal doorzetten. De regering heeft de nodige maatregelen genomen om de banksector te consolideren en te herstructureren en om de governance van overheidsbedrijven te verbeteren. Niettemin zijn verdere beleidsmaatregelen nodig om de schulden van de ondernemingen en de resterende zwakke punten van de financiële sector aan te pakken, om zo de overheidsfinanciën op lange termijn houdbaar te maken en het ondernemingsklimaat te verbeteren.

(4)

Slovenië heeft op 28 april 2017 zijn stabiliteitsprogramma 2017 en op 3 mei 2017 zijn nationaal hervormingsprogramma 2017 ingediend. Teneinde met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(5)

De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering voor de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de betrokken programma’s te evalueren en wijzigingen voor te stellen, wanneer dit nodig is om de uitvoering van betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere gegevens verstrekt over de wijze waarop zij gebruik zal maken van die bepaling in richtsnoeren over de toepassing van de maatregelen die de doeltreffendheid van de ESI-fondsen in verband brengen met gezond economisch bestuur.

(6)

Slovenië is momenteel onderworpen aan het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact en aan de overgangsregel voor de schuld. In haar stabiliteitsprogramma 2017 voorziet de regering dat het nominale tekort in 2017 zal verbeteren tot 0,8 % van het bbp en dat vervolgens een overschot van 0,4 % van het bbp in 2020 zal worden geboekt. De begrotingsdoelstelling op middellange termijn — begroting die structureel in evenwicht is, hetgeen niet in overeenstemming is met de vereisten van het stabiliteits- en groeipact — zal naar verwachting worden bereikt tegen 2020. Op basis van het herberekende (5) structurele saldo zou de begrotingsdoelstelling op middellange termijn niet worden gehaald binnen de looptijd van de programmaperiode. Volgens het stabiliteitsprogramma 2017 zal de overheidsschuldquote naar verwachting dalen tot 77,0 % van het bbp in 2017 en verder tot 67,5 % van het bbp in 2020. Het macro-economische scenario dat aan die begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is plausibel. Tezelfdertijd zijn de maatregelen die nodig zijn om vanaf 2017 de geplande doelstellingen te ondersteunen, niet voldoende gespecificeerd.

(7)

In het stabiliteitsprogramma 2017 wordt aangegeven dat de gevolgen voor de begroting van de uitzonderlijke toestroom van vluchtelingen in 2016 en 2017 aanzienlijk zijn en wordt er afdoende bewijs geleverd voor de omvang en de aard van die extra kosten voor de begroting. De in aanmerking komende extra uitgaven voor de uitzonderlijke toestroom van vluchtelingen bedroegen volgens de Commissie in 2016 0,07 % van het bbp. Dit bedrag is ongewijzigd ten opzichte van het ontwerpbegrotingsplan 2017 waarin de prognoses voor het stabiliteitsprogramma 2016 werden bevestigd. Voor 2017 was in het stabiliteitsprogramma een verzoek voor 0,07 % van het bbp opgenomen, waarbij de incrementele impact door de Commissie wordt geraamd op 0,01 % van het bbp. Op grond van de bepalingen van artikel 5, lid 1, en artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97 worden deze extra uitgaven toegestaan, voor zover de toestroom van vluchtelingen en maatregelen in verband met veiligheid een buitengewone gebeurtenis zijn, de gevolgen ervan voor de Sloveense overheidsfinanciën significant zijn en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën niet in gevaar wordt gebracht wanneer een tijdelijke afwijking van het aanpassingstraject in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn wordt toegestaan. Daarom is de vereiste aanpassing in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn voor 2016 naar beneden bijgesteld om rekening te houden met de extra kosten voor de begroting. Wat 2017 betreft, zal in het voorjaar van 2018 een definitieve beoordeling, met inbegrip van de in aanmerking komende bedragen, worden gemaakt op grond van de feitelijk waargenomen gegevens die de Sloveense autoriteiten zullen verstrekken.

(8)

Op 12 juli 2016 heeft de Raad Slovenië aanbevolen in 2017 een jaarlijkse budgettaire aanpassing van ten minste 0,6 % van het bbp te realiseren in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn. Op basis van de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie bestaat het risico dat in 2017 enigszins zal worden afgeweken van de aanbevolen begrotingsaanpassing.

(9)

In 2018 wordt verwacht dat Slovenië zich in het licht van zijn begrotingssituatie en in het bijzonder zijn schuldniveau verder zal aanpassen in de richting van een passende begrotingsdoelstelling op middellange termijn. Volgens de gezamenlijk overeengekomen aanpassingsmatrix in het kader van het stabiliteits- en groeipact, komt die aanpassing neer op een vereiste dat de nominale groeivoet van netto overheidsuitgaven (6) niet hoger ligt dan 0,6 %. Dat zou overeenkomen met een structurele aanpassing van 1 % van het bbp. Bij ongewijzigd beleid bestaat het gevaar dat in 2018 significant zal worden afgeweken van deze vereiste. De verwachting is dat Slovenië in 2017 en 2018 aan de schuldregel zal voldoen. Over het algemeen is de Raad van oordeel dat Slovenië bereid moet zijn om in 2017 verdere maatregelen te nemen en dat in 2018 verdere maatregelen nodig zullen zijn om te voldoen aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact. Op grond van Verordening (EG) nr. 1466/97 moet bij de beoordeling van de begrotingsplannen en -resultaten echter rekening worden gehouden met het begrotingssaldo van de lidstaat in het licht van het conjunctuurklimaat. Zoals is herhaald in de mededeling van de Commissie over het Europees Semester 2017 waarvan deze landspecifieke aanbevelingen vergezeld gaan, moeten de beoordeling van het ontwerpbegrotingsplan 2018 en de daaropvolgende beoordeling van de begrotingsresultaten 2018 terdege rekening houden met de doelstelling om een begrotingskoers te bereiken die zowel bijdraagt aan het versterken van het huidige herstel als aan het waarborgen van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën van Slovenië. In die context neemt de Raad er akte van dat de Commissie voornemens is een algehele evaluatie in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97 uit te voeren, in het bijzonder in het licht van de conjuncturele situatie van Slovenië. In het specifieke geval van Slovenië bestaat echter significante onzekerheid over de conjuncturele situatie wegens de bijzonder sterke economische recessie in 2008-2013 en de aanzienlijke structurele hervormingen en hervormingen in de financiële sector die in uitvoering zijn.

(10)

De in juli 2015 aangenomen wet inzake de budgettaire regels voorziet in een begrotingskader op middellange termijn voor de overheid. Om deze wet operationeel te maken, zijn bepaalde wijzigingen van de wet inzake de overheidsfinanciën noodzakelijk. Aanvankelijk had de regering zich ertoe verbonden de herziene wet op de overheidsfinanciën goed te keuren binnen zes maanden na de goedkeuring van de wet inzake de budgettaire regels. Deze termijn is evenwel herhaaldelijk verlengd en de herziene wet is momenteel nog niet voor bespreking bij het parlement ingediend. De herziene wet op de overheidsfinanciën is een van de rechtsinstrumenten om Richtlijn 2011/85/EU van de Raad (7) om te zetten in nationale wetgeving. De lidstaten waren verplicht deze richtlijn tegen einde 2013 om te zetten. De leden van de begrotingsraad zijn op 21 maart 2017 benoemd.

(11)

De hoge overheidsschuld ten belope van 79,7 % van het bbp in 2016 maakt de Sloveense overheidsfinanciën kwetsbaar. De bevolking van Slovenië vergrijst sneller dan in de meeste lidstaten. Slovenië heeft af te rekenen met hoge risico’s voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn; de indicator voor het houdbaarheidstekort op lange termijn is immers de hoogste van alle lidstaten, als gevolg van de verwachte stijging van de overheidsuitgaven in verband met pensioenen, gezondheidszorg en langdurige zorg.

(12)

De regering heeft voorstellen ingediend voor de hervorming van de gezondheidszorg. In februari 2017 vond een openbare raadpleging plaats over het ontwerp van de wet gezondheidszorg en zorgverzekering, die de hoeksteen vormt van de hervorming. De indiening van het ontwerp bij de nationale assemblee is gepland voor de zomer 2017. De naleving van het beoogde tijdschema is essentieel en moet het mogelijk maken dat de wet nog in 2017 in werking treedt. In december 2016 zijn de voorstellen tot wijziging van de wet op de gezondheidszorg en de wet op de patiëntenrechten ingediend en is de nieuwe wet op de apotheken goedgekeurd. De resterende knelpunten hebben betrekking op het beheer en de prestatie van de ziekenhuizen, eerstelijnszorg als poortwachter voor intramurale zorg, betalingssystemen van ziekenhuizen, evaluaties van gezondheidstechnologie en informatiesystemen. Voorts blijven de voordelen van gecentraliseerde overheidsopdrachten voor de inkoop van geneesmiddelen en diensten grotendeels onbenut. Een nieuwe gecentraliseerde overheidsopdracht voor de inkoop van geneesmiddelen wordt momenteel voorbereid en kan bijdragen tot transparantere en kostenefficiëntere overheidsopdrachten. Vooruitgang boeken op gebied van de hervorming van langdurige zorg is ook een aanzienlijke uitdaging. Tot op heden is er geen geïntegreerd stelsel voor langdurige zorg in Slovenië. Een proefproject voor het bepalen van de behoeften aan langdurige zorg wordt momenteel voorbereid.

(13)

In april 2016 heeft de regering een witboek over het pensioenstelsel goedgekeurd en is zij van start gegaan met een openbare raadpleging over de toekomst van het pensioenstelsel. Concrete wetgevingsvoorstellen ontbreken evenwel nog steeds. Uitdagingen voor de toekomst zijn de houdbaarheid en de toereikendheid van het pensioenstelsel op lange termijn te garanderen door de wettelijke pensioenleeftijd aan te passen aan de gestegen levensverwachting en een latere pensionering te bevorderen, de dekking van de aanvullende pensioenregelingen te stimuleren en verschillende beroepsloopbanen adequaat aan te pakken en het risico op armoede onder ouderen te verminderen.

(14)

De sociale en arbeidsmarkttendensen beginnen te verbeteren. De creatie van banen is goed op gang gekomen en de werkloosheid blijft dalen. Het percentage personen dat risico op armoede of sociale uitsluiting loopt, is afgenomen, maar blijft boven het Uniegemiddelde voor de ouderen. De verbeterde arbeidsmarktomstandigheden bieden kansen op werk voor oudere werknemers, maar de arbeidsparticipatie van deze oudere werknemers blijft laag. Op pensioen gaan door een beroep te doen op het werkloosheidsverzekeringsstelsel is de laatste jaren steeds gangbaarder geworden. De langdurige werkloosheid blijft boven het niveau van vóór de crisis en langdurig werklozen vertegenwoordigen nog steeds meer dan de helft van alle werklozen. Meer dan 40 % van alle langdurig werklozen is ouder dan 50 en bijna de helft van hen is al langer dan twee jaar werkloos. Een analyse en een actieplan dat gericht is op het verhogen van de arbeidsparticipatie van oudere werknemers is voorbereid en besproken met de sociale partners. Een tijdige tenuitvoerlegging van het actieplan kan bijdragen tot het verbeteren van de activering van oudere werknemers. De arbeidsparticipatie van laaggeschoolde werknemers blijf laag en is aanzienlijk lager dan het niveau van vóór de crisis en dan het Uniegemiddelde. Met het in januari 2016 aangenomen plan voor de uitvoering van een actief arbeidsmarktbeleid wordt de huidige aanpak voortgezet, waarbij de uitgaven op dit beleidsterrein gering blijven. Oudere en laaggeschoolde werknemers zijn nog altijd ondervertegenwoordigd bij de maatregelen inzake een actief arbeidsmarktbeleid. Ondanks de in 2013 doorgevoerde hervorming blijft de segmentering van de arbeidsmarkt een uitdaging.

(15)

De oninbare leningen bevinden zich weliswaar nog steeds op een hoog niveau, maar vertonen wel een sterke daling. De Bank van Slovenië heeft een aantal maatregelen genomen die de banken stimuleren om hun oninbare leningen op een duurzame wijze af te bouwen. De druk op het vlak van schuldafbouw is beginnen af te nemen, maar de kredietstromen naar bedrijven blijven slinken. De voortgaande schuldreductie is ongelijk verdeeld over de individuele ondernemingen. Met de fusie van drie banken in 2016 is vooruitgang geboekt bij de consolidering en herstructurering van de banksector. Slovenië heeft zich ertoe verbonden om uiterlijk op 31 december 2017 ten minste 50 % van zijn aandelen in de grootste staatsbank te verkopen, en om uiterlijk op 31 december 2018 nog eens 25 % min één aandeel ervan te verkopen. De capaciteit van het agentschap voor het beheer van bankactiva om bedrijfsherstructureringen op te leggen wordt verder versterkt door de herzieningen van het wetgevingskader. Het percentage oninbare leningen is nog steeds hoog bij de kmo’s. Voor de aanpak van dit vraagstuk is met behulp van de Wereldbank een systematische benadering voor de sanering van oninbare leningen bij kmo’s uitgewerkt. Daarnaast heeft de regering ook een wet aangenomen voor het opzetten van een centraal kredietregister met het oog op een efficiënter risicobeheer en een verminderd risico op schuldenlast.

(16)

Toegang tot alternatieve financieringsbronnen voor kredietwaardige ondernemingen is nog steeds zeer beperkt. Het Sloveense ondernemingsfonds en de Slovenska izvozna in razvojna banka (SID bank) hebben vooral nieuwe schuldinstrumenten voor kmo’s ingevoerd, met inbegrip van maatregelen zoals microkredieten. Het Sloveense ondernemingsfonds heeft in 2016 een startkapitaalregeling in werking laten treden, waarop 50 kmo’s een beroep hebben gedaan. Andere alternatieve financieringsinstrumenten, inclusief durfkapitaal- en aandelenfinanciering, waarbij ook een beroep wordt gedaan op de ESI-fondsen, kunnen een belangrijke aanvullende financieringsbron vormen, maar blijven grotendeels onbenut.

(17)

De tenuitvoerlegging van de strategie 2015-2020 voor de ontwikkeling van de overheidsdiensten is op gang gekomen en enige vooruitgang is reeds geboekt. Bepaalde specifieke maatregelen, zoals het aannemen van de ambtenarenwet, hebben opnieuw vertraging opgelopen. Het regeringsprogramma voor de vermindering van de administratieve lasten zou tussen 2009 en 2015 naar schatting een totale besparing van 365 miljoen EUR hebben opgeleverd. Bijna 60 % van 318 maatregelen voor de vermindering van de administratieve lasten is verwezenlijkt. Particuliere investeringen worden evenwel nog steeds gehinderd door complexe en tijdrovende administratieve procedures, voornamelijk in de bouwsector en op het gebied van ruimtelijke ordening. Hoewel de efficiëntie en de kwaliteit van het justitiële stelsel verder zijn verbeterd, verstrijkt er nog steeds een lange tijd om eerste zittingen vast te leggen. Voorts kunnen vorderingen niet via elektronische weg worden ingediend. Ondanks de vaststelling van enkele essentiële hervormingen op het vlak van corruptiebestrijding, zoals het programma voor nultolerantie ten aanzien van corruptie, blijft de perceptie van corruptie negatief en lijkt zij bedrijfsbeslissingen te beïnvloeden. Nadat een begin van vooruitgang was geboekt bij de modernisering van de reglementering van beroepen, zijn de hervormingen vertraagd. Het opheffen van de belemmeringen in verband met de reglementering van beroepen zou de mededinging in de markten van deze beroepen bevorderen.

(18)

De staatsinmenging in de economie blijft hoog ondanks het privatiseringsprogramma dat in 2013 van start is gegaan. De overheid is de grootste werkgever, vermogensbeheerder en houder van bedrijfsschuld in Slovenië. In combinatie met een zwak ondernemingsbestuur heeft het feit dat een groot deel van de economie nog in handen is van de staat, aanzienlijke budgettaire en economische gevolgen. Deze worden geraamd op 13 miljard EUR of ongeveer een derde van het bbp in 2007-2014, hoofdzakelijk als gevolg van maatregelen voor de stabilisatie van de financiële sector en gederfde winsten van overheidsbedrijven ten opzichte van particuliere ondernemingen. De door een nieuw systeem van corporate governance geschraagde overheidsbedrijven zijn betere resultaten beginnen te boeken, maar er blijven risico’s bestaan. Eind 2015 wezen de resultaten op een verbeterde winstgevendheid van de ondernemingen die vallen onder het beheer van de Sloveense overheidsholding, hoewel de in de beheerstrategie vastgestelde tussentijdse doelstelling niet werd gehaald. In januari 2017 keurde de regering een plan voor vermogensbeheer voor 2017 goed, dat voorzag in de kwantificering van de prestatie-indicatoren voor elk individueel overheidsbedrijf en een actualisering van een lijst van activa die voor afstoting in aanmerking kwamen. Tegelijkertijd is een herziening van de strategie voor het beheer van activa, die in 2015 voor het eerst door het parlement is goedgekeurd, nog steeds lopende, waarbij de regering haar besluit tot de tweede helft van 2017 heeft uitgesteld. Hoewel eind februari 2017 een nieuwe voorzitter van de raad van bestuur is benoemd, is de volledige raad van toezicht momenteel nog niet geïnstalleerd.

(19)

In de context van het Europees Semester 2017 heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Slovenië verricht. De analyse is gepubliceerd in het landverslag 2017. Voorts heeft zij zowel het stabiliteitsprogramma 2017 als het nationale hervormingsprogramma 2017 doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Slovenië zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar begrotings- en sociaaleconomisch beleid in Slovenië, maar is zij ook nagegaan of de Unieregels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op Unieniveau in toekomstige nationale besluiten.

(20)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2017 onderzocht en zijn advies (8) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

(21)

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma 2017 en het stabiliteitsprogramma 2017 onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in de onderstaande aanbevelingen 1 en 3 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Slovenië in 2017 en 2018 de volgende actie onderneemt:

1.

Een aanzienlijke begrotingsinspanning leveren in 2018 overeenkomstig de vereisten van het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak van het versterken van het huidige herstel en van het waarborgen van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën van Slovenië. De voorgestelde hervorming van de gezondheidszorg goedkeuren en uitvoeren en de voorgenomen hervorming van de langdurige zorg goedkeuren, hetgeen moet resulteren in een verhoging van de kosteneffectiviteit, de toegankelijkheid en de kwaliteit van de zorg. Het potentieel van gecentraliseerde inkoop in de gezondheidssector volledig benutten. De noodzakelijke maatregelen nemen om de houdbaarheid en de toereikendheid van het pensioenstelsel op de lange termijn te garanderen.

2.

Meer inspanningen leveren om de inzetbaarheid van laaggeschoolde en oudere werknemers te vergroten, onder meer via gerichte maatregelen voor een leven lang leren en activering.

3.

De financieringsvoorwaarden verbeteren, onder meer door een duurzame afwikkeling van oninbare leningen en toegang tot alternatieve financieringsbronnen te bevorderen. Zorgen voor de volledige uitvoering van de strategie van het agentschap voor het beheer van bankactiva. De administratieve lasten voor het bedrijfsleven verminderen die voortvloeien uit voorschriften inzake ruimtelijke ordening en bouwvergunningen en goed bestuur van de overheidsbedrijven garanderen.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

T. TÕNISTE


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  PB C 92 van 24.3.2017, blz. 1.

(4)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(5)  Conjunctuurgezuiverd saldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, dat door de Commissie is herberekend volgens de gezamenlijk overeengekomen methode.

(6)  De netto-overheidsuitgaven omvatten de totale overheidsuitgaven zonder rekening te houden met rente-uitgaven, uitgaven in het kader van programma’s van de Unie die volledig met inkomsten uit fondsen van Unie worden gefinancierd en niet-discretionaire veranderingen in de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen. Nationaal gefinancierde bruto-investeringen in vaste activa zijn gespreid over een periode van vier jaar. Er wordt rekening gehouden met discretionaire inkomstenmaatregelen of bij wet verplicht gestelde inkomstenstijgingen. Eenmalige maatregelen aan zowel de inkomsten- als de uitgavenzijde worden uitgevlakt.

(7)  Richtlijn 2011/85/EU van de Raad van 8 november 2011 tot vaststelling van voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 41).

(8)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


9.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 261/110


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 11 juli 2017

over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Slowakije en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van Slowakije

(2017/C 261/24)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 16 november 2016 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2017 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 16 november 2016 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2) ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Slowakije niet heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen, die op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad is bekrachtigd. Op 21 maart 2017 heeft de Raad de Aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone („aanbeveling voor de eurozone”) vastgesteld (3).

(2)

Als lidstaat die de euro als munt heeft en in het licht van de grote onderlinge verwevenheid tussen de economieën van de Economische en Monetaire Unie, dient Slowakije ervoor te zorgen dat volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven aan de aanbeveling voor de eurozone, zoals weergegeven in de onderstaande aanbevelingen 1 en 2.

(3)

Op 22 februari 2017 is het landverslag 2017 voor Slowakije gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Slowakije bij de tenuitvoerlegging van de op 12 juli 2016 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede het gevolg dat is gegeven aan de landspecifieke aanbevelingen die in de jaren voordien werden goedgekeurd, en de vooruitgang die Slowakije in de richting van zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt.

(4)

Op 26 april 2017 heeft Slowakije zijn nationale hervormingsprogramma 2017 en zijn stabiliteitsprogramma 2017 ingediend. Teneinde met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(5)

De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de lidstaten voor de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de betrokken programma’s te evalueren en wijzigingen voor te stellen, wanneer dit nodig is om de uitvoering van betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere gegevens verstrekt over de wijze waarop zij gebruik zal maken van die bepaling in richtsnoeren over de toepassing van de maatregelen die de doeltreffendheid van de ESI-fondsen koppelen aan gezond economisch bestuur.

(6)

Slowakije valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact. In haar stabiliteitsprogramma 2017 gaat de regering uit van een verbetering van het nominale tekort tot 1,3 % van het bbp in 2017 en verder geleidelijk tot 0 % van het bbp in 2019 en 2020. Verwacht wordt dat de begrotingsdoelstelling op middellange termijn — een structureel tekort van 0,5 % van het bbp — voor eind 2018 wordt gerealiseerd. Volgens het stabiliteitsprogramma 2017 zal de overheidsschuldquote naar verwachting geleidelijk afnemen tot 46 % tegen 2020. Het macro-economische scenario dat aan die begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is plausibel.

(7)

Op 12 juli 2016 heeft de Raad Slowakije aanbevolen een jaarlijkse budgettaire aanpassing in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn te realiseren van ten minste 0,5 % van het bbp in 2017. Op basis van de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie is er een risico dat in 2017 enigszins zal worden afgeweken van die aanbeveling.

(8)

In 2018 wordt verwacht dat Slowakije zich, in het licht van zijn begrotingssituatie, verder zal aanpassen in de richting van zijn budgettaire middellangetermijndoelstelling van een structureel tekort van 0,5 % van het bbp. Volgens de in het kader van het stabiliteits- en groeipact gezamenlijk overeengekomen aanpassingsmatrix mag het nominale groeipercentage van de netto primaire overheidsuitgaven (5) daartoe niet meer dan 2,9 % bedragen. Dat zou overeenkomen met een structurele aanpassing van 0,5 % van het bbp. Bij ongewijzigd beleid bestaat het risico dat over de gehele periode 2017-2018 aanzienlijk zal worden afgeweken van die voorwaarde. Over het algemeen is de Raad van oordeel dat Slowakije klaar moet staan om verdere maatregelen te treffen om in 2017 aan de voorwaarden te voldoen, en dat in 2018 verdere maatregelen nodig zullen zijn om te voldoen aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact. Op grond van Verordening (EG) nr. 1466/97 moet bij de beoordeling van de begrotingsplannen en -resultaten echter rekening worden gehouden met de begrotingsbalans van de lidstaat in het licht van de conjuncturele omstandigheden. Zoals is herhaald in de mededeling van de Commissie over het Europees Semester 2017 waarvan deze landspecifieke aanbevelingen vergezeld gaan, moeten de beoordeling van het ontwerpbegrotingsplan 2018 en de daaropvolgende beoordeling van de begrotingsresultaten 2018 terdege rekening houden met de doelstelling om een begrotingskoers te bereiken die zowel bijdraagt aan het versterken van het huidige herstel als aan het waarborgen van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën van Slowakije. In die context neemt de Raad er akte van dat de Commissie voornemens is een algehele evaluatie in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97 uit te voeren, in het bijzonder in het licht van de conjuncturele situatie van Slowakije.

(9)

De overheidsfinanciën van Slowakije lopen op lange termijn nog steeds risico’s. De uitgaven voor gezondheidszorg blijven een risico vormen voor de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn aangezien een kostenefficiëntere gezondheidszorg in Slowakije een uitdaging blijft. Voor de rationalisering van ziekenhuiszorg en lagere kosten is een aantal stappen gezet, maar concrete resultaten zijn er nog niet. Uit de evaluatie van de uitgaven van 2016 blijkt waar besparingen mogelijk zijn. De vooruitgang in de praktijk om te komen tot een brede hervorming van zowel de gezondheidszorg als de gezondheidszorguitgaven heeft vertraging opgelopen doordat slechts moeizaam vorderingen worden gemaakt met de invoering van een diagnose-gerelateerd groepssysteem voor betalingen en de lancering van digitale gezondheidssystemen. Intussen wordt verwacht dat het tekort in het overheidspensioenstelsel op lange termijn zal verdubbelen, en de pensioenleeftijd in Slowakije behoort tot de laagste in de Unie. Recente aanpassingen van het pensioenstelsel waren voornamelijk punctueel en kortlopend.

(10)

Belastingontduiking en -ontwijking zijn afgenomen, en er worden inspanningen geleverd om de vrijwillige naleving te verhogen. Dankzij betere belastinginning werd de in het verleden nog grote btw-kloof verkleind. De vermindering van de btw-fraude lijkt ook positief voor het innen van de vennootschapsbelasting. De belastingdienst spitst zich toe op betere btw-naleving, met name via audits. Tegelijk worden andere activiteiten dan audits overwogen om de vrijwillige naleving van de belastingplicht te bevorderen.

(11)

Ondanks verbeteringen op de arbeidsmarkt ten gevolge van het robuuste economische herstel en de aanzienlijke schepping van banen, blijft de langdurige werkloosheid een probleem. De langdurige-werkloosheidsgraad blijft een van de hoogste in de Unie. Het gaat vooral om gemarginaliseerde Roma, laaggeschoolden en jongeren. Daarnaast zijn er hardnekkige regionale verschillen: de werkloosheidsgraad in het oosten van Slowakije is nog altijd dubbel zo hoog als in Bratislava. De participatiegraad op het gebied van een leven lang leren en tweedekansonderwijs blijft laag. Ondanks maatregelen om personen met een laag loon aan te moedigen aan het werk te gaan en de lopende hervorming van de publieke arbeidsbemiddelingsdiensten, is het nog steeds moeilijk individuele ondersteuning te introduceren voor langdurig werklozen en kwetsbare groepen, onder andere door de hoge werklast bij de arbeidsbemiddelingsdiensten. Met het Slowaakse actieplan voor de integratie van langdurig werklozen, dat grotendeels door het Europees Sociaal Fonds wordt gefinancierd, wordt getracht dit via een brede aanpak met gepersonaliseerde diensten op te lossen. Hierbij kan het gaan om gespecialiseerd advies, een nieuw profielbepalingssysteem, samenwerking met particuliere arbeidsbureaus en doelgerichte opleidingsprogramma’s die werkgevers hebben ontworpen op basis van de behoeften op de plaatselijke arbeidsmarkt. De participatie van Roma op de Slowaakse arbeidsmarkt blijft erg laag en neemt slechts traag toe. Hun geringe arbeidsparticipatie is onder meer te wijten aan het lage niveau van hun scholing en vaardigheden en aan discriminatie. De lage arbeidsparticipatie van vrouwen in de vruchtbare leeftijd is een afspiegeling van het lange ouderschapsverlof (tot drie jaar) dat zelden door mannen wordt opgenomen, het gebrek aan kinderopvang, vooral voor kinderen jonger dan drie jaar, en het feit dat er weinig gebruik wordt gemaakt van flexibele werktijdregelingen.

(12)

Het onderwijsstelsel is onvoldoende gericht op het verhogen van het economische potentieel van Slowakije. De onderwijsprestaties en het niveau van de basisvaardigheden blijven teleurstellend ten opzichte van internationale normen en zijn nog verslechterd in de periode 2012-2015. De regionale verschillen blijven bovendien groot. Slechte prestaties worden voornamelijk toegeschreven aan de grote invloed van de sociaaleconomische en etnische achtergrond van studenten, aan problemen met gelijkheid, toegang en inclusie, en aan het feit dat het beroep van leerkracht weinig aantrekkelijk is. Ondanks de loonsverhoging voor leerkrachten die in 2016 in twee stappen is doorgevoerd (4 % in januari en 6 % in september) en de nog geplande verhogingen voor de periode 2017-2020 is het beroep nog steeds weinig aantrekkelijk door de ongunstige loonvoorwaarden en de beperkte voortgezette lerarenopleiding, met name voor jongeren en inwoners van de meer ontwikkelde regio’s in het land. De recent goedgekeurde wetgeving tegen segregatie ten aanzien van de gemarginaliseerde Roma-gemeenschap moet nog volledig worden uitgevoerd om positieve verandering teweeg te kunnen brengen en de participatie van Roma in het reguliere onderwijs voor iedereen te verhogen, met bijzondere aandacht voor onderwijs en opvang voor jonge kinderen en voorschools onderwijs.

(13)

De overheidsdiensten in Slowakije worden gemoderniseerd, maar corruptie blijft een probleem. De perceptie van corruptie blijft hoog en hindert in belangrijke mate het ondernemingsklimaat. Controlemechanismen en het handhaven van anticorruptieregels blijken nog steeds onvoldoende, en beleidsinitiatieven over klokkenluiders en brievenbusmaatschappijen lijken niet voldoende om het probleem op te lossen. Bovendien voldoen de praktijken inzake overheidsopdrachten op veel vlakken niet aan de goede praktijken. Om het systeem voor overheidsopdrachten beter te kunnen beheren, worden voor het personeel opleidingsmaatregelen ontwikkeld. Belangenconflicten, op maat gesneden specificaties in aanbestedingen en een overdreven gebruik van op de laagste prijs gebaseerde toekenningscriteria blijven echter een punt van zorg en leiden tot weinig concurrentie op basis van kwaliteit. Doordat er nog steeds zwakke punten zijn in de aanbestedingsprocedures, blijft de toewijzing van overheidsmiddelen minder efficiënt.

(14)

Een geregeld wijzigend wetgevingskader maakt het voor bedrijven moeilijk en duur om te voldoen aan de wetgeving, en de wet- en regelgevingsprocedures en insolventieregelingen zijn vaak niet ondernemingsvriendelijk genoeg. Recent werd een interministeriële werkgroep voor ondernemerschap opgericht, onder leiding van de staatssecretaris van het ministerie van Economie. Deze werkgroep moet tegen juni 2017 maatregelen voorstellen om het ondernemingsklimaat te verbeteren. In de sector van de bedrijfsdiensten in Slowakije blijven hoge regelgevingsbarrières bestaan. Om dit probleem te verhelpen werden in januari 2017 specifieke richtsnoeren per beroepsgroep verstrekt in een mededeling van de Commissie over aanbevelingen inzake de hervorming van de reglementering voor professionele dienstverlening, als onderdeel van een pakket maatregelen om barrières in de dienstenmarkten aan te pakken.

(15)

Slowakije moet nog steeds zorgen voor meer efficiëntie, met onder meer een onafhankelijk justitieel apparaat, maar levert hiertoe wel al inspanningen. De bezorgdheid over de onafhankelijkheid en efficiëntie van de rechterlijke macht blijft echter bestaan. De overheidsdiensten gaan nog steeds gebukt onder inefficiëntie, ontoereikende capaciteit en versnippering. De goedkeuring in oktober 2015 van de strategie voor het beheer van de personele middelen en recenter van de ambtenarenwet zijn een positieve stap vooruit. De nieuwe, politiek onafhankelijke, Ambtenarenraad houdt toezicht op de tenuitvoerlegging van de beginselen van de ambtenarenwet en van de ethische code voor ambtenaren. Het ingewikkelde en ondoorzichtige regelgevingskader bemoeilijkt de betrekkingen tussen de belanghebbende partijen op de energiemarkt. Uit recente wijzigingen bij het bepalen van distributietarieven blijkt dat er nog steeds invloed vanuit de politiek en het bedrijfsleven wordt uitgeoefend. Verwacht wordt dat de energieprijsregulator minder onafhankelijk zal kunnen optreden na de goedkeuring van wetgeving waarmee de regering het exclusieve recht krijgt de voorzitter van de regulator te benoemen en de ministeries voor Economie en Milieu het recht krijgen deel te nemen aan de prijszetting.

(16)

In de context van het Europees Semester 2017 heeft de Commissie een brede analyse van het economisch beleid van Slowakije verricht. Die analyse is gepubliceerd in het landverslag 2017. Voorts heeft zij zowel het stabiliteitsprogramma 2017 als het nationale hervormingsprogramma 2017 doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Slowakije zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar begrotings- en sociaaleconomisch beleid in Slowakije, maar is zij ook nagegaan of de Unieregels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op Unieniveau in toekomstige nationale besluiten.

(17)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2017 onderzocht en zijn advies (6) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Slowakije in 2017 en 2018 de volgende actie onderneemt:

1.

Een aanzienlijke begrotingsinspanning leveren in 2018 overeenkomstig de vereisten van het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak van het versterken van het huidige herstel en van het waarborgen van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën van Slowakije. Het gezondheidszorgstelsel kosteneffectiever maken, onder meer door het doelmatigheidsprogramma uit te voeren.

2.

De activeringsmaatregelen voor kansarme groepen verbeteren, onder meer door het actieplan voor langdurig werklozen uit te voeren en geïndividualiseerde diensten en gerichte opleiding te bieden. Zorgen voor betere arbeidskansen voor vrouwen, met name door de uitbreiding van goede en betaalbare kinderopvang. De kwaliteit van het onderwijs verbeteren en de participatie van Roma in het reguliere onderwijs voor iedereen verhogen.

3.

De concurrentie en transparantie in procedures voor overheidsopdrachten verbeteren en de strijd tegen corruptie opvoeren door de bestaande wetgeving krachtiger te handhaven. Een breed plan goedkeuren en uitvoeren om administratieve en regelgevingsbarrières voor ondernemingen aan te pakken. Het justitieel apparaat efficiënter maken, met inbegrip van een vermindering van de duur van civiel- en handelsrechtelijke zaken.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

T. TÕNISTE


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(3)  PB C 92 van 24.3.2017, blz. 1.

(4)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(5)  De netto-overheidsuitgaven bestaan uit de totale overheidsuitgaven exclusief rente-uitgaven, uitgaven in het kader van programma’s van de Unie die volledig met inkomsten uit fondsen van Unie worden gefinancierd en niet-discretionaire veranderingen in de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen. Nationaal gefinancierde bruto-investeringen in vaste activa worden gespreid over een periode van vier jaar. Er wordt rekening gehouden met discretionaire inkomstenmaatregelen of bij wet verplicht gestelde inkomstenstijgingen. Eenmalige maatregelen aan zowel de inkomsten- als de uitgavenzijde worden uitgevlakt.

(6)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


9.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 261/114


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 11 juli 2017

over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Finland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2017 van Finland

(2017/C 261/25)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 16 november 2016 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2017 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 16 november 2016 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Finland heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen, die op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad is bekrachtigd. Op 21 maart 2017 is de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone („aanbeveling voor de eurozone”) (3) door de Raad aangenomen.

(2)

Als lidstaat die de euro als munt heeft en in het licht van de grote onderlinge verwevenheid tussen de economieën van de Economische en Monetaire Unie, dient Finland ervoor te zorgen dat volledig en tijdig uitvoering wordt gegeven aan de aanbeveling voor de eurozone, zoals weergegeven in de aanbevelingen 1 en 2 hieronder.

(3)

Op 22 februari 2017 is het landverslag 2017 voor Finland gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Finland bij de tenuitvoerlegging van de op 12 juli 2016 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede het gevolg dat is gegeven aan de landspecifieke aanbevelingen die in eerdere jaren werden goedgekeurd, en de vooruitgang die Finland in de richting van zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt. Het landverslag bevatte ook een op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerde diepgaande evaluatie, waarvan de resultaten ook op 22 februari 2017 werden gepubliceerd. Op basis van haar analyse concludeerde de Commissie dat Finland niet met macro-economische onevenwichtigheden wordt geconfronteerd.

(4)

Op 28 april 2017 heeft Finland zijn nationale hervormingsprogramma 2017 en zijn stabiliteitsprogramma 2017 ingediend. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(5)

De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de betrokken programma’s te evalueren en wijzigingen voor te stellen, wanneer dit nodig is om de uitvoering van betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere gegevens verstrekt over de wijze waarop zij gebruik zal maken van die bepaling in richtsnoeren over de toepassing van de maatregelen die de doeltreffendheid van de ESI-fondsen koppelen aan gezond economisch bestuur.

(6)

Finland valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact en is onderworpen aan de schuldregel. In haar stabiliteitsprogramma 2017 gaat de regering uit van een verslechtering van het nominale saldo van -1,9 % van het bbp in 2016 tot -2,3 % in 2017, gevolgd door een gestage verbetering daarna tot -0,2 % in 2020. De begrotingsdoelstelling op middellange termijn — een structureel tekort van 0,5 % van het bbp — wordt naar verwachting bereikt vanaf 2019. Op basis van het herberekende (5) structurele saldo zal de begrotingsdoelstelling op middellange termijn pas worden bereikt vanaf 2020. Volgens het stabiliteitsprogramma 2017 zou de overheidsschuldquote in 2017 pieken op 64,7 %, en daarna dalen tot 62,7 % in 2020. Het macro-economische scenario dat aan die begrotingsprognoses ten grondslag ligt, blijkt gunstig te zijn, vooral wat 2018 en 2019 betreft. Het scenario is gebaseerd op de verwachting dat de werkgelegenheid zal groeien met bijna 2 % per jaar in 2018-2019, hetgeen aanzienlijk meer is dan de jaarlijkse gemiddelde stijging van de laatste tien jaar (+0,2 %).

(7)

Op 22 mei 2017 heeft de Commissie op grond van artikel 126, lid 3, VWEU een verslag opgesteld omdat de Finse overheidsschuld meer dan de referentiewaarde van 60 % van het bbp bedroeg. De conclusie van het verslag, na beoordeling van alle relevante factoren, was dat het schuldcriterium geacht moest worden te zijn vervuld.

(8)

In het stabiliteitsprogramma 2017 wordt aangegeven dat de gevolgen voor de begroting van de uitzonderlijke toevloed van vluchtelingen aanzienlijk zijn en er wordt afdoende bewijs geleverd voor de omvang en de aard van die extra kosten voor de begroting. Volgens het stabiliteitsprogramma 2017 bedroegen de kosten 0,34 % van het bbp in 2016. Volgens de Commissie bedroegen de in aanmerking komende extra uitgaven in 2016 0,17 % van het bbp. Op grond van de bepalingen van artikel 5, lid 1, en artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97 worden deze extra uitgaven toegestaan, voor zover de instroom van vluchtelingen een buitengewone gebeurtenis is, de gevolgen ervan voor de Finse overheidsfinanciën aanzienlijk zijn en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën niet in gevaar wordt gebracht wanneer een tijdelijke afwijking van het aanpassingstraject in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn wordt toegestaan. Daarom is de vereiste aanpassing in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn voor 2016 naar beneden bijgesteld om rekening te houden met deze kosten. Volgens het stabiliteitsprogramma 2017 kan worden verwacht dat de kosten met betrekking tot de uitzonderlijke instroom van vluchtelingen met 0,15 % van het bbp dalen in 2017. De Commissie zal in het voorjaar van 2018 een definitieve beoordeling van 2017 maken, met inbegrip van de in aanmerking komende bedragen, op basis van de waargenomen gegevens die de Finse autoriteiten zullen verstrekken.

(9)

In zijn ontwerpbegrotingsplan 2017 heeft Finland verzocht om gebruik te maken van de flexibiliteit in het kader van het preventieve deel overeenkomstig het „Gemeenschappelijk overeengekomen standpunt over flexibiliteit binnen het stabiliteits- en groeipact” dat de Raad Ecofin in februari 2016 heeft goedgekeurd. Finland verzoekt hierom met het oog op de geplande uitvoering van grote structurele hervormingen met een positief effect op de langetermijnhoudbaarheid van de overheidsfinanciën (verzoek om flexibiliteit ten belope van 0,5 % van het bbp) en wegens de nationale uitgaven voor projecten die door de Unie worden gecofinancierd uit de ESI-fondsen (verzoek om flexibiliteit ten belope van 0,1 % van het bbp).

(10)

Het verzoek om flexibiliteit voor structurele hervormingen heeft betrekking op hervormingen in de arbeidsmarkt, met name het pact voor concurrentievermogen en de pensioenhervorming. Voor meer dan 90 % van de werknemers worden de lonen volgens het pact gedurende twaalf maanden bevroren en wordt de jaarlijkse arbeidstijd permanent met 24 uur verlengd zonder compensatie. Voorts zullen werknemers permanent een groter aandeel betalen in de bijdragen voor de sociale zekerheid. Om de loonstop en de hogere kosten voor werknemers te compenseren, heeft de overheid de belastingen op inkomen uit arbeid permanent verlaagd vanaf 2017. De pensioenhervorming zal resulteren in een verhoging van de laagste wettelijke pensioenleeftijd van 63 tot 65 jaar tegen 2027; daarna zal de pensioenleeftijd worden gekoppeld aan de levensverwachting. Beide hervormingen zijn in 2017 in werking getreden. Ten gevolge van het pact voor concurrentievermogen zou de verbetering van het kostenconcurrentievermogen kunnen leiden tot meer werkgelegenheid en een verhoging van het reële bbp met 1,5 %-2 % zoals aangegeven in het ontwerpbegrotingsplan 2017. Gelet op de aard van de maatregel bestaat er onzekerheid betreffende de ramingen voor de werkgelegenheid of het bbp, maar deze lijken in het algemeen aannemelijk. Daarom zullen deze hervormingen een positieve weerslag hebben op de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Voorts wijzen de resultaten van de gedetailleerde beoordeling van de geraamde output gap voor 2017, die verricht is op basis van de voorjaarsprognose 2017 van de Commissie, erop dat Finland in 2017 aan de minimumbenchmark voldoet. Als bijkomende garantie dat de tekortreferentiewaarde van 3 % van het bbp in acht wordt genomen, heeft de regering publiekelijk toegezegd dat zij, indien nodig, in 2017 aanvullende maatregelen zal nemen om ervoor te zorgen dat wordt voldaan aan de begrotingsregels, onder meer wat betreft de inachtneming van de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp. Op die basis kan worden geoordeeld dat Finland in aanmerking komt voor de gevraagde tijdelijke afwijking met 0,5 % van het bbp in 2017, mits het de overeengekomen hervormingen adequaat implementeert, hetgeen zal worden gemonitord in het kader van het Europees Semester.

(11)

Wat betreft het verzoek om flexibiliteit voor extra investeringen blijkt de informatie van het stabiliteitsprogramma 2017 te bevestigen dat de tijdelijke afwijking van Finland van het aanpassingstraject in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn in 2017 daadwerkelijk wordt gebruikt om de investeringen te verhogen. Bijgevolg, en mede rekening houdend met de bovenstaande gegevens betreffende de minimumbenchmark en het feit dat het land blijkens de gedetailleerde beoordeling van de geraamde output gap af te rekenen heeft met economisch slechte tijden, kan momenteel worden geoordeeld dat Finland in aanmerking komt voor een tijdelijke afwijking van 0,1 % van het bbp in 2017 om rekening te houden met de nationale investeringsuitgaven in door de Unie medegefinancierde projecten. De Commissie zal een ex-postbeoordeling verrichten om het daadwerkelijke bedrag van de nationale uitgaven voor investeringsprojecten met cofinanciering en van de daarmee samenhangende marge na te gaan.

(12)

Op 12 juli 2016 heeft de Raad Finland aanbevolen in 2017 een jaarlijkse begrotingsaanpassing van ten minste 0,6 % van het bbp te realiseren in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn. De voorjaarsprognose 2017 van de Commissie laat ruimte voor een tijdelijke extra afwijking met 0,6 % van het bbp in 2017 krachtens de structurele en investeringsclausules, terwijl gezorgd wordt voor een voortdurende naleving van de minimumbenchmark (namelijk een structureel tekort van 1,1 % van het bbp). Op die basis zou het structurele saldo in 2017 met 0,5 % van het bbp mogen verslechteren. Op basis van de voorjaarsprognose 2017 van de Commissie zou Finland voldoen aan de vereisten van het preventieve deel. Indien de huidige geactualiseerde raming van de vermindering van de budgettaire impact in 2017 ten gevolge van de uitzonderlijke toestroom van vluchtelingen in aanmerking zou worden genomen, zou de conclusie van de algemene beoordeling niet veranderen. Voor 2018 zou Finland zijn begrotingsdoelstelling op middellange termijn moeten halen, rekening houdend met de marge voor buitengewone gebeurtenissen (toegekend voor 2016) alsmede met de marges voor implementering van structurele hervormingen en investeringen (toegekend voor 2017) (6). Op basis van de voorjaarsprognose 2017 van de Commissie is dit in overeenstemming met een maximale nominale groeivoet van netto overheidsuitgaven (7) van 1,6 %, hetgeen neerkomt op een jaarlijkse structurele aanpassing van 0,1 % van het bbp. Bij ongewijzigd beleid zou Finland in 2018 voldoen aan de vereisten van het preventieve deel. Indien de huidige geactualiseerde raming van de vermindering van de budgettaire impact in 2017 ten gevolge van de uitzonderlijke toestroom van vluchtelingen in aanmerking werd genomen, zou de conclusie van de algemene beoordeling niet veranderen. Tegelijkertijd wordt prima facie verwacht dat Finland in 2017 en 2018 niet zal voldoen aan de schuldreductiebenchmark. Al met al is de Raad van oordeel dat Finland bereid moet zijn verdere maatregelen te nemen om naleving te garanderen.

(13)

Als gevolg van de vergrijzing en de krimpende beroepsbevolking zullen de uitgaven voor pensioenen, gezondheidszorg en langdurige zorg naar verwachting stijgen van 23 % van het bbp in 2013 tot 27 % in 2030. In januari 2017 is een pensioenhervorming in werking getreden waardoor de laagste wettelijke pensioenleeftijd tegen 2027 opgetrokken wordt van 63 tot 65 jaar en de wettelijke pensioenleeftijd zal worden gekoppeld aan veranderingen in de levensverwachting. De kosten voor sociale diensten en gezondheidszorg, die nu door de gemeenten worden verstrekt, bedragen 10 % van het bbp. Als het stelsel niet wordt hervormd, zullen die uitgaven jaarlijks in nominale termen met 4,4 % groeien en een groter percentage van het bbp uitmaken. Een van de belangrijkste doelstellingen van de hervormingen is het houdbaarheidstekort op lange termijn in de overheidsfinanciën te verminderen door een betere beheersing van de kosten. Dit zal worden bereikt door de integratie van diensten, schaalvergroting van de dienstverleners en digitalisering. De eerste reeks wetsvoorstellen voor de hervorming van de sociale diensten en de gezondheidszorg werd in maart 2017 bij het parlement ingediend. Met deze wetten wordt het kader geschapen waarin de 18 nieuwe gebieden vanaf 2019 de verantwoordelijkheid voor de sociale diensten en gezondheidszorg van de gemeenten zullen overnemen. De wetgevingsvoorstellen voor de meest omstreden onderdelen van de hervorming, die met name betrekking hebben op de vrijheid van de patiënt om zijn dienstverlener te kiezen, zijn begin mei 2017 bij het parlement ingediend en moeten worden aangenomen om vanaf 2019 in werking te kunnen treden zoals gepland.

(14)

De loonstijgingen zijn de laatste jaren bescheiden geweest. De gemiddelde jaarlijkse stijging bij loononderhandelingen bedroeg 0,7 % in 2014-2016. Ten gevolge van de zwakke groei van de arbeidsproductiviteit is het kostenconcurrentievermogen slechts geleidelijk verbeterd. In 2016 hebben de sociale partners het pact voor concurrentievermogen ondertekend om Finlands kostenconcurrentievermogen stap voor stap te verbeteren. Voor meer dan 90 % van de werknemers worden de lonen volgens het pact voor concurrentievermogen gedurende twaalf maanden bevroren en wordt de jaarlijkse arbeidstijd permanent met 24 uur verlengd zonder compensatie. Voorts zullen werknemers permanent een groter aandeel betalen in de bijdragen voor de sociale zekerheid. Deze maatregelen zullen naar verwachting bijdragen tot een toename van de uitvoer en de werkgelegenheid in de komende jaren. De aanstaande loononderhandelingen in de tweede helft van 2017 zullen van cruciaal belang zijn om deze verwachte positieve gevolgen veilig te stellen aangezien de kostenconcurrentiekloof met vergelijkbare economieën niet volledig is weggewerkt door het pact voor concurrentievermogen.

(15)

De situatie op de arbeidsmarkt begon in 2016 geleidelijk te verbeteren maar er blijven nog problemen. De werkgelegenheid in de be- en verwerkende industrie is tussen 2008 en 2015 met 21 % afgenomen. In andere sectoren, zoals de bouw, het vastgoed en de gezondheidszorg, vertoont de arbeidsmarkt tekenen van tekorten. Hieruit blijkt de noodzaak van gerichte actieve arbeidsmarktmaatregelen en permanente investering in volwasseneneducatie en beroepsopleiding om arbeidsmobiliteit in de hand te werken. Het percentage vacatures ten opzichte van het aantal banen was in 2016 bijna even hoog als in 2007 terwijl het werkloosheidscijfer twee procentpunten hoger lag. Dit kan wijzen op discrepanties tussen vraag en aanbod van arbeidskrachten, lage aantrekkelijkheid van bepaalde vacatures of beperkte stimulansen om aan het werk te gaan. Er zijn volgehouden inspanningen nodig om te zorgen voor betere arbeidsmarktresultaten voor inactieven, met name de leeftijdsgroep tussen 25 en 39 jaar, langdurig werklozen en migranten. Om te zorgen voor betere resultaten in de samenleving en op de arbeidsmarkt voor personen met een migratieachtergrond zijn ook verdere investeringen in educatie noodzakelijk.

(16)

Wat betreft de activering van werklozen kan het complexe uitkeringsstelsel met de verschillende soorten toelagen resulteren in aanzienlijke inactiviteits- en lagelonenvallen of bureaucratische problemen bij het opnieuw toekennen van uitkeringen. Deze vallen moeten absoluut worden aangepakt. Om werklozen meer te stimuleren om in te gaan op werkaanbiedingen, worden hun strengere verplichtingen opgelegd om de aanbieding te aanvaarden en deel te nemen aan activeringsregelingen. Voorts is de duur van inkomensgerelateerde werkloosheidsuitkeringen ingekort. Er zijn positieve stimuli ingevoerd zoals de mogelijkheid om gebruik te maken van basiswerkloosheidsuitkeringen als mobiliteits- en loonsubsidie waarmee werkzoekenden worden geactiveerd. Deze sterkere prikkels om aan het werk te gaan zouden kunnen worden aangevuld met de afschaffing van bestaande bureaucratische belemmeringen om een baan te aanvaarden of ondernemer te worden.

(17)

Niet-kostengerelateerde aspecten van het concurrentievermogen zetten een rem op de uitvoerprestaties van Finland en maken het land mogelijk minder aantrekkelijk voor buitenlandse investeerders. De structurele veranderingen die zich voltrekken, zijn de jongste tijd vertraagd. Er zijn vorderingen geboekt om dienstensectoren zoals de detailhandel en het vervoer voor concurrentie open te stellen en er zijn voorstellen gedaan om de concurrentie in andere binnenlandse dienstensectoren te verhogen. Hoewel Finland in internationale vergelijkingen gerangschikt wordt bij ’s werelds leidende landen wat ondernemingsklimaat en investeringen betreft, liggen de totale inkomende buitenlandse investeringen onder het gemiddelde van de Unie, ten opzichte van de omvang van de economie.

(18)

In de context van het Europees Semester 2017 heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Finland verricht. Deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2017. Voorts heeft zij zowel het stabiliteitsprogramma 2017 als het nationale hervormingsprogramma 2017 doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Finland zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Finland, maar is zij ook nagegaan of de Unieregels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op Unieniveau in toekomstige nationale besluiten.

(19)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2017 onderzocht en zijn advies (8) daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Finland in 2017 en 2018 de volgende actie onderneemt:

1.

Zijn begrotingsbeleid voortzetten in overeenstemming met de vereisten van het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact, hetgeen inhoudt dat het zijn begrotingsdoelstelling op middellange termijn haalt in 2018, rekening houdend met de marges met betrekking tot buitengewone gebeurtenissen, de tenuitvoerlegging van de structurele hervormingen en de investeringen waarvoor een tijdelijke afwijking wordt verleend. Ervoor zorgen dat de administratieve hervorming tijdig wordt goedgekeurd en uitgevoerd met het oog op een betere kosteneffectiviteit van sociale diensten en gezondheidszorg.

2.

De verdere aanpassing van de lonen aan de ontwikkeling van de productiviteit bevorderen, met volledige inachtneming van de rol van de sociale partners. Gerichte maatregelen voor een actief arbeidsmarktbeleid nemen om werkgelegenheids- en sociale problemen aan te pakken, stimuli geven voor het aanvaarden van werk en ter bevordering van ondernemerschap.

3.

Het regelgevingskader verder verbeteren en de administratieve lasten verminderen om de concurrentie in de dienstensector te vergroten en investeringen te bevorderen.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

T. TÕNISTE


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  PB C 92 van 24.3.2017, blz. 1.

(4)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(5)  Conjunctuurgezuiverd begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen, herberekend door de Commissie volgens de algemeen aanvaarde methode.

(6)  Finland mag in 2018 van zijn begrotingsdoelstelling op middellange termijn afwijken omdat tijdelijke afwijkingen worden overgedragen voor een periode van drie jaar.

(7)  De netto-overheidsuitgaven omvatten de totale overheidsuitgaven zonder rekening te houden met rente-uitgaven, uitgaven in het kader van programma’s van de Unie die volledig met inkomsten uit fondsen van Unie worden gefinancierd en niet-discretionaire veranderingen in de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen. Nationaal gefinancierde bruto-investeringen in vaste activa worden afgevlakt over een periode van vier jaar. Discretionaire inkomstenmaatregelen of bij wet geregelde inkomstenstijgingen zijn meegerekend. Eenmalige maatregelen aan zowel de inkomsten- als de uitgavenzijde zijn niet meegenomen.

(8)  Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


9.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 261/119


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 11 juli 2017

over het nationale hervormingsprogramma 2017 van Zweden en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2017 van Zweden

(2017/C 261/26)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (2), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 16 november 2016 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2017 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 16 november 2016 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Zweden heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(2)

Op 22 februari 2017 is het landverslag 2017 voor Zweden gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Zweden bij de tenuitvoerlegging van de op 12 juli 2016 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbeveling heeft gemaakt, alsmede het gevolg dat is gegeven aan de landspecifieke aanbevelingen die in de jaren voordien werden goedgekeurd, en de vooruitgang die Zweden in de richting van zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt. Het landverslag bevatte ook een op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerde diepgaande evaluatie, waarvan de resultaten ook op 22 februari 2017 werden gepubliceerd. Op basis van haar analyse concludeerde de Commissie dat Zweden met macro-economische onevenwichtigheden wordt geconfronteerd. Met name de aanhoudende stijging van de — reeds overgewaardeerde — woningprijzen in combinatie met een verdere aangroei van de schuldenlast van de huishoudens draagt een risico van een wanordelijke correctie in zich. De banken lijken adequaat gekapitaliseerd, maar een wanordelijke correctie zou ook gevolgen kunnen hebben voor de financiële sector gezien de toenemende blootstelling van de banken aan hypotheekschulden van huishoudens. In dat geval zouden er overloopeffecten naar buurlanden kunnen zijn, omdat Zweedse bankgroepen systeemrelevant zijn in de Scandinavisch-Baltische regio. De Zweedse autoriteiten zijn zich goed bewust van de groter wordende risico’s en de voorbije jaren zijn maatregelen genomen om de groei van de hypotheekschulden aan banden te leggen en meer woningen te laten bouwen. De beleidsstappen tot dusver zijn echter onvoldoende om oververhitting in de woningsector tegen te gaan. Al met al blijven er beleidslacunes bestaan op het gebied van woninggerelateerde belastingen, het macroprudentiële kader en het aanpakken van knelpunten voor het aanbod van nieuwe woningen. Ook zijn er nog belemmeringen voor een efficiënt gebruik van het bestaande woningenbestand.

(3)

Op 28 april 2017 heeft Zweden zijn nationale hervormingsprogramma 2017 en zijn convergentieprogramma 2017 ingediend. Teneinde met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(4)

De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de lidstaten voor de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de betrokken programma’s te evalueren en wijzigingen voor te stellen, wanneer dit nodig is om de uitvoering van betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere gegevens verstrekt over de wijze waarop zij gebruik zal maken van die bepaling in richtsnoeren over de toepassing van de maatregelen die de doeltreffendheid van de ESI-fondsen koppelen aan gezond economisch bestuur.

(5)

Zweden valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact. In haar convergentieprogramma 2017 gaat de regering ervan uit dat in 2017 een overschot van 0,3 % van het bbp zal worden gerealiseerd en dat zij gedurende de hele programmaperiode aan de begrotingsdoelstelling op middellange termijn — een structureel tekort van 1 % van het bbp — zal blijven voldoen. Volgens het convergentieprogramma 2017 zal de overheidsschuldquote naar verwachting dalen tot 39,5 % in 2017 en daarna blijven afnemen tot 31,4 % in 2020. Robuuste economische groei en gezonde overheidsfinanciën moeten de belangrijkste factoren zijn die overheidsschuldquote doen dalen. Het macro-economische scenario dat aan die begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is plausibel. Volgens de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie zal het structurele saldo een overschot vertonen van 0,4 % van het bbp in 2017 en een overschot van 0,8 % van het bbp in 2018, wat boven de begrotingsdoelstelling op middellange termijn ligt. Op basis van zijn beoordeling van het convergentieprogramma 2017 en rekening houdend met de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie, is de Raad van oordeel dat Zweden in 2017 en 2018 naar verwachting aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact zal voldoen.

(6)

De schuldenlast van de huishoudens, die reeds hoog was, is blijven aangroeien. De schuldenlast van de huishoudens groeide met 7,1 % in 2016 en kwam in de buurt van 86 % van het bbp en ongeveer 180 % van het beschikbare inkomen, voornamelijk ten gevolge van hogere hypotheekschulden door de aanhoudende stijgingen van de woningprijzen. De verdeling van schuldniveaus is steeds meer ongelijk geworden, met een zeer hoog aandeel huishoudens met nieuwe hypotheekschulden (16,4 % in 2016) die tot zelfs 600 % van hun beschikbaar inkomen lenen. De regering heeft enkele relevante macroprudentiële maatregelen genomen — waaronder de invoering van een nieuw vereiste inzake hypotheekaflossing in 2016 — maar het blijft onduidelijk of die voldoende effect zullen hebben op de middellange termijn. In februari 2017 heeft de regering een wetgevingsproces in gang gezet om het wettelijke mandaat van de macroprudentiële autoriteit te versterken, om ervoor te zorgen dat de autoriteit in de toekomst mogelijke macroprudentiële maatregelen tijdig kan nemen en een ruimer instrumentarium kan benutten. De wetswijzigingen zullen naar verwachting tegen februari 2018 van kracht zijn. Een aanpassing van de fiscale prikkels, bijvoorbeeld geleidelijke beperking van de fiscale aftrekbaarheid van hypotheekrentebetalingen of een verhoging van terugkerende eigendomsbelastingen, zou de toename van de schuldenlast van de huishoudens helpen tegengaan, maar de regering heeft op dit punt nog geen vooruitgang geboekt.

(7)

Zweden kent sinds het midden van de jaren negentig een snelle en aanhoudende stijging van de woningprijzen. De woningprijzen zijn snel en aanhoudend blijven stijgen, voornamelijk in de belangrijkste stedelijke gebieden. De belangrijkste factoren zijn een genereuze fiscale behandeling van woningbezit en hypotheekschuld, zeer soepele kredietvoorwaarden in combinatie met betrekkelijk lage hypotheekaflossingspercentages, en een aanhoudend woningtekort. Dit woningtekort is het gevolg van structurele inefficiënties op de woningmarkt. De woningbouw is blijven toenemen, maar blijft duidelijk achter bij de behoefte aan nieuwe woningen. In het 22-puntenplan voor de woningmarkt van de regering komen sommige onderliggende factoren van het tekort aan woningen aan bod, onder meer met maatregelen om de hoeveelheid beschikbare bouwgrond uit te breiden, de bouwkosten te verlagen en het planningsproces te verkorten. Aan sommige andere structurele inefficiënties, onder meer de zwakke concurrentie in de bouwsector, wordt echter niet voldoende aandacht besteed. Het tekort aan woningen wordt nog verergerd door belemmeringen voor een efficiënt gebruik van het huidige woningenbestand. De streng gereguleerde huurmarkt in Zweden brengt gebondenheid en „insider/outsider”-effecten teweeg, maar er zijn geen significante beleidsmaatregelen genomen om meer flexibiliteit tot stand te brengen bij het vaststellen van de huurprijzen. In de markt voor eigenwoningbezit maken de betrekkelijk hoge vermogenswinstbelastingen woningeigenaars minder mobiel. Er werd een tijdelijke hervorming ingevoerd van de regels voor uitstel voor vermogenswinstbelastingen bij eigendomsoverdracht, maar het effect daarvan zal waarschijnlijk beperkt zijn. Het gebrek aan beschikbare en betaalbare woningen kan ook een belemmering zijn voor de mobiliteit op de arbeidsmarkt en de daadwerkelijke integratie van migranten op de arbeidsmarkt en bijdragen tot intergenerationele ongelijkheid.

(8)

In 2016 was de arbeidsparticipatie in Zweden bij de hoogste in de Unie (81,2 %) terwijl het percentage langdurige werkloosheid een van de laagste was. Toch zijn er nog uitdagingen, zoals de integratie van laaggeschoolden en niet-EU-migranten in de arbeidsmarkt en het verkleinen van de substantiële verschillen in arbeidsparticipatie voor buiten de EU geboren vrouwen. Zweden heeft aanzienlijke inspanningen geleverd voor de opvang van asielzoekers en voor de integratie van vluchtelingen en andere immigranten. Verdere verbeteringen lijken mogelijk aangezien in 2016 slechts een derde van de deelnemers aan het introductieprogramma 90 dagen na afloop van het programma aan het werk was of onderwijs volgde, en er nog geen alomvattende aanpak en governance is voor de erkenning van kwalificaties.

(9)

Volgens de enquête 2015 in het kader van het OESO-programma voor internationale studentenbeoordeling (Programme for International Student Assessment — PISA) zijn de basisvaardigheden van 15-jarigen verbeterd na jaren van achteruitgang. Het aandeel lage presteerders ligt echter nog altijd rond het EU-gemiddelde en de prestatiekloof ten gevolge van de sociaaleconomische achtergrond van de leerlingen is groter geworden. De maatregelen die de regering heeft genomen om de schoolresultaten en de gelijkheid te verbeteren, worden nauwlettend gemonitord, net als de initiatieven om nieuw aangekomen migrantenleerlingen in het schoolsysteem te integreren.

(10)

In de context van het Europees Semester 2017 heeft de Commissie een brede analyse van het economisch beleid van Zweden verricht. Die analyse is gepubliceerd in het landverslag 2017. Voorts heeft de Commissie zowel het convergentieprogramma 2017 als het nationale hervormingsprogramma 2017 doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in de voorgaande jaren tot Zweden zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Zweden, maar is zij ook nagegaan of de Unieregels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op Unieniveau in toekomstige nationale besluiten.

(11)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma 2017 onderzocht en is hij van oordeel (4) dat Zweden naar verwachting aan het stabiliteits- en groeipact zal voldoen,

(12)

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma 2017 en het convergentieprogramma 2017 onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven,

BEVEELT AAN dat Zweden in 2017 en 2018 de volgende actie onderneemt:

1.

De risico’s in verband met de schuldenlast van de huishoudens aanpakken, met name door de fiscale aftrekbaarheid van de hypotheekrente geleidelijk te beperken of door de terugkerende eigendomsbelastingen te verhogen, en door leningen met een buitensporige schuld-tot-inkomen ratio in te perken. Investeringen in woningen bevorderen en de efficiëntie van de woningmarkt verbeteren, onder meer door meer flexibiliteit bij het vaststellen van huurprijzen en door de structuur van de vermogenswinstbelasting te herzien.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

T. TÕNISTE


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(3)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(4)  Op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.


9.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 261/122


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 11 juli 2017

over het nationale hervormingsprogramma 2017 van het Verenigd Koninkrijk en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2017 van het Verenigd Koninkrijk

(2017/C 261/27)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 16 november 2016 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2017 voor coördinatie van het economisch beleid. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 9-10 maart 2017 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 16 november 2016 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2) het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij het Verenigd Koninkrijk niet heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(2)

Op 22 februari 2017 is het landverslag 2017 voor het Verenigd Koninkrijk gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die het Verenigd Koninkrijk bij de uitvoering van de op 12 juli 2016 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt, alsmede het gevolg dat is gegeven aan de landspecifieke aanbevelingen die in eerdere jaren werden goedgekeurd, en de vooruitgang die het Verenigd Koninkrijk richting zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt.

(3)

Het Verenigd Koninkrijk heeft op 21 april 2017 zijn nationale hervormingsprogramma 2017 en op 27 april 2017 zijn convergentieprogramma 2017 ingediend. Teneinde met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(4)

De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering van de lidstaten voor de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de betrokken programma’s te evalueren en wijzigingen voor te stellen, wanneer dit nodig is om de uitvoering van betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft nadere gegevens verstrekt over de wijze waarop zij gebruik zal maken van die bepaling in richtsnoeren over de toepassing van de maatregelen die de doeltreffendheid van de ESI-fondsen koppelen aan gezond economisch bestuur.

(5)

Het Verenigd Koninkrijk valt momenteel onder het corrigerende deel van het stabiliteits- en groeipact. Mocht in 2016-2017 een tijdige en duurzame correctie worden bereikt, zal het Verenigd Koninkrijk in 2017-2018 aan het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact en de overgangsregel voor de schuld worden onderworpen. In haar convergentieprogramma 2017 gaat de regering ervan uit dat zij het buitensporig tekort tegen het begrotingsjaar 2016-2017 heeft gecorrigeerd, in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 19 juni 2015, met een nominaal tekort van 2,7 % van het bbp. Vervolgens zal het nominale tekort in 2017-2018 naar verwachting licht verhogen tot 2,8 % van het bbp alvorens in 2018-2019 te dalen tot 1,9 % van het bbp. In het convergentieprogramma is geen begrotingsdoelstelling op middellange termijn opgenomen. Volgens het convergentieprogramma zal de overheidsschuldquote naar verwachting in grote lijnen stabiliseren op ongeveer 87,5 % van het bbp van 2016-2017 tot 2018-2019 alvorens in 2020-2021 te dalen tot 84,8 % van het bbp. Het macro-economische scenario dat aan die begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is gunstig. De maatregelen die nodig zijn om de geplande tekortdoelstellingen te ondersteunen, zijn over het geheel genomen goed gespecificeerd, maar door de neerwaartse risico’s voor de macro-economische vooruitzichten bestaat het gevaar dat de geplande tekortvermindering niet wordt gehaald.

(6)

Op 12 juli 2016 heeft de Raad het Verenigd Koninkrijk aanbevolen tegen 2016-2017 een einde te maken aan de buitensporigtekortsituatie en na de correctie van het buitensporig tekort in 2017-2018 een budgettaire aanpassing van 0,6 % van het bbp in de richting van de minimale begrotingsdoelstelling op middellange termijn te realiseren. Op basis van de voorjaarsprognoses 2017 van de Commissie zal het nominale tekort in 2016-2017 volgens de ramingen 2,7 % van het bbp hebben bereikt, wat in overeenstemming is met de door de Raad aanbevolen doelstelling. In 2017-2018 bestaat het risico dat enigszins van de vereisten van het preventieve deel wordt afgeweken.

(7)

Er wordt verwacht dat het Verenigd Koninkrijk zich in het licht van zijn begrotingssituatie en met name zijn schuldniveau verder zal aanpassen in de richting van een passende begrotingsdoelstelling op middellange termijn. Volgens de gezamenlijk overeengekomen aanpassingsmatrix in het kader van het stabiliteits- en groeipact vertaalt die aanpassing zich in een vereiste dat de nominale groeivoet van de netto primaire overheidsuitgaven (4) niet hoger ligt dan 1,8 %. Dat zou overeenstemmen met een jaarlijkse structurele aanpassing van 0,6 % van het bbp. Bij ongewijzigd beleid bestaat het gevaar dat over de periode 2017-2018 en 2018-2019 samengenomen enigszins zal worden afgeweken van die voorwaarde. Tegelijk zal het Verenigd Koninkrijk volgens de ramingen voorlopig niet voldoen aan de overgangsregel voor de schuld in 2017-2018, maar naar verwachting wel in 2018-2019. Al met al is de Raad van oordeel dat het Verenigd Koninkrijk bereid moet zijn om vanaf 2017-2018 verdere maatregelen te nemen om aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact te voldoen. Op grond van Verordening (EG) nr. 1466/97 moet bij de beoordeling van de begrotingsplannen en -resultaten echter rekening worden gehouden met de begrotingsbalans van de lidstaat in het licht van de conjuncturele omstandigheden. Zoals wordt herhaald in de mededeling van de Commissie bij deze landspecifieke aanbevelingen, zal bij de toekomstige beoordeling naar behoren rekening moeten worden gehouden met de doelstelling om tot een begrotingskoers te komen die zowel bijdraagt aan het versterken van het huidige herstel als aan het waarborgen van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën van het Verenigd Koninkrijk. In die context neemt de Raad er akte van dat de Commissie voornemens is een algemene evaluatie in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1466/97 uit te voeren, in het bijzonder in het licht van de conjuncturele situatie van het Verenigd Koninkrijk.

(8)

De particuliere investeringen blijven consequent duidelijk onder het Uniegemiddelde liggen, en de overheidsinvesteringen net iets eronder. De productiviteit ligt aanzienlijk onder het G7-gemiddelde en stagneert sinds 2008. De regering legt in haar beleid een duidelijk accent op het verhogen van de investeringen om de productiviteitsgroei te bevorderen. Een belangrijke uitdaging is het aanpakken van de aanzienlijke gebreken in de capaciteit en de kwaliteit van de infrastructuurnetwerken in het Verenigd Koninkrijk. De verkeerscongestie is groot en door de snel groeiende vraag wordt de spoorcapaciteit op bepaalde plaatsen steeds minder toereikend. De behoefte aan meer investeringen in nieuwe energieopwekkings- en voorzieningscapaciteit wordt alsmaar urgenter. Het nationale infrastructuurplan om de economische infrastructuur van het Verenigd Koninkrijk te verbeteren, is ambitieus en in 2016 werd een aantal investeringsbesluiten genomen in verband met grote vervoers- en energieprojecten. Er blijft echter bezorgdheid over de vraag of genoeg publieke en particuliere investeerders kunnen worden aangetrokken om de achterstand op het gebied van infrastructuur snel en kosteneffectief weg te werken. Het Verenigd Koninkrijk staat voor de grote uitdaging het woningaanbod te vergroten. Een chronisch tekort aan woningen draagt bij tot hoge en stijgende woningprijzen en leidt tot aanzienlijke economische en sociale kosten, vooral rond de economische groeipolen. Het hervormde stelsel van ruimtelijke ordening en een reeks complementaire beleidsmaatregelen op het gebied van huisvesting zorgen er samen in zekere mate voor dat er meer woningen worden gebouwd. Toch wordt het woningaanbod nog altijd door een aantal factoren belemmerd, onder meer de zeer strenge en complexe regulering van de grondmarkt en de woningbouw, en houdt het aanbod van nieuwe woningen nog altijd geen gelijke tred met de toename van de vraag.

(9)

De nominale arbeidsmarktcijfers blijven positief, met globaal genomen lage langdurige werkloosheid en jeugdwerkloosheid. Er is echter ruimte voor verbetering qua niveaus van inactiviteit, deeltijds werk en banen met lage lonen. De inkomensgroei blijft bescheiden door de zwakke productiviteitsgroei. Er blijft bezorgdheid over het aanbod aan en de inzet en de verbetering van vaardigheden. De beleidsontwikkelingen op het gebied van vaardigheden en verbetering daarvan via hervormingen van het technisch onderwijs en de leerlingplaatsen zijn aanzienlijk. Voor de kwaliteit van de leerlingplaatsen zal moeten worden gefocust op het kwalificatieniveau en het vakgebied. Via andere, strategisch belangrijke, gesubsidieerde trajecten voor de verbetering van vaardigheden, vooral voor wie ouder is dan 25 jaar, zou het aanbod aan vaardigheden dat beschikbaar is voor de staat, voor ondernemingen en voor personen die in hun loopbaan willen opklimmen, kunnen worden uitgebreid. Er zijn ook problemen op het gebied van kinderopvang en sociale zorg, waardoor een hoog percentage vrouwen deeltijds werkt. De hervormingen van de kinderopvang tot dusver zijn constant maar geleidelijk. Er mag een omslag worden verwacht wanneer sommige initiatieven in de komende twee jaar volledig op gang zijn gekomen. De participatie van kinderen van jonger dan drie jaar in de formele kinderopvang is betrekkelijk laag. De beschikbaarheid en de betaalbaarheid van kinderopvang voor kinderen van drie en vier jaar oud zijn tot op zekere hoogte verbeterd door recente maatregelen, maar daarmee is niets gedaan aan het probleem van het aanbod van kinderopvang voor kinderen van jonger dan drie jaar. Ten gevolge van eerder aangekondigde hervormingen van en besparingen in met name de inkomensondersteuning voor werkenden, kunnen resultaten van het sociaal beleid, onder meer op het gebied van kinderarmoede, op korte en middellange termijn onder druk komen te staan, vooral door de hogere inflatie. Het aantal kinderen dat in armoede leeft in een huishouden met werkende ouders is een specifieke reden tot bezorgdheid.

(10)

In de context van het Europees Semester 2017 heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van het Verenigd Koninkrijk verricht. Deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2017. Voorts heeft de Commissie zowel het convergentieprogramma 2017 als het nationale hervormingsprogramma 2017 doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot het Verenigd Koninkrijk zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar begrotings- en sociaaleconomisch beleid in het Verenigd Koninkrijk, maar is zij ook nagegaan of de Unieregels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op Unieniveau in toekomstige nationale besluiten.

(11)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma 2017 onderzocht en zijn advies (5) daarover is met name in onderstaande aanbeveling 1 weergegeven,

BEVEELT AAN dat het Verenigd Koninkrijk in 2017 en 2018 de volgende actie onderneemt:

1.

Een aanzienlijke begrotingsinspanning leveren in 2018-2019 overeenkomstig de vereisten van het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak van het versterken van het huidige herstel en van het waarborgen van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën van het Verenigd Koninkrijk.

2.

Verdere stappen ondernemen om het woningaanbod te stimuleren, onder meer door hervormingen van de regelgeving inzake ruimtelijke ordening en de uitvoering daarvan.

3.

De discrepanties tussen de gevraagde en de aangeboden vaardigheden aanpakken en zorgen voor een verbetering van de vaardigheden, onder meer door de kwaliteit van de leerlingplaatsen te blijven verbeteren en door te voorzien in andere gesubsidieerde verbeteringstrajecten voor vervolgonderwijs.

Gedaan te Brussel, 11 juli 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

T. TÕNISTE


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(3)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(4)  De netto-overheidsuitgaven bestaan uit de totale overheidsuitgaven exclusief rente-uitgaven, uitgaven in het kader van programma’s van de Unie die volledig met inkomsten uit fondsen van de Unie worden gefinancierd en niet-discretionaire veranderingen in de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen. Nationaal gefinancierde bruto-investeringen in vaste activa worden gespreid over een periode van vier jaar. Er wordt rekening gehouden met discretionaire inkomstenmaatregelen of bij wet verplicht gestelde inkomstenstijgingen. Eenmalige maatregelen aan zowel de inkomsten- als de uitgavenzijde worden uitgevlakt.

(5)  Op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.