Europees partnerschap voor onderzoekers

Europa moet het hoofd bieden aan een steeds sterkere internationale concurrentie op het gebied van onderzoek en ontwikkeling (O&O), die ervoor zorgt dat zijn beste talenten elders aan de slag gaan. Om zijn positie te behouden en een op wereldniveau toonaangevend onderzoekcentrum te worden, moet Europa gezamenlijke prioritaire acties ondernemen teneinde de hersenvlucht naar gebieden met aantrekkelijker vooruitzichten te voorkomen. Dit partnerschap heeft tot doel een kader te creëren voor de gezamenlijke prioritaire acties van de verschillende lidstaten inzake systematisch open rekrutering, sociale zekerheid en pensioen van mobiele onderzoekers, aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden en versterking van opleidingen en vaardigheden.

BESLUIT

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 23 mei 2008: “Betere loopbanen en meer mobiliteit: een Europees partnerschap voor onderzoekers” [COM(2008) 317 definitief – Niet bekendgemaakt in het Publicatieblad].

SAMENVATTING

Om het tekort aan onderzoekers in Europa te verhelpen stelt de Commissie een partnerschap voor ter bevordering van een reeks prioritaire acties op het gebied van onderzoek en ontwikkeling (O&O).

Om het hoofd te kunnen bieden aan de internationale concurrentie die jonge onderzoekers weglokt, moet de Europese Unie (EU) jonge afgestudeerden aantrekkelijke voorwaarden bieden.

Tegen eind 2010 moeten in het kader van het Europees partnerschap voor onderzoekers communautaire acties kunnen worden ondernomen en moeten tastbare vorderingen worden gemaakt in vier domeinen (rekrutering, pensioenen en sociale zekerheid, arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden en opleiding van onderzoekers).

Open rekrutering en portabiliteit van subsidies

Het partnerschap moet leiden tot een systematische openstelling van onderzoeksposten in onderzoeksinstellingen voor alle Europese onderzoekers door de toepassing van de beste praktijken inzake diploma-erkenning. In de praktijk worden vacatures vaak slechts intern of nationaal gepubliceerd.

Bepaalde informatie zoals vacatures in de publieke sector zouden meer systematisch moeten worden gepubliceerd op het internet, met name op websites als EURAXESS en EURES.

De portabiliteit van subsidies die door nationale financierende agentschappen of in het kader van communautaire programma’s worden toegekend, zou moeten worden verbeterd. Dankzij deze mogelijkheid zouden onderzoekers hun carrière beter kunnen beheren en zouden de nationale financierende agentschappen beter kunnen inspelen op de onderzoeksbehoeften en relocatie kunnen aanmoedigen indien vestiging elders bevorderlijk zou zijn voor een bepaald project.

Sociale zekerheid en aanvullend pensioen van mobiele onderzoekers

Het vergemakkelijken van de toegang tot informatie over sociale zekerheid en de gevolgen van transnationale mobiliteit voor het aanvullend pensioen is erg belangrijk om ervoor te zorgen dat zowel de werkgevers als de onderzoekers beter zijn ingelicht over hun rechten.

De lidstaten moeten de flexibiliteit van het Europees rechtskader met betrekking tot de in de communautaire wetgeving voorziene afwijkingen inzake de coördinatie van de sociale zekerheid (Verordeningen (EG) nr. 1408/71 en 574/72) beter benutten. Met deze afwijkingen kunnen de lidstaten in het belang van de werknemers andere regels toepassen of de toepassingsperiode van de nationale wetgeving verlengen.

Om de internationale mobiliteit van onderzoekers te bevorderen, wordt aan de lidstaten voorgesteld specifieke clausules voor onderzoekers op te nemen in overeenkomsten inzake sociale zekerheid met derde landen.

Wat het aanvullend pensioen betreft, moeten zowel de portabiliteit van de rechten als de oprichting van pan-Europese pensioenstelsels voor onderzoekers worden aangemoedigd.

Aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden

Om de loopbaan van onderzoekers aantrekkelijker te maken, is het van belang de loopbaanontwikkelingskansen voor jonge onderzoekers te verbeteren met “flexizekerheidssystemen”, regelmatige evaluatie en betere opleiding.

De contractuele en administratieve regelingen moeten flexibeler worden zodat beginnende onderzoekers gemakkelijker een arbeidsovereenkomst van onbeperkte duur kunnen krijgen en onafhankelijke wetenschappers kunnen worden. De nationale wetgeving die van toepassing is op senior onderzoekers en onderzoekers die aan het einde van hun carrière zitten, dient veeleer goede prestaties dan anciënniteit te belonen en dient ervoor te zorgen dat zij meer flexibiliteit genieten in het beheer van hun loopbaan.

Onderzoekers die atypische vormen van beloning ontvangen (stipendia, beurzen, enz.) moeten een aangepaste socialezekerheidsdekking kunnen genieten.

Mannelijke en vrouwelijke onderzoekers moeten gelijk worden behandeld zodat zij werk en privé kunnen combineren.

Versterken van de opleiding, vaardigheden en ervaring

Onderzoekers moeten nieuwe functies kunnen vervullen. In hun carrière kunnen zij geconfronteerd worden met uiteenlopende dingen als het beheer van intellectuele eigendom, het leiden van multidisciplinaire projecten en het oprichten van een eigen onderneming. Het is dan ook belangrijk dat de lidstaten “nationale vaardighedenagenda’s” uitwerken zodat onderzoekers zich in de loop van hun carrière kunnen toerusten met nieuwe vaardigheden.

De traditionele academische opleiding bereidt onderzoekers niet voor op de moderne kenniseconomie, waarin de banden tussen het bedrijfsleven en de publieke onderzoeksinstellingen een cruciale plaats innemen in de ontwikkeling van nieuwe producten, enz. De lidstaten moeten de relaties tussen de universiteiten en de bedrijven versterken. Deze laatste kunnen met name de opleiding van onderzoekers verzekeren, promovendi financieel bijspringen en betrokken worden bij de ontwikkeling van de curricula.

Context

Deze mededeling is een van de vijf strategische initiatieven van de Commissie voor 2008 tot uitvoering van het groenboek betreffende de EOR met het oog op de oprichting van een opener, competitiever en aantrekkelijker Europese onderzoeksruimte. De Commissie stelt in het kader van die doelstelling een partnerschap voor om over de nodige personele middelen te beschikken voor de uitbouw van een Europese kennismaatschappij, die zal bijdragen tot de doelstellingen van de Lissabon-strategie voor groei en werkgelegenheid.

De eerste fase van het partnerschap zal in 2010 worden afgerond met een evaluatie van de stand van zaken en van de resultaten van de initiatieven die in het kader van het partnerschap werden ondernomen.

Laatste wijziging: 24.09.2008