Europees Ontwikkelingsfonds (EOF)

Het Europees Ontwikkelingsfonds steunt acties in ontwikkelingslanden en gebieden om economische, sociale en menselijke ontwikkeling, en regionale samenwerking te bevorderen.

BESLUIT

Verordening van de Raad (EG) nr. 215/2008 inzake het Financieel Reglement van toepassing op het 10e Europees Ontwikkelingsfonds .

Besluit van de Raad 2013/759/EU van 12 december 2013 betreffende overgangsmaatregelen voor het beheer van het EOF tussen 1 januari 2014 en de inwerkingtreding van het elfde Europees Ontwikkelingsfonds.

SAMENVATTING

Het Europees Ontwikkelingsfonds is het voornaamste instrument van de communautaire ontwikkelingssamenwerking met de Landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS-staten) en de landen en gebieden overzee (LGO). Het Verdrag van Rome van 1957 voorzag al in de oprichting van dit fonds om technische en financiële bijstand te verlenen, oorspronkelijk aan de Afrikaanse landen waarmee sommige landen banden uit het verleden hadden.

Hoewel er op verzoek van het Europees Parlement sinds 1993 in de begroting van de Europese Unie een post voor het fonds is gereserveerd, maakt het EOF nog geen deel uit van de algemene begroting van de EU. Het wordt door de lidstaten gefinancierd, is aan eigen financiële regels onderworpen en wordt door een eigen comité geleid. De steun aan de ACS-staten en de LGO zal verder via het EOF worden gefinancierd, ten minste voor de periode 2014-2020.

Elk EOF wordt voor een periode van ongeveer meerdere jaren gesloten. Sinds de sluiting van de eerste partnerschapsovereenkomst in 1964 volgen de EOF-cycli in het algemeen die van de partnerschapsovereenkomsten.

Stabex en Sysmin, de instrumenten gericht op de land- en mijnbouwsector, zijn opgeheven door de nieuwe partnerschapsovereenkomst die in juni 2000 te Cotonou werd ondertekend. Met deze overeenkomst werden de instrumenten van het EOF ook gestroomlijnd en werd een glijdend programmeringssysteem ingevoerd dat meer flexibiliteit biedt en de ACS-staten een grotere verantwoordelijkheid geeft.

Voor het 9e EOF is een bedrag van 13,5 miljard EUR uitgetrokken voor de periode 2000-2007. Bovendien bedragen de niet-benutte saldi van de vorige EOF's meer dan 9,9 miljard EUR.

Besluit nr. 6/2005 van de ACS-EG-Raad van Ministers van 22 november 2005 bepaalt dat 482 miljoen EUR van het voorwaardelijke bedrag van 1 miljard EUR uit het negende Europees Ontwikkelingsfonds voor samenwerking met de ACS-landen wordt vastgelegd. Dit bedrag wordt als volgt verdeeld: 352 miljoen EUR voor de langetermijnontwikkeling, 48 miljoen EUR voor de regionale samenwerking en integratie en 82 miljoen EUR voor de investeringsfaciliteit. Bovendien is 250 miljoen EUR bij besluit nr. 7/2005 van de ACS-EG-Raad van Ministers voor de tweede tranche van de ACS-EU-waterfaciliteit vastgelegd.

De ontwikkelingshulp van het EOF past in een breder Europees kader. In de Europese Unie kunnen de middelen van de algemene begroting van de Gemeenschap voor bepaalde doeleinden worden aangewend. De Europese Investeringsbank (EIB), die een deel van de middelen van het EOF beheert (leningen en risicodragend kapitaal), draagt ook uit zijn eigen middelen een bedrag van 1,7 miljard EUR bij voor de periode van het negende EOF.

Het 10e fonds, dat liep van 2008 tot 2013, kende een begrotingstoewijzing van 22.682 miljard EUR. Van dit bedrag was 21,966 miljard EUR voor de ACS-staten, 286 miljoen voor de LGO en 430 miljoen EUR voor de Commissie voor de ondersteunende uitgaven in verband met de programmering en uitvoering van het EOF door de Commissie. Met name het aan de ACS-staten toegekende bedrag wordt als volgt verdeeld: 17,766 miljard EUR ter financiering van nationale en regionale indicatieve programma's, 2,7 miljard EUR ter financiering van intra-ACS- en interregionale samenwerking en 1,5 miljard EUR voor de financiering van de investeringsfaciliteit. Een nog belangrijker deel van de begroting wordt gewijd aan de regionale programma's, waarmee dus het belang wordt benadrukt dat regionale economische integratie vormt voor de nationale en lokale ontwikkeling waarvoor het als grondslag dient. De „aanmoedigingsbedragen” die voor elk land in het leven zijn geroepen, waren een innovatie van het 10e EOF.

De lidstaten hebben hun eigen bilaterale akkoorden en voeren hun eigen initiatieven uit in de ontwikkelingslanden die niet via het EOF of andere fondsen van de Gemeenschap gefinancierd worden.

Het11e EOF loopt van 2014 tot 2020. Het is goed voor een bedrag van 30,5 miljard EUR en een bijkomend bedrag van 2,6 miljard EUR zal door de Europese Investeringsbank beschikbaar worden gemaakt in de vorm van leningen uit haar eigen middelen.

In juni 2013 hebben de EU-landen een intern akkoord bereikt over de oprichting van het 11e EOF, waarbij ze ook de verdeling van de bijdragen onder de landen onderling hebben herzien. Dit interne akkoord moet nog worden bekrachtigd. In Besluit van de Raad 2013/759/EU worden de overgangsmaatregelen voor het EOF tot de inwerkingtreding van het 11e EOF neergelegd.

REFERENTIES

Besluit

Datum van inwerkingtreding

Uiterste datum voor omzetting in nationaal recht

Publicatieblad van de Europese Unie

Verordering (EG) nr. 215/2008

20.3.2008

-

PB L 78 van 19.3.2008, p. 1-34

Besluit 2013/759/EU

1.1.2014

-

PB L335, 14.12.2013, p. 48-49

Laatste bijwerking 29.04.2014