Europees initiatief voor democratie en mensenrechten - EIDHR (2000-2006)

De Verordeningen van de Raad nr. 975/1999 (ontwikkelingslanden) en nr. 976/1999 (andere derde landen), die als rechtsgrondslag dienden voor de activiteiten in het kader van dit Initiatief, zijn vervallen en met ingang van 1 januari 2007 vervangen door het Financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld.

Context

Het Europees initiatief voor democratie en mensenrechten (EIDHR) werd in 1994 op initiatief van het Europees Parlement opgezet en omvatte de begrotingslijnen betreffende bevordering van mensenrechten, democratie en conflictpreventie, ten aanzien waarvan het beleid in hoofdzaak ten uitvoer moest worden gelegd in partnerschap met niet-gouvernementele organisaties (NGO's) en internationale organisaties.

In artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (EU-Verdrag) wordt namelijk bevestigd dat de Europese Unie "is gegrondvest op de beginselen van vrijheid, democratie, eerbiediging van de rechten van de mens en van de fundamentele vrijheden, en van de rechtsstaat, welke beginselen de lidstaten gemeen hebben". In artikel 49 wordt bepaald dat de eerbiediging van die beginselen eveneens een vereiste is voor de landen die verzoeken tot de EU toe te treden. Bovendien werd in artikel 7 een regeling opgenomen voor het treffen van sancties naar aanleiding van ernstige en voortdurende schendingen van de mensenrechten door lidstaten van de EU. Deze regeling werd nog verfijnd door het in december 2000 gesloten Verdrag van Nice. Daarbij werd eveneens de doelstelling betreffende de bevordering van respect voor de mensenrechten en de fundamentele vrijheden uitgebreid tot de ontwikkelingssamenwerking en alle andere vormen van samenwerking met derde landen overeenkomstig de artikelen 177 tot en met 181 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (EG-Verdrag).

Met de artikelen 179 en 308 van dit Verdrag is een rechtsgrond gecreëerd voor alle acties van de EU inzake mensenrechten en democratie. De activiteiten op dit gebied zijn overigens in 2000 geïntensiveerd naar aanleiding van de plechtige verklaring van het Handvest van de grondrechten, waarvan voor het optreden van de EU in haar buitenlandse betrekkingen voortaan zal worden uitgegaan.

Het EIDHR vormde een toegevoegde waarde ten opzichte van de andere communautaire instrumenten omdat het een complementair karakter droeg ten opzichte van de communautaire programma's die samen met regeringen worden opgezet, zoals het EOF, TACIS, ALA, MEDA, CARDS, PHARE of het snellereactiemechanisme (RRM (esdeenfr)) en omdat het ten uitvoer kon worden gelegd met verschillende partners, in het bijzonder NGO's en internationale organisaties. Het kon eveneens worden aangewend zonder de instemming van de regering van het ontvangende land en wanneer de belangrijkste communautaire programma's om andere redenen, zoals bijvoorbeeld een schorsing, niet beschikbaar waren. Het droeg bovendien een complementair karakter ten opzichte van de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB).

Hoofdthema's

In mei 2001 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan een mededeling betreffende de rol van de EU bij de bevordering van mensenrechten en democratie in derde landen, waarin zij voor de acties betreffende de mensenrechten een coherente strategie uitstippelde die sterker was gebaseerd op een aantal specifieke prioriteitsgebieden en "aandachtslanden". De nieuwe aanpak werd uitgewerkt in samenwerking met verschillende directoraten-generaal. De lidstaten, het Europees Parlement en NGO's nemen eveneens deel aan de tenuitvoerlegging ervan.

In de periode 2005-2006 zijn er vier thematische campagnes ten uitvoer gelegd, met elk een aantal specifieke prioriteiten, en wel:

Twee horizontale vraagstukken werden nog aan deze prioritaire thema's toegevoegd: de bevordering van de gelijkheid tussen man en vrouw en de rechten van kinderen.

Tenuitvoerlegging

Normaal gesproken kreeg elke regio en elk in aanmerking komend land in die regio steun in het kader van twee van de vier thematische campagnes.

Binnen elke campagne werd een pakket van samenhangende projecten uitgekozen. De wereldwijde projecten omvatten een of meer prioriteiten in twee of meer in aanmerking komende regio's, terwijl de regionale projecten één of meer prioriteiten op het niveau van een in aanmerking komende regio betroffen en de nationale projecten één of meer prioriteiten op het niveau van een in aanmerking komend land.

De programmering ging uit van twee soorten projecten:

Het voor de periode 2005-2006 toegekende budget beliep 106 miljoen euro per jaar, als volgt onderverdeeld: 93 % voor de campagnes (48 % voor de macroprojecten, 32 % voor de microprojecten en 13 % voor de activiteiten van verkiezingswaarneming) alsmede 7 % voor onvoorziene uitgaven.

De tenuitvoerlegging van de campagnes berustte op oproepen tot het indienen van voorstellen voor de macro- en de microprojecten. Samenwerking tussen maatschappelijke organisaties uit de EU en de in aanmerking komende landen werd aangemoedigd.

Anders dan voorheen wordt de steun alleen nog bij wijze van uitzondering via gerichte projecten ten uitvoer gelegd. Deze projecten konden worden ingediend door nationale agentschappen of door internationale, zoals de Hoge Commissaris voor de mensenrechten van de Verenigde Naties (EN)(ES)(FR), of de Raad van Europa (DE), (EN), (FR), (IT), de Organisatie voor veiligheid en samenwerking in Europa (OVSE) (EN) of de Afrikaanse Unie (AU) (EN) (FR).

Laatste wijziging: 20.08.2007