Systeem van de financiële vooruitzichten en het financiële meerjarenkader

De interinstitutionele akkoorden als kader voor de begrotingsprioriteiten

Het politieke en institutionele evenwicht van het financiële stelsel van de Gemeenschap is in de loop van de jaren tachtig steeds slechter geworden. Deze wrijvingen in de betrekkingen tussen de twee begrotingsautoriteiten (het Europees Parlement en de Raad) hebben geleid tot een steeds moeizamer functioneren van de jaarlijkse begrotingsprocedure, tot budgettaire onevenwichten en tot een steeds grotere kloof tussen de voorhanden zijnde middelen en de behoeften van de Gemeenschap. Daarom heeft de Gemeenschap overeenstemming bereikt over een methode waarmee de begrotingsprocedure beter verloopt.

Door middel van een interinstitutioneel akkoord bereiken het Europees Parlement, de Raad en de Commissie bij voorbaat overeenstemming over de grote budgettaire prioriteiten van een meerdere jaren omspannende periode. Deze budgettaire prioriteiten krijgen vorm in de totstandbrenging van een kader voor de communautaire uitgaven (het financieel meerjarenkader) als financiële perspectieven. Het stelsel van de financiële perspectieven levert aldus een verbetering van het verloop der begrotingsprocedure en levert een garantie voor de begrotingsdiscipline. Het financieel meerjarenkader wordt in de verdragen niet genoemd.

De financiële vooruitzichten en het financiële meerjarenkader: zorgen voor begrotingsdiscipline

Het financiële meerjarenkader geeft de maximale omvang en de samenstelling van de voorzienbare uitgaven van de Gemeenschap weer. Het eerste interinstitutionele akkoord is in 1988 gesloten om de toepassing van de financiële vooruitzichten 1988-1992 (het pakket Delors I) mogelijk te maken. Hiermee konden de nodige middelen voor de budgettaire uitwerking van de Europese Akte worden vrijgemaakt. Sindsdien worden de financiële vooruitzichten telkens opnieuw opgesteld, in 1992 voor de periode 1993-1999 (het pakket Delors II), en in 1999 voor de periode 2000-2006 (de Agenda 2000) en in 2006 voor de periode 2007-2013.

Het systeem van de financiële vooruitzichten is dus bedoeld om de begrotingsdiscipline te verbeteren, de totale toename van de uitgaven te beteugelen en de procedure harmonieus te laten verlopen. Door het financiële kader worden twee maxima ingesteld, namelijk één voor de totale uitgaven en één voor iedere uitgavencategorie.

Structuur van het financiële meerjarenkader

Voor elke programmeringsperiode worden in het financiële kader "maxima" vastgesteld (de maximale bedragen aan vastleggingskredieten en aan betalingskredieten) per "rubriek" (de uitgavencategorieën) voor elk jaar. Met de jaarlijkse begrotingsprocedure wordt het exacte niveau van de uitgaven en de verdeling daarvan over de verschillende begrotingslijnen voor het betrokken jaar vastgesteld.

De verdeling van de uitgaven naar rubrieken gebeurt met in aanmerking nemen van de beleidsprioriteiten van de Unie voor de betrokken periode. De structuur van het financiële kader voor 2007-2013 is als volgt:

 1.

Duurzame groei

1 a.

Concurrentievermogen ter bevordering van groei en werkgelegenheid

1 b.

Cohesie ter bevordering van groei en werkgelegenheid

2.

Instandhouding en beheer van de natuurlijke hulpbronnen (marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen inbegrepen)

3.

Burgerschap, vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid

3 a.

Vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid

3 b.

Burgerschap

4.

De EU als mondiale partner

5.

Administratie

6.

Compensaties

De afdichting tussen de rubrieken houdt in dat een begrotingslijn in het kader van een welbepaalde rubriek wordt gefinancierd. Elke rubriek dient dus voldoende gevuld te zijn om een eventuele herallocatie van de uitgaven tussen de verschillende acties van eenzelfde rubriek naar gelang van de behoeften mogelijk te maken of ook onvoorziene uitgaven aan te kunnen.

De "'marge voor onvoorzien" tussen het maximum van de eigen middelen en het maximum van de kredieten voor betalingen heeft ten doel:

Relatie tot het stelsel der eigen middelen

Het algemene maximum van de vastleggingskredieten wordt verkregen door toevoegen van de verschillende maxima per rubriek. Om de verenigbaarheid na te gaan van de financiële vooruitzichten met het maximum van de eigen middelen dat de absolute grens voor de middelen vormt die door de lidstaten ter beschikking van de Unie kunnen worden gesteld, wordt voor de betalingskredieten eveneens een jaarlijks maximum vastgesteld. Dit maximum is algemeen en wordt niet per rubriek opgesplitst. Het wordt ook uitgedrukt als percentage van het voor de Gemeenschap geraamde bruto nationaal inkomen (BNI).

De wijze van toepassing van het financieel kader

De wijze van toepassing van het financieel kader staat in het interinstitutioneel akkoord, waarin de regels en procedures zijn opgenomen voor het jaarlijks beheer van het financieel kader (zoals de technische aanpassingen, de aanpassingen in verband met de uitvoering van de begroting of een uitbreiding van de Unie en de procedures voor herziening van de financiële vooruitzichten. De jaarlijkse begrotingsprocedure kan hiermee worden verbeterd.

De Commissie voert ieder jaar onder haar eigen verantwoordelijkheid de technische aanpassing van het financiële kader voor het komende jaar uit. Deze aanpassing betreft de volgende operaties:

De Commissie kan in twee gevallen aan de beide begrotingsautoriteiten ook een aanpassing van het kader voorstellen:

Tenslotte kunnen de twee begrotingsautoriteiten het financiële kader op voorstel van de Commissie herzien. Hierdoor kan de Gemeenschap, zonder de maxima van de eigen middelen te overschrijden, bij de vaststelling van de financiële vooruitzichten zo nodig onvoorziene maatregelen nemen.

See also

Laatste wijziging: 16.06.2011