Drugsprecursoren: interne dimensie

Met deze verordening harmoniseert de Europese Unie (EU) de maatregelen voor de controle en het toezicht op stoffen die vaak worden gebruikt bij de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen, teneinde misbruik van deze stoffen te voorkomen.

BESLUIT

Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake drugsprecursoren [Zie wijzigingsbesluiten].

SAMENVATTING

Een doeltreffende controle op de chemische stoffen die worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen is een belangrijk wapen tegen drugssmokkel. Deze chemische stoffen, die precursoren worden genoemd, hebben vaak echter ook legale en rechtmatige industriële toepassingen. De rechtmatige handel in deze stoffen dient dan ook te worden erkend en beschermd, terwijl misbruik ervan moet worden tegengegaan.

Het is de bedoeling een evenwicht te vinden tussen de acties die ten doel hebben de productie van illegale drugs te voorkomen en die welke bedoeld zijn om belemmeringen voor de rechtmatige handel in chemische producten weg te werken.

Controlemaatregelen voor precursoren

Deze verordening strekt tot vaststelling van geharmoniseerde maatregelen voor de controle en het toezicht in de Europese Unie (EU) op bepaalde chemische stoffen die vaak bij de vervaardiging van illegale verdovende middelen worden gebruikt. Zij bevat een definitie van de term “geregistreerde stof” * overeenkomstig artikel 12 van het Verdrag van de Verenigde Naties (VN) (zie hieronder). Met betrekking tot deze geregistreerde stoffen voorziet de verordening in bepalingen inzake vergunningen, afnemersverklaringen en etikettering. Zij voorziet ook in een toezichtsysteem om obstakels voor de vrijhandel in deze stoffen tussen de EU-lidstaten te voorkomen.

De verordening bevat ook een definitie van de term “niet-geregistreerde stof” * overeenkomstig artikel 12 van het VN-Verdrag. Voor deze stoffen stelt de Commissie richtsnoeren vast tot instelling van een flexibeler controleregeling dan die welke van toepassing is op geregistreerde stoffen.

Krachtens de verordening moeten marktdeelnemers * de bevoegde instanties meteen in kennis stellen van elk voorval, zoals ongewone orders voor of transacties met geregistreerde stoffen, dat erop kan wijzen dat deze in de handel te brengen stoffen * wellicht worden misbruikt om verdovende middelen of psychotrope stoffen op illegale wijze te vervaardigen.

Aan de marktdeelnemers opgelegde verplichtingen

Er worden bepaalde verplichtingen opgelegd aan marktdeelnemers die als precursoren geregistreerde stoffen (categorie 1 of 2 van bijlage I) in de handel willen brengen. De marktdeelnemers:

De geregistreerde stoffen van categorie 2 zijn aan minder dwingende verplichtingen onderworpen dan die van categorie 1 om onnodige belemmeringen voor de handel te vermijden, in het bijzonder wanneer het gaat om hoeveelheden die niet groter zijn dan die welke in bijlage II worden genoemd.

De Commissie zorgt, bijgestaan door een comité, voor de opstelling en de continue bijwerking van de lijsten van stoffen die moeten worden gecontroleerd. De EU-lidstaten dienen deze lijsten onder de marktdeelnemers te verspreiden.

Bij deze verordening worden Richtlijn 92/109/EEG van de Raad, Richtlijnen 93/46/EEG, 2001/8/EG en 2003/101/EG van de Commissie, alsmede Verordeningen (EG) nr. 1485/96 en (EG) nr. 1533/2000 van de Commissie ingetrokken.

Context: interne en externe dimensie van drugsbestrijding

In 1990 heeft de Unie het VN-Verdrag tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen bij Besluit 90/611/EEG van de Raad goedgekeurd. Op grond van artikel 12 van het VN-Verdrag dienden passende maatregelen te worden getroffen om toezicht uit te oefenen op de vervaardiging en distributie van precursoren. Wat de externe dimensie betreft, d.w.z. het toezicht op de handel in precursoren tussen EU-lidstaten en derde landen, is aan de vereisten van artikel 12 voldaan door Verordening (EEG) nr. 111/2005 van de Raad.

Belangrijkste begrippen

Referenties

Besluit

Datum van inwerkingtreding

Uiterste datum voor omzetting in nationaal recht

Publicatiebureau

Verordening (EG) nr. 273/2004

18.8.2005

-

L 47 van 18.2.2004

Wijzigingsbesluit(en)

Datum van inwerkingtreding

Uiterste datum voor omzetting in nationaal recht

Publicatiebureau

Verordening (EG) nr. 219/2009

20.4.2009

-

L 87 van 31.3.2009

GERELATEERDE BESLUITEN

Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 7 januari 2010 op grond van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 en artikel 32 van Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad over de uitvoering en de werking van de EU-wetgeving betreffende het toezicht en de controle op de handel in drugsprecursoren [COM(2009) 709 definitief – Niet in het Publicatieblad bekendgemaakt]. In dit verslag evalueert de Commissie de tenuitvoerlegging alsook de werking van Verordeningen (EG) nr. 273/2004 (zie hierboven) en (EG) nr. 111/2005.

Op basis van de door de EU-lidstaten meegedeelde gegevens besluit de Commissie in haar evaluatie dat het rechtskader voor de controle op de handel over het algemeen proportionele maatregelen bevat om misbruik van drugsprecursoren voor de illegale vervaardiging van drugs te voorkomen zonder dat de legale handel in dergelijke stoffen belemmerd wordt. Dit is in ruime mate te danken aan de vlotte samenwerking tussen de marktdeelnemers en de bevoegde instanties. Bovendien vormen de EU-richtsnoeren voor de chemische industrie en de nieuwe elektronische cursus voor marktdeelnemers een perfecte aanvulling op dat rechtskader.

De EU-lidstaten hebben het gemeenschappelijke vergunningenstelsel voor precursoren van categorie 1 naar tevredenheid toegepast en het stelsel werkt doeltreffend voor zowel de bevoegde instanties als voor de sector. De registratieverplichting voor precursoren van categorie 2 daarentegen lijkt echter ontoereikend om voldoende controle te garanderen en ervoor te zorgen dat deze stoffen in het handelsverkeer niet misbruikt worden. Bovendien worden sommige bepalingen (bijv. die met betrekking tot de afnemersverklaringen en de criteria op grond waarvan bepaald wordt welke producten als mengsel worden beschouwd) verschillend uitgelegd door de EU-landen. Andere problemen houden verband met de frequentie waarmee marktspelers verslag uitbrengen aan de bevoegde instanties en met bepaalde aspecten van de wetgeving inzake externe handel, zoals onvoldoende flexibele termijnen voor voorafgaande kennisgevingen van uitvoer en te omslachtige vergunningsprocedures.

De Commissie formuleert in het verslag dan ook de volgende aanbevelingen:

Verordening (EG) nr. 1277/2005 van de Commissie van 27 juli 2005 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad inzake drugsprecursoren en van Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad houdende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Gemeenschap en derde landen in drugsprecursoren [Publicatieblad L 202 van 3.8.2005]. Bij deze verordening worden de toepassingsbepalingen gegeven voor de genoemde verordeningen wat betreft de verantwoordelijke, de vergunning, de registratie van de marktdeelnemers, de communicatie, de aan de uitvoer voorafgaande kennisgevingen, alsmede de in- en uitvoervergunningen voor drugsprecursoren.

Laatste wijziging: 24.02.2011