Toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden

Krachtens dit voorstel heeft de burger het recht administratieve of gerechtelijke procedures in te leiden tegen handelingen of nalatigheden die indruisen tegen het milieurecht. Het voorstel heeft ook tot doel om op communautair niveau en op het niveau van de lidstaten de derde pijler van het Verdrag inzake toegang tot informatie, inspraak door de bevolking en mogelijkheid van verhaal in milieuzaken (Verdrag van Århus) ten uitvoer te leggen. Het uiteindelijke doel is de toepassing van het milieurecht te verbeteren.

VOORSTEL

Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2003 betreffende toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden (ingediend door de Commissie).

SAMENVATTING

Het voorstel voor een richtlijn heeft tot doel een kader in te stellen van minimumeisen voor toegang tot de rechter en tot administratieve procedures inzake milieuaangelegenheden teneinde op die manier de derde pijler van het Verdrag van Århus ten uitvoer te leggen.

Handelingen en nalatigheden van particulieren

De lidstaten waarborgen dat leden van het publiek (natuurlijke of rechtspersonen en hun verenigingen, organisaties of groepen) administratieve of gerechtelijke beroepsprocedures kunnen aanspannen tegen handelingen of nalatigheden van privé-personen die in strijd zijn met het milieurecht.

Handelingen en nalatigheden van overheidsinstanties

De lidstaten waarborgen dat leden van het publiek toegang hebben tot administratieve of gerechtelijke beroepsprocedures tegen administratieve handelingen of nalatigheden die inbreuk maken op het milieurecht, voor zover zij een voldoende belang hebben of zich beroepen op de schending van een recht.

De lidstaten waarborgen dat bevoegde entiteiten (elke vereniging, organisatie of groep die tot doel heeft het milieu te beschermen en erkend is door een lidstaat) toegang hebben tot administratieve of gerechtelijke beroepsprocedures om inbreuken op het milieurecht aan te klagen, zonder een voldoende belang te hebben of zich op de schending van een recht te beroepen, indien het voorwerp van het beroep specifiek verband houdt met de statutaire activiteiten van de bevoegde entiteit en binnen de specifieke geografische werkterrein van die entiteit valt. Een in een lidstaat erkende bevoegde entiteit heeft het recht een dergelijke procedure in te leiden in een andere lidstaat.

De leden van het publiek en de bevoegde entiteiten die toegang hebben tot de rechter om in beroep te gaan tegen een handeling of nalatigheid, moeten eerst een verzoek om intern beroep indienen. Dit luidt een voorafgaande procedure in die het mogelijk maakt zich tot de door de lidstaat aangewezen overheidsinstantie te richten alvorens de gerechtelijke of administratieve procedure te starten. Het verzoek moet worden ingediend binnen een periode van 4 weken vanaf de datum van administratieve handeling of nalatigheid. Daarna beschikt de overheidsinstantie over een termijn van 12 weken om een schriftelijke en gemotiveerde beslissing te nemen en die mede te delen aan de indiener van het verzoek. In deze beslissing worden de maatregelen omschreven die moeten worden getroffen om zich in overeenstemming te brengen met het milieurecht, of wordt het verzoek eventueel verworpen. Indien de overheidsinstantie niet in staat is een beslissing te nemen, stelt zij de verzoeker zo spoedig mogelijk op de hoogte van de redenen daarvoor. Wanneer de overheidsinstantie niet binnen de vastgestelde termijnen op het verzoek antwoordt of wanneer haar beslissing ontoereikend is om de naleving van het milieurecht te verzekeren, heeft de verzoeker het recht een administratieve of gerechtelijke milieuprocedure in te stellen.

Erkenning van bevoegde entiteiten

De lidstaten stellen een procedure vast voor de erkenning van bevoegde entiteiten. Zij kunnen kiezen tussen een procedure van voorafgaande erkenning en een procedure van erkenning per geval ("ad hoc"). Erkende entiteiten moeten altijd voldoen aan de volgende criteria; zij moeten:

Administratieve en gerechtelijke procedures

De administratieve en gerechtelijke procedures waarin dit voorstel voorziet, moeten objectief, adequaat, billijk, snel en niet prohibitief kostbaar zijn.

Context: het Verdrag van Århus

Het Verdrag inzake toegang tot informatie, inspraak door de bevolking en mogelijkheid van verhaal in milieuzaken (Verdrag van Århus) is in juni 1998 ondertekend door de Europese Gemeenschap en haar lidstaten. Afgezien van dit voorstel hebben twee andere voorstellen, die dateren van oktober 2003, tot doel het verdrag definitief goed te keuren en de bepalingen ervan toe te passen op de instellingen en organen van de Gemeenschap.

Het Verdrag van Århus bestaat uit drie pijlers. De eerste pijler verleent het publiek het recht van toegang tot milieu-informatie en is op communautair niveau ten uitvoer gelegd door Richtlijn 2003/4/EG inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie. De tweede pijler, die is omgezet via Richtlijn 2003/35/EG, verleent het publiek recht van inspraak in besluitvormingsprocessen inzake het milieu. De derde pijler tenslotte verleent het publiek toegang tot de rechter in milieuzaken. Dit voorstel voor een richtlijn heeft tot doel de derde pijler ten uitvoer te leggen.

Het Verdrag van Århus gaat uit van de gedachte dat een verbetering van de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot de rechter, alsook een grotere inspraak van het publiek in het besluitvormingsproces bij milieuzaken, zal resulteren in een betere toepassing van het milieurecht.

Referenties en procedure

Voorstel

Publicatieblad

Procedure

COM(2003) 624 def.

-

Medebeslissingsprocedure COD/2003/246

Laatste wijziging: 26.07.2007