Routekaart voor hernieuwbare energie

In de routekaart voor hernieuwbare energie wordt een evaluatie gemaakt van het aandeel van hernieuwbare energiebronnen in de totale energiemix en wordt de vooruitgang besproken die op dit gebied is geboekt. In de routekaart is ook de doelstelling opgenomen dat het aandeel van hernieuwbare energiebronnen tegen 2020 moet zijn opgelopen tot 20% van de totale hoeveelheid in de Europese Unie verbruikte energie en wordt een overzicht gegeven van de maatregelen die zijn genomen om de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen in de elektriciteitssector en in de sectoren biobrandstoffen, verwarming en koeling te bevorderen.

BESLUIT

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 10 januari 2007 - "Routekaart voor hernieuwbare energie - Hernieuwbare energiebronnen in the 21st eeuw: een duurzamere toekomst opbouwen" [COM(2006) 848 - Niet verschenen in het Publicatieblad].

SAMENVATTING

In deze routekaart wordt de langetermijnstrategie van de Commissie voorgesteld op het gebied van hernieuwbare energiebronnen in de Europese Unie (EU). Deze strategie heeft tot doel om het voor de EU mogelijk te maken de dubbele doelstelling van een grotere veiligheid van de energievoorziening en een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen te bereiken.

Uit de evaluatie van het aandeel van duurzame energiebronnen in de totale energiemix en de vooruitgang die sinds 10 jaar is geboekt, blijkt dat hernieuwbare energie meer en beter kan worden ontwikkeld en benut.

In de routekaart stelt de Commissie voor om een bindende doelstelling van 20% vast te stellen voor het aandeel van hernieuwbare energiebronnen in het totale energieverbruik van de EU in 2020 en stelt zij tevens een bindende doelstelling voorop van minimaal 10% biobrandstoffen in het brandstofverbruik. Zij stelt ook een nieuw wetgevingskader voor om de acties ter bevordering en het gebruik van duurzame energiebronnen te intensifiëren.

De huidige bijdrage van hernieuwbare energie

In 2005 was de verdeling van de verschillende in de EU geproduceerde hernieuwbare energiebronnen de volgende: 66,1% voor biomassa, 22,2% voor waterkracht, 5,5% voor windenergie, 5,5% voor geothermische energie en 0,7% voor zonne-energie (thermisch en fotovoltaïsch).

In 1997 heeft de EU als streefcijfer vastgelegd dat het aandeel van duurzame energiebronnen in het geheel van het bruto binnenlandse energieverbruik tegen 2010 zou moeten zijn opgelopen tot 12%. Ondanks een aanmerkelijke vooruitgang is de Commissie van mening dat dit doel niet zal worden bereikt.

De moeilijkheden om dit streefcijfer te realiseren zijn onder meer de volgende:

Voorts is de voortgang die in de onderscheiden lidstaten is opgetekend, veeleer partieel en zeer ongelijk: de afwezigheid van een bindende doelstelling en de leemten in het communautaire juridische kader voor hernieuwbare energie hebben slechts een daadwerkelijke vooruitgang mogelijk gemaakt in de enkele lidstaten waarin de vastberadenheid groter is gebleken dan de wisselvalligheden van het beleid.

Overeenkomstig Richtlijn 2001/77/EG (es de en fr) hebben alle lidstaten nationale doelstellingen vastgesteld voor het verbruik van elektriciteit die met behulp van hernieuwbare energiebronnen is geproduceerd. Als alle lidstaten hun nationale streefcijfers behalen, zal 21% van de totale hoeveelheid in de EU verbruikte elektriciteit in 2010 geproduceerd worden met behulp van hernieuwbare bronnen. Hoewel bepaalde lidstaten daadwerkelijk hun doelstelling lijken te zullen bereiken, blijkt de meerderheid van de landen achter te lopen op hun doelstellingen zodat wordt verwacht dat het aandeel van hernieuwbare energiebronnen in 2010 slechts 19% zal bedragen. Er zijn dus duidelijk extra inspanningen nodig.

In 2005 was de verdeling van de verschillende hernieuwbare energiebronnen die in de EU werden gebruikt voor de productie van elektriciteit, de volgende: 66,1% voor waterkracht, 16,3% voor windenergie, 15,8% voor biomassa, 1,2% voor geothermische energie en 0,3% voor zonne-energie (thermisch en fotovoltaïsch).

Op dezelfde manier zal het streefcijfer van 5,75% voor het aandeel van biobrandstoffen in het totale brandstofverbruik in 2010, als vastgelegd op basis van Richtlijn 2003/30/EG (es de en fr), naar alle waarschijnlijkheid niet worden behaald tenzij het huidige beleid wordt versterkt. Slechts twee lidstaten hebben de tussentijdse doelstelling van 2% biobrandstoffen in 2005 verwezenlijkt. In 2005 was biodiesel goed voor 81,5% van alle in de EU geproduceerde biobrandstoffen, terwijl bioethanol goed was voor 18,5% van het totaal.

De Commissie is van mening dat de warmte- en koelsector, die ongeveer 50% van het eindverbruik van energie voor zich neemt, het potentieel van hernieuwbare energie veel te weinig benut. In 2005 werd slechts 10% van de energie die werd gebruikt voor verwarmings- of koelingsdoeleinden geproduceerd met gebruikmaking van duurzame energie. De EU heeft tot dusverre geen enkele wetgeving aangenomen die tot doel heeft verwarming of koeling met gebruikmaking van hernieuwbare energie op een directe wijze te bevorderen.

Het aandeel van hernieuwbare energie in deze sector is slechts moeizaam toegenomen. Bij verwarming is biomassa de voornaamste bron van duurzame energie. De andere bronnen worden op zeer wisselende wijze ontwikkeld naar gelang van het type energiebron en het betrokken land (bijvoorbeeld: geothermische warmte in Zweden en Hongarije, thermische zonne-energie in Duitsland en Griekenland, enz.).

De toekomstige streefcijfers

In de routekaart wordt een bindend algemeen streefcijfer neergelegd, namelijk een aandeel van hernieuwbare energiebronnen van 20% van het totale energieverbruik in de EU in 2020. De vaststelling van streefcijfers op Europees niveau maakt het mogelijk een zekere stabiliteit van het nationale beleid op dit gebied te bewerkstelligen.

Voor biobrandstoffen stelt de Commissie een minimumdoelstelling voor van 10% tegen 2020. Dit streefcijfer gaat gepaard met een wijziging van Richtlijn 98/70/EG (es de en fr) betreffende de brandstofkwaliteit teneinde daarin het aandeel van biobrandstoffen te integreren.

Krachtens de routekaart moeten de lidstaten bindende streefcijfers vastleggen en actieplannen aannemen die zijn aangepast aan hun specifieke mogelijkheden. Deze actieplannen moeten specifieke maatregelen en doelstellingen omvatten voor de elektriciteitssector en de sector van de biobrandstoffen en van warmte en koeling. Deze flexibele aanpak biedt de lidstaten een voldoende grote manoeuvreerruimte. De passende wetgevingsvoorstellen zullen in 2007 worden ingediend.

Beleid en maatregelen

De Commissie stelt maatregelen voor om de werking van de interne markt te verbeteren en belemmeringen weg te werken voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie in de elektriciteitssector en de warmte- en koelsector, onder meer door een verlichting van de administratieve lasten, een verbetering van de transparantie en de verspreiding van informatie en de aanpassing en uitbreiding van het aantal installaties en interconnectiesystemen.

Voorts zal de Commissie diverse maatregelen ter ondersteuning, stimulering en bevordering van hernieuwbare energiebronnen voorstellen, onder meer de vaststelling van een stimulerings-/steunregeling voor biobrandstoffen en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen bij overheidsopdrachten, met name wanneer het om vervoer gaat.

De Commissie zal nauw blijven samenwerken met de diverse parijen die bij de sector van hernieuwbare energiebronnen betrokken zijn (de netautoriteiten, de Europese regelgevende instanties voor elektriciteit en de hernieuwbare energie-industrie) teneinde de hernieuwbare energiebronnen beter te kunnen integreren in het krachtnet.

De Commissie zal een optimaal gebruik van de bestaande financieringsinstrumenten bevorderen, zoals de structuurfondsen en het cohesiefonds, alsook de instrumenten die gericht zijn op steun voor onderzoek en de verspreiding van technologieën, zoals het volgende strategische plan voor energietechnologieën, het kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling of het programma "Intelligente Energie voor Europa ".

De Commissie zal er ook over waken dat goede praktijken verder worden uitgewisseld en dat de externe kosten van fossiele energiebronnen worden doorgerekend in hun prijs (met name via energieheffingen).

De lidstaten en de lokale en regionale autoriteiten wordt verzocht de instrumenten die hen ter beschikking staan maximaal te benutten en de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen te bevorderen, onder meer door een verlichting van de administratieve lasten en een verbetering van de planning.

Evaluatie van kosten en baten

Hernieuwbare energiebronnen stoten weinig of geen broeikasgassen uit. Door het aandeel van dergelijke energiebronnen in de totale energiemix te vergroten, wordt de uitstoot van broeikasgassen in de EU dus aanzienlijk teruggedrongen. De Commissie is van mening dat het streefcijfer van 20% kan resulteren in een vermindering van de emissies met 600 à 900 miljoen ton CO2 per jaar, wat een besparing inhoudt van 150 tot 200 miljard euro als de prijs van een ton CO2 25 euro per ton bedraagt.

Voorts draagt de ontwikkeling van energiebronnen ter vervanging van fossiele energiebronnen bij tot de beveiliging van de energievoorziening van de EU en een verlaging van de hogere energierekening die de EU moet betalen ten gevolge de stijging van de prijs van fossiele brandstoffen. Als de EU haar streefdoel van 20% in 2020 kan behalen, bespaart zij tegen 2020 naar raming meer dan 250 miljoen toe (ton aardolie-equivalent), waarvan 200 miljoen toe normaliter zouden zijn ingevoerd.

Bovendien opent de ontwikkeling van de in de sector hernieuwbare energie gebruikte technologieën nieuwe commerciële vooruitzichten en kansen, met name voor de uitvoer van dergelijke technologieën. Er wordt ook een positieve weerslag verwacht op het gebied van de werkgelegenheid en de toename van het BBP.

De kosten van uit duurzame bronnen gewonnen energie zijn in de afgelopen 20 jaar stelselmatig teruggelopen. Deze kosten blijven evenwel op een hoger niveau liggen dan die van klassieke energiebronnen, zeker wanneer de externe kosten van fossiele brandstoffen niet worden meegerekend. De jaarlijkse supplementaire kosten om de 20%-doelstelling te bereiken wordt geraamd op 10 tot 18 miljard euro, dit naar gelang van de energieprijzen en de onderzoeksinspanningen waartoe de lidstaten bereid zijn.

Context

Deze routekaart maakt integrerend deel uit van de begin 2007 uitgevoerde evaluatie van het Europese beleid op energiegebied (het "energiepakket"). Zij is uitgewerkt als antwoord op het verzoek van de Europese Raad van maart 2006 om hernieuwbare energie op langere termijn meer te bevorderen.

GERELATEERDE BESLUITEN

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 26 mei 2004 - Het aandeel van hernieuwbare energie in de EU - Verslag van de Commissie overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 2001/77/EG - De evaluatie van het effect van wetgevende instrumenten en andere communautaire beleidsmaatregelen op de ontwikkeling van de bijdrage van hernieuwbare energiebronnen in de EU en voorstellen voor concrete acties [COM(2004) 366 def ( ). - Niet verschenen in het Publicatieblad].

Mededeling van de Commissie - Energie voor de toekomst: duurzame energiebronnen - Witboek voor een communautaire strategie en een actieplan [COM(97) 599 def ( ). - Niet verschenen in het Publicatieblad].

Groenboek van de Commissie van 20 november 1996 over hernieuwbare energiebronnen [COM(96) 576 def . - Niet verschenen in het Publicatieblad].

Laatste wijziging: 09.02.2007