Europa duurzaam in beweging - Duurzame mobiliteit voor ons continent. Tussentijdse evaluatie van het witboek van 2001

Deze mededeling behelst een tussentijdse evaluatie van de Europese vervoersstrategie die in 2001 in een witboek is vastgesteld. De Commissie bevestigt nogmaals de grote principes waarop haar actie is gebaseerd. Zij vestigt er de aandacht op dat de situatie zich sedert 2001 heeft gewijzigd en oplossingen moeten worden gevonden voor de problemen die zich sedertdien hebben voorgedaan. De uitbreiding, de versnelde mondialisering, de internationale verbintenissen in verband met de opwarming van het klimaat, de geopolitieke achtergrond met de gestegen olieprijzen en het gevoel van onveiligheid hebben immers gevolgen gehad voor de sector en maken andere oplossingen noodzakelijk.

BESLUIT

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 22 juni 2006 over de tussentijdse evaluatie van het witboek vervoer van 2001 "Europa duurzaam in beweging - duurzame mobiliteit voor ons continent. Tussentijdse evaluatie van het witboek vervoer van 2001 van de Commissie" [COM(2006) 314 def. - Niet in het Publicatieblad verschenen].

SAMENVATTING

In het witboek van 2001 werden meer dan 60 maatregelen voorgesteld voor een vervoerssysteem dat de verschillende vervoerswijzen weer in evenwicht kan brengen, het spoorwegverkeer nieuwe impulsen kan geven, het zeevervoer en de binnenscheepvaart kan bevorderen en de groei van het luchtvervoer onder controle kan houden. Het witboek leverde dus de strategie voor duurzame ontwikkeling waartoe de Europese Raad van Göteborg in juni 2001 had besloten.

In deze mededeling worden de principes van 2001 die de basis vormen van het Europese vervoersbeleid opnieuw bevestigd: aan de economische en sociale behoeften voldoen zonder het milieu te schaden. De sector is goed voor 7% van het BBP van de EU en zorgt voor 5% van de werkgelegenheid. De mobiliteit van goederen en personen is behalve een recht ook een middel tot cohesie en van essentieel belang voor het Europese bedrijfsleven en de Europese dienstverlening.

Doelstellingen van het vervoersbeleid

Deze mededeling geeft een overzicht van de verschillende sectoren en reikt oplossingen aan voor de gewijzigde situatie.

Het vervoersbeleid vormt de kern van de strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid. Het bevat doelstellingen op lange termijn en bij alle strategische keuzes wordt gestreefd naar evenwicht tussen economische groei, sociaal welzijn en milieubescherming. Het komt er dus op aan:

Voorts wenst de Commissie het spoorwegvervoer en de scheepvaart aan te passen aan de principes van de interne markt. De door het Europese beleid ondersteunde verbetering van de efficiëntie zou het concurrentievermogen van deze vervoerswijzen, met name ten opzichte van wegvervoer, ten goede moeten komen.

Om de verwezenlijking van deze doelstellingen tot een goed einde te brengen worden in deze mededeling vier pijlers voor het vervoersbeleid vastgesteld:

Een evoluerende context

In de mededeling wordt er evenwel op gewezen dat de algemene context van het Europese vervoersbeleid is geëvolueerd:

Een nieuwe problematiek

In 2001 waren de belangrijkste problemen het gebrek aan evenwicht tussen de verschillende vervoerswijzen en de congestie maar de situatie is sedertdien geëvolueerd. De congestie van het wegverkeer is toegenomen en kost de Unie nu 1% van haar BBP. Het luchtverkeer en de gevolgen ervan voor het milieu kenden ook een sterke toename. De broeikasgassen en de opwarming van het klimaat staan voortaan hoog op de agenda. Over het algemeen is het binnenlands vervoer verantwoordelijk voor 21% van de uitgestoten broeikasgassen. Deze emissies zijn sedert 1990 met ongeveer 23% gestegen en brengen het bereiken van de doelstellingen van Kyoto in het gedrang.

De in 2001 door de Commissie geplande maatregelen zullen dus niet volstaan om de oorspronkelijke doelstellingen te bereiken; er zijn meer en soepeler beleidsinstrumenten nodig. De Commissie wenst derhalve, om het toekomstig beleid op te zetten en te evalueren, een debat op gang te brengen over de vervoersscenario's voor de komende 20 à 40 jaar en op deze wijze een algemeen beleid inzake duurzame mobiliteit te ontwikkelen.

EERSTE PIJLER: mobiliteit

Vervoer over land

Terwijl het wegvervoer op internationaal vlak werd geliberaliseerd bleef het op binnenlands vlak grotendeels beschermd. De Commissie wenst een gemeenschappelijke regelgeving inzake beroepskwalificaties en arbeidsomstandigheden uit te werken omdat deze tot dusverre van lidstaat tot lidstaat sterk verschilden. Voorts zijn de gevolgen voor de concurrentie van de ook van lidstaat tot lidstaat sterk verschillende brandstofheffing zeer belangrijke factoren voor de toekomstige ontwikkeling. De Commissie wenst dus maatregelen te nemen om het buitensporig verschil in brandstofheffingen te verkleinen.

Spoorwegvervoer

Na de liberalisering van het goederenvervoer, waarvoor het juridisch kader in 2007 moet zijn voltooid, moet het internationaal reizigersvervoer, dankzij het derde spoorwegpakket, worden vrijgemaakt. De Commissie wenst:

Luchtvaart

De herstructurering en integratie van de interne markt voor de luchtvaart zijn ver gevorderd en de interne markt heeft voor de klanten tot aanzienlijke voordelen geleid. Niettemin wenst de Commissie:

Scheepvaart

De Commissie ziet de scheepvaart als een alternatief voor het vervoer over land met name dankzij het aanzienlijke potentieel dat de scheepvaart voor korte afstanden bezit zoals uit het concept " maritieme snelwegen " moet blijken. De ontwikkeling van de scheepvaart staat evenwel voor twee belangrijke uitdagingen:

Binnenvaart

De Commissie wijst op het potentieel dat door de binnenvaart wordt geboden en dat door de integratie in intermodale logistieke ketens kan worden geëxploiteerd. Het Naiades (es de en fr)-programma bevat een actieplan ter bevordering van deze sector dat de Commissie ten uitvoer wenst te leggen.

TWEEDE PIJLER: BESCHERMING

Werkgelegenheid en arbeidsomstandigheden

Het vervoer is een belangrijke bron van werkgelegenheid en is goed voor meer dan tien miljoen banen in de Unie. In bepaalde sectoren zoals het spoorwegvervoer en het wegvervoer zijn evenwel tekorten aan gekwalificeerd personeel aan het licht getreden. De Commissie wenst derhalve haar inspanningen toe te spitsen op opleiding en meer jongeren te motiveren om een baan te zoeken in de vervoerssector.

De Commissie stelt voor de regelgeving inzake arbeidsomstandigheden te onderzoeken omdat de arbeidskosten sterk uiteen lopen. De Commissie wenst ook een dialoog op gang te brengen met het oog op de toepassing van het IAO-Verdrag in de scheepvaart.

De Commissie werkt de idee van bescherming uit in de volgende aspecten:

DERDE PIJLER: INNOVATIE

De Commissie wenst de innovatie in alle onderdelen van het vervoersbeleid te integreren om zo de perfectionering van bepaalde oplossingen te bespoedigen. Intelligente vervoerssystemen, nieuwe communicatiesystemen en systemen voor verkeersbeveiliging kunnen bijdragen tot een grotere mobiliteit en tot de integratie van de Europese netten. De ondernemingen van de Unie kunnen bovendien nieuwe markten veroveren dankzij hun uitmuntendheid op het gebied van vervoerstechnologie.

Energie

De vervoerssector verbruikt zeer veel energie. Hij is namelijk goed voor 71% van de olieconsumptie in de EU. 60% van het verbruik is toe te schrijven aan het wegvervoer en ongeveer 9% naar de luchtvaart. De resterende 2% wordt verbruikt door het spoor en de binnenvaart. Het spoorwegvervoer verbruikt zowel elektriciteit (75%) als fossiele brandstoffen (25%). In de tekst wordt gepleit voor een verbetering van de energie-efficiëntie in de gehele EU en voor een ondersteuning van de activiteiten op het gebied van onderzoek, demonstratie en invoering van nieuwe beloftevolle technologieën op de markt.

Infrastructuur

Een aantal regio's in Centraal-West-Europa kampt met congestie en vervuiling. Men verwacht dat 60 grote luchthavens tegen 2020 ernstig overbelast zullen zijn en een vergelijkbare trend tekent zich af in de havens. Er zal dus behoefte zijn aan nieuwe, of aan verbetering van oude infrastructuur. Ook intermodale logistieke ketens kunnen hier oplossingen bieden.

Alle financieringsbronnen aanwenden

De kostprijs van de 30 prioritaire, in 2004 aangewezen TEN-projecten wordt geraamd op ongeveer 250 miljard euro. De publieke financieringsmogelijkheden van de lidstaten blijven echter beperkt. Ook in de financiële vooruitzichten voor de periode 2007-2013 is er slechts sprake van een beperkte toename van het beschikbare budget voor de TEN. De medefinanciering van de EU zal dus moeten worden toegespitst op de kritische grensoverschrijdende trajecten en de andere belangrijke bottlenecks. Ook is het nodig dat een aantal nieuwe financieringsmechanismen worden ontwikkeld.

Intelligente mobiliteit

De heffing van tol op het gebruik van infrastructuur zoals dat het geval is in Londen en op bepaalde snelwegen komt steeds vaker voor. De EU heeft een richtlijn goedgekeurd waarbij een kader voor snelwegheffingen in het leven werd geroepen. Deze heffingsystemen hebben ten doel de infrastructuur te financieren en tevens een bijdrage te leveren aan de optimalisering van het verkeer. Uiterlijk 2008 moet de Commissie een algemeen toepasbaar, transparant en compleet model voor de vaststelling van de externe kosten voorstellen dat als basis kan dienen voor de toekomstige berekening van infrastructuurheffingen. Volgens de Commissie moet een brede discussie waarbij ook aan de andere vervoerswijzen aandacht wordt besteed, worden opgezet om vast te stellen hoe intelligente heffingssystemen de werking van de sector kunnen helpen verbeteren.

De logistiek maakt ook deel uit van de punten waarop de Commissie haar aandacht wil toespitsen en waarvoor zij een strategisch kader wil uitwerken, gevolgd door een overleg en een actieplan.

Voorts wijst de Commissie erop dat alle vervoerswijzen gebruik moeten kunnen maken van communicatiesystemen, navigatieapparatuur en automatisering met name op basis van Galileo. Hier situeren zich programma's zoals Intelligente auto (es de en fr), SESAR voor de luchtvaart, ERTMS voor het spoor en RIF (es de en fr) voor de binnenscheepvaart. De Commissie wenst ook soortgelijke initiatieven te ontwikkelen voor de scheepvaart (programma e-maritime).

VIERDE PIJLER: BETREKKINGEN MET DERDE LANDEN

Aangezien het internationaal karakter inherent is aan de vervoerssector is het de wens van de Commissie het beleid deel te laten uitmaken van een breder partnerschap met derde landen. Bovendien worden door de convergentie tussen Europese en internationale normen uitvoermarkten voor Europese technologie ontsloten. De Europese vervoersbedrijven stuiten evenwel vaak op invoer- of investeringsbelemmeringen in derde landen. De Commissie is derhalve voornemens de samenwerking op het gebied van het beleid en de industriële dialoog met de belangrijkste handelspartners en regionale samenwerkingsverbanden, onder meer door het sluiten van overeenkomsten, te ontwikkelen. Zij wenst ook een strategisch kader te ontwikkelen voor de verlenging van de hoofdassen van de interne vervoersmarkt en het Europees netwerk tot buurlanden die dat wensen.

Laatste wijziging: 04.01.2007