Havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen

SAMENVATTING VAN:

Richtlijn 2000/59/EG betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen

SAMENVATTING

WAT DOET DEZE RICHTLIJN?

Deze richtlijn moet de beschikbaarheid en het gebruik van havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen verbeteren.

Ze stelt ook een handhavingsregeling vast, met inbegrip van een systeem voor inspecties en voor de uitwisseling van informatie.

KERNPUNTEN

Onder de richtlijn vallen:

EU-landen moeten ervoor zorgen dat de havenontvangstvoorzieningen:

Afvalontvangst- en verwerking

Voor elke haven moet een plan voor ontvangst en verwerking van scheepsafval worden uitgewerkt. Deze plannen moeten worden beoordeeld en goedgekeurd door het betreffende EU-land. De plannen moeten minstens om de drie jaar opnieuw worden goedgekeurd.

Kennisgeving

De kapitein van een schip dat op weg is naar een haven in de EU en dat geen vissersvaartuig is of een pleziervaartuig waarmee ten hoogste 12 passagiers mogen worden vervoerd, moet bepaalde informatie verstrekken, met name:

Afgifte

Scheepsafval moet worden afgegeven bij een havenontvangstvoorziening voor vertrek uit een EU-haven, tenzij de kapitein kan aantonen dat het schip voldoende aparte opslagcapaciteit heeft voor het scheepsafval dat al is ontstaan en dat tijdens de reis naar de voorziene haven van afgifte nog zal ontstaan. Een EU-land kan in dat laatste geval toch eisen dat het afval van een schip wordt afgegeven voor vertrek uit de haven, als het goede redenen heeft om aan te nemen dat:

Inspecties

Van de schepen die een EU-haven aandoen moet minimaal 25 % worden gecontroleerd. EU-landen moeten bijzondere aandacht besteden aan schepen die:

Afvalbijdragen

De havens moeten een kostendekkingssysteem invoeren om de afgifte van scheepsafval op land aan te moedigen en het lozen van afval op zee te ontmoedigen. Alle schepen die een EU-haven aandoen zullen een aanzienlijk deel van de kosten dragen (bepaald op 30 % door de Europese Commissie), ongeacht het feitelijke gebruik van de voorzieningen. De bijdragen kunnen variëren naar gelang van o.a. de categorie, het type en de grootte van het schip. De bijdragen kunnen worden verlaagd indien de kapitein kan aantonen dat het milieuzorgsysteem, het ontwerp, de uitrusting en de exploitatie van het schip zodanig zijn dat er minder scheepsafval wordt geproduceerd.

Uitvoering van de richtlijn

In 2015 publiceerde de Commissie haar eindevaluatieverslag over de uitvoering van de richtlijn. De conclusie luidde dat de richtlijn gedeeltelijk doeltreffend, efficiënt en samenhangend werd uitgevoerd. Er werden ook een aantal kwesties opgesomd die kunnen worden aangepakt bij een herziening van de richtlijn.

VANAF WANNEER IS DEZE RICHTLIJN VAN TOEPASSING?

De richtlijn is 28 december 2000 in werking getreden. EU-landen moesten de richtlijn voor 28 december 2002 opnemen in hun nationale wetgeving.

ACHTERGROND

De bescherming van het mariene milieu kan worden verbeterd door het terugdringen van lozingen van scheepsafval en ladingresiduen in zee.

BESLUIT

Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2000 betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen — Verklaring van de Commissie (PB L 332 van 28.12.2000, blz. 81–90)

De achtereenvolgende wijziginen van Richtlijn 2000/59/EG zijn opgenomen in de oorspronkelijke tekst. Deze geconsolideerde versie heeft slechts documentaire waarde.

Laatste bijwerking 24.02.2016