Televisieomroepactiviteiten: richtlijn "Televisie zonder grenzen" (TZG)

De richtlijn "Televisie zonder grenzen" (richtlijn TZG) vormt de hoeksteen van het audiovisuele beleid van de Europese Unie. Zij berust op twee fundamentele beginselen: het vrije verkeer van Europese televisieprogramma's binnen de interne markt; en de op de televisie-omroeporganisaties rustende verplichting om zoveel mogelijk meer dan de helft van hun zendtijd voor Europese producties te reserveren ("uitzendquota's").

De Richtlijn TZG beoogt eveneens de bescherming van bepaalde belangrijke doelstellingen van algemeen belang, zoals culturele verscheidenheid, de bescherming van minderjarigen en het recht van weerwoord.

In december 2005 heeft de Commissie een voorstel tot herziening van de richtlijn TZG ingediend.

BESLUIT

Richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten [Zie wijzigingsbesluiten].

SAMENVATTING

RICHTLIJN 89/552/EEG "TELEVISIE ZONDER GRENZEN"

De richtlijn beoogt het vrije verkeer van omroepdiensten op de interne markt te waarborgen en tegelijkertijd bepaalde belangrijke doelstellingen van algemeen belang te beschermen zoals de culturele verscheidenheid, het recht van weerwoord en de bescherming van consumenten en minderjarigen. Doel is ook de distributie en productie van Europese audiovisuele programma's te bevorderen door met name te waarborgen dat het grootste gedeelte van de televisiezendtijd voor Europese producties wordt gereserveerd.

Algemeen principe

Krachtens de richtlijn moeten de lidstaten de ontvangst en uitzending van audiovisuele programma's uit andere lidstaten op hun grondgebied waarborgen. De lidstaten mogen echter de uitzending van televisieprogramma's verhinderen die strijdig zijn met de bepalingen van de richtlijn ter bescherming van minderjarigen.

Uitzend- en productiequota's

Om de distributie en productie van Europese televisieprogramma's te bevorderen moeten de lidstaten er zoveel mogelijk op toezien dat televisiezenders het leeuwendeel van hun zendtijd voor Europese werken reserveren, met uitzondering van de zendtijd voor informatie, sport, spelprogramma's, reclame, teletekst en telewinkelen (artikel 4).

De televisiezenders moeten bovendien minstens 10 % van hun zendtijd of 10 % van het programmabudget voor Europese producties van onafhankelijke producenten reserveren (artikel 5).

De Commissie moet erop toezien dat beide bepalingen nageleefd worden. Daartoe moeten de lidstaten haar om de twee jaar een verslag voorleggen met een statistisch overzicht van de uitvoering van de artikelen 4 en 5.

Onder bepaalde voorwaarden mogen de lidstaten strengere voorschriften opleggen om de doelstellingen van hun taalbeleid te verwezenlijken.

Televisiereclame en sponsoring

De bepalingen betreffende televisiereclame hebben betrekking op:

Televisiereclame voor tabak en voor geneesmiddelen waarvoor een medisch voorschrift vereist is, is verboden.

Sponsoring van televisieprogramma's is toegestaan indien bepaalde voorwaarden vervuld zijn. De sponsoring mag de redactionele onafhankelijkheid van de televisiezenders niet aantasten. Bovendien mogen gesponsorde uitzendingen de kijkers niet aanzetten tot de aankoop van de producten of diensten van de sponsor. Nieuwsuitzendingen en politieke voorlichtingsprogramma's mogen niet worden gesponsord.

Bescherming van minderjarigen

Pornografische of extreem gewelddadige programma's zijn verboden. Dit verbod geldt ook voor andere programma's die schadelijk kunnen zijn voor minderjarigen, tenzij specifieke maatregelen zijn genomen (keuze van de uitzendtijd, technische beveiliging).

Recht van weerwoord

Wie door een onjuiste bewering tijdens een televisie-uitzending in zijn wettige rechten is geschaad, heeft recht van weerwoord. Dit recht kan worden afgedwongen van alle onder de bevoegdheid van een lidstaat vallende omroepen.

IN 1997 HERZIENE RICHTLIJN

Op 23 juni 1997 hebben het Europees Parlement en de Raad een nieuwe Richtlijn "Televisie zonder grenzen" goedgekeurd om de rechtszekerheid te verhogen en de bepalingen van Richtlijn 89/552/EEG te moderniseren. De herziening heeft vooral betrekking op:

LOPENDE HERZIENING

Sedert 2001 wordt de TZG-richtlijn in fasen herzien.

Vierde verslag over de toepassing van de richtlijn TZG

Met het vierde verslag over de toepassing van de richtlijn TZG (COM (2002) 778 def.) werd een serieus begin gemaakt met de vernieuwing van de regelgeving betreffende diensten met een audiovisuele inhoud. In dit verslag worden de belangrijkste ontwikkelingen beschreven en geanalyseerd die zich als gevolg van de toepassing van de richtlijn in 2001 en 2002 hebben voorgedaan. In het algemeen geeft het verslag een positief beeld van de toepassing van de richtlijn TZG.

Het verslag gaat vergezeld van een werkprogramma met de specifieke thema's die nader moeten worden bestudeerd en waarover in 2003 in de lidstaten en de kandidaat-lidstaten een uitgebreide publieke raadpleging heeft plaatsgevonden.

Publieke raadpleging in 2003

Bij de publieke raadpleging ging de aandacht uit naar een aantal thema's zoals de bevordering van de culturele verscheidenheid, het concurrentievermogen van de Europese audiovisuele sector, reclamevoorschriften en de bescherming van minderjarigen en de openbare orde.

De Commissie heeft een groot aantal reacties ontvangen. De meeste respondenten onderstreepten dat de richtlijn de lidstaten een flexibel en adequaat regelgevingskader bood en positieve gevolgen voor het vrije verkeer van televisiediensten binnen de EU heeft gehad. Toch kwam er ook uit naar voren dat op bepaalde aspecten dieper moest worden ingegaan, met name uiteenlopende nationale wetgevingen, nieuwe reclametechnieken en de bescherming van minderjarigen op het internet.

Mededeling over "de toekomst van het Europese audiovisuele regelgevingsbeleid"

In december 2003 heeft de Commissie de conclusies van de publieke raadpleging gepubliceerd in de mededeling " De toekomst van het Europese audiovisuele regelgevingsbeleid "

In de mededeling wordt met betrekking tot de herziening een uit twee fasen bestaande benadering voorgesteld:

Studiegroepen en onafhankelijke studies

De studiegroepen zijn in 2004 en 2005 bijeengekomen. Zij hebben zich vooral gebogen over:

Daarnaast is een reeks studies uitgevoerd over:

Naar een nieuwe communautaire wetgeving betreffende audiovisuele inhoud

In december 2005 heeft de Commissie een herziening van de richtlijn TZG ingediend. Deze herziening heeft hoofdzakelijk ten doel de bestaande regelgeving te moderniseren teneinde rekening te houden met de technologische en commerciële evolutie van de Europese audiovisuele sector. De herziening beoogt eveneens de huidige regelgeving, met name op het gebied van reclame, te versoepelen en onderscheid te maken tussen "lineaire" diensten (traditionele televisie, internet, mobiele telefonie) en "niet-lineaire diensten" (kiestelevisie en nieuws op verzoek).

Referenties

Besluit

Inwerkingtreding

Uiterste datum voor omzetting in nationaal recht

Publicatieblad

Richtlijn 89/552/EEG

3.10.1991

-

L 298 van 17.10.1989

Wijzigingsbesluit(en)

Inwerkingtreding

Uiterste datum voor omzetting in nationaal recht

Publicatieblad

Richtlijn 97/36/EG [goedkeuring: medebeslissing COD/1995/0074]

30.7.1997

-

L 202 van 30.7.1997

Richtlijn 2007/65/EG

19.12.2007

19.12.2009

L 332 van 18.12.2007

GERELATEERDE BESLUITEN

VERSLAGEN BETREFFENDE DE TOEPASSING VAN DE RICHTLIJN

De Commissie dient om de twee jaar een verslag betreffende de toepassing van de richtlijn TZG in.

Vijfde verslag COM(2006) 49 def. [Niet verschenen in het Publicatieblad]Vierde verslag COM(2002) 778 def. [Niet verschenen in het Publicatieblad]Derde verslag COM(2001) 9 def. [Niet verschenen in het Publicatieblad]Tweede verslag COM(1997) 523 def. [Niet verschenen in het Publicatieblad]Eerste verslag COM(1995) 86 def. [Niet verschenen in het Publicatieblad].

VERSLAGEN BETREFFENDE DE TOEPASSING VAN DE ARTIKELEN 4 EN 5 (UITZENDINGS- EN PRODUCTIEQUOTA) De lidstaten moeten om de twee jaar een verslag betreffende de toepassing van de artikelen 4 en 5 van de richtlijn indiening bij de Commissie. Op basis van deze nationale verslagen stelt de Commissie een samenvattend verslag op over de toepassing van de artikelen 4 en 5 door de lidstaten.

Zevende verslag van 14 augustus 2006 betreffende de tenuitvoerlegging van de artikelen 4 en 5 van Richtlijn 89/552/EEG "Televisie zonder grenzen", gewijzigd bij Richtlijn 97/36/EG, gedurende de periode 2003-2004 [COM(2006) 459 def. - Niet verschenen in het Publicatieblad]. De gemiddelde zendtijd die door de Europese televisiezenders aan Europese producties werd besteed bedroeg in 2003 iets meer dan 65% en in 2004 ongeveer 63%. Voor het eerst wordt dus een lichte achteruitgang in de programmatie van Europese producties op communautair vlak vastgesteld.

Bij deze ontwikkeling moeten evenwel twee factoren in aanmerking worden genomen:

De Commissie onderstreept derhalve dat de programmering van Europese producties in de EU, ondanks de dalende tendens op de korte termijn, zich heeft gestabiliseerd op meer dan 60% van de totale zendtijd.

Voor alle Europese zenders samen wordt een gevoelige stijging van de zendtijd die voor onafhankelijke producties is gereserveerd vastgesteld voor de referentieperiode (ongeveer 31,5%).

In vergelijking met de vorige referentieperioden wordt evenwel een sterk dalende tendens voor dit soort programma's vastgesteld.

Dat geldt evenwel niet voor recente onafhankelijke producties waarvoor de gemiddelde zendtijd op de TV-zenders van de lidstaten toeneemt.

Zesde verslag van 28 juli 2004 betreffende de tenuitvoerlegging van de artikelen 4 en 5 van Richtlijn 89/552/EEG "Televisie zonder grenzen", gewijzigd bij Richtlijn 97/36/EG, gedurende de periode 2001-2002. [COM(2004) 524 def. -Niet verschenen in het Publicatieblad]. In dit verslag schetst de Commissie een uiterst positief beeld van de toepassing van de artikelen 4 en 5 van de richtlijn. Het verslag laat zien dat de voor Europese producties gereserveerde zendtijd in 2001 bijna 67% en in 2002 66% bedraagt en daarmee ver boven de door de richtlijn verplichte drempel van 50% ligt. Europese producties van onafhankelijke producenten: de vervaardiging van Europese producties van onafhankelijke producenten heeft zich gestabiliseerd op een derde van de toegestane zendtijd, ofwel op ongeveer 50% van alle Europese producties (al dan niet van onafhankelijke producenten). Dit percentage ligt ruim boven de door de richtlijn vastgestelde 10%.

Vijfde mededeling COM(2002) 612 def. - [Niet verschenen in het Publicatieblad] Periode 1999 en 2000.

Vierde mededeling COM(2000) 442 (01) - [Niet verschenen in het Publicatieblad] Periode 1997 en 1998.

Derde mededeling COM(98) 199 def. -[Niet verschenen in het Publicatieblad] Periode 1995 en 1996.

Tweede mededeling COM(96) 302 def. - [Niet verschenen in het Publicatieblad] Periode 1993 en 1994.

Mededeling COM(94) 57 def. - [Niet verschenen in het Publicatieblad] Periode 1992.

See also

Meer informatie op de site Audiovisueel en mediabeleid (EN) van de Europese Commissie

Laatste wijziging: 09.09.2008