Wederzijdse erkenning van de controlemaatregelen voorafgaande aan een proces

De Commissie heeft een reeks initiatieven voorgelegd voor meer bescherming van de grondrechten in de Europese strafrechtelijke ruimte. Het onderhavige voorstel voor een kaderbesluit wil het mogelijk maken om niet-ingezeten verdachten met woonplaats in een andere lidstaat onder controle van die lidstaat van oorsprong daarheen terug te laten keren om daar te worden berecht, in plaats van hen onnodig in voorlopige hechtenis te houden of te onderwerpen aan langdurige, niet tot vrijheidsbeneming strekkende surveillancemaatregelen in de lidstaat waar de vermoedelijke overtreding is begaan. Met dit nieuwe wetgevingsinstrument, dat wordt toegepast door middel van een Europees surveillancebevel, kunnen de lidstaten tot wederzijdse erkenning komen van de controlemaatregelen voorafgaande aan een proces.

VOORSTEL

Voorstel voor een kaderbesluit van de Raad van 29 augustus 2006, betreffende het Europees surveillancebevel in procedures tussen EU-lidstaten in afwachting van het proces [COM(2006) 468 def. - Niet in het Publicatieblad verschenen].

SAMENVATTING

Uitgaande van het beginsel van het vrij verkeer van personen binnen de ruimte van vrijheid, veiligheid en justitie, stelt de Commissie voor om een Europees surveillancebevel vast te stellen.

Het gaat hier om een justitieel besluit dat wordt uitgevaardigd door een bevoegde instantie van een lidstaat ten aanzien van een niet-ingezeten verdachte ten behoeve van het terugsturen van deze naar zijn lidstaat van woonplaats, op voorwaarde dat daarbij de surveillance wordt gerespecteerd. Doelstelling hiervan is het correcte verloop van het recht en met name het verschijnen van betrokkene voor het gerecht in de lidstaat van uitvaardiging op het grondgebied waarvan het Europees surveillancebevel is uitgevaardigd.

Dit kaderbesluit maakt deel uit van het programma over de wederzijdse erkenning in strafzaken. Bepaalde aspecten van deze erkenning, zoals de controlemaatregelen in afwachting van het proces, waren nog niet geïnitieerd. De Commissie schat dat deze maatregel ongeveer 8000 personen zou betreffen.

Het voorliggende voorstel brengt drie spelers voor het voetlicht:

Gevaar voor een discriminerende behandeling

De surveillancemaatregelen in afwachting van het proces zijn op het niveau van de Gemeenschap niet geharmoniseerd. Momenteel bestaat het gevaar dat verdachten een verschillende behandeling krijgen, afhankelijk daarvan of zij in de lidstaat waar het proces dient plaats te vinden, ingezeten zijn. Deze ongelijkheid van behandeling tussen de twee categorieën verdachten, ingezeten en uit het buitenland, wordt door de Raad gezien als een belemmering van het vrije verkeer van personen binnen de Europese Unie (EU).

De redenen om een persoon in voorlopige hechtenis te nemen houden vooral verband met de afwezigheid van sociale banden in het land waar deze personen in staat van beschuldiging worden gesteld. De jurisdicties die het bevel kunnen uitvaardigen zijn namelijk van mening dat het vluchtgevaar voor deze categorie personen groter is.

Afgezien van degenen die door deze vrijheidsberovende maatregelen worden getroffen, leidt elke voorlopige hechtenis tot belangrijke financiële gevolgen voor de betrokken overheidsinstanties. Bovendien draagt de hechtenis sterk bij aan de overbevolking van de gevangenissen.

Toepassingsgebied

Het onderhavige voorstel voor een kaderbesluit wil de toepassing van het Europees surveillancebevel. De bedoeling ervan is dat de verdachte in afwachting van zijn proces in aanmerking kan komen voor een surveillance daar waar hij woonachtig is, hetwelk een wederzijdse erkenning van deze surveillancemaatregelen vooronderstelt.

Ofschoon de verdachte kan verzoeken dat voor hem een Europees surveillancebevel wordt uitgevaardigd, is dit daarmee nog geen recht. De Commissie is niet voornemens de rechterlijke autoriteit ertoe te verplichten een Europees surveillancebevel uit te vaardigen. De uitvaardigende autoriteit krijgt alleen maar de mogelijkheid daartoe.

Het Europees surveillancebevel is niet alleen een maatregel om in vervanging van voorlopige hechtenis te voorzien. Ook kan dit bevel worden uitgevaardigd bij een overtreding waarvoor minder strenge handhavingsmaatregelen dan voorlopige hechtenis gelden (bijvoorbeeld beperking van bewegingsvrijheid), dat wil zeggen wanneer de toepasselijke drempel lager is dan voor een voorlopige hechtenis is bepaald.

Voor elke verdachte die medewerking weigert kent het voorstel, uiterlijk drie dagen na de aanhouding, als laatste middel een dwangmiddel hem naar de lidstaat terug te zenden waar het proces dient plaats te vinden. Alvorens een dergelijk besluit te nemen is verdachte gerechtigd door de uitvaardigende autoriteit te worden gehoord, (het gebruik van videoconferentie-uitzendingen tussen de twee betrokken lidstaten is hiervoor toegestaan).

Raadplegingen en effectbeoordeling

Het verloop van de raadplegingen voorafgaande aan de goedkeuring van een wetgevingsinstrument voor de justitiële samenwerking in strafzaken heeft geleid tot het opstellen van het groenboek van de Commissie over wederzijdse erkenning van niet tot vrijheidsbeneming strekkende controlemaatregelen.

Afgaande op een beoordeling van de gevolgen voor de toegevoegde waarde van een dergelijk initiatief kan met de genoemde procedure het recht op vrijheid en het vermoeden van onschuld tot het gehele grondgebied van de EU worden uitgebreid, met tegelijkertijd een verlaging van de kosten van inhechtenisneming.

Op basis van deze raadpleging van belanghebbende partijen en de effectbeoordeling, heeft de Commissie het voorstel voor een besluit van de Raad van 13 december 2006 aangenomen.

Referenties en procedure

Voorstel

Publicatieblad

Procedure

COM(2006) 468 def.

-

Raadpleging CNS/2006/0158

Laatste wijziging: 17.07.2007