Drugsprecursoren: extern gedeelte

Deze verordening voorziet in een strengere controle op de invoer, uitvoer en doorvoer van chemische stoffen die worden gebruikt bij de vervaardiging van illegale synthetische verdovende middelen, waaronder amfetamineachtige stimulerende middelen als ecstasy. Zij heeft tot doel de groeiende bedreiging aan te pakken die de vervaardiging van synthetische drugs in West-Europa heeft opgeleverd door misbruik van deze stoffen te voorkomen.

BESLUIT

Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad van 22 december 2004 houdende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Gemeenschap en derde landen in drugsprecursoren.

SAMENVATTING

Deze verordening voorziet in regels voor toezicht op de handel in drugsprecursoren tussen de Europese Unie (EU) en derde landen. Drugsprecursoren zijn stoffen die voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen worden gebruikt. De verordening is van toepassing op de invoer, uitvoer en doorvoer van drugsprecursoren en heeft ten doel misbruik van dergelijke stoffen te voorkomen.

De op dit gebied geldende wetgeving is gericht op toepassing van artikel 12 van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, dat op 19 december 1988 te Wenen is goedgekeurd en dat betrekking heeft op de handel in deze stoffen.

Historisch gezien is de EU altijd een groot exporteur van precursoren en een importeur van illegaal geproduceerde drugs geweest. Recentelijk is zij ook een van de voornaamste exporteurs van illegaal vervaardigde synthetische drugs geworden en een importeur van de precursoren die voor de productie daarvan nodig zijn. De voorschriften met betrekking tot de aanvraag, de verlening of de weigering dan wel de schorsing of de herroeping van een vergunning voor het in- of uitvoeren van drugsprecursoren dient dan ook op EU-niveau te worden geharmoniseerd.

De ter zake geldende wetgeving moet, gezien de omvang van de handel, waaronder ook die drugsprecursoren, aan de eisen van de tijd worden aangepast. De nieuwe procedures hebben het voorzien op de meest gevoelige drugsprecursoren om te vermijden dat op de wettige invoer een buitensporige administratieve last komt te rusten.

Toezicht op de handel

De onderhavige verordening heeft ten doel:

De invoer, uitvoer en doorvoer van in de bijlage bij deze verordening genoemde stoffen moeten op passende wijze worden gedocumenteerd zodat de benaming van deze stoffen en de hoeveelheid en het gewicht ervan alsook de adresgegevens van de exporteur, importeur, distributeur en zelfs de uiteindelijke ontvanger kenbaar zijn. De betrokken marktdeelnemers moeten de documenten van alle transacties gedurende drie jaar bewaren.

Deze marktdeelnemers dienen te beschikken over een vergunning van, en als zodanig geregistreerd te staan bij, de bevoegde instanties van het land waarin zij gevestigd zijn.

De EU-lidstaten zorgen voor een vorm van samenwerking tussen de marktdeelnemers en de bevoegde instanties, opdat laatstgenoemden misbruiken kunnen voorkomen. Hiertoe moeten de marktdeelnemers de bevoegde instanties van alle relevante inlichtingen in kennis stellen en hen de gegevens met betrekking tot alle transacties van geregistreerde stoffen meedelen.

Bovendien moeten marktdeelnemers voor elke transactie een in- of uitvoervergunning aanvragen bij de bevoegde instanties van de EU-lidstaat waarin de importeur of exporteur is gevestigd. Een aanvraag voor een in- of uitvoervergunning dient alle nodige gegevens te bevatten over het vervoer alsook de naam en het adres van alle betrokken marktdeelnemers en de aard, de hoeveelheid en het gewicht van de stof. De bevoegde instanties dienen binnen vijftien werkdagen na de vervollediging van het aanvraagdossier tot een besluit te komen.

Indien er een vermoeden van mogelijk misbruik bestaat, kunnen de bevoegde instanties de in- of uitvoer van de stof weigeren.

Een soortgelijke procedure is opgesteld voor derde landen die de Commissie verzocht hebben hen in kennis te stellen van elke uitvoer van stoffen die hen aanbelangt of die een overeenkomst met de EU hebben gesloten betreffende de aflevering van invoervergunningen. Voor de landen die erkend zijn als kwetsbaar voor de mogelijkheid van misbruik van bepaalde geregistreerde stoffen geldt een bijzondere procedure.

De EU-lidstaten dienen hun bevoegde instanties te voorzien van de middelen die zij nodig hebben om informatie te vergaren en onderzoek te verrichten teneinde misbruik te voorkomen.

Wederzijdse en vertrouwelijke bijstand tussen de diensten van de EU-lidstaten zijn onontbeerlijk. De EU-lidstaten stellen adequate sancties vast voor inbreuken. Zij delen de Commissie elk jaar de resultaten van hun toezicht mede, op basis waarvan de Commissie een jaarverslag opstelt. Dit verslag wordt vervolgens voorgelegd aan het Internationaal Comité van toezicht op verdovende middelen.

De Commissie werkt richtsnoeren ten behoeve van de chemische nijverheid uit. Deze behelzen gegevens met betrekking tot de middelen om verdachte transacties te herkennen en te signaleren, alsmede een bijgewerkte lijst van niet-geregistreerde stoffen die voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen worden gebruikt.

Context

Na de goedkeuring van het EU-actieplan inzake drugsbestrijding voor de periode 2000-2004 is de Commissie overgegaan tot een evaluatie van het toezichtsysteem voor de handel in drugsprecursoren. Zij achtte het noodzakelijk de voorschriften inzake toezicht naar marktdeelnemers die met derde landen handel voeren uit te breiden, een gemeenschappelijke aanpak met betrekking tot de procedures voor het verlenen van vergunningen uit te werken en de voorschriften voor douanecontroles strenger te maken. Daarom vervangt deze verordening Verordening (EEG) nr. 3677/90, die oorspronkelijk maatregelen trof om het misbruik van drugsprecursoren te ontmoedigen.

Referenties

Besluit

Datum van inwerkingtreding

Uiterste datum voor omzetting in nationaal recht

Publicatieblad

Verordening (EG) nr. 111/2005

15.2.2005

-

L 22 van 26.1.2005

GERELATEERDE BESLUITEN

Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 7 januari 2010 op grond van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 en artikel 32 van Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad over de uitvoering en de werking van de EU-wetgeving betreffende het toezicht en de controle op de handel in drugsprecursoren [COM(2009) 709 definitief – Niet in het Publicatieblad bekendgemaakt]. In dit verslag evalueert de Commissie de tenuitvoerlegging alsook de werking van Verordeningen (EG) nr. 111/2005 (zie hierboven) en (EG) nr. 273/2004.

Op basis van de door de EU-lidstaten meegedeelde gegevens besluit de Commissie in haar evaluatie dat het rechtskader voor de controle op de handel over het algemeen proportionele maatregelen bevat om misbruik van drugsprecursoren voor de illegale vervaardiging van drugs te voorkomen zonder dat de legale handel in dergelijke stoffen belemmerd wordt. Dit is in ruime mate te danken aan de vlotte samenwerking tussen de marktdeelnemers en de bevoegde instanties. Bovendien vormen de EU-richtsnoeren voor de chemische industrie en de nieuwe elektronische cursus voor marktdeelnemers een perfecte aanvulling op dat rechtskader.

De EU-lidstaten hebben het gemeenschappelijke vergunningenstelsel voor precursoren van categorie 1 naar tevredenheid toegepast en het stelsel werkt doeltreffend voor zowel de bevoegde instanties als voor de sector. De registratieverplichting voor precursoren van categorie 2 daarentegen lijkt echter ontoereikend om voldoende controle te garanderen en ervoor te zorgen dat deze stoffen in het handelsverkeer niet misbruikt worden. Bovendien worden sommige bepalingen (bijv. die met betrekking tot de afnemersverklaringen en de criteria op grond waarvan bepaald wordt welke producten als mengsel worden beschouwd) verschillend uitgelegd door de EU-landen. Andere problemen houden verband met de frequentie waarmee marktspelers verslag uitbrengen aan de bevoegde instanties en met bepaalde aspecten van de wetgeving inzake externe handel, zoals onvoldoende flexibele termijnen voor voorafgaande kennisgevingen van uitvoer en te omslachtige vergunningsprocedures.

De Commissie formuleert in het verslag dan ook de volgende aanbevelingen:

Verordening (EG) nr. 1277/2005 van de Commissie van 27 juli 2005 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad inzake drugsprecursoren en van Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad houdende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Gemeenschap en derde landen in drugsprecursoren [Publicatieblad L 202 van 3.8.2005]. Deze vergunning omvat de toepassingsbepalingen die betrekking hebben op de verantwoordelijke persoon, de vergunning en de registratie van de marktdeelnemers, het mededelen van informatie, de kennisgevingen voorafgaande aan de uitvoer en de uit- en invoervergunningen voor drugsprecursoren.

Laatste wijziging: 24.02.2011