Aviaire influenza

 

SAMENVATTING VAN:

Richtlijn 2005/94/EG — EU-maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza

WAT IS HET DOEL VAN DE RICHTLIJN?

In de richtlijn staat welke maatregelen moeten worden genomen ter bestrijding van aviaire influenza zodra de aanwezigheid van deze ziekte wordt vermoed.

KERNPUNTEN

De Europese Unie (EU) stelt maatregelen vast ter bestrijding van aviaire influenza zodra de aanwezigheid van deze ziekte wordt vermoed.

De EU-landen zijn verantwoordelijk voor:

In het geval van een vermoedelijke uitbraak start de bevoegde autoriteit onmiddellijk een onderzoek om de ziekte te bevestigen of uit te sluiten door middel van klinisch onderzoek en door monsters te nemen voor laboratoriumonderzoek.

De autoriteit plaatst het verdachte bedrijf onder officiële bewaking en voert een reeks maatregelen uit waaronder:

De maatregelen worden opgeheven zodra de vermoede aanwezigheid van de ziekte officieel is uitgesloten.

De bevoegde autoriteiten voeren ook epidemiologische onderzoeken uit om contactbedrijven en mogelijke verdere verspreiding van het virus op te sporen.

In de richtlijn zijn specifieke maatregelen vastgelegd die per uitbraak dienen te worden getroffen.

Hoogpathogene aviaire influenza (HPAI)

Bij een uitbraak van HPAI ziet de bevoegde autoriteit erop toe dat de volgende maatregelen worden getroffen:

Bovendien wordt er een „beschermingsgebied” met een straal van ten minste drie kilometer rond het besmette bedrijf en een „toezichtgebied” met een straal van ten minste tien kilometer rond dat bedrijf ingesteld. Maatregelen in deze gebieden omvatten onder meer:

In de beschermingsgebieden blijven deze maatregelen tot minimaal 21 dagen na voltooiing van de voorlopige reiniging van kracht en in het toezichtgebied 30 dagen.

Laagpathogene aviaire influenza (LPAI)

Bij een uitbraak van LPAI ziet de bevoegde autoriteit erop toe dat aan de hand van een risicobeoordeling een aantal maatregelen wordt getroffen. De maatregelen zijn afhankelijk van specifieke criteria die betrekking hebben op de diersoorten in kwestie, het aantal bedrijven in het betrokken gebied, de plaats van slachthuizen en bioveiligheidsmaatregelen*. De maatregelen die getroffen moeten worden:

Tevens dienen er specifieke maatregelen te worden getroffen in gebieden die bekend staan als „beperkingsgebieden”, die met een straal van ten minste één kilometer rond het besmette gebied worden afgebakend.

Maatregelen in deze gebieden omvatten onder meer:

Deze maatregelen worden gehandhaafd zolang de bevoegde autoriteit dit noodzakelijk acht.

Overdracht op andere diersoorten

Na bevestiging van een uitbraak van aviaire influenza op een bedrijf worden andere zoogdieren op dat bedrijf getest die besmet zouden kunnen zijn, met name varkens. De autoriteit mag verplaatsing van deze varkens naar andere bedrijven of slachthuizen enkel toestaan als uit verdere tests blijkt dat het risico op verspreiding van het virus te verwaarlozen is.

Reiniging, ontsmetting en herbevolking

EU-landen moeten erop toezien dat alles wat mogelijk besmet is, waaronder de bedrijven, slachthuizen, voertuigen en andere materialen, worden gereinigd en ontsmet. Het bedrijf mag 21 dagen na voltooiing van de definitieve reiniging en ontsmetting worden herbevolkt.

Diagnostische procedures

In een diagnosehandboek dat werd goedgekeurd bij Beschikking 2006/437/EG, zijn de verplichtingen, criteria en procedures voor diagnostische tests en klinische postmortemkeuringen vastgelegd (zie „Gerelateerde documenten”). Deze verrichtingen vinden uitsluitend plaats in nationaal erkende laboratoria.

Elk EU-land wijst een referentielaboratorium op nationaal niveau aan dat, in samenwerking met het EU-referentielaboratorium (per 1 januari 2019 wordt er een nieuw laboratorium aangewezen), verantwoordelijk is voor de coördinatie van geharmoniseerde diagnostische procedures (bijv. door jaarlijkse tests uit te voeren) en dat de Commissie en de EU-landen over aviaire influenza adviseert.

Vaccinatie

Afhankelijk van de ziektesituatie en het resultaat van een risicobeoordeling kunnen EU-landen besluiten om nood- of preventieve vaccinaties van pluimvee en in gevangenschap levende volgens in te voeren in het kader van een vaccinatieplan dat vooraf door de Commissie moet worden goedgekeurd. Pluimveehouderijen waar gevaccineerde vogels worden gehouden, worden streng bewaakt, met name in geval van noodvaccinaties. De richtlijn bevat uitvoeringsbepalingen voor deze maatregelen en biedt de mogelijkheid vaccinbanken op te richten.

Comitéprocedure

De Commissie wordt voor het beheer van de maatregelen met betrekking tot aviaire influenza bijgestaan door het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders. Dit Comité kan onder meer een rol spelen bij het vaststellen van preventieve bioveiligheidsmaatregelen.

Intrekking

De richtlijn wordt ingetrokken en vanaf 21 april 2021 vervangen door de nieuwe diergezondheidswet van de EU, nl. Verordening (EU) 2016/429.

VANAF WANNEER IS DE RICHTLIJN VAN TOEPASSING?

De richtlijn is sinds 3 februari 2006 van toepassing en moest voor 1 juli 2007 in de EU-landen in nationale wetgeving worden omgezet.

ACHTERGROND

Voor meer informatie, zie:

KERNBEGRIPPEN

In gevangenschap levende vogels: vogels die niet in het wild zijn gevangen maar die in gevangenschap zijn geboren en gefokt uit ouderdieren die in gevangenschap hebben gepaard of waarvan op een andere wijze gameten zijn overgedragen.
Bioveiligheidsmaatregelen: een reeks preventieve maatregelen om het risico van overdracht van infectieziekte bij gewassen en vee te beperken.

BELANGRIJKSTE DOCUMENT

Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG (PB L 10, 14.1.2006, blz. 16–65)

Achtereenvolgende wijzigingen aan Richtlijn 2005/94/EG werden in de basistekst opgenomen. Deze geconsolideerde versie is enkel van documentaire waarde.

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/263 van de Commissie van 14 februari 2017 betreffende risicobeperkende en versterkte bioveiligheidsmaatregelen en systemen voor vroege opsporing in verband met de risico’s die wilde vogels inhouden wat de overdracht van hoogpathogene aviaire-influenzavirussen op pluimvee betreft (PB L 39 van 16.2.2017, blz. 6–11)

Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid („diergezondheidswetgeving”) (PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1–208)

Zie de geconsolideerde versie.

Besluit 2010/367/EU van de Commissie van 25 juni 2010 betreffende de uitvoering door de lidstaten van surveillanceprogramma’s voor aviaire influenza bij pluimvee en in het wild levende vogels (PB L 166 van 1.7.2010, blz. 22–32)

Beschikking 2007/118/EG van de Commissie van 16 februari 2007 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen in verband met een alternatief identificatiemerk overeenkomstig Richtlijn 2002/99/EG van de Raad (PB L 51 van 20.2.2007, blz. 19–21)

Beschikking 2007/598/EG van de Commissie van 28 augustus 2007 tot vaststelling van maatregelen ter preventie van de verspreiding van hoogpathogene aviaire influenza naar andere in gevangenschap levende vogels in dierentuinen en officieel erkende instellingen, instituten of centra in de lidstaten (PB L 230 van 1.9.2007, blz. 20–26)

Beschikking 2006/415/EG van de Commissie van 14 juni 2006 betreffende bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N1 bij pluimvee in de Gemeenschap en tot intrekking van Beschikking 2006/135/EG (PB L 164 van 16.6.2006, blz. 51–60)

Zie de geconsolideerde versie.

Laatste bijwerking 09.04.2018