Bedrijfstoeslag

De hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) van 2003 voorziet in één bedrijfstoeslag per landbouwonderneming en in de ontkoppeling van steun en productie. De nieuwe regeling is in 2005 of 2006 van toepassing geworden op de meeste gemeenschappelijke marktordeningen (GMO's), behalve in de nieuwe lidstaten. De bestaande rechtstreekse steun mag nog tot 2012 worden toegekend, mits daarbij bepaalde criteria (zoals randvoorwaarden op het gebied van milieu) in acht worden genomen, maar zal geleidelijk worden verlaagd (modulatie). Voor bepaalde teelten wordt extra steun verleend ter compensatie van het inkomensverlies dat gepaard gaat met de modulatie en de overschakeling naar de bedrijfstoeslagregeling.

BESLUIT

Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 [zie wijzigingsbesluiten].

SAMENVATTING

De ontkoppeling van de rechtstreekse steun aan de producenten (scheiding tussen steun en productie) en de bedrijfstoeslagregeling vormen de twee hoekstenen van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) die in juni 2003 is vastgesteld. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid is gebaseerd op een systeem van rechtstreekse steun die gekoppeld is aan de oppervlakte van het landbouwbedrijf, de productie of het aantal stuks vee. Met de invoering van de ontkoppeling wordt de steun volledig los van het soort productie aan de producenten verleend.

RECHTSTREEKSE BETALINGEN

Randvoorwaarden

De landbouwer ontvangt rechtstreekse steun, mits hij zijn grond in goede landbouwconditie houdt en de in deze verordening vastgestelde normen inzake de gezondheid van mens, dier en plant en inzake milieu en dierenwelzijn in acht neemt (randvoorwaarden).

Wanneer de boer uit nalatigheid deze regels niet naleeft, kunnen de rechtstreekse betalingen met maximaal 5% worden verlaagd. In geval van opzettelijke niet-naleving mag het verlagingspercentage niet minder dan 20% bedragen en kan de producent volledig van steun worden uitgesloten. Deze verlaging wordt mogelijkerwijs niet toegepast voor bedragen die kleiner zijn dan of gelijk aan 100 euro per landbouwer en per kalenderjaar. Er kan ook worden beslist om de verlaging niet toe te passen indien de niet‑naleving als een niet zo belangrijke tekortkoming wordt beschouwd qua ernst, omvang en persistentie.

De niet-uitgegeven bedragen worden gestort in het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF), dat in 2007 de plaats van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw (EOGFL) heeft ingenomen. De lidstaten mogen evenwel 25% van deze bedragen behouden.

In maart 2007 heeft de Commissie een verslag over de werking van het randvoorwaardensysteem opgesteld (zie “Gerelateerde besluiten”).

Degressieve toekenning, modulatie en begrotingsdiscipline

Tussen 2005 en 2012 worden de rechtstreekse betalingen volgens het principe van de degressieve toekenning jaarlijks verlaagd (met -3% in 2005, -4% in 2006 en -5% per jaar nadien), behalve wanneer het steun betreft voor de boeren van de ultraperifere gebieden (esdeenfr) en de Egeïsche eilanden. De via deze “modulatie” bespaarde bedragen worden tussen de lidstaten verdeeld en toegekend voor plattelandsontwikkelingsmaatregelen die steun krijgen uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO). Elke lidstaat ontvangt ten minste 80 % van het totaal aan bedragen die in die lidstaat door modulatie worden gegenereerd. Om de afschaffing van het interventiemechanisme voor rogge op te vangen, kan dit percentage zelfs worden opgetrokken tot 90%.

Om de kleine boeren niet te straffen, is voor hen voorzien in een extra steunbedrag.

Bedrijfsadviseringssysteem voor boeren

De landbouwers kunnen deelnemen aan het bedrijfsadviseringssysteem dat door de lidstaten is opgezet en moet bijdragen tot de naleving van de regelgeving en de instandhouding van een goede landbouw‑ en milieuconditie.

Het geïntegreerde beheers- en controlesysteem (GBCS)

Elke lidstaat zet een geïntegreerd beheers- en controlesysteem op om de betalingsaanvragen van de landbouwers, de percelen landbouwgrond, de toeslagrechten en de steunaanvragen te kunnen controleren.

Betalingsvoorwaarden

De betalingen worden eenmaal per jaar uitgekeerd binnen de periode van 1 december tot en met 30 juni van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de aanvraag is ingediend. Het extra steunbedrag wordt uiterlijk op 30 september van het kalenderjaar dat volgt op het desbetreffende kalenderjaar uitbetaald. Voorts kan de Commissie de betalingstermijn voor de sector oliën en vetten verlengen en voorschotten toestaan. Landbouwers die kunstmatig de voorwaarden hebben gecreëerd om voor betalingen in aanmerking te komen, krijgen geen steun.

BEDRIJFSTOESLAG

Deze steun voor de landbouwers wordt los van hun productie verleend. De steunregeling is ingevoerd om de landbouwers een stabiel inkomen te garanderen en het concurrentievermogen en de duurzaamheid van de Europese landbouw te verbeteren.

Nationale maxima

Voor elke lidstaat is een maximum voor de bedrijfstoeslag vastgesteld dat in de volgende tabellen in miljoen euro is weergegeven:

Land

2006

2007

2008

2009

2010

België

580

593

607

614

612

Denemarken

1 015

1 021

1 027

1 030

1 030

Duitsland

5 647

5 696

5 744

5 770

5 774

Griekenland

2 144

2 171

2 365

2 368

2 178

Spanje

4 635

4 650

4 031

4 839

4 840

Frankrijk

8 236

8 283

8 382

8 408

8 416

Ierland

1 335

1 337

1 340

1 342

1 341

Italië

3 792

3 814

4 151

4 163

4 185

Luxemburg

37

37

37

37

37

Nederland

428

834

846

853

853

Oostenrijk

633

737

743

746

745

Portugal

504

571

609

610

609

Finland

562

564

566

567

566

Zweden

671

755

760

763

763

Verenigd Koninkrijk

3 945

3 961

3 977

3 986

3 976

Land

2006

2007

2008

2009

2010

Bulgarije

-

200

247

287

328

Tsjechië

294

378

470

560

645

Estland

27

40

51

61

71

Cyprus

12

18

27

32

36

Letland

44

61

76

90

104

Litouwen

114

155

193

230

267

Hongarije

446

540

678

807

934

Malta

1

2

3

3

4

Roemenië

-

442

532

623

712

Polen

980

1 264

1 579

1 877

2 162

Slovenië

44

59

74

88

102

Slowakije

127

161

202

240

277

(De meest recente wijzigingen zijn in deze maxima meegenomen.)

Nationale reserve

De lidstaten leggen een nationale reserve aan waaruit wordt geput om te voorkomen dat landbouwgrond niet meer wordt bewerkt, en om nieuwe landbouwers en landbouwers die zich in bijzondere omstandigheden bevinden, te steunen.

Deze reserve bestaat uit:

Toekenning van de bedrijfstoeslag

Voorwaarde voor de toekenning van de bedrijfstoeslag is dat de landbouwer vroeger al bepaalde rechtstreekse betalingen heeft ontvangen. De bedrijfstoeslag wordt berekend op basis van de steun die de landbouwers tijdens een referentieperiode hebben ontvangen (doorgaans is dat de periode 2000, 2001 en 2002, maar in bepaalde omstandigheden kunnen de jaren 1997, 1998 en 1999 als referentieperiode worden beschouwd). De verordening bevat een lijst van de betalingen die bij de toekenning van de steun in aanmerking worden genomen, met name de betalingen op basis van het areaal en andere betalingen die als steun worden toegewezen (zoals de seizoencorrectiepremie, de slachtpremie, de speciale premies voor mannelijke runderen en voor zoogkoeien en de melkpremie).

Gebruik van de grond

De grond die recht geeft op betalingen, is bestemd voor alle landbouwactiviteiten, met uitzondering van bepaalde blijvende teelten. Oppervlakten die met hop, olijfbomen, bananen of blijvende groente- of fruitgewassen zijn beplant, zowel als kwekerijen vallen wel onder de regeling.

Mits de randvoorwaarden in acht worden genomen, komt ook braakliggende grond in aanmerking voor een bedrag dat op basis van het recht is vastgesteld. De landbouwers mogen er ook oliehoudende zaden of biomassa op telen voor verwerking tot niet voor voeding of vervoedering bestemde producten.

Regionale uitvoering

De lidstaten kunnen besluiten de bedrijfstoeslagregeling op regionaal niveau toe te passen. In dat geval worden regionale maxima vastgesteld die vervolgens tussen de landbouwers van de regio worden verdeeld. De eenheidswaarde van die rechten kan bijgevolg verschillen naargelang de regeling regionaal of gecentraliseerd wordt uitgevoerd.

Gedeeltelijke uitvoering

Om het onbewerkt laten van grond tegen te gaan, kunnen de lidstaten de bedrijfstoeslagregeling gedeeltelijk uitvoeren. In dat geval behouden de lidstaten een deel van de steun dat zij vervolgens aan de landbouwers toekennen in de vorm van een extra betaling die bovenop de bedrijfstoeslag komt. Het deel dat in de vorm van de bedrijfstoeslag wordt betaald, varieert volgens landbouwproduct.

Facultatieve uitsluiting

De lidstaten kunnen bepaalde betalingen uitsluiten van de bedrijfstoeslagregeling, zoals steun voor granen in de noordelijke landen, de melkpremie en bepaalde soorten steun voor producenten in de ultraperifere gebieden.

Informatieverstrekking

De lidstaten en de Commissie verstrekken elkaar de informatie die nodig is voor de tenuitvoerlegging van de verordening.

Comitologie

Voor de tenuitvoerlegging van de verordening wordt de Commissie bijgestaan door het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen (EN), dat bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten en wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie.

EXTRA BETALINGEN

Durumtarwe

Voor durumtarwe bedraagt de steun per hectare ter verbetering van de kwaliteit 40 euro in het kader van de nationale maxima. Overschrijdt de oppervlakte waarvoor steun wordt aangevraagd, het maximum, dan wordt het bedrag proportioneel verlaagd.

Bij gedeeltelijke uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling werd, met inachtneming van de nationale maxima, een toeslag per hectare uitbetaald ten bedrage van 291 euro in het verkoopseizoen 2006/2007. Indien de oppervlakte waarvoor deze steun wordt aangevraagd, groter is dan het maximum, wordt de steun proportioneel verlaagd.

Eiwithoudende gewassen

Voor erwten, tuinbonen, paardenbonen, duivenbonen en niet-bittere lupinen bedraagt de steun 55,57 euro per hectare voor een communautair gegarandeerd maximumareaal van 1,648 miljoen hectare. Bij overschrijding van dat areaal wordt de steun proportioneel verlaagd.

Rijst

Met het oog op het behoud van deze teelt in bepaalde traditionele productiegebieden krijgen de rijstproducenten een steunbedrag dat, met inachtneming van het gegarandeerde maximumareaal van de betrokken lidstaat, wordt berekend op basis van de opbrengst. Bij overschrijding van dat areaal wordt de steun proportioneel verlaagd.

Meer informatie vindt u in de GMO voor rijst.

Noten

De productie van sint-jansbrood, hazelnoten, walnoten, pistachenoten en amandelen komt in aanmerking voor een steunbedrag dat wordt bepaald op basis van het voor elke lidstaat vastgestelde gegarandeerde maximumareaal. De lidstaten kunnen bovendien, als aanvulling op de communautaire steun, nationale steun tot een maximum van 120,75 euro per hectare per jaar verlenen. Bij overschrijding van dit areaal wordt de steun proportioneel verlaagd. De communautaire steun wordt toegekend indien de telers een minimale aanplantdichtheid en een minimale perceelgrootte in acht nemen.

Energiegewassen

Er is voorzien in een steunbedrag van 45 euro per hectare voor de producenten van energiegewassen (bestemd voor de productie van biobrandstoffen en elektrische of thermische energie) die een contract hebben afgesloten met de verwerkende industrie, met dien verstande dat hierbij het communautaire gegarandeerde maximumareaal van 1,5 miljoen hectare in acht moet worden genomen. Bij overschrijding van dat areaal wordt de steun proportioneel verlaagd.

Zetmeelaardappelen

De steun voor producenten van zetmeelaardappelen bedraagt sinds het verkoopseizoen 2005/2006 66,32 euro per ton zetmeel . De steun wordt slechts uitbetaald indien tussen de aardappelproducent en de zetmeelfabrikant een contract is gesloten.

Melkpremie en extra betalingen

De premie voor de melkproducenten wordt verleend per kalenderjaar, per bedrijf en per ton individuele referentiehoeveelheid. Met ingang van 2006 is de premie gelijk aan de referentiehoeveelheid vermenigvuldigd met 24,49 euro. Tijdens de kalenderjaren 2004 tot 2007, en tijdens de daaropvolgende kalenderjaren in geval van uitsluiting van de melkpremie van de bedrijfstoeslagregeling, ontvangt elke landbouwer extra betalingen van de lidstaat. Voor elke lidstaat wordt een totaalbedrag vastgesteld.

Meer informatie vindt u in de GMO voor melk.

Specifieke regionale steun voor akkerbouwgewassen

Indien de productie van granen, oliehoudende zaden, lijnzaad en vezelvlas en ‑hennep in gebieden in Finland en in Zweden ten noorden van de 62e breedtegraad wordt uitgesloten van de bedrijfstoeslagregeling, kunnen de betrokken landbouwers een steunbedrag van 24 euro per ton ontvangen, met inachtneming van de door de Commissie vastgestelde maxima.

Zaaizaad

De steun voor zaaizaad dat van de bedrijfstoeslagregeling is uitgesloten, wordt toegekend met inachtneming van het door de Commissie vastgestelde maximum voor de extra steun.

Areaalbetalingen voor akkerbouwgewassen

Deze betalingen worden verricht bij een gedeeltelijke uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling in de sector akkerbouwgewassen. De areaalbetaling wordt berekend door het basisbedrag van 63 euro per ton te vermenigvuldigen met de in het regioplan vastgestelde gemiddelde graanopbrengst. Bij overschrijding van de basisarealen wordt de betaling voor alle landbouwers proportioneel verlaagd. Voor vlas en hennep wordt de areaalbetaling alleen verricht indien de verwerking verzekerd is.

De landbouwers moeten ten minste 10 % van hun areaal dat met akkerbouwgewassen is ingezaaid en waarvoor een verzoek om hectaresteun wordt ingediend, braakleggen. De braakgelegde grond mag worden gebruikt voor de teelt van biologisch geproduceerde leguminosen en van producten die niet rechtstreeks bestemd zijn voor menselijke of dierlijke consumptie. De lidstaten mogen nationale steun betalen tot een maximum van 50 % van de aanplantkosten van meerjarige gewassen die bestemd zijn voor de productie van biomassa op braakgelegde grond.

Mediterraan pakket

In 2004 zijn specifieke steunregelingen ingevoerd voor de mediterrane producten. Dit zogenaamde “mediterrane pakket” heeft betrekking op hop, katoen, olijfgaarden en tabak.

Schapen en geiten

De premie voor het aanhouden van ooien (ooienpremie) bedraagt 21 euro per dier, of 16,8 euro indien de landbouwer de melk of producten die daarop zijn gebaseerd, verkoopt. Voor geiten wordt een premie van 16,8 euro per dier betaald, op voorwaarde dat de geitenhouderij voornamelijk gericht is op de productie van vlees en dat de houderijtechnieken vergelijkbaar zijn voor schapen en geiten. Aan geiten- en schapenhouders in probleemgebieden of in een geografisch gebied waar verweiding een traditionele activiteit is, wordt een aanvullende premie van 7 euro per dier toegekend.

Bij verkoop van zijn bedrijf kan de landbouwer zijn premierechten overdragen. Bij overdracht van premierechten zonder overdracht van het bedrijf wordt maximaal 15% van deze rechten aan de nationale reserve afgestaan. De lidstaten kunnen maatregelen nemen om te voorkomen dat de premierechten wegvloeien uit gebieden waar de schapenteelt van bijzonder economisch belang is. De lidstaten kennen de premierechten uit de nationale reserve toe aan nieuwkomers, jonge landbouwers of andere prioritaire landbouwers.

Meer informatie vindt u in de GMO voor schapen en geitenvlees.

Rundvlees

Bij gedeeltelijke uitvoering van de bedrijfstoeslagregeling voor rundvlees komen de landbouwers in aanmerking voor verschillende premies:

Meer informatie vindt u in de GMO voor rundvlees.

Referenties

Besluit

Inwerkingtreding

Termijn voor de omzetting in de lidstaten

Publicatieblad

Verordening (EG) nr. 1782/2003 [goedkeuring: raadpleging: CNS/2003/0006]

28.10.2003

-

PB L 270 van 21.10.2003

Wijzigingsbesluit(en)

Inwerkingtreding

Termijn voor de omzetting in de lidstaten

Publicatieblad

Verordening (EG) nr. 21/2004

29.1.2004

-

PB L 5 van 9.1.2004

Verordening (EG) nr. 583/2004

1.5.2004

-

PB L 91 van 30.3.2004

Verordening (EG) nr. 864/2004

1.5.2004

-

PB L 161 van 30.4.2004

Verordening (EG) nr. 2217/2004

23.12.2004

-

PB L 375 van 23.12.2004

Verordening (EG) nr. 247/2006

15.2.2006

-

PB L 42 van 14.2.2006

Verordening (EG) nr. 319/2006

7.3.2006

-

PB L 58 van 28.2.2006

Verordening (EG) nr. 953/2006

6.7.2006

-

PB L 175 van 29.6.2006

Verordening (EG) nr. 1156/2006

5.8.2006

-

PB L 208 van 29.7.2006

Verordening (EG) nr. 1405/2006

3.10.2006

-

PB L 265 van 26.9.2006

Verordening (EG) nr. 2011/2006

1.1.2007

-

PB L 384 van 29.12.2006

Verordening (EG) nr. 2012/2006

1.1.2007

-

PB L 384 van 29.12.2006

Verordening (EG) nr. 2013/2006

1.1.2007

-

PB L 384 van 29.12.2006

Verordening (EG) nr. 552/2007

30.5.2007

-

PB L 131 van 23.5.2007

Verordening (EG) nr. 1182/2007

6.11.2007

-

PB L 273 van 17.10.2007

Verordening (EG) nr 146/2008

28.2.2008

-

PB L 46 van 21.2.2008

WIJZIGINGEN VAN DE BIJLAGEN

Bijlage I – Lijst van de steunregelingen

Verordening (EG) nr. 864/2004 [Publicatieblad L 161 van 30.4.2004];

Verordening (EG) nr. 2183/2005 [Publicatieblad L 347 van 30.12.2005];

Verordening (EG) nr. 247/2006 [Publicatieblad L 42 van 14.2.2006];

Verordening (EG) nr. 319/2006 [Publicatieblad L 58 van 28.2.2006];

Verordening (EG) nr. 1405/2006 [Publicatieblad L 265 van 26.9.2006];

Verordening (EG) nr. 2012/2006 [Publicatieblad L 384 van 29.12.2006];

Verordening (EG) nr. 2013/2006 [Publicatieblad L 384 van 29.12.2006];

Verordening (EG) nr. 1182/2007 [Publicatieblad L 273 van 17.10.2007].

Bijlage II – Nationale maxima

Verordening (EG) nr. 864/2004 [Publicatieblad L 161 van 30.4.2004];

Verordening (EG) nr. 319/2006 [Publicatieblad L 58 van 28.2.2006];

Verordening (EG) nr. 1182/2007 [Publicatieblad L 273 van 17.10.2007];

Verordening (EG) nr. 293/2008 [Publicatieblad L 90 van 2.4.2008].

Bijlage III - Uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen

Verordening (EG) nr. 21/2004 [Publicatieblad L 5 van 9.1.2004].

Bijlage IV - Goede landbouw- en milieuconditie

Verordening (EG) nr. 864/2004 [Publicatieblad L 161 van 30.4.2004];

Verordening (EG) nr. 247/2006 [Publicatieblad L 42 van 14.2.2006];

Verordening (EG) nr. 1405/2006 [Publicatieblad L 265 van 26.9.2006].

Bijlage V – Compatibele steunregelingen

Verordening (EG) nr. 864/2004 [Publicatieblad L 161 van 30.4.2004];

Verordening (EG) nr. 1182/2007 [Publicatieblad L 273 van 17.10.2007].

Bijlage VI – Lijst van rechtstreekse betalingen

Verordening (EG) nr. 864/2004 [Publicatieblad L 161 van 30.4.2004];

Verordening (EG) nr. 319/2006 [Publicatieblad L 58 van 28.2.2006];

Verordening (EG) nr. 2013/2006 [Publicatieblad L 384 van 29.12.2006].

Bijlage VII - Berekening van het referentiebedrag

Verordening (EG) nr. 864/2004 [Publicatieblad L 161 van 30.4.2004];

Verordening (EG) nr. 2183/2005 [Publicatieblad L 347 van 30.12.2005];

Verordening (EG) nr. 319/2006 [Publicatieblad L 58 van 28.2.2006];

Verordening (EG) nr. 1156/2006 [Publicatieblad L 208 van 29.7.2006];

Verordening (EG) nr. 2011/2006 [Publicatieblad L 384 van 29.12.2006];

Verordening (EG) nr. 2013/2006 [Publicatieblad L 384 van 29.12.2006].

Bijlage VIII – Nationale maxima

Verordening (EG) nr. 864/2004 [Publicatieblad L 161 van 30.4.2004];

Verordening (EG) nr. 118/2005 [Publicatieblad L 24 van 27.1.2005];

Verordening (EG) nr. 319/2006 [Publicatieblad L 58 van 28.2.2006];

Verordening (EG) nr. 1156/2006 [Publicatieblad L 208 van 29.7.2006];

Verordening (EG) nr. 2013/2006 [Publicatieblad L 384 van 29.12.2006];

Verordening (EG) nr. 1182/2007 [Publicatieblad L 273 van 17.10.2007].

Bijlage VIII bis – Nationale maxima (nieuwe lidstaten)

Verordening (EG) nr. 583/2004 [Publicatieblad L 91 van 30.3.2004];

Verordening (EG) nr. 864/2004 [Publicatieblad L 161 van 30.4.2004];

Verordening (EG) nr. 319/2006 [Publicatieblad L 58 van 28.2.2006];

Verordening (EG) nr. 1156/2006 [Publicatieblad L 208 van 29.7.2006];

Verordening (EG) nr. 2011/2006 [Publicatieblad L 384 van 29.12.2006];

Verordening (EG) nr. 2013/2006 [Publicatieblad L 384 van 29.12.2006];

Verordening (EG) nr. 552/2007 [Publicatieblad L 131 van 23.5.2007];

Verordening (EG) nr. 1182/2007 [Publicatieblad L 273 van 17.10.2007].

Bijlage X - Traditionele productiegebieden voor durumtarwe

Verordening (EG) nr. 583/2004 [Publicatieblad L 91 van 30.3.2004].

Bijlage XI bis - Maxima voor de steun voor zaaizaad in de nieuwe lidstaten

Verordening (EG) nr. 583/2004 [Publicatieblad L 91 van 30.3.2004];

Verordening (EG) nr. 2011/2006 [Publicatieblad L 384 van 29.12.2006].

Bijlage XI ter - Nationale basisarealen voor akkerbouwgewassen en referentieopbrengsten in de nieuwe lidstaten

Verordening (EG) nr. 583/2004 [Publicatieblad L 91 van 30.3.2004].

De opeenvolgende wijzigingen en rectificaties van Verordening (EG) nr. 1782/2003 zijn opgenomen in de basistekst. Deze geconsolideerde versie (pdf) is slechts bedoeld ter informatie.

GERELATEERDE BESLUITEN

Uitvoeringsbepalingen

Verordening (EG) nr. 795/2004 [Publicatieblad L 141 van 30.4.2004]. De uitbetaling van de bedrijfstoeslag is gekoppeld aan de naleving van de randvoorwaarden (onder meer op milieugebied). Ten gevolge van de ontkoppeling van de betalingen zal een groot deel van de steun voor de landbouwsector worden overgeheveld van de “gele box” (bijv. de uitvoerrestituties die in het kader van de WTO-regels als handelsverstorend worden beschouwd) naar de “groene box” (bijv. subsidies voor plattelandsontwikkeling, die, getoetst aan de WTO-regels, de handel niet of nauwelijks verstoren).

De nieuwe lidstaten hoeven deze randvoorwaarden niet in acht te nemen om in aanmerking te komen voor de nieuwe bedrijfstoeslag.

Zie geconsolideerde versie (pdf).

Verordening (EG) nr. 796/2004 [Publicatieblad L 141 van 30.4.2004]. In deze verordening zijn de bepalingen vastgesteld waaraan lidstaten en landbouwers zich met betrekking tot de oppervlakte blijvend grasland moeten houden. Deze verordening voegt aan de bestaande regelgeving toe dat het ingevoerde geïntegreerde systeem borg moet staan voor een unieke identificatie van de landbouwer waarbij rekening wordt gehouden met alle door hem ingediende steunaanvragen en met alle referentiepercelen. De in deze verordening vastgestelde administratieve controles en controles ter plaatse moeten zo worden uitgevoerd dat een doeltreffende verificatie wordt gegarandeerd van de naleving van de voorwaarden voor de steunverlening en van de eisen en normen die relevant zijn in het kader van de randvoorwaarden. Deze controles hebben betrekking op de naleving van de subsidiabiliteitscriteria en de randvoorwaarden. Op grond van deze verordening mogen de rechtstreekse betalingen die onder het toepassingsgebied van de verordening vallen, pas worden verricht nadat de lidstaat de naleving van de subsidiabiliteitscriteria heeft gecontroleerd. Voorts bevat deze verordening de grondslag voor de berekening van de steun en andere bepalingen over de kortingen en uitsluitingen.

Zie geconsolideerde versie (pdf).

Verordening (EG) nr. 1973/2004 [Publicatieblad L 345 van 20.11.2004]. Deze verordening bevat de uitvoeringsbepalingen inzake de steun voor sectoren die in aanmerking komen voor specifieke steun overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1782/2003. De uitvoering van de steunregeling in de nieuwe lidstaten is eveneens in deze verordening vastgesteld.

Zie geconsolideerde versie (pdf).

Vrijwillige modulatie

Verordening (EG) nr. 378/2007 [Publicatieblad L 95 van 5.4.2007]. In bepaalde gevallen kunnen de lidstaten in de periode 2007-2012 een verlaging toepassen op de rechtstreekse steun die op hun grondgebied wordt verleend. De bedragen die als gevolg van de vrijwillige modulatie vrijkomen, worden gebruikt voor de financiering van de plattelandsontwikkelingsprogramma’s die op hun grondgebied worden gefinancierd uit de ELFPO‑fondsen.

Nieuwe lidstaten

De nieuwe extra betalingen (nieuwe rechtstreekse betalingen of steunregelingen) zullen in de nieuwe lidstaten geleidelijk worden ingevoerd (25% in 2004, 30% in 2005 en 35% in 2006). Daarna zullen ze tot 2013 stapsgewijs worden verhoogd.

De rechtstreekse compenserende betalingen voor de melksector worden opgetrokken. Voorts zijn met betrekking tot de nieuwe lidstaten de tabellen inzake de quota en het vetgehalte aangepast.

De nieuwe lidstaten blijven tot in 2007 in aanmerking komen voor de enkele areaalbetaling, en tot eind 2008 voor de rechtstreekse extra betalingen in het kader van de enkele areaalbetaling.

De bedrijfstoeslagregeling voorziet in de mogelijkheid om met ingang van 2005 extra betalingen toe te kennen.

Verordening (EG) nr. 583/2004 [Publicatieblad L 91 van 30.3.2004]. In deze verordening zijn de nationale maxima voor de door de nieuwe lidstaten uit te keren extra betalingen vastgesteld. Het principe van de stapsgewijze invoering van deze extra betalingen geldt niet voor de sector gedroogde voedergewassen.

Aangezien de nieuwe lidstaten geen enkele historische referentie hebben, dient de bedrijfstoeslag bij hen te worden gebaseerd op geregionaliseerde betalingen per hectare, die naar regio worden uitgesplitst en vervolgens worden gedeeld door het aantal landbouwers die aan de subsidiabiliteitscriteria voldoen.

Randvoorwaarden

Verslag van de Commissie aan de Raad over de toepassing van het stelsel van randvoorwaarden (uitgebracht overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers) [COM(2007) 147 definitief – Niet in het Publicatieblad verschenen]. In dit verslag wordt de vinger gelegd op de problemen die lidstaten en landbouwers hebben met de tenuitvoerlegging van de randvoorwaarden, en worden maatregelen ter verbetering van dit systeem voorgesteld. Deze eerste evaluatie is gebaseerd op audits die in 2005 en 2006 door de diensten van de Commissie zijn uitgevoerd in tien lidstaten, en zal na de uitvoering van andere studies worden gevolgd door een definitieve conclusie. In het licht van deze evaluatie is de Commissie van plan om enerzijds nadere informatie over de toepassing van de randvoorwaarden door de lidstaten te verstrekken en anderzijds bij de Raad een voorstel in te dienen of ontwerpbepalingen voor te leggen aan het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen. Dit ontwerp zal betrekking hebben op een aantal aspecten van de randvoorwaarden, zoals de invoering ervan in de nieuwe lidstaten, de vereenvoudiging van bepaalde regels en de tolerantie bij niet-nalevingen van gering belang.

Laatste wijziging: 15.04.2008