EROP

1) DOELSTELLING

Politieke doelstellingen en algemene beginselen op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling definiëren op de schaal van de Europese Unie met het oog op een duurzame en evenwichtige ontwikkeling van het Europese grondgebied die recht doet aan de verscheidenheid van dat grondgebied.

2) BESLUIT

EROP - Europees Ruimtelijk Ontwikkelingsperspectief. Op weg naar een evenwichtige en duurzame ontwikkeling van het grondgebied van de Europese Unie.

3) SAMENVATTING

Met het beleid inzake ruimtelijke ontwikkeling wordt beoogd een evenwichtige en duurzame ontwikkeling van het grondgebied van de Unie te bewerkstelligen in overeenstemming met de fundamentele beleidsdoelstellingen van de Gemeenschap, namelijk: economische en sociale cohesie, een economisch concurrentievermogen dat is gebaseerd op kennis en dat strookt met de beginselen van duurzame ontwikkeling, en de instandhouding van de verscheidenheid van de natuurlijke en de culturele rijkdommen.

Het was niet de bedoeling om met het Europees Ruimtelijk Ontwikkelingsperspectief (EROP) nieuwe communautaire bevoegdheden op het gebied van de ruimtelijke ordening te scheppen. Het EROP is een politiek oriënteringskader ter verbetering van de samenwerking in de beleidssectoren van de Gemeenschap die een belangrijk ruimtelijk effect hebben. De gedachte achter het document is dat, als de lidstaten zich baseren op doelstellingen inzake ruimtelijke ontwikkeling die gemeenschappelijk zijn bepaald, hun activiteiten elkaar beter kunnen aanvullen. Het gaat om een intergouvernementeel, indicatief document dat geen dwingend karakter heeft. Volgens het subsidiariteitsbeginsel vindt de uitvoering ervan plaats op het meest geschikte bestuursniveau en overeenkomstig de wil van de verschillende actoren van de ruimtelijke ontwikkeling.

Het EROP is het resultaat van intensief overleg. De eerste voorstellen betreffende ruimtelijke ontwikkeling dateren van de jaren 60 en 70, toen met name een Europees plan voor ruimtelijke ordening is voorgesteld door het Europees Parlement. De documenten "Europa 2000" [COM(90)544, niet bekendgemaakt in het PB] en "Europa 2000+" [COM(94)354, niet bekendgemaakt in het PB] van de Europese Commissie hebben een beslissende impuls gegeven aan de beleidscoördinatie. De informele vergadering van de bevoegde ministers in Luik in 1993 vormde het beginpunt van de opstelling van het eigenlijke Europees Ruimtelijk Ontwikkelingsperspectief. Vervolgens zijn door de opeenvolgende voorzitterschappen verscheidene ontwerpen uitgewerkt met hulp van het Comité voor Ruimtelijke Ontwikkeling, waarin vertegenwoordigers van de Commissie en nationale ambtenaren zitting hadden. Uiteindelijk is het EROP in mei 1999 in Potsdam goedgekeurd tijdens een informele vergadering van de ministers van ruimtelijke ordening.

Het EROP omvat twee delen: I) de bijdrage van het beleid inzake ruimtelijke ontwikkeling als een nieuwe dimensie van het Europese beleid en II) de ontwikkelingen, perspectieven en uitdagingen betreffende het grondgebied van de Unie. In dit fiche wordt alleen het eerste deel behandeld. Recentere gegevens over de grote tendensen op het grondgebied van de Gemeenschap zijn reeds verstrekt in andere fiches tweede verslag over de economische en sociale cohesie (esdeenfr) en eerste voortgangsverslag).

AANPAK VAN HET RUIMTELIJKE BELEID OP EUROPEES NIVEAU

Uitgangspunt van het EROP is dat economische groei en convergentie van bepaalde economische indicatoren niet voldoende zijn om het doel van economische en sociale cohesie te bereiken. Gecoördineerde maatregelen op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling zijn dus wenselijk om de ontwikkelingsverschillen te verkleinen. Daarbij moet rekening worden gehouden met de volgende factoren: een voortschrijdende economische integratie EMU, totstandbrenging van de interne markt), de toenemende rol van de plaatselijke en regionale overheden en de komende uitbreiding van de Europese Unie naar Midden- en Oost-Europa en de ontwikkeling van de relaties van de Vijftien met hun buren.

Met meer dan 370 miljoen inwoners op een grondgebied van 3,2 miljoen km2 en een bruto binnenlands product (BBP) van 6800 miljard euro (1996) is de Europese Unie één van de economisch belangrijkste en sterkste wereldregio's. Grote economische onevenwichtigheden brengen echter de totstandkoming van een model van evenwichtige en duurzame ontwikkeling in gevaar. Het kerngebied van Europa, namelijk het gebied tussen de metropolen Londen, Parijs, Milaan, München en Hamburg, omvat slechts 20 % van de oppervlakte en 40 % van de bevolking van de Gemeenschap, maar draagt circa 50 % bij in het bruto binnenlands product (BBP) van Europa. Voorts worden de verschillen in economische prestaties tussen de rijkere en de armere regio's weliswaar iets kleiner, maar nemen de regionale verschillen binnen de meeste landen juist toe. Eind 1998 was ongeveer 10 % van de beroepsbevolking werkloos (die werklozen waren voor de helft langdurig werklozen en voor meer dan 20 % jongeren), maar met aanzienlijke verschillen tussen de regio's en de lidstaten.

In het EROP komen vier belangrijke thema's aan de orde waartussen interacties bestaan en die de ruimtelijke ontwikkeling van de Europese Unie in sterke mate beïnvloeden:

IMPACT VAN DE COMMUNAUTAIRE BELEIDSTAKKEN OP HET GRONDGEBIED VAN DE UNIE

Hoewel het EG-Verdrag een specifieke titel "Economische en sociale samenhang" bevat die bij het Verdrag van Amsterdam is aangepast, is op de sectorale beleidsterreinen van de Unie geen sprake van duidelijk omschreven ruimtelijke doelstellingen. Toch hebben verscheidene van die beleidstakken een sterke invloed op het grondgebied van de Gemeenschap als geografische ruimte waarop de maatregelen betrekking hebben. Hun ruimtelijke impact is afhankelijk van de aard van de maatregelen in kwestie. Het kan gaan om maatregelen van financiële aard gemeenschappelijk landbouwbeleid, regionaal beleid via de Structuurfondsen, specifieke steun voor onderzoek en innovatie), om maatregelen van juridische aard concurrentiebeleid, milieubeleid) of om maatregelen met een planologische component energiebeleid en vervoersbeleid). In 1997 namen het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en de Structuurfondsen samen 83 % van de Gemeenschapsbegroting voor hun rekening.

Hier volgt een overzicht van de verschillende sectorale beleidstakken met een ruimtelijke impact:

Niet uit de Gemeenschapsbegroting afkomstig is de financiële steun van de Europese Investeringsbank (EIB). Deze leningen spelen een belangrijke rol in het structuurbeleid van de Unie. Zij worden speciaal toegesneden op projecten in zwakkere regio's en sorteren ook een impliciet motiverend effect. In het kader van de komende uitbreiding zal de EIB zich zeer nuttig maken door de financiering van langetermijnprojecten zoals infrastructuurinvesteringen.

Zonder coördinatie kunnen de beleidstakken van de Gemeenschap de regionale verschillen in ontwikkeling onopzettelijk verergeren. Zij zijn immers gericht op sectordoelstellingen zonder ruimtelijke dimensie, zodat hun respectieve effecten elkaar soms ongedaan maken. Daarom hebben de lidstaten samen met de Commissie het EROP ontwikkeld als een instrument dat bijdraagt tot een betere coördinatie van de beleidstakken van de Gemeenschap. In deze context moeten de diensten van de Commissie dringend hun onderlinge samenwerking versterken om te zorgen voor de ruimtelijke coherentie van de onder hen ressorterende beleidstakken en om de ruimtelijke impact van die beleidstakken te evalueren.

BELEIDSDOELSTELLINGEN EN -OPTIES VOOR HET EUROPESE GRONDGEBIED

Ten behoeve van alle actoren die zijn betrokken bij de ruimtelijk ontwikkeling op Europees, nationaal, regionaal of plaatselijk niveau, zijn in het EROP de volgende beleidsdoelstellingen en -opties uitgestippeld: a) het opzetten van een polycentrisch en evenwichtig stedelijk stelsel, b) de bevordering van geïntegreerde vervoers- en communicatievoorzieningen die op het hele grondgebied van de Unie een gelijkwaardige toegang tot infrastructuur en kennis bieden, en c) de ontwikkeling en instandhouding van de natuur en van het culturele erfgoed.

A) Polycentrische ruimtelijke ontwikkeling en een nieuwe relatie tussen stad en platteland

Het Europese kerngebied, namelijk het gebied dat ligt tussen Londen, Parijs, Milaan, München en Hamburg, is momenteel in de Unie de enige dynamische zone die op integratie in de wereldeconomie is gericht. Nu worden de huidige ruimtelijke tendensen in de Unie gekenmerkt door een verdere concentratie van zeer hoogwaardige functies van mondiale betekenis in dat kerngebied, ook al worden ook dergelijke functies ontwikkeld in enkele metropolen daarbuiten (Barcelona, Øresund-regio).

In het licht van de komende uitbreiding en van de toenemende integratie van de nationale economieën in de interne markt en in de wereldeconomie, zal het bepleite model van een polycentrische ontwikkeling het mogelijk maken te voorkomen dat de bevolking en de economische, politieke en financiële macht te zeer in één enkele dynamische zone worden geconcentreerd. Door de ontwikkeling van een tamelijk gedecentraliseerde stedelijke structuur zal het potentieel van alle Europese regio's beter kunnen worden benut en zullen zo de regionale verschillen in ontwikkeling kunnen worden verkleind.

Bij het model van een polycentrische ruimtelijke ontwikkeling wordt niet uitsluitend gedacht aan een gewone koppeling van de randgebieden aan het kerngebied door middel van nieuwe infrastructuur, zoals in het verleden gebeurde, maar worden veeleer de volgende maatregelen in overweging gegeven:

Om een duurzame ontwikkeling mogelijk te maken moeten bij de geïntegreerde strategieën voor de ontwikkeling van steden en stedelijke gebieden verscheidene grote uitdagingen worden aangegaan:

Wonen en werken op het platteland staat op zichzelf de ontwikkeling van een concurrerende economie en de groei van de werkgelegenheid niet in de weg. De plattelandsgebieden, die qua aard sterk uiteenlopen, hebben een omschakelingsproces voltooid of aangevat met het doel hun structurele tekortkomingen te verhelpen en zich te concentreren op een endogene ontwikkeling. Om het hoofd te kunnen bieden aan de nadelen van een geringe bevolkingsdichtheid en van het feit dat de grond er hoofdzakelijk voor agrarisch gebruik is bestemd, moeten de plattelandsgebieden immers hun activiteiten diversifiëren door hun strategieën af te stemmen op hun eigen kenmerken en behoeften. Herontdekking van de veelzijdigheid van een op kwaliteit gericht landbouw (voedselveiligheid, streekproducten, groen toerisme, benutting van de meerwaarde die erfgoed en landschap bieden, gebruik van hernieuwbare energiebronnen), ontwikkeling van activiteiten met behulp van de nieuwe informatietechnologieën en uitwisseling van ervaringen over specifieke thema's zullen de plattelandsgebieden in staat stellen om hun ontwikkelingspotentieel zo goed mogelijk te gebruiken.

Voorts wordt met de bezinning over een nieuw partnerschap tussen stad en platteland beoogd een geïntegreerde aanpak op het niveau van een regio te bevorderen en samen problemen op te lossen die voor ieder afzonderlijk onoverkomelijk zijn. Dit partnerschap zal het mogelijk maken om met originele ontwikkelingsopties te komen. Het kan zorgen voor de handhaving van een basisaanbod op het gebied van dienstverlening en openbaar vervoer en voor een doeltreffender ruimtelijke ordening. Het zal bijdragen tot de uitwisseling van ervaringen via samenwerkingsnetwerken waarvan plaatselijke overheden en bedrijven in de stad en op het platteland deel uitmaken.

B) Gelijkwaardige toegang tot infrastructuur en kennis

Hoewel de doelstellingen van economische en sociale cohesie niet kunnen worden bereikt met infrastructuurvoorzieningen op het gebied van vervoer en telecommunicatie alleen, zijn deze voorzieningen toch belangrijke instrumenten. Zij maken immers onderlinge verbindingen mogelijk tussen de verschillende gebieden en vooral tussen de centrale en de perifere regio's en tussen de stedelijke centra en hun achterland.

Bij de toekomstige uitbreiding van de trans-Europese netwerken moet het concept van een polycentrische ontwikkeling een belangrijk uitgangspunt zijn. Voorrang moet worden gegeven aan de ontsluiting van de op mondiale economische integratie gerichte zones wanneer deze eenmaal zijn aangewezen, maar ook moet veel aandacht worden besteed aan de regio's die met geografische belemmeringen te kampen hebben, en aan de secundaire verbindingen binnen de regio's. Voorts moeten alle regio's kunnen rekenen op een evenwichtige toegang tot de intercontinentale knooppunten (havens en luchthavens).

Door de huidige toeneming van het personen- en goederenverkeer komt het milieu steeds meer onder druk te staan en worden de vervoerssystemen minder doeltreffend. Een passend beleid inzake ruimtelijke ontwikkeling (openbaar vervoer in de stad, intermodaal vervoer, gezamenlijk gebruik van infrastructuur) kan een geïntegreerde aanpak mogelijk maken van de milieudruk die te wijten is aan de grotere mobiliteit, de verkeerscongestie en het intensievere grondgebruik.

In een kennismaatschappij is de toegang tot kennis en infrastructuur van primordiaal belang. De arbeidsmarkten en de bedrijven hebben behoefte aan dynamische innovatiesystemen, aan een doeltreffende technologieoverdracht en aan uitstekende onderwijs- en opleidingsinstituten. Nu zijn de toegang tot kennis en het innovatiepotentieel nog steeds ongelijk verdeeld in de Europese Unie en zijn zij daar geconcentreerd waar de economische dynamiek het grootst is. Verhoging van het onderwijs- en opleidingsniveau van de bevolking in de probleemregio's, met name door verspreiding van de nieuwe informatietechnologieën (basisdienstverlening, een passend tariefbeleid, opleiding en bewustmaking), zal de genoemde onevenwichtigheden helpen wegwerken.

C) Een zorgvuldig beheer van de natuur en het culturele erfgoed

De ruimtelijke ontwikkeling kan een stimulerende rol spelen in het behoud en het duurzame gebruik van de biodiversiteit op plaatselijk en regionaal niveau. Soms zijn strenge beschermingsmaatregelen gerechtvaardigd, maar vaak is het zinvoller om het beheer van bedreigde elementen in te passen in ruimtelijke strategieën voor grotere gebieden. Natuur en cultuur vormen immers, als er recht aan wordt gedaan, een niet te verwaarlozen economische factor voor de regionale ontwikkeling.

Het rijke erfgoed en de cultuurlandschappen in Europa zijn een uiting van de Europese identiteit en hebben een mondiale betekenis. Om eventuele tendensen in de richting van verwaarlozing en achteruitgang te keren en dit erfgoed onder de best mogelijke omstandigheden aan de toekomstige generaties te kunnen doorgeven, is een creatieve aanpak nodig. Zo dienen geïntegreerde strategieën voor het behoud en herstel van de landschappen en het erfgoed te worden uitgestippeld en dient het publiek bewust te worden gemaakt van de bijdrage die de ruimtelijke ordening kan leveren aan de bescherming van de erfenis van toekomstige generaties.

In het kader van de ontwikkeling van de natuurlijke hulpbronnen in de Europese Unie moeten ook geïntegreerde strategieën worden uitgestippeld voor een duurzaam beheer van de milieuelementen (lucht, water en bodem) en voor een gerichte bescherming van specifieke zones:

DE TOEPASSING VAN HET EROP

De lidstaten wensen dat het EROP resultaten op lange termijn oplevert, hoewel dat document geen rechtskracht heeft. De wenselijk geachte samenwerking tussen de verschillende bestuursniveaus die bij de ruimtelijke ordening zijn betrokken, zal het mogelijk maken tegenstrijdige of elkaar neutraliserende beleidsmaatregelen te voorkomen.

De lidstaten hebben een aantal aanbevelingen geformuleerd:

DE UITBREIDING VAN DE UNIE EN HET EUROPESE BELEID INZAKE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING

De uitbreiding betekent een echte uitdaging voor de Europese Unie en zal een ongekende sociaal-economische en territoriale impact hebben. Wanneer in de toekomst de tien landen in Midden- en Oost-Europa (LMOE's) die kandidaat-lidstaat zijn en Cyprus en Malta zullen zijn toegetreden, zullen de bevolking en de oppervlakte van de Unie ongeveer een derde groter zijn geworden, maar het bruto binnenlands product (BBP) slechts 5 %.

De uitbreiding zal op uiteenlopende terreinen zorgen voor veranderingen in het referentiekader van het EROP:

In de LMOE's wordt het aangaan van de uitdagingen die zijn verbonden met het proces van economische transformatie, nog altijd beschouwd als een opgave van nationaal belang. Op het gebied van het regionale beleid en de ruimtelijke ordening bestaat er weinig traditie, waardoor er onvoldoende instrumenten en structuren zijn en een autonoom regionaal niveau in de bestuurlijke indeling vaak ontbreekt. Polen, Slovenië en Hongarije zijn het verst gevorderd met hervormingen in de richting van een regionaal beleid dat beantwoordt aan het huidige model van de Gemeenschap (regionale strategie, programmering, partnerschap, tenuitvoerlegging, toezicht en evaluatie). Zie de aanvullende aanwijzingen voor toekomstige lidstaten (esdeenfr) en hun voorbereiding op de tenuitvoerlegging van het regionaal beleid 2004-2006 (esdeenfr).

De uitbreiding maakt een hervorming van het huidige regionale en landbouwbeleid noodzakelijk. De Commissie heeft haar voorstellen over dit onderwerp gepresenteerd in het kader van Agenda 2000 (esdeenfr) en ook is de aanzet gegeven tot het debat over de toekomst van het regionale beleid na 2006. De vorige uitbreidingen leren dat een toeneming van het aantal minder welvarende landen binnen de Unie de speelruimte op het gebied van het regionale beleid kan verkleinen. Wat zullen dus de prioriteiten van het toekomstige cohesiebeleid zijn? Ondertussen is grondig onderzoek naar de ruimtelijke impact van de uitbreiding noodzakelijk. Ook moeten de kandidaat-lidstaten en hun regionale en plaatselijke overheden zo snel mogelijk bij het beheer van de Fondsen van de Gemeenschap worden betrokken. Daartoe wordt via de financiële instrumenten van het regionale beleid (INTERREG III) en het externe beleid (de programma's PHARE, TACIS, MEDA en CARDS) steun verleend voor de opleiding van nationale, regionale en plaatselijke ambtenaren uit de kandidaat-lidstaten en voor de oprichting van thematische netwerken binnen transnationale samenwerkingszones.

Voor nadere informatie kan de volledige versie van het EROP (FR) (EN) (DE) worden geraadpleegd op de site INFOREGIO van het directoraat-generaal Regionaal beleid.

4) uitvoeringsmaatregelen

5) verdere werkzaamheden

Beslissing van het Europees Parlement over de ruimtelijke ordening en het Europees ruimtelijk ontwikkelingsperspectief [Publicatieblad C226 van 20.07.1998].

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Europees ruimtelijk ontwikkelingsperspectief (EROP) - eerste officieel ontwerp" Publicatieblad C 407 van 28.12.1998].

Advies van het Comité van de Regio's over het Europees ruimtelijk ontwikkelingsperspectief [Publicatieblad C93 van 06.04.1999].

Laatste wijziging: 05.01.2004