Malta

1) REFERENTIES

Verslag van de Commissie COM(1999)69 def. - Niet verschenen in het Publicatieblad

Verslag van de Commissie COM(1999)508 def. - Niet verschenen in het Publicatieblad

Verslag van de Commissie COM(00)708 def. - Niet verschenen in het Publicatieblad

Verslag van de Commissie COM(2001) 700 def. - SEC(2001) 1750 - Niet verschenen in het Publicatieblad

Verslag van de Commissie COM(2002) 700 def. - SEC(2002) 1407 - Niet verschenen in het Publicatieblad

Verdrag betreffende de toetreding tot de Europese Unie [Publicatieblad L 236 van 23.9.2003]

2) SAMENVATTING

Volgens het verslag van februari 1999 betrof de voornaamste eis waaraan Malta op korte termijn op dit gebied moest voldoen, de opheffing van het geografisch voorbehoud dat het had gemaakt ten aanzien van het Verdrag van Genève. Bovendien moest het land meer informatie verstrekken over de praktische tenuitvoerlegging van het asielrecht, de voorkoming van illegale immigratie, de bestrijding van de georganiseerde misdaad, in het bijzonder van drugshandel, en de middelen om deze te bestrijden. Tenslotte waren inspanningen nodig om de deelneming van Malta aan de internationale samenwerking op justitieel gebied in zowel burger- als strafrechtelijk opzicht te verbeteren.

In haar verslag van oktober 1999 legde de Commissie de nadruk op de noodzaak enerzijds een aantal rechtsinstrumenten goed te keuren, en anderzijds de Maltese capaciteiten te verbeteren om het acquis communautaire ten uitvoer te leggen, met name met betrekking tot asielrecht, bestrijding van clandestiene immigratie, georganiseerde misdaad en drugsbestrijding.

In het verslag van november 2000 stelde de Commissie vast dat vooruitgang was geboekt op het gebied van justitie en binnenlandse zaken. Ondanks het feit dat nog een aantal inspanningen moesten worden gedaan om een aantal overeenkomsten te bekrachtigen op het gebied van justitiële samenwerking in burgerlijke en strafzaken werd het niveau van overeenstemming met het acquis over het algemeen bevredigend geacht.

In haar verslag van november 2001 concludeerde de Commissie dat Malta sinds het laatste verslag slechts weinig vooruitgang had geboekt op het gebied van justitie en binnenlandse zaken.

In haar verslag van oktober 2002 concludeerde de Commissie dat Malta voldoende vorderingen heeft gemaakt bij de aanpassing van haar wetgeving en haar structuren op het gebied van justitie en binnenlandse zaken. Met het oog op de toetreding dient het land zijn inspanningen voortaan te concentreren op de aanpassing op het gebied van visa, migratie en douanesamenwerking alsmede op een daadwerkelijke toepassing van het beleid op dit gebied, met name wat betreft het Schengen-actieplan, het asielrecht, gegevensbescherming en het witwassen van geld.

Het toetredingsverdrag is ondertekend op 16 april 2003 en de toetreding vond plaats op 1 mei 2004.

ACQUIS COMMUNAUTAIRE

Het vrije verkeer van personen

Het beginsel van het vrije verkeer en verblijf van alle Europese burgers is neergelegd in artikel 14 (ex-artikel 7A) van het Verdrag, alsmede in de bepalingen betreffende het Europees burgerschap (artikel 18, ex-artikel 8A). In het Verdrag van Maastricht werden het asielbeleid, het overschrijden van de buitengrenzen van de Unie en het immigratiebeleid tot de kwesties van gemeenschappelijk belang van de lidstaten gerekend. Het Verdrag van Amsterdam, dat op 1 mei 1999 in werking is getreden, heeft deze kwesties opgenomen in het EG-Verdrag (artikelen 61 tot en met 69), waarbij een overgangsperiode van vijf jaar wordt vastgesteld alvorens de communautaire procedures volledig van toepassing zijn. Op den duur moet er een "ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid" komen zonder controles van de personen aan de binnengrenzen, ongeacht hun nationaliteit. Tegelijkertijd moeten er gemeenschappelijke normen worden ingevoerd voor controle aan de buitengrenzen van de Unie, visa en het asiel - en immigratie beleid. In het actieplan van de Raad en de Commissie van 3 december 1998 wordt een tijdschema vastgesteld voor de maatregelen die moeten worden aangenomen om die doelstellingen in de komende vijf jaar te bereiken.

Sommige lidstaten passen reeds gemeenschappelijke regels op deze gebieden toe, dankzij de Schengen -akkoorden, waarvan het eerste in 1985 is ondertekend. Deze intergouvernementele akkoorden zijn opgenomen in het kader van de Europese Unie (EU) na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam en maken thans deel uit van het acquis communautaire dat de kandidaat-landen moeten overnemen.

In 1997 had Bulgarije verklaard dat het aan de bepalingen van de Schengen-akkoorden wenst te voldoen. Te dien einde heeft het voorbereidingsmaatregelen getroffen en de lidstaten om bijstand op dit vlak verzocht, in het bijzonder inzake de versterking van de controles aan de buitengrenzen.

Het asielbeleid

Het Europees asielbeleid, een kwestie van gemeenschappelijk belang voor de lidstaten sinds het Verdrag van Maastricht, is hoofdzakelijk gebaseerd op instrumenten zonder juridische gevolgen zoals bijvoorbeeld de resoluties van Londen van 1992 over de duidelijk niet gerechtvaardigde asielverzoeken en het beginsel van "derde landen van opvang" of op internationale overeenkomsten zoals het Verdrag van Genève van 1951 betreffende de status van vluchtelingen.

In het kader van de Schengen-akkoorden hebben de lidstaten op 15 juni 1990 de Overeenkomst van Dublin ondertekend die op 1 september 1997 in werking is getreden, ter vaststelling van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een in een van de lidstaten van de Unie ingediend asielverzoek. Deze kwestie was in het Verdrag van Genève niet geregeld. Verschillende toepassingsmaatregelen zijn vervolgens door het bij deze overeenkomst in het leven geroepen comité goedgekeurd.

Behalve het actieplan van 3 december 1998 van de Commissie en de Raad is een algemene strategie noodzakelijk. Een "task force" inzake asiel en migratie is derhalve door de Raad opgericht om aan deze behoefte te voldoen.

Het immigratiebeleid

Het immigratiebeleid is sinds het Verdrag van Maastricht een kwestie van gemeenschappelijk belang die onder de intergouvernementele samenwerking op het gebied van binnenlandse zaken valt, maar bestaat nog niet werkelijk als Europees beleid. Er is nog geen enkele regel vastgesteld met betrekking tot de binnenkomst op het grondgebied en het verblijf voor de burgers van derde landen.

Het actieplan van 3 december 1998 voorziet evenwel de goedkeuring van specifieke maatregelen op dit gebied.

Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken

Op dit terrein, waar de EU sinds het Verdrag van Maastricht handelingsbevoegdheid heeft, zijn weinig maatregelen goedgekeurd. De belangrijkste die tot dusver werd aangenomen is het Verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke en handelszaken, in de EU. De voornaamste instrumenten ter vergemakkelijking van de justitiële samenwerking in burgerrechtelijke zaken werden op internationaal niveau uitgewerkt (zoals bijvoorbeeld in de verdragen van Brussel en Rome).

In het actieplan van 3 december 1998 van de Raad en van de Commissie is eveneens de goedkeuring van nieuwe regels voorzien.

Politiële, douane- en justitiële samenwerking in strafzaken

Het acquis op deze gebieden vloeit hoofdzakelijk voort uit het samenwerkingskader zoals omschreven in titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie, ofwel de " derde pijler ". In het Verdrag van Amsterdam zijn de desbetreffende juridische bepalingen gewijzigd. Voortaan heeft titel VI hoofdzakelijk betrekking op samenwerking tussen politiediensten, bestrijding van de georganiseerde misdaad, drugshandel, corruptie en fraude, justitiële samenwerking in strafzaken en samenwerking op douanegebied. De in 1993 bij het Verdrag van Maastricht vastgestelde, intergouvernementele procedures blijven in deze titel behouden.

Het acquis betreffende justitie en binnenlandse zaken impliceert zowel een hoge graad van praktische samenwerking tussen de regeringen als de uitwerking van wetgeving en de daarmee verband houdende feitelijke tenuitvoerlegging. Te dien einde is een eerste programma "Octopus" tussen 1996 en 1998 door de Europese Commissie en de Raad van Europa gefinancierd. Doel van "Octopus II" (1999-2000) is de goedkeuring te vergemakkelijken van nieuwe wetgevende en constitutionele maatregelen door de landen van Midden- en Oost-Europa, alsmede door bepaalde nieuwe onafhankelijke staten, met als voorbeeld de in de EU van kracht zijnde regels door aan alle personen die belast zijn met de bestrijding van corruptie en georganiseerde criminaliteit opleiding en bijstand te verlenen. Bovendien is een pact ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit op 28 mei 1998 tussen de EU en landen van Midden- en Oost-Europa ondertekend.

Op communautair niveau worden in het actieplan van de Raad en van de Commissie van 3 december 1998 de verschillende maatregelen aangeduid die moeten worden goedgekeurd op korte termijn (twee jaar) en op middellange termijn (vijf jaar) om een daadwerkelijke ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid tot stand te brengen. Tot deze maatregelen behoort de oprichting van de Europese Politiedienst (Europol), met name de organisatie van betrekkingen tussen de dienst en de rechtelijke instanties van de lidstaten, de integratie van het Schengen-acquis inzake de samenwerking op politieel en douanegebied en de organisatie van het verzamelen en het opslaan van noodzakelijke informatie op het vlak van de grensoverschrijdende criminaliteit.

EVALUATIE

In maart 2002 is een nieuwe wet inzake de gegevensbescherming in werking getreden. Tegelijkertijd werden een aantal verordeningen goedgekeurd die de oprichting inhouden van zowel een onafhankelijke, nationale toezichthoudende autoriteit als een beroepscommissie.

Voorts werd vooruitgang geboekt bij de aanpassing van het visumbeleid. Zo werd een visumregeling ingevoerd waarbij een visumverplichting geldt voor ingezetenen van 38 landen.

Op het gebied van de controle van de buitengrenzen en de voorbereiding op de toepassing van het Schengen-acquis heeft Malta een "Actieplan Schengen" aangenomen. In dit plan worden de personeelsbehoeften onderzocht bij de grensposten en de kantoren die op het nationaal Schengen-informatiesysteem zijn aangesloten. Het land blijft zich voorbereiden op een toekomstige deelneming aan het SIS van de tweede generatie (SIS II). De inspanningen moeten worden voortgezet wat de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten en de modernisering van de uitrusting betreft.

Er werd weinig vooruitgang geboekt op het gebied van het immigratiebeleid. Het Parlement moet nog stemmen over de vereiste wijzigingen van de wet inzake immigratie. Voorts moet het land strenger optreden tegen illegale immigratie. In december 2001 werd de terugname-overeenkomst tussen Malta en Italië ondertekend. Op dit moment worden onderhandelingen gevoerd over soortgelijke overeenkomsten met Egypte, Marokko, Tunesië, Algerije en Libië.

Ten gevolge van een in 2000 vastgestelde nieuwe wet op het asielrecht heeft Malta een selectie doorgevoerd van het personeel dat belast wordt met de analyse van de asielaanvragen. Het desbetreffende personeel en de grenspolitie hebben een specifieke opleiding gekregen. De Commissie merkt evenwel op dat de versterking en opleiding van het personeel prioritaire opdrachten blijven. In december 2001 heeft Malta haar geografisch voorbehoud ten aanzien van het Verdrag van Genève ingetrokken. De uitvoeringsbepalingen van de vluchtelingenwet die in oktober 2001 werden goedgekeurd omvatten de bepalingen die nodig zijn voor een harmonisering met de criteria en de mechanismen van de Overeenkomst van Dublin.

In december 2000 heeft Malta het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van de georganiseerde misdaad (Verdrag van Palermo (esdeenfr)) ondertekend. Er zijn in dat verband samenwerkingsakkoorden ondertekend met Slowakije, Hongarije, Tunesië, Zweden, Griekenland en recentelijk Albanië. Het wetboek van strafrecht werd in die zin gewijzigd dat mensensmokkel nu als een delict wordt beschouwd, waardoor de Maltese wetgeving nu in overeenstemming is met het Verdrag van Palermo. Malta moet nog wel toetreden tot de Overeenkomst van de EU betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken van 29 mei 2000.

In november 2000 heeft Malta het Verdrag van de Raad van Europa inzake strafrechtelijke samenwerking ter bestrijding van corruptie ondertekend. De herziening van het wetboek van strafrecht die in april 2002 werd goedgekeurd beoogt de tenuitvoerlegging van het protocol van 27 september 1996 bij de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap en houdt rekening met het Verdrag inzake de strafrechtelijke bestrijding van corruptie van de Raad van Europa (1999).

Wat de strijd tegen de drugshandel betreft, zal Malta met ingang van januari 2003 deelnemen aan het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving. Voorts zijn er in 2003 middelen vrijgemaakt voor de versterking van de capaciteit op het gebied van de strijd tegen de drugshandel.

Op het gebied van het witwassen van geld betekent de oprichting van een financiële inlichtingendienst, in het kader van de recente wijzigingen van de wet om het witwassen van geld tegen te gaan, een belangrijke stap voorwaarts.

Wat de douanesamenwerking betreft moet Malta haar wetgeving nog aanpassen aan de Overeenkomst inzake wederzijdse bijstand en samenwerking tussen de douaneadministraties (Napels II (esdeenfr)) van 1997. Dit geldt ook voor de Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied van 1995. Bovendien moet het land zich blijven inzetten om het Gemeenschappelijk Optreden van 1996 toe te passen met betrekking tot de samenwerking tussen douaneautoriteiten en beroepsorganisaties wat betreft de strijd tegen verdovende middelen.

Op het gebied van justitiële samenwerking in burgerlijke zaken en strafzaken heeft Malta twee aanvullende protocollen bij het Europees Verdrag betreffende uitlevering geratificeerd. Op strafrechtelijk gebied neemt Malta als waarnemer deel aan het Europees justitieel netwerk. Dankzij de wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht in april 2002 kunnen het aanvullend protocol bij de Europese overeenkomst inzake onderlinge rechtshulp in strafzaken en de strafrechtelijke overeenkomst van de Raad van Europa inzake corruptie worden geratificeerd. Malta dient verder nog het Verdrag van de Raad van Europa inzake computercriminaliteit te ratificeren.

Malta heeft alle juridische instrumenten met betrekking tot de bescherming van de rechten van de mens in het kader van het acquis op het gebied van justitie en binnenlandse zaken geratificeerd met uitzondering van het Verdrag van de Raad van Europa van 1981 tot bescherming van personen ter zake van de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens.

Laatste wijziging: 09.12.2002