De richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid (2003-2005)

In de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid uit 2003 zijn prioriteiten geformuleerd voor structurele hervormingen waaraan met het oog op de belangrijkste economische doelstellingen van de Europese Unie gestalte moet worden gegeven. Het is voor het eerst dat de EU ter stroomlijning van haar beleid met een aantal coördinatie-instrumenten, zoals globale richtsnoeren voor het economisch beleid (GREB), werkgelegenheidsrichtsnoeren en een strategie voor de interne markt, werkt en zich daarbij op een tijdsbestek van drie jaar richt.

BESLUIT

Besluit nr. 2003/578/EG van de Raad van 22 juli 2003 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten.

SAMENVATTING

In het besluit wordt de lidstaten verzocht om een zodanig werkgelegenheidsbeleid te voeren, dat de doelstellingen en streefcijfers worden gerealiseerd, die in verband met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid (GREB) en de strategie voor de interne markt geformuleerd zijn. Al het op deze terreinen gevoerde beleid voor de middellange termijn (drie jaar) valt onder de algemene strategie voor dit decennium, die op de Europese Raad in Lissabon in 2000 uitgestippeld en in 2005 herzien is. In het kader van die herziening heeft de Commissie een nieuw voorstel voor een besluit met betrekking tot de werkgelegenheidsrichtsnoeren voorgelegd, dat vanaf 2006 moet ingaan. Hierin verzoekt de Raad van Ministers de lidstaten om een macro-economisch beleid voor stabiliteit en groei te voeren, een strakke begrotingsdiscipline in acht te nemen en in overleg met de sociale partners voor een gematigde loonontwikkeling te zorgen.

De werkgelegenheidsrichtsnoeren voor de periode 2003-2005 vullen het groeibeleid aan met een aantal structurele hervormingen die tot meer en betere werkgelegenheid moeten leiden. De Raad van Ministers geeft voorts aan op welke terreinen elke afzonderlijke lidstaat dringend hervormingen zou moeten invoeren. Verder is vastgelegd dat bij alle maatregelen in het kader van de hervormingen een plaats moet worden ingeruimd voor de genderdimensie.

De richtsnoeren haken in op de conclusies van de mededeling van de Commissie over de toekomst van de Europese werkgelegenheidsstrategie (es de en fr) (EWS). Doel van deze mededeling was de belangrijkste punten uit de Lissabonstrategie in de EWS te laten vloeien en eenvoudige en heldere prioriteiten voor de EWS op papier te zetten.

Fundamentele doelstellingen

De voornaamste doelstellingen van de Europese Unie (EU) op het gebied van de werkgelegenheid zien er als volgt uit:

De belangrijkste prioriteiten voor structurele hervormingen ("de tien geboden")

Om deze algemene doelstellingen te verwezenlijken verzoekt de Raad van Ministers de lidstaten om de volgende structurele hervormingen:

Het is aan de lidstaten de Europese werkgelegenheidsstrategie te implementeren. Om dit proces goed te kunnen sturen is een inbreng van de zijde van de nationale parlementen, de sociale partners en andere nationale, regionale en lokale instanties op werkgelegenheidsgebied van groot belang. De sociale partners worden op nationaal niveau, bedrijfstakniveau en brancheniveau betrokken bij de invulling van de werkgelegenheidsrichtsnoeren. Door transparantie, een goede verhouding tussen kosten en baten en goed ingezette financiële steun van de Structuurfondsen, met name het Europees Sociaal Fonds (ESF), kunnen de financiële middelen adequaat worden gespreid.

Referenties

Besluit

Datum van inwerkingtreding

Uiterste datum voor omzetting in de lidstaten

Publicatieblad

Besluit (EG) nr. 578/2003

22.7.2003

-

L 197 van 5.8.2003

GERELATEERDE BESLUITEN

Besluit nr. 2004/740/EG van de Raad van 4 oktober 2004 betreffende richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten [Publicatieblad L 326 van 29.10.2004]. De richtsnoeren uit Besluit nr. 578/2003 van de Raad zijn in dit nieuwe besluit aangehouden.

Besluit nr. 2002/177/EG van de Raad van 18 februari 2002 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten voor 2002. [Publicatieblad L 60 van 1.3.2002]. De belangrijkste vernieuwing in 2002 betrof de invoering van een horizontale doelstelling met betrekking tot de kwaliteit van het werk en de vóór 2005 te verwezenlijken doelstellingen op het gebied van de arbeidsparticipatie, die tussentijds op de Europese Raad in Stockholm waren geformuleerd. Deze doelstellingen zijn in de latere richtsnoeren overgenomen.

Besluit nr. 2001/63/EG van de Raad van 19 januari 2001 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten voor 2001 (es de en) [Publicatieblad L 60 van 1.3.2002]. De aloude pijlers voor het werkgelegenheidsbeleid (ondernemingszin, inzetbaarheid, aanpassingvermogen en gelijke kansen) worden in dit besluit gehandhaafd. Tegelijkertijd wordt de nieuwe algemene strategie voor het werkgelegenheidsbeleid geïntroduceerd, waarover de Europese Raad in Lissabon overeenstemming had bereikt. De Europese Raad had vastgelegd dat het participatiecijfer van 62,2% in 1999 tot 70% in 2010 (60% of meer bij vrouwen) moet stijgen. Het besluit betrekt de sociale partners nauwer bij de uitvoering en monitoring van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en bundelt een aantal vraagstukken van gelijke strekking bijvoorbeeld in de pijler "inzetbaarheid", die nu ook de richtsnoeren voor levenslang leren omvat. Om het verband met de integratie in de maatschappij te onderstrepen, krijgt ook de bestrijding van discriminatie op de arbeidsmarkt meer aandacht. Voor oudere werknemers is eveneens een groter aantal richtsnoeren opgenomen. Hierbij komen niet alleen belasting- en uitkeringsaspecten aan de orde, maar een hele reeks beleidsmaatregelen waardoor ouderen langer op de arbeidsmarkt kunnen blijven meedraaien.

Besluit nr. 2000/228/EG van de Raad van 13 maart 2000 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten voor 2000 (es de en) [Publicatieblad L 72 van 21.3.2000].

Laatste wijziging: 04.10.2005