Een samenhangend kader van indicatoren en benchmarks voor de toetsing van de Lissabondoelstellingen

Het kader van indicatoren en benchmarks dat in de mededeling wordt voorgesteld, dient om de Lissabondoelstellingen op onderwijs- en opleidingsgebied te toetsen. De vooruitgang op dat gebied wordt geëvalueerd om de Europese onderwijs- en opleidingsstelsels vóór 2010 tot een kwaliteitsreferentie op wereldniveau te maken.

BESLUIT

Mededeling van de Commissie van 21 februari 2007: "Een samenhangend kader van indicatoren en benchmarks voor de toetsing van de vorderingen met de Lissabondoelstellingen op onderwijs- en opleidingsgebied" [COM (2007) 61 definitief – Niet in het Publicatieblad bekendgemaakt].

SAMENVATTING

Indicatoren en benchmarks zijn essentieel voor de toetsing van vorderingen met het Lissabonproces. Het huidige kader is gebaseerd op het programma Onderwijs en opleiding 2010 en bevat twintig essentiële indicatoren (de kernindicatoren), die met contextindicatoren worden uitgebreid, en vijf benchmarks.

Dat kader bevordert de uitwisseling van ervaringen en goede praktijken en biedt de instrumenten voor:

KADER VAN INDICATOREN EN BENCHMARKS

Het kader van indicatoren en benchmarks omvat kernindicatoren van algemene aard en contextindicatoren waardoor aan precisie kan worden gewonnen.

De indicatoren en benchmarks zijn gestructureerd volgens de acht beleidsterreinen van de strategie Onderwijs en opleiding 2010. Dat zijn:

Verbetering van de rechtvaardigheid in onderwijs en opleiding

De Europese onderwijs- en opleidingsstelsels moeten rechtvaardig zijn. Onder rechtvaardigheid wordt de mate verstaan waarin mensen in termen van kansen, toegang, behandeling en resultaten van onderwijs en opleidingen kunnen profiteren. Bepaalde essentiële thema's als de bevordering van gendergelijkheid en de integratie van etnische minderheden en personen met een handicap worden getoetst.

Om de daadwerkelijke deelname aan een leven lang leren te garanderen, moet het aantal voortijdige schoolverlaters worden teruggedrongen. De Raad heeft dus een benchmark vastgesteld om het aantal voortijdige schoolverlaters tot 10 % te beperken.

De vooruitgang op dat gebied zal aan de volgende kernindicatoren worden getoetst:

Aan de hand van de indicator stratificatie van de onderwijs- en opleidingsstelsels kan het effect van de structuur en de institutionele differentiatie van de onderwijs- en opleidingsstelsels worden beoordeeld.

Bevordering van de doelmatigheid in onderwijs en opleiding

Een betere doelmatigheid is niet noodzakelijk nadelig voor de rechtvaardigheid van de onderwijsstelsels. Doelmatigheid en rechtvaardigheid kunnen hand in hand gaan.

Voor de doelmatigheid van de Europese onderwijs- en opleidingsstelsels is onder meer een optimaal gebruik van de beschikbare middelen van belang. Particuliere en publieke investeringen en investeringen in het hoger onderwijs moeten worden gesteund. Het hoger onderwijs is in vergelijking met andere landen immers ondergefinancierd.

De doeltreffendheid van de investeringen zal worden gemeten aan de investeringen in onderwijs en opleiding.

Concreet gestalte geven aan een leven lang leren

Een leven lang leren is van belang voor het concurrentievermogen, de inzetbaarheid, de economische welvaart, de sociale integratie, het actieve burgerschap en de zelfontplooiing van mensen die in een kenniseconomie werken.

Een diploma hoger secundair onderwijs is onontbeerlijk voor een beroepscarrière en voor een volwaardige deelname aan een leven lang leren. Daarom heeft de Raad twee benchmarks vastgelegd: in 2010 moet minstens 85 % van de jongeren in het bezit zijn van een diploma hoger secundair onderwijs en in 2010 moet 12,5 % van de volwassenen deelnemen aan een leven lang leren.

Aan de volgende kernindicatoren kan de vooruitgang op dat gebied worden getoetst:

Voorts kan aan de hand van de indicator aantal jongeren met een diploma hoger secundair onderwijs de bereidheid van jongeren om aan een leven lang leren deel te nemen worden getoetst.

Sleutelcompetenties van jongeren

De verwerving van basisvaardigheden is onmisbaar om in een kennismaatschappij te werken. Daarom heeft de Raad een benchmark vastgesteld, namelijk een daling van het percentage 15-jarigen met een slechte leesvaardigheid in de EU met ten minste 20 % ten opzichte van 2000.

De kernindicatoren waaraan de basisvaardigheden algemeen kunnen worden getoetst, zijn op de volgende sleutelcompetenties gebaseerd:

Modernisering van het schoolonderwijs

De kwaliteit van het schoolonderwijs hangt af van de verbetering van de kwaliteit van de lerarenopleiding en de permanente bijscholing van alle leraren. De Raad wees er ook op dat middelen als de zelfevaluatie van scholen belangrijk zijn. Opleidingen voor het beheren en gebruiken van dergelijke instrumenten moeten dus worden ondersteund.

De vooruitgang op dat gebied zal aan de volgende kernindicatoren worden getoetst:

Modernisering van beroepsonderwijs en -opleiding

Overeenkomstig het Kopenhagenproces moeten het imago en de aantrekkelijkheid van het beroepscurriculum voor werkgevers worden verbeterd, moet de deelname aan beroepsonderwijs en -opleiding worden vergroot, en moet de kwaliteit en flexibiliteit van initieel beroepsonderwijs en -opleiding worden verbeterd.

De vooruitgang op dit gebied zal worden getoetst aan de hand van de kernindicator aantal jongeren met een diploma hoger secundair onderwijs, met bijzondere aandacht voor beroepsopleiding.

Aan de hand van de indicator stratificatie van de onderwijs- en opleidingsstelsels kan worden gemeten in welke mate initieel beroepsonderwijs en -opleiding binnen de structuur van het onderwijs- en opleidingsstelsel beschikbaar is.

Voorts kan aan de hand van de contextindicator inzake deelname aan bij- en nascholing de rol van de ondernemingen worden beoordeeld ten aanzien van de deelname van hun werknemers aan bij- en nascholing en de financiering daarvan.

Modernisering van het hoger onderwijs

De modernisering van het hoger onderwijs en een betere financiering van universitair onderzoek dragen bij tot de doelstelling van de EU om een concurrerende kenniseconomie te worden. Het doel van het Bolognaproces is de totstandbrenging (in 2010) van een Europese ruimte voor hoger onderwijs waarin de mobiliteit van studenten en werkenden met een gemeenschappelijke diplomastructuur zal worden vergemakkelijkt.

De modernisering van het hoger onderwijs zal worden getoetst aan de benchmarks volgens welke tegen 2015 minstens 2 % van het BBP (zowel publieke als particuliere financiering) in een gemoderniseerde hogeronderwijssector moet worden geïnvesteerd en het aantal afgestudeerden in wiskunde, exacte wetenschappen en technologie tegen 2010 met 15 % moet zijn toegenomen.

De vooruitgang wordt aan de volgende drie kernindicatoren getoetst:

Inzetbaarheid

Om de uitdaging van meer werkgelegenheid aan te gaan, heeft de Raad concrete doelstellingen vastgesteld voor de totale arbeidsparticipatie, de arbeidsparticipatie van oudere werknemers en die van vrouwen.

Onderwijsniveau en sleutelcompetenties zijn de bepalende factoren voor iemands inzetbaarheid en aanpassingsvermogen gedurende het hele leven.

Om de inzetbaarheid te toetsen, worden de volgende indicatoren gebruikt:

GEGEVENSBRONNEN TER ONDERBOUWING VAN HET SAMENHANGEND KADER

Het kader van indicatoren en benchmarks is hoofdzakelijk gebaseerd op gegevens uit het Europees statistisch systeem (ESS).

Gegevens uit het ESS

Voor de productie van gegevens over onderwijs en opleiding binnen het ESS en het definiëren van de indicatoren worden diverse bronnen gebruikt. Die kunnen in twee groepen worden ingedeeld.

De eerste groep omvat de jaarlijkse survey van UNESCO (EN) / OESO (EN) (FR)/ Eurostat (DE) (EN) (FR) (UOE) over de formele onderwijsstelsels in de lidstaten, de vijfjaarlijkse enquête naar de voortgezette beroepsopleiding (CVTS), waarbij gegevens worden verzameld over bedrijfsopleidingen, en de vijfjaarlijkse enquête volwasseneneducatie (AES), die informatie verstrekt over leerpatronen bij volwassenen.

De tweede groep omvat algemene informatiebronnen zoals de arbeidskrachtenenquête (LFS) en het nieuwe EU-onderzoek inzake inkomen en levensomstandigheden (SILC). Er zijn ook andere specifieke bronnen (enquêtes naar het gebruik van ICT door huishoudens en ondernemingen).

Internationaal vergelijkbare gegevens zijn ook op nationaal vlak van belang. Daarom werkt een aantal landen aan de ontwikkeling van statistische infrastructuur om beter gegevens over onderwijsinstellingen en studerenden te kunnen produceren. De EU volgt deze werkzaamheden.

Gegevens die buiten het ESS worden geproduceerd

Het ESS is niet in staat alle statistische infrastructuur voor het kader van indicatoren en benchmarks te leveren. Eurydice en het Cedefop ontwikkelen samen met Eurostat de contextgegevens en -indicatoren die dat kader uitbreiden.

Voorts kan de Commissie zich ertoe genoopt zien zelf modaliteiten voor te stellen voor de ontwikkeling van instrumenten om gegevens te verzamelen, zoals bijvoorbeeld op het gebied van taalvaardigheden. De Commissie heeft eveneens een aanbeveling over de ontwikkeling van een enquête-instrument op het gebied van leercompetentie uitgewerkt. In de loop van 2007 is een grensoverschrijdende proefenquête gepland.

De Commissie werkt ook samen met internationale organisaties als de OESO, die hun eigen indicatoren ontwikkelen, en met de lidstaten.

CONTEXT

In 2002 hebben de staatshoofden en regeringsleiders besloten de Europese onderwijs- en opleidingsstelsels vóór 2010 tot een kwaliteitsreferentie op wereldniveau te maken. In het kader van de Lissabonstrategie hebben de ministers van Onderwijs gemeenschappelijke doelstellingen vastgesteld om de onderwijs- en opleidingsstelsels te verbeteren. Om die doelstellingen te halen, is het werkprogramma "Onderwijs en opleiding 2010" uitgewerkt.

Aan de hand van het samenhangend kader van indicatoren en benchmarks moeten de vorderingen worden getoetst. Dit kader vervangt en is rationeler en beknopter dan het kader dat voor de periode 2004 – 2006 was vastgesteld. Het kader voor de periode 2004 – 2006 telde namelijk 29 indicatoren en vijf benchmarks om de vooruitgang op het gebied van de dertien doelstellingen voor die periode te toetsen.

GERELATEERDE BESLUITEN

Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot vaststelling van een Europees referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding [Publicatieblad C 155 van 8.7.2009].

Verordening (EG) nr. 452/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 betreffende de productie en ontwikkeling van statistieken over onderwijs en een leven lang leren [Publicatieblad L 145 van 4.6.2008].

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 3 augustus 2007 – De kwaliteit van de lerarenopleiding verbeteren [COM(2007) 392 definitief – Niet in het Publicatieblad bekendgemaakt].

Aanbeveling 2006/962/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren [Publicatieblad L 394 van 30.12.2006].

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 8 september 2006 “Doelmatigheid en rechtvaardigheid in de Europese onderwijs- en opleidingsstelsels” [COM (2006) 481 definitief – Niet in het Publicatieblad bekendgemaakt].

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s van 20 oktober 2005 – "Europese waarden in een geglobaliseerde wereld – Bijdrage van de Commissie aan de ontmoeting van staatshoofden en regeringsleiders in oktober" [COM(2005) 525 definitief – Niet in het Publicatieblad bekendgemaakt].

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s van 12 oktober 2005 – "Meer onderzoek en innovatie – Investeren voor groei en werkgelegenheid – Een gemeenschappelijke aanpak" [COM(2005) 488 definitief – Publicatieblad C 49 van 28.2.2006].

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 1 augustus 2005 – "De Europese indicator van het taalvermogen" [COM(2005) 356 definitief – Niet in het Publicatieblad bekendgemaakt].

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 2005 over de onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordingsplicht van de nationale en communautaire statistische instanties [COM(2005) 217 definitief – Niet in het Publicatieblad bekendgemaakt].

Mededeling van de Commissie van 20 april 2005 – "Mobilisatie van het intellect in Europa: mogelijkheden voor universiteiten om een optimale bijdrage te leveren aan de Lissabonstrategie" [COM(2005) 152 definitief – Niet in het Publicatieblad bekendgemaakt].

Mededeling van de Commissie van 10 januari 2003 – "Efficiënt investeren in onderwijs en beroepsopleiding: een dwingende noodzaak voor Europa" [COM(2002) 779 definitief – Niet in het Publicatieblad bekendgemaakt].

Mededeling van de Commissie van 20 november 2002 – Europese benchmarks in onderwijs en opleiding: follow-up van de Europese Raad van Lissabon [COM(2002) 629 definitief – Niet in het Publicatieblad bekendgemaakt].

Resolutie van de Raad van 27 juni 2002 inzake levenslang leren [Publicatieblad C 163 van 9.7.2002].

Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2001 betreffende Europese samenwerking inzake kwaliteitsevaluatie in het schoolonderwijs [Publicatieblad L 60 van 1.3.2001].

Laatste wijziging: 16.08.2010