Efficiënt investeren in onderwijs en beroepsopleiding

Deze mededeling beoogt een efficiënter investeringsmodel voor onderwijs en beroepsopleiding in Europa op te zetten. Tevens wordt de lidstaten voorgesteld samenwerkingsverbanden op te richten en prikkels te bieden voor meer en blijvende investeringen van de kant van het bedrijfsleven en van individuen.

BESLUIT

Mededeling van de Commissie van 10 januari 2003 - Efficiënt investeren in onderwijs en beroepsopleiding: een dwingende noodzaak voor Europa [COM(2002) 779 def. - Niet verschenen in het Publicatieblad].

SAMENVATTING

Om de onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels een beslissende rol te laten spelen bij het behalen van de door de Europese Raad van Lissabon vastgestelde doelstelling - de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie ter wereld worden - dienen de lidstaten hierin voldoende middelen te investeren en erop toe te zien dat deze de juiste bestemming krijgen en zo doelmatig mogelijk worden beheerd.

Gezien de zeer concurrerende en dynamische internationale context dient in het investeringsbeleid voor onderwijs en beroepsopleiding rekening te worden gehouden met de nieuwe eisen van de kennismaatschappij. De EU lijkt op dit moment een zekere achterstand te hebben ten opzichte van de Verenigde Staten. Deze achterstand heeft met name betrekking op het aantrekken en behouden van talent in Europa. Het verschil in productiviteit tussen de EU en de VS wordt steeds groter. Deze trend kan worden omgebogen door niet alleen extra te investeren in onderzoek en ontwikkeling en informatie- en communicatietechnologie, maar ook in de Europese onderwijs- en beroepsopleidingsstelsels in hun geheel.

Verwezenlijken van een omvangrijke stijging van de totale investeringen in onderwijs.

In de EU wordt te weinig geïnvesteerd in menselijk potentieel. Hoewel de lidstaten van de EU, net als de Verenigde Staten, gemiddeld net iets meer dan 5 % van hun BBP aan overheidsuitgaven voor onderwijs en beroepsopleiding besteden, is er nog steeds sprake van een duidelijk tekort aan particuliere financiering. In het Europese sociale model werden particuliere bronnen altijd beschouwd als aanvulling en niet als vervanging van de publieke financiering. In het licht van de nieuwe uitdagingen van de mondialisering dienen deze echter te worden vergroot.

Ten aanzien van het niveau van de particuliere financiering van onderwijs en beroepsopleiding bestaat er een aanzienlijk onderscheid tussen de EU en de Verenigde Staten, dat alleen maar toeneemt. Sinds 1995 zijn de particuliere uitgaven voor onderwijsinstellingen in de EU slechts in zeer geringe mate gestegen (van ongeveer 0,55 tot omstreeks 0,66 % van het BBP). Dit cijfer bedraagt in Japan bijna het dubbele (ongeveer 1,2 % van het BBP) en in de VS is het bijna driemaal zo hoog (1,6 %).

Dit tekort aan particuliere financiering betreft met name sleutelterreinen van de kenniseconomie, zoals hoger onderwijs, volwassenenonderwijs en bij- en nascholing. In totaal investeert de EU beduidend minder in het hoger onderwijs dan de Verenigde Staten. De Verenigde Staten besteden per student tweemaal zo veel aan het hoger onderwijs als de EU. Het EU-gemiddelde voor het hoger onderwijs bedraagt slechts 1,1 % van het BBP tegenover 2,3 % in de VS. De kloof op het gebied van de financiering van het hoger onderwijs is derhalve nog breder dan die op het terrein van onderzoek en ontwikkeling (1,9 % van het BBP in de EU en 2,7 % in de Verenigde Staten). De Europese universiteiten betalen hiervoor de prijs.

Het tweede terrein waar duidelijk behoefte bestaat aan meer particuliere investeringen betreft bij- en nascholing en volwassenenonderwijs, waar van land tot land nog steeds grote verschillen bestaan. Slechts 40 % van de Europese werknemers neemt deel aan bij- en nascholingscursussen (23 % in het midden- en kleinbedrijf, MKB) en slechts 62 % van alle werkgevers biedt hun personeel enigerlei vorm van scholingsmaatregelen aan (56 % van de werkgevers in het MKB).

Hoewel particuliere bronnen van ondernemingen en particulieren in het Europese sociale model een aanvulling op de overheidsfinanciering vormen, zijn in het licht van de huidige situatie nieuwe gerichte overheidsinvesteringen en hogere particuliere bestedingen ter aanvulling van de overheidsgelden nodig. Dit vormt een probleem, met name voor verscheidene kandidaat-lidstaten vanwege hun budgettaire knelpunten en het hoge percentage van voor het formele onderwijs bestemde overheidsuitgaven.

Doeltreffender gebruik van de beschikbare middelen in een Europese context

Om de middelen zo doeltreffend mogelijk toe te wijzen wordt de lidstaten in deze mededeling tevens gevraagd de terreinen aan te pakken waarop sprake is van onrendabele investeringen, zoals een hoog percentage gezakten, vroegtijdige schoolverlaters, werkloze afgestudeerden, te lange studieduur en gering opleidingsniveau. De aandacht dient te worden gericht op scholing van onderwijzend personeel, nieuwe basisvaardigheden, levenslang leren, ICT, actief burgerschap en begeleiding.

Teneinde extra personele en financiële middelen aan te boren, wordt in de mededeling het belang benadrukt van activiteiten binnen samenwerkingsverbanden met bedrijven en individuen. Dit zou plaats moeten vinden middels een efficiënter beheer van de bestaande middelen en middels een regionale decentralisatie op het gebied van het beheer van middelen en programma's. Deze decentralisatie dient hand in hand te gaan met een grotere coördinatie tussen de ministeries van de lidstaten en dient uiteraard plaats te vinden met inachtneming van de Europese dimensie op het gebied van investeringsbesluiten.

Teneinde onderwijs en beroepsopleiding in staat te stellen een volwaardige rol te spelen in de Europese werkgelegenheidsstrategie en in de strategie van Lissabon, wordt de lidstaten in deze mededeling verzocht:

Context

In het kader van het gedetailleerde werkprogramma inzake de doelstellingen voor de onderwijs- en opleidingsstelsels, met inbegrip van de doelstelling om financiële middelen zo efficiënt mogelijk in te zetten, beoogt de mededeling het vraagstuk van investeringen in onderwijs en beroepsopleiding met grote zorg te benaderen, waarbij met name de aandacht uitgaat naar aspecten die verband houden met onderzoek, levenslang leren en werkgelegenheid.

GERELATEERDE BESLUITEN

Mededeling van de Commissie van 20 april 2005 - Mobilisatie van het intellect in Europa : mogelijkheden voor universiteiten om een optimale bijdrage te leveren aan de Lissabon-strategie [COM(2005) 152 def. - Niet verschenen in het Publicatieblad].

Mededeling van de Commissie van 5 februari 2003 - De rol van de universiteiten in het Europa van de kennis [COM(2003) 58 def.- Niet verschenen in het Publicatieblad].

Laatste wijziging: 11.05.2006