Nauwere samenwerking

INLEIDING

Nauwere samenwerking wordt door de lidstaten georganiseerd in het kader van het Europese beleid. Op die manier kunnen de deelnemende lidstaten nauwer samenwerken op de betrokken beleidsterreinen dan is voorzien in de verdragen. De nauwere samenwerking gebeurt in het kader van de Europese Unie, met de medewerking van de Europese instellingen en volgens de Europese procedures.

Nauwere samenwerking heeft ten doel de Europese integratie voor de meest ambitieuze lidstaten te versnellen. De deur blijft evenwel lopen voor de andere lidstaten die zich op een later tijdstip bij de deelnemende lidstaten willen aansluiten.

Er kan een nauwere samenwerking worden aangegaan op alle Europese beleidsterreinen, met uitzondering van die waarvoor de EU over exclusieve bevoegdheden beschikt.

ALGEMENE BEGINSELEN

Elke nauwere samenwerking dient het integratieproces van de Unie te versterken en mag geen afbreuk doen aan de interne markt noch aan de economische en sociale samenhang van de Unie. In het Verdrag van Lissabon is het minimumaantal lidstaten dat voor een nauwere samenwerking vereist is, vastgesteld op negen.

Nauwere samenwerking staat open voor alle lidstaten op het moment waarop zij wordt aangegaan. Deelname is ook daarna te allen tijde mogelijk, op voorwaarde dat de lidstaat in kwestie de in het kader van de nauwere samenwerking genomen besluiten naleeft. De Commissie en de lidstaten zien erop toe dat zoveel mogelijk lidstaten aan een nauwere samenwerking deelnemen.

De in het kader van een nauwere samenwerking aangenomen besluiten maken geen deel uit van het acquis communautaire. Zij worden uitsluitend toegepast door de deelnemende lidstaten.

De Raad en de Commissie zorgen ervoor dat de in het kader van een nauwere samenwerking ondernomen acties coherent zijn met de andere acties en beleidsmaatregelen van de Unie.

Op grond van het Verdrag van Lissabon kunnen in het kader van een nauwere samenwerking “overbruggingsclausules” worden toegepast, behalve voor besluiten die gevolgen hebben op militair of defensiegebied. Door deze overbruggingsclausules kan worden overgeschakeld van eenparigheid van stemmen op gekwalificeerde meerderheid van stemmen of van een bijzondere wetgevingsprocedure op een gewone wetgevingsprocedure.

PROCEDURE VOOR HET AANGAAN VAN EEN NAUWERE SAMENWERKING

Deze procedure geldt voor elke nauwere samenwerking, behalve voor die welke worden aangegaan in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid.

Lidstaten die nauwer willen samenwerken, richten daartoe een verzoek tot de Commissie, die vervolgens bij de Raad een voorstel indient. Na goedkeuring door het Europees Parlement kan de Raad toestemming verlenen voor de nauwere samenwerking.

Een lidstaat die wil deelnemen aan een bestaande nauwere samenwerking, moet een verzoek indienen bij de Commissie en de Raad. De Commissie beslist in eerste instantie of de lidstaat al dan niet aan de nauwere samenwerking kan deelnemen. Na meerdere weigeringen kan de lidstaat de Raad vragen om zich over het verzoek uit te spreken.

SPECIFIEKE PROCEDURE VOOR HET GEMEENSCHAPPELIJK BUITENLANDS EN VEILIGHEIDSBELEID (GBVB)

Een nauwere samenwerking op het gebied van het GBVB wordt niet aangegaan volgens de algemene procedure. De Commissie hoeft geen voorstel in te dienen en de goedkeuring van het Europees Parlement is niet vereist. Het is in wezen de Raad die met eenparigheid van stemmen beslist of hij de nauwere samenwerking tussen de betrokken lidstaten al dan niet toelaat. Bovendien dienen de Commissie en de Hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid een advies af te geven. Het Europees Parlement wordt alleen maar in kennis gesteld van het verzoek.

NAUWERE SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN DEFENSIE

Het Verdrag van Lissabon voorziet in drie specifieke vormen van samenwerking op het gebied van defensie.

Lidstaten die dat wensen, kunnen een permanente gestructureerde samenwerking instellen. Daarmee verbinden zij zich ertoe deel te nemen aan Europese programma’s betreffende militaire uitrusting en gevechtseenheden ter beschikking te stellen voor de missies van de EU. De procedure voor deze vorm van samenwerking is erg flexibel: er is geen minimumaantal lidstaten vereist en de Raad geeft zijn toestemming met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

De lidstaten kunnen ook deelnemen aan bepaalde missies in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid, meer bepaald de missies als bedoeld in artikel 43 van het Verdrag betreffende de EU. Het betreft onder meer humanitaire en vredeshandhavingsmissies. Voor deze vorm van samenwerking dient de Raad met eenparigheid van stemmen toestemming te verlenen.

Tot slot biedt het Europees Defensieagentschap samenwerkingsmogelijkheden voor lidstaten die hun militaire capaciteit willen vergroten. Het agentschap staat open voor alle lidstaten die eraan willen deelnemen.

BESPOEDIGINGSCLAUSULES OP STRAFRECHTELIJK EN POLITIEEL GEBIED

Met het Verdrag van Lissabon kunnen lidstaten gemakkelijker een nauwere samenwerking aangaan op het gebied van justitiële samenwerking in strafzaken. De procedure voor het aangaan van een nauwere samenwerking wordt versoepeld wanneer een lidstaat de “remclausule” heeft ingeroepen om zich te verzetten tegen de goedkeuring van een wetgevingshandeling op het gebied. In dat geval komt de nauwere samenwerking automatisch tot stand op basis van de betrokken ontwerp-wetgevingshandeling indien ten minste negen lidstaten eraan deelnemen. Deze clausule, de zogeheten “bespoedigingsclausule”, compenseert op die manier de “remclausule”.

Er werden nog twee andere bespoedigingsclausules voorzien voor de oprichting van een Europees parket en op het gebied van politiële samenwerking. In beide gevallen kunnen ten minste negen lidstaten een nauwere samenwerking aangaan. Voor een dergelijke samenwerking hoeft de Commissie geen voorstel in te dienen en hoeft niet gestemd te worden in de Raad.

OVERZICHTSTABEL

Artikel

Onderwerp

Verdrag betreffende de EU

20

Definitie van nauwere samenwerking

44

Samenwerking in het kader van een Europese missie op het gebied van defensie

45

Samenwerking in het kader van het Europees Defensieagentschap

46

Permanente gestructureerde samenwerking op defensiegebied

Verdrag betreffende de werking van de EU

326 tot 328

Algemene beginselen van nauwere samenwerking

329

Procedures voor het aangaan van een nauwere samenwerking

330

Stemprocedure voor een nauwere samenwerking

331

Deelname van een lidstaat aan een bestaande nauwere samenwerking

332

Kosten voor de totstandbrenging van een nauwere samenwerking

333

Overbruggingsclausules in het kader van een nauwere samenwerking

334

Rol van de Commissie en de Raad in de uitvoering van een nauwere samenwerking

82 en 83

Nauwere samenwerking in strafzaken

86

Nauwere samenwerking voor de oprichting van een Europees parket

87

Nauwere samenwerking op politieel gebied

Laatste wijziging: 15.03.2010