23.10.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 351/9


OPROEP TOT HET INDIENEN VAN VOORSTELLEN

„Steun voor voorlichtingsacties op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB)” voor 2016

(2015/C 351/09)

1.   INLEIDING — ACHTERGROND

Deze oproep tot het indienen van voorstellen is gebaseerd op Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (1).

Voorts zijn van toepassing op deze oproep tot het indienen van voorstellen: Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (2), alsmede Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (3).

In deze oproep wordt verzocht om de indiening van voorstellen ter financiering van in artikel 45 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde voorlichtingsmaatregelen met middelen uit de begroting voor 2016.

2.   DOELSTELLINGEN, THEMA(’S) EN DOELPUBLIEK

2.1.   Doelstellingen

De voorlichtingsmaatregelen hebben meer bepaald tot doel bij te dragen tot de verklaring, de uitvoering en de ontwikkeling van het GLB, het publiek vertrouwder te maken met de inhoud en de doelstellingen van het GLB, landbouwers en andere actoren die actief zijn in rurale gebieden te informeren, het Europese landbouwmodel te promoten en het publiek te helpen dit model te begrijpen.

Een voorlichtingsmaatregel bestaat uit een op zichzelf staand, samenhangend geheel van voorlichtingsactiviteiten met een eigen aparte begroting.

2.2.   Thema

Het thema voor deze oproep is: het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de toekomstige uitdagingen voor dit beleid.

Het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) is van cruciaal belang voor de continuïteit van de voedselvoorziening op lange termijn, en levert een belangrijke bijdrage aan de topprioriteiten van de Commissie, zoals investeringen, banen en groei, de klimaatverandering, de interne markt en de digitale eengemaakte markt (4). Het GLB draagt bij aan de duurzame ontwikkeling en de modernisering van de Europese landbouw en de Europese rurale economie in bredere zin. Dit beleid helpt bij het aanpakken van de mondiale uitdaging meer te produceren met minder grondstoffen.

2.3.   Doelpubliek

Het brede publiek (vooral jonge mensen in stedelijke gebieden) en/of landbouwers en andere partijen die actief zijn in rurale gebieden.

3.   INDICATIEF TIJDSCHEMA

 

Fase

Datum of periode

a)

Publicatie van de oproep

oktober 2015

b)

Uiterste datum voor indiening van aanvragen

30 november 2015

c)

Evaluatieperiode

15 december 2015-15 maart 2016

d)

Kennisgeving aan de aanvragers

april 2016

e)

Ondertekening van de subsidieovereenkomsten

april 2016

f)

Startdatum van de maatregel

1 mei 2016

4.   BESCHIKBAAR BUDGET

Het voor de medefinanciering van de activiteiten geoormerkte budget wordt geraamd op in totaal 2 500 000 EUR.

Dit bedrag is afhankelijk van de beschikbaarheid van de kredieten die zijn opgenomen in de ontwerpbegroting 2016 na vaststelling van de begroting 2016 door de begrotingsautoriteit of die zijn voorzien in het systeem van voorlopige twaalfden.

De Commissie behoudt zich het recht voor niet alle beschikbare middelen toe te wijzen.

5.   ONTVANKELIJKHEIDSVEREISTEN

De aanvragen moeten uiterlijk op 30 november 2015 worden ingediend, hetzij per post (aangetekend, met het poststempel als bewijs) hetzij per koerierdienst (met de datum van afgifte aan de koerierdienst als bewijs).

De aanvragen moeten schriftelijk worden ingediend (zie punt 14) aan de hand van de aanvraagformulieren en de begrotingsgerelateerde formulieren die beschikbaar zijn op:

http://ec.europa.eu/agriculture/grants-for-information-measures/

De aanvragen moeten in een van de officiële talen van de EU zijn opgesteld. Met het oog op een snelle verwerking van de aanvragen worden de aanvragers evenwel verzocht om hun aanvraag in het Engels, het Frans of het Duits in te dienen.

In het kader van deze oproep mag slechts één aanvraag per aanvrager worden ingediend.

Indien niet aan deze vereisten wordt voldaan, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

6.   SUBSIDIABILITEITSCRITERIA

6.1.   Subsidiabele aanvragers

De aanvrager (en eventuele met hem verbonden entiteiten) is een juridische entiteit die in een EU-lidstaat is gevestigd.

Entiteiten die volgens de toepasselijke nationale wetgeving geen rechtspersoonlijkheid hebben, kunnen subsidiabele aanvragers zijn mits hun vertegenwoordigers bevoegd zijn namens de entiteit juridische verbintenissen aan te gaan, garanties voor de bescherming van de financiële belangen van de Unie bieden die gelijkwaardig zijn aan de door rechtspersonen geboden garanties, en kunnen aantonen dat zij een financiële draagkracht en operationele capaciteit hebben die gelijkwaardig is aan die van rechtspersonen.

De bewijsstukken moeten samen met het aanvraagformulier worden ingediend.

Natuurlijke personen en entiteiten die zijn opgericht met als enige doel de uitvoering van een voorlichtingsmaatregel in het kader van deze oproep tot het indienen van voorstellen, zijn geen subsidiabele aanvragers.

Voorbeelden van subsidiabele organisaties:

(particuliere of openbare) non-profitorganisaties;

(nationale, regionale of lokale) overheden;

Europese verenigingen;

universiteiten;

onderwijsinstellingen;

onderzoekscentra;

bedrijven (die bijvoorbeeld actief zijn op het gebied van communicatiemedia).

Juridische entiteiten die met de aanvrager een juridische of financiële band hebben die niet beperkt blijft tot de voorlichtingsmaatregel noch tot stand is gebracht met als enige doel de uitvoering van de maatregel (zoals leden van netwerken, federaties, vakverenigingen), mogen als met de aanvrager verbonden entiteiten aan de voorlichtingsmaatregel deelnemen en mogen subsidiabele kosten declareren overeenkomstig punt 11.2.

De juridische en de financiële band mogen niet beperkt blijven tot de voorlichtingsmaatregel of alleen voor de uitvoering ervan tot stand zijn gebracht. Dat betekent dat de band ook zou bestaan als de subsidie niet zou worden toegekend, reeds moet bestaan vóór de oproep tot het indienen van voorstellen en moet blijven bestaan na het einde van de voorlichtingsmaatregel.

De juridische en de financiële band bevatten drie begrippen:

i)

zeggenschap, zoals gedefinieerd in Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (5) betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen.

Met de begunstigde verbonden entiteiten zijn onder meer:

entiteiten waarover de begunstigde direct of indirect zeggenschap heeft (dochterondernemingen of filialen van het eerste niveau). Het kan ook gaan om entiteiten waarover een door de begunstigde gecontroleerde entiteit zeggenschap heeft (kleindochterondernemingen of filialen van het tweede niveau). Dit geldt eveneens voor verdere niveaus van zeggenschap;

entiteiten die direct of indirect zeggenschap over de begunstigde hebben (moederondernemingen). Zo kan het ook gaan om entiteiten die zeggenschap hebben over een entiteit die zeggenschap heeft over de begunstigde;

entiteiten die onder dezelfde directe of indirecte controle staan als de begunstigde (zusterondernemingen);

ii)

lidmaatschap, d.w.z. de begunstigde is juridisch gedefinieerd als een netwerk, federatie of vereniging waarin ook de voorgestelde verbonden entiteiten deelnemen, of de begunstigde neemt deel in dezelfde entiteit (bijv. netwerk, federatie, vereniging) als de voorgestelde verbonden entiteiten;

iii)

specifieke gevallen: overheidsinstanties en overheidsbedrijven.

Overheidsbedrijven en overheidsinstanties (entiteiten die als dusdanig zijn opgericht volgens nationaal, Europees of internationaal recht) worden niet altijd als verbonden entiteiten beschouwd (bijv. openbare universiteiten of onderzoekscentra).

In het publieke domein wordt onder het begrip „verbonden” het volgende verstaan:

in het geval van een gedecentraliseerd bestuur (bijv. nationale, regionale of lokale ministeries, in het geval van afzonderlijke juridische entiteiten) kunnen de verschillende niveaus van de bestuurlijke structuur worden beschouwd als zijnde verbonden met de staat;

een overheidsinstantie die met een bestuurlijk doel door een overheid is opgericht en die onder toezicht van die overheid staat. Deze voorwaarde moet worden geverifieerd aan de hand van de statuten of andere handelingen tot oprichting van de overheidsinstantie. Dat betekent niet noodzakelijk dat de overheidsinstantie geheel of gedeeltelijk wordt gefinancierd uit de overheidsbegroting (bijv. nationale scholen die met de staat verbonden zijn).

Volgende entiteiten zijn niet met de begunstigde verbonden:

entiteiten die een aanbestedingscontract of uitbestedingscontract met de begunstigde hebben gesloten en die voor de begunstigde optreden als concessiehouders of delegatiehouders voor overheidsdiensten;

entiteiten die financiële steun van de begunstigde ontvangen;

entiteiten die op regelmatige basis met de begunstigde samenwerken op grond van een memorandum van overeenstemming of die bepaalde activa delen;

entiteiten die in het kader van de subsidieovereenkomst een consortiumovereenkomst hebben getekend.

Aanvragers met entiteiten die met hen verbonden zijn en aan de voorlichtingsmaatregel deelnemen, moeten in hun aanvraag:

dergelijke verbonden entiteiten vermelden in het formulier;

de schriftelijke instemming van deze verbonden entiteiten opnemen;

de bewijsstukken opnemen aan de hand waarvan kan worden nagegaan of deze entiteiten voldoen aan de subsidiabiliteitscriteria en de niet-uitsluitingscriteria.

Om de subsidiabiliteit van de aanvrager te kunnen beoordelen, moeten voor de aanvrager en de met hem verbonden entiteiten de volgende bewijsstukken worden ingediend.

Document

Beschrijving

Opmerkingen

Document A

Een kopie van de statutaire bepalingen/oprichtingsakte/statuten of gelijkwaardig

 

Document B

Een kopie van het bewijs van officiële registratie of een ander officieel document waaruit de oprichting van de entiteit blijkt

 

Document C (waar relevant)

Een document waarin een financiële of juridische band met de aanvrager wordt aangetoond

Voor alle verbonden entiteiten

Entiteiten zonder rechtspersoonlijkheid moeten de bovenvermelde documenten indienen. Als dat niet mogelijk is, moeten andere relevant geachte documenten ter staving worden overgelegd.

Bovendien moeten de entiteiten een document indienen waaruit blijkt dat hun wettelijke vertegenwoordigers bevoegd zijn om namens de entiteit juridische verbintenissen aan te gaan.

6.2.   In het kader van deze oproep subsidiabele activiteiten/Uitvoeringsperiode

A.   De voorlichtingsmaatregelen moeten worden uitgevoerd:

op multiregionaal of nationaal niveau;

op Europees niveau (met resultaten in meerdere lidstaten).

B.   De voorlichtingsmaatregelen moeten een of meer activiteiten uit de volgende (niet-volledige) lijst bevatten:

productie en distributie van multimedia- of audiovisueel materiaal;

productie en distributie van drukwerk (publicaties, posters, enz.);

het opzetten van internetinstrumenten en socialenetwerkinstrumenten;

media-evenementen;

conferenties, seminars, workshops (bij voorkeur met webstreaming) en studies over onderwerpen in verband met het GLB;

evenementen van het type „boerderij in de stad” om het belang van de landbouw aan de stadsbevolking te helpen uitleggen;

evenementen van het type „open boerderij” om de rol van de landbouw aanschouwelijk te maken voor de burger (bijv. aan de hand van best practices of innovatieprojecten);

statische of mobiele tentoonstellingen of infopunten.

C.   De volgende activiteiten zijn niet subsidiabel:

wettelijk opgelegde maatregelen;

maatregelen die in het kader van een andere begrotingslijn door de EU worden gefinancierd;

algemene of statutaire vergaderingen;

op lokaal niveau uitgevoerde activiteiten.

D.   Indicatieve periode voor de uitvoering van de voorlichtingsmaatregelen

1 mei 2016-30 april 2017.

7.   UITSLUITINGSCRITERIA

7.1.   Uitsluiting van deelname

Van deelname aan de procedure van de oproep tot het indienen van voorstellen worden uitgesloten aanvragers:

a)

die in staat van faillissement, vereffening, akkoord of surseance van betaling verkeren, of tegen wie het faillissement is aangevraagd, een procedure van vereffening, akkoord of surseance van betaling loopt, of die hun werkzaamheden hebben gestaakt of die in een vergelijkbare toestand verkeren als gevolg van een soortgelijke procedure krachtens de nationale wet- en regelgeving;

b)

die bij een beslissing van een bevoegde instantie van een lidstaat met kracht van gewijsde hetzij zelf, hetzij in hoofde van personen met vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid ten aanzien van hen, zijn veroordeeld voor een delict dat hun beroepsmoraliteit in het gedrang brengt;

c)

die in de uitoefening van hun beroep een ernstige fout hebben begaan, vastgesteld op elke grond die de aanbestedende diensten aannemelijk kunnen maken, met inbegrip van besluiten van de Europese Investeringsbank en internationale organisaties;

d)

die hun verplichtingen tot betaling van socialezekerheidsbijdragen of belastingen volgens de wetgeving van het land waar zij zijn gevestigd of van het land van de bevoegde ordonnateur dan wel van het land waar de subsidieovereenkomst moet worden uitgevoerd, niet nakomen;

e)

die bij een rechterlijke beslissing met kracht van gewijsde hetzij zelf, hetzij in hoofde van personen met vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid ten aanzien van hen, zijn veroordeeld voor fraude, corruptie, deelname aan een criminele organisatie, het witwassen van geld of enige andere illegale activiteit die de financiële belangen van de Unie schaadt;

f)

aan wie een administratieve sanctie als bedoeld in artikel 109, lid 1, is opgelegd.

7.2   Uitsluiting van toekenning van een subsidie

Aanvragers ontvangen geen financiële bijstand wanneer zij in de loop van de procedure voor toekenning van subsidies:

a)

in een belangenconflict verkeren;

b)

valse verklaringen hebben afgelegd in de door de Commissie verlangde inlichtingen voor deelname aan de procedure van subsidietoekenning, of deze inlichtingen niet hebben verstrekt;

c)

in een van de in punt 7.1 bedoelde situaties van uitsluiting verkeren.

Dezelfde criteria voor uitsluiting van deelname zijn van toepassing op met de aanvrager verbonden entiteiten.

Tegen aanvragers of, in voorkomend geval, tegen met hen verbonden entiteiten die valse verklaringen hebben afgelegd, kunnen administratieve en financiële sancties worden getroffen.

7.3   Bewijsstukken

Aanvragers en met hen verbonden entiteiten moeten een verklaring op erewoord afleggen waarin zij bevestigen niet in een van de in artikel 106, lid 1, en de artikelen 107, 108 en 109 van het Financieel Reglement bedoelde situaties te verkeren en dienen daartoe gebruik te maken van het betrokken formulier dat bij het aanvraagformulier voor deze oproep is gevoegd en beschikbaar is op:

http://ec.europa.eu/agriculture/grants-for-information-measures/

Volgens artikel 185 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 en artikel 131, lid 4, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 is deze certificering niet vereist voor subsidies van kleine bedragen, d.w.z. ≤ 60 000 EUR, of wanneer de certificering onlangs is verleend in het kader van een andere procedure voor subsidietoekenning.

8.   SELECTIECRITERIA

8.1.   Financiële draagkracht

De aanvragers moeten over solide financieringsbronnen beschikken die toereikend zijn om hun werkzaamheden gedurende de periode waarin de voorlichtingsmaatregel wordt uitgevoerd of het jaar waarvoor de subsidie wordt toegekend, te kunnen voortzetten en aan de financiering ervan bij te dragen. De financiële draagkracht van de aanvragers wordt beoordeeld aan de hand van de volgende bewijsstukken die zij bij hun aanvraag moeten voegen.

Voor subsidies van een klein bedrag (≤ EUR 60 000):

een verklaring op erewoord.

Voor subsidies van > 60 000 EUR:

een verklaring op erewoord, en

de winst- en verliesrekening en de balans voor het laatste afgesloten begrotingsjaar,

voor nieuw opgerichte entiteiten, ter vervanging van bovengenoemde documenten, het bedrijfsplan.

Entiteiten zonder rechtspersoonlijkheid moeten bewijzen dat zij over dezelfde financiële draagkracht beschikken als rechtspersonen.

De verplichting de financiële draagkracht te verifiëren geldt niet voor publiekrechtelijke instanties. De hierboven bedoelde documenten hoeven dus niet te worden ingediend indien de aanvrager een publiekrechtelijke instantie is.

Indien de gesubdelegeerd ordonnateur op basis van de ingediende documenten concludeert dat de financiële draagkracht niet volstaat, kan hij:

om aanvullende informatie verzoeken;

de aanvraag afwijzen.

8.2.   Operationele capaciteit

De aanvragers moeten de vereiste beroepsbekwaamheden en de juiste kwalificaties hebben om de voorgestelde voorlichtingsmaatregel tot een goed einde te brengen.

In dit verband moeten de aanvragers de volgende bewijsstukken indienen:

het curriculum vitae of de beschrijving van het profiel van de personen die hoofdverantwoordelijk zijn voor het beheer en de uitvoering van de voorlichtingsmaatregel;

de activiteitenverslagen van de organisatie over de laatste twee jaar;

een lijst van in de laatste twee jaar uitgevoerde projecten en activiteiten die verband houden met het door de oproep bestreken beleid of met de voorgestelde activiteiten.

Entiteiten zonder rechtspersoonlijkheid moeten bewijzen dat hun operationele capaciteit vergelijkbaar is met die van rechtspersonen.

9.   TOEKENNINGSCRITERIA

De verschillende communicatie-instrumenten en -activiteiten die deel uitmaken van de voorlichtingsmaatregel, moeten met elkaar verbonden zijn, en bovendien duidelijk zijn qua conceptuele aanpak en beoogde resultaten. Zij moeten tevens een significante impact hebben die meetbaar is aan de hand van de betrokken indicatoren in punt 11.4.

De aanvragen worden beoordeeld op basis van de volgende criteria:

1.

de relevantie van de maatregel: voorafgaande analyse van de behoeften en de specifieke, meetbare, haalbare en relevante doelstellingen (25 punten);

2.

de doeltreffendheid van de maatregel: thema, boodschappen en doelpubliek, gedetailleerd programma, tijdschema en methode voor de evaluatie achteraf (25 punten);

3.

de effectiviteit van de maatregel: de kosteneffectiviteit uit het oogpunt van de voorgestelde middelen (25 punten);

4.

de kwaliteit van het beheer van het project: de kwaliteit van de procedures en van de taakverdeling met het oog op de uitvoering van de verschillende activiteiten in het kader van de voorgestelde maatregel (25 punten).

10.   JURIDISCHE VERBINTENISSEN

Indien de Commissie een subsidie toekent, wordt aan de begunstigde een subsidieovereenkomst (met opgave van de bedragen in euro) toegezonden met daarin de voorwaarden, het niveau van de financiering en de procedure voor het formaliseren van de plichten van de partijen.

De twee kopieën van het origineel van de subsidieovereenkomst moeten eerst door de begunstigde worden ondertekend en vervolgens onmiddellijk naar de Commissie worden teruggestuurd. De Commissie zal de overeenkomst als laatste ondertekenen.

De toekenning van een subsidie houdt geen recht op subsidie voor de volgende jaren in.

11.   FINANCIËLE BEPALINGEN

11.1.   Algemene beginselen

a)   Beginsel van niet-cumuleerbaarheid

Een maatregel komt slechts in aanmerking voor één subsidie uit de begroting van de Unie.

Dezelfde kosten worden in geen geval tweemaal uit de begroting van de Unie gefinancierd. De aanvrager vermeldt de bronnen en bedragen van EU-financiering die hij tijdens hetzelfde begrotingsjaar voor dezelfde voorlichtingsmaatregel of een deel van de voorlichtingsmaatregel of voor de werking ervan heeft ontvangen of aangevraagd, evenals alle andere voor dezelfde voorlichtingsmaatregel ontvangen of aangevraagde financiering.

b)   Verbod op terugwerkende kracht

Subsidiëring met terugwerkende kracht van reeds voltooide maatregelen is niet toegestaan.

Subsidiëring van een reeds begonnen voorlichtingsmaatregel kan slechts worden toegestaan indien de aanvrager kan aantonen dat het noodzakelijk was met de voorlichtingsmaatregel te beginnen vóór de ondertekening van de subsidieovereenkomst.

In dat geval mogen de voor financiering in aanmerking komende uitgaven evenwel niet vóór de datum van indiening van de subsidieaanvraag zijn gedaan.

c)   Medefinanciering

Medefinanciering betekent dat voor de uitvoering van de activiteiten naast de EU-subsidie ook middelen uit andere bronnen worden benut.

Medefinanciering voor een voorlichtingsmaatregel kan afkomstig zijn uit:

de eigen middelen van de begunstigde;

inkomsten die door de voorlichtingsmaatregel worden gegenereerd;

financiële bijdragen van derden.

d)   Begroting in evenwicht

De geraamde begroting voor de voorlichtingsmaatregel dient bij het aanvraagformulier te worden gevoegd.

Zij moet:

bedragen bevatten die uitgedrukt zijn in euro. Aanvragers die voorzien dat de uitgaven niet in euro zullen worden gedaan, moeten de wisselkoers toepassen die wordt bekendgemaakt op de Infor-euro-website:

http://ec.europa.eu/budget/contracts_grants/info_contracts/inforeuro/inforeuro_en.cfm;

een evenwichtige verhouding tussen inkomsten en uitgaven vertonen;

een gedetailleerde raming van de kosten bevatten, met vermelding van ter zake relevante toelichtingen in de kolom „Opmerkingen”. Forfaitaire bedragen (behalve die vermeld in punt 11.2) worden niet aanvaard;

binnen de grenzen van de maximumbedragen blijven die door de Commissie voor bepaalde uitgavencategorieën zijn vastgesteld (zie de ter zake relevante documenten op

http://ec.europa.eu/agriculture/grants-for-information-measures/);

exclusief btw worden opgesteld als de aanvrager btw-plichtig is en recht heeft op btw-aftrek, of als de aanvrager een publiekrechtelijke instantie is;

met betrekking tot het inkomstendeel, melding maken van de rechtstreekse bijdrage van de aanvrager, de bij de Commissie aangevraagde subsidie, (in voorkomend geval) bijzonderheden over bijdragen van andere geldverschaffers, en alle inkomsten die het project zal genereren, met inbegrip van de eventueel door de deelnemers te betalen vergoedingen.

e)   Uitvoeringscontracten/onderaanbesteding

Wanneer voor de uitvoering van de voorlichtingsmaatregel een overheidsopdracht moet worden geplaatst (hier uitvoeringsopdracht genoemd), gunnen de begunstigden de opdracht aan de indiener van de offerte die de beste verhouding tussen kwaliteit en prijs biedt of die het goedkoopst is (naargelang van het geval). Zij vermijden hierbij belangenconflicten en bewaren de documentatie met het oog op een eventuele audit.

Wanneer de waarde van de opdracht meer dan 60 000 EUR bedraagt, dienen de begunstigden zich te houden aan de bijzondere voorschriften in de subsidieovereenkomst die bij de oproep is gevoegd. Bovendien moeten de begunstigden de aanbestedingsprocedure duidelijk documenteren en met het oog op een eventuele audit de documenten bewaren.

Entiteiten die optreden als aanbestedende diensten in de zin van Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad (6) of Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad (7), passen de geldende nationale voorschriften inzake overheidsopdrachten toe.

Bij onderaanbesteding, d.w.z. het uitbesteden van specifieke taken of activiteiten die deel uitmaken van de in het voorstel beschreven voorlichtingsmaatregel, moeten de voorwaarden die voor de uitvoeringsopdracht (zie hierboven) gelden, in acht worden genomen en moet bovendien aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

de onderaanbesteding mag slechts betrekking hebben op de uitvoering van een beperkt deel van de voorlichtingsmaatregel;

de onderaanbesteding moet te rechtvaardigen zijn, gezien de aard van de voorlichtingsmaatregel en wat nodig is voor de uitvoering ervan;

de onderaanbesteding moet duidelijk in de aanvraag worden vermeld.

f)   Financiële steun aan derden

De voorstellen mogen niet voorzien in financiële steun aan derden.

11.2.   Financiering

De financiering bestaat uit verschillende elementen:

vergoeding van maximaal 50 % van de werkelijk gemaakte subsidiabele directe kosten;

een forfaitair bedrag van 7 % van de totale subsidiabele directe kosten van de voorlichtingsmaatregel komt in aanmerking in het kader van de indirecte kosten die de algemene administratieve onkosten van de begunstigde vertegenwoordigen en die aan de voorlichtingsmaatregel kunnen worden toegerekend.

Als de organisatie een exploitatiesubsidie ontvangt tijdens de periode van uitvoering van de voorlichtingsmaatregel, zijn indirecte kosten niet subsidiabel.

Hetzelfde geldt voor personeelskosten die al door een exploitatiesubsidie worden gedekt.

Subsidiebedrag

Het subsidiebedrag (inclusief het forfait voor indirecte kosten) bedraagt 50 000 EUR tot 300 000 EUR.

Het bovenstaande impliceert dat de totale subsidiabele uitgaven voor de voorlichtingsmaatregel gedeeltelijk moeten worden gefinancierd door de begunstigde of uit andere bijdragen dan die van de EU.

(zie punt 11.1, onder c))

Subsidiabele kosten

Subsidiabel zijn kosten die daadwerkelijk door de ontvanger van een subsidie zijn gemaakt en aan de volgende criteria voldoen:

de kosten, met uitzondering van de kosten van eindverslagen, worden gemaakt tijdens de looptijd van de voorlichtingsmaatregel. De periode waarbinnen gemaakte kosten subsidiabel zijn, gaat in op de datum die in de subsidieovereenkomst is aangegeven.

Indien een begunstigde kan aantonen dat reeds voorafgaand aan de ondertekening van de overeenkomst met de voorlichtingsmaatregel moet worden begonnen, kunnen uitgaven die vóór de toekenning van de subsidie zijn gedaan, worden toegestaan. De periode waarbinnen gemaakte kosten subsidiabel zijn, mag in geen geval ingaan vóór de datum waarop de subsidieaanvraag is ingediend (zie punt 11.1, onder b));

de kosten worden aangegeven in de geraamde begroting voor de voorlichtingsmaatregel;

de kosten zijn noodzakelijk voor de uitvoering van de gesubsidieerde voorlichtingsmaatregel;

de kosten zijn aanwijsbaar en verifieerbaar, zijn met name opgenomen in de boekhouding van de begunstigde en zijn vastgesteld overeenkomstig de boekhoudkundige normen die van toepassing zijn in het land waar de begunstigde is gevestigd en overeenkomstig de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van de begunstigde;

de kosten zijn in overeenstemming met de vereisten van de geldende sociale en belastingwetgeving;

de kosten zijn redelijk en gerechtvaardigd en voldoen aan de vereisten van goed financieel beheer, met name wat zuinigheid en effectiviteit betreft.

De interne boekhoud- en auditprocedures van de begunstigde moeten het mogelijk maken een rechtstreekse overeenstemming te constateren tussen de voor de voorlichtingsmaatregel gedeclareerde kosten en ontvangsten en de overeenkomstige boekhoudrekeningen en bewijsstukken.

Deze criteria gelden tevens voor de met de aanvrager verbonden entiteiten.

Subsidiabele directe kosten

De subsidiabele directe kosten voor de voorlichtingsmaatregel zijn de kosten die, gelet op de hierboven vermelde subsidiabiliteitsvoorwaarden, identificeerbaar zijn als specifieke kosten die direct verband houden met de uitvoering van de voorlichtingsmaatregel en die daarom direct daarvoor kunnen worden geboekt, zoals:

kosten van het voor de voorlichtingsmaatregel ingezette personeel dat met de aanvrager een arbeidsovereenkomst of gelijkwaardig aanstellingsbesluit heeft gesloten; deze omvatten de reële lonen plus socialezekerheidsbijdragen en andere wettelijke kosten die als bezoldiging worden beschouwd, voor zover deze niet meer bedragen dan hetgeen de begunstigde normaliter als lonen uitbetaalt. Deze kosten kunnen een aanvullende bezoldiging omvatten, met inbegrip van betalingen op basis van aanvullende contracten, ongeacht hun aard, mits deze bezoldiging consequent en ongeacht de gebruikte financieringsbron wordt betaald telkens wanneer soortgelijk werk of soortgelijke expertise vereist is. Ook de personeelskosten van nationale overheden zijn subsidiabel voor zover zij verband houden met de kosten van activiteiten die de betrokken overheidsinstantie niet zou ondernemen indien het desbetreffende project niet zou worden uitgevoerd;

reiskosten (voor vergaderingen, waaronder in voorkomend geval opstartvergaderingen, conferenties, enz.) op voorwaarde dat deze kosten in overeenstemming zijn met de gangbare praktijk van de begunstigde op het gebied van reizen;

kosten die voortvloeien uit uitvoeringsopdrachten die door de begunstigde worden gegund voor de uitvoering van de voorlichtingsmaatregel, voor zover aan de in de subsidieovereenkomst vastgestelde voorwaarden is voldaan;

kosten die direct voortvloeien uit vereisten in verband met de uitvoering van de voorlichtingsmaatregel (informatieverspreiding, specifieke evaluatie van de voorlichtingsmaatregel, vertalingen, reproductie).

Bijlage V bij de ontwerpsubsidieovereenkomst die bij deze oproep is gevoegd, bevat een lijst van de bewijsstukken voor subsidiabele kosten en de vereiste bewijsstukken die moeten worden opgenomen in het slotverslag.

Subsidiabele indirecte kosten (algemene kosten)

Een forfaitair bedrag van 7 % van de totale subsidiabele directe kosten van de voorlichtingsmaatregel komt in aanmerking in het kader van de indirecte kosten die de algemene administratieve onkosten van de begunstigde vertegenwoordigen en die aan de voorlichtingsmaatregel kunnen worden toegerekend.

De indirecte kosten zijn subsidiabel mits zij geen kosten omvatten die onder een ander begrotingsonderdeel vallen.

Niet-subsidiabele kosten

De volgende kosten worden als niet-subsidiabel beschouwd:

bijdragen in natura,

kosten in verband met de aankoop van nieuwe of tweedehandsapparatuur,

kosten in verband met de afschrijving van apparatuur;

btw, tenzij de begunstigden kunnen aantonen dat zij deze overeenkomstig de geldende nationale wetgeving niet kunnen terugvorderen. Door publiekrechtelijke instanties betaalde btw is evenwel niet subsidiabel;

kapitaalopbrengsten;

schulden en kosten van schulden;

voorzieningen voor verliezen of schulden;

debetrente;

dubieuze schuldvorderingen;

door de bank van de begunstigde in rekening gebrachte kosten voor overmakingen van de Commissie;

wisselkoersverliezen;

kosten die door de begunstigde zijn gedeclareerd en in aanmerking zijn genomen in het kader van een andere door de Europese Unie gesubsidieerde voorlichtingsmaatregel;

buitensporige of roekeloze uitgaven.

Berekening van het definitieve subsidiebedrag

Het definitieve bedrag van de aan de begunstigde toe te kennen subsidie wordt vastgesteld na afloop van de voorlichtingsmaatregel en na goedkeuring van de betalingsaanvraag die de volgende documenten moet bevatten, inclusief, in voorkomend geval, ter zake relevante bewijsstukken:

een technisch eindverslag met nadere gegevens over de uitvoering en de resultaten van de voorlichtingsmaatregel, met inbegrip van ter zake relevante bewijsstukken;

de eindrekening van de daadwerkelijk gemaakte kosten met de ter zake relevante bewijsstukken (zie bijlage V van de bij deze oproep gevoegde ontwerpsubsidieovereenkomst).

De EU-subsidie mag niet tot doel of gevolg hebben dat in het kader van de voorlichtingsmaatregel van de begunstigde winst wordt geboekt. Winst wordt gedefinieerd als de ontvangsten die na aftrek van de door de begunstigde gemaakte subsidiabele kosten overblijven bij de indiening van het laatste betalingsverzoek. Wanneer winst wordt gemaakt, heeft de Commissie het recht het percentage van de winst terug te vorderen dat overeenkomt met de bijdrage van de Unie in de daadwerkelijk door de begunstigde gemaakte subsidiabele kosten voor de uitvoering van de voorlichtingsmaatregel.

11.3.   Verslagperioden en betalingsregelingen

Een enkele verslagperiode vanaf de inwerkingtreding van de overeenkomst tot het einde van de in artikel I.2.2 van de subsidieovereenkomst vastgestelde periode.

Er worden geen voorschotten en geen tussentijdse betalingen overgemaakt. Alleen de eindbetaling wordt aan de begunstigde overgemaakt. De eindbetaling mag niet meer bedragen dan het in artikel I.3 van de subsidieovereenkomst genoemde maximumbedrag.

12.   ZICHTBAARHEID

12.1.   Rol van de begunstigden

In alle publicaties of in samenhang met activiteiten waarvoor de subsidie wordt gebruikt, moeten de begunstigden duidelijk aangeven dat de Europese Unie in de financiering heeft bijgedragen. Bovendien moeten de begunstigden gebruikmaken van een verklaring waarin wordt bepaald dat de EU niet verantwoordelijk is voor de standpunten die worden ingenomen in de publicaties en/of in samenhang met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt gebruikt.

In dit verband moeten de begunstigden de naam en het logo van de Europese Unie voldoende zichtbaar vermelden op alle publicaties, posters, programma’s en bij andere activiteiten die in het kader van de medegefinancierde voorlichtingsmaatregel tot stand zijn gekomen.

De tekst en het logo van de Europese Unie en de hierboven bedoelde verklaring zijn beschikbaar op

http://ec.europa.eu/agriculture/grants-for-information-measures/.

Indien niet volledig aan deze eis wordt voldaan, kan de subsidie voor de begunstigde overeenkomstig worden verlaagd conform de bepalingen in de subsidieovereenkomst en de vereiste de naam en het logo van de Europese Unie voldoende zichtbaar te vermelden bij de activiteiten die in het kader van de medegefinancierde voorlichtingsmaatregel tot stand zijn gekomen.

12.2.   Rol van de Commissie

Alle informatie over subsidies die in de loop van een begrotingsjaar zijn toegekend, wordt uiterlijk op 30 juni van het jaar na het begrotingsjaar waarin de subsidies zijn toegekend, bekendgemaakt op een internetsite van de instellingen van de Europese Unie.

De Commissie zal de volgende informatie publiceren:

naam van de begunstigde,

adres van de begunstigde,

het voorwerp van de subsidie,

het toegekende bedrag.

Indien de begunstigde daartoe een gemotiveerd en naar behoren gestaafd verzoek indient, wordt afgezien van bekendmaking wanneer deze bekendmaking afbreuk zou doen aan de bij het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie beschermde rechten en vrijheden van personen of wanneer deze bekendmaking de commerciële belangen van de begunstigden zou schaden.

13.   GEGEVENSBESCHERMING

Naar aanleiding van reacties op een oproep tot het indienen van voorstellen moeten persoonsgegevens (zoals naam, adres en cv) worden geregistreerd en verwerkt. Deze gegevens zullen worden verwerkt met inachtneming van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (8). Tenzij anders vermeld, zijn de vragen en de gevraagde persoonsgegevens noodzakelijk ter beoordeling van de aanvraag overeenkomstig de specificaties van de oproep tot het indienen van voorstellen en worden ze uitsluitend voor dat doel verwerkt door [de voor de verwerking verantwoordelijke instantie]. Voor nadere bijzonderheden betreffende de verwerking van persoonsgegevens kunt u de privacyverklaring raadplegen op:

http://ec.europa.eu/dataprotectionofficer/privacystatement_publicprocurement_en.pdf

Persoonsgegevens kunnen door de rekenplichtige van de Commissie in het systeem voor vroegtijdige waarschuwing (EWS), dan wel in zowel het EWS als de centrale gegevensbank van uitsluitingen (CED) worden geregistreerd, indien de begunstigde in een van de situaties verkeert als genoemd in:

Besluit 2014/792/EU van de Commissie van 13 november 2014 betreffende het systeem voor vroegtijdige waarschuwing dat door de ordonnateurs van de Commissie en de uitvoerende agentschappen dient te worden gebruikt (9) (voor meer informatie, zie de privacyverklaring op: http://ec.europa.eu/budget/contracts_grants/info_contracts/legal_entities/legal_entities_en.cfm),

of

Verordening (EG, Euratom) nr. 1302/2008 van de Commissie van 17 december 2008 over de centrale gegevensbank van uitsluitingen (10) (voor meer informatie, zie de privacyverklaring op: http://ec.europa.eu/budget/explained/management/protecting/protect_en.cfm)

14.   PROCEDURE VOOR DE INDIENING VAN VOORSTELLEN

De voorstellen moeten uiterlijk op de in punt 5 bepaalde termijn en overeenkomstig de formele voorschriften worden ingediend.

Na de termijn voor indiening mag de aanvraag niet meer worden gewijzigd. Aanvragers die, als gevolg van een duidelijke administratieve fout van hun kant, nalaten bewijsstukken over te leggen of verklaringen af te leggen, worden door de Commissie verzocht de ontbrekende informatie te verstrekken of opheldering omtrent de bewijsstukken te verschaffen tijdens de evaluatieprocedure. Het voorstel mag door deze informatie of opheldering niet substantieel worden gewijzigd.

De aanvragers worden schriftelijk op de hoogte gebracht van de uitkomst van de evaluatieprocedure voor hun aanvraag.

De voorstellen moeten worden ingediend op papier.

Aanvraagformulieren zijn beschikbaar op:

http://ec.europa.eu/agriculture/grants-for-information-measures/

De aanvragen moeten worden ingediend op het juiste, correct ingevulde en gedateerde formulier, moeten een evenwichtige begroting bevatten (inkomsten/uitgaven) en moeten zijn ondertekend door de persoon die gemachtigd is namens de aanvragende organisatie juridisch bindende overeenkomsten aan te gaan.

Eventuele aanvullende informatie die de aanvrager noodzakelijk acht, kan op afzonderlijke vellen worden verstrekt.

De aanvragen moeten naar het volgende adres worden verstuurd:

Europese Commissie Eenheid AGRI. E.5

Oproep tot het indienen van voorstellen 2015/C 351/09

Ter attentie van het hoofd van de eenheid

L130 4/149

1049 Brussel

BELGIË

per post, met het poststempel als bewijs van de datum van afgifte aan de post;

per koerierdienst, met de datum van het bewijs van afgifte aan de koerierdienst als bewijs.

De ontvankelijkheid van de aanvragen wordt beoordeeld op basis van de papieren versie.

Contact

Met vragen over de oproep kunt u via e-mail terecht op agri-grants@ec.europa.eu. De uiterste datum voor het stellen van vragen is 13 november 2015, om 24.00 uur.

De meest relevante vragen en antwoorden zullen worden bekendgemaakt op: http://ec.europa.eu/agriculture/grants-for-information-measures/

15.   EVALUATIEPROCEDURE

Ontvankelijk bevonden aanvragen zullen in de onderstaande volgorde aan de volgende criteria worden getoetst.

1.

Eerst toetst het evaluatiecomité de aanvragen aan de uitsluitingscriteria (punt 7).

2.

Vervolgens toetst het evaluatiecomité de aanvragen aan de selectiecriteria (punt 8).

3.

Daarna toetst het evaluatiecomité de aanvragen die geslaagd zijn voor de vorige ronden, aan de gunningscriteria (punt 9).

4.

Tot slot toetst het evaluatiecomité de aanvragen aan de subsidiabiliteitscriteria (punt 6).

De aanvragen moeten minstens 60 % in totaal halen. Aanvragen die de minimumdrempels voor kwaliteit niet halen, worden uitgesloten.

Na de evaluatie van de aanvragen stelt de Commissie een lijst op van aanvragen, gerangschikt volgens hun score.

De Commissie stelt op basis van bovengenoemde lijst een lijst op van aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, en eventueel een reservelijst, naargelang de voor deze oproep beschikbare begroting.

16.   BIJLAGEN

Het aanvraagformulier (met de controlelijst van te verstrekken documenten) is beschikbaar op: http://ec.europa.eu/agriculture/grants-for-information-measures/

Een model voor de subsidieovereenkomst is beschikbaar op: http://ec.europa.eu/agriculture/grants-for-information-measures/


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.

(2)  PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1.

(3)  PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1.

(4)  http://ec.europa.eu/index_nl.htm

(5)  PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19.

(6)  PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65.

(7)  PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243.

(8)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(9)  PB L 329 van 14.11.2014, blz. 68.

(10)  PB L 344 van 20.12.2008, blz. 12.